Om 12.00 uur wordt de zitting hervat na voorlezing van Salaì’s nieuwe memorie, die in drievoud wordt overgeschreven en bij de stukken gevoegd als nieuw bewijs ten laste van verdachte.
Salaì heeft toegegeven dat hij talrijke ernstige vergrijpen heeft gepleegd in het kader van één misdadig plan ten nadele van drie personen die nog niet volledig zijn geïdentificeerd maar bekendstaan als Blasco, Rubè en Ferramonti, en ook ten opzichte van Blasco’s vader:
— oplichterij, door een spelletje doorgestoken kaart van de drie beroepsvalsspelers die voorlopig bij het gerecht bekendstaan als Lelijkerd, Tovenaar en Mankepoot;
— bedreigingen, door bemiddeling van dezelfde valsspelers, aan het adres van Blasco en zijn vader;
— onbetaalde schulden bij de herberg waar hij heeft overnacht in Rome, alsook (zoals verdachte zelf heeft bekend) bij andere schuldeisers in dezelfde stad.
De aanwijsbare verwarring in verdachtes verklaring is een duidelijk teken dat hij met het ene na het andere verhaal de onhandige leugens die hij in zijn memories heeft rondgestrooid probeert af te dekken. Pas na foltering is de waarheid, zij het voor een klein deel, boven water gekomen. Salaì heeft bijvoorbeeld in zijn voorgaande memorie beweerd dat hij diverse dagen heeft ‘gegeten als een beest’, en beloofde dat hij verderop de reden zou uitleggen. Maar die uitleg (de maaltijden met Ferramonti) kwam pas met de memorie daarna, nadat hem de marteling was toegediend.
De opeenstapeling van ernstige omissies, contradicties en onjuistheden (deels door hem zelf toegegeven) toont derhalve aan, alsof dat nog nodig was, welke waarheid Salaì wanhopig probeert te verdoezelen: dat hij zelf Blasco heeft vermoord en zich vervolgens meester heeft gemaakt van het boek om niet het bedrag te hoeven betalen dat met dezelfde Blasco, Rubè en Ferramonti overeen was gekomen. Vervolgens zou hij waarschijnlijk aan ser Leonardo da Vinci het boek overhandigen, waarbij hij echter de rest van het aanvankelijk door Leonardo zelf voor de aankoop beschikbare geld voor zichzelf hield.
Verdachte liegt dan ook onbeschaamd met zijn verklaring dat hij niet de hand heeft weten te leggen op het boek, dat hij wellicht duur hoopte door te verkopen.
Salaì heeft van meet af aan de poststations opgesomd die hij in de loop van zijn reis heeft aangedaan, en daarbij gezegd dat het er 18 waren, maar na telling van de genoemde stations blijken het er slechts 17 te zijn. Nieuwsgierig geworden door deze tegenstrijdigheid vroeg de Rechter aan Salaì om bij elke volgende memorie alle door hem op zijn reis aangedane plaatsen op te sommen, om te zien of hij steeds hetzelfde station achterwege liet (zoals ook is gebeurd), en wel dat van Figline tussen Treghi en Ponte de le Vane, waar hij zeker gestopt is, aangezien het reisplan en de grote afstand tussen het ene en het andere station dat voorschrijven. Genoemde omissie heeft tot de verdenking geleid dat hij juist op het poststation van Figline iets onoirbaars heeft gepleegd. Daarom is men ertoe overgegaan twee wapenknechten ter plekke te sturen die na een kort vooronderzoek ontdekten dat Salaì inderdaad in Figline had overnacht en aan de serveerster van het poststation een boek had toevertrouwd. Het meisje vertelde dat ze, niet gewend aan gevaarlijke misdadigers, de nacht met Salaì heeft doorgebracht en hopeloos verliefd op hem is geraakt, en erin heeft toegestemd om van hem een zeker boek in bewaring te houden tot hij weer terug zou komen. Het werk blijkt uitgerekend datgene te zijn wat Salaì in Rome was gaan zoeken, en wat dus niet op raadselachtige wijze uit Ferramonti’s huis is verdwenen, zoals verdachte vertelde, maar na de moord op Blasco door hem is meegenomen, hetgeen bevestigd wordt door de aanklacht.
Verdachte onderbreekt hier de Rechter en protesteert dat hij niemand heeft vermoord, hij geeft toe dat hij inderdaad op het laatst het boek in bezit heeft kunnen krijgen en kunnen meenemen op reis naar Florence, maar vraagt te mogen uitleggen waarom en hoe dat is gebeurd, zodat hij zijn rol hierin definitief kan ophelderen.
Gezien de ernst van de aantijgingen die verdachte boven het hoofd hangen trekt de onderzoeksrechter zich in de raadskamer terug voor overleg met de griffier om tot een besluit te komen.
Een uur later, om 1.30 uur, wordt de zitting hervat. In het licht van alle redelijke overwegingen pro en contra het verzoek van verdachte staat de Rechter hem toe een laatste tekst in te dienen, waarna het vonnis zal worden geveld. Dit neemt niet weg dat voor de punten van de aanklacht (moord, oplichterij, diefstal) de doodstraf is voorzien, snel en in het openbaar uit te voeren op een daartoe geschikte plaats en tijdstip.
Verdachte onderbreekt de Rechter opnieuw, valt op zijn knieën, belooft in tranen het gerecht zo snel mogelijk van zijn onschuld te overtuigen en smeekt alle overheden van Florence, God zegene haar samen met de grote gonfaloniere Pier Soderini, om medelijden te hebben met een arme jongeman die in een enorme intrige terecht is gekomen door de schuld van die halve zool (letterlijke uitdrukking van verdachte) van een Lionardo.
De onderzoeksrechter legt Salaì het zwijgen op, laat hem weer door de wapenknechten overeind helpen en terugbrengen naar de cel om de tekst op te stellen die hij te zijner verdediging wenst in te dienen. De zitting zal met voorlezing van de laatste memorie van verdachte worden hervat.
Om 1.45 uur wordt de zitting opgeheven.
Laatste memorie
waarin eens en voor al wordt uitgelegd
Hoe Salaì ten slotte het boek voor Lionardo heeft gevonden En zonder zich eigen af te laten maken uit Rome is gevlucht En vooral de kinderen heeft geleerd
Hoe Columbus Amerika heeft
Kunnen ontdekken
(Als hij het geweest is, natuurlijk)
Uitnemende Mijnheer de Rechter,
Allereerst dank ik U zeer dat U ditmaal voordat U me weer een memorie liet schrijven de zweep bent vergeten want een zweepslag is nou typisch iets wat niet zo leuk is en als je die effe kan vermijden is het altijd beter vooral voor je rug.
Ten tweederens lijkt het mij ongelofelijk dat u me wil laten ophangen voor de dingen die ik Salaì zelf U heel duidelijk en oprecht heb verteld zonder niks weg te moffelen, want ik zweer bij hoog en bij laag op de kloten van Lionardo dat ik de waarheid heb gesproken, alleen aan het begin had ik een dingetje weggelaten want anders komt er door te veel bijzonderheden alleen maar verwarring in Uw kersenpit.
Toch geloof ik niet echt dat U me wil laten ophangen en volgens mij is het gewoon een hard uitgevallen grap, maar ook wel weer aardig ha ha, hoe dan ook, omdat ik de dingen niet graag licht opneem stop ik in deze laatste memorie voor de zekerheid alles maar dan ook alles wat ik nog niet had verteld, ook de stomme onbenulligheden dan raakt U overtuigd dat ik niks gedaan heb en laat U me vrij.
Het is dus zeg maar als volgt gegaan: Lionardo wou de eerste wereldkaart maken met Amerika erop om zijn vrienden Benci en Vespucci paf te doen staan en hij stuurde me naar Rome om dat boek te kopen dat in Lotharingen was gemaakt dus bijna in de Elzas, waardoor ie stilletjes de al bestaande kaart kan overnemen en zonder veel moeite goed voor de dag kan komen waar Lionardo zo dol op is. Vervolgens heeft ie me helemaal netjes aangekleed met linten kant kwikjes en strikjes en me naar Rome gestuurd, waar ik ben aangekomen na een mooie reis waarop ik 18 poststations heb aangedaan en wel Treghi, Figline, Ponte de le Vane, Bastardo, Castiglion Fiorentino, l’Ossaia, Castiglion del Lago, Castel de la Pieve, Ponte Carnaiolo, de stad Orvieto waar ze goeie luitsnaren maken, Capraccia, de stad Montefiascone, de stad Viterbo, via het kasteel van Ronciglione, Monterosio, Baccano, toen La Storta en ten slotte de stad Rome (pas op Mijnheer de Rechter let wel dat ik dit keer in het begin niet Figline ben vergeten dat tussen Treghi en Ponte de le Vane ligt anders zegt U nog dat ik U wil belazeren).
In Rome ben ik eerst naar pater Dati gegaan en toen naar de Duitse boekhandelaar die Silber heet en die hebben me alleen maar praatjes voor de vaak verkocht om mijn tijd te verdoen, en het was duidelijk dat ze met een hoop angst en argwaan zaten en iets voor me wouen achterhouen. Die avond heeft iemand me op de tafel van de osteria waar ik at de eerste bedreiging met het getal 10 gedaan. Toen kwam ik Rubè Blasco en Ferramonti tegen die me eerst een pak slaag gaven en gevangen hielden, maar me daarna van allerlei boeiends over Vespucci en Columbus hebben verteld en over hoe de ontdekking van Amerika echt is gegaan, en vooral hadden ze het boek dat ik zocht; en om ze in de war te maken en het boek van hun te kunnen kopen heb ik ze verteld dat die zaak vast ook te maken heeft met de Elzassers die hele machtige Duitsers zijn met een hoop macht hier in Rome, en dat ze hier en in Duitsland met smerige laster tegen de paus en allerhande bedrog een grote rotzooi aan het bekokstoven zijn om een hele nieuwe Duitse kerk te maken en die van Rome naar de hel te sturen, en Rubè Blasco en Ferramonti waren heel geïnteresseerd in dit verhaal maar het boek verkopen ho maar.
Toen kwam ik Dorothea tegen de dochter van een Elzasser en ik ontdekte dat ik zeven jaar geleden bij haar een zoon heb gemaakt die Alighiero heet een kereltje dat altijd grote herrie schopt; toen kwam ik Gioseppina tegen waar ik zeven jaar geleden mee heb gevotst en ik kwam erachter dat ik bij haar een dochter heb gemaakt die Deledda heet en ook grote herrie schopt; toen kwam ik het dienstmeisje tegen dat Anna heet en dat ik zeven jaar geleden ook aan het spit heb geregen maar bij haar kwam ik erachter dat ik geen kind heb gemaakt maar wel een Poolse professor in de astronomiek die Copernicus heet, en dat joch heet Torquato en hij is verstandig en gehoorzaam en houdt van studeren en wiskunde leren en ’s avonds gaat ie uit het raam naar de sterren kijken. Toen heb ik met elk van de drie vrienden dus Rubè Blasco en Ferramonti een klein geintje uitgehaald zodat ze alle drie in waanzinnige geldnood zouen raken en over de streep getrokken werden om het boek te verkopen dat Lionardo wil. Toen wat nog meer o ja, ik kwam steeds maar weer dat superlekkere meidje Lucia tegen met een huid zo blank als ricotta en lippen zo rood als bloed dat getrouwd is met meester Renzo en dat me altijd aankeek van neuk me neuk me en rondliep met een paar grote bollen waar heel Rome een harde pik van kreeg maar die waren van hout.
Toen kreeg ik weer een dreigement met het getal 10 en wel de kippenkop in mijn zak helemaal vol bloed wat goor Mijnheer de Rechter en wat een achterlijke grap hè?
Afijn daarna Mijnheer de Rechter zou ik in de dagen dat ik erop uitging met Dorothea en Alighiero Gioseppina en Deledda tegenkomen, want in Rome heb je weiden waar de kinderen tegen de avond allemaal samen gaan spelen en daar lopen hun moeders met ze naartoe. Dus daags voordat ik Lucia haar beurt gaf en daarna Blasco vermoord in mijn bed aantrof en uit Rome weg moest, kwamen niet alleen Dorothea en Alighiero en ik mekaar tegen zoals ik in het begin had gezegd Mijnheer de Rechter, maar nou ik er nog es goed over nadenk waren we er allemaal Dorothea Gioseppina Anna en ik en de kinderen Alighiero Deledda en Torquato die met mekaar speelden alsof ze mekaar altijd al kenden, en ze renden van hot naar haar en trokken me mee naar rechts en naar links, en ze rukten en plukten aan me van hup Salaì ga met ons mee vissen want we hebben geen pier, en ze sprongen op mijn rug en trokken aan mijn oren en gleden er weer af en dan knepen ze in mijn kont om me kwaad te maken enzovoorts enzoverder maar ik Mijnheer de Rechter vond het eigenlijk best leuk om met ze te spelen dan kon ik even bij hun moeders weg, want het gesprek was wel het ergste wat U zich kan voorstellen.
Anna zei uitgeslapen tegen de twee andere moeders van o maar wat lijken die twee kinderen van jullie toch op mekaar, ze hebben de krullen van iemand die ik ken, het is echt opvallend; de andere twee van huh? Ah ehm ja jazeker, en toen zei een van hun om op de verdachtmaking te reageren van jouw zoon heeft ook wel iets bijzonders wie weet wat voor iemand zijn vader is, zo van jij hebt ook helemaal geen man hoor en je zoon geen vader. Toen hervatte het dienstmeisje met een vage blik van Salaì is wel een aardige vent, en een van de andere twee van ah ik wist wel dat jij het ook wist, zo van zelfs de mussen weten nog dat ie jou ook een beurt geeft. De derde vrouw zei toen van nou ik ga even een loopje maken want ik hou niet van ruzie, en de twee anderen zeiden van misschien vind je het vervelend dat je zoon op iemand lijkt die je kent; enzovoorts steeds met gewiekste venijnige grappen zoals alleen vrouwen kunnen, die als ze hun best doen de heilige Jozef nog aan het schelden krijgen.
Terwijl de drie vrouwen om strijd deeën wie de grootste kuttenkop was, liep ik weg want het is wel lekker om je er bij een vrouw tussen te werken maar tussen twee of drie, nooit, en ik ben met de kinderen weggelopen om een eindje te wandelen. Omdat ik die dag net de transactie met Rubè Blasco en Ferramonti zou afsluiten en het boek bij Ferramonti zou ophalen, besloot ik dat vrije moment te benutten om hem te gaan opzoeken in het steegje bij zijn huis waar ie zoals gewoonlijk bij die bedelaar ondergedoken zat in zijn hutje.
Toen we er waren, keek Ferramonti eerst wat verbaasd naar de drie kinderen die achter mij stonden. De drie kinderen waren zelf ook vrij verbaasd om te zien dat ik bevriend was met Ferramonti want hij leek net zo’n vieze haveloze bedelaar als die vent waarbij ie in zijn hutje woonde.
Toen begroette Ferramonti mij van de Heer zij geloofd en geprezen eindelijk ben je er dan Salaì, zeg es a-asjeblieft: sluiten we nou d-die tra-tra-transaaaaactie af? Beste Ferramonti maak je niet dik, ik ben ook met je twee vrienden de prijs overeengekomen en kom zeggen dat ik het boek morgen bij je thuis kom ophalen en dan het geld geef goed?
Hij van asjeblieft Salaì help me ik heb al zo lang geen andere kleren aan want ik durf niet naar huis waar de waard me misschien met zijn maten opwacht, loop jij effe mee asjeblieft?
Zodoende gingen we allemaal naar Ferramonti’s huis waar gelukkig niemand stond te wachten om hem de strot af te snijden, en waar toch niemand hem kon herkennen omdat ie in een paar dagen van een normale man in een haveloze bedelaar was veranderd, zodoende kon ie zijn kleren met die pis- en zweetlucht uittrekken en nieuwe schone aandoen, en hij verheugde er zich erg op dat ie rustig op zijn bed kon liggen in plaats van steeds op de grond in dat hutje bij die andere bedelaar te slapen en te eten en te pissen en te poepen.
Ferramonti’s rust Mijnheer de Rechter was alleen van korte duur want toen ik even de straat op liep om wat water en brood voor Ferramonti te halen en meer dan twee minuten waren ze niet alleen bij hem thuis, toen begonnen Alighiero en Deledda gelijk een grote rotzooi te trappen door overal hun neus in te steken en toen ik terug was zag ik dat Alighiero koekjes en wijn uit Ferramonti’s voorraadkast had gekaapt en alles door het hele huis over de grond had geslierd zodat je voeten bij elke stap op iets hards trapten en uitgleden over het vocht dat het ging van krik krak zwisj zwasj en het hele huis stonk naar wijn; Deledda had alle kleren van Ferramonti uit alle kasten tevoorschijn gehaald en die als een echte vrouw met veel plezier gepast en ze had een onderbroek van Ferramonti aangedaan bij wijze van rok en twee sokken bij wijze van handschoenen en toen had ze alle kleren over de vieze vloer van koekjes en wijn uitgestrooid, daarna had ze van de pret erg moeten pissen op een hoop truien die ze behoorlijk had doordrenkt en toen allemaal in Ferramonti’s bed gestopt en daarna was ze er minstens zo’n twintig keer met haar voeten op gesprongen.
Intussen probeerde de arme Ferramonti Alighiero tegen te houden die een schilderijtje van de muur had gehaald waarmee hij bij wijze van katapult een rij glazen op een kast met walnoten stond te bekogelen, en toen ik terug was had ie er al vier gebroken en het glas lag overal en dat ging ook van krik krak onder je voeten.
Alleen Torquato was rustig gebleven zonder rampen aan te richten en nam alleen stilletjes her en der een kijkje bij Ferramonti in huis en vervolgens uit het raam zoals ie ook bij hem thuis deed als de sterren aan de hemel stonden, en hij nam heel zoet het tuintje op de binnenplaats onder Ferramonti’s ramen in ogenschouw.
Ik had Deledda en Alighiero heel wat draaien om de oren gegeven en me tegenover Ferramonti verontschuldigd voor de verschrikkelijke puinhoop die ze hadden gemaakt. G-Geen n-n-nood beste Salaì met mij i-is het to-toch gebeurd, zei hij, ik heb geen toe-toe-toekomst en ik kan je niet zeggen wa-waarom maar ik voel dat het met d-dat gedoe met de waard nie-niet g-goed af gaat lopen, en als-alsof dat nog niet genoeg was heb ik vandaag honger als een p-pa-pa-paaaaard.
Voordat ik de drie kinderen terugbracht naar hun moeders had ik netjes de kleren van Alighiero en Deledda doorzocht om zeker te weten dat ze niks uit Ferramonti’s huis hadden meegegapt. De operatie had de nodige tijd gekost, want de twee kinderen kronkelden als alen zodat ik er niet goed bij kon in hun zakken, en Torquato was ik al helemaal uit het oog verloren, maar gelukkig vond ik hem terug.
Toen we weer bij Anna Gioseppina en Dorothea waren waren de drie vrouwen gelukkig opgehouen mekaar te steken met gemene opmerkingen, en omdat ze zich nu hadden afgereageerd waren ze overgegaan op gewone vrouwenpraat. Ja, omdat geen van zullie een man had hadden ze zelfs afgesproken om mekaar te helpen. Dus als bijvoorbeeld Dorothea ’s nachts de zieken van de Broederschap van de Ziel moest bijstaan, dan kon Alighiero in plaats van alleen thuis te blijven bij Deledda slapen, en toen Torquato dat hoorde begon ie gelijk te krijsen van mama mama ik wil ook met Alighiero bij Gioseppina en Deledda slapen, en het dienstmeisje van goed lieverd goed jij mag ook mee.
Dorothea zei dat ze diezelfde nacht al konden beginnen want zij had dienst bij haar broederschap, en om Gioseppina die zo arm is als een kerkrat te bedanken nam ze een zilveren kettinkje van haar hals en gaf het haar, volgens mij Mijnheer de Rechter stikken die Elzassers toch in het geld en stelt dat kettinkje voor Dorothea helemaal niks voor. De drie kinderen gilden van hiep hiep hoera we mogen de hele nacht samen keten, en ze hadden gelijk want ik Mijnheer de Rechter weet nog dat ik ook dolblij was als ik bij mijn vriendjes thuis sliep, want de andere jongetjes dachten alleen aan ongein als spelen met de bal of met houten zwaarden maar ik dook de hele tijd bij de vrouwen onder de lakens en lebberde ze allemaal af de een na de ander zonder er één over te slaan.
Door dat hele gesprek kon ik Anna Gioseppina en Dorothea gelijk gedag zeggen alsof er niks aan de hand was, terwijl ik eigenlijk binnen twee dagen zou vertrekken, en elk van de drie kinderen gaf ik een zoen ten afscheid ik vond het jammer om ze te moeten achterlaten maar wat doe je eraan Mijnheer de Rechter niemand is perfect zelfs kinderen niet die dan ook vaak een zeurkous van een moeder hebben.
Anna en Gioseppina bleven in Rome en bij mijn volgende reisje kon ik die dus best terugzien; maar Dorothea keerde vroeg of laat terug naar Duitsland, en diezelfde dag had ik haar al gewaarschuwd van overmorgen ga ik terug naar Florence hoor. Zij had met zo’n woeste uithaal gereageerd dat stel, ik natte haren had gehad dan waren die na twee of drie zinnen van haar gelijk droog en steil als korenaren geweest: Salaì waarom heb je dat verdikkeme nog aan toe niet eerder gezegd? Je weet godsamme best dat ik niet van onverwachte dingen hou, je bent ook altijd zo’n ouwe rommelkont die niet ordelijk kan plannen! Ik van schat het is onterecht dat je uitvaart, ik… Maar zij kapte me af en zei ijzig als een ijspegel: Salaì, ik heb meer een hekel aan wanorde dan aan onrechtvaardigheid.
Op dat moment Mijnheer de Rechter begreep ik niet alleen dat tussen Dorothea en mij alles voorbij was, maar ook dat ik met zo’n vrouw nooit meer iets te maken wou hebben, ook niet voor af en toe een beurt: die serie beledigingen en pietluttigheden van die Duitse waren gewoon stomvervelend en overdreven, Dorothea en ik hadden samen een kind gemaakt, we hadden niet God weet wat iets gezamenlijk toch?
Gelijk daarna was ze bedaard en had gezegd van lieve schat neem me vooral niet kwalijk dat ik zo uit mijn slof schoot, misschien was het de pijn om je weer kwijt te raken; mag ik morgen naar de herberg komen voor een laatste afscheid? Ik van ja lieve schat morgen ben ik wel in de herberg, maar je kunt beter niet komen want ik moet mijn spullen pakken voor vertrek dus als ik maar effe tijd heb kom ik naar jou toe, goed? Zij glimlachte toen van ja goed hoor schat, maar eigenlijk Mijnheer de Rechter was die toezegging van mij niet oprecht, want zoals U weet had ik al een afspraak met Lucia en mijn reet dat ik naar Dorothea zou gaan; alleen was het op dat punt Mijnheer de Rechter wel oprechter geweest om Dorothea de waarheid te zeggen maar ook zinloos, zo tegen een ter dood veroordeelde van hé jij, voor de eerlijkheid waarschuw ik je dat je vrouw na je dood met mij wil neuken. En dat Mijnheer de Rechter bevestigt wat ik altijd al heb gezegd, dat het goed is om in het leven eerlijk te zijn alleen zonder te overdrijven hè.
Wat er daarna is gebeurd, Mijnheer de Rechter, weet U al en wel dat ik heb gevotst met Lucia en ontdekt dat ze op de plek van de mooie appelronde tieten twee houten koepels had; toen kwam ik op de terugweg naar de herberg de pief die op zijn kloten had gehad tegen en die zei van kijk uit Salaì want de Lelijkerd de Mankepoot en de Tovenaar trekken zich niks meer van mij aan, toen kwam ik uiteindelijk op mijn kamer met Blasco die van iemand tientallen messteken had gekregen.
Kijk, op dit punt Mijnheer de Rechter had ik in mijn vorige memories gezegd dat Blasco dood was wat niet bezijden de waarheid is asjeblieft want ik vertel nooit leugens, alleen is Blasco om precies te zijn ietsje later doodgegaan, ik bedoel dat ie toen ik hem vond nog ademde Mijnheer de Rechter, kolere en of ie nog ademde, ja hij rochelde vrij hard en zei ook dingen die je kon horen en verstaan.
Salaì ouwe hufter! zei Blasco in het begin, daar ben je dan weer, al uren wou ik om hulp roepen maar ik heb geen stem want ik heb vast te veel bloed verloren en volgens mij ben ik er geweest.
Ik Mijnheer de Rechter dacht dat ik in een nachtmerrie zat want ik had nog nooit met iemand te maken gehad die elk moment kon creperen, laat staan iemand in een plas bloed met tientallen messteken in zijn lijf. Ik zag dat de wond in zijn hals niet diep was, maar aan de hoeveelheid bloed te zien hadden de andere steken Blasco wel flink geraakt.
Mijn stem trilde toen ik zei van welnee Blasco, kom op je zal zien dat het nou beter gaat, en alle andere onzin die je tegen iemand zegt waarvoor alle hoop vervlogen is. Ik wou zijn kersenpit even oplichten maar hij van nee ho laat maar, ik voel dat ik hoe meer ik beweeg des te eerder doodga, ja daarnet was het nog of ik een dame zag helemaal in het wit die leek op de Madonna dus ik sta vast en zeker op het punt om te gaan.
Blasco zeg op asjeblieft, wie heeft je dit gelapt? Ze waren met zijn tweeën, zei hij, ze hebben me overrompeld en ik kon niks doen, ik heb geeneens goed door hoe het is gebeurd want toen ik de deur opendeed waren ze bliksemsnel.
Godsamme Blasco waarom heb je de deur ook opengedaan? Ik had je nog zo gezegd binnen te blijven tot ik terugkwam!
Ik weet het, zei hij, maar dat wijf van je heeft me genaaid. Neem me niet kwalijk Blasco maar over wie heb je het? Dat wijf, Salaì, je Duitse wijf, dat heb je toch een keer laten zien? Nou ze is niet echt Duits, zei ik, ze is Elzassisch.
Aaaah, zuchtte Blasco van verbazing, dat verklaart alles.
Afijn Mijnheer de Rechter, degene die dus op mijn kamerdeur had geklopt was Dorothea, die voor de herkenning fatsoenlijk haar naam had genoemd. Ik wist het niet meer, maar Dorothea en ik waren Blasco een keer op straat tegengekomen, die keer dat ik ze had voorgesteld van kijk Blasco dit is Dorothea die mijn zaakje behandelt als ie fors is, en het was dus niet waar wat ik dacht, dat Blasco en ik buiten Rubè en Ferramonti geen gemeenschappelijke kennissen hadden.
Godsamme Blasco, waarom heb je de deur opengedaan? Omdat zij had aangeklopt, zei hij, en zei van maak open Salaì ik ben het Dorothea. En als ik niet opendeed of iets, kreeg ze vast argwaan want ze had vast al van de straat af gezien dat er iemand op de kamer was, dus dan zou ze iemand van de herberg waarschuwen en kon er gezeik van komen. Maar voor ik opendeed had ik een mooie leugen klaar: ik zou zeggen dat jij me een kledingstuk wou verkopen en dat ik het aan het passen was, en ik wachtte alleen tot jij terugkwam van een rondje boodschappen. Maar toen ik opendeed kwamen in plaats van Dorothea die twee binnen die me over de kling gejaagd hebben en nou crepeer ik, Salaì.
Dat kan niet, dan wou Dorothea mij om zeep helpen! zei ik terwijl ik bijna moest janken van angst want Mijnheer de Rechter op een haar na was ik in Blasco’s plaats geëindigd.
Natuurlijk wel Salaì, zei hij, begrijp je dan niet dat de ontdekking van Amerika overal achter zit en dat dat dingen zijn waar ze een moord voor plegen? Je had gelijk toen je zei dat de Elzassers ermee te maken hebben. Zullie hebben me omgelegd, en zullie kennen het geheim van de hele geschiedenis en ze willen voor geen prijs dat die ontdekt wordt.
Welk geheim? vroeg ik die nu een zo goed als een pratende dooie voor me had, wat Mijnheer de Rechter niet elke dag voorkomt.
O arme Salaì je hebt nog niks door, zei Blasco. En hij legde uit dat Amerika eigenlijk door niemand is ontdekt, want iedereen die een paar dagen die richting uit voer wist altijd al dat je dan bij een enorm land aankwam met andere mensen en hele andere dieren en planten dan in Europa, en al eeuwen en eeuwen bestaan er geheime kaarten van zeeën en landstreken waar de contouren op getekend zijn van de landstreken die wij nu nieuwe landstreken noemen, en ook van de rivieren de bergen de meren enzovoorts enzoverder. De dapperste en nieuwsgierigste mannen of die met een steekje los hebben altijd naar rechts en links gevaren dankzij die kaarten die sinds mensenheugenis worden overgeleverd: de Chinezen gingen naar Amerika, de Amerikanen naar Europa, de Europeanen zo’n beetje alle kanten op.
Als je dat boek in handen hebt, zei Blasco, moet je het goed bekijken: je zal zien dat je op de wereldkaart ook de westkust van Amerika hebt die nog door niemand is verkend. Kun jij me uitleggen wie tegen Rimmann en Valsemiller heeft gezegd hoe Amerika eruitziet aan de kant waar de Europeanen nog nooit zijn geweest? En hoe konden ze weten dat er aan de andere kant van Amerika nog een zee ligt ja een hele oceaan in plaats van land? Daarom is dat boek zo belangrijk: het is het bewijs dat al eeuwen bekend is dat Amerika bestaat, en ook hoe het eruitziet.
Maar toen begonnen een paar leperds in Europa zoetjes aan de kaarten van de zeeën en de verste werelddelen te begluren, zodoende hadden alleen zullie het geheim van hoe de wereld eruitziet in handen, en konden ze dat gebruiken op het moment dat het hun uitkwam. Intussen had je voor de handel de weg over land naar Indië en daardoor was het niet nodig om je uit te sloven en je leven te riskeren door God weet welke gevaarlijke zeeën te bevaren om te gaan halen wat er in Europa al was of over land kwam, zoals stoffen specerijen metalen edelstenen enzovoorts enzoverder. En omdat de rest van de wereld niet zo slim is als Europa, wat maar blijkt uit het feit dat de anderen in de moderne wereld van tegenwoordig, 1508, niet kunnen schrijven zoals de Europeanen en niet zulke mooie gedichten en schilderijen en ideeën en hoogstaande tradities hebben als de onze, zijn de ouwe kaarten na een tijdje vernietigd ofwel verloren gegaan ofwel vergeten ofwel in de klauwen van apen als Alighiero en Deledda gevallen wat wel de ergste ondergang is van allemaal.
De oerouwe wetenschap die de kaarten met tekeningen van de hele wereld behelsde, waaronder ook Ammerika oef ik bedoelde Amerika en de andere onbekende landstreken, is daardoor een hele tijd lang maar door weinig, heel weinig slimmeriken bewaard. Onder de slimmeriken die altijd al leugens hebben verzonnen over die onbekende landstreken, de ontdekkingsreizen, de grote ontdekkingen enzovoorts had je bijvoorbeeld prins Renatus van Anjou, degene waarvoor Columbus als piraat had gewerkt, en zijn kleinzoon prins Renatus van Lotharingen die had gezorgd voor de uitgave van Rimmanns en Valsemillers boek dat Lionardo wou kopiëren. Renatus van Anjou had natuurlijk geen vloot en geeneens een half schip, maar hij was heel ervaren in kosmografie, zeekaarten en allerlei vreemde talen waaronder ook die van de Turken, afijn hij bezat alle kennis van een zeeman, die hem duidelijk van pas kwam om oplichterij en bedrog op touw te zetten met Columbus Vespucci enzovoorts.
Neem me niet kwalijk Blasco, viel ik hem in de rede, ik weet dat je je op dit moment wellicht niet zo in vorm voelt maar één ding moet je me toch uitleggen: toen we mekaar leerden kennen, zeien jullie drieën dat het complot achter de ontdekking van Amerika was opgezet om het geheim te verdoezelen dat Columbus de zoon was van paus Innocentius viii, de ware organisator van de expeditie naar Amerika; maar toen zei Ferramonti dat het ware geheim was dat Amerika al was ontdekt door de Schotten en de Vikingen met een mystieke broederschap van krijgsmonniken die tegenwoordig nog in het verborgene de wereld besturen bla bla bla. En nou is volgens jou het ware geheim dat Amerika nooit serieus is ontdekt, want onderhuids was altijd al bekend dat het bestond en dus zijn ze het gaan veroveren toen het degenen die de oerouwe zeekaarten hadden goed uitkwam enzovoorts enzoverder. Neem me niet kwalijk dat ik het vraag hè maar welk van die drie verhalen moet ik geloven?
Da’s toch logisch, zei Blasco: dat van mij, want ik lig hier te creperen. Met mijn dood heb jij Salaì het bewijs dat ik gelijk heb, want de Elzassers zijn me vast komen vermoorden nadat ze hadden gehoord wat mijn vrienden en ik hebben ontdekt over de ontdekking van Amerika. En dat hebben ze van jou. Jij hebt mij van kant gemaakt, Salaì.
Op dat moment Mijnheer de Rechter voelde ik me een beetje maf, want ik herinnerde me van hoe ik alles wat Blasco Rubè en Ferramonti aan mij hadden verteld aan Dorothea vertelde: ik vertrouwde haar omdat ik haar een beurt gaf, denk es in Mijnheer de Rechter wat een stommiteit, terwijl iemand die zich meer ergert aan wanorde dan aan onrechtvaardigheid, zoals zij had gezegd, zich vast niet twee keer bedenkt om haar naaste een oor aan te naaien om maar te gehoorzamen aan de bevelen van haar landgenoten, ook al is die naaste de vader van haar kind. En ik bedacht ook hoezeer Alighiero Dorothea op de zenuwen werkte, alleen omdat ie soms niet gehoorzaamde, laat staan wat ze dacht als de rest van de wereld haar Elzassers niet gehoorzaamde.
Beste Salaì, ging Blasco verder met haast onhoorbare stem, ik heb dagen en dagen lang nagedacht over wat je vertelde over de Elzassers en Salaì, ik kwam erachter dat je gelijk had: zullie zitten achter alles.
Zo werd Columbus door hun gemanipuleerd, vervolgde Blasco, maar toen ie niet meer van pas kwam hebben ze hem laten stikken en hij is eenzaam en alleen aan zijn einde gekomen, terwijl ze om verwarring te stichten Vespucci intussen de brieven hadden laten publiceren waarin het haast lijkt of hij Amerika heeft ontdekt, en als huldeblijk aan Vespucci die Amerigo heette hadden ze Amerika zijn naam gegeven.
En is het niet gek, Salaì, ging hij door, dat degenen die het eerste boek drukten met de naam Amerika, dus waar jij naar op zoek bent, Salaì, uitgerekend de vrienden van de Elzassers waren, Rimmann en Valsemiller? En is het ook niet gek dat een flink deel van de grote geografen en ontdekkingsreizigers van de laatste eeuwen in Florence zit?
En dit Mijnheer de Rechter was waar, want dat had ik Benci en Vespucci, Lionardo’s vrienden horen zeggen.
Vespucci was natuurlijk weer de bankier voor de Medici’s van Florence, zei Blasco, jaren en jarenlang was ie hun bankier en dus was ie een man met beide benen op de grond, gewend om geld te tellen, grootboeken bij te houen, bezittingen te beheren enzovoorts en hij had nooit ook maar een voet op een schip gezet en had de ballen verstand van zeevaart, dus precies het omgekeerde van een ontdekkingsreiziger die gewend is aan avontuur gevaar enzovoorts, laat staan dat ie Amerika heeft ontdekt, dat is een leugen die alleen idioten kunnen geloven. Vespucci heeft zijn brieven waarin ie vertelt dat ie Amerika heeft ontdekt opgedragen aan Lorenzo de zoon van Pierfrancesco de’ Medici en vooral aan Pier Soderini, en de vennoot van Vespucci was ene Giannotto Berardi, eveneens uit Florence, en Columbus was onder anderen ook op hem afgestapt voor de financiering van zijn ontdekkingsreis. Heb jij wel door Salaì wat het boek dat je voor je baas wil kopen inhoudt?
Wat dan, Blasco? Nou beste Salaì dat is heel simpel: het boek van Rimmann en Valsemiller is gewoon een bewerking van de Kosmografie van Claudius Ptolemaeus, een grote Griekse wetenschapper die eeuwen geleden een paar van de oudste wereldkaarten heeft gemaakt.
O ja volgens mij heeft mijn baas dat verteld, zei ik, want Lionardo had in het begin iets over die Ptolemaeus gezegd.
Goed, zei Blasco met een steeds zwakker wordende stem, nou moet je weten dat er over die Ptolemaeus geen ene mallemoer bekend is en niemand kan er een eed op doen dat ie echt bestaan heeft, want we weten niet waar en wanneer ie geboren en gestorven is, en in het ouwe Griekenland was Ptolemaeus een veelvoorkomende naam, en zijn doopnaam Claudius een nog gewonere Romeinse naam, dus het was zoiets als iemand die nu Johannes Paulus heet, een naam die alleen al in Rome minstens tienduizend keer voorkomt.
De Kosmografie van Ptolemaeus, zei Blasco weer, was naar het scheen geheimzinnig genoeg al eeuwenlang verloren, toen een Griekse monnik die Maximus Planudes heette zei dat ie hem had herontdekt. Hij was een leerling van een Griek die Manuel Chrysoloras heette en die vanuit Griekenland op het idee was gekomen om Grieks te gaan geven in ja hoor Florence, dat ik zeg van lieve hemel wie maalt er nu nog om een Griek die in Florence Grieks kwam geven?
Toen Blasco de naam van die Chrysoloras noemde Mijnheer de Rechter herinnerde ik me tot mijn verbazing weer dat Benci en Vespucci die ook hadden laten vallen in hun gesprekken over Geografie en Kosmografie met meester Lionardo.
Onder de leerlingen van die Chrysoloras, ging Blasco verder, had je een hoop van dezelfde Antiekisten waar jij het over had, beste Salaì, bijvoorbeeld iemand die Niccolò Niccoli heette, die raad es wie zijn dikke vriend was? Poggio Bracciolini, de Antiekist uit Florence die stiekem een handlanger was van de Elzassers, zoals jij me hebt verteld. Moet je ook nagaan dat de grote gonfaloniere van Florence, Pier Soderini, dik bevriend is met de Vespucci’s, die voor de Medici’s van Florence werkten en geld toeschoven aan Columbus, afijn op het laatst heb je weer een hele club Florentijnen die naadloos in de samenzwering van de ontdekking van Amerika passen.
Ik had inderdaad Vespucci, Benci en Lionardo horen klinken op de grootheid van Florence in de herontdekking van de ouwe kosmografieschrijvers, Ptolemaeus voorop, en in het algemeen in de geografische ontdekkingen waarin niemand onze stad overtreft God zegene haar, maar dat hele verhaal leek me wat te ver gaan.
Neem me niet kwalijk Blasco, zei ik, maar je bedoelt toch niet dat Florence in die samenzwering zit!
Natuurlijk zit Florence daarin, zei hij, ja daar komt juist de oplossing vandaan: geld, geografische kennis, ouwe wereldkaarten, kortom alles. En het doel is de mensen ervan overtuigen dat Europa vreselijk is, zodat ze allemaal naar Amerika gaan waar de Elzassers en hun vrienden hun de wet kunnen voorschrijven en beter controleren. Maar wat kan het jou Salaì nou schelen wat Florence uithaalt? Je baas komt toch uit Venetië!
Ah nou uh ja afijn, zei ik, alleen gebeuren me hier in Rome al een tijd rare dingen: er is iemand die me rare waarschuwingen bezorgt met het getal 10, wat kan dat betekenen volgens jou Blasco?
En ik vertelde hem van toen twee figuren een briefje met het getal 10 op de tafel van de osteria voor me hadden achtergelaten, en daarna de bloedende kippenkop in mijn zak hadden gestopt.
Ook al stond ie op het punt om te creperen en stonden zijn ogen op half elf als twee eieren in de koekenpan, Blasco keek me even aan met een blik waar verbazing, argwaan en nieuwsgierigheid in besloten lagen: neem me even niet kwalijk Salaì, zei hij, maar jullie hebben in Venetië toch niet toevallig een Raad van Tien een speciale strenge magistratuur die zich bezighoudt met spionage, staatsgeheimen enzovoorts?
Huh? O ja natuurlijk hebben we die allicht, zei ik. Kijk, maar heb jij Salaì niet bedacht dat je Venetiaanse bazen hier in Rome een hoop problemen hebben? Zelfs de mussen weten nog dat de paus op het punt staat om Venetië de oorlog te verklaren samen met Frankrijk Oostenrijk en Aragón...
O ja, eh natuurlijk dat heb ik gehoord, zei ik die van die zooi geen sjoege had en met een mond vol tanden zat, maar op dat moment herinnerde ik me wel dat ik toen ik net in Rome was door het raam van mijn herbergkamer een stoet van het leger van de paus had gezien die zich leek op te maken voor een oorlog.
En is het niet bij je opgekomen, hield Blasco vol, dat hier in Rome vanwege een machtige Venetiaan als kardinaal Grimani alle spionnen van zowel de paus als Venetië je op je huid zitten? Kardinaal Grimani heeft als Venetiaan een hekel aan de paus, maar de Grimani’s kunnen het ook niet zo goed met Venetië vinden want zoals jij vast nog beter weet dan ik, heeft de vader van de kardinaal al een tijdje hier in Rome zijn heil gezocht omdat de Grote Raad van Venetië hem van hoogverraad heeft beschuldigd, dus moet iedereen die met hem omgaat in het oog gehouen worden en misschien ook wel worden aangespoord om het op te geven, anders laten ze hem misschien berechten en ter dood veroordelen door de Raad van Tien, niet? De Raad van Tien wordt gekozen uit de Grote Raad die pater Grimani heeft verbannen, en is berucht om de moorden op mensen die lastig zijn voor Venetië vooral in vreemde landen,[1] waar het makkelijk is om in een handomdraai een moord te regelen, denk je niet?
Op dat punt Mijnheer de Rechter was het me glashelder waarom de secretaris van de Grimani’s Iligi me, toen ik hem kwam opzoeken, gelijk had gezegd van asjeblieft vraag niet naar mijn bazen want ze zitten niet in Rome enzovoorts: gezien de situatie tussen de paus en Venetië en tussen vader Grimani en Venetië zou Iligi dat tegen iedereen zeggen.
Ik Mijnheer de Rechter die van politiek geen ruk begrijpt en voor het eerst dat allemaal van Blasco helemaal paf hoorde, bleef maar stamelen als een idioot van ah uh eh ja allicht, en intussen was Blasco door het vele gepraat het einde nabij.
Nou moet je me niet kwalijk nemen Salaì, zei hij rochelend, maar voor een stervende heb ik al te veel gezegd. Omdat er geen priester is moet jij me de absolutie en het laatste oliesel geven, en beloof me dat je minstens twintig missen laat lezen voor de redding van mijn ziel.
Tuurlijk Blasco, tuurlijk doe ik dat, alleen als het mag nog een laatste vraag die nu pas bij me opkomt maar hij is belangrijk: toen je de deur opendeed nadat er geklopt was, heb je toen Dorothea’s gezicht gezien?
Helaas kon ik de vraag niet op tijd afmaken, Mijnheer de Rechter, want Blasco was al met wijdopen ogen zo kurkdroog als een stokvis gecrepeerd.
Ik maakte het kruisteken op zijn voorhoofd en sloot zijn ogen want ik weet dat dat in zo’n geval hoort, maar jeetje wat smerig om de ogen van een dooie aan te raken Mijnheer de Rechter, en toen begon het gedeelte dat U al kent, ik heb gelijk de kamer leeggehaald en met al mijn spullen vloog ik van de herberg naar het huis van Ferramonti, die de diefstal in zijn huis had ontdekt en schreeuwde van Salaì Salaì het boek is weg! En ik van goed zo hufter klootzak enzovoorts enzoverder.
Toen ik van Ferramonti’s huis weer de straat op ging was er een grote heisa want niemand had nog goed door wie er was vermoord maar iedereen zocht de moordenaar, en terwijl ik me in een poort verschool werd ik betrapt door het kleindochtertje van de dienstmeid van mijn herberg het mormel, en ik kreeg een hoop mensen achter me aan maar ik ben het terras van dat palazzo opgevlucht en kon over de daken ontsnappen enzovoorts enzoverder.
Toen leende die smerige leugenaar van een Del Carretto me zijn paard maar het was inmiddels te laat om te vertrekken en dus moest ik die nacht op straat slapen in afwachting tot het dag werd.
Maar vanzelf deed ik die nacht geen oog dicht Mijnheer de Rechter. In de eerste plaats was ik zo woest als een wild dier want na al die heisa ging ik nu terug naar Florence met een veel lichtere buidel, maar zonder het boek voor Lionardo, God mag weten wie het had gejat de zak.
Maar vooral zag ik nog steeds Blasco voor me helemaal onder het bloed terwijl ie crepeerde en me het complot vertelde van de ontdekking van Amerika, en ik bij me eigen van krimmeneel Salaì wat een mazzel heb je toch, denk es in dat jij die messteken in je buik had kunnen hebben en je had ze nog verdiend ook, want je hebt een hoop stommiteiten uitgehaald.
En ik dacht steeds maar aan die keer dat ik Dorothea over de theorieën van het complot van de ontdekking van Amerika had verteld en dat Dorothea net deed of ze niks hoorde terwijl ze juist alles keurig opsloeg om het daarna allemaal aan haar vader te vertellen, die toen alles moet hebben doorgebriefd aan de andere Elzassers van Rome.
Ik zou er twee of drie van mijn kostbare kloten om verwedden dat de kopie van het sonnet over Columbus dat ik aan Dorothea kado had gedaan niet echt verloren was gegaan: bijna zeker had zij het expres geweigerd om het daarna stiekem van me te jatten, zodat ik in de waan verkeerde dat zij het niet had.
Na een tijdje hadden Dorothea’s vader en de andere Elzassers besloten dat ik te veel gevaarlijks wist en dat ze beter met me af konden rekenen voordat ik die verhalen te veel in omloop bracht. Dorothea en de twee huurmoordenaars waren me natuurlijk komen opzoeken nadat ik tegen Dorothea had gezegd dat ik ging vertrekken, want anders werd het te ingewikkeld om mij de mond te snoeren. Dorothea ging ervan uit dat ze mij in de herberg zou aantreffen omdat ik tegen haar had gezegd dat ik al mijn spullen moest pakken voor vertrek. Alleen had ze alles netjes en meer van tevoren willen voorbereiden, daarom was ze zo hard tegen me uitgevallen toen ik er onverwachts mee kwam dat ik terugging naar Florence.
Ai Salaì, zei ik bij me eigen, hoe kon je vergeten dat Dorothea de dochter van haar vader was? Niettemin had ik gehoord hoe ze Alighiero voorstelde: Hij is om op te eten maar soms word ik gek van hem en kan ik er niet meer tegen, die schat.
Elzassers zijn mensen die eerder gek worden van wanorde dan van onrechtvaardigheid, zoals Dorothea die andere keer had gezegd, dus ga maar na wat er gebeurt met iemand die de vloer aanveegt met al hun ingewikkelde plannen waar zullie een hoop tijd en moeite in steken.
Maar ik herhaalde wel bij me eigen dat het mogelijkerwijs niet Dorothea was die op mijn kamerdeur had geklopt, en dat die lui van de Raad van Tien Blasco misschien wel hadden vermoord. Had Blasco niet gezegd dat de Tien heel makkelijk buiten Venetië al te lastige figuren kunnen opruimen, bijvoorbeeld in een herbergkamer van een andere stad? Of misschien was degene die Blasco had afgemaakt wel Renzo; maar als Dorothea niet had aangeklopt wie was dan in beide gevallen de vrouw die had gedaan of ze haar was?
Misschien heeft die vrouw maar net drie woorden uitgesproken van ik ben Dorothea en dat met een beetje Duits accent, en misschien zou ik er ook wel in getuind zijn, want afijn Mijnheer de Rechter het is wel akelig om te bedenken dat de moeder van je zoon je wil ombrengen hè. En daarna ging ik ertoe over om die klootzak van een Lionardo te vervloeken die me om bij zijn vrienden uit Florence goed voor de dag te komen naar Rome had gestuurd om dat kolereboek te kopen dat nou God mag weten waar was terechtgekomen.
Op dat punt Mijnheer de Rechter, kreeg ik een inval.
Al was het dan nacht, ik stond gelijk op en verliet het paardenstation en reed in draf naar Gioseppina, die in eerste instantie niet open wou doen want toen ze op dat nachtelijke uur hoorde aankloppen dacht ze dat het een straatrover was of een moordenaar. Toen ze me herkende raakte ze nog meer van de kook want door de geruchten uit het volk had ze gehoord dat ik uit de herberg was gevlucht en ze zei van Salaì leg asjeblieft uit wat er is gebeurd, sommigen zeggen dat je in je herbergkamer van kant bent gemaakt, anderen dat de dooie alleen maar op jou leek, weer anderen dat jij de moordenaar bent en de dienders je willen inrekenen.
Ik Mijnheer de Rechter had te veel haast en zei alleen dat ik onschuldig was, verder zei ik van laat me gelijk met Deledda praten want het is een kwestie van het hoogste belang. Gioseppina was erg geschrokken en bracht me naar de kamer waar alle drie de kinderen als engeltjes lagen te slapen. Gelijk maakte ik het meisje wakker en al was ze slaapdronken, ik begon haar meteen te ondervragen: Nou zeg op, jij weet alles hè? Maar het meisje dreinde van nee Salaì ik zweer je dat ik niks weet, en van de slaap en de schrik huilde ze zo hard en wanhopig dat Gioseppina zei van afijn hou op laat dat kind met rust je ziet toch dat ze de waarheid spreekt?
Toen maakte ik Alighiero wakker en die heb ik ook zowat een half uur aan de tand gevoeld maar dat leverde geen reet op, want ook Alighiero herhaalde eindeloos van ik zweer je Salaì ik weet helemaal niks, en terwijl ik hem op mijn schoot hield en hem strak in zijn ogen keek leek Alighiero werkelijk oprecht wat bijna nooit voorkomt want anders heeft ie altijd zo’n kop van ha ha je zal wel zien wat ik je later flik als ik groot ben.
In de tussentijd was Torquato ook wakker geworden en hij keek me met zijn grote goeie eerlijke ogen aan, maar het leek me duidelijk geen zin te hebben om hem ook aan de tand te voelen want Torquato is een bovenstebeste jongen en kon niet weten waar ik mee zat, en ik dacht van godslievemoedernogaantoe mijn kinderen zijn wel leuk en aardig maar het zijn twee gigantische lastpakken en leugenaars, hadden ze niet meer zo kunnen zijn als Torquato die het een mens nooit lastig maakt?
Intussen kwelde Gioseppina mij met haar wijvenpraat van Salaì neem me niet kwalijk maar nou moet je absoluut zeggen wat je gaat doen, als je wil kan je nog een tijdje hier blijven maar het is beter dat je gaat voor het licht wordt want ik zou niet willen dat de dienders je pakken terwijl je mijn huis uit gaat want dan zit ik ook gelijk in de problemen en ik heb de verantwoordelijkheid voor die drie kinderen bla bla bla, totdat ik opeens Mijnheer de Rechter iets zag en brulde van stil! Wat is dat voor de donder?
De vrouw en de drie kinderen schrokken erg van mijn geschreeuw, toen liep Gioseppina op een kast toe waar een bal papier in lag. Salaì wat bezielt je? dat is alleen maar een van de ballen papier die Torquato altijd maakt voor zijn plezier dan zijn dat sterren planeten enzovoorts. Ja ik snap het, zei ik, maar wanneer heeft ie deze gemaakt? Vandaag, zei Gioseppina, waarom wil je dat weten?
Ik pakte de bal papier die niet veel groter was dan mijn hand en hij was erg goed gemaakt, helemaal in twaalf gelijke partjes verdeeld als bij een sinaasappel.
Op dit punt Mijnheer de Rechter moet U er niet mee aankomen dat U, die het Kosmografieboek in beslag hebt laten nemen, er geen blik in geworpen hebt want na dat hele verhaal van mij zou zelfs de heilige Franciscus van Assisi er nog nieuwsgierig naar zijn, en dan zal U ook wel doorhebben wat ik doorhad, dus het is geeneens de moeite dat ik alles uitleg.
Zoals U ook wel gezien zal hebben, is het boek waarvoor ik die hele heisa in Rome gemaakt heb geen boek zoals alle andere want het is op een wel heel eigenaardige ongewone manier gemaakt verdeeld in drie delen: het ene is een gewoon boek met de kaft de titel de bladzijden enzovoorts waar uitgelegd wordt hoe de wereld er volgens Ptolemaeus uitziet en daarbij heb je de nieuwe landstreken die ontdekt zijn door Columbus Vespucci of wie het ook is. Verder heb je in het boek twaalf prachtige gravures met de afbeeldingen van alle werelddelen zoals beschreven in het boek, en als je die gravures netjes bij mekaar houdt krijg je een grote kaart die je dan ook mooi aan de muur kan hangen, zo hoeft iemand die hem in zijn geheel wil bekijken niet zijn hals te rekken op tafel en zo komen er ook als je aan het eten bent, brood met speenvarken bijvoorbeeld, geen kruimels op de kaart waardoor die vies zou kunnen worden.
Verder hebben Rimmann en Valsemiller, want de Elzassers zijn wel een beetje hufterig maar zitten vol niet onaardige ideeën, in hun boek nog iets anders gestopt, en wel een vel papier met de afbeelding van de wereld
maar dan in partjes zodat je hem als je wil kan uitknippen en vouwen als een bal zodat je op het laatst heel precies de afbeelding van de wereld krijgt,[2] zodoende kan je als je speciaal gericht bent op de kwestie van Amerika de ontdekkingen enzovoorts enzoverder het leesboek hebben, de kaart om aan de muur te hangen en de bol om op het nachtkastje bij je bed te zetten zodat je in plaats van rukjes te maken zoals Lionardo ’s avonds doet om in slaap te komen naar de papieren bol kijkt en tevreden bent. En dat had Lionardo me allemaal uitgelegd toen ie me de opdracht had gegeven om het boek te kopen, zoals ik U in het begin had gezegd.
U kan U voorstellen hoe Torquato die graag papieren ballen mag maken en zijn hoofd altijd bij planeten sterren enzovoorts heeft, likkebaardde toen ie stilletjes in Ferramonti’s spullen al snuffelend het Kosmografieboek opensloeg en er een bal in aantrof met de precieze vorm van de aarde, en nog makkelijk te maken ook!
Ik was zo blij dat ik het probleem had opgelost dat ik in plaats van Torquato een uitbrander te geven hem heb gekust en omhelsd want al had ie me een hele toestand bezorgd het was ook maar een kind van zeven en daardoor werkte zijn intelligentie al was die niet gering niet altijd even goed.
Die avond Mijnheer de Rechter was ik niet gelukkig want ik had Blasco voor mijn ogen zien creperen als een hond, maar juist daarom was er behoefte aan troost en die kwam door een paar fijne woorden tegen Torquato te zeggen om zijn moreel op te krikken, ja na die Rome-reis Mijnheer de Rechter kan ik zeggen dat het als iets ergens op je zenuwen werkt de beste remedie is om twee of drie kinderen om je heen te hebben want die zitten dan zo ontzettend te kloten maar ook op zo’n leuke aardige manier dat je op het laatst al het andere gekloot wel moet vergeten, wat U misschien vreemd zal voorkomen maar het werkt wel.
Na Torquato wouen toen ook Deledda en Alighiero een beetje getroost worden want ze waren nog een beetje geschokt door de ondervraging van kort daarvoor, en om ze tevreden te stemmen heb ik even wolf met ze gespeeld en zullie waren de lammetjes en ze verstopten zich onder de dekens en ik joeg op ze en at ze op, en zullie verdedigden zich door me met de kussens een pak slaag op mijn kop te geven, en ik viel aan door in hun kontje en voetjes te bijten en ze hadden het niet meer van het lachen, afijn ik wou hun een goeie herinnering van mij Salaì nalaten, omdat er twee kinderen van mij waren en eentje bijna en wie weet wanneer ik ze terug zou zien, want de volgende keer dat Lionardo me naar Rome stuurt mijn reet dat ik dan ga.
Waarna ik heel vriendelijk tegen Torquato zei van toe braaf nou krijg ik het van je hè? Het joch was nog een beetje beducht dat ik hem een uitbrander zou geven, als een geslagen hond liep ie met neergeslagen ogen de keuken in, deed de kast open en achter een hoop brood en meel en aardewerken potten verschoof ie iets en haalde het tevoorschijn: dat was het kosmografieboek.
Mijnheer de Rechter, U zal het me vast vergeven als ik in mijn vorige memories niet eerder had gemeld dat ik het boek op het laatst had teruggevonden en meegenomen naar Florence, maar omdat U een kei bent op alle vlakken van misdaad diefstal bedrog leugen oplichterij en allerhande moorden, hebt U vast wel begrepen dat als ik het wel had gezegd dan had U zeker vermoed dat ìk Blasco heb vermoord, wat U ook al hebt vermoed zonder te weten dat ik het boek had. Maar ik meen ergens te hebben gehoord dat je niemand mag verplichten dingen te zeggen die hem zouen beschuldigen van een misdaad die hij niet heeft begaan, dus ik weet eigenlijk niet of de regel dat precies zo zegt maar volgens mij bestaat die ergens, wilt U het mij laten weten asjeblieft want u bent deskundig in die wetdingen goed?
Dus waar bliksem was ik ook alweer o ja: toen Torquato me het boek gegeven had, riep Gioseppina van ah maar nou Torquato ben jij ook een leperd net als Alighiero en Deledda! Want tot dan toe had zij ook gedacht dat Torquato niet in staat was iets te stelen.
Maar Mijnheer de Rechter die leperd van een Torquato had het boek uit Ferramonti’s huis gebietst, door stilletjes te profiteren van het moment waarop ik naar buiten was gegaan en Deledda en Alighiero die stakker van een Ferramonti gek maakten.
Nou Torquato, vroeg ik aan het joch, ik durf te wedden dat je het toen je het uit de la van dat meubel had gepikt uit het raam op die binnenplaats onder de ramen van Ferramonti hebt gegooid niet?
Torquato knikte zachtjes van ja, terwijl Alighiero en Deledda achter me moesten lachen want de manier waarop hun vriendje het boek had gepikt vonden ze deksels leuk. En te bedenken Mijnheer de Rechter dat ik Alighiero en Deledda een halfuur per persoon aan de tand had gevoeld omdat ik ze niet vertrouwde!
Goed, zei ik tegen Torquato, en toen we van Ferramonti’s huis weer naar jullie moeders gingen, toen ben ik je uit het oog verloren omdat je bent omgekeerd om stiekem het boek van de binnenplaats op te halen, en voor je het toen mee hier naartoe nam heb je het op een andere schuilplaats gelegd die alleen jij kent, niet?
Het joch knikte opnieuw van ja.
Goed zo jongen dat je de waarheid opbiecht, zei ik, en ik durf te wedden dat je het boek hebt gepikt omdat die mooie bal erin stond om te maken niet?
Torquato trok een brede glimlach want, zoals ie me zelf had gezegd toen ik hem had leren kennen, hij mocht God weet waarom altijd al graag ballen van papier maken en zei dat ze leken op planeten zoals de zon de maan de aarde enzovoorts, mwah probeer die Polen maar es te begrijpen met die rare stokpaardjes van ze.
Een gewoon kind zou geeneens doorhebben dat die rare getande figuur in Lionardo’s boek diende om er een bal van te maken, maar Torquato wel want als vader had ie niet zo’n onwetende als Salaì maar een hooggeleerde professor met zo’n voortreffelijke kersenpit als Copernicus.
Op dat punt begon Gioseppina, een brave vrouw maar net als alle andere wat zeikerig, van asjeblieft hou op het is veel te laat! Nou moeten jullie kinderen gaan slapen en jij Salaì moet weg en je weet heel goed waarom. Ik van goed, goed ik ben al weg; maar de kinderen waren ertegen en trokken aan mijn hemd van asjeblieft Salaì vertel je ons een verhaaltje? Gioseppina krijste asjeblieft het is veel te laat, nou gaan slapen en daarmee uit! Maar de drie kinderen begonnen in koor in hun handen te klappen: Ver-haal-tje! Ver-haal-tje! Ver-haal-tje! En ze trapten zo’n stennis dat ik toegaf van goed dan maar wel snel want ik moet zo weg.
Ik Mijnheer de Rechter wist eigenlijk niet wat voor verhaaltje ik godbetert moest verzinnen want voor die tijd had ik nog nooit verhaaltjes aan kinderen verteld, dus ik zei maar het eerste wat er in me opkwam: Stil en zoet wezen! Jullie moeten weten dat er op dit tijdstip van de nacht de oudste en geheimzinnigste verhalen van de wereld worden verteld en dus, lieve kinderen, zal ik jullie nu vertellen van de ontdekking van Amerika.
Alighiero Deledda en Torquato vlijden zich innig tevreden tegen me aan en ik begon van er was eens een zekere Christoffel Columbus die piraat was en Amerika had ontdekt voor zijn vader die een paus was, maar later was Columbus door iedereen vergeten want er was een leperd gekomen die Vespucci heette en die had verteld dat hij Amerika had ontdekt terwijl dat een grote leugen was, Amerika was door niemand ontdekt want een hele tijd geleden waren de Saint Clairs, de Vikingen en de Ridders van Christus er al geweest die het toen weer zat waren om in Amerika te zitten want als ze de wortelen uit de grond trokken ontvelden ze hun handen en ze waren teruggegaan maar ook zullie waren vergeten. Het punt is dat Columbus was getrouwd met ene Perestrella die familie was van de Saint Clairs en zo had Columbus van zijn vrouw het oerouwe geheim vernomen van hoe je in Amerika moest komen, al hadden de Elzassers hem verteld wat ie moest doen als ie zou vertrekken enzovoorts, en vooral hadden de Elzassers voor ze Columbus lieten vertrekken de boekdrukkunst moeten uitvinden zodat ze op het juiste moment een hoop boeken konden drukken om de mensen ervan te overtuigen dat Amerika iets geweldigs is en de Kerk van Rome een verdorven smeerboel en dat er een nieuwe Duitse Kerk moet komen en dan allemaal hup weg naar Amerika, waar de Elzassers de mensen dan willen laten doen wat zullie willen en misschien lukt het ze ook nog want ze zijn oppermachtig en kunnen goed overweg met de duivel, en vooral kunnen ze goed overweg met de stad Florence waar je ene Pier Soderini hebt, de familie De’ Medici en de Vespucci’s en een groep geografen en ontdekkingsreizigers, die stiekem bondgenoten zijn van de Elzassers en al een hele tijd samenwerken om de mensen van allerlei achterlijks te vertellen, waaronder bijvoorbeeld ene Lionardo die zich daarvoor leent omdat ie een van de achterlijksten is ook al heeft ie een pleegzoon die heel intelligent is en ook heel aardig, zeggen ze.
Toen Gioseppina de duivel hoorde noemen schrok ze en zei asjeblieft zo is het wel genoeg, dit is niks voor kinderen die juist alleen aan fijne fatsoenlijke dingen moeten denken. Tussen twee haakjes Salaì, weet je dat Alighiero vanavond toen we naar huis gingen weer kattenkwaad heeft uitgehaald? Hij is een fruitzaak binnengegaan en heeft eerst een appel gepikt, daarna geprobeerd een bloem van een plantje te trekken en toen dat niet lukte heeft ie het hele plantje uit de pot gestolen en in zijn zak gestoken, denk es in wat een barbaar die jongen is. De baas van de winkel heeft hem gesnapt en hij was netjes want hij is niet kwaad geworden, hij heeft Alighiero op schoot genomen en heel geduldig een verhaal tegen hem afgestoken van je weet dat je bepaalde dingen niet mag want je bent nu al een grote verstandige jongen enzovoorts enzoverder, maar Alighiero stak gelijk stiekem een hand in zijn zak en gapte het geld eruit, en toen die man dat merkte werd ie pas echt kwaad en hij wou hem al een flinke draai om zijn oren geven toen Alighiero om zich te verdedigen een vinger in zijn oog stak en terwijl die man dubbelklapte van de pijn vluchtte Alighiero de winkel uit en zocht zijn heil in een osteria ernaast waar ik gelukkig op tijd kwam voordat ie daar weer iets zou meegappen.
Is dat allemaal waar? vroeg ik streng aan Alighiero. Nee Salaì niet geloven het is allemaal kletspraat en voor geen meter waar, zei het joch. Weet je het zeker? vroeg ik, want Gioseppina zuigt echt geen dingen uit haar duim hoor. Wel waar! zei Alighiero, terwijl ie opstond van het bed en iets ronds uit een la haalde, het is bijvoorbeeld helemaal niet waar dat ik niks uit de osteria heb meegegapt want ik heb wel iets meegegapt huh ditteh.
Na die woorden stak het joch zijn rechterhand uit waarin ie een ei hield, zo mooi glimmend en licht dat het bijna leek alsof moeder kip het net had gelegd.
Alighiero je bent een onverbeterlijke leugenachtige dief! krijste Gioseppina. Als ik dit allemaal aan je moeder vertel krijg je vast een hoop draaien om je oren van haar dat zul je zien!
Al goed al goed het is niet zo erg, zei ik, een ei is ook maar een ei, ja geef es hier dan vertel ik jullie nu een laatste verhaaltje maar daarna gaan jullie wel alle drie slaapjes doen hè? Ver-tel-len! Ver-tel-len! riepen ze alle drie en ik begon aan het laatste verhaaltje dat zo bij me opborrelde als vers water, en onder het vertellen hield ik het ei in mijn hand.
Dus lieve kinderen, wat ik jullie nu vertel is het beroemde verhaal van het ei van Columbus. Zoals ik jullie al had verteld, was Columbus een grote leperd en hij had Amerika praktisch alleen ontdekt omdat de Elzassers hem als marionet hadden gebruikt, hij was dus helemaal niet de held waarvoor je hem had kunnen aanzien. Tijdens de reis had hij ook zo zijn problemen nou en of!
Op een gegeven moment was Columbus’ vloot al heel wat dagen op zee en bijna al het eten was op en nergens viel een spoortje Amerika te bekennen en het scheepsvolk was over de rooie, want zelfs de achterlijkste matrozen wisten nog wel dat Amerika ergens was maar je moest je wel krom varen om er te komen en terecht hadden ze daar geen zin in, want laten we wel wezen lieve kinderen, geen mens met gezond verstand wil ver van huis en haard midden op zee omkomen van honger en dorst om zo iemand als Columbus een lol te doen.
Omdat ze aan boord inmiddels allemaal honger hadden als een paard en alleen maar aan eten dachten en de maaltijden waren gerantsoeneerd, had Columbus een speciale heel strenge vreselijke wet uitgevaardigd: als een matroos voedselvoorraden verspilt of verpest wordt ie zonder pardon ter dood veroordeeld en gelijk in zee gegooid. En een paar matrozen waren al ter dood veroordeeld en met een schop onder hun kont overboord gegooid alleen omdat ze per abuis een beetje pekelvlees hadden laten bederven.
Maar Columbus kon dit allemaal geen reet schelen want hij was de commandant van de vloot en had een luxueuze hut helemaal voor zich eigen alleen waar ie een voorraad heerlijk eten bewaarde dat ie tijdens de laatste halte in een haven had laten aanrukken, dus ham salami wijn kaas en zelfs heerlijke eieren kakelvers van de kip die hij in een ijzeren kast bewaarde en koesterde en vertroetelde alsof hij zelf de kip was die ze had gelegd.
De matrozen zagen dus allemaal mager en minnetjes, maar Columbus had een kleur als een bellefleur en een rond stevig buikje, zodat de matrozen met de dag meer mopperden en zeien van kijk die hufter van een Columbus toch es, eerst heeft ie ons zover gebracht dat we creperen van de honger en nou vreet ie onder onze neus een hoop fijn spul weg.
Dus Columbus was terecht doodsbenauwd dat er van de ene op de andere minuut meuterij mieuterij mueter afijn opstand uit zou breken, want hij wist al dat zijn mannen hem dan vast en zeker aan een kabeltouw in zee zouen smijten en wedjes zouen maken over hoe lang de vissen erover zouen doen om hem helemaal tot op het bot op te peuzelen.
Toen riep Columbus op een dag alle matrozen bij mekaar rond de tafel en zei rustig jongens ik verzeker jullie niet alleen dat Amerika bestaat maar ik beloof jullie ook dat we er komen en dan kunnen jullie een hoop lekkers en pittigs eten. De matrozen begonnen toen te schreeuwen en te protesteren van boeoeoe boeoeoe! Wij weten best dat Amerika bestaat, we willen alleen maar naar huis, we hebben honger! Boeoeoe boeoeoe!
Toen liet Columbus een bord op tafel zetten met daarop een van die super kostbare eieren van hem en tegen de matrozen zei ie van rustig jongens, ik wil jullie een kans geven: wie dit ei kan laten staan neemt het commando van het schip over en besluit wat we kunnen doen, terug naar Europa of door naar Amerika. Wie wil het als eerste proberen?
Columbus dacht dat ie heel slim was want het is ommogelijk om een ei te laten staan en hij wist zeker dat niemand erop in zou gaan. Maar de matrozen hadden allemaal gelijk tevreden gebruld met hun handen in de lucht van ik wil het proberen! Nee, iiiik! Nee, eerst iiiik! En intussen zeien ze zachtjes lachend van ha ha ha moet je zien wat een idioot die Columbus, hij kent de ouwe methode niet om aan de onderkant een deuk te maken in het ei zo is het doodmakkelijk om het te laten staan, dat is een truc die ook debielen nog kennen. Dus zodra de nieuwe commandant wordt benoemd smijten we Columbus in zee en doen we een wedje hoe lang de vissen erover doen om zijn botten helemaal tot op het bot op te peuzelen.
Waarop het doodstil werd, terwijl Columbus en al zijn scheepsvolk met ingehouen adem stonden te kijken kwam de eerste matroos naar voren nam het ei in zijn hand en sloeg de punt van onderen een beetje op het tafelblad tot je heel zachtjes een geluid hoorde van scroc! Toen zette de matroos het ei overeind, dat nu het wat ingedeukt was kon staan als een huis. Toen brulde hij hoera ik ben de nieuwe commandant nu gaan we allemaal naar huis en Columbus kan de tering krijgen!
Neem me niet kwalijk Salaì, vroeg Alighiero op dit punt, maar weet je wel zeker dat de truc van die matroos werkt? Hoezo niet, zei ik, moet je hier kijken. En ik liet het ei van scroc! doen op een bord, maar Mijnheer de Rechter godsammenogaantoe ik deed het te hard en het barstte en het eiwit liep bijna helemaal naar buiten, zodat Gioseppina het snel naar de keuken moest brengen. De kinderen begonnen te lachen van ha ha ha Salaì je hebt weer een van je stommiteiten uitgehaald! en ik van stil maak me niet boos anders vertel ik het verhaaltje niet af.
Zo werd het weer stil en kon ik verder.
Nou, op de woorden van die matroos zette Columbus, voordat zijn andere kameraden een mond open konden doen, grote ogen op eerst vanwege het leed om zijn ei dodelijk gewond te zien, en daarna van angst om de weddenschap te verliezen en in zee gegooid te worden en zich door de vissen te laten afkluiven. Toen schoot hem uit radeloosheid de enige mogelijke manier te binnen om zijn hachje te redden en hij droeg zijn wachters op: Grijp de man die voorgoed mijn kostbare ei heeft beschadigd! Op grond van de speciale wet op dit schip tegen het verspillen en verpesten van voedsel veroordeel ik, de admiraal, deze misdadiger ter dood en beveel dat ie direct in zee wordt gegooid.
Dus voordat een van de andere matrozen iets kon zeggen of doen, boeiden de wachters van Columbus de arme matroos en gooiden hem gelijk aan een kabeltouw in zee, en de vissen hebben hem vast tot op het bot schoongemaakt (maar niemand heeft een wedje kunnen maken want intussen hadden de wachters de andere matrozen naar hun kooi gejaagd).
Een dag of wat later ontdekte Columbus dan eindelijk Amerika en daarna is ie teruggekeerd naar Spanje, waar iedereen zei van ah wat goed van je, ah wat een held enzovoorts enzoverder, en de machthebbers wouen hem leren kennen en nodigden hem bij hun aan tafel uit en vroegen van neem me niet kwalijk Columbus waarom zeg je dat je Amerika hebt ontdekt als ook de ezels al wisten dat het bestond?
Hij antwoordde telkens aan de hand van het spelletje met het ei dat ie van zijn matrozen had geleerd, maar om goed voor de dag te komen regelde hij het zo: hij nam een ei van tafel zei dan van kijk es hier, Amerika ontdekken is als dit ei laten staan: wie van u kan dat?
De mensen aan de dis kenden de truc van scroc niet omdat het geen matrozen maar prinsen ministers kardinalen enzovoorts waren dus mensen die geen reet van het leven weten. Dus probeerden ze allemaal als gekken om het ei te laten staan en als ze dan opgaven, kwam Columbus eraan die het ei in zijn hand nam, het scroc liet doen op tafel en het ei stond kaarsrecht. Iedereen protesteerde dan van hé maar zo hadden wij het ook gekund, en Columbus van u had het wel gekund, maar ik was eerder dan u.
Wat Mijnheer de Rechter een grote leugen was want dat trucje had ie van die matroos die hij verraderlijk in zee had laten smijten. De andere gasten wisten dat alleen niet en baalden ontiegelijk en gingen toen het trucje van Columbus overal rondvertellen van ah als je es wist wat voor sluwe vos die Colombus is, ah wat een fijne geest, ah wat een geweldige man, die geniale vondst van hem gaat zeker geschiedenis maken. Zodoende had Columbus het ei waarmee ie bij zijn matrozen een modderfiguur had geslagen, stilletjes veranderd in een succes.
Ziezo lieve kinderen besloot ik, dit was de geschiedenis van het ei van Columbus waarvan jullie kunnen leren dat grote mannen soms ook geweldige leperds zijn die de waarheid naar believen naar hun hand zetten. Dus als jullie de meest ongewone feiten uit de geschiedenis horen moet je er niet te veel op afgaan want misschien schuilt er wel een mooie leugen achter, die niemand na tien of twintig jaar meer kan ontdekken laat staan na vijftig of honderd, begrepen?
Maar Mijnheer de Rechter de drie kinderen zeien niks terug want ze sliepen als een roos van zzzz zzzz, en Gioseppina van Salaì asjeblieft, hou op met die onzin tegen de kinderen, pak je boek en verdwijn want het is bijna dag en de dienders zoeken je overal in Rome.
Waarop ik Gioseppina haastig kuste en met het vervloekte kosmografieboek voor Lionardo onder mijn arm ben weggegaan en een paar uur later was ik al ver van Rome op reis naar ons Florence God zegene haar.
Ziezo nu ben ik ook klaar met deze memor
O nee fok Mijnheer de Rechter moment, ik was vergeten U uit te leggen hoe het afgelopen is met het ei van Alighiero! Omdat ik het iets te hard van scroc had laten doen en het gebroken was, heeft Gioseppina, terwijl ik het verhaaltje afvertelde, het ei netjes in de pan gebakken en voor ik wegging heb ik het lekker opgegeten met vier sneeën brood en een glas rooie wijn erbij. Toen liet Gioseppina me het plantje zien dat Alighiero had gestolen, ik keek even naar de drie kinderen die zoet lagen te slapen en dacht van nou, Columbus had zijn eieren maar ik heb ook mijn eieren die veel beter zijn dan die van hem, te weten die twee kinderen waarvan ik niet wist dat ik ze had en die ik heb teruggevonden, is dat niet schitterend Mijnheer de Rechter? En dan zeg ik wel twee kinderen, maar aangezien ik ook Torquato’s moeder behoorlijk aan het spit geregen heb zijn het er eigenlijk drie, en voor vertrek wou ik een herinnering aan zullie meenemen naar Florence.
Ik pakte het plantje dat Alighiero had gestolen en zette het met worteltjes en al in de dop van het ei dat ik opgegeten had, deed er wat aarde bij van een andere plant van Gioseppina en stopte alles in mijn reistas. Mijnheer de Rechter U hebt een hoop belangrijks aan Uw hoofd en denkt er misschien niet aan, maar eieren moet je water geven als er een plant met wortels in zit anders gaan ze dood, of liever gaat dat plantje dood, en daarom vraag ik U nog maar eens om mij snel hier uit te laten dan kan ik mijn ei water geven, want als Lionardo het met zijn warhoofd ziet snapt ie nooit wat het is en gooit ie het misschien weg.
En hier eindigt dan echt de memor
Of nee bliksem het houdt nooit op, er ontbreekt nog één dingetje. Ik weet niet of U hebt gemerkt, Mijnheer de Rechter, dat alles wat ik in Rome heb gedaan zich tegen me heeft gekeerd zoals bij iemand die een blaffende hond tegenover zich heeft en hem om hem te kalmeren een gehaktballetje aanreikt en de hond eet dat balletje op, maar ook de hand die het vasthoudt.
Ik had Rubè Ferramonti en Blasco in het begin het verhaal van de Elzassers verteld om me bij ze in te likken en ze wijs te maken dat ik ook iemand ben die net als zullie altijd denkt aan complotten samenzweringen intriges enzovoorts enzoverder, en om dat boek te kunnen kopen voor die na-aper van een Lionardo. Maar op het laatst kwam het ervan dat we misschien echt met de samenzwering van die Elzassers te maken hadden! Niet alleen hebben de Elzassers de arme Blasco omgelegd, maar die zaak ging mij ook mijn hachje kosten want de mensen in Rome wouen mij zoals U hebt gezien na Blasco’s dood lynchen en U, Mijnheer de Rechter, hebt mij laten oppakken en wil me nou zelfs ondanks mijn oprechte goudeerlijke verhaal ter dood veroordelen.
Zelfs de drie oplichters van de pief die op zijn kloten gehad had, de Lelijkerd de Mankepoot en de Tovenaar, wouen me in plaats van helpen juist koud maken: afijn zoals U ziet is het met praatjes over samenzweringen kuiperijen enzovoorts net als met honing, je kan er altijd maar beter verre van blijven want in de mond is het aangenaam maar als je niet uitkijkt blijft het overal aan plakken en kom je er niet meer van los en bezorgt het je nog een hoop vervelende problemen ook.
Dus Mijnheer de Rechter aangezien het wel bekend is hoe kwesties van complotten samenzweringen enzovoorts beginnen maar niet hoe ze aflopen, word je door de vele argwaan halfgaar zoals Rubè Ferramonti en Blasco, toen ik net aankwam in Florence God zegene haar zei ik bij me eigen: Beste Salaì jij zou nog geen vlieg kwaad doen, maar je kunt er gif op innemen: met al dat gevaarlijks wat je in Rome over de regering van ons Florence hebt gehoord komt een opgewondener standje dan de anderen vroeg of laat op het idee om je uit de weg te ruimen.
Ja ik weet het Mijnheer de Rechter, ik weet best dat onze grote gonfaloniere Pier Soderini heel erg deugt en heel erg oprecht is, en het heeft echt niks te maken met het complot van de ontdekking van Amerika de Elzassers en al dat andere gedoe, en Florence is de roemrijkste zuiverste en onbevlektste stad van de hele wereld, maar ook in de roemrijkste steden en onder de meest deugende oprechte mensen heb je soms nog wel schurken en kloothommels niet dan?
Dus gelijk voor U me liet inrekenen ben ik naar vijf verschillende advocaten hier in Florence gegaan om bij elk een soort memorie in bewaring te geven waarin ik vertel wat Blasco heeft gezegd over het complot van Amerika en Soderini, Columbus, Giannotto Berardi, de Medici’s, de Vespucci’s en de andere grote mannen in het bestuur van ons Florence God zegene haar, en met betaling van een bedragje (het geld was nog steeds van Lionardo hè) vroeg ik aan elk van hun of ze mocht ik van kant worden gemaakt of ter dood veroordeeld mijn geschrift gewoon overal zouen laten rondgaan zodat de mensen op de hoogte zijn en er vrij naar believen en goeddunken over kunnen praten. En om nog zekerder te zijn dat de zaak niet spaak loopt zei ik tegen elk van die vijf advocaten hoor es beste man, als jij me verraadt en mijn geschrift niet laat rondgaan, dan zijn er nog altijd vier anderen die dat wel zullen doen.
Dus om te voorkomen dat ie zich te kakken zet en een verraaier blijkt zal elk van hun vijf denkelijk wel doen waarvoor ik hem heb betaald. En neem me niet kwalijk Mijnheer de Rechter maar in alle bescheidenheid lijkt dit me echt een topidee, want als een machthebber van Florence me laat afmaken zal de hele kwestie hem en zijn vrienden mores leren voelt U wel?
Ziet U Mijnheer de Rechter, ik weet niet of Blasco me de waarheid heeft verteld of dat het één grote lulkoek was, want hij zei dat ie de deur voor Dorothea had opengedaan, maar hij heeft niet gezegd dat ie Dorothea echt gezien heeft want toen ik dat vroeg ging ie het hoekje om. Dus misschien was degene die aan de deur van mijn kamer klopte wel een andere vrouw, gestuurd door Renzo, die zich om binnen te komen voordeed als Dorothea, dus misschien is de arme Blasco in mijn plaats van kant gemaakt uit jaloezie door Lucia haar man. Of Dorothea had wel aangeklopt en de Elzassers hebben Blasco in mijn plaats vermoord, en dan was Dorothea echt een lelijke verraderlijke hoerenkut. Maar daarom zou ik het wel jammer vinden want per slot van rekening heb ik Dorothea heel wat keren mijn pik geleend en ik heb ook Alighiero die mijn zoon is in haar buik geregeld, en daarom wou ik U dus niet in mijn vorige memories zeggen dat zij misschien degene is die Blasco heeft vermoord: het is niet zo leuk om te zeggen van hé weet U dat mijn zoon een moeder heeft die me neer wou steken?
Of nog een derde mogelijkheid: die lui van de Raad van Tien wouen me uit de weg ruimen, want als iemand lastig is bedenken ze zich geen twee keer om hem stil te krijgen, en de Tien moeten er de balen van hebben gehad om mij te zien rondstappen in naam van de Grimani’s, waar Venetië de pest aan heeft, terwijl ik net deed of ik ook een Venetiaan was, terwijl je me maar aan hoeft te kijken en me met mijn Florentijnse accent hoeft te horen praten om te snappen dat ik de trouwe dienaar ben van ons Florence God zegene haar.
Hoe dan ook, Mijnheer de Rechter, om af te sluiten zou ik één ding zeggen: denkt U ook niet dat alle lariekoek die van diverse zijden is verteld aan Blasco Rubè en Ferramonti, dat Columbus de zoon was van de paus die de ontdekking van Amerika heeft betaald maar eerst waren de Schotten en de Vikingen er, ja Amerika is nooit ontdekt want iedereen kende het al bla bla bla, afijn denkt U niet dat de mensen die dat rondvertellen denken dat wij allemaal geschift zijn?
Dat de Elzassers het geheim van het bestaan van Amerika hadden gaat er bij mij net zomin in als dat iemand die ik nooit eerder heb gezien tegen me zegt van ha Salaì, ik laat je weten dat je rond je reet precies tweeduizenddriehonderdzeventien blonde haren hebt en zevenentwintig zwarte, wat ook heus wel zo kan wezen maar misschien ook niet, en wie kan het een zak schelen.
Wat zegt U ervan Mijnheer de Rechter, die een fijn verstand hebt en alles weet over diefstallen samenzweringen moorden en andere smerige misdaden?
Maar nou moet U me niet kwalijk nemen ik heb me echt lam geschreven want het is tussen haakjes niet mijn vak, en toch is alles in deze laatste memorie van mij wel glashelder en kan U ervan op aan dat ik onschuldig ben en zuiver als een maagd, en dus verlaat ik mij op Uw beslissing en heb ik er het volste vertrouwen in dat u me gelijk vrij zal laten uit de gevangenis, want niet om het een of ander hè maar ik heb helemaal geen trek om dood te gaan. Dus denk er asjeblieft nog es over na voor U besluit, want Salaì kan wel als een echte man het lijden aan, maar vergeet vooral niet de vijf advocaten die ik heb opgedragen om dat dingetje te verspreiden dat ik over de grote gonfaloniere Pier Soderini en de andere bestuurders van Florence heb geschreven, en als ik dan daarna terechtgesteld word moet U niet bij mij aankomen als de pleuris uitbreekt hè.
Ah moment het laatste maar ook echt laatste dingetje: de namen en adressen van de vijf advocaten ken ik niet uit mijn hoofd want die waren deksels lang en heel ingewikkeld, dus probeer die asjeblieft niet met foltering uit me te trekken want anders zijn zowel U als ik een hoop tijd kwijt voor niks akkoord?
Uw trouwe
Salaì
Slotuitspraak
van de onderzoeksrechter van florence
In het strafproces tegen
giangiacomo caprotti
bijgenaamd salaì
Verdacht van zeer ernstige vergrijpen die hij heeft bekend.
gezien
Het arrestatiebevel van de gouverneur van Rome en de stad Florence,
gezien
de processen-verbaal van het verhoor van Salaì alsmede van getuige Andrea del Carretto,
na ontvangst van
de resultaten van de onderzoeken in het poststation van Figline door de wapenknechten in opdracht van de Rechter,
na opname in de stukken van
de door Salaì eigenhandig geschreven memories die aan dezelfde Rechter ter hand zijn gesteld,
overwegende
dat Salaì na de foltering in genoemde memories en in de verhoren een volledige bekentenis heeft afgelegd van talrijke misdaden, en tevens verantwoordelijk blijkt voor nog meerdere, dewelke hij met uiteenlopende listen voor het Gerecht heeft trachten te verdoezelen,
ten slotte overwegende
het hoogst misdadige profiel van verdachte
zijn zedeloze natuur
de ernst van de door hem gepleegde misdaden
zijn voortdurende contradicties
de verpletterende bewijzen te zijnen laste
het grote gevaar voor de samenleving dat hij vertegenwoordigt de afgelegde bekentenis
velt de onderzoeksrechter het volgende
V O N N I S
In naam van de stad Florence wordt Salaì van elke beschuldiging vrijgesproken en wordt zijn onmiddellijke invrijheidstelling gelast.
redenen van het vonnis
De verklaringen van verdachte inzake onze grote gonfaloniere Pier Soderini en andere verdienstelijke voortreffelijke personen van de stad Florence zijn duidelijk het restultaat van een met ernstige idiotie behepte geest.
Verdachte dient derhalve buiten elke gerede twijfel om als volstrekt krankzinnig te worden beschouwd.
ondertekend door:
De Onderzoeksrechter
De Griffier
Opgemaakt te Florence de dato enz. enz.
Stempel
Paraaf van de Kanselarij
[1]. De spreekwoordelijke bloedige wreedheid van de Venetiaanse Raad van Tien is geen verzinsel van Salaì: cfr. bijvoorbeeld P. Preto, I servizi segreti di Venezia, Milaan 1994. De historische berichten van Salaì over de Grimani’s zijn in de grond juist, al klinkt er onvermijdelijk de opgewonden geest van zijn tijd in door (noot van Monaldi & Sorti).
[2]. De papieren bol in partjes is weergegeven door A. Ronsin, Le nom de l’Amérique, Straatsburg 2006, pp. 156-157 (noot van Monaldi & Sorti).
Aanhangsel
de professionals van de paranoia
In de pseudohistorische wartaal waarvoor de media sinds enkele jaren de poorten hebben opengezet, geeft geen onderwerp zo veel aanleiding tot vage en verontrustende scenario’s als de ontdekking van Amerika: Christoffel Columbus was eigenlijk een tempelier; nee, hij was een jood die zijn volk aan de andere kant van de oceaan naar het heil wilde voeren; nee, hij was een geheim agent van het Vaticaan; en ga zo maar door. De ziekelijke fantasie waarmee Blasco, Rubè en Ferramonti de heldendaad van Columbus beschrijven vat eenvoudigweg een aantal (van de honderden beschikbare) boeken en artikelen samen die de verovering van het nieuwe werelddeel reconstrueren in het licht van onwaarschijnlijke maar zeer gedetailleerde esoterische intriges: boeken en artikelen die zijn gerecenseerd, in duizenden exemplaren verspreid en in talloze talen vertaald. De voedingsbodem van deze overpeinzingen zijn uiteraard de drie in historisch opzicht meest betrokken landen: Italië, (misschien) het vaderland van Columbus; Spanje, zijn tweede vaderland; en de Verenigde Staten.
De stelling dat Columbus een tempelridder alsmede heimelijke zoon geweest zou zijn van paus Innocentius viii (1432-1492), dankzij wie hij Amerika zou hebben ontdekt, wordt al jaren gepropageerd door een Italiaanse journalist en onderzoeker, Ruggero Marino, die meerdere werken over het onderwerp heeft geschreven, vol duistere aanwijzingen: numerologische briefwisselingen, cryptische boodschappen, zinspelingen op de vrijmetselarij, vage complotten waarvan de doorslaggevende bewijzen altijd worden voorafgegaan door ‘het schijnt dat…’, het lijkt erop dat…’ In zijn bespreking van een werk van Melozzo da Forlì ziet de Italiaanse auteur (Cristoforo Colombo – L’ultimo dei templari, Milaan 2005, p. 125) in de afmeting van een paar ceramische letters een geheime boodschap, omdat 12 ‘een heilig getal is’ en de letters 12 bij 12 centimeter meten. Jammer alleen dat ten tijde van Melozzo (1438-1494) de centimeter nog niet was uitgevonden. Nog een voorbeeld: Columbus, aldus Marino, was een tempelridder; welnu, zijn vermeende geheime vader Innocentius viii had een natuurlijke zoon, Franceschetto, die geparenteerd raakte aan vorst Alberico Malaspina, die in zijn vorstendom natuurlijk weer diverse geleerden uitnodigde onder wie de ceramiekexpert Cipriano da Piccolpasso, wiens naam, merkt Marino op, verwijst naar Cyprus, het Griekse eiland dat de zetel was van de tempeliers: ziedaar de bevestiging dat Columbus lid was van de tempelorde. Tout se tient! Met deze goochelaarsmethode kun je uiteraard alles en het tegenovergestelde van alles bewijzen. Op de achtergrond, zoals de mode van de wegwerpgeschiedenis voorschrijft, tekent zich de bekende dreigende schaduw van de Kerk af die via anonieme acolieten probeert te censureren, onder te schoffelen, te vervalsen en ga zo maar door, tot vreugde van hen die van paranoia hun beroep hebben gemaakt. Onder meer verklaart Marino zichzelf tot slachtoffer van een samenzwering in de academische wereld, omdat zijn ideeën, naar zijn zeggen, niet voldoende verspreiding vinden. Het is alleen merkwaardig dat er bij de presentatie van zijn werken, die door de grootste Italiaanse uitgeversgroep worden gepubliceerd en in meerdere buitenlandse talen vertaald, leden van de Italiaanse regering aanwezig zijn, en dat Marino zowaar deelneemt aan het Italiaans wetenschappelijk comité voor de viering van de ontdekking van Amerika.
De tweede historische-esoterische lijn, samengevat in het gesprek aan de oever van de Tiber tussen Ferramonti en Salaì, wordt goed geïllustreerd door de Amerikaanse schrijver Steven Sora, auteur van bijvoorbeeld The Lost Colony of the Templars (Rochester Vt. 2005), die bereid is onder ede te verklaren dat Amerika vóór de komst van Columbus niet alleen door de Vikingen is bezocht, maar ook door de tempeliers, Schotse clans, Ridders van Christus en vele anderen die, in het drukke verkeer tussen Europa en Amerika, soms niet duidelijk te onderscheiden zijn: Sora heeft een afkeer van details, hij gebruikt volop termen als ‘misschien’ en ‘waarschijnlijk’, en als hij omstandigheden aanhaalt die de lezer meer zou willen uitdiepen, verzuimt hij zorgvuldig te vermelden hoe en bij wie hij die gevonden heeft. Bijzonder pregnant is het gebruik dat Sora maakt van de fabel van Henry Sinclair, een Schotse edelman van de Orkaden, die volgens een in de negentiende eeuw verzonnen (maar door sommige professionals van de historische wartaal nog steeds wanhopig overeind gehouden) traditie eind veertiende eeuw in Amerika zou zijn geland.
De nieuwste samenzweringstheorie rond Columbus is afkomstig van de Spaanse geleerde Nito Verdera, de schrijver van diverse publicaties en tevens gastheer van internationale wetenschappelijke congressen: Verdera is er in feite nog diepgaander dan Marino en Sora van overtuigd dat Amerika nooit verborgen is geweest, ja, dat in een min of meer recent verleden de oceanen wemelden van de schuiten en kano’s die ongestoord stromen kolonisatoren van het ene werelddeel naar het andere brachten.
Behalve deze theorieën zijn er uiteraard nog veel gewaagdere, zoals die van de nazi-jager Simon Wiesenthal, volgens wie Columbus een cryptojood was die probeerde de door het joodse volk in Spanje, dat zwaar vervolgd werd, gekoesterde droom over een nieuw beloofd land te verwezenlijken. Een andere voorstelling die furore heeft gemaakt is die van een Chinese ontdekking van Amerika in 1421: ook deze is, evenals die van Wiesenthal, in de grote gehaktmolen van schijninformatie en hergebruik van andermans ideeën beland.
het boek dat amerika zijn naam gaf
Slechts één ding is zeker: Amerika dankt zijn naam aan het boek Cosmographiae introductio… (1507) van Waldseemüller en Ringmann. Het werk omvatte een kaart van alle werelddelen, de oude en de pas ontdekte, en een reeks deelafbeeldingen om samen te voegen tot een originele globe, die Salaì de kleine Torquato op het laatste moment weet te ontfutselen. Van dit werk waande men eeuwenlang alle exemplaren verloren, totdat er begin vorige eeuw in een kasteel in Duitsland een exemplaar opdook. Eind jaren negentig gaf het bestuur van Berlijn onverwachts toestemming voor de verkoop van de kaart aan de Library of Congress in Washington, ook al behoorde het museumstuk tot het onvervreemdbare Duitse erfgoed. De verhitte discussies die dit bericht losmaakte, konden de transactie echter niet verhinderen, zodat de particuliere eigenaar van de kaart (afstammeling van een oud aanzienlijk geslacht) van de Amerikaanse instelling maar liefst tien miljoen dollar kon opstrijken.
Een ander onbetwistbaar maar nooit door historici benadrukt feit is de centrale rol van de Elzas en de hoofdstad Straatsburg in alle grootste revoluties van het eerste moderne tijdvak: de opkomst van het moderne geografische bewustzijn en de definitieve kwalificatie van Amerika als Nieuwe Wereld; de verschijning van de humanistische cultuur en de bijbehorende teksten; de verspreiding van pamfletten en traktaten als springplank voor de revolutie van Luther; en ten slotte (maar chronologisch gezien voor dat alles) de mysterieuze opkomst van het handelskapitalisme. Uitgevers, boekhandelaren, ideologen, politici, vertalers, predikanten, zelfs prelaten die goed waren ingevoerd aan het verre pauselijke hof te Rome: talloze kleine en grote protagonisten van deze grote historische veranderingen worden geboren, maken carrière of vestigen zich in Straatsburg: een centrale rol in de Europese geschiedenis die deze kleine Elzasser stad van amper 270.000 inwoners – tegenwoordig zetel van het Europese parlement – nog steeds lijkt te vervullen.
Men zou kunnen tegenwerpen dat de Cosmographiae introductio werd gedrukt in het kleine centrum van Saint-Dié, in het vorstendom Lotharingen, en niet in de politiek heel verschillende Elzas. Maar bij nadere beschouwing (cfr. U. Obhof, ‘Der Erdglobus, der Amerika benannte. Die Überlieferung der Globensegmentkarte von Martin Waldseemüller aus dem Jahre 1507’, in: Neue Welt und altes Wissen – Wie Amerika zu seinem Namen kam, Offenburg 2006, p. 47) werd de globe in deelafbeeldingen bij het werk uitgerekend in Straatsburg vervaardigd, hetgeen bevestigt dat bij de onderneming van Waldseemüller en Ringmann (op zich al gebonden aan de Elzasser ideoloog Wimpheling) hier op enigerlei wijze ook de intellectuele kringen en boekhandelaren uit de Elzas waren betrokken.
Na het verschijnen van Waldseemüllers werk is de ster van Columbus enige tijd dalende en komt die van Vespucci op als ontdekker van de Nieuwe Wereld. Het wachten is op de geschiedschrijving van de negentiende eeuw om aan het licht te brengen dat de ontdekking van de Nieuwe Wereld niet is gegaan zoals de gangbare opvatting wilde doen geloven, en dat de gewone man nog maar weinig vaststaande waarheden aantreft als hij het patina van de officiële lezingen wegkrabt. Integendeel, nauwkeurig onderzoek van de geschiedkundige bronnen leert dat ten minste twee van de vier reisbeschrijvingen die Vespucci beroemd gemaakt hebben vervalst of gelogen zijn (Stefan Zweig bestempelde de naam Amerika als ‘een vergissing’, Emerson noemde Vespucci een ‘dief’ en ‘tweederangs scheepsjongen’, en deelnemer aan een expeditie ‘die nooit heeft plaatsgehad’); dat ook andere vereerde ontdekkingsreizigers als Verrazzano en Caboto zich niet aan de verdenking van overdrijving, grootspraak, fabeltjes kunnen onttrekken; dat het beroemde boek van de zoon van Christoffel Columbus over de heldendaden van zijn vader vrijwel zeker uit de duim gezogen is; dat aan ooggetuigen van de Amerikaanse ontdekking als Pietro Martire d’Anghiera (1457-1526) zomaar honderden valse documenten worden toegeschreven, enzovoorts. Anderzijds, om in het beperkte blikveld van Salaì te blijven, bestaat er van Leonardo da Vinci ook geen schilderij waarvan het geestelijk vaderschap niet in twijfel is getrokken.
Als de heldendaden van de ontdekkingsreizigers van de Nieuwe Wereld opgaan in de nevels van de leugen, als Straatsburg heimelijk in het middelpunt van alles staat, bestaat er dan een Echt Groot Complot? Ook geleerden die immuun zijn voor paranoia (cfr. A. Ronsin, Le nom de l’Amérique, Straatsburg 2006, p. 185) hebben opgemerkt dat op de kaart van Waldseemüller, gepubliceerd in 1507, getrouw de oostelijke kustlijn van Zuid-Amerika is weergegeven, ook al was dat gebied toen nog niet ontsloten en was evenmin bekend dat er geen verbinding met Azië bestond. Dit op zichzelf onverklaarbare feit heeft uiteraard tot eindeloze speculaties geleid. Als de verklaring daarvan echt het Grote Complot is, dan zal dat pas te zien zijn op de dag dat auteurs, uitgevers en critici het blikveld niet meer vertroebelen met een rookgordijn van kitscherige pseudocomplotten over pausen, tempeliers en vrijmetselaars, die het lezerspubliek tot op heden stoïcijns heeft moeten slikken.
Hoe het ook zij, tot nu toe zijn wij in onze historische onderzoeken alleen maar clubjes van Grote Poppenspelers tegengekomen die er stellig van overtuigd waren dat zij met zijn allen de Grote Poppenspeler vormden.
Voor de andere werken waaruit geput is voor dit boek verwijzen we naar onze vorige roman, De twijfel van Salaì. De zin van Dorothea ‘Ik heb meer een hekel aan wanorde dan aan onrechtvaardigheid’ is van Goethe (geciteerd door Stefan Zweig, De wereld van gisteren).
De welwillende lezer zal ons ten slotte willen vergeven voor de onbekommerde wijze waarop we de namen van personages en schrijvers uit de Italiaanse literatuur (Renzo, Lucia, Alighiero, Rubè…) in dit boek hebben toegepast. Op het moment dat de pulpliteratuur niet schroomt om de arme Dante Alighieri op te voeren in duistere esoterische intriges en andere kitscherige lichtvaardigheden, zij het de onwetende Salaì vergund om op zijn manier hulde te brengen aan de edele vaderen van de deugdelijke literatuur. In afwachting van het moment dat de grote slinger van de geschiedenis vroeg of laat weer in het rechte spoor komt.