Hoofdstuk 8
Janis lag nog lang wakker die nacht. Er was zoveel dat haar opeens duidelijk werd; dat onverwachte gevoel van eenzaamheid die morgen toen Breck weer was teruggegaan; het gevoel van pijn bij de wetenschap dat hij over een paar weken voorgoed van het eiland vertrokken zou zijn. Raadselachtige, verontrustende gevoelens, maar nu wist ze waarom. Ongedurig ging ze op haar andere zij liggen en duwde haar kussen in model. Zelfs in bed kon ze niet lekker liggen, want haar voet deed pijn, onverschillig in welke houding ze die neerlegde en bovendien had ze het ontzettend warm.
Opeens zag ze in gedachten de oude Mr. MacLeod weer voor zich, terwijl ze in het donker naar de zoldering lag te staren. Een lange man met grijs haar, een gebogen neus en een paar doordringende grijze ogen. Janis was als kind altijd een beetje bang voor hem geweest, tot die dag dat ze in het loch was gevallen terwijl haar moeder bij Mrs. MacPhail op bezoek was. De oude houten aanlegsteiger was verboden terrein omdat hij op instorten stond maar Janis, met kinderlijke nieuwsgierigheid, had dat opzettelijk vergeten en was er toch overheen gelopen, het prinsesje dat aan de zeerovers ontsnapt...
Met een gil van schrik was ze dwars door de rotte planken geschoten en nog voelde ze hoe het grijze water zich boven haar sloot, haar de adem benam, nog zag ze de angstaanjagende groene voorstellingen terwijl het water haar dieper en dieper met zich mee trok... En toen was hij met grote passen het water ingelopen en had haar gegrepen en omhoog gehaald en snikkend had ze zich aan hem vastgeklampt terwijl hij haar naar het huisje droeg waar haar moeder zat te praten. Hij had haar een kruidig, bitterruikend vocht laten drinken, maar ze had het toch opgedronken, en toen waren de pijn en de angst voor altijd verdwenen... En die oude man was dus Brecks grootvader geweest. Janis zuchtte eens diep. Wat was het leven toch vreemd! Een soort patroon dat je alleen van heel veraf kon onderscheiden leek het wel...
Het had geen zin. De slaap wilde nog steeds niet komen. Met een ruk wierp ze de dekens af, liep op haar blote voeten naar het lichtknopje en haalde toen de doos met verhalen tevoorschijn.
De woorden kwamen heel gemakkelijk, want de turbulente emoties die zich in haar hadden opgehoopt lieten zich graag in woorden vangen. Haar pen snelde over het papier en bladzij na bladzij vulde zich met woorden tot ze ten slotte moe begon te worden. Maar pas toen ze vreesde dat ze onleesbaar ging schrijven als ze nog langer door zou gaan legde Janis met een gevoel van diepe voldoening haar pen neer, klapte het schrift dicht en zakte achterover in de kussens. Ze zuchtte eens en viel toen in slaap. Met het licht aan.
Helen had zich enigszins onnatuurlijk gedragen tijdens het ontbijt. Eerst had Janis gedacht dat ze het zich maar verbeeldde, maar toen ze later samen in de keuken waren, wist ze zeker dat er iets aan scheelde.
‘Helen? Is er iets? Voel je je niet lekker?’
Helen tuurde strak naar het bord dat ze aan het afdrogen was, veegde het nog eens extra na en zei blozend: ‘Nee hoor,’ maar opkijken deed ze niet.
‘Maar ik heb je haast niet gehoord aan tafel,’ zei Janis vriendelijk. ‘En je zei niets terug toen Breck en Terry goedemorgen zeiden - Daddy merkte het ook, dat weet ik zeker.’
‘Ik heb hem gezien!’ barstte Helen uit en nu pas keek ze op, recht in Janis’ ogen. Ze was duidelijk van streek.
‘Wie gezien?’
Helen beet op haar lip. ‘Het hindert niet, het gaat me ook niets aan, maar o, Janis, ik dacht dat je een hekel aan hem had!’
Janis greep naar haar hoofd. ‘Een van ons tweeën is gek! Waar heb je het in hemelsnaam over?’
Helens gezicht vertoonde iets van opluchting. ‘Dat weet je niet - eerlijk niet?’
‘Eerlijk niet, ik zweer het. En zet dat bord nu eens weg voor je het in tweeën wrijft, ga zitten en vertel me waar je het over hebt.’
Dat deed Helen. ‘Ik moest midden in de nacht naar het toilet,’ begon ze, ‘en ik deed m’n deur open en toen hoorde ik een geluid, van een lichtknopje dat werd omgedraaid, en toen kwam Breck uit jouw kamer en hij deed heel zachtjes de deur achter zich dicht.’
‘Maar-’ Janis hapte naar adem. ‘Ik begrijp het niet.’ De ontzetting in haar blik was maar al te oprecht. Ze zakte naast Helen neer in een stoel. ‘Ik kan me niet— weet je zeker dat het zo was?’
Helen knikte van ja. ‘Ik zag hem heel duidelijk. Hij heeft mij niet gezien. Hij liep naar zijn kamer en ging daar naar binnen en ik heb even gewacht en toen ben ik pas naar het toilet gegaan. Ik vond het zo afschuwelijk! O, Janis, het spijt me - ik dacht —’
‘Ja, nou, laat maar.’Janis stond op. ‘Wat voerde hij dan in mijn kamer uit? Laat me even nadenken.’ Ze herinnerde zich dat ze had zitten schrijven, dat ze het schrift op het nachtkastje had gelegd toen ze moe werd en het volgende wat ze wist was dat ze wakker was geworden. Ze keek naar Helen. ‘Waar is hij?’ zei ze.
‘Boven, voor zo ver ik weet. Terry is met de auto naar de winkel. Ik heb hem die lijst meegegeven die jij had opgesteld.’
‘Goed. Jij blijft hier en doet de afwas verder. Ik ga Breck Fallon opzoeken.’ Helen keek haar na en nam toen een kopje uit het afdruiprek.
‘Ik wil je graag even spreken,’ zei Janis. ‘Onder vier ogen.’
‘Dan kun je beter binnenkomen, vind je niet?’ Brecks toon was mild. Hij keek op van zijn open koffer, zag Janis’ gezicht en deed toen langzaam het deksel dicht, waarna hij overeind kwam uit zijn gehurkte houding.
‘Wat deed jij vannacht in mijn kamer?’
Een ogenblik bleef zijn gezicht totaal neutraal, toen verspreidde zich een brede grijns om zijn mond. ‘O,’ zei hij, ‘dus dat is ’t. Hoe weet je dat?’
‘Dat doet er niet toe.’ Hij deed geen poging het te ontkennen. Janis deed alle moeite de verwarde gevoelens binnen in haar te beheersen. ‘Wat deed je -?’
‘Oké, dat hoefje niet nog eens te vragen, ik verstond je wel.’ Hij liep door de kamer naar haar toe en sloot de deur achter haar. ‘Goed, juffrouw Janis om te beginnen kun je je die woedende blik besparen. Want wat ik in jouw kamer deed was niet wat jij kennelijk denkt. De beledigde maagd zelve. Geloof me, als ik in je kamer was gekomen met de bedoeling je te verleiden, zou je daar nu niet haar hebben hoeven vragen, dan zou je het weten!’
‘Je hebt het recht niet -’ begon ze. Een blos rees uit haar hals omhoog naar haar wangen.
‘Dat heb ik wel! Houd je mond en luister. Ik zag dat je licht aan was toen ik om vier uur vannacht naar het toilet ging. Toen ik terugkwam was het nog steeds aan en toen ben ik naar je deur gelopen en heb je zachtjes geroepen omdat ik dacht dat je je misschien niet goed voelde. Ik hoorde niets maar de deur stond op een kier. Ik keek om het hoekje en daar lag je, diep in slaap, met het licht aan en de dekens half op de grond.’
Hij stopte even en keek haar aan. ‘Wat? Geen interrupties? Ik heb de dekens opgeraapt, ze over je heen gelegd, het licht uitgedaan en ben weer naar mijn kamer gegaan.’ Janis sloot haar ogen. Ze wist het weer: ze was met het licht aan in slaap gevallen.
‘Helen heeft je gezien,’ zei ze dof. ‘Ze dacht -’
‘Mmm, dat zal best. Ik zal het wel even uitleggen.’ Hij liep naar de deur.
‘Nee, dat doe ik wel.’ Ze moest zich op zijn minst verontschuldigen. ‘Het spijt me, ik -’ begon ze, maar ze kreeg de kans niet om uit te spreken.
‘O, houd je excuses maar voor je. Die verwacht ik niet van jou.’ Zijn ogen schitterden. ‘Jammer alleen dat ik je teleur moest stellen - je vindt het tenslotte leuk om altijd het allerslechtste van me te denken.’
‘En niet zonder reden,’ antwoordde ze. Bij de toon die hij aansloeg verdween haar behoefte om zich te verontschuldigen als sneeuw voor de zon. ‘Na die brute aanval van gisteren—’ Het was gemakkelijker om met overtuigende verontwaardiging te spreken als ze vergat hoe heerlijk ze het zelf had gevonden...
‘Brute aanval! Waar heb je het in hemelsnaam over!’ Dat kon hij toch niet al vergeten zijn? Janis was zo verbaasd dat ze er haast geen woord uit kon krijgen. ‘Jij -jij —’ begon ze. ‘Toen je me kuste!’
‘O, dat!’ Hij keek op haar neer, begon toen zachtjes te lachen. ‘Geen wonder dat je verhaaltjes schrijft, met zo’n romantische instelling! Misschien kun je het nog gebruiken voor je boek. Ik was het al lang vergeten. Je moet die dingen niet zo serieus nemen —’
Een gevoel van vernedering beving haar. Hij was het dus al vergeten. ‘Echt? Dat meen je niet!’ slaagde ze erin terug te zeggen. Het was o zo belangrijk dat hij nooit achter de waarheid kwam. Ze zocht panisch naar woorden.
‘Maar je bent hier niet in Londen, zelfingenomen vlerk die je bent. Hier wordt niet zo maar gekust, achteloos, hier hebben mannen nog respect voor een vrouw. En hoe vlugger je ophoepelt hoe liever het me is.’ Ze was woedend en die geamuseerde blik van hem maakte haar nog furieuzer. Ze hijgde, haar ogen schoten vuur en ze had er zelf geen idee van hoe haar woede haar alleen maar mooier maakte.
Maar toen ontwaarde ze iets in zijn blik - een plotselinge respons, hoewel ze die niet herkende - en dat maakte haar zo bang dat ze zich vlug afwendde. Ze had te veel gezegd.
‘Ga nu niet weg,’ zei hij. ‘Ik ben juist dol op zulke tirades. Je woordkeus fascineert me-’ en hij greep haar bij haar arm.
‘O nee, dat laat je! Niet weer!’ Ze sloeg wild om zich heen. ‘Je raakt me niet nog eens aan!’ Haar wild gebarende hand raakte zijn arm en grinnikend deed hij een stapje opzij.
‘Wow! Wat een temperament opeens, ik zou er bang voor worden.’
Janis kon hem wel vermoorden! Ze begreep niet wat ze ooit in hem had gezien en omdat ze hem op geen enkele manier de baas kon en zijn spot haar zo diep kwetste zei ze: ‘Het is jammer dat je Diane ooit bent tegengekomen - hoor je me? Ik wou dat je hier nooit was gekomen, dat je nooit alles overhoop had gehaald hier -’ En toen opeens schoot haar nog iets te binnen, een verblindend besef. ‘Alleen omdat je grootouders hier hebben gewoond - daarom ben je hier gekomen. Ik heb heus wel gezien hoe je naar die foto van Mrs. MacPhail keek. Je had een hekel aan ze, hè?’ Ze zag zijn gezicht versomberen, zag de donkere blik in zijn ogen, de strakke mond en wist dat ze te ver was gegaan. Maar op de een of andere manier moest ze verder gaan, ze kon niet ophouden. ‘Nou, maar ik vond ze aardig!’ barstte ze los. ‘Jij laat me koud - je grootvader was een goed mens, iedereen hier mocht hem -’
Zijn stem was als een zwaard, diep en koud, dat haar woorden afsneed. ‘Jij weet niets!' zei hij ruw. ‘Niets! Dus houd je mond over dingen die je niet aangaan!’
‘Ik houd mijn mond niet! Alles wat hier gebeurt gaat mij aan.’ Ze hijgde naar adem toen hij haar arm greep en die stevig vastklemde. ‘Au! Laat me los!’
‘Houd dan je mond! Ik wens er niet met jou over te discussiëren.’ En zoals hij daar stond en haar vasthield sprak er zo’n overwicht uit zijn optreden dat ze bang voor hem werd. Ze wilde nu nog maar één ding: weg.
‘Houd je handen van me af,’ fluisterde ze. Ook in zijn ogen was nu pijn te lezen, gecombineerd met boosheid, een mengeling die ze niet begreep - alleen maar dat die door haar woorden was veroorzaakt. ‘Ik haat je.’
Hij liet haar los. Janis struikelde achterwaarts, een hand tegen haar mond gedrukt om een snik van angst en pijn te smoren. Hij bleef staan waar hij stond, zich schijnbaar nauwelijks meer van haar aanwezigheid bewust. Ze draaide zich om en liep de kamer uit.
Werk was het enige recept tegen de ellendige staat waarin ze zich bevond. Ze probeerde Breck de rest van de dag zoveel mogelijk te ontlopen en erg moeilijk was dat niet omdat Terry en hij al vlug na hun ontmoeting in de Landrover verdwenen met Judy als gids. Judy zelf had een metamorfose ondergaan: haar haren waren glanzend geborsteld, ze had een schone spijkerbroek en een schoon t-shirt aangetrokken en haar mond was van een vaag roze voorzien dat verdacht veel op lipstick leek!
Helen en Janis waren bezig met het schoonmaken van de zitkamer toen ze wegreden. Helen stond bij het raam. ‘Het is Terry,’ verklaarde ze. ‘Daar komt het door. Ze kijkt helemaal smachtend als hij in de buurt is. Eerlijk, ik had het nooit van Judy gedacht!’
Janis gaf geen antwoord. Ze wreef uit alle macht met de poetslap over het blad van het dressoir, dat begon te glimmen als een spiegel. ‘En wat is er toch met Breck?’ zei Helen nadenkend. ‘Hij zei nauwelijks iets terug toen ik vroeg hoe lang ze wegbleven. Hij kon me wel dóódkijken! Is hij soms boos omdat ik hem uit je kamer heb zien komen?’ Janis zuchtte eens diep. ‘Ik geloof het niet,’ zei ze. ‘Het is misschien een schrale troost, maar hij negeert mij ook. Ik ben blij toe,’ voegde ze er aan toe, ‘hij is een vreselijke vent!’ en ze wierp zich weer met hernieuwd vuur op haar taak waardoor de blik van Helen haar ontging.
Die avond had ze een idee. Ze liep naar de keuken waar de twee mannen zaten te praten. Even voor hij zich omdraaide zag ze Brecks profiel: er sprak kracht uit en hardheid en ook nog iets anders — en ze wilde maar dat ze al die dingen niet had gezegd.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei hij op ijskoude toon. ‘Zitten we in de weg?’
‘Nee, maar ik heb een voorstel. Er is nog een zitkamer waar we nooit komen. Misschien kunnen jullie die voortaan als werkvertrek gebruiken, zeker als de anderen komen. Als jullie even willen kijken, dan kunnen we hem klaar maken.’
Hij stond op, gevolgd door Terry. Het was duidelijk dat Terry wist dat er iets mis was maar hij glimlachte naar Janis en zei opgewekt: ‘Goed idee. Hoewel, ik ben gehecht geraakt aan deze keuken. Ik mag toch nog wel blijven koken?’
Janis lachte terug. ‘Natuurlijk. Deze kant op.’ Ze ging hen voor een gang door naar de andere kant van het huis. ‘Zie je,’ zei ze, terwijl ze een deur opende, ‘hij moet natuurlijk opgeruimd worden, maar je zou er ook de camera’s en zo kunnen bewaren-’ Ze maakte een vaag handgebaar om zich heen.
Breck keek in het rond. ‘Het lijkt ideaal. Bedankt. O, er is één ding. Ik heb een draagbare televisie op mijn kamer. Vind je het goed als ik die ook hier neerzet?’
Janis voelde zich verkillen. Het sarcasme in zijn stem sprak boekdelen. ‘Natuurlijk.’ Ze had zichzelf bezworen dat er nooit zo’n ding in huis zou komen, maar nu nee zeggen zou alleen maar kinderachtig lijken. Ze draaide zich om. ‘Goed, dat is dan geregeld.’ Maar ze vroeg zich af, toen ze terugliep naar haar vader en haar zusjes, of hij dat ding ooit aan had gehad op zijn kamer.
Wat er vervolgens zou gebeuren had ze kunnen weten. De volgende morgen, direct na het ontbijt, waren de drie meisjes begonnen met het schoonmaken van de kamer. Terry wilde beslist meehelpen, naar hij zei om zware meubelstukken te versjouwen, maar het liep er op uit dat hij papierproppen voor de haard zat te vouwen met Judy, terwijl Janis en Helen stof afnamen en het houtwerk afsopten. Midden in die chaos kwam Breck de kamer binnen met zijn armen vol boeken en mappen met papieren.
‘Is het goed als ik die hier op tafel deponeer?’ vroeg hij Janis. Zijn stem klonk nog steeds koel en formeel.
‘Ja, die is schoon.’
Hij liep de kamer weer uit. Even later kwam hij opnieuw binnen, dit keer meteen draagbare televisie. Judy en Helen keken elkaar aan en blikten toen schichtig naar Janis. Breck leek niets te merken van de plotseling gespannen sfeer en zei alleen maar: ‘Dat kleine tafeltje bij het raam -mag ik hem daar op zetten? Je hoeft niet bang te zijn voor krassen.’
‘Ja.’ Haar stem klonk stijfjes.
‘Bedankt.’ Helen was onverholen midden in een veeg met de poetslap blijven steken en keek gefascineerd toe, terwijl Judy nog een krant oppakte en tegen Terry zei:
‘Ik zal zo even kolen halen.’
‘Nee, dat doe ik. Als je zegt waar ze zijn, dan haal ik ze wel.’
‘O, nou, in de kelder,’ antwoordde ze en ze voegde er aan toe: ‘Het is nogal zwaar tillen.’
Janis hoorde hoe Helen verachtelijk snoof, maar sloeg er geen acht op. Ze zijn stapelgek geworden, allemaal, dacht ze. Maar het zou nog erger worden.
Breck besteedde de daarop volgende minuten aan het vinden van een stopcontact, hij draaide wat aan knoppen, lichtte de kamerantenne en opeens klonk het geluid van achtergrondmuziek en stemmen en verscheen op het scherm een onduidelijk beeld.
‘Terry, houd dit eens even vast, wil je?’ Breck fronste zijn wenkbrauwen en ging op zijn knieën aan een knop zitten draaien, terwijl Terry de antenne vasthield. ‘Een beetje terug, nee, wat hoger. Ja, zo! Houden zo!’
Het beeld werd meteen scherp, de antenne werd voorzichtig op de schoornsteenmantel gezet en allemaal bleven ze kijken-zelfs Janis. Ze had maar één keer eerder televisie gekeken, bij haar tante Ina, en dat met tegenzin. Maar dit was in kleur, een schoolprogramma kennelijk, want een vrouw was bezig papieren dierfiguren te knippen terwijl een hele groep kinderen toekeek. Breck liet het programma aan staan. Hij was zich wel bewust van hun reactie, dat wist Janis zeker. De kamer was bijna klaar.
‘Oké, Judy,’ zei ze kordaat. ‘Waarom gaan jij en Terry nu de kolenkit niet even vullen, dan kan de kachel aan. Helen, als jij vast naar de keuken gaat, dan kom ik je zo achterna. Dan kunnen we samen de lunch klaarmaken.’
‘Maar ik ben nog niet klaar,’ begon Helen.
‘Dat ben je wel.’
En toen waren alleen zij tweeën nog in de kamer, Janis en Breck. Ze draaide zich naar hem om. ‘Ik hoop datje tevreden bent met jezelf,’ zei ze zacht.
Hij keek op van zijn plaats aan tafel waar hij over een boek gebogen zat. ‘Neem me niet kwalijk?’ zei hij vragend.
Ze wees op het toestel. ‘Je weet heel goed wat ik bedoel. Dat deed je met opzet.’
‘Ik heb je gevraagd of het goed was, weet je nog? En je zei van ja.’
‘Maar het was niet nodig om dat ding nu op dit moment aan te zetten.’ Ze boende met driftige bewegingen langs een stoelpoot.
‘Is die reactie niet een beetje ongenuanceerd?’ Het klonk liefjes, een onderhuidse aanval. ‘Of ben je bang dat je zusjes televisie misschien wel leuk vinden?’ Toen ze niets antwoordde ging hij verder: ‘Of wordt hun misschien niet toegestaan er een eigen mening op na te houden. Is dat het?’
‘Helemaal niet,’ zei ze bits. ‘Ze denken net zo over televisie als ik.’
‘Maar dat wilde je niet aan de praktijk toetsen, hè?’ vroeg hij en toen merkte Janis hoe ze er in was gelopen. Ze keek hem aan, niet in staat een woord uit te brengen, en draaide zich toen om en liep de kamer uit. Maar niet dan nadat ze had gezien hoe hij spottend lachte.
Die avond kwam Breck na het eten de keuken in lopen. Er stond een enorme afwas op het aanrecht en ze was net bezig de afwasteil met water te vullen.
‘Ik help je wel,’ zei hij.
‘Ik heb van jou geen hulp nodig,’ antwoordde ze. ‘Jij hebt je portie vandaag al bijgedragen.’ Met een blik vol onderdrukte woede keek ze hem aan.
‘Je kunt mij er toch moeilijk de schuld van geven dat je vader dat programma over astronomie graag wilde zien,’ hield hij haar voor. ‘En dat je zusjes ook wilden kijken is evenmin mijn fout. Moet ik soms een grote mond opzetten, zoals jij, en hen verbieden naar mijn televisie te kijken?’
‘Je zorgde er wel voor dat hij te weten kwam dat dat programma er was.’ Ze moest moeite doen haar kalmte te bewaren. ‘Je hebt het allemaal expres gedaan.’
‘Jij was degene die ons die kamer aanbood. Ik heb er niet om gevraagd.’ Hij stond maar een klein eindje van haar af, lang, superieur en onaantastbaar. Dat was nu juist wat haar zo dwars zat, die onweerstaanbare kracht die er van hem uitging. Janis had niet veel mannen gekend in haar leven, alleen haar vader en een paar vriendelijke eilandbewoners - en nu was deze man in haar leven gekomen, zo maar, en hij zette alles op zijn kop. Hij was hardvochtig, meedogenloos en er alleen op uit zijn eigen zin door te drijven. Maar ze had de gedachte nog niet in stilte uitgesproken of hij had al een theedoek gepakt en zei: ‘Goed, we beginnen.’
‘Ik zei al dat ik geen prijs stel op je hulp.’ Ze zei het helder en duidelijk, waarna ze een stapel vette borden nam en die stuk voor stuk in het hete sop liet zakken.
‘Maar naar zo’n antwoord luister ik nooit, wist je dat nog niet?’ antwoordde hij. ‘Dus je zult me de keuken uit moeten duwen, en dat lukt je met jouw fysieke capaciteiten nooit, of je zult mijn hulp moeten aanvaarden. En waarom houd je niet op met dat kinderachtige gedoe?’
‘Het is niet kinderachtig als iemand eens alleen wil zijn,’ antwoordde ze. ‘Ben je net zo onbehouwen tegen de mensen met wie je werkt? Die zullen dan wel blij zijn geweest toen ze je even kwijt waren in Londen.’ En ze zette de borden in een nette rij in het afdruiprek. Hij pakte er een uit en begon dat af te drogen.
‘Nee hoor, dat ben ik helemaal niet. Het komt alleen maar door jou dat mijn slechte karaktertrekken boven komen. Overigens zie je er beeldig uit met die twee boze rode plekken op je wangen. Dacht je soms dat ik je weer zou kussen?’
Ze schudde van nee, niet in staat iets terug te zeggen. Het was bijna bevrijdend om met de kwast over de koppen en schotels te kunnen wrijven in het hete sop. Breck nam een tweede bord en bestudeerde dat. ‘Hmm, alweer geen antwoord. Dat wordt angstig, weetje dat? - niets voor jou namelijk.’
O, ik haat je, ik haat je, dacht ze. Je bent wreed, je drijft overal de spot mee en waarom kwetst me dat zo?
‘Waarom geef je niet toe dat je hebt verloren?’
Janis draaide haar hoofd opzij en keek hem aan. Haar donkere ogen glinsterden verdacht, ontmoetten de zijne en kletterend, alsof de tussen hen opgebouwde spanning zich ontlaadde in een bliksemflits, liet ze een bord op de vloer in stukken vallen. Ze deinsde terug. Instinctief stak hij zijn armen naar haar uit - en Janis vond de kracht om hem van zich af te duwen. Het explosieve geluid had de spanning gebroken.
‘Blijf van me af,’ riep ze. ‘Laat me met rust!’ Ze rukte zich los en rende blindelings de keuken uit, geen acht slaand op de pijn in haar enkel, rechtstreeks de trap op. Ze huilde, niet om een verloren gevecht, maar om wat ze had gezien in zijn ogen, vlak voor die verblindende ontlading. Ze was bang- en in totale verwarring. En ze wist dat ze niet meer met Breck Fallon alleen moest zijn.