EPILOOG
MINUTUS LAUSUS MANILIANUS, drager van een triomfteken en de rang van consul, hoofd van Vespasianus’ priestercollege en lid van de senaat van Rome, stierf tijdens de regering van keizer Domitianus de erbarmelijke maar prachtige dood van christengetuige in het Flaviaanse amfitheater dat vanwege de reusachtige zuilen het Colosseum wordt genoemd. Met hem stierven zijn joodsgeboren vrouw Claudia en zijn zoon Clementinus, evenals consul Flavius Titus, neef van Domitianus en zoon van de voormalige stadsprefect van Rome. Op grond van hun afstamming en hoge positie viel hen de eer ten deel voor de leeuwen te worden geworpen.
Senator Minutus Manilianus stemde er gedurende zijn laatste nacht in de gevangeniscellen onder de arena van het Colosseum in toe de christelijke doop te ontvangen uit handen van een slaaf die de gave der genade had ontvangen en in dezelfde voorstelling zou sterven. Hij maakte enige bezwaren en zei dat hij liever om politieke redenen de dood inging dan voor de verheerlijking van Christus.
Op het laatste ogenblik brak er onder de christenen heftige ruzie uit over de wijze waarop de doop moest geschieden. Er waren enkelen onder hen die meenden dat het hele lichaam moest worden ondergedompeld en anderen die vonden dat een sprenkeling over het hoofd voldoende was. Het Flaviaanse amfitheater heeft, zoals men weet, een uitstekende waterleiding, maar voornamelijk bestemd voor wilde beesten en gladiatoren. Voor de veroordeelden wordt drinkwater voldoende geacht en dit was deze keer gerantsoeneerd, want er waren heel veel veroordeelden. Manilianus maakte een eind aan het debat door te zeggen dat het voldoende zou zijn als de slaaf hem op het kale hoofd spuwde. Deze godslastering bracht iedereen tot zwijgen, totdat zijn vrouw Claudia hem ervan overtuigde dat hij meer dan ieder ander Christus’ genade nodig zou hebben als hij voor de leeuwen kwam te staan, met het oog op zijn slechte leven, zijn gierigheid en zijn harteloosheid. Manilianus mopperde dat hij tijdens zijn leven ook enkele goede daden had gedaan, maar niemand die hem kende geloofde dit.
Toen hij de arena binnenstapte en voor de leeuwen kwam te staan, gebeurde een van Gods wonderen. De oudste leeuw koos hem als prooi, hetzij om zijn viezigheid hetzij vanwege zijn hoge positie, ofschoon hij zijn brede rode band niet meer droeg en als alle andere gevangenen gewoon in een tuniek gekleed was. Maar na hem te hebben besnuffeld begon de leeuw eerbiedig zijn handen en voeten te likken en hem tegen de razernij van de andere leeuwen te verdedigen, zodat het publiek overeind sprong en luide kreten van verwondering slaakte en eiste dat Manilianus moest worden begenadigd. Eigenlijk noemden zij hem niet bij de naam Manilianus, maar riepen een spotnaam die om redenen van fatsoen hier niet herhaald kan worden.
Maar toen senator Minutus Manilianus zag hoe zijn vrouw en zijn zoon door de leeuwen verscheurd werden zonder dat hij hen te hulp kon komen, liep hij tot voor de keizerlijke loge, gevolgd door de oude leeuw, hief zijn hand op om het publiek tot stilte te manen en slingerde keizer Domitianus zulke verschrikkelijke beschuldigingen naar het hoofd dat de keizer hem, evenals de leeuw die zijn taak verzaakt had, onmiddellijk door zijn boogschutters liet doden. Manilianus beweerde onder meer dat Domitianus zijn broer Titus vergiftigd had en dat keizer Vespasianus nooit zou hebben toegestaan dat Domitianus keizer van Rome werd. Het wonder dat Manilianus overkwam gaf de andere veroordeelde christenen de kracht om dapper te sterven en al stervende God te loven, want dit wonder was een bewijs van Christus’ onverklaarbare genade. Niemand zou zich ook maar hebben kunnen voorstellen dat senator Manilianus in zijn leven een aan God gewijd man was geweest, Maar zijn nagedachtenis is bewaard in de veelheid van christengetuigen.
De boezemvriend van zijn zoon, de dichter Decimus Junius Juvenal, slaagde erin om op advies van Manilianus naar Britannië te vluchten. Manilianus had bewerkstelligd dat hij lid werd van de Hoge Orde der Ridders en had hem aan een overheidsfunctie geholpen. Hij vervulde in zijn vaderstad een poosje de functie van censor, aangezien Manilianus van mening was dat een man die bekend staat om zijn losbandigheid, op grond van zijn eigen ervaringen het best zou kunnen oordelen over de ondeugden en zwakheden van anderen. Manilianus betaalde ook zijn studiereis naar Egypte in gezelschap van Manilianus’ zoon, ofschoon niemand begreep waarom.