Hoofdstuk 2

 

 

Stormy reed achter de gele bus aan en zei tegen zichzelf dat alles goed zou komen. Ze probeerde zich een rooskleurige toekomst voor te stellen waarin Max en zij hun eigen detectivebureau hadden. SIS, ofwel Supernatural Investigations Services – want bovennatuurlijke zaken zouden hun specialiteit zijn, al had Max haar bezworen dat ze gewone zaken niet zouden weigeren. De afkorting ‘SIS’ refereerde enerzijds aan Max’ pas ontdekte tweelingzus Morgan en anderzijds aan haar hechte band met Stormy. De twee vrouwen waren veel meer dan beste vriendinnen, en dat was altijd zo geweest.

Het zou weer zo zijn als in hun tienerjaren, toen ze hun neus in allerlei zaken hadden gestoken die hen niet aangingen. Kinderen waren ze geweest, amateurs, vergeefs zoekend naar bewijzen voor Max’ vergezochte samenzweringstheorieën.

Tot die dag, bijna zes jaar terug, waarop het onderzoekslaboratorium in White Plains in vlammen was opgegaan.

Max was er al langer van overtuigd geweest dat er op die plek verdachte dingen gebeurden. Voor het eerst had ze gelijk gekregen.

In het gebouw was het hoofdkantoor van de Division of Paranormal Investigations, DPI, gevestigd geweest. Een topgeheime overheidsinstelling die zich bezighield met het bestuderen en uitroeien van vampiers. Max’ zoektocht door de puinhopen na de brand had verregaande gevolgen voor hun leven gehad. Want ze had bewijs gevonden voor het bestaan van vampiers.

Wanneer Storm de gebeurtenissen van de daaropvolgende zes jaar overdacht, duizelde het haar nog steeds. Alles leek te leiden naar dit moment, waarop Max en zij beroepsspeurders waren geworden. Beroepsspeurders met vergunningen, gespecialiseerd in zaken die het zogenaamde ‘normale’ ver overstegen.

Toch was het niet meer zoals vroeger. In die tijd waren ze met zijn drieën geweest: Stormy, Max en Jason. Die adembenemend knappe Jason Beck, met zijn chocoladekleurige huid en zijn serieuze, behoudende aard. Hij had tegenwicht geboden aan Stormy’s onverschrokkenheid en Maxies impulsiviteit. Maar hij was verhuisd voordat Max hem had kunnen vertellen wat ze die nacht in de puinhopen had aangetroffen. Zelfs Stormy had ze pas een paar maanden geleden van haar ontdekking op de hoogte gebracht.

Meer dan eens had Stormy zich afgevraagd wat er zou zijn gebeurd als ze in hun studentenjaren Jasons verzoek om een afspraakje niet had afgewimpeld. Als hij niet was verhuisd om rechten te gaan studeren. Ze miste hem.

Jason.

Als een gloeiend mes doorkliefde de pijn haar hersenpan. Een wit licht verblindde haar. In haar hoofd zwol een hels kabaal aan, als ontelbare krakende radiozenders die allemaal gehoord wilden worden.

Ze drukte haar hand tegen haar hoofd en remde uit alle macht, want ze kon de weg niet meer zien.

Jason.

Het licht veranderde, en voor haar geestesoog verscheen zijn hoofd in profiel. Het was strenger en scherper dan ze het zich herinnerde. Ouder. Maar met zijn bruine ogen en kortgeschoren haren was hij nog even aantrekkelijk.

Tegenover hem zag ze het gezicht van een andere man, eveneens in profiel. Een gezicht dat wel gebeeldhouwd leek, met volle, donkere lippen en diepliggende, fonkelende bruine ogen. Zijn wimpers waren lang; zijn wenkbrauwen waren vol en raakten elkaar bijna. Hij had lange, steile, ravenzwarte haren. Zijn gezicht kwam haar net zo vertrouwd voor als haar eigen spiegelbeeld. En desondanks was hij een vreemde voor haar.

‘Dragostea cea veche îti sopteste la ureche,’ fluisterde een onbekende exotische vrouwenstem. Hoewel Stormy de taal niet kende, besefte ze dat het haar eigen stem was. En toch ook weer niet. Het feit dat ze de vreemde woorden begreep, joeg haar angst aan. ‘Oude liefde zal nooit vergeten worden,’ fluisterde ze.

De pijn ebde weg. Het verblindende licht nam af. Het lawaai verdween.

Ze deed haar ogen open. Haar auto stond schuin in de berm, midden in een stofwolk. Toen ze omkeek, ontdekte ze zwarte slipsporen op het asfalt. Door de voorruit zag ze de bus in de berm staan. Max en Lou stapten uit en renden naar haar toe.

Ze sloot haar ogen. Ja, alles was anders. Zíj was anders. Al sinds ze uit haar coma was ontwaakt. Tijdens dat coma had ze soms het ziekenhuis verlaten. Haar eigen lichaam zelfs. Ze had het verlaten voor… een andere plek. Na haar terugkeer had ze het gevoel niet van zich af kunnen schudden dat ze niet langer alleen was. Iemand was met haar meegekomen. Misschien degene met die stem die niet eens haar taal sprak. Hoe dan ook, ze was niet langer alleen in haar lichaam.

Max tikte op haar zijraam, en snel draaide Stormy het omlaag. ‘Alles in orde,’ zei ze.

‘Wat is er gebeurd, Stormy? Het leek alsof je ineens de macht over het stuur verloor. Wat is er met je?’

‘Niks. Echt niet. Ik… Ik ben in slaap gevallen. Dat is alles.’

Max trapte er niet in. Onderzoekend keek ze haar aan. Haar ogen werden groot. ‘Stormy, je ogen!’

‘Wat? Wat is er?’ Ze keek in de achteruitkijkspiegel. Een zwartogige vreemde keek terug. Bijna meteen namen haar ogen echter weer hun normale, felblauwe kleur aan. Een rilling onderdrukkend, wendde ze zich tot Max. Ze probeerde neutraal te kijken toen ze zei: ‘Er is niks met mijn ogen, Max. Het kwam vast door het zonlicht.’

Max kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Maar…’

Lou legde een hand op haar schouder. ‘Verderop is een wegrestaurant. Laten we daar stoppen om te pauzeren.’

‘Goed idee,’ zei Max. Ze knikte Stormy toe. ‘Schuif op. Ik rij.’

Protesteren was zinloos, wist Stormy. Max was ongerust. Ze had iets gezien. Het was nog een wonder dat Stormy haar toestand zo lang verborgen had weten te houden, want Mad Maxie liet zich niet gemakkelijk beetnemen. Al eerder had Stormy vergelijkbare symptomen gehad, zoals black-outs, het zien van eigenaardige lichtflitsen en het horen van onverstaanbaar gemompel. Dit was de eerste keer dat ze een helder beeld op haar netvlies had gekregen en dat het gemompel was overgegaan in woorden, ook al waren die in een vreemde taal. Wat haar ook scheelde, het werd erger. Maar verdomme, ze kon het aan niemand vertellen. Zelfs niet aan Maxie. Niet voordat ze zelf wist wat het was, wat het betekende.

Ze klapte de zonneklep naar beneden en keek in de make-upspiegel. Tot haar opluchting zag ze daarin haar eigen ogen.

Max zette de auto in beweging. ‘Ga je me vertellen wat er aan de hand is?’

‘Ik weet het niet, Max. Echt niet. Ik was moe. Ik moet in slaap gevallen zijn.’

‘Is dat alles?’

‘Dat is alles.’

Ze zag Max’ mond verstrakken. Tijd om van onderwerp te veranderen. ‘Zeg, Max, die bedrijfsfolders die we hebben laten maken, hè?’

‘Wat is daarmee?’

‘Heb je Jason Beck er ook een gestuurd?’

Max fronste. ‘Ja. Met een visitekaartje erbij. Ik heb ze aan iedereen gestuurd die ik kon bedenken. Hoezo?’

‘Ik weet het niet. Ik moet de laatste tijd vaak aan hem denken.’

‘O, ja?’

Ze knikte. ‘Daar is het wegrestaurant.’ Ze wees door de voorruit. ‘Zo te zien rijdt Lou achterom.’

‘Daar is vast meer ruimte om dat gevaarte kwijt te kunnen. Ik rij wel achter hem aan.’ Max draaide Stormy’s auto de parkeerplaats op.

Met succes van onderwerp veranderd, constateerde ze. Graag zou ze over haar hoofd wrijven – dat was niet zozeer pijnlijk als wel gevoelig – maar ze durfde het niet. Bij het geringste vermoeden dat ze niet honderd procent in orde was, zou Max haar eindeloos gaan bemoederen.

‘Ik rammel,’ zei ze, wetend dat Max een goede eetlust als een teken van gezondheid zag.

‘Ik ook.’ Max parkeerde naast de bus.

‘Hoe gaat het tot nu toe? Heb je al vooruitgang geboekt met Lou?’

‘Hemel, nee. Hij heeft de radio aangezet, zodat we nauwelijks kunnen praten.’

‘Weet je zeker dat je niet met mij mee wilt rijden?’ Ze tikte op haar cd-verzameling. ‘Ik heb cd’s van Disturbed.’

‘Ja, dat past echt bij jou,’ zei Max met een knipoog. Fronsend bestudeerde ze Stormy’s gezicht. ‘Maar ik denk dat ik je aanbod inderdaad aanneem. Dan hoef je de komende paar uur niet zelf te rijden.’

‘Het was maar een grapje, Max. Rij met Lou mee. Wie weet rijdt hij te hard over een verkeersdrempel en beland je bij hem op schoot. Die kans mag je niet laten lopen.’

‘Ach, wanneer we hem eenmaal in het huis hebben, krijg ik nog kansen genoeg.’

‘Ik dacht dat hij niet bleef.’

‘Dat denkt hij zelf ook. Maar voor de zekerheid heb ik toch maar zijn tas in je auto gelegd.’

Stormy keek om en zag een zwartleren tas die ze niet eerder had opgemerkt. ‘Lekker oplettend ben ik, zeg. Er had wel een seriemoordenaar achter me kunnen zitten zonder dat ik het in de gaten had.’

‘Het is te krap voor een seriemoordenaar.’

‘Hé!’ Lou klopte op het dak. ‘Gaan jullie nog uitstappen, of hoe zit dat?’

Grijnzend opende Max haar portier, en ze stapte uit.

Stormy volgde haar voorbeeld. Haar benen voelden eigenaardig slap, en haar spieren trilden. Alsof ze fanatiek had getraind. Maar dat had ze niet gedaan. De vorige keer was dat gevoel van zwakte snel overgegaan, maar deze keer was het veel sterker, en dat verontrustte haar nogal.

Na de eerste aanval was ze naar de dokter gegaan. Die had haar grondig onderzocht, maar niets abnormaals gevonden.

Wat het ook was, ze was ervan overtuigd dat het geen fysieke oorzaak had. Zo voelde het niet, al kon ze niet zeggen waarom niet. Net als ze niet kon uitleggen hoe het dan wel voelde.

Ze liepen het wegrestaurant binnen.

Max verloor haar geen moment uit het oog.