-0-

We namen dezelfde weg als altijd als we naar de stad fietsten, maar we wisten allebei dat deze keer anders was. We reden naar het station, naar het adres dat op het briefje stond. Ik zag Manous auto staan in een zijstraatje. Ik tikte Nikki op haar schouder.

'Kom, daar staat Manou, ik ga even naar hem toe en dan gaan we, oké?' zei ik tegen Nikki die het pand aan het bestuderen was. Ze keek niet om en knikte alleen maar. Ik zette mijn fiets tegen het hek van het pand en keek om me heen. Ik zag mensen, veel mensen, ze waren zich allemaal aan het haasten om de trein of bus te halen. Ik zag een moeder met een kinderwagen, een oude man met een kleine jongen op de fiets, dat deed me denken aan mijn opa die vroeger altijd met mij hele stukken ging fietsen door de bossen. Ik zag kinderen naar school fietsen, een hele groep vriendinnen, lachen en fietsen. Ik keek naar Nikki, wij hadden dat ook gehad, we konden zo'n lol hebben om niks, ik miste dat echt. Nikki was alleen maar bezig met die Juanez en ik met Manou, ik had haar zo laten zitten. Opeens werd me duidelijk dat ik erbij was, dat ik dingen aan mijn moeder moest gaan vertellen en dat de kans erin zat dat ik Manou kwijt zou raken en Nikki en al die andere jongens met wie ik de afgelopen vier jaar toch echt wel lol had gehad. Even was ik in mijn eigen wereld, tot ik weer bij zinnen kwam door Manou die begon te toeteren omdat ik hem liet wachten. Ik keek op en liep snel naar zijn auto.

"Wat heb je tegen die docent van je gezegd?' was het eerste wat hij vroeg, hij leek een beetje nerveus. Hij keek me niet aan, keek alleen maar om zich heen, nu eens op zijn telefoon en dan weer naar de weg.

'Niks, alleen dat ik ben verkracht door een paar jongens afgelopen vrijdag,' zei ik en keek naar hem. De zon viel op zijn gezicht, het gaf zijn gezicht een gloed. Hij zat de hele tijd te friemelen aan het touwtje dat aan zijn telefoon zat.

'Luister, je verlult Jayson maar. Jayson, Juanez, Django en nog een paar van die onbelangrijke jongens, jij kan zelf wel beslissen wie dat zijn, de meesten heb je zelf geïnterviewd voor de baan, de rest hou je erbuiten. Ik ken je moeder, ik weet zeker dat ze naar de politie gaat,' zei Manou en keek weer op zijn telefoon.

'Ik moet het haar vanmiddag vertellen als ik thuiskom,' zei ik. Manou keek op naar Nikki, die nog steeds als een idioot naar dat stomme gebouw stond te kijken.

'Daar is Juanez, hij neemt Nikki even mee om te praten,' zei Manou.

'Dat kan niet, zij moet met me mee, die docente van mij heeft gebeld dat we met zijn tweeën komen,' zei ik. Manou riep naar Juanez dat hij en Nikki naar ons toe moesten komen.

'Geen zorgen schatje, ik regel alles, oké? Ik ga ervoor zorgen dat je moeder niet tussen ons in kan komen. Ik heb je nodig, Maria, serieus, zonder jou red ik het echt niet meer,' zei hij en keek naar Juanez die Nikki probeerde mee te krijgen naar Manou en mij.

'Nikki, luister, wat de politie je ook gaat vragen, je houdt je bek. Doe je dat niet, dan ben je dood en dan heb je nog niks aan die aangifte, gehoord?' zei Manou op een bedreigende toon.

Nikki keek hem aan en knikte alleen maar. Manou draaide zich om naar Juanez.

'Als haar moeder naar de politie stapt, hangen jullie. Dan heb ik meteen minder inkomsten, zorg ervoor dat er vanmiddag een bijeenkomst is, we moeten dingen even goed doorspreken, er gaan heel veel dingen veranderen als zij weg wordt gehaald. Ik laat het niet gebeuren dat iemand mij in de weg staat en Maria is van ons. We moeten ervoor zorgen dat we hoe dan ook contact met haar blijven houden, ga een telefoon voor haar regelen. De rest hoor je straks,' zei Manou tegen Juanez.

Juanez draaide zich om en liep weg. Nikki pakte mijn hand.

'Jij moet ervoor zorgen dat je moeder of iemand anders je telefoon niet afpakt, ik blijf contact met je houden, je gaat niks voor me achterhouden,' zei Manou en wees dreigend naar me. 'Geen zorgen Mari, als je achttien bent, ben je sowieso van mij, misschien al eerder, dan neem ik je gewoon mee naar het buitenland en gaan we daar samen rustig verder.'

'We moeten gaan,' zei Nikki en wees naar de klok die op het station hing. Manou knikte als teken dat ik mocht gaan en ik liep met Nikki mee. 'Laat die jongen gaan, Maria, je hebt geen leven bij hem,' zei Nikki nog, toen ze zag dat ik om me heen keek om te zien waar Manou was voor ik dat stomme gebouw in moest.

-0-

We liepen het gebouw in en ik keek om me heen. Nikki wees naar de balie waar je je moest melden. Het leek net alsof je bij een tandarts was, zo rook het. De vrouw achter de balie was echt zo'n 'tena lady ultra mini'-muts. Ze had zo'n bezorgde blik in haar ogen waar ik al helemaal niet op zat te wachten. Het was echt zon vrouw die de Libelle las en met haar moeder de woordpuzzels oploste, ze had een bril op met zo'n touwtje om haar nek en ze had een blouse met bloemen aan. Ze zei dat we in de wachtkamer konden gaan zitten. De deur van de wachtkamer was van dat geribbelde glas gemaakt waar je niks doorheen kon zien.

Ik deed de deur open en zag rode stoelen. Nikki en ik gingen naast elkaar zitten en keken een beetje om ons heen, we zeiden geen van beiden wat. Aan de muur hingen allemaal posters van bloemen en andere dingen uit de natuur, alsof je daar rustig van werd. Er hing een grote spiegel aan de muur achter ons en er lagen op tafeltjes allemaal bladen over baby's en zo.

Opeens hoorden we ergens boven een deur opengaan. We keken allebei naar de trap, een witte trap met rode stoffen bekleding op de treden. Een meisje en een jongen kwamen de trap af. Zij moest heel erg huilen en de jongen liep er maar een beetje achteraan. Er werd nog een deur geopend, deze keer voor onze neus. Er stond een vrouw.

'Ben jij Maria?' vroeg ze en kwam op ons af. Ik keek haar aan en Nikki kwam dichter bij me zitten.

'Ja,' zei ik op een toon alsof niks me kon schelen. Ze kreeg een glimlach op haar gezicht. 'Je mag verder komen, neem je vriendin maar mee,' zei ze en deed de deur voor ons open. Ik stond op en Nikki pakte me bij mijn hand. Samen liepen we de kamer in. Het was eenzelfde soort kamer als de wachtkamer, alleen kleiner en er stond een computer. Ik ging zitten, Nikki ging naast me zitten en de vrouw tegenover ons. Ik weet niet meer of ze zich voor heeft gesteld, ik kan het me in elk geval niet meer herinneren. Het was eenzelfde soort vrouw als bij de balie, alleen dit was meer een geitenwollensokkendoos. Ze had grijs haar en een broek die haar tien keer dikker maakte dan ze eigenlijk was en ze rook naar een bejaardentehuis, je kent het wel.

Ze deed de la van haar bureau open.

'Ik geef je een morning-afterpil en je kan als je wilt alvast informatie krijgen over een abortus als je wilt, want als blijkt dat je toch zwanger bent, kan je het natuurlijk niet houden, je moeder ziet je aankomen, of niet soms? Ik heb hier een formulier dat je kan invullen,' zei ze en lachte een beetje. Ze zal het vast goed bedoeld hebben, maar bij mij viel het natuurlijk verkeerd.

'Jij weet niks van mijn moeder, dus hou je mond over haar, en ik ga mijn naam niet invullen want op school zeiden ze dat het anoniem was. Geef me die pil, dan kan ik weg,' zei ik en stond al op. De vrouw had waarschijnlijk niet op zo'n reactie gerekend, want ze gaf de pil en was meteen stil.

'Wil je de folder niet meenemen?' vroeg ze en keek me aan op zo'n schaapachtige manier. Ik nam de pil in en liep naar de deur, gevolgd door Nikki.

'Nee dank je, ik weet hoe een abortus werkt,' zei ik en liep de deur uit. De vrouw bleef zitten en keek ons na.

'Mijn hemel, wat een mens, haha,' zei Nikki toen we weer buiten stonden. Ik keek Nikki aan en ineens kregen we weer de slappe lach, zoals we vroeger altijd hadden. Even leek het alsof er niks aan de hand was, alsof we net uit een winkel kwamen en weer verder gingen naar de volgende, even hadden we samen echt lol. Al gauw werden we weer met de realiteit geconfronteerd, want Manou en Juanez stonden op de hoek op ons te wachten. Meteen waren we allebei weer stil.

'Wat is er zo grappig?' vroeg Manou en keek me heel gemeen aan. Ik keek hem aan en zei niks. 'Weet je wel dat je zo meteen je moeder helemaal kapot gaat maken, je moet haar vertellen over Jayson, Juanez, Django en al die andere jongens die je hebben geneukt voor geld, je bent gewoon een hoer, haha,' zei Manou. Daardoor voelde ik me echt heel slecht over mezelf, over alles eigenlijk. 'Je zusje, denk eens aan je zusje, wat gaat zij wel niet van je denken als ze hoort dat haar zus al bijna vier jaar een hoer is,' zei Manou en sloeg een arm om me heen. 'Als je het hebt verteld, moet je mij bellen en kom ik je moeder en je zusje steunen. Ik zal ze knuffelen en jou uitlachen in je gezicht, jij bent dan niks meer, ik ga door tot ik jullie allemaal kapot heb,' zei hij en keek naar Juanez, die ook moest lachen. Ik liet alles maar over me heen komen, ik hoorde het niet eens meer, ik dacht aan vroeger, aan mijn moeder en mijn opa en oma. Nikki deed denk ik hetzelfde, want haar ogen waren net zo leeg als die van mij.

-0-

Nikki en ik fietsten weer naar school.

'Wat als wij elkaar ook niet meer mogen zien?' vroeg Nikki na tien minuten stilte. Ik gaf geen antwoord op die vraag. Volgens mij wisten we allebei dat die kans best groot was. We fietsten langs het ziekenhuis, langs alle winkels. Langs de coffeeshop, waar we Manous auto zagen staan, langs de gracht die rook naar sloot en vis, langs de oude stadsmuur en de parkeergarage. De hele verdere weg naar school waren we allebei stil. Op school fietsten we over het parkeerterrein om de fietsen weg te zetten. Hand in hand liepen we naar binnen, bang voor wat er ging komen. Het was pauze, iedereen liep naar de aula. Nikki en ik waren de enigen die de andere kant op gingen.

Toen we de trap op wilden gaan, zag ik Manou in de hoek staan. Ik schrok me dood. Hij stond daar bewegingloos naar me te kijken. Zijn ogen stonden vreemd, het voelde of hij dwars door me heen keek, ik werd er bang van. Nikki duwde me en zei dat we wel langs hem moesten om naar boven te gaan. Ik keek Manou aan, die bleef staan en bleef me aankijken met alleen zijn ogen, zijn hoofd draaide niet mee. Ik liep heel langzaam langs hem heen, de eerste treden op. Ik wist dat hij iets zou gaan doen, maar wist niet wat. Nikki kwam achter me aan, halverwege de trap keken we om. Hij was weg. Dat vond ik altijd zo eng aan hem, soms verdween hij zonder geluid te maken, alsof hij kon zweven of zo. We liepen verder de trap op, terug naar de kamer van de docente. Ze stond al op ons te wachten in de deuropening.

'Kom maar even zitten,' zei ze en hield de deur weer voor ons open. Ik liep naar binnen en Nikki liep achter me aan. 'Ik wil dat je nu naar huis gaat en aan je moeder vertelt wat er gebeurd is,' zei ze. 'En ik denk dat ik ook met jouw ouders ga praten, jij hebt er ook iets mee te maken,' zei ze tegen Nikki.

'Waarvoor? Om te zeggen dat mijn vriendin al bijna vier jaar een hoer is en dat je al die tijd al wist dat er iets aan de hand was, maar niks hebt gedaan? Je doet maar!' zei Nikki en ze stond op. Ik stond ook op en liep met haar naar de deur.

Ik zal je moeder bellen om te zeggen dat je eraan komt,' zei de docente.

'Doe geen moeite, dat heb je nooit gedaan, dus ik red me nu ook wel,' zei ik. Ik perste er nog een glimlach uit en liep weg. De docente zei nog iets, maar ik verstond niet meer wat.

Nikki en ik liepen weer de trap af de deur door naar de aula, iedereen was aan het lachen en lol aan het maken. Ik keek rond of ik Manou nog kon zien, maar die was al weg. Ik keek op mijn telefoon, ik had een sms'je van hem: 'Bel me als je het hebt verteld.' Ik wiste het. We liepen naar de fietsen en haalden die van het slot.

'Ik ga de andere kant op, dat is voor mij korter,' zei Nikki. 'Oké, ik ehm, ja... Ik bel je wel,' zei ik. 'Ja, doe maar,' zei ze met een soort glimlach op haar gezicht en reed weg.

-0-

Ik keek Nikki na tot ze de hoek om was voor ik zelf wegging. Ik nam een andere route dan meestal, alleen maar om tijd te rekken. Hoe ging ik dit in godsnaam tegen mijn moeder zeggen, Manou had gelijk, ze zou eraan kapotgaan en mijn zusje ook. Ik wou dit gestress niet meer, ik wou gewoon bij Manou blijven, wat zou er allemaal gaan gebeuren als ik het had verteld? Waar zou ik naartoe moeten gaan? Ik zou vast niet meer thuis kunnen blijven wonen. Ik was bang, misschien wou mijn moeder me wel niet meer zien. Misschien zou ze naar de politie gaan, dan zou ik ook kunnen worden opgepakt, ik had met drugs en wapens rondgelopen. Straks gingen ze me opsluiten of zo! Ik was helemaal in paniek.

Ik wou naar Manou, daar was het veilig, daar had ik mijn eigen plek, wist ik wat ik wel en niet mocht doen, waar ik stond en wat ik waard was. Ik wist precies hoe die wereld in elkaar zat. Die andere wereld, die mensen de 'normale' wereld noemen, kende ik niet en wou ik ook niet kennen, ik wou bij Manou blijven. Ik miste hem toen al, ook al had ik een hekel aan hem. Ik haatte hem maar hield ook van hem, niet dat ik verliefd op hem was, maar ik hield van hem als van een heel goeie vriend. Dat was hij voor mijn gevoel ook, ik was bijna elke dag bij hem geweest en nu zou dat niet meer kunnen.

Aan de andere kant, misschien zou ze inderdaad denken dat Manou te vertrouwen was, alleen die andere jongens, Jayson en zo, niet. Eigenlijk was ik ook wel blij dat ik het nu eindelijk kon vertellen, ik had zo vaak geprobeerd te laten merken dat het niet goed met me ging, door stoned thuis te komen of door heel erg kwaad op haar te worden in de hoop dat ik niet meer naar buiten zou mogen. En wat deed ze? Ze had me gewoon laten gaan. Als ik een dochter zou hebben die stoned thuiskwam, mijn hemel, ik zou haar desnoods vastbinden als het moest. Ik was boos op haar, maar ook verdrietig en bang, en tegelijkertijd voelde ik er niks van. Ik was best in de war.

Ik fietste langs het spoor, keek omhoog naar de appartementen, daar was ik een tijdje geleden nog met Jayson geweest. Ik keek of ik de jongen die daar woonde kon zien, maar zag niemand. Ik fietste door, langs de Chinees en het benzinestation dat door een Marokkaanse man en zijn zoons werd gerund. Ik reed de straat in waar het buurthuis stond, linksaf in de richting van de rotonde. Op de parkeerplaats van het winkelcentrum zag ik Manous auto staan, die stond gewoon al te wachten tot ik hem belde. Ik reed door, mijn straat in, ik reed zo langzaam mogelijk, een voetganger had me bij kunnen houden, maar toch was ik voor mijn gevoel aan het racen. Ik reed ons pleintje op, langs de speeltuin die bestond uit een glijbaan, een schommel, een zandbak, een wip en een paar bankjes. Mijn buurmeisjes waren aan het schommelen en riepen me of ik mee wou doen. Ik reageerde niet op hun vraag en reed door. Vlak voor mijn huis stopte ik om te zien of mijn moeders fiets er stond, gelukkig niet. Ik zette mijn fiets weg en ging aan de keukentafel zitten. Het was kwart voor drie, mijn moeder zou zo wel terugkomen.

Ik hoorde de voordeur, mijn zusje kwam binnen en keek me vreemd aan, normaal gesproken was ik nooit zo vroeg thuis. Ik vroeg haar waar mijn moeder was. Ze zei dat ze eraan kwam, dat ze de fiets in de schuur aan het zetten was.

Mijn hart begon sneller te kloppen, ik zou bij God niet weten waar ik moest beginnen. Ik dacht aan wat Manou gezegd had: ik kon alleen wat vertellen over Jayson, Django en Juanez. Ik keek door het keukenraam, mijn moeder keek terug en zwaaide, ze leek rustig, nog wel. Ze kwam binnen en gaf me een knuffel, die had ik echt nodig, ik had mijn moeder zo erg gemist. Ze had nog niets gezegd en glimlachte naar me.

'Zullen we even boven gaan zitten?' vroeg ze. Ze keek naar Sharon die bij de computer stond.

'Ga maar hoor, ik ga op de computer,' zei Sharon op een bitcherige toon. Mijn moeder liep voor me de trap op. Ik wist echt niet wat ik moest doen op dat moment. We liepen mijn kamer in en mijn moeder deed de deur dicht.

'Je docente heeft me gebeld en gezegd dat er iets heel ergs is gebeurd,' zei mijn moeder bezorgd.

'Ja, ik weet niet,' zei ik en keek naar de grond.

'Je moet het toch zeggen, Mari, ik word echt niet kwaad,' zei ze. Ik geloofde er niks van. Ik dacht aan Manou die zo'n hekel aan haar had, soms kon ik niet geloven dat mijn moeder echt zo'n kutwijf was als hij altijd beweerde. Maar ja, ik had niet veel te geloven, alles wat Manou zei was waar, klaar. Ik keek weer naar de grond.

'Vrijdag is er iets gebeurd,' zei ik.

'Oké, vertel maar,' zei ze.

'Ik moest met een jongen mee naar een huis en daar moest ik met een paar jongens naar bed,' zei ik, ik bleef naar de grond kijken, bang voor wat er ging komen.

'Heb je seks met ze gehad?' vroeg ze en haar stem begon een beetje te trillen.

'Ja,' was het enige wat ik uit kon brengen. Mijn moeder begon te huilen en me vast te houden, ik begon ook te huilen.

'Wat moet jij je eenzaam hebben gevoeld,' zei ze en kon niet stoppen met huilen. Ik voelde me echt heel ongemakkelijk, ik wou het liefst naar Manou.

'Dit is het allerergste wat je kan overkomen.' Ik wist dat ik beter mijn mond had kunnen houden.

Ze bleef nog een tijdje bij me zitten en moest alleen maar huilen, daarna belde ze de politie om te zeggen dat haar dochter verkracht was. Ik schaamde me dood, niet omdat ik bij Jayson was geweest en bij Manou, maar omdat ze het aan een vreemde vertelde. Ik werd er bijna boos om, maar ik wist dat dit niet het moment was om te zeggen wat ik ervan vond. Nadat ze de politie had gebeld, belde ze Manou. Hij deed net of het een halfuur duurde voor hij kon komen, terwijl hij gewoon om de hoek stond.

Na een halfuur hoorde ik zijn motor en kwam hij eraan. Ik was boven en mijn moeder liet hem binnen. Manou gaf mijn moeder een heel dikke knuffel en terwijl hij dat deed, gaf hij mij een knipoog. Ik voelde me op dat moment ontzettend schuldig. Ik speelde nog steeds een spelletje met mijn moeder. Maar voor ik mijn gevoel toe kon laten, zette ik het uit en liep ik naar Manou om door hem 'getroost' te worden.

-0-

De volgende dag moest ik gewoon naar school. Toen ik 's morgens beneden kwam was de sfeer niet echt goed, mijn moeder was nog steeds verdrietig of boos en mijn zusje was ook niet al te vrolijk. Toen ik weg wou gaan, hield mijn moeder me tegen, ze wou namen weten van jongens zodat ze die aan de politie kon doorgeven. Ik wou haar niks vertellen en liep de deur uit om mijn fiets te pakken.

'Je gaat pas weg als ik een paar namen heb, Maria,' zei mijn moeder en hield mijn fiets vast.

'Laat me los, ik zeg niks meer, ik heb al te veel gezegd,' schreeuwde ik en begon te huilen.

'Geef me dan één naam,' zei mijn moeder, ze had pen en papier in haar hand. Ik keek haar aan en rukte mijn fiets los.

'Jayson,' zei ik en reed heel hard weg.

Ik kon de hele weg naar school alleen maar huilen, mensen staarden me aan, maar dat kon me niks schelen, ik voelde me echt verrot. Ik wou eigenlijk het liefst naar mijn moeder voor een knuffel, maar Manou zat in de weg: zo mocht ik niet over mijn moeder denken, mijn moeder was slecht en niet goed voor mij, Manou was wel goed. Als je dat elke dag hebt gehoord, ga je het vanzelf geloven en je ernaar gedragen. Dat wist Manou ook, dus hij vertelde me dat soort dingen haast elke dag. Ik fietste naar school, naar Nikki, die helemaal verbaasd was dat ik nog naar buiten mocht. Ik lachte naar haar, maar we zeiden verder die dag niet veel tegen elkaar.

De weken daarna waren achteraf best wel naar. Mijn moeder was alleen maar met de politie bezig, ik moest aangifte doen van haar. Ze had al haar vrienden en familieleden intussen ook ingelicht, heel fijn. Ik mocht nog steeds naar school, al ging ik natuurlijk naar Manou.

Uiteindelijk had mijn moeder me zover gekregen dat ik wel aangifte ging doen. Mijn hemel, wat was dat vermoeiend. Ik mocht inmiddels niet meer naar school, omdat dat niet veilig was. Dus was ik of thuis of bij de politie. Eerst kreeg ik daar te maken met een man en een vrouw: Ineke en Dennis. Die waren gespecialiseerd in dit soort dingen. Ik moest alles vertellen wat ik wist. Eerst gewoon het verhaal in grote lijnen, zodat ze wisten waar het precies over ging. Daarna kwam de aangifte zelf. Ik zat hele middagen op het politiebureau. Ze wilden alle details weten, het was soms best wel gênant. Ze wilden bijvoorbeeld weten hoe ik seks met ze had gehad, welke standjes, wat voor ondergoed de jongens aan hadden, alles wat ik me kon herinneren. Ze lieten me foto's zien van Juanez en Jayson. Toen ik die foto's zag, begon ik te huilen, ik weet niet waarom. De politie zei toen dat ik niet meer kon doen alsof het me niks deed.

Elke dag rond vijf uur werd ik thuisgebracht door Dennis. Het duurde volgens mij in totaal maar een week, maar het voelde alsof ik er maanden had gezeten. Tussen mij en mijn moeder was er best wel veel spanning, omdat zij van alles aan me vroeg en ik er meestal geen antwoord op wilde geven, omdat ik vond dat het haar niks aanging. Ze probeerde ook via Manou allemaal namen te krijgen, hij kwam nog steeds bij ons. Soms mocht ik met hem mee voor de afleiding, dan dacht mijn moeder dat we iets leuks gingen doen. Hij ging verhuizen, dus ik zou hem daar zogenaamd mee helpen, maar ondertussen gingen we naar zijn vrienden in Zandstad. Al die jongens daar probeerden mij ervan te weerhouden aangifte te doen. Ze wilden dat ik de verklaring die ik al bij Dennis en Ineke had afgelegd zou intrekken.

-0-

Ik zat in Manous auto. We gingen een middagje iets leuks doen, had hij tegen mijn moeder gezegd.

Mijn moeder stond in de deuropening om me uit te zwaaien. Ik zette alvast muziek op. Er was een liedje dat Manou in de auto altijd als eerste draaide: Jook Gal van Elephant Man. Als ik dat liedje nu soms hoor, krijg ik weer kippenvel. Manou stapte in de auto en zei dat ik naar mijn moeder moest zwaaien. Dat deed ik en lachte naar haar. Ik zag haar daar staan en moest bijna huilen. Ergens diep vanbinnen wist ik dat ik heel veel van haar hield, maar dat liet ik natuurlijk niet toe dat gevoel, dat mocht niet van Manou. Ik keek hem aan, hij zat naar de weg te kijken. We reden mijn straat uit en gingen richting de snelweg. Toen we bijna op de snelweg waren, werd Manou opeens boos. Hij begon als een idioot op het stuur te slaan en de hele auto begon te trillen. Hij werd steeds bozer en ik zag zweetdruppels op zijn voorhoofd verschijnen, ik werd er echt bang van, maar ja, wat kon ik doen, uit de auto springen?

'Ik ga je kwijtraken als je aangifte gaat doen, en dat wil ik niet, dus gaan we er samen voor zorgen dat je bij mij kan blijven. Alleen bij mij, zonder dat gezeur van je moeder,' zei Manou op een toon die veel te rustig was voor zijn lichaamstaal. Ik zei niks en keek naar buiten, het was een beetje regenachtig en de lucht was grijsblauw. 'Je bent een vieze slet, weet je dat?' zei Manou en keek me aan.

'Kijk voor je alsjeblieft, ik wil nog niet dood,' zei ik en keek naar de weg en alle auto's die op ons afkwamen.

'Je bent al dood schat, je bent net zo dood en verrot als ik,' zei hij en keek me nog steeds aan. Een auto op de weg begon te toeteren. Manou keek weer voor zich en draaide zijn stuur bij, hij zette zijn auto in de berm en keek me diep in de ogen. 'Wil je soms bij me weg, wil je dat je moeder je heel ver weg stopt, weg van mij? Ze voelt namelijk nattigheid, ze is minder open naar mij dan eerst, heb jij daar misschien iets mee te maken?' vroeg hij, weer op een veel te rustige toon.

'Ik heb niks gezegd, alleen de dingen die ik van jou mocht zeggen,' zei ik en keek naar mijn voeten. Manou pakte de bovenkant van mijn arm en begon te knijpen. 'Laat me los Manou, je weet dat ik niks heb gezegd,' zei ik en probeerde me los te maken, maar dat lukte natuurlijk niet.

'Ik laat pas los als jij belooft bij mij te blijven, voor altijd. Ik wil kindjes met jou, Maria, jij bent het enige meisje dat ik een beetje vertrouw,' zei Manou en liet me los. Ik wist even niet wat ik moest zeggen, zoiets had hij namelijk nog nooit gezegd, niet op die manier.

'Ik ben een vriendin van je, meer niet, ik werk voor je, je doet me pijn, je haat me en nu wil je opeens kinderen van me? Je bent gek,' zei ik met een heel zacht stemmetje, bang dat hij boos zou worden. Manou begon te huilen. Hij deed dat wel vaker, om je te manipuleren, om je te laten geloven dat hij niet zo slecht was als je op dat moment dacht dat hij was.

'Het is nooit mijn bedoeling geweest om je zo te behandelen,' zei hij. 'Maar ik had geen keus, jij liet me geen keus.'

'Ik ben anders niet degene die naar me toe is gekomen toen ik twaalf was om me voor je te laten werken, hoor,' zei ik. Manou hield op met huilen. Er was een liedje van Nina Sky op.

'Luister eens goed naar me, ik ben altijd goed voor je geweest, ik had je allang kunnen verkopen aan een mattie van me uit Guinee, maar dat heb ik niet gedaan, omdat ik om je geef,' zei Manou en pakte mijn arm weer vast. 'Maar als je zo gaat doen, kan ik die man zo opbellen hoor, hij wil je zo komen halen.' Ik begon te huilen, ik voelde me heel eenzaam op dat moment, besefte ik achteraf. Manou hield op met dreigen en keek naar buiten. 'Zullen we maar gaan?' vroeg hij op een heel normale toon en keek me aan. Ik zat te trillen op mijn stoel, ik wist echt niet wat ik nu van hem moest denken.

Hij startte de auto en reed weg. We reden naar Zandstad, naar een huis van zijn vriend. Die was daar net komen wonen of zo. Manou zette zijn auto op de parkeerplaats voor de flat. Het was een flat van vijf verdiepingen. Het was een straat met allemaal flats naast elkaar, tussen de flats door liep een weg. Voor elke flat was een parkeerplaats. Verder waren er van die bloemperken met dode bloemen erin. Er waren geen speeltuintjes voor de kinderen die er woonden. Ik stapte uit en keek om me heen. Er liep een man met twee honden, het waren dezelfde soort grote enge honden als Manou had. De man en Manou groetten elkaar.

'Ik moet als we hier klaar zijn nog even bij die man langs, ik wil namelijk nog zo'n hond als Mordechai,' zei Manou terwijl hij zijn hand naar de man opstak. Ik keek de man na. Manou stond al bij het portiek van de flat en belde aan.

'Wie is daar?' hoorde ik een vrouwenstem.

'Met mij, Manou,' zei hij en duwde de deur open toen de vrouw op de knop drukte. 'Blijf je daar staan?' vroeg hij ongeduldig en hield de deur voor me open. Ik liep naar binnen.

'Laat mij maar voor,' zei Manou en ging voor mij uit de trap

op.

Er stond een deur open op de derde etage. Manou pakte me bij mijn hand en we liepen naar binnen. Het huis was helemaal leeg, en het stonk er heel erg naar verf. In de woonkamer stonden een man en een vrouw. De vrouw was een echte negerin, ze was heel dik en haar haar was ingevlochten met heel veel nephaar in een heel andere kleur dan haar eigen haarkleur. Ze had een overall aan met allemaal witte verfvlekken erop. Ze was de muren aan het witten. De jongen kende ik, ik was ooit een keer met hem naar bed geweest, maar hij deed net of hij mij niet kende, dus ik speelde dat spelletje maar mee. Hij stelde zich voor als Delano, ik stelde me voor als mezelf. Hij pakte mijn hand vast en gaf me een knipoog toen de vrouw even niet oplette.

'Ik ben Deliya,' zei de vrouw en gaf me een hand. 'Ik heb van Manou gehoord dat Jayson je heeft verkracht. Ik ben de beste vriendin van de vriendin van Jayson en ik zeg je, van mij mag je naar de politie,' zei Deliya met een Antilliaans accent. Ik keek naar Manou, die gebaarde met zijn handen dat ik goed naar Deliya moest luisteren. Delano kwam naast Deliya staan en sloeg een arm om me heen. 'Wist je dat hij 31 is en twee kinderen heeft, met een derde op komst?' vroeg Deliya.

'Nee, dat wist ik niet,' zei ik en keek naar de grond.

'Nee, dat zeggen ze allemaal. Weet je wel dat mijn vriendin er helemaal aan kapotgaat als jij Jayson aangeeft? Wat moet zij dan, ze moet binnenkort bevallen en dan zit haar vriend vast,' zei Deliya en de toon van haar stem begon te veranderen. Ik snapte het niet. Een paar minuten eerder vond ze het nog best als Jayson werd aangegeven.

'Een paar minuten geleden vond je het niet erg als hij vast kwam te zitten,' zei ik en keek haar vals aan.

'Ga niet bitcherig tegen mij doen, schat, ik zeg je hoe het is en niet anders, ben je het er niet mee eens, dan is dat jouw probleem en als je fitti wilt, kom maar op,' zei ze en keek me aan zonder weg te kijken. Ik keek naar Manou, die haalde zijn schouders op, aan hem had ik ook nooit wat.

'En daar komt bij dat de politie je toch niet zal geloven, je hebt geen bewijs, niks, en al Jaysons vrienden zullen voor hem getuigen, jij hebt niemand,' zei Delano en hij had een hele vieze glimlach op zijn gezicht. Ik wist even niet meer wat ik moest doen, ik keek naar Manou in de hoop dat we weg zouden gaan.

'Kom eens mee,' zei hij en nam me bij mijn hand mee naar de keuken, die helemaal was afgeplakt voor de verf.

'Ik wil niet meer naar de politie, Manou,' zei ik zachtjes en begon te huilen. Manou begon me te knuffelen. Op zulke momenten, als ik me verdrietig voelde en Manou gaf me een knuffel, voelde ik me zo veilig, hij was zo groot en je kon hem zo goed knuffelen. Op zulke momenten vond ik ook altijd dat hij zo lekker rook, op zulke momenten vond ik alles fijn van hem. Toen Manou me losliet, was ik rustig geworden en we liepen weer terug naar de kamer. Manou bleef naast me staan met zijn arm om me heen.

'Zoals ik al zei, van mij mag je naar de politie, volgens mij is het wel goed voor hem om even te zitten, die viezerik,' zei Deliya. Ik keek haar aan en dacht bij mezelf dat ik haar gewoon moest laten praten, die veranderde blijkbaar elke seconde van mening en bracht mij alleen maar in de war. Ik kon beter naar Manou luisteren, die was tenminste te vertrouwen, dacht ik toen.

We gingen weer naar de auto. 'Delano had wel gelijk toen hij zei dat de politie je nooit gaat geloven als al Jaysons vrienden voor hem getuigen,' zei Manou en startte de auto. Ik zei niks en keek naar buiten, waar een man met zware boodschappentassen de deur van zijn portiek open probeerde te krijgen. Manou reed drie straten verder, naar de man met die twee honden.

'Blijf jij maar even zitten, ik ga alleen even tegen die man zeggen dat ik nog een hond erbij wil, dan kom ik weer terug,' zei Manou en zette muziek voor me op. 'Je weet hoe hij werkt,' zei hij en knikte naar de cd-speler. Ik keek Manou na tot hij de deur van het portiek achter zich dichttrok. Daar zat ik dan te wachten, ik heb de cd twee keer geluisterd voor hij weer terugkwam. Ik dacht eraan om de auto uit te gaan en weg te rennen, maar ja, waar moest ik dan naartoe? Alle mensen die ik kende, kende Manou ook, ze zouden me meteen terugsturen. Ik dacht er ook aan om tegen mijn moeder te zeggen dat Manou helemaal niet te vertrouwen was, dat hij ons helemaal niet probeerde te helpen en dat ik Manou al veel langer kende dan zij dacht, maar dat zou alles alleen maar erger maken, dus dat zette ik meteen uit mijn hoofd.

Ik dacht erover om met Manou weg te gaan, hij had het vaak over Afrika, over Guinee. Wij zouden daar met zijn tweeën gaan wonen, hij zou stoppen met pooier zijn en ik zou niet meer voor hem hoeven werken. Hij had het dan over een boerderij ergens in een dorp, ver weg van de stad, we zouden dan dieren hebben die ik leuk vond en we zouden gewoon rustig leven, zonder last te hebben van mijn moeder, de politie of iemand anders die ons kon storen. Als hij daarover vertelde, klonk het zo fijn, ver weg van alles gewoon rustig leven in plaats van elke dag te stressen als een idioot en alleen maar drugs te gebruiken om rustig te worden. Waarschijnlijk was het ook zijn bedoeling om het zo mooi over te laten komen. Eigenlijk wilde hij me verkopen aan een bordeelhouder daar en zelf weer weggaan, maar daar kom ik straks nog op terug.

Ik zat dus nog steeds in de auto te wachten tot Manou weer kwam. Ik keek uit het raam en zag niemand, geen kinderen, geen honden, katten, niks. Die buurt was echt doods, tussen de flats was er schaduw, er hing een heel nare sfeer. Heel veel ramen waren dichtgetimmerd met hout, heel veel waren er dichtgeplakt met kranten. Eindelijk, na een uur, kwam Manou de deur uit en op een heel rustig tempo naar de auto gelopen. Hij had altijd zijn eigen tempo, af en toe ergerde ik me daar dood aan, maar ik durfde dat natuurlijk niet te zeggen. Hij ging zitten en keek naar voren.

'Ik krijg nog een hond erbij,' zei hij na even stil te zijn geweest.

'O,' was het enige wat ik wist te zeggen.

'Is dat alles wat je te zeggen hebt?' vroeg Manou verontwaardigd. Ik zei niks en wachtte tot Manou wegreed, wat hij gelukkig een paar minuten later deed. We reden weer terug naar mijn huis. Tijdens die rit naar huis belde hij met een Amerikaanse man die ik weleens gezien had, die man die meisjes komt halen en drugs en wapens dealt met Manou. Het enige wat ze tegen elkaar zeiden, was: 'Fuck you, nigger', 'I kill you, nigger' en 'Nigger, I hate you'. Ze meenden het niet serieus, het was allemaal een grapje, zei Manou later, dat was hun humor of zoiets.

-0-

Toen we mijn straat inreden, zag ik de auto's van mijn tante en mijn opa en oma staan. Daar had ik dus echt geen zin in. Ze waren allemaal op de hoogte van wat er was gebeurd en ze probeerden overdreven normaal te doen tegen mij, terwijl ze eigenlijk zouden willen zeggen dat het mijn eigen schuld was, tenminste, zo kwam het op mij over. Mijn opa en oma zeiden altijd dat ik een keer met een gezonde Hollandse jongen thuis moest komen in plaats van alleen maar met die buitenlanders om te gaan. En nu dit allemaal was gebeurd, lieten ze me heel duidelijk merken dat het ze veel moeite kostte om normaal tegen me te doen. Ik stapte de auto uit.

'Doe gewoon wat ik zeg, dan komt alles goed,' zei Manou en pakte me bij mijn hand.

'Ik ben bang, Manou, mijn opa en oma en mijn tante vertrouwen je niet, ze zeggen elke keer tegen mijn moeder dat ik niet meer met je mee moet,' zei ik en bleef stil staan.

'Zolang je moeder me maar gelooft, dan is het goed,' zei hij en liep naar de deur waar mijn moeder al stond te wachten.

'Hai Mari, gaat het een beetje?' vroeg mijn moeder met een heel lieve stem. Ik knikte. Ze gaf me een aai over mijn hoofd en ik liep naar de deur van de woonkamer.

'Hoi jongen, kom binnen,' hoorde ik mijn moeder tegen Manou zeggen. Even wou ik me omdraaien en tegen haar zeggen waar Manou al jaren mee bezig was, maar natuurlijk hield ik me in en deed de deur van de woonkamer open met een glimlach Op mijn gezicht.

'Dag Maria, hoe gaat het, meid?' vroeg mijn oma toen ik binnenkwam.

'Wat zie je er leuk uit,' zei mijn tante. Ik zei iedereen gedag en liep naar de keuken om wat te drinken te pakken.

'Wil je ook?' vroeg ik aan Manou die inmiddels ook in de kamer stond.

'Nee dank je, ik ga zo weer weg,' zei hij en hij had net zo'n nepglimlach op zijn gezicht als ik. Hij groette iedereen en vertelde even hoe het met hem ging, daarna ging hij weg.

'Laat jij hem even uit?' vroeg mijn moeder aan mij. Ik liep met Manou naar de gang.

'Ik bel je vanavond,' zei hij en gaf me een kus op mijn wang. Ik deed de deur achter hem dicht en liep weer naar de woonkamer, waar iedereen bijna in spanning op me zat te wachten. Ik deed alsof er niks aan de hand was en ging op de bank zitten.

'Ik wil me er eigenlijk niet mee bemoeien, maar ik vertrouw die Manou voor geen meter, eerst zegt hij dat zijn ouders een boerderij hebben en dan zijn zijn ouders weer zakenmensen,' zei mijn tante, en ze keek met een bezorgd gezicht mijn kant op. Ik reageerde nergens op en bleef voor me uit kijken.

'Ik vertrouw die jongen ook niet hoor,' zei mijn opa.

Gelukkig bleven ze niet lang en was het daarna weer wat rustiger in huis, voor zover dat kon. 'Ik zeg het niet graag, maar ik wil niet meer dat je met Manou een dagje weggaat,' zei mijn moeder tegen me.

'Hoezo niet?' vroeg ik meteen op een heel boze toon.

'Ik denk dat je tante wel gelijk heeft met wat ze net zei,' zei mijn moeder.

'Jij weet helemaal niks,' zei ik en wou weglopen.

'Ja, loop maar weer weg, jij kiest altijd de makkelijkste weg,' zei mijn moeder.

'Bemoei je niet met mij,' zei ik, en ik werd echt boos.

'Ik voelde gewoon toen jullie wegreden dat er iets niet klopt met Manou, ik weet soms ook niet wat ik van hem moet denken,' zei ze.

'Je hoeft niks van hem te denken, laat me gewoon met rust, ik hoef jouw gezeur niet,' zei ik en liep naar boven.

'Ik ben nog niet uitgepraat,' zei mijn moeder, en ze liep me achterna. Ik sloeg mijn kamerdeur hard achter me dicht en zette muziek op.

'Doe die muziek eens zachter, denk aan de buren,' riep mijn moeder op een harde, boze toon over de muziek heen, ze was achter me aan naar boven gekomen, iets wat ze heel vaak deed en waar ik echt niet tegen kon.

'Die buren doen toch hetzelfde!' riep ik, nog bozer dan ik al was.

'Sla niet zo'n toon tegen me aan, wat is er toch met je aan de hand? Zijn er dingen over Manou die ik nog niet weet?' vroeg mijn moeder.

'Jij weet helemaal niks van mij of van Manou, laat me met rust,' zei ik en keek naar buiten.

'Nee, ik weet inderdaad niks, omdat jij me nooit iets vertelt, hoe kan ik dan iets weten?' zei mijn moeder.

'Ik vertel je niks, omdat je dan alleen maar meer gaat zeuren,' zei ik en bleef naar buiten kijken. Mijn moeder was even stil en liep toen mijn kamer uit, omdat ze wist dat ik op dit moment toch niks ging zeggen, denk ik. Ik deed mijn kamerdeur weer dicht en pakte mijn telefoon. Net op het moment dat ik Manou zijn nummer wou intoetsen, belde hij mij.

'Heb je ruzie met je moeder?' vroeg hij en zijn stem klonk best wel vrolijk.

'Hoezo?' vroeg ik en keek naar buiten.

'Zie je me staan?' vroeg hij. Ik keek naar buiten, maar zag niemand.

'Nee,' zei ik kortaf.

'Je mag zeker geen dagjes meer weg met me,' zei Manou. Zijn stem begon te veranderen. 'Nee,' zei ik.

'Heb je soms iets gezegd wat je niet mag zeggen?' vroeg Manou en zijn stem klonk nu best wel dreigend.

'Ik heb niks over jou of ons gezegd, maak je maar niet druk,' zei ik op sarcastische toon.

'Hou je grote mond tegen mij, ik ben je moeder niet hoor,' zei Manou, alsof het wel normaal was dat ik zo tegen mijn moeder tekeerging.

'Denk erom, je kent mijn grenzen, je weet wat je van me bent, je bent niet meer dan een vieze hoer die voor me werkt,' zei Manou. Toen hij dat zei, begon ik te huilen, hij kon me zo in de war maken.

'Schatje, niet huilen, ik wil je niet kwijt. Luister, het komt allemaal goed, oké? Doe gewoon wat ik zeg en alles komt goed, dan zijn we binnenkort vrij van alle ellende,' zei Manou op een heel lieve toon. Ik wist het echt niet meer. Ik drukte Manou weg en ging op mijn bed liggen wachten tot mijn moeder naar boven riep dat het eten klaar was.

-0-

De week daarop moest ik naar een andere afdeling van de politie voor de officiële aangifte. Ik kreeg te maken met een man die toevallig ook Dennis heette en een vrouw die Anniek heette. Ik moest het hele verhaal weer opnieuw vertellen, met alle details die ik nog wist, ik kreeg weer foto's te zien van Juanez, Jayson en Django. Ik moest met de auto mee en alle huizen aanwijzen die ik me kon herinneren. Ik had natuurlijk eerst met Manou overlegd welke huizen ik wel en niet mocht aanwijzen. Verder waren het vooral hele lange dagen in een kamertje met die twee politieagenten. De een stelde de vragen, de ander typte alles in wat ik zei. Ze vroegen soms vijf keer hetzelfde, maar stelden de vraag dan steeds een beetje anders. Zo wilden ze controleren of ik niet loog, ze hadden daar allerlei trucjes voor.

Best vervelend, want heel vaak leek het alsof ze me niet geloofden, soms lieten ze het zelfs zover komen, brachten ze me zo in verwarring, dat ik zelf niet meer wist of iets nou wel of niet gebeurd was, terwijl het dan wel gebeurd was. De politie vroeg me elke keer of er nog iets was wat ik vergeten was, alsof ze wisten dat ik niet alles vertelde. Ik zei altijd dat er verder niks was gebeurd. Ik kon aan hun gezichten zien dat ze me niet geloofden, maar ze zeiden er verder niks over. Na een paar dagen, verspreid over ongeveer twee weken, hadden ze genoeg informatie om het onderzoek te gaan beginnen. De laatste dag dat ze me vragen stelden, bedankten ze me voor de medewerking en zeiden ze dat het wel heel zwaar voor me moest zijn, dat ze bewondering voor me hadden dat ik deze stap had durven zetten en meer van dat soort onzin. Ze hadden geen idee wat er nog meer allemaal was gebeurd, en ook niet dat ik met Manou had afgesproken wat ik wel en niet mocht zeggen.

De politie zou een onderzoek starten en als ze nog vragen hadden, zouden ze me bellen voor een afspraak. Ik vond het allang best, als ik maar niet meer naar dat politiebureau hoefde.

Ik voelde me al die tijd op dat bureau zo eenzaam, ik wou het liefst bij mijn moeder zijn, maar aan de andere kant wou ik ook bij Manou zijn, bij hem voelde ik me veilig, hoe gek dat misschien ook klinkt. Ik had ook momenten dat ik niks meer wilde, niet bij mijn moeder zijn en ook niet bij Manou, dan wou ik verdwijnen van deze wereld, weg van al het gezeur. Maar ja, dat kon niet, ik kon wel zelfmoord plegen, maar wat schoot ik daarmee op? Ik zou dan nooit weten hoe het verder zou gaan met mijn moeder en zusje, Manou en de politie.

-0-

Nadat ik aangifte had gedaan bij de politie, bedachten mijn moeder en vrienden van haar, Linoia en Devid, dat ik bij hen kon komen wonen, zodat ik rust kon krijgen, me op school kon concentreren en even uit mijn thuissituatie was.

Devid was een Antilliaanse man, hij was heel eigenwijs, zijn mening was volgens hem de waarheid, maar hij was ook heel lief en behulpzaam. Hij zat in de filmindustrie, volgens mij was hij producent, hij maakte allerlei korte filmpjes, ik kende hem al vanaf mijn geboorte. Zijn vrouw, Linoia, een Nederlandse, was een klein vrouwtje, kleiner dan ik. Ze was dun en allergisch voor bijna alles, dus moest er bij hen thuis veel biologisch gegeten worden. Ze was choreograaf. Ze hadden twee zoons, Percy en Sayed van achttien en twintig. Ze hadden ook een dochter, Moon van 24, maar die woonde samen met haar vriend Yesper in Arnhem.

Mijn moeder vertelde mij dat ik bij hen ging wonen en ik vertelde dat weer aan Manou, wat mijn moeder niet zo fijn vond, maar ze had denk ik voor zichzelf nog niet genoeg bewijs dat Manou echt niet te vertrouwen was. Ik zou 's weekends naar huis mogen, maar ze woonden in Almere, ik in Stenenmuur, dat ligt nogal een eind uit elkaar. Gelukkig, vond mijn moeder, wilden mijn opa, oma en tante af en toe wel heen en weer rijden. Alles was dus geregeld, ik ging voor een tijdje in Almere wonen. Ik wou helemaal niet bij die mensen wonen. Ik vond ze heel lief en Devid was een soort vaderfiguur voor me, maar om er te wonen, dat zag ik niet echt zitten. Maar ik had op dat moment niet echt veel te zeggen over wat ik wel en niet wou.

De avond dat mijn moeder me weg zou brengen, naar een parkeerterrein achter het bos bij ons in de buurt, voelde ik me echt verrot. Ik wou helemaal niet weg, ik wou bij mijn moeder blijven, maar dat liet ik natuurlijk niet aan haar merken, ik deed alsof het me niks kon schelen dat ik wegging. En ik deed alsof ik alleen maar naar Manou wou, geen idee waarom ik dat eigenlijk deed, maar het ging vanzelf. Ik had mijn tas al ingepakt en was klaar om te vertrekken. Ik had een telefoon van Manou gekregen, een nieuwe, zodat hij me af en toe kon bellen, mijn moeder vond het goed, ik was toch weg.

Mijn moeder en ik gingen op de fiets, met onze fietstassen vol vuilniszakken met kleren en zonder licht richting het bos. Die rit duurde ongeveer tien minuten, maar het voelde alsof hij uren duurde. Ik voelde me opgejaagd, alsof we in een maffiafilm speelden en moesten vluchten, dat zei ik ook tegen mijn moeder.

'Het is ook net een film, alleen kunnen we deze niet stopzetten,' zei ze. We reden het parkeerterrein op en moesten nog een paar minuten wachten. In die minuten hadden mijn moeder en ik nog best wel lol, dat is echt iets voor mijn moeder en mij, als er momenten zijn dat het bijna niet slechter kan, kunnen wij de humor ervan inzien. Die momenten waren er in die tijd best vaak.

Devids bus kwam het parkeerterrein oprijden en wij moesten dus afscheid nemen. Linoia en Devid stapten uit en Devid wou nog even roken. Mijn moeder en ik knuffelden en mijn moeder begon te huilen, ik ook bijna, maar ik liet dat gevoel niet toe. Toen Devid klaar was, stapten we in en Linoia gaf mijn moeder nog een knuffel omdat ze zo erg moest huilen. We reden weg en in de achteruitkijkspiegel zag ik mijn moeder bij haar fiets staan. Dat beeld vergeet ik nooit meer, het was zon naar moment.

We reden naar Almere, onderweg haalden we patat bij een snackbar, want ze hadden nog niet gegeten. Toen we daar thuis aankwamen, waren hun zoons, Percy en Sayed, er ook. We aten de patat en omdat het weekend was, mocht ik bij Sayed op de kamer slapen, zodat Linoia mijn kamer in orde kon maken.

-0-

Die tijd bij Linoia en Devid was soms leuk, maar meestal heel erg saai. 's Morgens werd ik wakker gemaakt rond halfnegen, dan ging ik douchen en vaak ging ik dan met Linoia mee de honden uitlaten, Katzu en Kawitta. Devid zette ons dan af bij een natuurgebied daar in de buurt en hij ging dan door naar zijn werk. Als we terugkwamen, gingen we met zijn tweeën ontbijten, want verder was iedereen naar school of aan het werk. Na het ontbijt was er 'school', ik kreeg boeken die Linoia nog had van de jongens en daar moest ik dan maar de opdrachten uit maken. Verder kreeg ik een atlas voor mijn neus en moest ik landen uit mijn hoofd gaan leren, volgens haar was dat nuttig.

Ik zat de hele ochtend alleen, die opdrachten maakte ik bijna niet, ik zat alleen maar naar buiten te kijken en te denken aan Manou, me af te vragen wat hij op dat moment deed. Hij belde me elke nacht om te vragen hoe het ging, en om te zeggen dat het niet lang meer zou duren tot we weer bij elkaar zouden zijn en dat ik vooral mijn mond moest houden over hem. Ik miste hem heel erg.

Na 'school' gingen Linoia en ik samen lunchen, daarna moest ik nog even verder gaan met school. Linoia was trouwens een boek aan het schrijven, dus die zat de hele dag op kantoor te schrijven. Ze hadden nogal een groot huis met een groot kantoor achter de keuken. Het huis was nogal leeg ingericht, waardoor het nog groter leek. Meestal gingen we tegen vier uur boodschappen doen voor die avond. Mijn hemel, ik heb nog nooit zo gezond geleefd als in die tijd, met al dat biologische eten. Na het boodschappen doen, aan het eind van de middag, waren Percy en Sayed meestal wel terug van school. Ik hing dan een beetje bij hen rond tot zes uur, dan moesten we allemaal stil zijn, want dan kwam Devid thuis en die wou het journaal zien. Na het journaal gingen we eten, daarna de vaatwasser in- en uitruimen en dan douchen. Om kwart voor tien werd ik naar bed gestuurd, om de volgende dag weer precies hetzelfde te doen. En dat vijf maanden lang. Ik mocht alleen af en toe naar de stad met Linoia of Sayed, ik keek dan altijd of ik Manou toevallig zag lopen, dan zou ik weglopen naar hem, dacht ik.

Ik heb een keer in een weekend dat ik thuis was een brief naar Manou geschreven waar het adres in stond van het huis van Devid en Linoia. Ik wou het aan hem geven, maar heb dat uiteindelijk nooit gedaan. Met mijn stomme hoofd had ik dat briefje op mijn bureau laten liggen. Mijn moeder vond het natuurlijk en heeft meteen Devid gebeld. Die dag moest ik met Devid en Linoia in gesprek. Percy en Sayed werden naar boven gestuurd en ik moest beneden komen. Ik voelde dat er iets aan de hand was. Na een hele preek was de conclusie dat ik kon kiezen tussen naar Manou gaan of daar blijven. Ik kreeg tien minuten bedenktijd, daarna wou Devid het weten. Hij zou me, als ik voor Manou koos, naar hem toebrengen met al mijn spullen, hij zou hij niet meer met mij bemoeien en alleen nog mijn moeder helpen en steunen, omdat ze dan echt haar dochter kwijt was.

'Je bent als een dochter voor me en ik hou van je, maar als je zulke briefjes aan Manou gaat geven, moet ik je wel zo behandelen, dan breng je namelijk ook mijn eigen gezin in gevaar,' dat was wat hij zei. Eigenlijk kon ik nu dus krijgen wat ik wou, bij Manou zijn, maar ergens wist ik dat dat niet de oplossing was voor dit alles. Toen Linoia en Devid na tien minuten terug de kamer in kwamen begon ik te huilen en zei ik dat ik niet terug wou naar Manou. Ik bood mijn excuses aan en we hebben het er daarna nooit meer over gehad.

-0-

Mijn moeder kreeg toen ik al drie of vier maanden in Almere woonde last van haar rug, iets met een zenuw. Het was kerstvakantie en ik was thuis, bij haar. Mijn zusje was de hele vakantie met een vriendin weg, die zou pas na oud en nieuw terugkomen. Dus ik zei tegen mijn moeder dat ik haar echt niet alleen kon laten, ze kon niet eens haar broek aankrijgen, en ik mocht langer thuisblijven.

In die vakantie heb ik er alles aan gedaan om haar duidelijk te maken dat ik niet meer naar Almere wou, ik deed daar niks behalve de hele dag alleen aan een tafel zitten om zogenaamd huiswerk te maken.

'Je zal echt geen last van me hebben,' zei ik, en: 'Ik wil echt niet meer naar Almere toe, mag ik alsjeblieft hier blijven?' Ik vroeg het op mijn allerzieligst, maar het had geen effect, toen het wat heter met mijn moeder ging, moest ik gewoon weer terug.

'Ik zou je ook het liefst hier hebben, maar het is beter als je nu even daar bent, ik moet weer werken en dan ben je de hele dag alleen thuis, dat wil ik niet,' zei mijn moeder dan. Ja, wat kan je daar nou tegenin brengen? Mijn opa bracht me terug, in de auto kreeg ik nog ruzie met hem.

'Ik word echt misselijk van je!' zei hij, ik weet niet eens meer waarom, ik was de hele autorit verder stil en mijn opa zat alleen maar te preken en te schreeuwen. Ik zei niks en keek naar buiten, het was weer even alsof ik bij Manou in de auto zat.

In Almere ging mijn opa gelukkig snel weg en ik ging maar eens naar mijn kamer om mijn tas uit te pakken. Devid zat weer voor het journaal, we gingen eten en ik moest weer om kwart voor tien naar bed. En zo begon het weer: elke dag de honden uitlaten, ontbijten, school, lunchen, boodschappen, journaal, eten en naar bed. Een paar weekenden daarna, toen ik weer eens thuis was, zei ik dat ik echt niet meer terug wou.

De politie had laten weten dat mijn moeder en ik bij de officier van justitie moesten komen, want er zouden drie rechtszaken komen: tegen Juanez, Jayson en Django. Ik schrok heel erg toen ik hoorde dat Jayson was opgepakt, ik vond het fijn en moest huilen. Ik kan dat gevoel echt niet beschrijven, maar het was best wel verwarrend.

Ik mocht van mijn moeder thuisblijven, in elk geval tot na de rechtszaak. Dus de vrijdag daarop nam ik al mijn kleren mee, al zei ik tegen Linoia en Devid dat ik thuis alles ging uitzoeken en dan alleen de kleren mee terug zou nemen die ik ook echt droeg. Zij dachten dat ik nog terug zou komen na die rechtszaak.

-0-

Van Manou hoorde ik in die tijd niks. Hij belde niet, niks. Ik dacht dat hij weer in het buitenland was voor zaken. Mijn moeder en ik gingen nog naar de officier van justitie, die had nog wat vragen voor mij en mijn moeder. Eigenlijk meer voor mij, maar mijn moeder gaf het meeste antwoord en liet mij nauwelijks uitpraten. Ik snapte heus wel dat ze behoefte had baar verhaal te vertellen, maar ik ergerde me dood toen ze voor mij bijna alle vragen ging beantwoorden. Na dat gesprek gingen we weer naar huis.

Mijn moeder dacht dat het beter met me ging, ook omdat Jayson vastzat en ik zei dat ik niks meer met die jongens te maken wilde hebben en geen contact meer met ze had. Manou vertrouwde ze nog steeds niet helemaal, maar ze wist volgens mij nog steeds niet goed of ze daar gelijk in had of niet. Zij en Devid hadden bedacht dat ik wel weer naar school kon, anders zou ik te veel missen en het was ook wel goed voor me, dan had ik wat afleiding.

Ik moest dan wel naar de school waar mijn moeder als docent drama werkte. Ik zou daar een opleiding zorg en welzijn gaan doen, omdat ik nog geen diploma had. Eerst wou ze me elke dag brengen en halen, maar ik had het al snel zo geregeld dat dat niet meer hoefde. Ik vond niks aan die opleiding en ik deed ook helemaal niet mijn best, ik vergat altijd mijn boeken, maakte nooit mijn huiswerk en ik lette nooit op.

Daarbij kwamen nog die rechtszaken van die jongens. De eerste zaak die voorkwam was die van Jayson. Mijn moeder, een hulpverlener en de beste vriendin van mijn moeder gingen met me mee. Linoia en Devid waren er ook, maar die zaten op de publieke tribune. Jayson werd door twee politiemannen naar zijn stoel begeleid. Hij keek mij heel boos aan en ging zitten. De rechter begon met de zaak. Ik was de hele tijd aan het trillen en mijn hart klopte de hele zitting lang in mijn keel, ik was echt bang. De rechter stelde Jayson heel lastige vragen, waardoor hij boos werd, hij stond op en wou de rechter aanvliegen, hij werd door politieagenten naar achteren gebracht om even af te koelen.

'Net goed dat hij zo doet, dan ziet de rechter ook hoe die man in elkaar steekt,' zei mijn moeder. Ze zat twee stoelen verder, ik wou namelijk niet naast haar zitten. Ik ergerde me dood aan haar omdat ze de hele tijd haar mening ging geven en wilde laten merken hoe boos ze was op die jongens.

Jayson werd veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf waarvan tweederde voorwaardelijk, en hij had al een tijd in voorarrest gezeten, dus het kwam erop neer dat hij nog maar een paar maanden moest zitten. Hij moest mij ook duizend euro smartengeld betalen. Hij had geeneens geld, hij leefde van Manou en die ging mij echt geen duizend euro geven. In die rechtszaak moest Manou ook getuigen. Tegen mijn moeder had hij gezegd dat hij ons zou helpen, maar in zijn getuigenverklaring gaf hij Jayson gelijk.

Toen mijn moeder dat hoorde, zag ik haar gezicht veranderen. Ik keek haar aan en zij mij, het duurde maar een paar seconden, maar dat waren er al genoeg voor haar om te weten dat Manou foute boel was. Na die rechtszaak hadden we een feestje om te vieren dat Jayson vastzat. Niet dat het echt een feestje was, mijn moeder was volgens mij wel blij dat de eerste zaak achter de rug was, maar ik was zelf dus niet zo blij, want ik wist dat Manou er ook nog was.

-0-

Een paar weken daarna had ik nog twee rechtszaken achter elkaar, die van Django en Juanez. Die waren nog erger om mee te maken, ik moest huilen toen ik hen zag. Van Manou had ik nog steeds niks gehoord. Ik had mijn moeder al een beetje verteld dat Manou niet echt goed was en dat hij ook met de foute jongens omging. Dat ik vier jaar bij hem ben geweest, heb ik haar pas kort geleden verteld.

Na al die rechtszaken ging ik weer naar school. Een van mijn vriendinnen daar was Amanda. Wat ik toen alleen nog niet wist, was dat Amanda ook bij Manou hoorde. Zij moest van hem kijken waar ik was en wat ik deed. Amanda was negentien en woonde al drie jaar op zichzelf. Ze werkte in een restaurant en ze zat dus op school. Ze had lang bruin haar en kende iedereen die op school rondliep en daarbuiten. Ze was echt zo'n meisje dat alleen maar met negers omging, heel veel shopte en altijd te weinig geld had, maar toch redde ze het elke maand met de huur. Heel veel meisjes waren jaloers op haar, omdat ze er altijd leuk uitzag, een mooi figuur had en ze was nog aardig ook.

In de pauze kwamen er ook altijd heel veel jongens die ik kende van Manou op school langs. Zij keken ook met wie ik omging en wat ik deed. Omdat het nieuwe schooljaar toen nog maar net was begonnen, kon de conciërge nog niet zien wie er wel en niet op school hoorde.

Ik werd ook elke ochtend achtervolgd door een jongen op een fiets, hij wachtte me dan op een bepaald punt op en fietste dan de hele weg naar school achter me aan. Ik deed niks en vertelde pas na een paar weken aan mijn moeder dat hij er was. Ze lichtte natuurlijk meteen de politie in. Later werd het op school zelfs zo dat jongens van Manou het parkeerterrein opreden en gewoon de school in liepen, op zoek naar mij. Ik zat op vrijdagmiddag vaak in een lokaal aan de voorkant van het gebouw, dat op het parkeerterrein uitkeek, dus ik kon altijd zien wie eraan kwamen, maar zij konden mij ook zien. Als ik die jongens zag aankomen, ging ik naar de docent, die joeg ze dan weg met de conciërge.

Die jongens bleven dan gewoon buiten het hek wachten. Daar konden ze niks tegen doen, zeiden ze op school, omdat dat een openbare weg was, en ze deden niets verkeerds, ze stonden daar alleen maar. Er waren dagen dat ik echt door die groep heen moest om weg te komen, ze gingen geen centimeter aan de kant en de conciërge kon niks doen, alleen maar vragen of ze aan de kant wilden gaan. Dat was echt niet leuk.

Een tijdlang werd ook mijn band elke dag lekgestoken. Volgens mijn moeder was dat zodat ze me konden vragen of ik hulp nodig had, of een lift naar huis, dan zouden ze me weer naar Manou brengen. Ik heb van Manou in die tijd niet echt meer iets gehoord, ik zag hem alleen nog af en toe langsrijden.

-0-

Na een paar maanden op die school te hebben gezeten, ging ik eraf. Ik had nog een gesprek met mijn moeder en mijn mentor. Die zei dat deze opleiding niet echt iets voor mij was, dat ik niet gemotiveerd was en dat ik veel te angstig was. Ik mocht het nog proberen tot de zomervakantie, maar hij dacht niet dat ik mijn diploma zou gaan halen. Dat wist ik al sinds de dag dat ik hoorde dat ik deze opleiding moest gaan doen. Mijn hemel, ik zag mezelf al werken in een bejaardentehuis of een kinderdagopvang. Ik werd al gek bij de gedachte alleen al: de hele dag oude mensen of krijsende kinderen om me heen. Maar ik moest het dus nog even proberen van mijn moeder en van mijn mentor.

Ik wou eigenlijk ook naar Manou, ik miste hem. Ik had Amanda wel, maar ik miste het om bij hem te zijn, lol met hem te hebben en ik miste het zelfs om voor hem te werken. Ik miste alle jongens, de stad en mijn oude leventje. Ik wist nog een hot-mailadres van hem, dus toen mijn moeder nog op school was en ik zogenaamd de ochtend vrij was ging ik op msn en voegde ik zijn hotmailadres toe. Hij was online.

Toen ik tegen hem begon te praten, deed hij eerst alsof hij even niet wist wie ik was, hij zei dat hij zo veel Maria's kende, daarna was hij heel blij dat ik hem had toegevoegd en daarna werd hij boos omdat ik zo lang was weggeweest. Hij wou meteen afspreken voor die week, hij zou er dan voor zorgen dat we voor altijd bij elkaar konden blijven, dat we samen gelukkig zouden worden en dat we geen last meer zouden hebben van mijn moeder. We zouden naar het buitenland gaan om daar te wonen en te trouwen, we zouden kinderen krijgen en al die onzin.

'Dat had je ook al eerder gezegd, maar ik ben niet je vriendin, toch? Gewoon een vriendin,' zei ik tegen hem.

'Ja, maar jij bent het enige meisje dat zo dicht bij me staat, je bent deel van mij en mijn leven. Je bent goed voor deze wereld, je weet hoe je de dingen moet doen, dat moet in je zitten. Het zit in jou en in mij, dus kan je nagaan hoe goed ons kindje zou worden als ik hem of haar zou inwerken,' zei hij op msn, met van die smileys erbij. Manou had in onze gesprekken altijd zo op me ingepraat over onze toekomst samen, dat ik me helemaal voor kon stellen hoe het er dan allemaal uit ging zien. Ik kreeg dan zelfs zin om met hem mee te gaan. Ik wist heus wel dat we, als ik met hem meeging, nooit zouden trouwen of kinderen zouden krijgen, ergens wist ik dat hij me zou gaan verkopen omdat ik te gevaarlijk voor hem werd nu ik niet meer zo dicht bij hem was als eerst. Toch wist hij ook dat ik hem nog lang niet had losgelaten, dat ik nog helemaal aan hem vastzat en dat hij macht over me had.

-0-

Terwijl mijn moeder dacht dat het wat beter met me ging, was ik langzaam weer terug aan het gaan naar Manou. Ik sprak hem ondertussen elke dag op msn, zelfs als mijn moeder ook thuis was, dan haalde hij gewoon zijn foto van het scherm en deed er een van een kikker of zo in de plaats. Zijn naam veranderde hij dan in Amanda. Ik had zijn nummer ook onder Amanda' in mijn telefoon staan en hij belde me elke nacht om één uur als mijn moeder in bed lag. Dan fantaseerden we over ons leven samen, terwijl we allebei stiekem wisten dat dat er nooit zou komen. Op een gegeven moment spraken we af dat we op een donderdagmiddag, een week later, achter de kerk zouden afspreken, en dan zouden we samen weggaan.

'Dan kunnen we eindelijk weg uit deze wereld en hebben we geen last meer van je moeder. Ga maar slapen, ik zie je morgen, welterusten lieve schat,' zei hij in het laatste telefoongesprek voor ik hem zag. Ik hing op en heb de hele nacht niet geslapen omdat ik zo zenuwachtig was.

-0-

Toen was het donderdag. Die dag zou ik voor de laatste keer alleen zijn met Manou, maar dat wist ik toen nog niet. Ik ging die ochtend net als altijd naar school, ik deed de hele ochtend hetzelfde als ik elke ochtend deed. Ik had tegen mijn moeder gezegd dat ik pas 's avonds thuis zou komen, want ik ging bij Amanda iets voor school afmaken. Dat vond ze goed. Op school sprak ik met Amanda af dat ik zogenaamd bij haar zou zijn die middag, voor het geval mijn moeder haar zou bellen. Ik moest om één uur achter de kerk op het bankje zitten.

Om halfeen ging ik weg van school, ik zei dat ik een afspraak had, ik weet niet eens meer met wie, of wat ze zeiden, maar ik mocht weg. Ik liep de klas uit en Amanda gaf me nog een knipoog. Ik liep de trap af naar beneden. Ik was bang dat ik mijn moeder of een andere docent zou tegenkomen, maar die waren natuurlijk allemaal aan het lesgeven. Ik liep de deur uit naar het fietsenhok om mijn fiets te pakken, wonder boven wonder was mijn band niet lek en kon ik weg. Ik fietste de stad in, langs de weg die ik al vier jaar netste, naar het bankje waar ik al vier jaar naartoe moest om te wachten tot het tijd was. Ik zette mijn fiets op mijn vaste plek en ging zitten op het bankje.

Het was aan het eind van het jaar, het was koud. Ik weet nog dat er een oliebollenkraam stond. Ik keek ernaar en dacht aan mijn moeder en aan hoe graag zij oliebollen at. Ik keek omhoog naar de kerk en dacht aan een gesprek dat ik een keer had gehad met een buurman die ik altijd opa noemde. Hij legde me toen uit waarom hij in God geloofde en waarom ik in God zou moeten geloven. Hij was een oude Antilliaanse man en hij kende de hele Bijbel uit zijn hoofd. Als hij erover vertelde, zag ik in mijn hoofd plaatjes van hoe de wereld er toen uit moet hebben gezien, zo mooi kon hij vertellen. Onder de kerk stond een groepje van vier jongens, ik kende ze, een van hen was het ex-vriendje van mijn zusje. Ik zei niks tegen ze en deed net of ik ze niet zag, gelukkig waren ze te druk met hun drugsdeal om op mij te letten. Ik vroeg me af hoe mensen in een God konden geloven als ze zagen wat er allemaal gebeurde op straat. Als er echt een God was, zou hij dat niet laten gebeuren. Ik zou nooit in een God kunnen geloven, daarvoor is er met mij te veel gebeurd.

Ik zat dus te wachten, maar Manou kwam niet. Om halftwee werd ik gebeld.

'Ben je er al?' klonk Manous stem.

'Ja, ik ben er al een halfuur,' zei ik en ik keek om me heen of ik hem ook zag. Ik zag zijn vrienden al overal staan, bij de hoeken van het stadhuis en de cafeetjes, om te kijken of er geen politie aankwam.

'Ik ben er bijna, oké, geef me nog vijf minuten. En als ik kom, wil ik wel een kusje van mijn schatje, hè?' zei Manou met een heel lieve stem. Ik werd altijd verlegen als hij zo tegen me praatte, ook al wist ik dat ik nooit zijn vriendin zou worden.

'Ik wacht hier op je,' zei ik en hing op.

Na vijf minuten zag ik Manou vanachter de kraam aan komen lopen, mijn hart begon als een idioot te kloppen. Ik stond op. De vrienden die bij hem waren, liepen allemaal een andere richting op, Manou kwam als enige mijn kant op. Toen hij me zag, verscheen er een glimlach op zijn gezicht. Ik voelde me zo raar worden van binnen. Ik liep op hem af en ik wierp me bijna in zijn armen. Hij begon me te knuffelen en liet me een paar minuten lang niet meer los. Ik voelde me zo veilig in zijn armen, ik deed mijn ogen dicht en dacht aan niets, ik voelde niets meer, ik rook zijn parfum, ik voelde zijn babyblauwe badstoffen pak en dat was het. Hij gaf me een kus en was blij me te zien. Ik vond het zo fijn om weer bij hem te zijn. Hij was zo stoned als een kanarie en hij had zijn enkel verzwikt, tijdens het basketballen zei hij, dus hij liep mank.

We gingen op weg naar de v&d, naar het restaurant boven.

'Ik heb zin om iets te eten,' zei hij en pakte mijn hand vast. We liepen door de straat die naar de v&d leidde.

'Hey Manou, alles goed jongen? Wat heb ik jou al lang niet meer gezien, waarom kom je niet meer op school?' hoorde ik een stem achter ons zeggen. Manou draaide zich om en er stond een man.

'Ik kom volgende week weer, ik kon niet lopen, nu nog steeds niet, maar mijn vrouwtje had me nodig,' zei hij en hield mijn hand omhoog terwijl hij dat zei.

'Laat haar hand maar niet los, er zijn genoeg mannen die zo'n mooi meisje willen hebben,' zei de man, en hij liep door met een glimlach op zijn gezicht.

'Wie was dat?' vroeg ik, terwijl ik de man nakeek.

'Dat was mijn docent van economie,' zei Manou.

We liepen de v&d in, de roltrap op naar boven, de volgende roltrap op naar het restaurant. Het rook er net als altijd, overal liepen moeders met kinderen en vaders die erachteraan sjokten, spijbelende meisjes die sieraden aan het kijken waren in de uitverkoop, vrouwen alleen die vrij waren en kleren gingen kijken. Er was een man die aanbiedingen omriep, heel irritant. Op de roltrap naar het restaurant rook het al naar broodjes en taart, echt zo'n v&d-geur, je weet wel wat ik bedoel. Boven aan de roltrap liepen we naar de broodjes en het drinken. Omdat Manou bij de v&d had gewerkt, kende hij daar alle mensen en kreeg hij korting. Manou nam een ham-kaascroissant en een of andere rare juice, ik nam alleen een juice.

We gingen aan een tafeltje zitten ergens in de hoek bij het raam. Manou at zijn broodje met mes en vork, wat bijna onmogelijk was, want als je naar dat broodje keek, viel het al bijna uit elkaar.

'We gaan zo even naar Stenenmuur-Oost, ik moet even wat hij een vriend van me halen,' zei Manou en hij nam een hap van het broodje. Ik zei niks en keek hem alleen maar aan.

'Je wordt elke keer dat ik je zie mooier, ik kan niet wachten tot we bij elkaar zijn,' zei Manou. Ik nam een slokje van mijn drinken, het was echt smerig, maar ik dronk gewoon door. Manou stopte met eten en pakte mijn hand vast.

'Je hebt toch niks verteld, hè?' vroeg hij op een rustige toon.

'Nee.'

'Waarom mag ik dan niet meer bij jullie thuis komen, en waarom mag je dan niet meer met me mee?' vroeg hij en begon harder in mijn hand te knijpen.

'Denk je dat mijn moeder gek is of zo, toen bij die rechtszaak merkte zij toch ook dat het voor geen meter klopte wat je deed, je zei tegen haar dat je voor ons partij ging trekken en wat doe je? Je geeft Jayson gewoon gelijk,' zei ik. Ik had meteen al spijt dat ik dat tegen hem had gezegd. Zijn blik veranderde meteen en hij keek me heel gemeen aan.

'Je moet je mond houden, ik doe dit allemaal voor jou, zodat we bij elkaar kunnen zijn,' siste Manou.

'Wij zullen nooit bij elkaar zijn, Manou, dat weet jij ook wel, wij gaan nooit trouwen of kinderen krijgen,' zei ik met een heel zacht stemmetje.

'Wil je dat niet dan? Is ook goed hoor, dan breng ik je naar Guinee en ga ik daarna weer weg, dan zoek je het maar uit.'

'Waarom moet ik eigenlijk naar Guinee, als je toch weer weggaat, kan ik toch net zo goed hier blijven?' zei ik en keek naar beneden. 'Hier kan je van me weglopen, daar niet. Trouwens, ik heb daar werk voor je geregeld, hetzelfde als je hier voor mij deed, maar dan voor een andere jongen, het is daar wel wat warmer en er is lekkerder eten, dus dat is alleen maar fijn, toch?' zei Manou en ging weer verder met zijn broodje, of wat daar nog van over was. Bij de gedachte dat ik voor hem werkte en niet weg kon lopen, was hij ineens weer een stuk vrolijker. Ik zei maar niks en bleef rustig zitten.

Toen hij klaar was, stond hij op.

'Zet even de glazen en mijn bord weg, ik wacht bij de roltrap,' zei Manou en liep weg. Ik pakte zijn bord en de glazen, een oude man die naast ons zat keek me aan en gaf me een knipoog, wat hij daarmee bedoelde wist ik niet. Ik liep naar de lopende band om de glazen weg te zetten. Daarna liep ik naar de roltrap, waar Manou stond te wachten. Hij pakte mijn hand vast en we gingen de v&d uit. We liepen door de stad terug naar de kerk, daar moesten we eerst naar de winkel van een vriend van hem, daarna zouden we doorlopen naar het station en de bus pakken naar Stenenmuur-Oost.

-0-

'Ken je Maria nog?' vroeg Manou aan de jongen die achter de kassa stond toen we de Britain in liepen.

'Hoe kan ik haar nou vergeten,' zei de jongen, ik was even zijn naam kwijt.

'Ken je mij nog?' vroeg hij en kwam achter de kassa vandaan. Het was een dikke Marokkaanse jongen, met zijn baardje en snor perfect in vorm geschoren: een ringbaardje dat doorliep naar zijn bakkebaarden. Hij had een gestreept shirt aan met een broek waarvan het kruis op de knieën hing en schoenen die te wit waren. Hij had in zijn oren van die diamanten oorknoppen, een grote zilveren ketting om en heel veel ringen met grote stenen erin om zijn vingers. Hij stak een van zijn dikke worsthandjes uit om me een hand te geven, gelukkig vond Manou het niet erg als ik hem geen hand gaf.

'Hm, dan niet, ik ben Mo,' zei hij en gaf me een knipoog. Ik zei niks en keek de winkel rond. Gelukkig ging Manou met hem praten en lieten ze mij even met rust. Ik keek naar de babykleertjes en -schoenen die in een hoek stonden, en daarna naar een heel mooi roze jasje en schoenen die helemaal vol glitters zaten, die vond ik zo mooi, maar ik wist dat Manou die kinderachtig vond, dus keek ik snel naar iets anders. Na vijf minuten konden we gaan.

Manou pakte weer mijn hand vast, alsof ik een klein kind was dat anders weg zou lopen en we liepen de winkel uit, naar het station. Onderweg kwamen we nog allemaal scholieren tegen die vrij waren. Ik keek naar ze en wenste bijna dat ik nu op school zat, desnoods bij wiskunde, het maakte me niet uit, alles behalve dit, bij Manou zijn...

-0-

Op het station stapten we op de bus naar Stenenmuur-Oost. Het duurde een halfuur om er te komen, omdat de bus overal stopte. Ik zat naast Manou en hij had zijn hand op mijn knie, daarna sloeg hij zijn arm om me heen en gaf hij me een kusje op mijn wang. Hij deed net alsof ik zijn vriendin was.

'Lach eens naar me?' zei hij zachtjes in mijn oor. Ik deed mijn best om te lachen, volgens mij kon iedereen zien dat ik daar heel erg mijn best voor moest doen. Toen de bus eindelijk stopte voor de flat van die jongen pakte Manou mijn hand weer en stapten we uit.

We stonden midden in een wijk met alleen maar flats, het was heel erg bewolkt en het leek alsof het elk moment kon gaan regenen. We liepen naar een flat die er hetzelfde uitzag als elke andere flat in de buurt. Hij was heel hoog, van bruine baksteen, met een witte ingang. We liepen naar de lift en Manou drukte op de knop voor de negende verdieping. In de lift hing aan elke wand een spiegel. Ik zag mezelf naast Manou staan en dacht aan mijn moeder. Ik vroeg me af of ik haar nog gedag kon zeggen of dat ik meteen met Manou weg zou gaan, maar dat zou ik hem straks wel vragen. Manou kwam dichter bij me staan en hield me vast.

'Maak je niet druk, oké? Ik zorg ervoor dat alles goed komt,' zei hij en knuffelde me. Ik liet hem zijn gang gaan. De lift stopte, Manou stopte met knuffelen en we stonden op een lege galerij. Het was koud en de wind waaide heel hard. Ik liep achter Manou aan naar een van de laatste huizen.

'Hé man, kom binnen,' zei een jongen die al in de deuropening slond te wachten.

'Hai, ik ben Nigel,' zei de jongen en gaf me een hand. Het was een kleine, dunne jongen, met een broek die veel te hoog zat en een t-shirt in zijn broek. Hij hield de deur voor ons open en Manou liep als eerste naar binnen. We liepen meteen naar de woonkamer en ik ging naast Manou zitten. Hij had een bank, een tv en een bed in zijn woonkamer staan. Zijn kleren lagen in en rond een grote koffer in de hoek. De kamer was wit en het rook er naar mannendeodorant. De gordijnen waren bordeauxrood en zaten dicht. De jongen ging op het bed zitten, ik zat op het puntje van de bank. Manou deed mijn jas voor me uit, alsof ik dat zelf niet kon. Hij deed mijn shirt een stukje omhoog, zodat mijn onderrug onbedekt was. Hij begon me daar te zoenen. Ik keek naar hem met een blik van: WAT DOE JE?!? Manou begon te lachen.

'Daar word je verlegen van hè, schatje?' zei hij en ging weer rechtop zitten.

'Haal jij even de papieren?' vroeg Manou aan de jongen terwijl hij mijn hand pakte en die begon te zoenen. Ik snapte niet waar hij nou mee bezig was. Hij hoefde nu niet aan de mensen van buiten te bewijzen dat ik zijn 'vriendin' was. Deze jongen wist allang dat dat niet zo was. Ik zei maar niks en liet hem maar een beetje mijn arm zoenen. De jongen kwam terug met een mapje in zijn handen. Manou pakte het mapje uit zijn handen alsof het iets heel kostbaars was.

'Kijk schatje, dit is onze sleutel tot de vrijheid,' zei Manou en deed het mapje open. Hij haalde er een paspoort uit en nog wat andere papieren.

'Kijk eens wie er op de foto staat?' zei hij met een grote glimlach op zijn gezicht. Manou hield het paspoort open en hield de foto voor mijn gezicht. Ik keek en wist even niet wat ik moest zeggen: hij had mijn foto in een paspoort laten zetten. Er stond ook in dat ik achttien jaar was.

'Dan hoeven we niet nog twee jaar te wachten,' zei hij en deed het paspoort weer dicht.

'We gaan vanmiddag naar Rotterdam, een vriend van mij is al hiernaartoe komen rijden,' zei Manou en gaf de jongen de papieren terug. Hij zakte weer onderuit en sloeg zijn arm om me heen.

'Waar gaan we naartoe dan?' vroeg ik en keek eerst Manou aan en toen die jongen toen ze geen van beide antwoord gaven.

'Je gaat helemaal niet met me mee, of wel?' vroeg ik en keek Manou weer aan.

'O jawel hoor, ik ga met je mee, maar daarna moet je het zelf doen,' zei hij en hij haalde een voorgedraaide joint uit een zakje dat op tafel lag en stak hem aan.

'Het is zo tijd om te gaan,' zei Manou en ging voor me op de grond zitten. 'Stel, er gaat iets mis binnen nu en het moment dat we in de auto zitten. Stel, je moeder komt erachter en weet je te vinden, of we komen haar zo meteen tegen in de stad als we naar de auto gaan, denk er dan goed aan om niets te zeggen over watje allemaal van mij weet en hebt gezien, begrepen?' zei Manou op een heel normale, rustige toon.

'Waarom zou mijn moeder nu ineens komen? Ze denkt dat ik bij Amanda ben,' zei ik en keek in Manous lege donkere ogen.

'Ik vroeg of je het begrepen had,' zei Manou op een iets minder normale toon en haalde een mes van onder de tafel tevoorschijn en hield het voor mijn neus.

'Weet je, Juanez zei ooit tegen me dat je het wel geil vindt, die spelletjes die we met je spelen,' zei Manou en ging zachtjes met het mes over mijn keel en mijn gezicht, het was alsof hij me ermee wou aaien.

'Ja, ik heb het begrepen,' zei ik met een zacht stemmetje. Manou hield het mes stil op mijn keel en drukte iets harder. Ik werd er niet eens echt bang meer van, ik was er al zo aan gewend geraakt dat iemand me een mes op de keel zette.

Yesper, die jongen uit de snackbar, had een paar weken daarvoor tegen me gezegd: Ik weet niet wat Manou met je heeft gedaan, maar jouw ogen zijn nu net zo leeg als die van hem. Je moet nu echt oppassen, straks word je net zo gek als hij en ben jij straks degene die mensen laat verdwijnen, die het leuk vindt om mensen pijn te zien hebben. Dat is wat hij wil, Maria, en hij stopt niet tot hij dat heeft bereikt.' Daarna heb ik hem nooit meer gezien.

-0-

Manou liet het mes zakken toen hij zag dat het me niks meer deed. Hij pakte onze jassen en trok me van de bank.

'Wij gaan, dus zeg elkaar maar gedag, want ik weet niet of jullie elkaar nog een keer zullen zien,' zei Manou en liep alvast naar de deur. De jongen pakte mijn hand en zei dat ik goed op mezelf moest passen. Ik zei niks en liep naar Manou.

'Ik bel je als ik er ben, dan weet je wat je moet doen,' zei Manou toen de jongen ons uitzwaaide in de deuropening. Ik wist niet wat hij daarmee bedoelde, maar ik vroeg niks en liep als een hondje achter Manou aan, die over de galerij naar de lift hinkte. We liepen naar de bushalte om met de bus naar het station te komen. Manou hield mijn arm vast omdat hij last had van zijn been, dat zei hij tenminste. We waren bijna bij de bushalte toen het opeens heel hard begon te regenen. Meestal vond ik regen niet erg, ik vond het juist fijn om buiten door de regen te fietsen, dan was er bijna niemand meer op straat en keek ik in de huiskamers om te zien wat de mensen deden, meestal was dat tv kijken of computeren. Ik fietste dan altijd heel langzaam, dan was ik helemaal in gedachten verzonken, dat vond ik fijn. Maar vandaag hield ik er niet van, de regen was voor mij ook anders dan normaal. Ik was nu ook niet alleen, maar liep met zo'n dikke neger aan mijn arm. Manou probeerde zo snel mogelijk bij de halte te komen. De bus was er al maar wachtte op ons, omdat Manou zwaaide.

We stapten de bus in en gingen bijna achterin zitten, allebei bij een raam. Bij de volgende halte kwamen er allemaal brugklassers om ons heen zitten. Manou pakte mijn hand vast en keek de hele tijd heel kwaad naar de jongetjes die naast ons zaten, van wie de tassen bijna groter waren dan zijzelf. De hele rit naar het station hebben we niks tegen elkaar gezegd.

Bij het station stapten we uit, het was gestopt met regenen. Buiten rook het heel lekker, het was best koud, maar... Ik weet niet, ik vond het wel fijn buiten. Op het station was het niet druk, en de mensen die er liepen hadden allemaal haast. Iedereen rende naar de trein of de bus, iedereen behalve Manou. Hij liep heel rustig, met mij aan de hand, naar de overkant van de weg. We liepen de lange straat richting het centrum door.

'Ik heb een vreemd voorgevoel,' zei Manou toen de Oude Poort in zicht kwam. 'Alsof er zo iets gaat gebeuren.' Ik keek om me heen maar zag niemand die ik kende, ik zag alleen een rode auto, die al drie keer langs ons was gereden. Elke keer als die auto uit mijn zicht was verdwenen, werd Manou gebeld. Ik zag ook een paar van Manous negers fietsen, ze groetten hem en reden daarna weer door, het was ook niet echt weer voor Antillianen en Afrikanen. Het was hun veel te koud en te nat, die zaten nu allemaal binnen voor de playstation of met een of ander meisje. Ik zag verder alleen maar scholieren fietsen. We liepen langs de Oude Poort in plaats van eronderdoor zoals Manou meestal deed. Ik zag de rode auto weer, er zat een man in met lange dreadlocks, meer zag ik niet, hij reed een straatje in direct naast de Oude Poort. Daar aan het eind van dat straatje Stond hij stil en stapte de man uit. Hij keek onze richting op en stak zijn hand op, Manou deed hetzelfde. We stonden op de stoep om de weg over te steken. Manou hield mijn hand stevig vast, dit was het laatste stukje dat er nog iets mis kon gaan, we hadden het bijna gehaald en ik voelde dat Manou er zweethanden van kreeg. We liepen al op de weg toen Manou opeens stopte.

'Ik zal niet stoppen met zoeken tot ik je weer bij me heb,' zei Manou zacht in mijn oor. Ik wist niet wat hij daarmee bedoelde, veel tijd om daarover na te denken had ik ook niet, want achter Manou zag ik mijn moeder aan komen fietsen. Ik wist niet wat ik moest doen, Manou liet mijn hand los en bleef me aankijken. Ik zag het gezicht van mijn moeder, ik heb haar nog nooit zo boos zien kijken. Ze kwam heel hard aanfietsen en liet haar fiets vallen. Ze kwam bij me staan en pakte me vast. Ze begon tegen Manou te schreeuwen, ik weet niet meer wat, maar ik weet wel dat ik best wel bang was voor mijn moeder op dat moment, alleen liet ik het zo min mogelijk merken. Manou probeerde zich nog uit de situatie te redden, maar daar trapte mijn moeder natuurlijk niet in. Alle mensen die over de stoep liepen, keken naar mijn moeder en Manou.

-0-

Ik weet niet precies meer wat er verder gebeurde, ik weet alleen nog dat ik Manou zag bellen op de stoep toen mijn moeder me meetrok naar haar fiets, en dat ze de hele weg terug naar huis tegen me bleef praten, boos of verdrietig, ik weet het niet meer. Toen we thuiskwamen, stond mijn zusje ons al op te wachten.

'Ze was in de stad, bij Manou,' zei mijn moeder en keek me niet aan. 'Ik wil dat jij vandaag nog hier weggaat, je bent ziek, je weet echt niet meer wat je doet,' zei ze tegen me en pakte de telefoon.

'Sorry,' zei ik tegen mijn zusje die best wel boos naar me keek. Ze draaide zich om en ging verder met waar ze mee bezig was op de computer. Mijn moeder kwam na een halfuur naar beneden, haar make-up was uitgelopen.

'Waarom ben je naar hem toe gegaan, Maria? Ik snap het echt niet,' zei mijn moeder. 'Je kan je spullen gaan pakken, ik breng je zo weg naar een opvang ergens in de stad, morgen gaan we naar bureau jeugdzorg en ik ga daar niet weg tot ze een plek voor je hebben in een opvang of iets, ik wil je niet meer thuis hebben, je bent blijkbaar nog lang niet sterk genoeg om bij die dikke zwarte pad weg te blijven,' zei ze, en ze liep naar de keuken.

Ik voelde me zo schuldig, het liefst wilde ik haar knuffelen, zeggen dat het me speet, dat ik het nooit zover had mogen laten komen, dat ik haar al een paar jaar eerder had willen vertellen wie Manou was. Ik voelde me zo slecht over mezelf. Maar ik wou ook terug naar Manou en ik was boos op mijn moeder dat ze me bij hem had weggehaald. Aan de andere kant wist ik dat ik hier, als mijn moeder niet zou zijn gekomen, niet meer was geweest, dat ik haar dan nooit meer had gezien... Ik liep naar boven en deed wat kleren in een tas, ik nam mijn schrijfboek mee, een pen, mijn discman en mijn muziek. Ik zei mijn zusje gedag en ging met mijn moeder mee naar de opvang.

-0-

Het was een crisisopvang, een internaat. Mijn moeder liep met me mee naar binnen. Er stond een man in de deuropening op ons te wachten, blijkbaar wist hij dat ik kwam. Mijn moeder zat de hele tijd om zich heen te kijken of Manou ergens was of een van zijn vrienden. Best wel lachwekkend vond ik dat, alsof Manou zich zou laten zien, die wist allang dat ik hier was.

We werden een kantoortje binnengelaten en gingen zitten op een stoel. De man stelde zich voor, ik zou bij God niet meer weten hoe hij heette. Zijn kantoor was wit en leeg, het rook er naar de plek op het station waar je je kaartjes koopt. Maar dan iets muffer. Ik weet niet meer hoe het eruitzag, daarvoor was ik te ver weg in mijn eigen wereld, bij Manou. Ik weet nog wel dat ik die avond ging roken. Aan de andere kant van het hek, aan de overkant van de straat, zag ik Manou staan. Ik zag ook een gat in het hek waar ik makkelijk doorheen kon, maar iets hield me tegen.

Ik heb de hele nacht gehuild, ik heb me nog nooit nog zo eenzaam gevoeld als toen. Ik wou bij mijn moeder zijn en bij Manou, ik voelde alles door elkaar en tegelijkertijd voelde ik helemaal niks. Ik moest huilen, maar voelde niet waarom, ik was boos, maar wist niet op wie. Ik had mijn muziek aan en ik heb geschreven, de hele nacht...

-0-

De volgende ochtend werd ik wakker gemaakt door een vrouw. Ik weet nog dat ik aan de ontbijttafel zat en dat ik moest eten van dat mens. Ik weet niet meer hoe ze heette, maar wel dat ze dik en donker was. Ik weet nog dat er een jongen tegenover me zat die een witte boterham met vruchtenhagel at en een kop thee dronk waar meer suiker dan thee in zat. Verder weet ik niet meer wie er allemaal rondliepen. Om negen uur kwam mijn moeder me halen.

'Wat zie jij er beroerd uit,' was een van de eerste dingen die ze tegen me zei. Ik voelde me zo verrot, ik had niet geslapen en ik dacht alleen maar aan Manou, wat hij tegen me zou zeggen als hij bij me was, wat ik zou moeten doen als ik bij hem zou zijn. In mijn hoofd hoorde ik zijn stem tegen me zeggen wat ik moest doen. Ik zag hem voor me, ik rook zijn geur. Ik werd er bang van: ik had hem één dag niet gezien en ik werd nu al gek. Ik had hem wel vaker een dag niet gezien, maar dit keer was het anders dan alle vorige keren, ik wist dat ik hem nu heel lang niet meer zou zien, tenzij ik zou weglopen en naar hem toe zou gaan. Maar ik wou eerst zien waar ik die dag terecht zou komen.

'Kom, we gaan, ik heb een afspraak geregeld met een man bij bureau jeugdzorg,' zei mijn moeder, en ik zei de vrouw gedag en ging met haar mee.

-0-

Bij bureau jeugdzorg hebben we van ongeveer tien uur 's ochtends tot drie uur 's middags gezeten. Er werd besloten dat ik die middag door een man naar Bodemstad zou worden gebracht, om daar tijdelijk te worden ondergebracht tot er plek zou zijn in een ander internaat, of ik zou gesloten gaan. Die dag bij bureau jeugdzorg was heel erg saai,maar toch hadden mijn moeder en ik nog wel lol samen. Zoals altijd als een situatie bijna niet erger kan, kregen wij de slappe lach. We kregen van die vieze kleffe kantinebroodjes en mijn moeder kreeg heel slappe koffie. Toen ze daarvan dronk, dacht ik aan Manou en hoe hij zijn koffie dronk: met een beetje melk en veel suiker.

We zaten in een kamer met veel blauw, er stonden twee grote kamerplanten en een bureau in de vorm van een maandverband met vleugels, je weet wel, met zo'n absorberende laag en zo. Er stond een computer, overal lag heel veel papier en lagen er documenten, er stond een foto van een vrouw met een kind. Er hingen van die schilderijen met rustgevende afbeeldingen erop. In de geur leek op die van een wachtkamer in een ziekenhuis. Echt een typische 'bureau jeugdzorg'-kamer.

Rond drie uur kwam er dus een man die me vertelde dat ik naar Bodemstad ging, ik moest naar huis met mijn moeder om mijn tas te pakken en dan zou een andere man me weer ophalen. Mijn moeder vond het duidelijk allemaal vreselijk. Ik ergerde me daaraan omdat het mij op dat moment niks kon schelen, ik was alleen maar met mijn hoofd bij Manou en hoe ik weer bij hem kon komen.

Mijn moeder en ik gingen naar huis. Mijn zusje was er niet, die zat op school, ik zei tegen mijn moeder dat ze haar maar de groeten moest doen, ik ging nog snel douchen en ik deed een paar kleren in mijn tas, ik keek niet eens goed welke. Toen ik beneden kwam, stond de man die me zou brengen in de kamer, hij wou niks drinken en wou meteen door. Ik keek mijn moeder aan, die al tranen in haar ogen kreeg. We liepen naar de voordeur, naar buiten naar de auto van die man. Mijn moeder gaf me een dikke knuffel en terwijl ze dat deed, keek ik naar de buurjongen die achter haar met gebaren vroeg waar ik naartoe ging. Het enige wat ik kon doen was gebaren dat ik wegging en dat hij moest bellen. Naar Manou, bedoelde ik. Mijn moeder liet me los en moest huilen.

Daar ga je weer, ik ga je heel erg missen,' zei ze en veegde een traan van haar wang, ik kreeg wel medelijden met haar, maar liet het niet toe, want Manou zou ook geen medelijden hebben, hij had een hekel aan haar, dus ik ook, ook al had ik dat diep vanbinnen helemaal niet. Ik stapte bij de man in de auto en we reden weg. Ik keek nog een keer achterom, niet naar mijn moeder, maar naar de buurjongen die inderdaad aan het bellen was. Ik keek nu pas naar de man die me bracht. Hij was heel mager en helemaal niet het type man dat in de jeugdzorg werkte. Hij rookte als een idioot in zijn auto en hij had best wel lol met zichzelf, geen idee waarom. Hij had ongekamd bruin haar en droeg een spijkerbroek en een geruit shirt. Hij praatte niet veel, het enige wat hij vertelde was dat hij net een nieuwe vriendin had, dat het haar auto was waar we in reden, dat hij geen kinderen had en niet wilde trouwen.

We reden heel lang, volgens mij nam die man allemaal omwegen zodat ik niet meer wist hoe ik terug moest komen, we reden door bossen, zelfs over zandpaden, en nergens ben ik een bord tegengekomen waarop stond waar ik was. Ik wist alleen dat het internaat bij Bodemstad in de buurt was, maar het had geen zin voor die man om zo moeilijk te doen over de route, want Manou wist allang waar het lag. Hij had het er weleens over gehad dat hij de meisjes die weg konden van het terrein ophaalde, en dat ze dan gewoon weer bij hem terugkwamen.

-0-

Het was aan het schemeren toen we aankwamen, ik keek om me heen en zag allemaal boerderijen. Ik had al meteen geen zin meer. We reden naar een boerderij die De Hazenburcht heette. Ik stapte uit en zag een kleine Turkse man staan. Hij had een grote neus en een heel dominante uitstraling, alsof hij dacht dat hij iedereen de baas was. Ik bekeek hem van top tot teen. Hij had een bruinige ribbroek aan en een wollen trui met een heel lelijk patroon in rood en wit. De man stelde zich voor.

'Ik ben Mevlüt, ik ben de baas hier en iedereen luistert naar mij. Jij bent dus de crisis, zo zie je er anders niet uit. Loop maar mee naar kantoor, dan zal ik je uitleggen hoe wij hier te werk gaan,' zei hij en liet mijn hand niet los toen hij dat zei, hij bleef BIC ook aankijken zonder weg te kijken. Als hij me daar mee wilde intimideren was het hem niet gelukt, ik was wel wat erger gewend dan dit. Ik keek hem aan en kon het niet laten om te lachen, niet hardop, gewoon een glimlach. Mevlüt keek me aan in was bijna verbaasd dat ik durfde te lachen, hij liet mijn hand los en gaf me een knipoog. We liepen naar kantoor waar ik even mijn tas kon neerzetten.

'Ik ga ervandoor, Maria, sterkte met je tijd hier en Mevlüt, pas goed op haar,' zei de man en hij liep weg. Ik keek hem na en keek toen naar Mevlüt, die me met van die glimmende ogen aan zat te kijken.

'Volgens mij weet jij precies hoe het spelletje hier gaat,' zei hij en wees naar een stoel waar ik kon zitten. Ik ging zitten en zei niks. 'Ik heb gehoord dat je een tijd in een bepaald circuit hebt gezeten,' zei hij en keek me aan zonder zijn blik af te wenden.

Zeg maar gewoon dat ik bij een pooier was, hoor,' zei ik op een uitdagende toon, niet uitdagend alsof ik hem probeerde te versieren, maar uitdagend zoals je doet tegen je broertje of zusje. Hij moest lachen en ging over op een ander onderwerp, de huisregels. Ik heb geen flauw idee wat die waren, ik was er namelijk niet bij met mijn hoofd. Toen hij daarmee klaar was, stelde hij me voor aan mijn nieuwe huisgenoten. We liepen het kantoor uit naar de woonkamer. Het was best een grote ruimte met van die lelijke Ikea banken die heel oncomfortabel zaten. Twee meiden waren op een grote breedbeeldtelevisie naar een Bollywoodfilm aan het kijken.

'Meiden, dit is Maria, Maria dit zijn Azra en Lila,' zei Mevlüt. Azra was een meisje uit Bosnië, als ik me niet vergis, en Lila was een Iraans meisje. Ze zaten daar allebei geheim. Lila omdat haar vriend haar zocht en Azra omdat haar familie haar zocht. Azra had heel lang bruin haar en heel veel make-up, ze was een slank meisje en had strakke kleren aan, Lila was een klein, slank meisje met heel lang zwart haar en ook een dikke laag make-up op, ze had dezelfde kledingstijl als Azra.

'Hey, kom je zo meekijken als je je tas op je kamer hebt gezet?' vroeg Lila en keek ondertussen naar de film.

'Shahrukh Khan, hè?' zei ik en keek naar de tv waar hij net een liedje aan het zingen was voor een meisje dat hij leuk vond.

'Je kent hem, goed zo, je hoort nu bij ons. Je kent toch die meisjes die doen alsof ze weten wat Bollywoodfilms zijn, maar ondertussen niet eens weten waar het over gaat? Maar als je hem kent, heb je er verstand van. Welkom bij de groep,' zei Azra, die het blijkbaar vreemd vond dat ik hem kende, terwijl hij een heel beroemde Bollywoodster is.

In de hoek van de kamer zat een jongen achter de Xbox.

'Dat daar is Juan, maar iedereen noemt hem Yaiden,' zei Mevlüt en wees de jongen aan. Yaiden keek om en stak zijn hand op. Hij had een veel te groot shirt aan en een broek waarvan het kruis op zijn knieën hing. Hij had een bandana om en een pet eroverheen op. Ik groette hem terug op dezelfde manier. Yaiden was een Colombiaanse jongen, hij was geadopteerd. Hij was niet lelijk, maar ook geen geweldige schoonheid.

Ik keek nu echt goed de ruimte rond. Aan de muren hingen een paar schilderijen van landschappen en boven de tv hing er een met een voet van een dinosaurus, heel apart. Er stond een grote kamerplant aan de ene kant van de tv en aan de andere kant stond een rek met de leesmap erin. De ramen kwamen lot de grond, de gordijnen waren rood en het tapijt was blauw. Via de woonkamer kwam je in de keuken, daar stonden twee grote houten eettafels met elk zes stoelen. De keuken was groot, met een lang aanrecht en heel veel kastjes erboven. Achter de eettafels was het kantoor, helemaal van glas zodat de leiding kon zien wat er in de groep gebeurde. We liepen naar boven, daar leek het net een gevangenis, het was een lange gang met allemaal deuren.

'Hier is het washok, daar zijn de douches en wc's en daar is jouw kamer, die ligt boven het kantoor, dus 's nachts je bed uit kan je vergeten. Trouwens, er zit alarm op de deuren en de tijdstippen waarop je deur open gaat worden automatisch bijgehouden,' zei Mevlüt, alsof hij er al van uitging dat ik 's nachts naar een andere kamer zou gaan. Ik keek hem aan en wist vanaf dat moment dat hij een spelletje wou spelen, en gewend was dat hij altijd won. Ik wou niet dat hij gelijk zou krijgen.

'Ik ben benieuwd hoe het hier zal gaan met jou,' zei Mevlüt en gaf me een klap op mijn rug.

'Ja, ik ook,' zei ik en zette mijn tas in de lege kamer die hij had opengedaan. Het was een kleine kamer waar je met twee grote stappen doorheen was. Er stonden een bed, een kast, een bureau, en er was een wastafel. De ruimte tussen het bed en de kast was heel erg smal, mijn tas paste er niet eens tussen. Ik deed het raam dicht en de verwarming aan. Mevlüt stond in de deuropening.

'We gaan over twee uur eten, tot die tijd mag je wel bij de meiden gaan zitten om die film te kijken. Jullie zijn dit weekend met zijn vieren, de rest komt zondag terug. Het is niet gebruikelijk om tv te kijken overdag, maar ja, weekend hè,' zei Mevlüt en deed een stap opzij zodat ik langs hem kon om naar beneden te gaan.

-0-

De tijd in Bodemstad was echt een klotetijd, ook al heb ik toch wel lol gehad, het grootste gedeelte van de tijd was ik bezig om mijn plaats te bepalen in de groep die om de paar weken veranderde, dan had er iemand de drie maanden uitgezeten en kon weg, dezelfde dag kwam er dan een nieuwe bewoner. Elke keer was er weer strijd tussen de jongeren onderling om de rangorde te bepalen, je moest een grote bek hebben, anders liep iedereen over je heen.

Gelukkig ben ik goed in mensen manipuleren en me aanpassen, dus ik keek per persoon hoe diegene was en hoe ik daarop in kon spelen of hoe ik ervoor kon zorgen dat diegene me mocht, zodat ik weer een ´vriend´ had voor als ik iets nodig had. Ik heb ook vaak genoeg ruzie gehad op de groep, maar ik heb er ook wel mensen leren kennen die ik heel erg graag mocht. Als ik boos was en mijn agressie kwijt moest, ging ik naar Gert. Gert was een heel lieve man, hij had een kaal hoofd, een bril en een heel aparte kledingsmaak. Hij rookte als een ketter, maar hij was echt leuk. Hij maakte muziek met de jongeren van het terrein en als ik dus agressief werd of boos was, moest ik naar hem toe om te drummen. Ik mocht zo hard met die stokken slaan als ik maar wou en dat deed ik dan ook. Ik ging ook wel naar hem toe om echt te leren drummen, dat kan ik nu ook.

Verder was er Thibhu, hij was een Molukse man die al bijna zijn hele leven in Nederland woonde. Hij was echt het type man voor mijn moeder, een beetje ruig, maar heel erg lief, hij had altijd een spijkerbroek aan en een shirt erboven, hij had haar tot over zijn oren en zijn heup was vastgezet met stalen pinnen omdat hij ooit een auto-ongeluk had gehad, dus hij liep een beetje stijf. Hij was donker en heel lief. Bij hem kon je koken en dansen, hij had altijd de nieuwste reggaeton bij zich en als ik weer in mijn lichaam en bij mijn gevoel moest komen, zoals al die hulpverleners altijd zeggen, ging ik dansen en koken bij Thibhu. Ik mocht niet naar school daar omdat ik daar geheim zat, dus ik had een aparte dagindeling, ik moest lunchen op de groep en verder was ik bij de dagopvang, daar ging ik met de andere jongeren van het terrein die ook geheim zaten of geschorst waren activiteiten doen, zoals muziek maken hij Gert, koken en dansen bij Thibhu, wandelen met Piet, een maffe Jehova's getuige, of we gingen zwemmen met Hafid, een stagiair en Tom, ook iemand van de leiding. Ik had ook drie uur per week school, dan werd ik opgehaald door een docent en ging ik met nog twee jongeren naar een lokaal ergens in een gebouw naast de gewone school waar de andere jongeren naartoe gingen.

Op het terrein was ook een soort jeugdgevangenis, ik had natuurlijk meteen al contact met de jongens die daar zaten. Zij zorgden ervoor dat ik drugs kreeg en in ruil daarvoor moest ik briefjes doorgeven aan meisjes van mijn groep die ze leuk vonden. Ik kreeg in dat internaat alles voor elkaar, ik wist iedereen van de leiding en de jongeren zo te manipuleren dat ik altijd kreeg wat ik wou. Als ik alleen op mijn kamer was, was ik druk bezig om een plan te maken om terug te gaan naar Manou, en die was blijkbaar hetzelfde aan het doen, want hij is me een stuk of drie keer komen zoeken om me mee te nemen.

-0-

De eerste keer was op een dinsdagavond. Een groepje was met iemand van de leiding naar de sporthal en een groepje bleef op de groep, ik ook. Opeens kwamen er twee meisjes naar me toe gerend, ze zeiden dat Manou met zijn auto en nog twee auto's buiten op me stond te wachten.

Eigenlijk was dat wat ik wou, nu kon ik terug naar Manou, maar in plaats van blij te zijn, werd ik heel erg bang en begon ik heel erg te hyperventileren. De aanwezige leiding belde de andere leiding op om te zeggen dat hij terug moest komen, ik werd naar boven gebracht om via een geheime vluchtroute naar een ander gebouw op het terrein te gaan. De politie werd gebeld en terwijl ik boven zat hoorde ik Manou´s auto, zijn muziek en zijn stem. Ik was zo bang. Alle gordijnen van de boerderij werden dichtgedaan zodat niemand naar binnen kon kijken om mij te zoeken. Gelukkig kwam de politie binnen tien minuten, maar Manou was toen natuurlijk allang weg.

Een andere keer was eigenlijk hetzelfde als de eerste keer, alleen was ik toen niet op de groep, maar ik was met een ander meisje in de sporthal. De leiding belde naar de sporthal om me binnen te houden. Ik moest wachten tot ik werd opgehaald.

De derde keer was overdag, ik zat op 'school' toen er naar de docent werd gebeld dat er de hele tijd een auto rondreed en dat ze extra voorzichtig moest zijn met mij. In de pauze moest ik teruglopen naar de dagopvang, maar de docent moest een andere kant op, dus ik liep een heel stuk alleen over het terrein. Ik hoorde de auto van Manou al van ver aan komen, zijn muziek en het geluid van de motor. Ik kreeg kippenvel over mijn hele lichaam. Eigenlijk wou ik blijven staan en wachten, maar twee jongens van de jeugdgevangenis, Nick, een Surinaamse jongen, en Shadon, een Braziliaanse jongen, kwamen naast me lopen en hielden allebei mijn hand vast.

'Je gaat vandaag zeker niet terug naar die neger, zeker niet als wij bij je zijn,' zei Nick. Ik keek hem aan en kreeg tranen in mijn ogen.

'Dank je,' zei ik en liep met ze mee tot ze niet meer verder mochten, vlak voor het gebouw waar ik moest zijn. Ze lieten mijn hand los en gaven me een zakje wiet om even rustig te worden. Ik moest lachen en liep naar het gebouw voor de pauze.

-0-

Toen Manou doorkreeg dat hij mij op deze manier niet terugkreeg, probeerde hij het op een andere manier. Hij liet een van zijn jongens naar het internaat gaan als zogenaamd crisisgeval, de jongen heette Ricardo da Silva, hij was Colombiaans, net als Yaiden. Hij kon zogenaamd niet meer thuis wonen, dus moest hij hiernaartoe.

Vanaf het moment dat hij binnenkwam was hij alleen maar gefocust op mij. Als Manou slim was geweest, had hij iemand gestuurd die niet zo overduidelijk liet merken dat hij iets van me moest. Een paar meisjes van de groep kenden Ricardo en blijkbaar had hij een slechte reputatie. Ricardo was best een mooie jongen, hij had donkere krulletjes, een heel gespierd lijf, mooie witte tanden en grote bruine ogen. Echt een 'loverboy'-type. Maar op de een of andere manier voelde ik me totaal niet tot hem aangetrokken.

De eerste paar weken ging het wel goed. Ricardo was mii aan het uitchecken, hij wou weten wat mijn dagritme was, hoe ik in de groep lag, met wie ik veel omging, hoe ik op hem reageerde en op welke manier hij me het beste kon raken. Bij dat laatste was hij er al snel achter: hij wist dat ik me niet echt druk maakte om hem als hij gewoon aardig tegen me deed, hij moest zich net zo agressief en gemeen gedragen als Manou. Hij merkte dat ik er heel gevoelig voor was als hij het ene moment heel lief tegen me was en het volgende moment boos werd, hij werd een soort slechte imitatie van Manou. Hij zorgde ervoor dat de groep zich tegen mij keerde, hij hielp roddels over mij de wereld in en zorgde ervoor dat ik ruzie kreeg met de rest van de groep.

'Wat wil je nou? Dat dit me raakt? Ik heb schijt aan jullie allemaal, als je me wilt pakken, moet je met iets beters komen, ik ben Manou gewend hoor,' zei ik tegen Ricardo toen hij een keer 's avonds voor mijn deur stond en naar binnen wou omdat hij boos op me was. Hij begon op de deur te bonken. Ik liet hem niet binnen en ging in mijn bed liggen met het licht uit alsof ik ging slapen. Hij heeft dat een paar keer gedaan, om me bang te maken, maar ik deed de deur niet open en deed alsof het me niks kon schelen. Als ik hem de volgende ochtend dan tegenkwam, deed ik alsof ik hem niet zag of ik praatte tegen hem alsof er niks was gebeurd, dat kon hij niet hebben. Hij kon het niet hebben dat hij niet zo veel vat op mij kon krijgen als hij graag zou willen. Wat hij niet wist, was dat ik doodsbang was elke keer als hij voor mijn deur stond, dat ik soms de hele nacht lag te luisteren of hij er nog stond. Ik was echt bang voor die jongen, maar liet het alleen niet merken, blijkbaar hielp dat, want hij probeerde elke keer iets anders om me bang te maken.

-0-

In die tijd op het internaat had ik een heel slecht contact met mijn moeder. Ze belde me een keer op en zei dat ze voorlopig geen contact meer met me wou. Ze kon het allemaal niet meer aan zoals ik elke keer tegen haar deed en ze wou afstand nemen. Mij kon het echt helemaal niks schelen, ik had haar al vaak genoeg gezegd dat ik geen contact meer wou, dat ik niet meer thuis wou komen wonen, dat ik toch wel weer naar Manou terug zou gaan als ik de kans zou krijgen. De dag nadat ze me had verteld dat ze geen contact meer wou, belde ze me alweer op.

'Dit is wat Manou wil, Maria, nu heeft hij toch zijn zin gekregen, hij wou ons uit elkaar drijven en dat is hem nu gelukt,' zei mijn moeder en ze moest huilen aan de telefoon. Ik begon ook te huilen, ik was eigenlijk zo blij dat mijn moeder me niet in de steek zou laten zoals de rest van de mensen, maar ik vond niet dat ik aardig tegen haar kon doen, omdat ik wist dat Manou haar niet mocht.

Manou zat nog steeds zo in mijn hoofd, niet normaal. Ik hoorde hem in mijn hoofd zeggen wat ik wel en niet mocht doen. Ik zag hem soms voor me, letterlijk voor me alsof hij naast me in mijn kamer stond. Als ik aan tafel zat en ik zag dat er een plek vrij was, zag ik Manou binnenkomen en op die plaats gaan zitten. Ik had zelfs van die momenten dat ik niet meer wist wat echt was en wat niet. Ik hoorde en zag dingen die er niet waren. Daarbij kwam dan ook nog eens zo'n Ricardo die er alles aan deed om me helemaal gek te maken, leiding die me niet geloofde en mijn moeder die in mijn ogen nogal onvoorspelbaar was. De ene keer zei ze dat ze Manou met rust zou laten, de volgende keer zei ze dat ze hem kapot ging schieten. De ene keer zei ze dat ze het goed vond om niet over Manou te praten, de andere keer wou ze weten wie hij was en wat er was gebeurd.

'Je hoeft me echt niet alle details te vertellen, dat wil ik niet eens weten, ik wil alleen iets meer over hem weten, dan weet ik ook of ik voor hem moet oppassen of niet,' zei ze dan, in de hoop dat ik wat zou vertellen. Soms had ik van die impulsieve momenten en gaf ik antwoord op heel veel van haar vragen, meteen daarna had ik er dan alweer spijt van, omdat ze mijn antwoorden voor mijn gevoel tegen me gebruikte. Ze had helemaal geen vertrouwen in mij, dat zei ze ook gewoon.

Ik had ook geen vertrouwen in haar, daar niet van. Tussen mijn moeder en mij was het gewoon verrot op dat moment. Maar zelfs toen hadden we nog van die momenten dat we alles allebei heel komisch vonden. Ik ben echt blij dat we al die jaren altijd een soort contact met elkaar hebben gehouden, dat we elkaar nooit helemaal zijn kwijtgeraakt, want als mijn moeder die dag niet had teruggebeld om te zeggen dat ze wel contact wilde blijven houden, zou ik weer naar Manou zijn gegaan. Ik had namelijk alles al zo gepland met geld en buskaarten dat ik zo weg kon gaan.

-0-

Ik heb nog weleens geprobeerd om weg te lopen van dat internaat. Ik had een buskaart van een meisje van mijn groep gekregen en ik had genoeg geld om de trein van Bodemstad naar Stenenmuur te pakken, terug naar mijn moeder of Manou, dat wist ik nog niet. Ik had die dag school en ik had mijn schooltas meegenomen, zogenaamd met boeken erin, naar die dagbesteding van mij. Ik had school in het andere gebouw en ik liep er samen met nog een jongen en de docente naartoe. De jongen, hij had blond haar en was een beetje zon gangstertype, zou me helpen om weg te komen. Hij zou mijn tas dragen waar die boeken zogenaamd in zaten, eigenlijk zaten daar mijn kleren in. Ik zou mijn handtas dragen, met mijn babyfoto's en een foto van mij, mijn zusje en mijn moeder.

Toen we klaar waren met school, hadden we pauze. Ik zei tegen de docent dat ik terug zou lopen naar ons gebouw in plaats van mee te gaan in de auto. Ik had al afscheid genomen van alle jongeren die nog bij mij op de groep zaten, zelfs van Ricardo, die natuurlijk boos op me was omdat ik niet tegen hem wilde zeggen waar ik naartoe zou gaan. Ik had ook, op aanraden van een meisje van de groep, een heel dun laagje lippenbalsem op de buskaart gesmeerd, dan kon ik de stempel uitvegen als ik in de bus zat, en de kaart nog een keer gebruiken om van het station in Stenenmuur naar huis of naar Manou te komen. De jongen en ik liepen naar buiten en toen we zo'n beetje uit het zicht waren verdwenen, begonnen we te rennen als idioten. We renden zo hard we konden naar de bushalte helemaal vooraan op het terrein. We keken steeds achterom om te zien of iemand ons zag.

We stonden bij de bushalte te wachten op de bus, het leek wel uren te duren, maar binnen vijf minuten was hij er al. Ik stapte in en zei gedag tegen de jongen. Eerst was er nog een jongen voor mij, die liet zijn kaart stempelen en liep naar een zitplaats. Toen was ik aan de beurt. De buschauffeur stempelde de kaart en kwam er meteen achter dat de inkt niet pakte. Hij kon het er zo weer afvegen.

'Ik ga nu de politie bellen en laat je oppakken voor fraude,' zei bij en hij liet de deur van de bus dicht zodat ik er niet uit kon. De jongen die buitenstond, deed toen alsof hij ook mee wou met de bus en de chauffeur deed de deur open terwijl hij de politie probeerde te bellen. De jongen trok mij en mijn tassen de bus uit en we renden samen een heel stuk van de bus vandaan en de bosjes in.

'Ik dacht datje er nog geen lippenbalsem op had gedaan, dus ik heb het er nog voor je op gedaan,' zei de jongen.

'Sukkel, ik had allang vet op die stomme kaart gedaan,' zei ik en liep kwaad weg met mijn tassen op mijn schouder. Ik liep terug naar de groep, de leiding vroeg zich al af waar ik bleef en de docent vond het al zo raar dat hij ons niet tegen was gekomen onderweg naar het gebouw.

'We zijn een stukje omgelopen,' probeerde de jongen nog. Het kwam niet echt geloofwaardig over en ik werd teruggestuurd naar mijn groep en ik kreeg een week groepsarrest omdat ik een poging tot weglopen had gedaan. Haha, best wel een domme actie eigenlijk, toch was het achteraf wel fijn dat die kaart te vet was om de inkt te pakken, wie weet was ik anders nu weer bij Manou.

-0-

Een paar weken daarna had ik een gesprek met de politie, ik had tegen mijn moeder gezegd dat ik misschien wel aangifte wilde doen tegen Manou, dus er kwamen politieagenten naar Bodemstad toe om met me te praten. Ik moest naar het hoofdgebouw, waar een man en een vrouw op me zaten te wachten. De vrouw was hoogzwanger van haar tweede kind en ze heette Mara, ze had blond haar en blauwe mascara, ze had een smal gezicht, maar zag er wel heel aardig uit. De man heette Bart, hij was niet echt groot en zijn stem paste totaal niet bij zijn uiterlijk. Als je hem aan de telefoon zou hebben, zou je je hem voorstellen als zo'n stoere man die iedereen aankan. In het echt lijkt het echt zo'n vadertype, zo'n man die elke avond om zes uur met zijn gezin eet en op zondag in het bos gaat wandelen of bij de schoonfamilie op bezoek gaat.

Ze stelden me wat vragen over Manou. Terwijl ik met hen in dat kamertje zat, kreeg ik zo'n naar gevoel in mijn buik, alsof ik mijn beste vriend aan het verraden was. Ik dacht aan de leuke tijden die ik met Manou had gehad, de keren dat we de slappe lach hadden, de keren dat we het echt gezellig hadden. Daarna dacht ik aan de keren dat hij me sloeg, stompte of schopte. Ik dacht aan de keren dat ik moest zien hoe hij mensen pijn deed. Ik wist dat hij het verdiende om te worden opgepakt. Als ik het niet voor mezelf zou doen, zei mijn moeder, dan moest ik het doen voor alle meisjes die nu met hem te maken kregen. Daar kreeg ik een schuldgevoel door, maar niet zo erg dat ik die aangifte wilde doorzetten. Het is dan ook bij dat ene gesprek gebleven.

-0-

Op de groep ging het steeds slechter, ik trok me steeds meer terug in mijn eigen wereld. Ik zat dan te bedenken hoe het zou zijn als ik bij Manou was, waar ik dan zou zijn. Ik vroeg me af hoe het nu met hem ging, waar hij was, of hij nog weleens aan me dacht. Tussen mij en mijn groepsgenoten ging het ook niet zo goed, ik kreeg veel ruzie, er werd veel over mij geroddeld. Ik had er schijt aan en ging gewoon door met mijn eigen dingen. Ricardo zorgde ervoor dat ik ruzie had met iedereen, hij zorgde ervoor dat ik er helemaal uit lag bij de groep.

Als ik de hele zondag alleen op mijn kamer zat, kwam hij altijd met me praten.

'Ik weet hoe je je voelt, zo voelde ik me ook op mijn oude groep, maar je weet dat je altijd bij me terecht kan, we zijn matties, oké?' zei hij dan, als hij zag dat ik zat te huilen omdat ik me echt verrot voelde. 'Weet je, misschien is het voor jou wel goed om terug te gaan, dan weet je weer waar je aan toe bent, wat je moet doen. Het doet me echt pijn als ik je zo zie, terwijl ik weet dat je ook heel anders kan zijn, ik heb je namelijk vaak genoeg gezien,' zei Ricardo toen hij weer een keer op een zondagmiddag bij me stond te slijmen.

'Als je mij op deze manier terug probeert te krijgen naar Manou ben je slecht bezig, je moet nog heel wat leren als je echt voor Manou wilt werken, maar dat zal je nooit lukken,' zei ik en las verder in mijn tijdschrift.

'Ik ben al hoger dan een paar maanden geleden en jij moet je mond houden, je weet er helemaal niks van,' zei Ricardo en pakte me bij mijn arm. 'Ik ben Manou gewend Ricar, als je wilt dat ik naar je luister, moet je het toch echt anders aanpakken, ik heb namelijk schijt aan jou,' zei ik en keek hem aan. Ricardo stond op en pakte me bij mijn oor.

'Ga staan,' zei hij en begon te trekken. 'Als je geluid maakt, doe ik je wat.' Hij trok harder. Mijn oor brandde als een gek, maar ik zei niks. 'Ik zal ervoor zorgen dat je weer bij Manou komt, ik zal ervoor zorgen dat ik hoger ga komen dan jij en ik zal ervoor zorgen dat Manou je laat verdwijnen, je bent niks voor mij of voor hem, je bent een vieze, smerige hoer die denkt dat ze alles kan maken, ik haat je en ik heb zin je helemaal kapot te maken, je open te halen met een mes. Het bloed uitje te zien lopen. Dat is wat je verdient, jij vieze kankerteef,' zei Ricardo. Hij trok zo hard aan mijn oor dat ik een scheurtje kreeg bij mijn oorlel. Hij liet los en duwde me heel hard op het bed.

'Ik zal ervoor zorgen dat Manou weet waar je bent. Weet je trouwens dat ik elke dag een paar duizend euro krijg, alleen om jou in de gaten te houden? Het enige wat ik moet doen, is weten waar je naartoe gaat als je hier weg bent,' zei Ricardo. Hij was helemaal vol van zichzelf. Hij liep met een grote glimlach op zijn gezicht mijn kamer uit om aan iedereen te vertellen dat ik een hoer was. Ik zat op mijn bed en het deed me niks meer, mijn oor bloedde, maar ik ging gewoon door met lezen.

-0-

Het was midden februari en ik was nog steeds in Bodemstad. Eigenlijk mogen jongeren maar drie maanden op de groep blijven, omdat het een crisisopvang is, maar voor mij maakte Mevlüt een uitzondering. Alsof ik daar blij mee moest zijn.

De laatste dag dat ik in Bodemstad was, was een donderdag. Het was een gewone rustige dag. Ik zou nog twee weken blijven en dan zou ik worden overgeplaatst naar een andere crisisopvang in Kookhuizen. Bij het avondeten zat Ricardo als elke avond tegenover mij. Hij zat altijd met zijn benen tegen mijn benen aan, daar werd hij rustig van, zei hij. Ik vond het allang best, ik merkte het niet eens meer, want het ging elke avond zo. Maar op deze avond had hij zijn benen onder zijn stoel en deed hij wat afstandelijker tegen mij dan anders. Ik voelde al de hele dag dat er een bepaalde spanning was tussen hem, mij en Catu, een ander meisje van de groep, waar ik ruzie mee had.

Na het eten deden we onze taken en om tien uur gingen we naar bed. Het was twaalf uur en ik lag nog wakker. Ik kon niet slapen, ik had een heel naar gevoel in mijn buik, alsof er elk moment wat kon gaan gebeuren. Ik lag een beetje naar het plafond te staren toen er zachtjes op mijn deur werd geklopt. Ik hoorde aan de manier van kloppen al dat het Ricardo was, ik had geen zin in hem en bleef dus gewoon liggen. Maar Ricardo was het daar blijkbaar niet mee eens, want hij begon ineens zo hard op mijn deur te bonken dat ik er bang van werd. Ik stond op en deed de deur op een kier. Ricardo gooide de deur helemaal open en deed mijn licht aan. Ik zag dat Catu in haar deuropening stond en naar mij zwaaide op een hele valse manier. Ik keek Ricardo aan en vroeg wat hij moest.

'Wat heb je over mijn vriendin gezegd?!' schreeuwde hij over de gang.

'Heb je een vriendin dan?' vroeg ik op een sarcastische toon.

'Ga niet zo beginnen, bitch, ik weet wat je hebt gezegd,' zei hij en het was even stil. Ik zag dat de deuren van de andere kamers een voor een opengingen en voor ik het wist stond de hele groep zo ongeveer voor mijn deur.

'Wat zit je mijn vriendin een hoer te noemen, je bent jaloers dat je mij niet kan krijgen of niet, slet?' schreeuwde hij en ik zag Catu lachen in haar deuropening.

'Kijk haar staan, ze kan zo in de Playboy, die dikke tering-teef,' zei ze met haar negerinnenstem. Catu was een negerin, ik weet niet of ik dat al had verteld. Ze was best groot, had altijd ingevlochten nephaar en veel te strakke kleding aan voor haar dikke figuur.

'Ik vermoord je, slet, je bent niks voor mij,' zei Ricardo. Ik dacht echt even dat hij me iets aan ging doen. Hij deed een stap achteruit en ik deed snel mijn deur dicht en op slot. Ik deed het licht uit en ging op mijn bed zitten. Ik snapte niet waarom de leiding niet kwam, normaal zouden ze allang boven staan en nu ik ze echt een keer nodig had, kwamen ze niet.

'Doe die kankerdeur open, vieze hoer!' schreeuwde Ricardo en hij trapte net zolang tegen mijn deur tot hij openging. Ricardo stormde naar binnen, deed het licht weer aan en greep me bij mijn arm. 'Meekomen jij,' zei hij en trok me mee naar de gang. 'Zien jullie allemaal deze slet? Zij had het lef om mijn vriendin een hoer te noemen, zeg maar of het waar is of niet, verdedig jezelf eens,' zei Ricardo op een dreigende toon. Hij kwam voor me staan en maakte zichzelf groter dan hij eigenlijk was. Hij was wel groot en breed, maar hij maakte zich nu extra breed. Ik zei niks. 'Je hebt echt schijt aan alles, of niet? Jij kan wel schijt hebben, maar al deze mensen hier hebben schijt aan jou,' zei Ricardo. Hij duwde me tegen de muur. Hij kwam steeds dichter bij me staan tot zijn mond bij mijn oor was. 'Sorry, maar ik wil dat Manou trots op me is,' fluisterde hij heel zacht. Ik duwde hem weg en wou weer naar mijn kamer lopen maar hij hield me tegen.

'Wat is hier aan de hand, ga allemaal eens heel snel naar jullie kamers!' schreeuwde de leiding opeens vanaf het begin van de hal.

'Die vieze slet hier noemde mijn vriendin een hoer,' zei Ricardo en hield zijn blik op mij gericht zonder weg te kijken.

'Hebben jullie me niet gehoord? Ik wil dat jullie allemaal naar jullie kamers gaan, morgen zullen jullie je straf wel van Mevlüt horen, dan praten we het uit,' zei Vera, de leiding die er op dat moment was. Ze bleef op de gang staan totdat iedereen terug op zijn kamer was. Ik stond in de deuropening te wachten tot Ricardo zijn deur dicht had gedaan. Hij stond ook in de deuropening te wachten tot ik mijn deur dicht had gedaan.

'Doe die deuren dicht,' zei Vera tegen mij en Ricardo. Ricardo deed met zijn vinger over zijn keel alsof het een mes was toen Vera even naar mij keek. Vera keek naar Ricardo en ik gaf hem een kushandje om te laten zien dat hij me niks deed. Daarna deed ik mijn deur dicht.

-0-

De volgende dag vertelde ik aan mijn moeder dat Ricardo mijn deur had ingetrapt en dat ik echt weg wou daar. Mijn moeder belde Mevlüt, die kwam toen naar me toe om te zeggen dat ik mijn spullen kon pakken en dat ik over drie uur werd opgehaald door mijn moeder en mijn plaatser, die ik trouwens nog nooit had gezien en waar ik nog nooit mee had gepraat.

Toen Mevlüt dat vertelde, was ik op de groep om te lunchen. Alle jongeren waren om één uur op de groep. Iedereen wou weten waarom ik ging pakken, ze deden allemaal normaal tegen mij en van de ruzie was even niks meer te merken, tot Ricardo binnenkwam.

'Je gaat weg, heb ik gehoord,' zei hij. Dat was het eerste wat hij tegen me zei sinds onze ruzie.

'Ja, gelukkig wel,' zei ik en wou weglopen.

'Wacht even,' zei hij en kwam bij me staan om me een knuffel te geven.

'Laat me los, Ricardo,' zei ik, terwijl hij me knuffelde. Ik hield hem niet vast en deed mijn armen niet om hem heen. Maar ik merkte dat hij niet los ging laten, dus toen hield ik hem toch maar even vast. Het maakte me niet meer uit dat ik eigenlijk ruzie met hem had, ik ging toch weg.

'Ik moet Manou teleurstellen, je bent me toch te slim af geweest,' zei hij zachtjes in mijn oor en liet me los.

'Doe hem de groeten van mij,' zei ik en deed een stap naar achteren.

'Zal ik je ooit nog zien?' vroeg hij en keek me aan op een heel lieve manier.

'Ik denk het niet,' zei ik en keek een andere kant op voor ik voor die lieve ogen zou vallen en weer iets zou doen of zeggen wat ik eigenlijk niet wou.

'Waar ga je naartoe?' vroeg hij nog in een laatste poging zijn taak uit te voeren voor Manou.

'Als ik dat zou weten, zou ik het je niet vertellen. Sorry, maar ik moet echt van hem af zien te komen en ik weet zelf ook niet waar ik heen ga, hoor,' zei ik en liep met mijn laatste tassen naar de trap.

'Ik ga je missen,' was het laatste wat hij tegen me zei. Ik liep naar beneden, mijn plaatser, mijn moeder en Mevlüt stonden al te wachten. Mijn plaatser had mijn tassen al in de auto gezet. Mijn moeder bedankte Mevlüt voor alles, ik ook en we liepen de deur uit. In de auto keek ik nog een keer achterom, ik zag Ricardo voor het raam bij de deur staan kijken, zoals hij altijd deed als ik ergens naartoe ging en hij op de groep bleef. Hij zwaaide nog naar me. Dat was de laatste keer dat ik hem heb gezien. Ik heb nog een keer gehoord dat hij meteen nadat ik weg was ook wegging daar. Ik hoorde dat hij inderdaad van Manou een paar duizend euro had gekregen, maar ook straf omdat hij niet kon vertellen waar ik naartoe was gegaan. Ik heb gehoord dat hij nu in de drugs zit, maar nog wel voor Manou werkt. Wat daar van waar is, weet ik niet.

-0-

Mijn plaatser en mijn moeder brachten me naar een pleeggezin in een klein plaatsje bij Rookhuizen in de buurt. De ouders heetten Dennis en Lilian. Dan had je Esther, de oudste, die was negentien, Jop van zeventien, Wim van vijftien en Arno van dertien. Dennis had een eigen bedrijfje in schuttingen en was eigenlijk elke dag weg. Lilian was een klein, lief vrouwtje. Ze had vaak ruzie met haar dochter.

Esther was een echte puber, ze was ook klein, had lang bruin haar en was alleen maar bezig met haar uiterlijk en jongens. Haar puberteit was een beetje laat begonnen, ze zat er nu middenin. Jop was een rustige jongen die overal wel een beetje in meeging, hij was met zijn eigen dingen bezig, zijn vriendin, zijn school en zijn vrienden. Wim was een echte puber, hij had net zijn eerste vriendin. Ik had altijd lol met hem. Hij hield heel erg van rockmuziek. Arno was helemaal geobsedeerd door voetbal, hij zat in een selectieteam en kon professioneel voetballer worden. Ik had best een leuke tijd bij hen. School had ik niet, dus ik kon elke dag uitslapen. Overdag deed ik verder niks, alleen een beetje tv kijken en hangen. Als iedereen uit zijn werk of van school kwam, was het wel gezellig, ik ging veel wandelen met de hond, Jackie, een kleine Jack Russell Terriër. Dan liep ik langs een riviertje, en als ik te ver liep kwam ik in Duitsland uit.

Na een aantal weken kwam mijn plaatser tot het geweldige inzicht dat ik niet drie maanden lang alleen maar kon hangen en tv kijken, dus zorgde hij ervoor dat ik kon werken. Ik moest naar een boerderij waar allemaal mensen werkten die verstandelijk niet helemaal in orde waren. Ik vroeg me altijd af wat ik deed tussen al die mensen. Wat bleek nou, ik had toen ik nog in Bodemstad was ooit een iq-test gedaan die ik expres helemaal verkloot had, omdat ik al die hulpverleners helemaal zat was. Volgens die test had ik een iq van 86, dus dat stond in mijn dossier. Daarom werd ik op een boerderij geplaatst waar alleen maar mensen met een heel laag iq rondliepen. Moet je je voorstellen: ik zat echt nog in mijn bitchfase. En dan moest ik, met mijn nette kleding, make-up en mooie schoenen, konijnenhokken gaan uitmesten. Ik moest een overall aan en klompen. Ik moest in de tuin bloembollen planten en zonnebloempitten uit zonnebloemen peuteren. Mijn nagels waren gescheurd, mijn gezicht zat onder de zwarte vegen, mijn broek was elke dag echt smerig. Mijn hemel, dat was me een tijd, maar ik heb me ondanks alles toch wel vermaakt met al die zwakbegaafde mensen om me heen.

-0-

Na ongeveer tweeënhalve maand kreeg ik van mijn plaatser te horen dat hij niet meer wist waar hij mij naartoe moest sturen. Ik kon kiezen om naar een jeugdinrichting voor gesloten opvang te gaan, of ik zou naar India kunnen gaan om daar los te komen van Manou en een toekomstplan te maken voor als ik weer terug naar Nederland zou gaan.

Toen die man dat zei, was ik eerst heel boos op hem. Wat dacht hij wel, hij liet nooit wat van zich horen, ik had hem één keer gezien terwijl ik die man al bijna een jaar had, en nu kwam hij opeens uit het niets met het idee om mij naar India te sturen. Mijn eerste reactie was: 'NEE!'

Ik kreeg een paar dagen de tijd om een contract te ondertekenen dat ik naar India zou gaan. Als ik dat contract niet zou tekenen, zou ik voor de kinderrechter moeten komen en die zou me een voogd toewijzen en me naar een gesloten inrichting sturen. Ik had natuurlijk allang bedacht dat ik weg zou lopen als ik gesloten moest gaan, terug naar Manou. Maar ik bedacht ook dat ik, als ik terug naar Manou zou gaan, niet langer zou leven dan tot mijn dertigste. Dan zou ik te oud zijn en verkocht worden aan een pooier die me nog wel wou hebben, of ik zou gewoon worden vermoord.

Dus na een paar dagen te hebben nagedacht, heb ik toch dat contract getekend dat ik naar India zou gaan. Mijn moeder was heel erg blij toen ze hoorde dat ik voor India koos en niet voor gesloten. Ze wist nu zeker dat alles toch nog goed zou komen en dat Manou niet had gewonnen. Mijn plaatser kwam samen met mijn moeder het contract halen en binnen een week hoorde ik de datum waarop ik zou gaan vliegen. Later is dat veranderd, en toen nog een keer. De echte datum kreeg ik ongeveer zes weken van tevoren te horen.

-0-

In de tussentijd moest ik nog injecties hebben, ik moest al mijn spullen verhuizen naar mijn moeders huis, ik moest de andere meiden die ook meegingen alvast leren kennen en ik moest natuurlijk afscheid nemen van iedereen. Om te beginnen nam ik afscheid van mijn pleeggezin.

Dat viel me niet zo zwaar, omdat we contact zouden houden. Esther en ik zouden mailen en als ik terug zou komen uit India zouden we elkaar weer zien. Ik had ook afscheid genomen van alle gekke mensen op de boerderij en de begeleiders daar. Ik kreeg van hen nog een afscheidskaartje en een poppetje dat me geluk zou brengen. Mijn moeder en mijn tante haalden me op bij mijn pleeggezin. Ik bedankte iedereen, mijn moeder ook. We stapten in de auto en we reden naar Stenenmuur. Onderweg voelde ik me best wel raar, bij India kon ik me nog helemaal niks voorstellen. Ik dacht dat ik in een hutje terecht zou komen en dat ik geen normale wc zou hebben, op de grond zou moeten slapen, dat soort primitief gedoe. Uiteindelijk viel dat trouwens allemaal wel mee.

De paar weken dat ik nog thuis was, waren best stressvol. Ik moest naar een introductiemiddag voor India, dan zou ik al een meisje leren kennen dat ook zou gaan. Dat was bij een andere instelling. Daar leerde ik Gea kennen, de projectleidster. Gea was een vrouw met heel veel uitstraling, ze zag er heel mooi uit en iedereen keek ook naar haar als je met haar over straat liep, viel me later op. Ze had roodbruin haar tot op haar schouders en ze had hippe kleding aan voor haar leeftijd, ze was ergens begin dertig. Ze had vroeger zelf ook in een wereldje van drugs en andere criminele activiteiten gezeten, daardoor kon ze bepaalde dingen heel goed begrijpen. Ze viel zelf vroeger ook op de verkeerde mannen en had een kindje van zo'n verkeerde man, net zo'n soort man als mijn echte vader.

Verder was er Suus, zij was de behandelcoördinator. Ik weet niet precies wat dat inhoudt, maar ik weet wel dat ze heel aardig was. Suus was ook begin dertig. Ze had lang blond haar en een spleetje tussen haar voortanden. Ze had een heel zachte, lieve stem. Wat me heel erg opviel aan al die mensen die meewerkten aan het project India was dat ze helemaal niet op van die 'tena lady ultra mini'-mutsen leken, ze waren... Ik weet niet, best wel vlot, zeg maar. Ze waren gewoon normaal en ze konden zich ook in de jongeren die daar kwamen verplaatsen. Toen ik op de groep kwam waar ik voor de introductie naartoe moest, merkte ik dat de leiding daar heel dicht bij de meiden die op de groep woonden stond. De leiding ging bijvoorbeeld met ze knuffelen als ze het moeilijk hadden, ze gingen met elkaar om alsof ze gelijk waren. Dat was nieuw voor mij, ik was gewend om de leiding te zien als mensen die tegen de jongeren waren. Waar je de strijd mee moest aangaan. Hier was ook wel strijd, maar alleen als ze ruzie hadden en dat hadden ze veel minder dan in Bodemstad, daar was alleen maar ruzie.

-0-

Vijf dagen voor ik naar India ging, werd ik opgenomen voor de introductiedagen. In die dagen zou ik de nieuwe meiden leren kennen, ik zou uitleg krijgen over hoe alles werkte in India, waar we gingen wonen, we kregen de namen van de begeleidsters bij wie we kwamen te wonen. We zouden op een donderdag vliegen. De woensdag daarvoor zouden we een afscheidsfeestje geven voor alle ouders, familie en vrienden. In het weekend daarvoor zouden we nog gaan shoppen voor de laatste dingen. Onze tassen werden gecontroleerd, of we wel echt alles bij ons hadden wat we nodig hadden. En we gingen ook nog wat leuks doen om de spanning een beetje minder te maken, want elk meisje dat meeging naar India was heel zenuwachtig.

Ik weet niet meer precies wat ik heb gedaan tussen het moment dat ik wegging bij mijn pleeggezin en de introductiedagen. Volgens mij was ik thuis. Ik heb in die tijd geen contact gehad met Manou, maar ik dacht nog wel elke dag aan hem, hij zat nog helemaal in mijn hoofd, ik voerde nog gesprekken met hem in mijn hoofd en ik zag hem nog heel vaak voor me. Als ik dan alleen in mijn kamer was, praatte ik tegen hem, ook al was hij er niet. Ik zag hem zo duidelijk als wanneer mijn moeder voor me stond. Ik kon het verschil niet meer zien tussen echt en niet echt.

Mijn oma bracht me naar de instelling voor de introductiedagen. We reden naar een heel groot landhuis met een lange oprijlaan, het stond tussen de bomen. Ik zag al helemaal voor me hoe daar vroeger een familie had gewoond. De meisjes in van die heel mooie, onmogelijke jurken met van dat nephaar en een getekende moedervlek en de mannen in van die apenpakjes. Allemaal dienstmeisjes die er liepen, overal mooie schilderijen en grote kroonluchters.

Nu was het een jongensgroep en was er bijna niks meer te zien van wat er vroeger misschien was geweest. Als je binnenkwam, rook het er echt naar internaat.

Wij reden door naar achter dat huis, daar stond een aantal barakken waar ook groepen gehuisvest waren. Mijn oma en ik reden door tot aan de barak waar we moesten zijn, die stond schuin links achter het grote huis. Ik stapte uit de auto en keek eens om me heen. Het was best mooi weer, eigenlijk best wel warm. Het rook er naar bos, ik hoorde vogels fluiten en het was best wel stil. Ik zag een picknicktafel staan waaraan een aantal meisjes zat te roken.

Ik stelde mezelf voor en had niet echt zin om met ze te praten. Mijn oma ging gelijk weer door, die zou ik die woensdag nog wel zien bij mijn afscheidsfeestje. De meiden waren best wel aardig, ze deden niet bitcherig of zo. Ik ontmoette ook de andere meiden met wie ik naar India zou gaan.

Je had Rachita, ze was een Surinaams meisje. Ze was best wel stevig, ze had een dikke buik, maar geen kont. Ze was echt zo'n big mama, ik zag haar later al in een keuken staan koken met tien kinderen om haar heen. Ze had niet in het 'loverboy'-circuit gezeten, ze had alleen een vriend gehad die haar had mishandeld, maar dat was een paar jaar geleden. Ze had nu een leuke vriend en ging naar India om weer een dagritme te krijgen, ze was nu een beetje aan het zwerven tussen haar vaders huis, haar moeders huis en haar vriend die ook geen vaste verblijfplaats had maar van vriend naar vriend ging.

Dan was er Loes, een meisje dat ook niet in het 'loverboy'-circuit had gezeten maar wel een relatie had gehad met een Antilliaanse jongen die helemaal niet goed voor haar was. En ze ging naar India om van haar agressie af te komen. Loes was een meisje dat helemaal onder de make-up zat. Ze was echt een bitch om te zien, maar ze was wel heel aardig. Haar figuur klopte op een of andere manier niet helemaal. Ze had een best wel dikke buik, maar haar benen waren gewoon slank. Het was niet heel erg overduidelijk hoor, niet dat je nu denkt dat ze misvormd was of zo, maar iets klopte er niet.

En als laatste was er nog Ineke. Ineke was heel groot en best wel dik. Toen ik haar voor het eerst zag, vond ik haar een beetje op een breedbekkikker lijken. Ze had blond haar, blauwgrijze ogen heel dikke lippen. Ze had een dikke buik, een dikke kont en ze was best lelijk. Ze was ook heel irritant. Heel erg bijdehand. Als ik in die tijd haar hoofd alleen al zag, was ik al geïrriteerd. Nu kan ik trouwens heel goed met haar opschieten, maar daar is veel tijd overheen gegaan.

Met die drie meiden zou ik dus naar India vliegen. Ik wist even niet wat ik ervan moest denken, maar ik deed maar gewoon normaal en hield me een beetje op de achtergrond. We hadden in die vijf dagen veel gesprekken met Suus en Gea, die wilden van alles van ons weten, ik weet niet eens meer precies wat, want ik was alleen maar bezig met Manou en India.

Ik wou eigenlijk het liefst weglopen, terug naar Manou, terug naar het voor mij zo veilige wereldje. Ik wist daar precies waar ik aan toe was, nu wist ik helemaal niks. Ik was niet gewend een eigen mening te hebben en ik voelde me echt verloren. Ik was gewend dat iemand zei wat ik moest doen, nu moest ik zelf voelen wanneer ik naar de wc moest, want er was geen Manou om me dat te vertellen.

-0-

De dagen gingen zo langzaam, voor mijn gevoel kwam er geen eind aan, ik was nu wel klaar om te gaan. Ik kon echt niet wachten tot het woensdag was en tijd voor het afscheidsfeestje. Het was heel warm die dag, voor de tijd van het jaar dan. Twintig graden of zo. Vanaf één uur konden er mensen komen. Toen kwamen mijn oma, moeder, zusje en mijn plaatser. Mijn oma was de hele middag een beetje emotioneel, waarschijnlijk ook omdat mijn opa pas was overleden. Ik was bij de begrafenis geweest, maar was daar met mijn hoofd niet bij geweest. Ik had veel van mijn opa gehouden, we hebben altijd een speciale band gehad, maar de band die ik met Manou had, was op dat moment sterker. Zelfs toen mijn opa dood voor me lag in de kist en het de laatste keer was dat ik hem kon zien, dacht ik aan Manou.

Mijn moeder was ook niet zo vrolijk en mijn zusje... tja, dat bleef mijn zusje, die liet nooit echt iets merken, ook omdat zij natuurlijk ook met die jongens contact had. Weliswaar niet zoals ik, maar toch, ze ging wel met ze om. Mijn plaatser had nog een paar tijdschriften voor me meegenomen voor in het vliegtuig. Van Nikki heb ik niks meer gehoord, misschien maar beter ook, we waren allebei met zulke verkeerde dingen bezig en we sleepten elkaar er alleen nog maar verder in mee. We hadden een verkeerde invloed op elkaar, zoals onze moeders zeiden.

Ik had mijn tas al drie keer in- en uitgepakt. Ik was aan de ene kant heel zenuwachtig over waar ik terecht ging komen en aan de andere kant voelde ik er niks bij. Ik vond het helemaal niet erg dat ik mijn moeder zes maanden niet zou zien, ik dacht alleen maar aan Manou en aan dat ik hem zes maanden niet zou zien. Die middag was ik ervan overtuigd dat ik weer naar Manou zou gaan als ik terug zou komen uit India. Ik had het gehad met al die hulpverleners en ik dacht toen dat Manou het beste zou zijn voor mij.

Het werd best snel vier uur, tijd om echt afscheid te nemen. Mijn moeder moest heel erg huilen en zelfs mijn zusje huilde een beetje. Mijn plaatser gaf me een hand en wenste me sterkte en mijn oma... Ja, die moest heel erg huilen en ging daarom ook iets eerder weg dan mijn moeder. Ze kon het even niet meer aan volgens mij. Toen mijn moeder na heel veel knuffels en gehuil eindelijk in die auto was gestapt en met mijn plaatser en zusje wegreed, was er even een moment dat ik me heel erg eenzaam voelde. Ik liet dat gevoel niet verder toe, anders zou Ik gaan huilen.

-0-

De hele groep ging die avond vroeg naar bed want we zouden die nacht om drie uur naar Schiphol vertrekken. We zouden om zeven uur vliegen. Ik lag de hele nacht wakker. Ik zat te schrijven, brieven naar Manou met alles wat ik wist over waar ik naartoe ging. Daarna heb ik ze weggegooid en nieuwe geschreven. Ik wou zo graag weglopen, maar ik wou ook naar India. Die nacht heb ik de hele vier jaar bij Manou overdacht. Ik heb alles wat er gebeurd was opnieuw verteld aan mezelf. Er kwam me nog een begeleider gedag zeggen, me een goede tijd en sterkte wensen. Om halfdrie sliep ik eindelijk - toen werd ik weer wakker gemaakt door Loes die helemaal hyper was. Ze had al gedoucht en was helemaal klaar. Ik ging heel langzaam douchen, me aankleden, een beetje eten en toen alle meiden klaar waren zetten we de tassen in de auto's en stapten we in. Een paar meiden van de groep gingen mee naar Schiphol om Loes uit te zwaaien. De reis naar Schiphol heb ik niet echt meegekregen. Ik luisterde naar muziek en viel eigenlijk meteen weer in slaap, ik voelde alleen wel dat er heel veel spanning was bij de meiden maar ook bij de leiding, wij waren de eerste meiden van het project die naar India gingen. Toen we op Schiphol waren, werd ik wakker gemaakt. Gea zette de auto weg en we liepen naar de uitzwaaihal. De ouders en broertjes van Rachita waren er nog om haar uit te zwaaien. Rachita en Loes waren helemaal in tranen, ik was helemaal in mijn eigen wereld en Ineke had helemaal nergens last van. Gea en André, een andere leiding, brachten ons naar India. Gea was heel rustig en toch ook zenuwachtig. Toen Rachita en Loes klaar waren met afscheid nemen gingen we door de douane.

Ik keek de hele tijd om me heen in de hoop dat Manou zou komen en me mee zou nemen. Maar Manou was er natuurlijk niet. Ik zag heel veel negers, ik zag ook heel veel negers die leken op jongens van Manou, maar ik zag niemand die ik kende. Ik had al een heel scenario in mijn hoofd over hoe ik weg zou rennen naar een telefoon, Manou zou bellen en er met hem vandoor zou gaan, maar natuurlijk deed ik het niet. Ik liep gewoon met de rest mee richting de gate waar het vliegtuig stond dat me naar India zou brengen, naar mijn nieuwe start. We liepen de laatste winkels voorbij, de laatste barretjes. We liepen langs de laatste security en toen konden we het vliegtuig zien. We zaten nog even in de hal waar alle mensen wachtten voor je het vliegtuig echt in kon. Ik ging nog naar de wc en hoopte nog steeds dat Manou opeens voor me zou staan en me mee zou nemen. Ik wilde op dat moment zo graag een knuffel van hem, ik had zijn stem nog een keer willen horen voor ik ging. Ik had hem willen vertellen waar ik naartoe ging en op welke datum ik weer terug zou komen, zodat hij me van Schiphol zou kunnen ophalen en me mee zou kunnen nemen naar zijn veilige wereld. Maar dat gebeurde niet, ik kwam van de wc af en liep terug naar het groepje dat al op me stond te wachten om het vliegtuig in te gaan. In het vliegtuig zat ik naast Loes. Ik zat bij het raam. Ik keek naar buiten naar het asfalt. Ik keek naar de mensen die onze koffers in het vliegtuig laadden. Ik keek naar de stewardessen die uitleg gaven over wat te doen in geval van nood. Ik keek naar het grote scherm dat er hing waarop de route te zien was die we gingen vliegen. Ik had een naar gevoel in mijn buik en wou eigenlijk het vliegtuig uitrennen, terug naar Manou, maar ik heb het niet gedaan, ik bleef zitten en stelde me voor hoe het zou zijn als ik wel het vliegtuig was uitgerend.

Ik stelde me voor hoe blij Manou zou zijn om me weer te zien, terwijl hij me in het echt waarschijnlijk had geslagen en weer aan het werk had gezet. Ik bleef uit het raam kijken toen de motoren aan gingen, toen het vliegtuig begon te rijden en toen het opsteeg. Ik dacht aan Manou, aan de manier waarop hij liep. hoe hij rook, hoe hij elke keer zijn ringbaardje netjes bijhield. Hoe hij zijn thee dronk, hoe hij lachte, hoe zijn stem klonk, en hoe hij elke keer zei dat je, als je een echte man was, geen kaas kon eten en geen karnemelk mocht drinken en hoe hij de telefoon altijd opnam, dan zei hij: 'Met mij, Manou.' Ik zag de grond onder me verdwijnen, ik zag de auto's kleiner worden en ik zag de wolken op me afkomen. Ik keek nog een keer uit het raam voor ik het land niet meer kon zien, omdat we zo hoog gingen dat we boven de wolken uitkwamen. Ik dacht eraan dat ik Manou achterliet, dat ik hem had verraden en gewoon achterliet. Ik dacht nog aan zijn ogen, hoe lief die konden kijken, hoe mooi ze konden zijn als hij lachte, hoe gemeen en vals ze konden zijn als hij boos was, hoe leeg en gevoelloos ze waren, ik ben nooit verliefd op hem geweest, maar ik ben van hem gaan houden, ik moest wel, anders zou ik het nooit zo lang hebben kunnen volhouden. Er zijn nog veel meer dingen gebeurd in die jaren dat ik bij Manou ben geweest, maar die hou ik voor mezelf. Hoe langer ik in het vliegtuig zat, hoe verder weg Manou voelde. Ik zal je nooit vergeten, Manou Paco Reytha...