I

Naar India

We stapten het vliegtuig uit en de stank leek op die van een dierentuin die een week niet uitgemest was tijdens een hittegolf. Ik dacht dat ik doodging. Dan hoop je dat je het ergste hebt gehad qua hitte... blijkt dat er airco was in de aankomsthal en is het buiten nog warmer. En dat om drie uur 's nachts. Overal waar ik keek, zag ik mensen lopen. Mijn hemel, wat waren de mannen daar lelijk. Ze hadden allemaal snorren en veel te strakke broeken aan, en waren zo dun dat je er bijna doorheen kon kijken of ze hadden juist een behoorlijke buik en leken op een oliebol op pootjes. De vrouwen liepen met een stuk stof van zes meter om hun lichaam gewikkeld. Die eindeloos lange lap bleek een sari te zijn. Ik vond het er heel raar uitzien. Wist ik veel dat ik er binnen een paar dagen zelf in rond zou lopen. Ze hadden allemaal enkelbanden om met belletjes eraan. Bij elke stap hoorde je die enkeldingen rinkelen. De meesten hadden ook teenringen om en een gekleurde stip tussen hun wenkbrauwen. Dat heet een bindi. Heel apart als je dat voor het eerst ziet.

We liepen naar de uitgang en daar stonden allemaal mannen met geweren zich heel stoer te voelen. Ze scheurden bijna uit hun broeknaad. En weer die snorren, zo veel snorren bij elkaar had ik nog nooit gezien. Ik kende eigenlijk alleen die van mijn opa. Ik had nu al een hekel aan India, aan de mensen, de geur, de hitte en het eten, ook al had ik dat nog nooit geproefd. Ik zat er al helemaal doorheen en ik moest nog beginnen. Buiten ontstond er een opstopping omdat iedereen weer naar binnen leek te willen. Mijn hemel wat was het toch warm. In Nederland zou het zelfs tijdens een hittegolf niet zo warm kunnen worden als daar. Het was midden in de nacht en nog steeds zo druk als op een zaterdagmiddag in Amsterdam. Overal stonden mannetjes met riksja's, die tegen ons begonnen te praten. Iedereen zat ons aan te kijken omdat we toeristen waren. Overal zag ik

mannen tegen de muur pissen, het stonk en overal lag vuilnis. In Nederland zou de politie boetes uitdelen voor wildplassen en het vervuilen van het milieu, maar dit was één groot openbaar toilet waar agenten en burgers naast elkaar hun behoefte stonden te doen. Er liepen koeien en geiten over straat en er lagen mensen op de stoep te slapen. Langs de weg stonden allemaal palmbomen. Midden in de stad! Deze stinkstad was Chennai, de hoofdstad van Tamil Nadu. Ik heb deze stad later ook nooit echt leuk gevonden. Iets te druk voor mij.

We stapten in een riksja naar het hotel. Onderweg kreeg ik zo veel nieuwe indrukken te verwerken dat het voelde alsof mijn hoofd te klein was. Het halfuur in die riksja was de eerste keer in vier jaar dat ik niet aan Manou dacht. Niet dat ik zo genoot van het ritje, maar er was gewoon geen ruimte meer voor hem.

In het hotel waren we dolblij met de airco. Maar dat was ook het enige waar we blij mee waren. Het was vast ooit een mooi hotel geweest, honderd jaar geleden of zo. We verdeelden de vergeelde, gore kamers. En ik maakte kennis met mijn eerste kakkerlak... O nee, Zaza uit Pluk van de Petteflat was mijn allereerste. Iedereen in het hotel moet de gil gehoord hebben die uit mijn keel kwam. Loes en ik sliepen samen op een kamer. Loes had een slechte relatie gehad en was in India voor haar agressieproblemen. Zij en ik zouden in één huis gaan wonen. We hebben die nacht echt de grootste lol gehad. Op tv hoorden we voor het eerst Indiase muziek. Ik lachte me slap toen ik die hoorde. De stemmen van die vrouwen waren zo hoog, het leken net jankende katten. En die dansjes die ze deden in de videoclips. Heel komisch om te zien als je het niet gewend bent. Een kruising tussen Saturday Night Feverdisco en... ja wat eigenlijk? Een nog niet uitgevonden dans. En dat alles net uit de maat.

We waren allebei helemaal kapot van alle indrukken en de lange reis. Loes viel al snel in slaap, maar ik lag nog lang wakker. Ik dacht aan Manou. Wat was hij op dat moment aan het doen? Ik rekende uit hoe laat het in Nederland was, zodat ik me er een voorstelling van kon maken. Waarschijnlijk was hij ergens in een club aan het dansen, met zijn ritmisch blubberende vet, om meisjes te versieren. Of hij was aan het dealen. Was ik maar bij hem, dan kon ik het voor hem doen, dan zou hij weer trots op me zijn, dan zou hij me weer leuk vinden en van me houden. Dat dacht ik toen. Uiteindelijk was ik ook te moe om nog wakker te blijven, dus ik gaf Manou een kus en een knuffel in mijn gedachten en hij liet me natuurlijk toe en deed hetzelfde bij mij.

De eerste paar dagen in India gingen snel voorbij. Het was te warm om iets te doen. We gingen alleen maar af en toe de straat op en sliepen verder heel veel. De eerste keer dat we naar buiten gingen was het zo eng, overal waren mensen, getoeter en geschreeuw. Daarbij werkte de hitte ook niet erg mee. Alles en iedereen liep door elkaar. Heel veel zwervers kwamen naar ons toe. De vrouwen liepen allemaal met kinderen op de arm en de mannen zaten vaak op een motor. Je zag ook hele gezinnen op een motor.

De mannen droegen kleren die bij ons in de jaren zestig al ouderwets waren. Als je zulke kleding in Nederland zou aandoen, zou je echt voor schut lopen. Misschien leuk voor carnaval of zo, maar niet voor gewoon. Het leuke was dat die mannetjes zich heel erg stoer voelden. Terwijl ze er echt niet uitzagen. De jongere jongens hadden hun haar ook heel apart. De laatste mode daar was een rode kuif met een matje achter. Mijn hemel, dat is toch geen combinatie! Als je dan zag hoe mooi de vrouwen eruitzagen. Ik kon me bij sommige stellen haast niet voorstellen dat die dan samen, nou ja, je weet wel, ik krijg het er niet uit. Ik vind het nogal vies namelijk. Ik vind dat seksgedoe sowieso best wel vies. Je mengt gewoon allemaal lichaamssappen. En dan een man, die piemel hangt daar de hele dag tussen zijn benen en die komt dan  in je en zo. Seks is gewoon nasty als je erover nadenkt.

Na twee dagen gingen we naar Trichy, een heel oude stad in Tamil Nadu, waar meer dan een miljoen mensen wonen. Daar zouden Loes en ik gaan wonen, samen met onze leiding. Ik had Liz. Loes had Dana. Ik had Liz nog niet ontmoet, die zat al in Trichy, maar Loes kende haar al en zei dat ze echt leuk was. Het scheen dat ze een grote bos krullen had en heel makkelijk was. Ze hield zich alleen aan de regels als het echt niet anders kon. Ik vond het allemaal wel best. Ik was er nog niet zo mee bezig. Ik was nog veel te druk met wennen in India, waar ik het nog steeds niet echt leuk vond.

Je moest er minstens twee liter per dag drinken want dat zweette je er allemaal weer uit. Dat deed ik niet, want dat was ik in Nederland niet gewend. Als Manou in de buurt was, mocht ik vaak niet eens eten of drinken. Ik kreeg nu dus hele dikke voeten, want ik moest zweten maar dronk geen vocht bij. Een soort olifantenpoten, heel pijnlijk.

Maar goed, we gingen dus naar Trichy. Je spreekt het uit als 'Tritsjie'. We zouden daar eerst met zijn allen heen gaan, de rest zou later doorgaan naar andere dorpjes. Het was eigenlijk de bedoeling geweest dat er meer dan vier meisjes met het project Valor naar India zouden gaan, maar de Hoenderloo Groep had niet genoeg geschikte meisjes kunnen vinden. De meisjes met wie ik ging hadden niet eens een loverboyachtergrond, terwijl dat wel de bedoeling was van het project. Naast Loes met haar agressieproblemen waren er Rachita, die was ooit mishandeld door haar vriend en zwierf nu op straat, en Ineke, die altijd onduidelijk is gebleven over haar verhaal. Omdat er zo weinig meisjes waren, hadden we allemaal onze eigen leiding. Ineke en Rachita zouden bij de leiding Florieke en André in een heel ander dorp gaan wonen. Verder waren er nog Dorien, die was invalleiding, en Femke, een stagiaire.

Met vier meiden en Gea en André, de leiding die ons had gebracht, zaten we in één jeep met chauffeur gepropt. We zagen onderweg allemaal apen langs de kant van de weg. Verder stonden er in alle steden en dorpen waar we doorheen kwamen heel veel kraampjes langs de weg. Als we bij een spoorwegovergang kwamen, verdrongen allemaal vrouwen en jongens zich bij ons raam om te proberen fruit of iets anders te verkopen. De eerste keer dat zo'n vrouw bij mij aan het raam kwam staan vond ik het eng, want ik kende de taal niet en ze bleef maar roepen in die gekke taal. Ik heb het nooit fijn gevonden, maar je raakt eraan gewend.

Na vijf uur in de snikhete auto kwamen we eindelijk aan in Trichy. We reden de stad binnen over een grote brug. Het water in de rivier stond heel laag en vrouwen waren langs de oever bezig de was te laten drogen. Overal zag je witte lakens droog waaien in de wind. Toen ik dat zag, was ik eigenlijk heel erg opgelucht. Ik voelde me meteen fijn toen we die stad in reden. Het klinkt misschien gek en ik heb het toen aan niemand verteld, maar ik had het gevoel alsof ik de weg waar we op reden al kende. Ik wist zelfs de weg naar mijn nieuwe huis, alsof ik er al eerder geweest was. Normaal gesproken geloof ik niet in dat soort dingen en ik wil er ook geen zweverig verhaal van maken, maar op dat moment vond ik het behoorlijk raar dat ik de weg wist in een stad waar ik echt nog nooit van had gehoord. We reden vlak voor we echt in de stad kwamen een buurtje in. De weg werd er steeds slechter. Toch was het een rijke buurt, vertelde André ons. Er stonden allemaal villa's. Ik kwam dus in een villa te wonen, want we waren nu op weg naar het huis voor Loes, Dana, Liz en mij. De rest zou over een aantal dagen naar hun eigen huizen gaan. Ik zag dat voor elk huis een open riool lag. Dat kon best stinken als de zon erop stond, bleek al snel. We reden de straat door en hoe verder we kwamen, hoe slechter het wegdek werd. We gingen de bocht om naar rechts. Daar, bij het hek van het laatste huis, zagen we een aantal blanke mensen staan. Dat was ons huis. Eindelijk konden we de jeep uit. Mijn hemel, wat was ik blij dat we er waren.

Aan de overkant van de straat stonden de jongens die bij de garage daar werkten te kijken hoe de chauffeur onze tassen uit de kofferbak haalde en wij naar het hek liepen om de begeleiders een hand te geven. Die jongens wisten niet wat ze overkwam. Allemaal buitenlanders en meisjes in een huis tegenover hun werkplek! Ze stonden te staren alsof de koningin langskwam.

Eindelijk ontmoette ik dus mijn begeleidster, Liz. Ze had inderdaad een enorme bos krullen en ze had een rode doek om haar hoofd als haarband en een zwart-rode judidar aan, dat is een soort vormeloze zak die meisjes daar dragen. Ze keek me aan met een grote lach op haar gezicht. Ik moest toegeven, ze zag er op zich wel aardig uit, maar omdat ik haar niet kende, ging ik ervan uit dat ze een 'tena lady ultra mini'-muts zou zijn. Zoals elke andere hulpverlener die ik tot nu toe was tegengekomen. Het kon niet anders of ik zou ruzie krijgen met deze gezondheidshippie.

Toen we eenmaal binnen waren en ik naar de wc moest, deed ik een nogal schokkende ontdekking. Ik deed de wc-deur open en liep meteen weer terug. 'Mag ik wc-papier misschien?' vroeg ik aan Gea, die aan de keukentafel zat met de rest van de leiding. Toen bleek dat er helemaal geen wc-papier was. In plaats daarvan was er DE SPUIT Nee!!! Ik moest er maar aan wennen, want het riool kon geen wc-papier aan, zeiden ze. Ik vond het zo'n vies idee, elke keer je billen schoonspuiten met een soort plantensproeier die uit de muur kwam. Heel apart. Ik maakte er samen met de andere meiden natuurlijk een heel probleem van, maar de leiding zei dat we blij moesten zijn dat we tenminste nog een spuit hadden. De meeste mensen hier hadden alleen een gat in de grond en een bakje water om hun billen mee schoon te maken. Binnen een paar dagen was ik gewend aan het systeem. Het scheelde ook dat alles hier na een minuut weer droog was... In Nederland zou je de hele dag met een natte plek in je broek lopen. De wc werd trouwens de eerste avond door de halve groep nogal vaak bezocht, want we gingen pizza eten en de kruiden op die pizza's waren nogal anders dan je zou verwachten... Die vielen niet bij iedereen even goed.

De eerste twee dagen waren we met twaalf mensen in huis. De eerste nacht sliep ik met Loes op een kamer; de andere twee meiden sliepen in de andere kamer en de leiding sliep volgens mij overal en nergens. Ik heb er niet op gelet. En het interesseerde me ook niet echt, want ik was nog steeds bezig met Manou en hoe ik zo snel mogelijk terug kon komen naar Nederland, zodat ik weer naar hem toe kon gaan en ik was ook heel erg bezig om te overleven. Niemand zei meer tegen me wat ik wel en niet mocht, dus als mensen nu iets aan me vroegen, wist ik niet wat ik moest zeggen. Als iemand me iets vroeg, probeerde ik te bedenken wat Manou een goed antwoord zou vinden. Meestal antwoordde ik dus met: 'Het maakt mij niet uit', of natuurlijk: 'Ik weet het niet.' Dat was altijd makkelijk om te zeggen.

De volgende dag moesten we naar de stad om kleding te kopen. Als ik er nu aan denk, kan ik nog ruiken hoe het rook, ik kan bijna nog voelen hoe warm ik het toen had. Ik kan, als ik me echt ga concentreren op die momenten, de geluiden, de muziek, de stemmen van de mensen en het toeteren van auto's nog horen. Dat is heel fijn als ik me niet zo goed voel. Dan is het net of ik even weg ben uit de situatie waar ik in zit. Nu nog steeds als ik aan Manou denk, of als ik hem heb zien lopen op straat, krijg ik soms herinneringen. Als ik dan denk aan momenten in bijvoorbeeld India, voel ik me meteen een stuk beter, ik weet ook niet waarom dat is. Of ik ga kinderliedjes in mijn hoofd zingen, dat zei mijn moeder. Als je je niet goed voelt, moet je liedjes zingen van vroeger, dan word je weer rustig. Ook als ik in paniek raak en bijna moet hyperventileren, wat ik af en toe nog heb, dan ga ik zingen en dan word ik weer rustig in mijn hoofd.

In ieder geval, we gingen dus de traditionele kleding kopen die we altijd aan moesten hebben als we op straat liepen. De kleding was zo gemaakt dat je je enkels en schouders niet kon zien. Eerst moesten we met zo'n riksja naar de stad zien te komen. Dat alleen al was een heel gedoe voor mij. Het liefst bleef ik de hele dag binnen, want ik was echt bang op straat in het begin. In de stad aangekomen dacht ik dat ik gek werd. Er waren zo veel mensen. Het was alsof je in een mierenhoop loopt en je kan er niet uit. Dat heb je in Nederland alleen op Koninginnedag in Amsterdam en dat zou nog rustig zijn vergeleken met dit. Alle vrouwen liepen met kinderen op de arm en tassen in de hand. Alle mannen zaten op motoren of in riksja's. Ook zoiets, vrouwen moeten echt alleen voor de kinderen zorgen en het huishouden doen. Mannen mogen eigenlijk alles. In Nederland is het nu soms zelfs omgekeerd. En daar was het zo dat je vaak een gearrangeerd huwelijk hebt. In Nederland moet je daar niet mee aankomen, ze lachen je gewoon uit. Behalve bij die echt traditionele moslimfamilies.

We gingen naar een warenhuis (MET AIRCO) om die kleren uit te zoeken. We kwamen binnen en iedereen wou je meteen helpen, iedereen was aardig, maar de hele winkel keek ons aan omdat wij uit het buitenland kwamen. Zeker de mensen die echt blank waren trokken veel bekijks.

We kwamen bij een soort toonbank en daar hoefde je alleen de kleur te zeggen die je mooi vond. Dat was lastig voor mij, omdat ik er niet zeker van was wat ik een mooie kleur vond. Uiteindelijk koos ik voor paars. De jongens achter de toonbank haalden dan uit de kasten achter ze een aantal van die kledingstukken, wij noemden ze puni's, maar ze heetten judidars. Ze legden de kleding verpakt in plastic voor je neer, en je kon dan uitzoeken wat je wou. Het was allemaal een standaard zakmodel dus je hoefde alleen een leuk patroontje uit te kiezen en je was klaar.

Een paar dagen later gingen er mensen weg. Gea, de coördinator, ging terug naar Nederland. De rest ging naar hun eigen project, dat was vijf uur rijden van ons vandaan. Wij moesten ze wegbrengen naar het station. Dat was zo eng. Er waren heel veel bedelaars, vrouwen die een soort haak door hun tong hadden, dat had iets met het geloof te maken. De mensen zagen er zo eng uit, niet normaal. Mensen zonder arm of been, mensen die zo dun waren dat je alle botten van hun lichaam kon zien. Er liepen mensen met veel goud om, terwijl voor hun voeten een man op de grond zat te bedelen, die helemaal misvormd was door de polio. Alles loopt daar door elkaar. Het verschil tussen de mensen is echt heel erg groot.

Net als dat kastengedoe, daar had ik ook nooit eerder van gehoord, maar mensen in India horen allemaal bij een bepaalde groep in de samenleving: een kaste. Onder die kasten heb je ook nog de onaanraakbaren. Als je dat bent mag niemand je aanraken, omdat je kasteloos bent. Het liefst wil niemand je zien, je bestaat gewoon niet voor de meeste mensen. Je mag alleen het werk doen wat niemand anders wil doen voor een paar rupee per maand, om je gezin mee te eten te geven. Nou bestaat dat niet meer, heb ik gehoord, onaanraakbaren. Maar er zijn nog wel kastelozen en die hebben het echt heel erg zwaar in een land als India. Je hebt ook mensen uit de hoogste kasten die de hele dag in de tempels zitten bindi's uit te delen en preken te geven. Of ze rijden een beetje rond in veel te dure auto's met veel te veel goud om en kijken arrogant rond met een hoofd dat je wel zou kunnen schieten. En tussen al die mensen, kaste of geen kaste, arm of rijk, bedelaar of zwerver, lopen koeien en geiten. Zie je het al voor je als er in Nederland een keer een koe of een geit op de weg staat? Dan komt het waarschijnlijk in de krant, je hoort het op elke nieuwsuitzending en iedereen praat erover.

Nu we de rest hadden weggebracht naar het station, waren Loes, Dana, Liz en ik nog alleen in het huis. Nu konden we echt beginnen met de doelen die we in Nederland hadden opgesteld om aan te werken in India. Voor mij waren de grootste doelen mijn grenzen leren aangeven en een eigen mening krijgen. Krijg dat maar eens voor elkaar in zes maanden India. Een hele eigen mening vormen over echt alles. Ik wist niet wat ik wou, wat ik leuk vond, wat ik mooi vond, welk eten ik lustte. Ik was gewoon echt leeg en alles moest er opnieuw in gestopt worden.

En mijn grenzen aangeven, mijn hemel. Liz ging weieens voor me staan om te kijken hoe dicht ze bij me kon komen. Als een soort oefening. Ze kwam steeds dichterbij, tot ik stop zou zeggen. Nou, dat zei ik dus niet. Ze kon letterlijk over me heen lopen. Ik ben weieens op de grond gevallen voor ik zei dat ze van me af moest. Ik had geen grens, geen persoonlijke ruimte zoals zij dat noemde. Ik weet nog steeds niet helemaal zeker wat ze daarmee bedoelde. Volgens mij dat ik mensen van wie ik niet wil dat ze dicht bij me komen, op een afstand moet houden of zo. Vooral mannen. Maar wat ik me dan nog steeds soms afvraag: hoe hou je iemand uit je persoonlijke ruimte als je met diegene in een kleine ruimte staat? Als je bijvoorbeeld tijdens de spits in de tram staat, hoe wil je dan al die mensen uit je persoonlijke ruimte houden?

Maar goed, we gingen dus werken aan die doelen, grenzen aangeven en mijn eigen mening terugkrijgen. Natuurlijk ook, misschien nog wel belangrijker dan die eerste twee: hoe ga ik met mannen om? Want toen ik daar kwam, flirtte ik met iedereen die een piemel had, want dat hoorde zo, dacht ik. Voor we met al die doelen aan het werk gingen, moesten we elkaar nog wel leren kennen en vertrouwen opbouwen, want anders zou het niet gaan werken. Dat deden we door te gaan shoppen. We kregen een bepaald bedrag en daar mochten we sieraden en zo van halen.

Thuis gingen we alles wat we gekocht hadden aandoen en omhangen en dat aan elkaar showen. Hmm, het was een beetje erg glimmend en kitscherig allemaal bij elkaar. Volgens Manou waren sieraden mooi voor een meisje, maar ik dacht dat hij deze ook te erg zou vinden. Waarom ik me dat opeens afvroeg weet ik niet, ik dacht nog steeds bij alles wat ik deed of zei aan wat Manou ervan zou vinden. Maar dat vertelde ik natuurlijk niet aan de anderen. Ik had er misschien een doel van moeten maken, dat ik niet meer de hele tijd aan Manou dacht, maar dat gaat moeilijk als je er nog helemaal in zit. Ik wist toen niet hoe ik dat kon veranderen, dus liet ik het maar zo.

Lieve Thomas,

Hoe gaat het met je? Hier is het heel raar. Heel veel mensen en dieren en lawaai en dat allemaal de hele dag door elkaar. Er is een olifant die je kusjes geeft voor een muntje. Vies beest, hij stinkt en ik ben bang voor hem. Ik heb sieraden gekocht van mijn zakgeld. Gouden kettingen, gouden armbanden, gouden ringen, gouden oorbellen, alleen mijn enkelbanden en teenringen zijn van zilver. Nou, dan weet je dat ook weer. Volgens mama doe je niks aan je huiswerk. Moet je wel doen hoor, anders kun je later ook bedelen. Ik zie je al zitten... O ja, we hebben voor het eerst een groepje 'gangsters' gezien. Mijn hemel wat een verschijning. Ze lopen in nepmerkkleding, met hun kruis op de knieën en met lelijke shirts. Hun baardjes hebben ze in figuren geschoren en ze hebben matjes, echt te lelijk voor je ogen. Jaren zeventig/tachtigstijl. Het duurt dus blijkbaar een jaar of dertig voor mode hier een keer aankomt, haha... Je had 't moeten zien, echt geen gezicht. Maargoed, ik moet zo stoppen, ik moet even met Loes praten, ze had ruzie met een van de begeleiders. Ik stuur je snel weer een brief oké? Hele dikke zoen, van je grote zus vanuit een stinkland aan de andere kant van de wereld, zonder wc-papier.

PS: Vergeet niet wat ik je gezegd heb in het begin, want ik meen het hoor, als jij je best niet gaat doen op school dan ehm... Ja, dat weet ik nog niet maar ik kom er wel op, en dan...

Muis.

In deze brief ben ik nog redelijk positief over India, 't Is maar een brief natuurlijk. Ik probeerde nog een beetje de schijn op te houden. Stiekem was ik een heel klein beetje minder positief.

Dinsdag 30 mei 2006

Ik ben net terug van de stad met Liz en ik heb het helemaal gehad met dit kutland en al die lelijke kutmensen. Iedereen kijkt je aan, je hebt totaal geen privacy. Alleen maar die achterlijke lelijke kutmannen overal. Met die vieze snorren. En die arrogante bitches die je zo kapsones aankijken en het is warm. Het is gewoon niet menselijk meer. Al die stomme kutbussen, auto's, fietsen en riksja's die overal doorheen rijden en vooral niet aan de kant gaan. Met die irritante kuttoeters. En die stomme Tamiltaal waar ik geen ene fuck van versta. En mijn been dat niet meer meewerkt, omdat ik zonodig moest gaan dansen in mijn slaap. En dan nog die kloterige buurman die alleen maar kwaad kan kijken. Wat heb ik die man ooit gedaan? Dan zetten ze die irritante motoren precies voor onze voordeur. En zijn zoons zijn zo lelijk als de pest. Iedereen hier is lelijk en ze stinken allemaal. De hele stad stinkt en is gewoon een vieze walgelijke kutstad! En die buurjongen van schuin tegenover die de hele tijd kijkt, kan ik wel schieten. Maar ik kan hem beter negeren, dus dat hij de hele tijd aan het loeren is maakt al niet meer uit. Ik negeer gewoon iedereen die ik niet wil zien en dat zijn er een heleboel. En dan die stomme kutdouche die 's morgens koud is. Allemaal in dit stomme kutland. KUT, KUT, KUT,

KLIT, KUT!!! Alleen de dosa's zijn lekker.