45

 

 

 

 

Vrijdag 9 april, 14.20 uur

 

Harry Bosch en ik zaten tegenover elkaar aan een picknicktafel en keken toe hoe het opgravingsteam van de forensische dienst aan het graven was. Ze waren met hun derde opgraving bezig, bij de boom in het Franklin Canyon Park waar Jason Jessup een kaarsje had gebrand.

Ik hoefde er niet bij te zijn, maar dat wilde ik wel. Ik hoopte dat er nog meer bewijzen voor Jason Jessups slechtheid gevonden werden, alsof dat het gemakkelijker zou maken om te accepteren wat er was gebeurd.

Maar tot nu toe hadden ze nog niets gevonden bij de drie opgravingen. Het team ging langzaam te werk en groef steeds slechts een laag af om iedere ons aarde te zeven en te analyseren. We zaten er al de hele ochtend en mijn hoop dat we te weten zouden komen wat Jessup hier had uitgevoerd op de nachten dat hij was gevolgd, was omgeslagen in bitter cynisme.

Er was een wit canvas zeil gespannen tussen de boom en twee palen buiten het onderzochte gebied. Hierdoor waren de gravers niet alleen tegen de zon beschermd maar ook tegen de helikopters van de pers. Iemand had over de opgravingen gelekt.

Bosch had de stapel dossiers over de vermiste personen voor zich op de tafel liggen. Hij zat klaar met zijn dossiers en de signalementen van de vermiste meisjes voor het geval er menselijke resten werden gevonden. Ik was slechts gewapend met de krant van die ochtend en las het artikel op de voorpagina nu voor de tweede keer. Het verslag over de gebeurtenissen van de vorige dag was het hoofdartikel van de Times. Er stond een kleurenfoto bij van twee agenten van de SIS die hun wapens op het geopende valluik van de pier van Santa Monica richtten. In een zijkolom stond nog een achtergrondartikel over de SIS. De kop luidde: WEER EEN ZAAK, WEER EEN SCHIETPARTIJ, DE BLOEDERIGE GESCHIEDENIS VAN DE SIS.

Ik had het gevoel dat dit verhaal nog wel een vervolg zou krijgen. Tot nu toe had niemand van de pers ontdekt dat de SIS ervan op de hoogte was dat Jessup een pistool had weten te bemachtigen. Als dat bekend zou worden – en ik wist zeker dat dat zou gebeuren – zou er ongetwijfeld een stormachtige discussie losbarsten en zou er een hele trits beschouwingen en onderzoeken van Interne Zaken volgen. De voornaamste vraag zou zijn: waarom mocht deze man op vrije voeten blijven toen eenmaal was vastgesteld dat hij naar alle waarschijnlijkheid een wapen had?

Door al deze verwikkelingen was ik blij dat ik zelfs niet meer tijdelijk voor het OM werkte. Door dit soort vragen en het antwoord daarop raken mensen in de bureaucratische arena vervreemd van hun werk.

Ik hoefde niet bang te zijn dat de uitkomst van deze onderzoeken van invloed zou zijn op mijn levensonderhoud. Ik zou teruggaan naar mijn kantoor – de achterbank van mijn Lincoln Town Car. Ik werd weer advocaat voor de verdediging. Daar waren de grenzen duidelijker en was het helder wat de opdracht was.

‘Komt Maggie McPherson nog?’ vroeg Bosch.

‘Nee, Williams heeft haar weer naar Van Nuys gestuurd. Haar medewerking aan de zaak is voorbij.’

‘Waarom plaatst Williams haar niet over naar het centrum?’

‘De deal was dat ze naar het centrum zou worden overgeplaatst als Jessup veroordeeld werd. En dat is niet gebeurd.’

Ik gebaarde in de richting van de krant.

‘En het was ons toch niet gelukt. Dat opstandige jurylid vertelt tegen iedereen die het maar wil horen dat hij niet-schuldig zou hebben gestemd. Williams is een man van zijn woord, kun je wel stellen. Maggie zal niet zo snel promotie krijgen.’

Zo werkte het nu eenmaal in politieke en juridische kringen. En daarom kon ik niet wachten om de verdoemden weer te verdedigen.

Vervolgens zaten we weer een tijdje zwijgend tegenover elkaar en dacht ik na over mijn ex-vrouw en over mijn zo jammerlijk mislukte pogingen om haar te helpen en ervoor te zorgen dat ze promotie zou krijgen. Ik vroeg me af of ze me mijn pogingen kwalijk nam. Ik hoopte van harte van niet. Het zou moeilijk voor me worden in een wereld waarin Maggie McPherson me haatte.

‘Ze hebben iets gevonden,’ zei Bosch.

Ik werd uit mijn gedachten losgerukt en richtte mijn blik op de opgravingen. Een van de gravers haalde iets uit de aarde met een pincet en deed het in een plastic bewijszakje. Ze stond meteen op en kwam naar ons toe met het zakje. Het was Kathy Kohl, de forensisch archeologe van de forensische dienst.

Ze gaf Bosch het zakje aan en hij hield het omhoog om het te bekijken. Ik kon zien dat er een zilveren armbandje in zat.

‘Geen botten,’ zei Kohl. ‘Dit is het enige. We hebben nu al 82 centimeter afgegraven en het komt maar zelden voor dat het slachtoffer van een moord veel dieper begraven ligt. Het lijkt erop dat het hier hetzelfde is als op de twee andere locaties. Wil je dat we verder graven?’

Bosch wierp een blik op het armbandje in het zakje en keek op naar Kohl.

‘Nog een centimeter of dertig? Is dat een probleem?’

‘Een dag in het veld is altijd beter dan een dag in het lab. Als je wilt dat we blijven graven, blijven we graven.’

‘Dank je wel, dok.’

‘Geen probleem.’

Ze ging terug naar de afgraving en Bosch reikte me het bewijszakje aan zodat ik de inhoud kon bekijken. Er zat een bedelarmbandje in. Er zaten klonten aarde op de schakels en de bedeltjes. Ik zag een tennisracket en een vliegtuig.

‘Herken je het?’ vroeg ik. ‘Van een van de vermiste meisjes?’

Hij gebaarde in de richting van de stapel dossiers op de tafel.

‘Nee, ik kan me niets herinneren van een bedelarmband op de lijsten.’

‘Het kan ook dat iemand het hier gewoon is kwijtgeraakt.’

‘En dan ligt het op een diepte van tachtig centimeter?’

‘Dus je denkt dat Jessup het hier begraven heeft?’

‘Misschien. Ik zou het vreselijk vinden om hier met lege handen weg te gaan. Die vent moest toch een reden hebben om hier te komen. Als hij ze niet hier begraven heeft, heeft hij ze hier misschien vermoord. Ik weet het niet.’

Ik gaf hem het zakje weer terug.

‘Ik denk dat je te optimistisch bent, Harry. Dat is niks voor jou.’

‘Nou, wat heeft Jessup volgens jou hier dan al die nachten uitgespookt?’

‘Ik denk dat hij en Royce een spelletje met ons speelden.’

‘Royce? Waar heb je het in godsnaam over?’

‘We zijn erin getrapt, Harry. Geef het nou maar toe.’

Bosch hield het bewijszakje omhoog en schudde om de aarde van het armbandje te krijgen.

‘Het was een klassiek geval van misleiding,’ zei ik. ‘De aanval is de beste verdediging, weet je wel. Je probeert je eigen zaak onderuit te halen voordat je ook maar in de rechtbank bent. Je probeert de zwakke plekken te ontdekken, en als je die niet kunt repareren, zoek je een manier om de aandacht af te leiden.’

‘Oké.’

‘Eddie Roman was de zwakste plek in de zaak van de verdediging. Royce zou een leugenaar en drugsverslaafde in het getuigenbankje laten plaatsnemen. Hij wist dat je Roman zou vinden of dingen over hem te weten zou komen, of allebei, als je maar genoeg tijd zou krijgen. Dus moest hij je aandacht afleiden. Je zien bezig te houden met dingen die niets met de zaak te maken hadden.’

‘Dus volgens jou wist hij dat we Jessup observeerden.’

‘Dat had hij makkelijk kunnen raden. Ik heb me niet echt verzet tegen zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dat was zo ongebruikelijk dat het Royce waarschijnlijk aan het denken heeft gezet. En daarom stuurde hij Jessup er ’s nachts op uit om na te gaan of hij werd geobserveerd. We hebben toch rekening gehouden met de mogelijkheid dat hij Jessup waarschijnlijk naar je huis heeft gestuurd om te zien of je erop zou reageren en zo zou bevestigen dat hij geobserveerd werd? Toen dat niet gebeurde en er geen reactie kwam, dacht Royce waarschijnlijk dat hij het mis had en heeft hij het er maar bij gelaten. Daarna kwam Jessup hier ook niet meer iedere nacht naartoe.’

‘En dan dacht hij waarschijnlijk ook dat het veilig was om zijn cel onder de pier in te richten.’

‘Het lijkt allemaal te kloppen, vind je niet?’

Het duurde even voordat Bosch antwoord gaf. Hij legde zijn hand op de stapel dossiers.

‘En hoe zit het dan met al die vermiste meisjes?’ vroeg hij. ‘Is het dan allemaal toeval?’

‘Dat weet ik niet,’ zei ik. ‘En nu zullen we het misschien ook nooit weten. We weten alleen maar dat ze nog steeds vermist zijn. Als Jessup daar iets mee te maken had, is dat geheim gisteren tegelijk met hem gestorven.’

Bosch kwam overeind en zag er aangeslagen uit. Hij had het bewijszakje nog steeds in zijn hand.

‘Het spijt me, Harry.’

‘Ja, mij ook.’

‘En wat ga je nu doen?’

Bosch haalde zijn schouders op.

‘De volgende zaak. Mijn naam komt weer op de lijst. En jij?’

Ik stak mijn handen omhoog en glimlachte.

‘Je weet wat ik doe.’

‘Weet je dat wel zeker? Je was anders een verdomd goeie aanklager.’

‘Nou, ja, bedankt voor het compliment, maar je moet doen wat je moet doen. En ze laten me trouwens toch niet meer toe aan die kant van het gangpad. Niet na wat er gebeurd is.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ze moeten toch iemand de schuld geven voor deze hele toestand? Ik was degene die Jessup vrijgelaten heeft. Let maar op. De politie, de Times, zelfs Gabriel Williams, uiteindelijk wijzen ze allemaal naar mij. Maar dat maakt mij niet uit, als ze Maggie maar met rust laten. Ik ken mijn plek en daar ga ik weer naartoe.’

Bosch knikte omdat er verder niets te zeggen viel. Hij schudde het zakje met het bedelarmbandje weer en verwijderde nog wat aarde van het oppervlak. Daarna hield hij het weer omhoog en bekeek hij het aandachtig. Ik merkte dat hij iets zag.

‘Wat is er?’

Zijn gezichtsuitdrukking veranderde. Hij pakte een van de bedeltjes vast en veegde er door het plastic zakje heen de aarde af. Daarna gaf hij het aan mij.

‘Moet je eens kijken. Wat is dat?’

Het bedeltje was nog steeds dof en vuil. Het was een vierkant stukje zilver met een doorsnede van ongeveer een centimeter. In het midden van de ene kant zat een klein ringetje en aan de andere kant iets wat op een kom of een kopje leek.

‘Een theekop op een vierkant schoteltje,’ suggereerde ik. ‘Ik heb geen idee.’

‘Nee, draai het eens om. Dat is de onderkant.’

Dat deed ik en toen zag ik wat hij zag.

‘Het is zo’n… baret. Zo’n baret die je bij het afstuderen draagt en dat ringetje aan de bovenkant was voor de kwast.’

‘Ja, die kwast ontbreekt. Die ligt daar waarschijnlijk nog ergens.’

‘Oké, maar wat betekent dit?’

Bosch ging weer zitten en begon snel door de dossiers te bladeren.

‘Weet je het niet meer? Het eerste meisje waar ik jou en Maggie over heb verteld. Valerie Schlicter. Ze verdween een maand nadat ze aan Riverside High was geslaagd.’

‘Oké, dus je denkt dat…’

Bosch vond het dossier en sloeg het open. Het was dun. Er zaten drie foto’s van Valerie Schlicter in, waaronder een waarop ze de baret en de toga droeg. Hij las snel de paar documenten die in het dossier zaten.

‘Er staat niets in over een bedelarmband,’ zei hij.

‘Omdat hij waarschijnlijk niet van haar was,’ zei ik. ‘Het was zomaar een gok, denk je niet?’

Hij deed alsof ik niets had gezegd en alsof hij zich voor iedere tegenwerping afgesloten had.

‘Ik zal ernaartoe moeten gaan. Ze had een moeder en een broer. Nagaan wie er nog leeft en hier even naar kan kijken.’

‘Harry, weet je zeker dat…’

‘Heb ik een keuze?’

Hij ging weer staan, pakte het bewijszakje van me af en verzamelde de dossiers. Ik kon de adrenaline bijna door zijn aderen horen stromen. Een hond met een bot. Bosch moest er weer vandoor. Hij had een vage aanwijzing, maar dat was beter dan geen enkele aanwijzing. Zo zou hij tenminste bezig blijven.

Ik stond ook op en liep achter hem aan naar de opgraving. Hij zei tegen Kohl dat hij iets na moest gaan over het armbandje. Hij zei dat ze hem moest bellen als er nog iets in het gat gevonden werd.

Ik volgde Bosch, die snel naar de parkeerplaats liep en niet omkeek om te zien of ik achter hem aan kwam. We waren niet samen naar de opgraving gereden.

‘Hé!’ riep ik hem na. ‘Wacht eens even!’

Hij bleef midden op de parkeerplaats staan.

‘Wat?’

‘Technisch gesproken ben ik nog steeds de aanklager in de zaak-Jessup. Voordat je er weer snel vandoor gaat, mag je me dus wel even vertellen wat je denkt. Hij heeft hier wel de armband begraven, maar haar niet? Dat slaat toch nergens op?’

‘Niks slaat ergens op zo lang ik niet heb vastgesteld van wie die armband was. Als iemand me vertelt dat hij van haar was, dan zoeken we het verder uit. Toen Jessup hier was, konden we niet bij hem in de buurt komen, weet je nog? Dat was te riskant. En daarom weten we niet precies wat hij hier deed. Misschien was hij hier wel naar op zoek.’

‘Oké, dat zou kunnen.’

‘Ik moet gaan.’

Hij liep verder in de richting van zijn auto. Die stond naast mijn Lincoln geparkeerd.

‘Laat je me het wel weten?’ riep ik.

Hij keek naar me om toen hij bij zijn auto was.

‘Ja,’ zei hij. ‘Dat doe ik.’

Daarna verdween hij in zijn auto, die brullend tot leven kwam. Bosch reed zoals hij liep, snel optrekkend en stof en zand opwerpend. Een man met een missie. Ik stapte in de Lincoln en reed achter hem aan het park uit en Mulholland Drive op. Vervolgens verloor ik hem op de bochtige weg uit het oog.