16. Puis de visser
Daar kwam het hele schatgraversgezelschap de grot uit. Bees en Puis, die veruit de sterksten van allemaal waren, droegen de zware kist tussen zich in. Pinkie dribbelde er vrolijk omheen. Notenpoot en Carmelia kwamen er achteraan. Notenpoot hinkte van de opwinding nog erger dan anders.
Bees en Puis lieten de zware kist zuchtend en steunend in het zand zakken. Pinkie plofte er meteen op haar knietjes naast en begon al aan het slot te rommelen. ‘Hoe gaat-ie open?’
‘Ho!’ riep Carmelia. ‘Dat moet Notenpoot zelf doen!’
Pinkie ging geschrokken opzij en liet Notenpoot bij de kist.
‘Ze heeft gelijk,’ vond Puis. ‘Het is tenslotte de schat van zijn vader.’
Notenpoot aarzelde even, totdat hij zag dat iedereen hem vol verwachting aankeek, toen richtte hij zich vol trots in zijn volle lengte op en keek peinzend op het slot neer. ‘Je zou zeggen...’ peinsde Carmelia, ’...een sleutel?’
‘Ja, die heb ik natuurlijk niet,’ bromde Notenpoot. Hij krabde zich vertwijfeld achter zijn oor. ‘Dat wordt openbreken,’ zei Bees. ‘Zal ik even?’
‘Inbrekers kunnen dat met een ijzeren dingetje,’ wist Pinkie. ‘Een haarspeld of zo.’ Carmelia viste meteen een haarspeld uit haar knot. ‘Heb ik.’
‘Zeg, ik ben toch geen inbreker!’ bromde Notenpoot.
‘Nou dan niet,’ zei Carmelia en ze stak de speld weer terug. ‘Doe het dan maar met je geweer.’
‘Ja!’ riep Bees enthousiast. ‘Schieten! Hij gaat het slot eraf schieten!’
‘Maar ik hou niet van schieten,’ mompelde Notenpoot beteuterd. ‘Dat zeg ik toch steeds, ik hou niet van gewelddadige dingen.’
‘Dan maar met je dolk,’ zei Puis.
‘Ik heb helemaal geen dolk,’ piepte Notenpoot. ‘Ik heb alleen maar een zakmesje.’
Pinkie begon te giechelen. ‘Wat een belachelijk boek wordt dit. Je bent wel een piraat van niks hoor, Notenpoot.’ Langzaam viste Notenpoot het zakmesje uit zijn broekzak. Hij bleef er een paar tellen naar staan kijken, alsof hij zich er een klein beetje voor schaamde. Toen slaakte hij een zucht en mompelde: ‘Zo belachelijk is een zakmes nou ook weer niet.’ Vastberaden boog hij zich voorover en zette de punt van het zakmes in het slot. De anderen kropen nog wat dichterbij.
Notenpoot rommelde wat met het mesje. Hij probeerde het rond te draaien, maar het enige dat meegaf was het mesje zelf. ‘Stik,’ zei Notenpoot en hij keek naar het verbogen metaal van het heft. Plotseling herinnerde hij zich dat er nog meer handige dingetjes aan zijn zakmes zaten en hij peuterde er een nagelvijltje uit te voorschijn. ‘Deze is wat steviger,’ bromde hij. Hij prikte het vijltje in het slot en begon te draaien. Er kwam een gespannen blik in zijn ogen. ‘Wacht... ik heb hem... hij draait! Hij doet...’ KRAK deed het nagelvijltje. De anderen deden er wijselijk het zwijgen toe.
Notenpoot beet teleurgesteld op zijn lip. Toen klaarde zijn gezicht op. Er zat ook nog een kurkentrekkertje aan zijn mes. Het gedraaide ijzertje paste netjes in het slot. Notenpoot hield zijn adem in en met een verbeten gezicht draaide hij heel voorzichtig het kurkentrekkertje rond. KLIK deed het slot. ‘Hebbes!’ gilde Notenpoot. Hij liet zijn zakmes vallen en greep met twee handen de deksel van de kist beet. ‘Daar gaat-ie jongens!’ Langzaam tilde hij de deksel van de kist omhoog. Vol verwachting keek hij in de geopende schatkist. Het gezicht van Notenpoot werd eerst bleek en daarna grauw als een bord havermoutpap. Oei, de kist zou toch niet leeg zijn? De anderen kwamen snel dichterbij. Maar nu verschenen er twee rode blossen op Notenpoots wangen en hij boog voorover en pakte iets uit de kist. Hij hield het omhoog. Het was een fles.
‘Nee toch,’ zei Bees. ‘Hij zit toch zeker niet vol met flesjes limonade?’ Notenpoot schudde zijn hoofd. ‘Rum. Mijn vader was gek op rum...’
‘Het zijn er maar een paar hoor,’ riep Pinkie. ‘Er zit nog van alles onder!’ Ze bukte en haalde nog een paar flessen rum uit de kist. Achteloos gooide ze de flessen in het zand. Daaronder kwam iets totaal anders te voorschijn.
Bij die aanblik werden Notenpoots wangen nog roder. ‘Een heleboel... een heleboel...’
‘Die lijken wel van goud!’ zei Bees. ‘En van zilver,’ knikte Puis. ‘En van hout,’ zei Pinkie.
‘Dat dondert allemaal niks!’ riep Notenpoot. ‘Het gaat erom hoe ze klinken!’ En voorzichtig tilde hij iets uit de kist, iets dat in het late zonlicht glom als goudgele vlammen. Hij zette het ding aan zijn mond en blies. ‘PWAAAP!’ klonk het.
‘Instrumenten!’ lachte Carmelia. ‘De kist zit vol met muziekinstrumenten!’
‘Hoe heet zo’n ding?’ vroeg Pinkie en ze keek naar Notenpoot die het glimmende instrument in zijn handen met grote, glunderende ogen bekeek.
‘Dat is een saxofoon,’ zei Carmelia.
‘Wat een geluid!’ riep Bees. ‘Mag ik het ook eens proberen?’
Notenpoot zette het gouden instrument opnieuw aan zijn mond en perste er nog een paar noten uit. Het schalde over het verlaten strand. PWA-PA-PWAAP.
‘Wacht, ik kies deze,’ zei Bees gretig en hij viste een zilveren trompetje uit de kist.
Puis stak zijn vingers in zijn oren toen Bees er veel te hard op blies.
‘Kijk een blokfluit,’ wees Pinkie. ‘Zo eentje heb ik thuis ook Ik kan er Vader Jacob op spelen, hoor maar.’ En ze floot het bekende wijsje.
Puis boog zich over de kist om te kijken of er voor hem ook iets bij zat. ‘Wat zijn dit voor rare deksels?’
‘Bekkens,’ antwoordde Carmelia. ‘Die moet je tegen elkaar slaan, maar niet te hard want...’ BENG! deed Puis, waarna hij van schrik achterover kukelde in het zand. ‘Wat een klereherrie!’ riep Bees.
Doordat Puis die grote deksels uit de kist getild had, was nu pas te zien wat daaronder nog meer zat. Carmelia stootte Notenpoot zachtjes aan. ‘Zeg Nootje, heb je dat al gezien?’ Ze wees in de kist.
Notenpoot keek in de kist. Zijn mond viel open. ‘Het is niet waar! Maar dat is een...dat is een echte vli...een vo...’
‘Een viool,’ zei Pinkie.
‘Aaah!’ gilde Notenpoot verrukt. Hij overhandigde de saxofoon meteen aan Bees, dook in de kist en met een triomfantelijk gezicht haalde hij de viool er uit. ‘Een viool! Ik heb een viool!’ Carmelia reikte hem de bijbehorende strijkstok aan. ‘Nou, laat dan nu maar eens horen wat je kunt.’
Met gesloten ogen en met een tevreden glimlach op zijn gezicht zette Notenpoot de viool onder zijn kin en speelde zijn vaders lijflied.
‘Hij moet nog wel even gestemd worden,’ glimlachte Carmelia. ‘Maar dat klinkt stukken beter dan die poot van je!’
Ze hadden vreselijke lol met het uitproberen van alle instrumenten. Notenpoot nam af en toe een slok rum uit een van de flessen en hij werd almaar vrolijker. Bees vroeg of hij ook een slokje mocht proberen. Notenpoot stak hem de fles toe. Bees zette de fles aan zijn mond en goot een ferme slok rum in zijn keel. Een paar tellen keek hij strak voor zich uit, daarna rende hij met uitpuilende ogen de branding in om een heleboel slokken zout zeewater te nemen. Een beetje misselijk kwam hij terug.
‘Hier,’ zei Puis. ‘Neem een neusfluitje.’
‘Helpt dat?’ vroeg Bees.
‘Nee, maar het leidt een beetje af. ’
Bees keek in de kist. ‘Ik heb liever die klingel.’
‘Dat heet een triangel,’ zei Notenpoot.
Bees was zijn misselijkheid gelukkig snel vergeten. Vrolijk klingelend liep hij rondjes om Notenpoot heen, die de horlepiep stond te spelen op zijn viool.
Carmelia was de enige die geen behoefte had aan een muziekinstrument, zij had tenslotte haar mooie zangstem. Af en toe verzocht ze Notenpoot om haar te begeleiden op zijn viool en dan klonk het zo mooi dat Pinkie, Bees en Puis er stil van werden.
Bees deed nog eens PLING op zijn triangel ‘Ik vind dit een leuk dingetje.’
‘Je mag hem houden,’ zei Notenpoot. ‘Jullie mogen allemaal iets uitkiezen.’
Puis koos een harpje en Pinkie wilde de saxofoon.
Plotseling klonk er tussen het geluid van alle muziekinstrumenten ineens een heel ander geluidje. PRLLLBUB!
‘Wat hoor ik nou?’ vroeg Notenpoot.
‘Dat was mijn buik,’ zei Bees beschaamd. ‘Ik krijg ineens zo’n honger.’
‘Zijn er nog viskoekjes?’ vroeg Carmelia. Maar Notenpoot schudde zijn hoofd. ‘Puis kan heel goed vissen,’ zei Bees.
Voorzichtig legde Puis zijn harpje op een steen. ‘Maken jullie maar een vuurtje. In de rugzak zit nog een nieuw doosje lucifers.’ Hij trok een gewichtig gezicht. ‘Dan zal ik eens even ons avondeten bij mekaar gaan vissen!’
Terwijl Puis ging vissen, gingen de anderen hout zoeken. Ze kozen een mooie plek voor het houtvuurtje, vlak naast een hoge rots zodat ze lekker uit de wind zaten. Toen het vuurtje lekker brandde zei Notenpoot: ‘Nou, waar blijft-ie nou met zijn vissen?’
Op dat moment kwam Puis juist met een heel rood hoofd van opwinding aan rennen. Hij had iets in zijn rechterhand en het was geen vis. ‘Kijk nou wat ik gevangen heb!’
‘Kunnen we het eten?’ vroeg Bees en hij streek bezorgd over zijn buik. Hij draaide zich om en keek naar wat Puis omhoog hield. ‘O, een fles.’
‘Met rum?’ vroeg Notenpoot hoopvol.
Puis schudde zijn hoofd. ‘Met een brief!’
‘Wat!’ gilde Bees verrukt. ‘Alweer flessenpost? Maak gauw open!’
Puis sloeg de fles kapot op een rots en viste de brief tussen de scherven vandaan.
‘Lees voor!’ drong Pinkie aan.
Puis liet zijn ogen snel over de regels glijden. Er kwam een verheugd lachje op zijn gezicht. Dit was wat Puis las:
Zit gevangen op Drakeneiland
Wie komt mij bevrijden?
P.S. Pas op voor Grauwe Hein!
‘Ha!’ riep Bees en hij wreef zich gretig in de handen. ‘Wanneer gaan we?’
‘Na het avondeten,’ zei Puis.
Pinkie keek hen aan. ‘Hoe gaan jullie daar dan heen, naar dat eiland?’ Bees en Puis keken Notenpoot vragend aan.
Die knikte. ‘Ik wil jullie wel een lift geven tot aan Drakeneiland. En dan mogen jullie mijn sloepje lenen om aan land te gaan. Maar ik wil niet mee op avontuur, ik wil naar huis met m’n nieuwe viool.’
‘Gaaf!’ riep Bees. ‘Dat wordt niet één boek, dat wordt een hele serie!’