***
Oostelijke en westelijke winden
terwijl iedereen aan de slag ging, begon ik
mij af te vragen of moeder soms gelijk had. Toen wij in het kamp
zaten, probeerde ze de directie al te overtuigen dat ik niet goed
bij mijn hoofd was en naar de psychiater moest. Voor mij was de
rolverdeling van de drie groepen namelijk niet zo vanzelfsprekend
als voor anderen. Als meisje hoorde ik bij groep 2. Bovendien, het
merendeel van mijn klasgenoten kende mij nog van vroeger. Ze wisten
dat ik destijds in het jeugdopvangcentrum het gemis van mijn ouders
verzachtte door de kunst van het schoonschrift te oefenen. Een
reden temeer voor mij om het artikel met een kalligrafeerpenseel op
het rijstpapier over te schrijven. Mijn hart ging echter uit naar
groep 1. Daarin zaten mijn oude kameraden. Ze stonden vanaf de
andere kant van de lesruimte onmiskenbaar stiekem naar mij te
lonken, en ik vanaf mijn standplaats naar hen. In een diepe kuil
springen, verstoppertje in de boomgaard spelen of een tekst over
Dengs snode plan bedenken. Het was mij om het even wat ik met hen
moest doen, als ik maar bij hen kon zijn.
Ik keek om mij heen. Niet één meisje scheen
moeite te hebben met de groepsindeling, behalve ik. Geen wonder dat
moeder de kampdirecteur over had gehaald de timmerman bij mij weg
te jagen. Ze vond niet alleen mijn timmerheld slecht, maar ook mij.
Was ik werkelijk gestoord? Qiangwei! Boeddhazijdank kapte iemand
mijn gedachte- stroom af die een draaikolk dreigde te gaan vormen
en ik zag, hé!, het meisje met de lange vlechten. Ze duwde mij een
penseel in de hand en vroeg mij alvast een paar karakters te
tekenen. Iedereen had het over mijn kalligrafie, maar eerst zien en
dan geloven, klonk haar stem als een jade belletje, helder en
vrolijk. Als ze een rol zou krijgen in de Peking Opera Het verhaal
van een rode lantaarn, zou die van de kleindochter voor haar
weggelegd zijn, was mijn inschatting. Enfin. Terwijl ik mezelf nog
gekker stond te maken dan ik al was, bleek onze groep dit meisje
tot leider gekozen te hebben. Net als ik was ze nieuw hier, maar
dan echt, geen herintreder. Vandaar dat ze geen weet had van mijn
kalligrafeergewoonte in het opvangcentrum. Ik wreef aan mijn
rechterpols en dipte de kwast net zo lang in het inktkommetje tot
ik mij los had gerukt van de gedachte aan mijn
speelkameraden.
Eén dag duurde langer dan drie herfsten. Nu
realiseerde ik me pas wat de regel uit een liefdesgedicht inhield.
De klok tikte en mijn hart sudderde in de pan van ongeduld en
verlangen, maar de jongens van groep 1 bleven met elkaar ruziën.
Elke zin die ze neer wilden zetten scheen een aanleiding te zijn om
met elkaar letterlijk en figuurlijk overhoop te liggen. Zo konden
de groepen 2 en 3 wachten totdat een kuiken zelf een ei ging leggen
en een kalf oud genoeg werd om zelf te kalven. Nieuwkomer of niet,
ik moest mij hier wel in mengen. Voorzichtig stelde ik voor dat
groep 1 versterking kreeg van andere groepen. Versterking van wie
precies liet ik in het midden. Een gejuich ontsnapte aan mijn oude
kameraden. Ze noemden meteen de namen van drie meisjes die erom
bekendstonden dat ze liever de pis van een muilezel dronken dan een
opstel te schrijven. 'Ten einde raad' riepen ze 'zomaar' een naam -
die van mij. Ik wilde voor de vorm blozen, maar dat lukte mij niet.
'Verlegen' voegde ik me bij groep 1.
Ik keek de kat uit de boom. Dit leek mij het
beste, althans in dit stadium. Snel kwam ik erachter waarover ze
het de hele tijd niet eens konden worden. Wij hadden geleerd om elk
artikel te beginnen met: De oostelijke wind is bezig de westelijke
wind de kop in te drukken; de trommels zijn aan het luiden om de
oorlog tegen de contrarevolutionairen te verklaren; het communisme
is van het kapitalisme aan het winnen. Wie is tegenwoordig bang
voor wie? Met deze welkome historische omwenteling op de
achtergrond... De rest moesten wij zelf invullen, afhankelijk van
het thema van het artikel. Een paar jongens, Peng voorop, wilden de
standaardzinnen herformuleren om hun kritiek op Deng te uiten. Hun
beginzinnen luidden: Ervan uitgaande dat vandaag de dag de
oostelijke wind de westelijke wind de kop indrukt en dat het oosten
van het westen wint, mag Deng vakmensen en intellectuelen niet
laten terugkeren naar hun post. Om de simpele reden dat ze gezeten
hebben op een hogeschool of een universiteit. Dat laatste was een
inktpot die eenieder die erin terechtkwam zwart, westers gezind en
kapitalistisch ingesteld kleurde. Andere jongens waren tegen deze
bewoordingen. Niet alles en iedereen uit het westen was bourgeois,
relativeerden ze. Neem Karl Marx. Hij woonde in Duitsland, een
westerse staat, of niet? Lenin, geboren en getogen in Rusland, ook
ten westen van ons land. Peng en de zijnen verweerden zich: oké, ze
waren de grondleggers van de communistische theorie, maar ze
leefden niet meer, in het westen noch op aarde. Dit verklaarde
waarom West-Europa na hun dood vervallen was tot decadentie en de
Sovjet-Unie tot revisionisme. Pengs tegenstanders citeerden de
leus: Lang leve Marx, Lenin, Stalin en Mao! Wat wilde dat zeggen?
Dat Marx en Lenin nog leefden, in ons hart! Of leefden ze niet meer
in dat van Peng en zijn geestverwanten?