Juli
5. Waarin we Pride and Prejudice lezen en naar Bernadette luisteren
Sylvia’s eerste indruk van Allegra was dat er nog nooit iemand zo’n mooie baby had gekregen.
Jocelyns eerste indruk van Grigg was dat hij mooie wimpers had en een rare naam, en haar totaal niet interesseerde.
Prudies eerste indruk van Bernadette was dat ze schrikbarend was om te zien en saai om naar te luisteren, wat vrijwel nooit hoefde.
Bernadettes eerste indruk van Prudie was dat ze haar hele leven nog nooit zo’n bange jonge vrouw had gezien.
Griggs eerste indruk van Jocelyn was dat ze het een soort straf leek te vinden om de lift een paar verdiepingen met hem te delen.
Allegra’s eerste indruk van Sylvia viel samen met haar eerste indruk van de grote wereld. Voor mij? had ze zich afgevraagd, toen ze nog geen woorden kende en nog niet eens kon weten dat ze het zich afvroeg. En toen Sylvia, en daarna Daniel, haar voor het eerst in de ogen had gekeken: Nog meer voor mij?
In Austens tijd werd een traditioneel bal nog geopend met het menuet. Het menuet werd oorspronkelijk maar door één paar tegelijk gedanst, alleen op de dansvloer.
‘Iedereen weet,’ zei Prudie, ‘dat een rijke man op den duur een nieuwe vrouw wil.’ Ze zat samen met Bernadette aan een grote ronde tafel op het jaarlijkse benefietgala voor de Openbare Bibliotheek van Sacramento. Ze werden omringd door rijke mannen, de zaal wemelde ervan.
Aan de andere kant van de zaal, voor het enorme boogvormige raam, speelde een jazzband de eerste noten van ‘Love Walked In’. Je kon vijf verdiepingen omhoogkijken, langs enorme stenen pilaren via vier rijen balkons, elk met smeedijzeren hekwerk, tot de koepel van de Tsakopoulos Library Galleria. Bovenin waren grote glazen ringen opgehangen.
Prudie was nog nooit in de Galleria geweest, al had een van de leraressen van school er haar bruiloft gevierd. Ergens op die balkons zaten kleine bronzen vossenkoppen. Van waar zij zat kon Prudie ze niet zien, maar het was leuk om te weten dat ze er zaten.
Dit was een romantische ruimte. Je kon je voorstellen dat je je geliefde op een van die balkons een serenade bracht, of een president doodschoot als je daar de ziekelijke verbeelding voor had.
Prudie was dan ook teleurgesteld dat ze nu de hele avond naast Bernadette moest zitten en met haar moest praten, alleen maar omdat ze er allebei eerder waren dan de anderen. Dean zat natuurlijk aan haar andere kant, maar wanneer kon ze nou niet met Dean praten?
Bovendien zou Prudie lang niet zo veel tegen Bernadette zeggen als Bernadette tegen haar. Bernadette praatte veel te veel. Ze draaide eindeloos om de zaak heen, en als ze er eenmaal was, was het zelden de moeite waard. Een huisvrouw in de jaren vijftig, en dat was erg voor Bernadette, hielp Prudie zichzelf herinneren, want in die tijd verwachtten ze nog dat je je huis ook echt schoonhield. Uiteindelijk was de vrouwenbeweging gekomen, maar te laat om Bernadette te redden van de algehele sleur. En nu was ze een oude dame in wie niemand echt geïnteresseerd was. Peu de gens savent être vieux.
Zowel Prudie als Bernadette had er iets voor over moeten hebben – de kaartjes waren honderdtwintig dollar per stuk – om Sylvia hier morele steun te bieden. Het was een diner, het was een bal; als entertainment waren er plaatselijke schrijvers beloofd, voor elke tafel één – daar keek Prudie naar uit – maar ze was hier vanwege Sylvia. Sylvia móést wel komen, want het was voor de bibliotheek. En Allegra had gezegd dat Daniel ook zou komen en iemand zou meenemen – die advocate familierecht Pam op wie hij zo verliefd was.
Terwijl Sylvia alleen maar de Jane Austen-leesclub had. Ze waren niet met veel, ze konden er niet tegenop, maar ze konden toch op zijn minst komen.
Overal waar Prudie keek zag ze de tekenen van rijkdom. Voor de lol probeerde ze het geheel te bekijken zoals een Jane Austen-personage dat zou hebben gedaan. Een jonge vrouw zonder geld en zonder vooruitzichten, hier, omringd door al die rijke mannen. Zou ze vastberaden zijn? Zou ze wanhopig zijn? Zou het überhaupt zin hebben om rond te kijken, heimelijk een selectie te maken, als je eigenlijk alleen maar kon zitten wachten tot er iemand op jou afkwam? Prudie besloot dat ze liever Frans gaf op de middelbare school dan te trouwen om het geld. Dat besluit was snel genomen, maar ze kon er altijd nog op terugkomen.
Dean was Prudies jas gaan wegbrengen en een drankje voor zichzelf gaan halen, anders had hij wel bezwaar gemaakt tegen haar opmerking over rijke mannen en hun nieuwe vrouw. Dean was geen rijke man, maar hij was trouw. Hij had misschien gezegd dat geld hem niet zou veranderen. Hij had misschien gezegd dat hij Prudie als vrouw zou willen hebben, in voor- en tegenspoed. Hij had misschien gezegd dat hij nooit rijk zou zijn, en dan was Prudie toch goed af als zijn vrouw?
Prudie zou die opmerking ook niet hebben gemaakt in Sylvia’s bijzijn, maar Sylvia en Allegra waren er nog niet. Tot nu toe waren alleen Prudie en Bernadette er, en Prudie kende Bernadette nog niet zo goed, zodat Sylvia’s scheiding een van de weinige gespreksonderwerpen was die ze met elkaar gemeen hadden. En Jane Austen natuurlijk, maar de bespreking van Pride and Prejudice was pas over een week; Prudie wilde het niet verpesten door het er voortijdig over te hebben.
Ter ere van de gala-avond had Bernadette haar desinteresse voor kleding opzijgezet en ze zag er très magnifique uit in een zilvergrijze blouse en broek, haar zilvergrijze haar boven haar voorhoofd opgekamd met mousse. Haar bril was gerepareerd en de glazen waren schoongemaakt. Ze had oorbellen in van brokken amber. Ze zagen eruit als iets wat Allegra gemaakt kon hebben. Bernadette had heel grote oorlellen, als een boeddha; door de oorbellen werden ze nog langer. Er hing een flauwe geur van lavendelparfum en misschien van groene-appelshampoo, de zinnia’s in het bloemstuk op tafel en een vleugje zwoegende airconditioning. Prudie had een goede neus.
Bernadette zat nu al een hele tijd te reageren op Prudies opmerking en was nog steeds niet uitgepraat. Prudie had een groot deel gemist, maar meestal sloot Bernadette af met een samenvatting. Prudie wachtte met luisteren totdat ze leek af te ronden. ‘Rijk zijn heeft niets te maken met wat je wilt,’ zei Bernadette. ‘En al evenmin met wat je hebt. Je kunt pas echt weten wat er allemaal aan je man mankeert als je een poosje getrouwd bent. In een huwelijk is geluk meestal een kwestie van toeval.’
Bernadette had duidelijk niet door dat ze het over Sylvia hadden. Haar ideeën, waar in een andere context misschien wel wat in zat, waren in dit geval ongepast, en het was maar goed dat Jocelyn het niet hoorde.
Prudie gaf haar een hint. ‘Daniel is zo cliché.’
‘Iemand moet het zijn,’ zei Bernadette, ‘anders zou het woord niets betekenen.’
Met subtiliteit kwam Prudie nergens. Ze gaf het op. ‘Het blijft zonde van Sylvia en Daniel.’
‘O ja. Misdadig gewoon.’ Bernadette glimlachte, en het was zo’n glimlach waardoor Prudie dacht dat ze misschien de hele tijd wel had begrepen waar ze het over hadden.
De band ging over op ‘Someone to Watch Over Me’. Prudie kreeg er een brok van in haar keel. Haar moeder was een enorme Gershwinliefhebster geweest.
Een elegante zwarte vrouw met een nertsstola (in deze hitte!) kwam naast Prudie zitten, die moest zeggen dat de hele tafel bezet was. ‘Dat zie ik,’ zei ze koeltjes. Haar nerts streek langs Prudies haar toen ze opstond en wegliep. Prudie was bang dat de vrouw misschien dacht dat ze discrimineerde, wat helemaal niet zo was, dat wist iedereen die Prudie kende. Ze zou het fantastisch hebben gevonden om de tafel te delen met zo’n elegante vrouw. Waar bleef die verdomde Jocelyn toch?
‘Het is moeilijk om iemand te kiezen om je leven mee te delen,’ zei Bernadette. ‘Veel mensen lukt het niet meteen in één keer. Mij is het in elk geval totaal niet in één keer gelukt.’
Het verbaasde Prudie niet dat Bernadette meer dan eens getrouwd was geweest. Had Allegra niet geklaagd dat Bernadette zichzelf altijd herhaalde? (En had Allegra dat niet meer dan eens gezegd?)
Allegra lag languit op bed in de kamer waar Sylvia nu alleen sliep. Sylvia was jurken aan het passen en Allegra adviseerde haar. In geen van de spiegels in het huis kon je jezelf van top tot teen zien, dus iemand die raad gaf was aan te raden. En Allegra had een kunstenaarsoog. Zelfs toen Allegra klein was had Sylvia vertrouwd op haar oordeel. ‘Ga je zo uit?’ vroeg Allegra dan, en dan antwoordde Sylvia nee, nee, natuurlijk niet, en ging terug naar haar kamer om iets anders te proberen.
Ze waren aan de late kant, maar omdat Sylvia sowieso als een berg tegen de avond opzag leek het wel wenselijk om aan de late kant te zijn. Ze had graag een glas wijn genomen, misschien zelfs meer dan een glas, maar zij zou rijden. Allegra dronk een gekoelde Chardonnay en was nog niet eens begonnen met omkleden. Zij zou even iets over haar hoofd gooien en er adembenemend uitzien. Sylvia zou nooit op haar uitgekeken raken.
Het was te warm om de luiken open te hebben, maar Allegra had gezegd dat ze Sylvia niet goed genoeg kon zien als ze dicht waren. Zonlicht scheen op de slaapkamermuur, in repen gesneden door de latjes van de luiken. De helft van het familieportret werd verlicht: Allegra en Daniel waren helder en goudkleurig, Sylvia en de jongens stonden in de schaduw. In een boek zou dat iets betekenen. In een boek zou je geen goed gevoel hebben over wat Sylvia en de jongens te wachten stond.
‘Vanavond is er vast niemand van mijn leeftijd,’ zei Allegra. Sylvia hoorde er een vraag in, al had Allegra het niet als zodanig geïntoneerd. Dat deed Allegra altijd als ze dacht dat ze het antwoord al wist.
‘Prudie,’ hielp Sylvia haar herinneren.
Allegra wierp haar een blik toe die ze al kende sinds Allegra tien was. Allegra zei niets hardop, omdat Prudie onlangs haar moeder had verloren en aardig behandeld moest worden. Maar Allegra had geen geduld voor Prudies Frans. Zij sprak zelf ook geen Spaans tegen mensen die het niet verstonden. Als je dezelfde moedertaal had, waarom zou je er dan geen gebruik van maken?
‘Ik zie sowieso niet in wat het voor zin heeft om op zo’n gala te dansen,’ zei Allegra. ‘Dat zeg ik niet alleen namens de lesbiennes hier. Dat geldt voor ons allemaal. Bij dansen gaat het erom met wie je danst. Wie zal jou vragen? Wie zegt er ja als jij het vraagt? Tegen wie je ja zult moeten zeggen. Een dans draait erom dat het heel goed of juist rampzalig kan aflopen.
Als je dat allemaal weglaat – je zet een band neer op een gala waar mannen alleen met hun vrouw dansen – is het enige dansaspect dat overblijft het dansen zelf.’
‘Hou je niet van dansen?’ vroeg Sylvia.
‘Alleen maar in wedstrijdvorm,’ antwoordde Allegra. ‘Zonder die spanning vind ik het een stuk minder.’
Grigg had Jocelyn voorgesteld om met haar naar Sacramento te rijden omdat hij de buurt nog niet kende, terwijl zij al vaker naar de Galleria was geweest. Toen Jocelyn zich voor die avond aan het verkleden was had ze ineens vol genegenheid aan hem gedacht. Hij kende Sylvia nog maar nauwelijks, en bovendien was zijn inkomen niet meer wat het was geweest. Maar hij kocht toch maar mooi een duur kaartje, trok een grijs pak aan in die vreselijke zomerhitte en bracht uit pure goedheid een hele avond door met een stelletje oude vrouwen en getrouwde vrouwen en lesbiennes. Hij had echt een hart van goud!
Ze legde de laatste hand aan haar make-up en toen was er niets meer te doen, behalve de hondenharen afborstelen, en dat had pas zin als ze buiten stond. Jocelyn was precies klaar op het moment waarop ze zouden vertrekken.
Maar geen enkel teken van Grigg, en in de twintig minuten die ze wachtte begon haar genegenheid af te nemen. Jocelyn was zeer punctueel. Dat was volgens haar gewoon een kwestie van beleefdheid. Te laat komen was een manier om te zeggen dat je eigen tijd waardevoller was dan de tijd van degene die op je wachtte.
Tijdens het wachten had Jocelyn te veel tijd om na te denken over de avond die voor haar lag. Sinds Daniel was verhuisd had ze hem nauwelijks gezien. Als ze in haar eigen huis rondkeek zag ze de stereo-installatie die hij haar had helpen uitzoeken, de wasdroger die hij haar had helpen aansluiten. Al die keren in al die jaren dat Daniel was komen aanwaaien met een film die Sylvia en hij hadden gehuurd en waarvan ze dachten dat Jocelyn hem goed zou vinden, of met Chinees eten als ze wisten dat ze terugkwam van een tentoonstelling en te moe zou zijn om te eten, tenzij ze ertoe werd gedwongen. Toen ze een keer een nare griep had was Daniel haar badkamer komen schoonmaken omdat hij dacht dat de tandpasta op de spiegel haar op de zenuwen zou werken en haar herstel in de weg zou staan.
Het was zo vreselijk moeilijk om een hekel aan Daniel te hebben dat Jocelyn zichzelf toestemming had gegeven om ermee op te houden als hij er niet was. Hoewel ze het aan niemand zou toegeven was deze avond net zo moeilijk voor haar als voor Sylvia. Ze had geen enkele behoefte om Daniels nieuwe vriendin te zien en geen behoefte om na te gaan waarom dat zo was. Ze nam het Grigg kwalijk dat het nu langer zou duren voor het achter de rug was.
Toen Grigg eindelijk kwam bood hij geen excuses aan, geen verontschuldigingen. Hij leek zich er zelfs totaal niet bewust van te zijn dat hij te laat was. Sahara begroette hem uitbundig. Ze nam een bal in haar bek en rende tussen de stoelen en over de bank, zich niet bewust van het hartzeer dat in het verschiet lag. Het leidde de aandacht af van Jocelyns killere ontvangst. ‘Mooie jurk!’ zei Grigg, wat haar geenszins milder stemde en het alleen maar moeilijk maakte om vinnig terug te doen.
‘Laten we gaan,’ zei ze tegen hem. Ze deed haar best om het niet als een bevel te laten klinken en ook niet als een verwijt.
Ze liet er een verzoek op volgen, voor het geval ze ondanks haar inspanning boos had geklonken. Omdat het Jocelyn was, klonk haar verzoek voor buitenstaanders misschien een beetje als een bevel. ‘Vanavond moet je met Sylvia dansen.’ Waarmee ze bedoelde: vanavond moet Daniel Sylvia met jou zien dansen. Jocelyn bleef staan en bekeek Grigg eens goed, grondiger dan ze ooit had gedaan. Hij was best knap op zijn eigen onopvallende manier. Hij kon er wel mee door.
Tenzij hij totaal niet kon dansen. ‘Je kunt toch wel dansen?’ vroeg ze.
‘Ja,’ zei hij, wat niets wilde zeggen, want zo veel mensen die niet konden dansen dachten dat ze dat wel konden.
‘Zo zie je er anders niet uit.’ Jocelyn vond het vervelend om aan te dringen, maar dit was belangrijk.
‘Hoe zie ik er dan wel uit?’
Wat moest je daarop zeggen? Hij zag eruit als een countryzanger. Een professor. Een loodgieter. Een spion. Hij had geen speciale uitstraling. ‘Je ziet eruit als iemand die sciencefiction leest,’ probeerde Jocelyn, maar dat was blijkbaar het verkeerde antwoord, al beweerde hij nog zo dat hij dol was op die boeken.
‘Ik heb drie oudere zussen. Ik kan heus wel dansen,’ zei Grigg, en hij klonk echt heel geïrriteerd.
Over contradansen:
De Schoonheid van deze aangename Oefening (en dan bedoel ik indien uitgevoerd in de Zuivere Vorm) wordt ernstig tekort- en tenietgedaan door bepaalde Onvolkomenheden. (…) Door Achteloosheid of Gebrek aan beter Onderricht kunnen één of twee Paren het Geheel Ontregelen.
kellom tomlinson, achttiende-eeuws dansmeester
‘Prudie en ik zijn afgelopen weekend naar de Schotse spelen geweest op de Yolo County Fairgrounds,’ vertelde Dean aan Bernadette. ‘Ineens wil ze alleen nog maar naar de Hooglanden. Ben jij er ooit geweest?’
‘Niet naar de spelen,’ zei Bernadette. ‘Maar naar dat kermisterrein wel, God ja. Toen ik jong was heb ik iedere zomer overal in de staat gedanst. In die tijd waren jaarmarkten natuurlijk veel kleinschaliger. Ze waren zo klein dat ze in je zak pasten.’ Ze wachtte of iemand nog meer wilde horen. Niemand zei dat ze verder moest vertellen. Er sneed ook niemand een ander onderwerp aan. Dean zat naar haar te glimlachen. Prudie zat met haar selderijstengel in haar drankje te roeren. De boodschap was niet duidelijk.
Maar Dean en Prudie waren allebei zo vreselijk jong. Bernadette wist dat als er vanavond iets interessants moest worden gezegd, het aan haar was om dat te doen. ‘Ik zat in een groep die de Vijf Kleine Pepertjes heette,’ ging ze verder. ‘Mijn moeder dacht dat je met tapdansen in Hollywood aan de bak kon komen. Ze had grote plannen met me. En vreselijk ouderwetse. Zelfs toen al, eind jaren veertig, begin vijftig, was tapdansen – hoe noemen ze dat tegenwoordig ook alweer, uit?’
‘Oké,’ zei Prudie. Bij het woord ‘moeder’ was haar gezicht verstrakt. Bernadette had met haar te doen.
‘Had je een goede band met je moeder?’ vroeg Prudie.
‘Ik kon beter met mijn vader overweg,’ zei Bernadette. ‘Mijn moeder was een nogal onaangenaam mens.’
We woonden toen in Torrance, dus we zaten vlak bij Hollywood, maar niet zo dicht als Torrance nu bij Hollywood ligt, want de wegen en auto’s zijn nu allemaal anders. Ik zat op tapdansen en ballet bij Miss Olive. Ik was de beste daar, wat niet veel te betekenen had maar er wel voor zorgde dat Moeder zich van alles in haar hoofd haalde. Pa was tandarts met een praktijk achter in ons huis, en op een dag behandelde hij iemand die iemand kende die iemand kende die bij de film werkte. Moeder zeurde en zanikte en vleide en pruilde totdat Pa ons een introductie bezorgde bij iemand ergens in die lange rij iemanden.
Moeder betaalde Miss Olive om een nummer voor mij alleen te maken, ‘Het Hollandse meisje’. Ik had zo’n kanten schortje dat ik voor mijn gezicht moest houden en waar ik achter vandaan moest gluren en ik moest leren tapdansen op van die grote klompen. Daar gingen we dan. En ik heb niet eens kunnen dansen. Die Hollywoodhotemetoot wierp één blik op mij. ‘Niet knap genoeg,’ zei hij en dat was het dan, behalve dat Pa duidelijk maakte dat hij vond dat hij een figuur had geslagen en het niet nog eens ging doen.
Het kon me eigenlijk niets schelen. Ik heb altijd veel zelfvertrouwen gehad en die studiofiguur leek me gewoon een vreselijke man. Moeder was degene die erdoor uit het lood geslagen was. Ze zei dat we naar geen enkele film meer zouden gaan die hij had geproduceerd, dus zag ik Easter Parade pas toen hij op tv kwam, ook al zei iedereen dat Judy Garland en Fred Astaire zo fantastisch waren samen.
Maar goed, Miss Olive vertelde Moeder over een groep die de Vijf Kleine Pepertjes heette en dat ze een van de meisjes wilden vervangen. Ik deed auditie op die stomme klompen, want Moeder had betaald voor de choreografie en wilde iets terug voor die investering. Op die klompen kon je nog geen heel roll maken als je leven ervan afhing. Maar de Pepertjes namen me aan omdat ik de juiste lengte had.
Het was een groep die in grootte afliep, als een trap. Ik werd aangenomen als eerste tree, wat inhield dat ik de langste was. Ik was toen elf, de vijfde tree was nog maar vijf.
Het probleem van zo’n trap is dat de kleinste tree veel aandacht krijgt omdat die nou eenmaal klein is. De kleinste is bijna altijd een verwend nest. De eerste tree krijgt veel aandacht als ze knap is, en al dachten sommige mensen er anders over, ik was best aardig om te zien.
Eerste tree zijn heeft echt een beter mens van me gemaakt. Aardiger, verdraagzamer. Al die aandacht deed me goed. Dat bleef niet zo. Ik groeide niet en de tweede tree wel, en de zomer daarop ruilden we van plaats. Ik ontdekte dat de meisjes tussen de eerste en de vijfde tree, nou ja, de meisjes ertussenin zijn.
Vooral de langste van de meisjes ertussenin. Toen ik eerste tree was, was ik het leukste meisje van de Pepertjes, maar toen ik dat niet meer was, was de nieuwe eerste tree de leukste. Grappig hoe zoiets werkt.
Onze manager was een tiranniek oud mens dat we Madame Dubois moesten noemen. Met de klemtoon op de tweede lettergreep. Madám. Als we onder elkaar waren noemden we haar anders. Madame Dubois was onze manager, onze micromanager. Ze zei hoe we ons moesten opmaken, hoe we onze koffer moesten inpakken, wat voor boeken we moesten lezen, wat we moesten eten en wat voor vrienden we moesten hebben. Niets was te groot of te klein om aan ons incapabele meiden over te laten. Na iedere voorstelling gaf ze ons aantekeningen, al was ze niet eens danseres, nooit geweest ook. In mijn aantekeningen stond altijd dat ik moest oefenen. ‘Je zult nooit goed worden als je niet oefent,’ zei ze. En dat was waar. Ik ben nooit echt goed geworden en heb ook nooit echt geoefend.
Onze boekingen werden gedaan door een gladjanus die Lloyd Hucksley heette. In de oorlog was hij sergeant bevoorrading geweest en nu rende hij rond om alles te doen wat Madame Dubois zich in haar hoofd haalde.
Ik heb acht jaar bij de Pepertjes gedanst. Andere meisjes kwamen en gingen. Een paar seizoenen lang was de derde tree mijn beste vriendin. Mattie Murphy. Maar toen begon zij te groeien en ik niet en toen hield zij op met groeien, dus waren we even lang. We wisten dat één van ons moest vertrekken. Het was vreselijk om het te voelen aankomen en er helemaal niets aan te kunnen doen. Mattie kon beter dansen, maar ik was knapper. Ik wist wat er zou gebeuren. Ik vroeg aan Moeder of ik eraf mocht zodat Mattie niet hoefde. En ook omdat Lloyd Hucksley verliefd op me leek te worden nu ik ouder was.
O, ik had redenen genoeg om te willen gaan, maar Moeder wilde er niets van weten. Wat zou er van mijn filmcarrière worden als ik zomaar opstapte bij de Pepertjes? Toen Mattie en Lloyd gingen trouwen, viel mijn mond open van verbazing.
Toen Mattie weg was, was ik de derde tree. Je zou denken dat ik heel wat mensen ontmoette; we reisden zo veel. Je zou denken dat het een heel opwindend leven was. Maar het zal je verbazen wat een trouw publiek er altijd op jaarmarkten afkomt. Overal waar we kwamen zag je dezelfde gezichten, hoorde je dezelfde gesprekken. Ik wilde altijd dat er wat meer variatie was. Toen ben ik zo veel gaan lezen.
Moeder begon wanhopig te worden. Ze liet me overal optreden: familiebijeenkomsten, cocktailfeestjes. Ze heeft me zelfs laten dansen voor Pa’s patiënten, want, zei ze, je wist maar nooit of er een belangrijk iemand tussen zou zitten. Stel je voor! Je gaat een tand laten trekken en je krijgt een tapnummer met stok en hoge hoed op de koop toe! Goddank maakte Pa er uiteindelijk een eind aan. Al stelden sommige patiënten het erg op prijs. Mensen kunnen alles doorstaan als ze er het trekken van een tand mee kunnen uitstellen.
Sylvia stond in de inloopkast en keek naar het lege kledingrek waar Daniels overhemden en pakken hadden gehangen. Misschien werd het eens tijd haar kleren wat wijder uit elkaar te hangen, ze wat meer ruimte te geven.
‘Ik heb eens nagedacht over Charlotte,’ zei Allegra. Ze lag nog steeds in de slaapkamer, languit op bed. ‘Uit Pride and Prejudice. Lizzies vriendin die trouwt met die vervelende Mr. Collins. Ik heb lopen denken waarom ze met hem gaat trouwen.’
‘O, dat,’ antwoordde Sylvia. ‘De brandende kwestie-Charlotte Lucas.’
In de klerenkast was het enige wat nog aan Daniel deed denken de jaren en jaren aan paperassen: gezamenlijk ingevulde belastingen, garantiebewijzen van gezamenlijk uitgezochte apparaten, geslaagde smogkeuringen, afgeloste hypotheekbetalingen. En op de bovenste plank brieven uit de zomer van 1970, toen Daniel met een vriend naar de oostkust en weer terug was gereden. Binnenkort zou Sylvia die brieven naar beneden halen en herlezen. In hun tweeëndertig jaar huwelijk waren Daniel en zij maar heel zelden niet samen geweest. Ze kon zich niet meer herinneren wat ze elkaar hadden geschreven toen ze in die begintijd niet bij elkaar waren. Misschien stond er iets in die brieven waar ze nu iets aan zou hebben, een soort aanwijzing voor wat er was gebeurd en waarom. Een soort richtlijn voor hoe ze alleen moest leven.
Een soort richtlijn voor hoe ze alleen moest leven. Zolang Daniel maar terugkwam. Tot vanavond had Sylvia kunnen doen alsof hij gewoon ergens anders was, weer op reis. Ze had niet eens geprobeerd om te doen alsof; het ging vanzelf. Vanavond, als ze Daniel voor het eerst met Pam zou zien – Allegra had Pam al ontmoet, Sylvia nog niet – vanavond zou hij echt weg zijn.
Ze zette haar mooiweergezicht op en liep de slaapkamer weer in. ‘Ik vind Charlotte geweldig,’ zei Sylvia. ‘Ik bewonder haar. Jocelyn niet. Jocelyn stelt heel hoge eisen. Jocelyn heeft minachting voor mensen die ergens genoegen mee nemen. Het zal je zijn opgevallen dat Jocelyn niet getrouwd is en het ook nooit is geweest. Maar Charlotte heeft geen keus. Ze ziet één kans voor zichzelf en ze grijpt hem. Dat vind ik ontroerend.’
‘Sexy,’ zei Allegra. Ze had het over Sylvia’s jurk, een dunne, strakke tricotjurk met een lage hals.
‘Het is te warm voor tricot,’ zei Sylvia. Ze wist eigenlijk niet of ze er wel sexy uit wilde zien. Ze wilde niet dat Daniel zou denken dat ze te hard haar best deed, het te belangrijk vond. Ze stroopte hem af, ging de kast weer in. ‘Heeft Charlotte echt zo veel minder keuze dan Lizzie?’ vroeg Allegra. ‘Lizzie is al in de twintig. Nog niemand heeft haar een aanzoek gedaan. Ze heeft geen geld en leeft in een klein, beperkt wereldje. Maar ze neemt geen genoegen met Collins. Waarom zou Charlotte dat wel doen?’
‘Lizzie is knap. Dat is een wereld van verschil.’ Sylvia ritste haar linnen kokerjurk dicht en kwam weer naar buiten. ‘Wat denk je. Te informeel?’
‘Zoiets kun je altijd nog wat aankleden,’ zei Allegra. ‘De juiste schoenen. Sieraden. Je moet hem strijken.’
Te warm om te strijken. Sylvia trok de jurk uit. ‘Het zit me wel dwars dat Austen geen goede man wilde bedenken die Charlotte wilde hebben. De Brontës hadden haar verhaal een heel andere draai gegeven.’
‘Charlotte over Charlotte,’ zei Allegra. ‘Ik zal altijd het meest van de Brontës houden. Maar zo ben ik gewoon – ik hou van boeken waar stormen in voorkomen. Ik zat eigenlijk te denken dat Charlotte Lucas misschien lesbisch was. Weet je nog dat ze zegt dat ze niet romantisch is, zoals Lizzie? Misschien bedoelt ze dat wel. Misschien is het daarom de moeite niet om op een beter aanbod te wachten.’ Allegra rolde op haar rug en balanceerde het wijnglas op haar gezicht, zodat ze de laatste druppels eruit kreeg. Sylvia kon haar neus zien door de bolling van het glas. Zelfs dat stond elegant bij Allegra.
‘Wou je zeggen dat ze volgens Austen eigenlijk lesbisch is?’ vroeg Sylvia. ‘Of dat ze lesbisch is en Austen het niet doorheeft?’
Dat laatste had Sylvia’s voorkeur. Het idee dat een personage een geheim leven leidde waar de auteur niets vanaf wist sprak haar wel aan. Ertussenuit knijpen als de auteur even niet keek, om zelf haar weg in de liefde te vinden, en dan net op tijd weer opduiken om met een stalen gezicht het volgende stukje dialoog af te draaien. Als Sylvia een personage in een boek was, dan zou ze zo’n personage willen zijn.
Al zou ze in werkelijkheid een ander zijn.
Op weg naar de snelweg hingen Grigg en Jocelyn achter een tractor. Grigg week een paar keer uit maar viel telkens terug, terwijl hij best had kunnen inhalen als hij flink gas had gegeven. Dat zou Jocelyn hebben gedaan. De airconditioning in zijn auto was te zwak voor de zomer in de Valley. Ze voelde haar make-up op haar Chinese boordje smelten.
Er lag stof op het dashboard en een grote verzameling bekertjes en papiertjes van allerlei snacks en maaltijden bij haar voeten. Jocelyn had niet aangeboden om met haar auto te gaan omdat het al vijf dagen geleden was dat ze hem had gezogen. Het rechter voorraampje zat onder het hondenspuug en de neusafdrukken. Ze had Grigg niet willen vragen om in zijn mooie pak in de hondenharen en rommel te gaan zitten. Van dergelijke scrupules had hij zelf duidelijk geen last.
‘Hé,’ zei Grigg. Ze waren eindelijk op de snelweg, en de tractor verdween achter hen in wolken uitlaatgas. Sacramento had zowat de slechtste luchtkwaliteit in het hele land.
Grigg reed precies op de toegestane snelheid; Jocelyn kon de snelheidsmeter zien. Daniel was de enige die ze kende die dat ook deed. Op de hele wereld. ‘Hé,’ zei Grigg weer. ‘Heb je ooit die boeken gelezen die ik voor je heb gekocht? De Le Guins?’
‘Nog niet.’ Jocelyn voelde heel even haar geweten. Zich schuldig voelen was niet bevorderlijk voor haar stemming. Een boek geven werd opdringerig als het werd gevolgd door: ‘En wat vond je ervan?’ Jocelyn gaf heel veel boeken weg en vroeg nooit aan iemand wat die ervan had gevonden.
Waarom zou ze zich moeten verontschuldigen als ze twee boeken niet had gelezen waar ze nooit om had gevraagd? Ze hoefde die sciencefiction toch niet te lezen om te weten wat ze ervan vond? Ze had Star Wars gezien. Wanneer hield Grigg nou eens op over die stomme boeken?
Al moest ze toegeven dat dit de eerste keer was dat hij erover begon. Maar op andere momenten had ze gemerkt dat hij iets had willen zeggen. Het was dus nergens voor nodig; ze had een rein geweten, maar toch had ze de neiging om zichzelf te verdedigen. Dat probeerde ze te doen zonder vijandig over te komen. Ze wendde zich tot Grigg, die haar recht aankeek. Dat had ze niet verwacht, ze had niet verwacht dat ze in die ogen – nou ja, iets zou zien. Ze kreeg er plotseling een drukkend gevoel van op haar borst; er verspreidde zich een plotse warmte over haar hals en gezicht. Die druk, die warmte had ze al lange tijd niet meer gevoeld. En ze was niet van plan om die nu te voelen. Waar hadden ze het ook al weer over? ‘Ik hou van boeken over echte mensen,’ zei Jocelyn.
‘Ik snap het onderscheid niet.’ Griggs ogen waren weer op de weg gericht. ‘Elizabeth Bennet is wel een echt mens, maar de mensen in sciencefictionboeken niet?’
‘In sciencefictionboeken komen wel mensen voor, maar ze gaan niet over die mensen. Echte mensen zijn heel gecompliceerd.’
‘Je hebt allerlei soorten sciencefiction,’ zei Grigg. ‘Als je er een paar hebt gelezen wil ik wel weten wat je ervan vindt.’
In de tijd die Grigg nodig had om die zin af te maken had Jocelyn zich weer hersteld. Zijn stem had neutraal geklonken, maar werkelijk, wat grof. Als hij niet zo irritant was geweest had ze de afslag gewezen waar ze soms met de honden naartoe ging om ze te laten rennen. De andere kant op was een vogelreservaat, waar je ook mooi kon wandelen als het koeler was. Dan had ze hem verteld dat in de winter alle bruine, dorre velden hier onder water liepen. Dat je over een biljartlaken van water kon kijken en de hoogste takken van de bomen kon zien. Ze had misschien gezegd dat alleen iemand die hier vandaan kwam van het zomerlandschap van de Valley hield, als al het gras dood was en de eiken grijs en verdord. Misschien had ze zelfs wel iets poëtisch gezegd, en God weet dat daar nooit veel goeds uit voortkomt. Die kans was nu tenminste verkeken.
Een vrachtwagen met tomaten haalde ze aan de rechterkant in. Jocelyn rook hem toen hij passeerde. Er vielen een paar tomaten af die op het wegdek belandden toen de vrachtwagen weer in hun baan zwenkte. Hoe was het mogelijk dat ze nog langzamer reden dan een vrachtwagen met tomaten?
Grigg zette de radio aan, en er was een groep te horen die Jocelyn niet kende of leuk vond, daar was ze te oud voor. Grigg vroeg niet of ze bezwaar had tegen de muziek of het volume of wat dan ook. En toen, voor ze wist wat er gebeurde, had hij de afslag Jefferson Boulevard/Centrum genomen. ‘I-5 is sneller,’ zei Jocelyn, maar het was al te laat.
‘Ik vind de Tower Bridge zo mooi,’ zei Grigg tegen haar. ‘Ik vind het leuk om naar de rivier te kijken,’ wat weliswaar kon vanaf de brug, maar een mooi uitzicht was het niet. Hij had net zo goed kunnen zeggen: ik vind het leuk om vast te zitten in het honkbalverkeer. Ik vind het leuk om zo laat mogelijk te komen. Waren ze niet juist samen gegaan zodat Jocelyn kon zeggen hoe hij moest rijden en hij zou rijden zoals zij zei? Vanavond vond ze niets aan Grigg leuk.
En ze was niet zo’n stom soort vrouw dat een man opeens leuk vond omdat ze hem eerst niet leuk vond, nooit geweest ook. Goddank.
De auto begon te trillen op de brug en bijgevolg ging ook Griggs stem eigenaardig beven. Een stem uit een tekenfilm, een jonge Elmer Fudd. ‘Ik ben benieuwd welke schrijver bij ons aan tafel zit. Ik hoop niet dat we iets te, nou ja, te genre-achtigs krijgen.’
In de verte kwam de koepel van het parlementsgebouw in zicht, oprijzend uit de gouden schemering recht voor hen. Grigg stopte alweer voor een rood stoplicht terwijl hij nog net door oranje had kunnen rijden. ‘Tegen de tijd dat we er zijn is het hele gedoe vast afgelopen,’ zei Jocelyn.
Het licht sprong op groen. Grigg was te traag met schakelen; de auto maakte een raspend geluid. Ze kwamen langs een sterfontein, een trieste aanblik als er geen water uit kwam, de hitte die de lucht boven de ijzeren staken deed zinderen. Ter hoogte van het winkelcentrum op K Street maakte de auto een vreemd hoestend geluid, drie keer vlak achter elkaar. Toen stond hij stil.
Want indien zij bij toeval niet in de Maat beginnen is de kans één op duizend dat zij dit tijdens de Dans kunnen herstellen. Maar hadden zij daarentegen gewacht op een opvallende Plaats in de Melodie, en waren ze in de Maat begonnen, dan waren zij wellicht geëindigd met Faam en Applaus.
kellom tomlinson, dansmeester
Grigg zat zonder benzine. Hij kon nog net naar de stoep rijden, zodat de auto min of meer geparkeerd stond. Jocelyn was lid van de wegenwacht, maar ze had haar kaartje in haar gewone tas laten zitten. Ze had een heel klein avondtasje bij zich waar bijna niets in zat. Ze had haar mobiele telefoon niet meegenomen, anders had ze Sylvia een halfuur geleden al gebeld om te zeggen dat ze later zouden zijn. Die arme Sylvia zou zich afvragen waar ze bleven, waarom Jocelyn haar helemaal alleen liet met Daniel en Pam. Sylvia zou nooit van huis zijn gegaan als ze zo slecht op een ramp was voorbereid.
Grigg was geen lid van de wegenwacht. ‘Is er een tankstation in de buurt?’ vroeg hij.
‘Een paar kilometer verderop.’
‘Jezus, sorry,’ zei hij. Hij maakte zijn veiligheidsgordel los. ‘Blijf jij hier maar even wachten. Ik ga een telefoon zoeken.’
‘Ik ga wel lopen,’ zei Jocelyn tegen hem. ‘Terwijl jij benzine gaat halen.’ Dat vond ze geen onredelijke beslissing, en het interesseerde haar niet als het dat wel was. Het gaf haar voldoening dat ze zo rustig was. Ze was opgehouden, beledigd en gestrand. Dit alles met vlekkeloze, ijskoude zelfbeheersing. Wie zou daar niet trots op zijn?
‘Hoe ver is het nog?’
‘Tien, twaalf straten.’
Er stond een zwerver aan de overkant. Hij had een T-shirt aan van de Bay to Breakers-hardloopwedstrijd in San Francisco, dat legendarische met de vis die eruitzag als een schoen. Jocelyn had hetzelfde T-shirt, maar bij hem zaten er gespiegelde vlekken op de voorkant en hij had een sjaaltje om een van zijn biceps gebonden, alsof hij in een soort paisley-rouw was. Hij stond hen met veel belangstelling te bekijken. Hij riep iets, maar ze kon hem niet verstaan. ‘Echt brood,’ kwam er het dichtst bij in de buurt.
‘Het is te warm om zo’n eind te lopen,’ zei Grigg. ‘En niet nodig. Ik zoek gewoon een telefoon en bel een taxi. Het spijt me echt verschrikkelijk. Ik heb de auto vorige week nog naar de garage gebracht omdat de benzinemeter het niet goed deed. Die hebben ze dus niet gemaakt.’
‘Maakt niet uit. Ik wil gewoon bij Sylvia zijn. Ik vind het niet erg om te lopen.’
‘Echt brood,’ riep de man aan de overkant, nu met meer nadruk.
‘Ik blijf hier niet,’ zei Jocelyn.
Wat waren tien of twaalf blokken voor een man op platte schoenen? Grigg zei dat hij dan meekwam. Ze gingen op pad. Dit was niet zo’n beste buurt. Ze staken in een hoog tempo eindeloos veel straten over, stapten over blikjes, flyers en een plas braaksel. Jocelyn veegde haar gezicht af en smeerde haar mascara in haar ogen. Ze had geen idee hoe ze eruitzag. Haar haar zat plat langs haar slapen van het zweet. Haar rok plakte aan haar benen.
Terwijl Grigg er prima uitzag. Geen jasje – dat had hij in de auto laten liggen – maar ook niet echt afgepeigerd. Dat vond Jocelyn nog irritanter dan alle andere dingen die hij de hele avond had gedaan. Het was ook wel indrukwekkend. ‘Wat vind je van Sylvia?’ vroeg ze.
‘Ze lijkt me heel aardig,’ zei Grigg. ‘Hoezo?’
‘Ze is meer dan aardig. Ze is slim en grappig. Ik ken niemand die zo aardig is als zij.’
‘Sylvia is verliefd op Daniel,’ zei Grigg, alsof hij wist waar ze op aanstuurde, wat natuurlijk zo was.
‘Daar schiet ze niets mee op.’
‘Maar ja, dat is niet aan jou. Het is niet aan jou om te beslissen van wie ze houdt. Je moet je niet zo met haar bemoeien en haar zelf haar geluk laten zoeken.’
Naast hem verstijfde Jocelyn. ‘Noem jij dat bemoeien?’ Haar stem klonk ongelovig en vernietigend tegelijk. Alle woede lag erin besloten om het feit dat ze vijftien, zestien, zeventien blokken door de brandende hitte moest lopen omdat iemand was vergeten te tanken, om het feit dat ze had geprobeerd het sportief op te vatten en toen doodleuk werd beledigd door diezelfde persoon. ‘Mijn vriendinnen gelukkig willen zien? Als het om Sylvia gaat, hoop ik dat ik me er altijd mee zal blijven bemoeien,’ zei Jocelyn. ‘Daar zal ik me nooit bij iemand voor verontschuldigen.’
‘Zou je het erg vinden als ik vanavond niet meeging?’ vroeg Allegra.
Alle lucht werd uit Sylvia’s longen gezogen. Natuurlijk vind ik dat erg, zei ze, maar niet hardop, ze bleef Sylvia. Hoe kun je zo egocentrisch zijn? Hoe kun je ook maar overwegen om mij alleen je vader onder ogen te laten komen? Hoe kun je nou niet weten wat vanavond met me doet? (Waarom hebben we een kaartje van honderdtwintig dollar voor je gekocht?) Ga mee, ga alsjeblieft mee.
Voor Sylvia iets kon uitbrengen ging de telefoon. Ze dacht dat het Jocelyn zou zijn die zich afvroeg waar ze bleven, maar Allegra nam op, keek op de nummerherkenner en legde de hoorn weer op de haak. Ze rolde op haar zij zodat Sylvia haar gezicht niet kon zien.
‘Met de familie Hunter,’ zei Daniel. Sylvia had de boodschap niet veranderd omdat het haar beter leek als onbekende bellers een man te horen kregen. Ze had er geen rekening mee gehouden wat voor effect Daniels stem op haar zou hebben, want als de boodschap werd afgedraaid betekende dat meestal dat ze er niet was om het te horen. ‘We zijn niet thuis. Je weet wat je te doen staat.’
‘Allegra?’ Sylvia herkende Corinnes stem. Ze klonk verdrietig en misschien wel dronken. ‘We moeten praten. Wanneer ga je nou met me praten?
Ik heb Paco vandaag gezien. Hij zei dat ik twee onvergeeflijke dingen heb gedaan. Dat had jíj me eigenlijk moeten vertellen. Je had me de kans moeten geven om mezelf te verdedigen. Ik denk dat zelfs jij dat eerlijk vindt.’
Corinne was duidelijk nog aan het warmlopen. Sylvia had onlangs het bandje schoongespoeld, dus er was nog heel veel tijd om vol te praten. Ze voelde zich opgelaten dat ze zo’n persoonlijke boodschap hoorde; zo open als Allegra was over de grote lijnen van haar seksleven, zo gesloten was ze over de details.
Misschien had ze met Daniel gepraat. Sylvia wou dat ze aan hem kon vragen of hij wist wat Corinne had gedaan. Sylvia had Daniels hulp nodig om met Allegra te kunnen omgaan. Sylvia had Allegra’s hulp nodig om met Daniel te kunnen omgaan. Maar er was niemand die echt hielp.
Sylvia pakte Allegra’s wijnglas en liep ermee naar de keuken. Ze stond met alleen haar slipje aan bij de kraan te wachten tot Corinne was uitgesproken. Ze kon nog steeds haar stem horen, als gekabbel in de verte, geen woorden, alleen maar intonatie. Sylvia waste en droogde het glas met de hand, zoals Jocelyn altijd zei dat ze moest doen.
Ze werd steeds kwader op Allegra. Wat er ook was gebeurd, wat Corinne ook had gedaan, Allegra was degene geweest die was vertrokken. Iemand van wie je hield liet je niet in de steek. Je zat niet wezenloos te luisteren terwijl iemand haar dronken hart uitstortte op je antwoordapparaat, alsof je haar niet eens hoorde. Mensen die verliefd op elkaar waren vonden wel de juiste manier om bij elkaar te blijven.
Ze dacht aan Allegra’s bedrukte gezicht en rode ogen. Ze bedacht hoeveel moeite Allegra had met slapen, dat zijzelf om twaalf uur en één uur en twee uur wakker werd en een of andere film op de dvd-speler hoorde. Allegra had het er zelfs over gehad dat ze een illegale kopie van The Fellowship of the Ring wilde kopen, terwijl ze faliekant tegen kopiëren was, terwijl ze eindeloos had zitten klagen dat Gimli compleet belachelijk werd gemaakt toen ze de film in de bioscoop hadden gezien.
Sylvia bedacht dat ouders allemaal een onmogelijk leven wilden voor hun kinderen: goed begin, goed midden, goede afloop. Geen verwikkelingen. Wat zou het oninteressante mensen opleveren als ouders hun zin kregen. Allegra was nu wel interessant genoeg geweest. Het werd tijd dat ze gelukkig werd.
Hoe durf je, zei ze in de keuken tegen Allegra in de slaapkamer. Hoe durf je mijn dochter zo veel pijn te doen. En nu neem je die telefoon op, jongedame – laat Corinne haar excuses aanbieden. Laat haar boeten voor wat het ook was, die twee onvergeeflijke dingen die ze heeft gedaan.
Zorg dat Allegra gelukkig is. Zorg dat er iemand is die van Allegra houdt.
De band nam pauze. Bernadette, Dean en Prudie kregen gezelschap van een schrijver die Mo Bellington heette. Meneer Bellington had te veel haar en niet genoeg nek. Wel mooie tanden. Bernadette lette op de tanden van mensen. Dat deed iedereen, maar niet iedereen had door dat ze dat deden. Bernadettes vader had Bernadettes gebit zelf onder handen genomen, en bijgevolg had ze nog nooit een vulling verloren, al was ze een flink eind in de zestig.
Volgens promotiemateriaal op tafel schreef Mo Bellington detectives die plaatsvonden in het piepkleine dorpje Knight’s Landing. Zijn hoofdpersonage was een cynische suikerbietenboer die bijna elke keer dat hij het land omploegde wel dijbenen en knoken vond. Op tafel lag een briefkaart van het omslag van Bellingtons laatste boek. De titel was Laatste oogst. De t’s bestonden uit messen, waarvan bloed op een veld daaronder droop. Bernadette wist bijna zeker dat ze dat soort omslagen wel vaker had gezien. En de titel leek haar ook al niet origineel. Maar al was het ontwerp niet helemaal nieuw, ze vond het redelijk goed gedaan.
‘Ik geloof dat dit mijn groep is,’ zei meneer Bellington met een duidelijk teleurgestelde blik op de lege stoelen. Aan een tafel vlakbij werd hard gelachen. Aan weer een andere tafel tikte er iemand met een vork tegen zijn wijnglas, op het punt een dronk uit te brengen. Het gezelschap was elders duidelijk geanimeerder.
‘Er komen er nog meer,’ stelde Bernadette hem gerust. ‘Ik heb geen idee waar iedereen is. Jocelyn is de punctueelste mens op aarde. Ik heb nog nooit meegemaakt dat ze te laat is. Sylvia een stuk minder. En Allegra. Hou op.’
Meneer Bellington gaf geen antwoord en keek noch gerustgesteld, noch geamuseerd. Hij was wel erg jong om nu al boeken te schrijven. Bernadette zag meteen dat hij nog niet lang genoeg op de wereld was om veel te vertellen te hebben. Zijn suikerbietenboer zou nogal oppervlakkig zijn.
Hij liep om de tafel heen en ging naast Dean zitten. Daarmee zat hij met zijn rug naar de rest van de zaal. Bernadette had gedacht dat een schrijver zou willen weten wat er allemaal gebeurde.
Als hij de lege stoel naast Bernadette had genomen, had hij met zijn rug naar de enorme pilaren gezeten en de dansvloer én het podium én de band kunnen zien. Bernadette had vol zicht op drie tafels met mensen. Maar zijzelf was onzichtbaar geworden, vooral voor jongere mannen. Dat was begonnen toen ze in de vijftig was, dus ze was er inmiddels wel aan gewend. Ter compensatie liet ze meer van zich horen.
‘Dit hele evenement doet me denken aan mijn eerste man,’ zei ze. ‘John was politicus, dus mij hoef je niets te vertellen over benefietgala’s! Kam je haar, schat, was je gezicht en hier is een lijstje dingen die je kunt zeggen als iemand met je probeert te praten:
Eén: wat een fantastische avond is dit.
Twee: is het geen heerlijk eten?
Drie: zijn het geen prachtige bloemen?
Vier: is mijn man niet geknipt voor de baan? Nu allemaal even stil zijn en luisteren naar wat hij vertelt. Ikzelf ga de hele tijd dat hij zit te praten als een idioot zitten glimlachen.’
Zelfs zonder muziek was het behoorlijk lawaaiig in de zaal en de tafel groot genoeg om het moeilijk te maken er een verstaanbaar gesprek te voeren. Bernadette kon wel zien dat meneer Bellington niet van plan was om het te proberen. Hij zat met Dean te praten. ‘Als u vragen hebt over mijn boeken,’ zei hij, ‘daarom ben ik hier. Inhoud? Proces? Waar ik mijn ideeën vandaan haal? Het woord “laatste” in Laatste oogst is een soort woordspeling. “Laatste” als in “einde”, maar ook “laatste” als in “meest recent”. Vraag maar raak.’
Zijn manier van praten had iets arrogants, iets zelfingenomens. Bernadette had hem nog maar net ontmoet en vond hem nu al minder aardig. De eerste gang werd geserveerd, een heerlijke paddestoelensoep met misschien een klein scheutje sherry.
‘Heerlijk zeg,’ zei meneer Bellington. ‘Goed gedaan.’
Hij richtte zijn woorden tot Bernadette. Waarom dat nou weer? Dacht hij soms dat zij de soep had gemaakt?
‘Houdt u van Jane Austen?’ vroeg ze. Er was maar één antwoord mogelijk op die vraag. Ze zou graag willen dat elke man die schreef het juiste zou geven. Ze zei het op luide toon om het risico te beperken dat ze zou worden genegeerd, en herhaalde haar vraag voor het geval dat. ‘Wat vindt u van Jane Austen, meneer Bellington?’
‘Geweldige marketing. Ik ben jaloers op haar filmcontracten. Zeg maar Mo.’
‘Wat is uw favoriete boek?’ Prudie glimlachte op die ongelukkige manier waardoor haar lippen verdwenen.
‘Ik vond die film met Elizabeth Taylor goed.’
Prudies hand was gaan beven. Bernadette zag haar Bloody Mary trillen. ‘Uw favoriete Jane Austen is National Velvet?’
Dat was vals van Prudie. Bernadette besloot haar een halt toe te roepen. Zo meteen. Intussen was het goed om haar te zien vechten. Nog geen vijf minuten geleden was haar moeders dood van haar gezicht af te lezen geweest, leek ze op een van die verknipte vrouwen van wie Picasso zo hield. Nu zag ze er gevaarlijk uit. Nu zou Picasso zich verontschuldigen, zich een eerdere afspraak herinneren, zich terugtrekken, het gebouw verlaten.
Dean kuchte behulpzaam. Ergens in die kuch zat het woord ‘persuasion’. Hij wierp Mo een reddingsboei toe.
Mo ging liever kopje-onder. ‘Ik heb Austen nooit echt gelezen. Ik hou meer van detectives, misdaadromans, rechtbankdrama’s.’ Dat was teleurstellend, maar niet funest. Enerzijds was het een tekortkoming, anderzijds een moedige bekentenis. Was Mo toen maar opgehouden.
‘Ik lees niet zo veel vrouwenboeken. Ik hou wel van een goede plot,’ zei hij.
Prudie dronk haar glas leeg en zette het glas zo hard neer dat je de klap kon horen. ‘Austen schrijft retegoeie plots,’ zei ze. ‘Bernadette, ik geloof dat je ons zat te vertellen over je eerste man.’
‘Ik kan ook beginnen met mijn tweede. Of die daarna,’ bood Bernadette aan. Exit plot! Exit Mo!
Dansmeester Wilson klaagde over bepaalde figuren, zoals ‘gebukt naar het midden en weer omhoog’ of ‘helemaal naar de muur en dan weer terug’, omdat ze volgens hem stijf en saai waren. ‘Rechte lijnen,’ zei hij, ‘zijn nuttig, maar niet elegant; en indien toegepast op de Menselijke Gestalte, hebben zij een uiterst onelegant effect.’
‘Begin maar met de politicus,’ zei Prudie. ‘We komen vanzelf bij de anderen. We hebben de hele avond nog.’
Bernadette vond het heerlijk als iemand haar om een verhaal vroeg. Ze ging er eens goed voor zitten. Voor Prudie had ze alles over. ‘Hij heette John Andretti. Hij kwam uit Atherton.’
John was een kei in eerste indrukken. Hij had een aangeboren charme; niemand in de zaal was zo fascinerend als jij. Totdat iemand anders zijn aandacht trok.
Ik leerde hem kennen bij Clear Lake, waar we op Onafhankelijkheidsdag moesten tapdansen. Het was mijn laatste jaar bij de Pepertjes en we waren geen Kleine Pepertjes meer, daar waren we wat te volwassen voor. Inmiddels waren we de Rode Pepertjes. En ik was de kleinste. Ik was de laatste tree, al was ik negentien jaar oud.
Mijn familie had die zomer drie hele weken naar Hawaii zullen gaan. Ik had er zo veel zin in. Maar mijn vader vond dat hij zijn patiënten niet zo lang in de steek kon laten, dus werd het een stacaravan in plaats van een bungalow, een meer in plaats van de oceaan. De ene klotedans na de andere. Madame Dubois had ons dat jaar allemaal in de stippen gestoken. Er heerste een flamenco-rage. In haar hoofd.
Pa kwam met ons mee omdat hij dol was op vissen. Er zat kwik in Clear Lake, van de oude mijnen, maar daar dachten we toen totaal niet bij na. Nu zeggen ze dat je maar één keer per maand vis uit dat meer mag eten, en dat na jarenlang schoonmaken. Ik hield niet van vis, dus zat ik maar wat met mijn vork te prikken, al zeurde Moeder altijd dat we het moesten opeten. Ze noemde vis altijd ‘hersenvoer’, dat dachten we toen allemaal. Nu lees ik dat ze waarschuwingsetiketten op de tonijn plakken. Maar eieren zijn wel weer goed. Je hebt goede vetten en slechte vetten.
Ik heb ooit het eind van een thermometer afgebeten om te zien of het kon. Bleek doodsimpel te zijn. Ik spuugde het kwik meteen weer uit, maar Moeder was zo overstuur dat ze me meteen een braakmiddel gaf. Terwijl ze me al die jaren later zat te dwingen om die vis te eten.
Ik ging vaak zwemmen, en dat was vast niet veel beter voor me. Ik had net leren waterskiën. Dus zat ik op een dag op het water en John sneed me met zijn boot, en in zijn kielzog ging ik kopje-onder. Hij keerde om om zijn verontschuldigingen aan te bieden en haalde me aan boord, en schreeuwde tegen mijn vader dat hij me naar de kust zou brengen. Hij zei altijd dat hij me als een vis had opgehaald. Jij bent het kleinste wat ik ooit uit het water heb gevist, zei hij altijd tegen me. Ze hadden moeten zeggen dat ik je weer terug moest gooien.
Hij was een goede politicus, althans wat gekozen worden betreft. Hij onthield namen van mensen, en niet alleen hún namen, maar ook die van hun vrouw, man, kinderen. Hij kon goed vertellen.
Bernadette knikte beleefd tegen Mo. ‘Mensen realiseren zich niet altijd hoe belangrijk dat is in verkiezingen. Stemvee houdt van een goed verhaal. Iets simpels.’
Dat van John was klassiek. Of anders cliché. Hij kwam uit een heel arm nest, en hij zorgde dat je dat van meet af aan wist. Zijn toespraken gingen allemaal over zijn schamele achtergrond – de obstakels die hij had overwonnen, de teleurstellingen die hij had doorstaan. Wat hij zichzelf allemaal had gezworen als het even tegenzat. Ik zal nooit meer honger lijden, op mijn erewoord. Stoere praat.
Waarbij hij liet doorschemeren dat hij ooit bedonderd was. Dat was het geniale ervan. Hij bleef er vaag over, maar liet wel duidelijk merken dat hij te goed was om je alle details te geven. Niet iemand die uit de school klapte. Niet iemand die wrok bleef koesteren. Je moest hem wel bewonderen om zijn gulheid en vastberadenheid.
In werkelijkheid was hij de verbitterdste man die bestond. Hij hield een lijstje bij van beledigingen. En dan bedoel ik een echt lijstje, waar dingen op voorkwamen die twintig jaar eerder waren gebeurd. Er was een jongen, Ben Weinberg. Ze hadden bij elkaar op school gezeten; Johns vader werkte voor Bens vader. Ben was slim, populair, sportief en had veel oud geld. Het beste van alle werelden. John moest keihard knokken om maar een tiende te krijgen van wat Ben in de schoot geworpen kreeg. In Johns verhaal was John Oliver Twist en Ben Little Lord Fauntleroy.
Toen John zestien was noemde Ben hem een keer een irritant strebertje, en daar stond Ben, twintig jaar later, op nummer drie van Johns lijstje. Zijn moeder stond op nummer één en twee.
‘Zo makkelijk om geen streber te zijn als je aan de top wordt geboren,’ zei John. Toen waren we al getrouwd en begon ik het door te krijgen. Daarvoor had ik het allemaal geloofd. Ik zag dat lijstje pas toen ik er voor het eerst op voorkwam. Ik had toen totaal geen mensenkennis.
Ik hoop dat ik sindsdien wat heb geleerd. Iemand die echt integer is, probeert jou niet zijn integriteit te verkopen. Mensen die echt integer zijn hebben het zelf vaak nauwelijks door. Soms zie je een campagne die gericht is op karakter, oprechtheid, eerlijkheid, en dan moet je je gaan afvragen: wat heeft die vent te verbergen?
Maar goed. Allemaal achteraf gepraat, zeggen ze dan.
‘Tout le monde est sage après le coup,’ zei Prudie.
‘Inderdaad, meid,’ zei Bernadette.
Nadat Lloyd en Mattie waren vertrokken om te gaan trouwen, zei Madame Dubois dat we geen van allen meer een vriendje mochten hebben, omdat het slecht was voor ons optreden als we een reputatie kregen. We moesten niet vergeten dat we dames waren. Dus deden John en ik alles stiekem, en uiteindelijk liet ik mijn dansschoenen achter en ontsnapten we naar Las Vegas om te trouwen in de Wee Kirk o’ the Heather. Er werkte een ontzettend aardige vrouw, Cynthia nog wat. Ik weet nog dat ze vertelde dat ze vóór dit werk op de stoffenafdeling van Woolworth had gewerkt, en dat ze de gratis coupons miste die ze daar kreeg. Grappig hè, wat je je allemaal herinnert. Er hingen een paar jurken in de kapel, maar ze waren me allemaal te groot. Ik was toen ontzettend klein, niets uit de rekken paste.
Dus vermaakte Cynthia ter plekke een rok voor mij en ze kamde mijn haar en maakte me op. Er waren een paar stellen vóór ons; we moesten nogal lang wachten. Ze gaf me een sigaret. Ik heb mijn hele leven alleen maar die ene keer gerookt – het was er de perfecte gelegenheid voor. Cynthia merkte op dat ik voortaan Nettie Andretti zou heten; daar had ik niet eens bij stilgestaan. In die tijd werd ik Nettie genoemd. Op die dag ben ik mijn hele naam gaan gebruiken, Bernadette.
Terwijl Cynthia mijn kapsel deed, vertelde ze een verhaal: dat er een vloek op haar familie rustte omdat haar opa ooit een spierwitte kat had aangereden. Hij zei dat het een ongeluk was, maar dat was vast niet zo, want als er sindsdien iemand in de familie doodging, zag die altijd eerst een witte kat. Haar oom zag een witte kat vanuit zijn slaapkamerraam toen hij nog maar zesentwintig was. Het beest flitste over het grasveld, griste een van zijn sokken van de waslijn en vluchtte ermee over het hek. En toen hij diezelfde avond met een stel vrienden ging stappen, werd hij tijdens een kroeggevecht vermoord door iemand die dacht dat hij een ander was. Ze hebben die sok nooit meer teruggevonden.
Cynthia was me dit allemaal aan het vertellen. Ze had net gezegd dat haar moeder had gezegd dat ze niets van al die onzin moest hebben en zelf een witte kat had gekocht om het te bewijzen. Ik weet nog dat er daarna iets raars was gebeurd door de manier waarop Cynthia het vertelde, maar ik heb nooit gehoord wat. John en ik werden toen net geroepen en ik moest trouwen. Ik was heel chagrijnig toen ik mijn huwelijksgelofte aflegde, want ik wilde weten hoe dat verhaal over die witte kat afliep. Ik heb me altijd afgevraagd hoe het eindigde.
Het jaar voordat ik John ontmoette had Mattie me gesmeekt om bij haar en Lloyd langs te komen. Hij had het Licht gezien en ze zaten bij een commune op een ranch in Colorado. Mijn moeder werd zo kwaad als ze eraan dacht dat ik met zo weinig moeite met Lloyd had kunnen trouwen, omdat hij mij eerst helemaal had zien zitten. En nu bleek hij zo gelovig te zijn. Ze was echt ontzettend burgerlijk. Ze had moeten weten dat er niets achtenswaardigs is aan fanatiek rechtschapenen. Ze pakte mijn koffer in alsof ik vier weken lang de bijbel ging bestuderen.
De commune werd geleid door ene dominee Watson. Ik vond hem een megalomaan. Lloyd vond hem voorkomend. Lloyd had het altijd al prettig gevonden om bevelen op te volgen.
Ik geloof niet dat dominee Watson ook maar enige religieuze opleiding had. Hij werd geïnspireerd door de Late Regen-sekte, maar hij knipte en plakte naar gelang het hem uitkwam. Hij predikte dat de attributen van het occulte (dingen als de dierenriem en numerologie) door de duivel van God waren gestolen en het zijn taak was om ze weer voor hun heilige doeleinden beschikbaar te maken. En er was ook iets met buitenaardse wezens, maar ik weet niet meer precies wat. Ze kwamen ons halen, of ze waren al geweest en hadden ons achtergelaten. Een van de twee.
Toen ik er was liet hij ze allemaal het boek Nuclear Powers With God, Through Praying and Fasting lezen, waarin stond dat je bovennatuurlijke krachten kon krijgen als je je lusten leerde beheersen. Je zou verlost zijn van de zwaartekracht. Je zou onsterfelijk worden. Dus zei dominee Watson dat we allemaal aan onthouding moesten doen en moesten vasten. We aten vooral aardappelpannenkoekjes omdat dat goedkoop was, dus het vasten was nogal overbodig, en op mij had het celibaat geen effect, maar Mattie vond het wel erg. In de commune had niemand een vast inkomen. God zou in hun onderhoud voorzien. Ik had mijn ouders wel willen bellen dat ze me moesten komen halen, maar alle telefoons waren afgesloten.
Zodra Lloyd hoorde dat je onsterfelijk kon worden, wilde hij onsterfelijk zijn. Elke dag dat hij niet opsteeg naar de hemel was een grote teleurstelling voor hem. En voor dominee Watson, en Lloyd vond de teleurstelling van de dominee nog erger dan die van hemzelf.
Ze probeerden me allemaal binnen te halen, zelfs Mattie. Ik nam het haar niet kwalijk; ik dacht alleen maar dat ze moest worden gered. Op een dag vroeg Lloyd of ik met hem het ouijabord wilde raadplegen. Hij was radeloos. Hij kon nog steeds niet vliegen en de geesten praatten niet tegen hem, al zonden ze de rest van de commune met het grootste gemak berichten. Ik vond het zielig om hem zo gedeprimeerd te zien en was het hele gedoe sowieso zat. Ik bedoel, mijn vader zat bij de vrijmetselarij en ik was een jaar lang koningin van Job’s Daughters geweest. We gingen naar de kerk. Ik zong in het kerkkoor. Maar ik had mijn verstand er niet door verloren.
Dus duwde ik de planchette. Ga weg bij Watson, liet ik het spellen. Lloyd vloog zo snel overeind dat zijn stoel omviel. Hij ging linea recta naar dominee Watson en zei dat Satan in ons midden was, en dominee Watson kwam meteen mee terug om hem te verdrijven. Het werd een enorme toestand en ik vond het wel leuk, want het was minder saai dan daarvoor, maar dominee Watson liet zijn blik op mij vallen en het was een argwanende blik.
Er waren maar vier vrouwen in zijn congregatie, en we kregen steeds meer over Eva te horen. Niets positiefs. Dominee Watson geloofde dat Eva veel meer had gedaan dan alleen maar praten met de slang in het paradijs. Hij dacht dat ze ermee had geslapen. Hij vertelde ons dat ware gelovigen afstammelingen waren van Adam en Eva, en toen, terwijl hij mij recht aankeek, dat ongelovigen afstamden van Eva en de slang. En omdat het Adams ondergang was geweest om naar Eva te luisteren, mochten de vrouwen nu niet meer praten. Al het kwaad op de wereld kwam volgens dominee Watson van het luisteren naar een vrouwenstem.
Mattie was bang om tegen dominee Watson in te gaan. Daar zat ik dan, vier weken lang bij haar te gast en ik mocht alleen maar praten als niemand me kon horen, wat toch niet helemaal de bedoeling is van praten. Maar dominee Watson ging naar een conferentie in Boston en toen hij terugkwam, mochten we weer praten, omdat hij een nieuw plan had om het aardse niveau van ons leven hier te ontstijgen. Bij het nieuwe plan hoorden psychotomimetica. Late Regen met lsd. Zure Regen dus.
Lloyd was dagenlang high. Eindelijk had hij zelf visioenen. Hij zag dat hij wel kón vliegen, maar dat hij niet wílde. Wat moet ik toch bewijzen? vroeg hij zich af. Ik nam het zelf ook. Ik werd er zo gelukkig van. Alles om me heen begon te dansen. Pannen. Paaltjes. Geiten.
Ik zag het allemaal van bovenaf, alsof het leven één groot Busby Berkely-nummer was. We zaten op die ranch, helemaal afgesloten van de buitenwereld. Het was winter. Er streken honderden kraaien neer in de bomen voor de keuken. Het waren er zo veel dat het leek alsof de bomen zwart waren uitgelopen. Ik ging naar buiten en ze golfden in ingewikkelde figuren naar boven, als woorden die in de lucht stonden geschreven. Ze streken weer neer en krasten naar me. ‘Ga,’ zeiden ze. ‘Ga. Ga.’
‘Ik ben dol op kraaien.’ Bernadette keek Mo aan. ‘Ik hoop dat je veel kraaien in je boeken stopt. Ze zwermen vast boven je suikerbietenvelden. Vooral als er lijken worden opgegraven. Je kunt kraaien aanwijzingen laten vinden. Er zit nu een stel te broeden op de parkeerplaats van het winkelcentrum bij de universiteit. Ik zie ze altijd als ik naar de kapper ga.’
‘Dat doe ik wel, maar dan met eksters,’ zei Mo. ‘Voor mij staan eksters echt voor de Valley. Een recensent zei dat ik een ekstermotief had. Ik gebruik ze als voorbode en als thema. Ik kan wel eens uitleggen hoe ik dat doe.’
‘Hadden we het nou maar over eksters,’ zei Prudie vastberaden. ‘Ga door, Bernadette.’
Nou, het leek me dat als een kraai zei dat je iets moest doen, je dat ook moest doen. Ik ben weggegaan zonder ook maar andere kleren aan te trekken. Ik ben zo die ranch af gelopen. Het was kilometers lopen voor je een weg tegenkwam waar verkeer langskwam, en nog voor ik halverwege was begon het te regenen. Dikke regendruppels, zo dicht dat ik er nauwelijks doorheen kon kijken.
Mijn schoenen zaten onder de modder, alsof ik schoenen over mijn schoenen aan had. Ik weet nog dat ik het heel diepzinnig vond om zoiets te denken. Tijdens het lopen brokkelde de modder af, vormde zich opnieuw. Het maakte mijn voeten zo zwaar dat het leek alsof ik altijd zou blijven lopen. Ik liep vast niet in een rechte lijn. Niet in vogelvlucht.
Toen ik eindelijk bij de snelweg was, was ik nuchter. Liftte mee met een man die ongeveer net zo oud was als mijn vader. Mr. Tybald Parker. Hij schrok ervan hoe ik eruitzag. En hij gaf me op mijn kop dat ik liftte, zei dat dat gevaarlijk was voor vrouwen. Hij gaf me zijn zakdoek.
Ik vertelde hem alles; niet alleen over Mattie en Lloyd en dominee Watson, maar alles wat in me opkwam. De Pepertjes. Mijn vaders tandartspraktijk. Het was zo fijn om weer vrijuit te kunnen praten; ik hoefde niet één keer na te denken over wat ik wel en niet mocht zeggen. Het was zo’n opluchting.
Hij nam een hotelkamer voor me zodat ik kon douchen en slapen, trakteerde me op eten waar geen aardappelen in zaten en hielp me mijn ouders bellen om ze te vragen geld op te sturen zodat ik de bus naar huis kon nemen. ‘Laat je niet voor de gek houden,’ zei hij vlak voor hij wegging. Het was de eerste keer sinds ik Mattie was gaan opzoeken dat ik Gods aanwezigheid in mijn leven voelde.
Twintig jaar lang kreeg ik elk jaar een kerstbrief van meneer Parker, totdat hij overleed. Het waren prachtige brieven, allemaal over mensen die ik niet kende, die afstudeerden, trouwden, op cruise gingen, kinderen kregen. Ik weet nog dat zijn kleinzoon naar de Universiteit van Californië in Los Angeles ging, met een honkbalbeurs.
Dus terwijl ik van alles te weten kwam over John en zijn karakter en zijn wroklijstje, kwam hij dingen over mij te weten. Drugs, sektes. Profetische kraaien. Hij ging nogal door het lint; het was heel slecht voor de campagne. Hij zei dat ik nooit ook maar iets aan iemand mocht vertellen. Ik was het zo zat om mijn mond te moeten houden. Maar ik hield me gedeisd. Raakte zwanger, en John wist zeker dat dat stemmen zou opleveren. Ik zat eindeloos te glimlachen, en hoopte stiekem dat hij zou verliezen zodat ik weer zou mogen praten.
Op een dag stond er een debat op het programma, alle vijf de kandidaten zouden de pers ontmoeten. Ik deed zijn das recht. ‘Hoe zie ik eruit?’ vroeg hij en ik zei dat hij er prima uitzag. Hij was een knappe man. Bleek dat er een onderbroek van me op de rug van zijn jasje zat. Die had in de wasdroger gezeten en was waarschijnlijk statisch geworden. Hij was enorm omdat ik zwanger was, maar hij was tenminste wel schoon.
Ik weet niet hoe die onderbroek op zijn jasje terecht was gekomen. Hij zei dat ik hem er tegenaan had gehouden toen ik hem vasthield. Alsof ik wilde dat de kiezers en de pers en iedereen mijn onderbroek zou zien! Ik kwam weer op zijn lijstje terecht; inmiddels kwam er niemand zo vaak op voor als ik. Bernadette heeft me kapotgemaakt, stond er.
Alsof hij mij daarvoor nodig had. John bleek ook een verleden te hebben, een soort zijspoor van het verhaal dat het publiek kende. Gokschulden en een arrestatieverleden. Ernstige geweldpleging.
Hij ging ervandoor met mijn jongere zusje zonder ook maar van me te scheiden. Mijn vader moest de hele staat naar ze afzoeken om mijn zusje naar huis te halen. Vanwege Johns positie kwam het in de krant. Onze familie kwam er ook niet al te best vanaf. Toen kwam het drugsverhaal uit. De sekte. Een van de Pepertjes zei dat er een vacature was, maar toen ik met Madame Dubois ging praten wilde ze me niet terugnemen omdat ik moeder was, en nog berucht ook. Madame Dubois vond dat er toch wát waarden hoog gehouden moesten worden. Ze zei dat ik een smet zou zijn op het blazoen van de Pepertjes.
Ze zei dat niemand ooit nog met me zou willen trouwen, of met mijn zusje, maar dat bleek geen enkel probleem te zijn.
Indien een mooi Schilderij, fraaie Velden, kristalheldere Beken, groene Bomen en verluchtigde Weiden in Landschap of Natuur zelf zulke heerlijke Panorama’s bieden, hoeveel meer moeten zo talrijke welgevormde Heren en Dames, rijkelijk uitgedost, in de perfecte Uitvoering van deze Oefening, dan de Kijkers wel niet bevallen.
kellom tomlinson, dansmeester
Sylvia besloot eerlijk te zijn tegen Allegra. Ik heb je vanavond echt nodig, zou ze zeggen. Dat lijkt me niet te veel gevraagd. Probeer eens één avond aan mij te denken.
Op de gang kwam ze Allegra tegen, in Sylvia’s tricotjurk. ‘Goed?’ vroeg Allegra.
Sylvia voelde een golf van opluchting, deels omdat Allegra mee zou komen, deels omdat ze niet had gezegd dat dat moest. Confrontaties met Allegra bereikten slechts zelden hun doel. ‘Sexy,’ zei Sylvia.
Allegra’s stemming was verbeterd. Ze had een lichtere tred, een rechtere rug. Ze had Sylvia’s nachtblauwe jurk bij zich met het borduurwerk op de schouders. ‘Dit moet je aandoen.’ Sylvia trok hem aan. Allegra zocht oorbellen en een ketting voor haar uit. Borstelde Sylvia’s haar naar één kant en zette het vast. Deed oogschaduw en lippenstift op, gaf haar een tissue om in te happen. ‘Pues. Vámanos, vámanos, mamá,’ zei ze. ‘Hoe komt het toch dat we zo laat zijn?’
Toen ze naar buiten liepen, pakte Sylvia Allegra’s hand, kneep er even in, liet hem weer los. Bliepte de auto open en gleed een lange, hete avond in.
Het voorgerecht werd opgediend, zalm met snijbonen, geserveerd met een Zinfandel uit de streek. Een extreem succesvolle detectiveschrijver hield de belangrijkste toespraak terwijl iedereen zat te eten. Aanvankelijk waren er problemen met de microfoon, die alleen maar piepte en kraakte, maar dat werd snel verholpen. De hoofdspreker was bondig en voorkomend; hij was perfect.
Toen hij klaar was, vertelde Mo aan Dean dat de juridische passages in de boeken van de extreem succesvolle detectiveschrijver van geen kanten klopten. ‘Veel mensen kan het niet zo veel schelen,’ zei Mo. ‘Ikzelf ben nogal gebrand op accuratesse.’ Hij begon de fouten in het laatste boek van de andere schrijver allemaal voor Dean op te sommen. ‘Veel mensen snappen niet hoe de ontdekkingsfase in zijn werk gaat,’ zei hij. Dat wilde hij best uitleggen.
Bernadette leunde over naar Prudie en begon zachtjes te praten. ‘Ik heb misschien wat dingen verdoezeld. Ik wist niet dat Mo zo’n pietje precies was. Ik dacht dat hij alleen maar van plots hield. Dus heb ik er het een en ander aan toegevoegd. Sport. Lingerie. Spannende zusjes. Mannendingen.’
‘Drugs. Pratende beesten,’ zei Prudie.
‘O, die kraaien heb ik niet verzonnen.’
Prudie had geen dringende behoefte om te weten wat nou wel waar was en wat niet. Later misschien. Maar Bernadette was haar moeder niet; misschien hoefde ze het wel nooit te weten.
‘Mijn echtgenoten waren geen van allen slechte mannen. Ik was het probleem. Het huwelijk leek zo benauwd als ik erin zat. Ik vind het trouwen zelf leuk. Verkering heeft een plot. Maar als je getrouwd bent heb je geen plot. Alleen maar telkens weer hetzelfde. Dezelfde ruzies, dezelfde vrienden, dezelfde dingen die je doet op zaterdag. Ik kreeg altijd last van die eentonigheid.
En dan kon ik mezelf niet helemaal vinden in een huwelijk, met wie ik ook getrouwd was. Er waren dingen die John wel leuk vond aan mij, en weer andere dingen die anderen leuk vonden, maar ze konden me niet in mijn geheel aan. Dus hakte ik er een stuk af, maar dan ging ik het missen, wilde ik het weer terug. Ik ben pas echt verliefd geworden toen ik mijn eerste kind kreeg.’
De muziek werd hervat. Prudie kon de zwarte vrouw zien, sans nerts, dansend. Zonder schoenen en zonder stola. Haar partner was een gezette, kale blanke man. Er stonden drie paren op de dansvloer, maar dit stel trok de aandacht. Het had iets heel ongerijmds, chic gekleed zijn en erop los swingen. Je moest goed kunnen dansen om daarmee weg te komen. Prudie vroeg zich af of ze getrouwd waren. Was zij zijn eerste vrouw? Had zij een stuk van zichzelf afgehakt om bij hem te passen? Als dat zo was, dan zag ze er zo zonder best gelukkig uit.
Nu stonden er acht paren op de dansvloer. Volgens Prudies berekening bestond de helft daarvan uit rijke mannen met hun tweede vrouw. Dit baseerde ze op het verschil tussen de jeugdigheid en aantrekkelijkheid van de vrouw en die van de man, en namens Sylvia keurde ze het af. Zelf was ze getrouwd met een man die veel knapper was dan ze verdiende, en zo moest je het volgens haar ook aanpakken.
Dean zag dat Prudie naar de dansvloer zat te kijken. ‘Ga mee dansen, liefje,’ zei hij. Het was duidelijk een pleidooi om de gedetailleerde beschrijving van zoeken en grijpen te omzeilen.
Sinds haar moeder was overleden had Prudie niet meer gedanst, zelfs niet alleen in de woonkamer op Smokey Bill Robinson. Maar Prudie dacht dat ze dit wel kon doen voor Dean. Dat was niet te veel gevraagd. ‘Goed,’ zei ze. Ze realiseerde zich dat ze het niet kon. ‘Straks. Later misschien.’
‘En jij, Bernadette?’
Bernadette deed haar oorbellen uit en legde ze naast haar bord. ‘Anders ga ik nog tegen de vlakte,’ zei ze en ze liep achter Dean aan.
Er viel een schaduw over Prudie. Het bleek Jocelyn te zijn die eindelijk was komen opdagen en zich vooroverboog om haar op de wang te kussen. ‘Gaat het nog?’ vroeg Jocelyn. Ze rook naar zweet en zeep uit het zeepapparaat. Haar haar was nat en stond van haar gezicht af. Haar make-up was hier en daar weggeveegd. Ze viel neer in de stoel naast Prudie, boog voorover, trok een schoen uit en masseerde haar voetholte.
‘Je hebt de soep en de hoofdspreker gemist. Ik maakte me zorgen,’ zei Prudie. Dat was eigenlijk niet waar, maar dat kwam puur omdat Bernadette haar had afgeleid en niet door Jocelyn. Prudie had zich wél zorgen moeten maken. Jocelyn kon mensen opzettelijk beledigen, maar ze was nooit onattent. Jocelyn kwam nooit te laat. Jocelyn was nooit – onverzorgd. Wel bizar, dat Bernadette er beter uitzag dan Jocelyn. ‘Geen spoor van Sylvia,’ zei Prudie tegen haar. ‘En ook niet van Daniel. Wat betekent dat volgens jou?’
‘Ik ga haar wel even bellen,’ zei Jocelyn. Ze trok haar schoen weer aan. ‘Het verbaast me van Daniel. Allegra zei dat hij hier absoluut zou zijn.’
‘“Misschien gebeuren er dingen die meer mensen schade berokkenen dan alleen mijzelf”?’ suggereerde Prudie.
‘Sylvia zou nooit een rel schoppen.’
‘Jij wel.’
Jocelyn liep weg. Grigg ging naast Mo zitten. Er stonden een paar lege stoelen tussen die van Grigg en die van Jocelyn. ‘Your Love is Lifting Me Higher’, speelde de band. Maar dan zonder woorden. ‘Kun jij Jocelyn thuisbrengen?’ vroeg hij aan Prudie. ‘Straks? Na het feest? Mijn benzine is op.’
‘Ja hoor,’ zei Prudie. ‘Maar Dean gaat wel even met je mee om te tanken. Wanneer je maar wilt.’
Jocelyn kwam terug bij de tafel. ‘Ze zijn vijf minuten hiervandaan,’ zei ze. ‘Ze zijn er bijna.’
Grigg was aan het eten. Hij draaide zijn stoel naar Mo toe. ‘Zo. Detectives. Ik ben dol op detectives. Zelfs al lopen ze volgens een vast stramien, ik vind het een fantastisch stramien.’
‘Die van mij lopen niet volgens het stramien,’ zei Mo. ‘Eén keer had ik zelfs pas helemaal aan het eind een moord.’
Wie hield er nou niet van detectives? ‘Hoe ken je Bernadette?’ vroeg Prudie aan Jocelyn.
‘Ze was getrouwd met mijn peetoom.’
‘Wat deed ze eigenlijk?’
‘Qua werk? Vraag maar aan haar.’
‘Dat zou te lang duren,’ zei Prudie.
‘Ik weet niet of ik het wel kort kan houden. Ze heeft haar school nooit afgemaakt, dus deed ze altijd van alles en nog wat. Onderwijsassistente. Manicure. Ik weet nog dat ze vertelde dat ze een keer op een kermis heeft gewerkt, dat ze mensen ringen om stapels borden liet gooien. Ze is een poosje een van de Sneeuwwitjes geweest in Disneyland. Dierenoppas. Meestal was ze bezig met trouwen. Heel Austenachtig, behalve dat het er zo veel waren. Dat wil ik niet geldbelust laten klinken. Je weet hoe optimistisch ze is; ze dacht telkens dat ze het dit keer wél zou uithouden. Vroeger maakte ik me zorgen om haar kinderen, maar alleen maar in het begin. Het leek altijd goed met ze te gaan, en ze zijn prima terechtgekomen.
Ze was mijn favoriet van al Bens vrouwen. Ze woonden in een groot oud huis in Beverly Hills met een veranda rondom en een prachtige tuin. Er was een vijver met goudvissen en een houten bruggetje. Het was er echt fantastisch.’
‘Toch niet Ben Weinberg?’
‘Ken je die? Hij is een poosje een hoge pief geweest in Hollywood. Hij heeft heel wat Fred Astairefilms gemaakt.’
Easter Parade. ‘Jezus mina,’ zei Prudie. ‘Te veel intriges!’
Ze wendde zich weer naar de dansvloer. Achter het vijf verdiepingen hoge raam was het avond, binnen hingen er strengen lichtjes over de balkons, nu fonkelend als een sterrenhemel. De band was klein en ver weg. Ze zag Dean: lang, knap en een beetje harkerig als hij danste, maar wel op een goede manier.
Bernadette was mollig maar flexibel. Ze kon echt schudden met haar schouders, had losse knieën, schokkende heupen. Het ene moment stond ze te sugarfooten, het volgende moment te tapdansen. Een beheerste, gedistingeerde cha-cha-cha. Jammer dat Dean met haar stond te dansen. Hij belemmerde haar duidelijk.
In de parkeergarage deed Sylvia de auto op slot en wachtte samen met Allegra op de lift naar de straat. Ze was ontspannen, opgelucht. Jocelyn had gebeld om te zeggen dat Daniel niet was komen opdagen. Sylvia had Allegra vergeven dat ze het die avond bijna had laten afweten (en voelde zich nu schuldig dat ze haar had meegesleurd). Ze had Allegra zelfs vergeven voor het ernstige misdrijf dat ze Allegra ongelukkig maakte.
Ergens bij de tweede verdieping zei ze: ‘Weet je, ik denk niet dat er iets bestaat wat echt onvergeeflijk is. Niet als er liefde in het spel is,’ maar Allegra stond een reclame voor geboortebeperking te lezen op de muur van de lift en gaf geen antwoord.
Jocelyn sprak met Prudie, maar zei het zo dat Grigg en Mo het ook zouden horen. ‘Vind jij ook niet dat mensen die goed kunnen dansen dat meestal niet tegen andere mensen zeggen?’
‘Elke debiel kan dansen,’ zei Grigg. Hij stond op, liep naar haar toe en bood haar zijn hand. Jocelyns voeten deden pijn tot aan haar knieën, maar ze gunde Grigg de voldoening niet om dat te zeggen. Als hij niet te moe was om te dansen, dan was zij dat ook niet. Ze zou dansen tot ze erbij neerviel.
Ze negeerde de hand, stond zonder zijn hulp op.
Ze keek hem niet aan. Hij keek haar niet aan. Prudie keek hoe ze samen wegliepen, met boze rug, boze armen, perfect gelijk opgaande boze stappen.
Sinds haar moeder was overleden, was Prudie wispelturig. Ze had hier best een leuke avond; ze had Bernadettes verhalen aangehoord, de draak gestoken met Mo. Nu voelde ze zich ineens in de steek gelaten door Dean en door Bernadette, Jocelyn en Grigg. Het was idioot, ze waren alleen maar gaan dansen, maar toch was het zo: ze hadden haar helemaal in de steek gelaten. Iedereen liet haar altijd maar in de steek.
‘Ik voel me zo zweverig,’ zei ze tegen Mo. ‘Alsof de draad die me met deze aarde verbindt is geknapt.’ Zoiets zou ze niet tegen Dean kunnen zeggen. De gedachte dat hij haar niet op de grond kon houden zou hem zo kwetsen. Ze kon het alleen maar tegen Mo zeggen omdat ze te veel op had en hem nooit meer zou zien. Of zijn stomme boeken zou lezen.
‘Dan is het tijd om te zweven,’ zei Mo. Hij leunde over de tafel heen om het te zeggen, zodat de zinnia onder zijn kin streek. Hij kwam dichtbij genoeg om te zien dat ze huilde, en ging toen op een hulpeloze, verschrikte manier weer rechtop zitten. ‘Niet doen!’ zei hij tegen haar. ‘Ga liever mee dansen. Als je tenminste denkt dat Dean het niet erg vindt.’ De band speelde ‘Come Together’ van de Beatles, dat van alle honderden Beatlesliedjes haar moeders absolute favoriet was.
‘Laten we het maar niet doen en zeggen van wel,’ antwoordde Prudie bijna, want dat zou haar moeder hebben gezegd.
Maar het was zo aardig van Mo om dat te zeggen. In zekere zin was het wel een gezond advies. Een plan zelfs. Ga liever dansen. Ze kon hier blijven zitten, alleen, als je Mo niet meetelde, en die telde niet, of ze kon zichzelf ertoe zetten om deel te nemen aan het feest. Ze veegde haar ogen af met haar servet, vouwde hem op en legde hem op tafel. ‘Goed,’ zei Prudie.
Wat was er nou erg aan dat ze een eerdere uitnodiging had afgeslagen van de man van wie ze hield? Hij zou het haar vast nog wel een keer vragen. Tot die tijd waren er lichtjes en bloemen, glazen ringen en bronzen vossenkoppen. Rijke mannen en aardige mannen die gewoon van een goede plot hielden. Als de muziek maar goed was, waarom zou ze dan niet met allemaal dansen?
Bernadette vertelde ons:
Aan het eind van Pride and Prejudice zijn Jane, Elizabeth en Lydia Bennet allemaal getrouwd. Dan blijven er nog twee ongetrouwde Bennetmeisjes over: Mary en Kitty.
Volgens Austens neef huwelijkte ze die later uit. Ze vertelde haar familie dat Kitty Bennet uiteindelijk trouwde met een predikant die in de buurt van het landgoed van de Darcy’s woonde. Mary trouwde met een klerk uit het kantoor van haar oom Philip, zodat ze in de buurt van haar ouders kon blijven wonen, in het enige wereldje waarin ze iets kon betekenen. Volgens Austen waren beide huwelijken goed.
‘Ik vind het altijd fijn om te weten hoe een verhaal afloopt,’ zegt Bernadette.
#
Augustus
#
ONDERWERP: Re: Mama
DATUM: 05-08-02 08:09:45
VAN: Airheart@well.com
AAN: biancasillman@earthlink.net; Catwoman53@aol.com
Ha Harristeam,
Mrs. Grossman heeft vanochtend gebeld. Ze vond dat we moesten weten dat onze achtenzeventig jaar oude moeder op twee hoog de dakgoten stond schoon te maken. Ik heb gezegd dat we Tony hadden ingehuurd voor de linke klusjes, maar Mrs. Grossman zei dat Tony al naar de universiteit is omdat hij op voetbalkamp gaat. Dus een van ons zal erheen moeten om iemand anders te zoeken.
(En wat is er met Grigg aan de hand? Gisteravond belde hij me op met zo’n rasperige stem, hij wil duidelijk laten weten dat er iets aan de hand is, maar hij zegt niet wat.)
Amelia
ONDERWERP: Re: re: Mama
DATUM: 05-08-02 11:15:52
VAN: Catwoman53@aol.com
AAN: Airheart@well.com; biancasillman@earthlink.net
Iedereen moet volgens mij wel weten dat dit precies mama’s bedoeling is. Ze weet dat Mrs. Grossman gaat bellen en dan komen wij allemaal over als vreselijke dochters die haar verwaarlozen en moet er als een gek iemand komen opdraven. Ik bedoel, natuurlijk moet er iemand gaan, maar het is een geslepen mens en waarom kan ze het niet gewoon aan ons vragen? Volgens mij moet ze gewoon in een verzorgingshuis worden opgesloten totdat ze belooft dat ze van dat dak afblijft.
En nog even over Grigg, ben ik de enige die denkt dat hij weer verliefd is? En dat werd tijd ook. Hoe lang was het geleden van Sandra?
liefs, Cat
ONDERWERP: Re: re: re: Mama
DATUM: 05-08-02 12:27:59
VAN: Airheart@well.com
AAN: Catwoman53@aol.com; biancasillman@earthlink.net
Wij zijn verantwoordelijk voor Griggs beroerde liefdesleven. Geen enkele vrouw kan aan ons tippen.
A
ONDERWERP: Mama en Grigg
DATUM: 05-08-02 13:02:07
VAN: biancasillman@earthlink.net
AAN: Airheart@well.com; Catwoman53@aol.com
Het is hier zo stil dat ik het niet erg vind om me met mama te bemoeien. (We zíjn toch ook vreselijke dochters die haar verwaarlozen?)
Ik weet bijna zeker dat Grigg iemand in zijn leesclub leuk vindt. Ik weet alleen niet of zij hem ook leuk vindt. Hij heeft mij gisteravond ook gebeld, ontzettend laat, ontzettend somber. Ik ben bang dat Sandra hem nog kwetsbaarder heeft achtergelaten dan ze hem aantrof. (Wat is die padvinderskreet ook al weer? Laat de kampeerplek beter achter dan je hem hebt aangetroffen? Sandra heeft dus niet bij de padvinders gezeten.) Ik heb altijd het idee gehad dat ze hem voor zijn computerkennis heeft gebruikt.
Liefs aan mannen en kinderen, Bianca
ONDERWERP: Re: Mama en Grigg
DATUM: 05-08-02 13:27:22
VAN: Catwoman53@aol.com
AAN: Airheart@well.com; biancasillman@earthlink.net
Sandra was verschrikkelijk. Weet je nog die Kerstmis bij jou, Amelia? Weg bij die mistletoe, dame. Hou je handen waar wij ze kunnen zien. We hebben hem nog gewaarschuwd. Maar hij ziet een knap smoeltje en luistert gewoon niet meer naar zijn zussen.
XXXXXX, Cat
ONDERWERP: Re: re: Mama en Grigg
DATUM: 05-08-02 17.30.22
VAN: Airheart@well.com
AAN: Catwoman53@aol.com; biancasillman@earthlink.net
Als Grigg weer verliefd is, dan moet iemand dat ook maar even gaan regelen.
A