Perry Rhodan en zijn getrouwen hebben sinds de tijd van de Derde Macht, die na vele conflicten de politieke eenheid van de aardse mensheid bracht, een lange en moeilijke weg afgelegd.
Met behulp van de door hen gebruikte supertechniek van de Arkoniden hebben ze de Terranen de weg naar de sterren gewezen - ondanks veel verzet en tegenwerking van binnen en buiten.
Doordat ze ook in het grootste gevaar niet aarzelden of opgaven, maar naar uitwegen zochten, slaagden ze er in, het zonne-imperium voor de mensheid te behouden en zelfs uitte breiden!
Intussen is op de aarde het jaar 2045 aangebroken. Het is overal betrekkelijk rustig, en Gucky, Perry Rhodans bekwaamste, zij het ook minst gedisciplineerde mutant, besluit, na vele dienstjaren in het mutantenkorps, weer eens een bezoek te gaan brengen aan Tramp, de planeet waar hij geboren is.
Gucky krijgt zijn verlof - hij heeft het ten slotte eerlijk verdiend - en vertrekt alleen met een space-jet... en belandt in een chaos van ONTKETENDE KRACHTEN ...
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:
Perry Rhodan - Regent van het zonne-imperium.
Reginald Bull - Vriend en vertrouweling van Perry Rhodan.
Gucky - De muisbever heeft heimwee.
Walter Grimpel - Chef van het energie-peilstation in Terrania.
Joe Pasgin - Commandant van de Burma.
Mclntosh - Radio-officier van de Potomac.
Dr. Innogow - Hij weet niets van de Orgs, maar houdt zich met hun sporen bezig.
1.
Ze zagen er niet alleen uit als monsters, het waren ook monsters.
Hun Januskop had de vorm van een langgerekte druppel, uitlopend in een twintig centimeter lange spits, die als zend- en ontvangantenne voor hun hersentrillingen diende. Toch waren het evenmin telepaten als mensachtigen.
De druppelvormige kop had vier gezichtsorganen, die paarsgewijs tegenover elkaar stonden. Hij ging via een soort dubbel kogelgewricht in de twee meter lange, bruin geschubde wespenromp over, waarvan het bovenste derde gedeelte voorzien was van vier armen en die op drie telescoopachtige poten rustte.
Zette zo'n monster zich in beweging, dan bleek dat de gewrichtloze poten als plotseling belaste schokdempers werkten en het slanke, slechts dertig centimeter dikke insectenlichaam zich met rukkerige sprongen voorwaarts, zijwaarts of achterwaarts bewoog.
Ze waren enige uren geleden met duizenden uit hun vloot van ruimteschepen gestroomd, terwijl de oorspronkelijke bewoners van de door deze monsters bezette planeet - grappige, nauwelijks een meter grote muisbevers - met hun kinderlijke verstand toekeken, zonder te vermoeden, dat die vreemde wezens de dood met zich meebrachten.
De vreemdelingen waren met tweehonderd ruimteschepen op de koude, woeste planeet geland, die door de mensen Tramp werd genoemd.
Tramp was de enige planeet van een stervende zon, waar hij op een afstand van 0,78 astronomische eenheden omheen draaide. Hij was iets minder dan de helft kleiner dan de aarde en de zwaartekracht bedroeg er 0,53 g.
Op Tramp waren geen zeeën en geen bergen. Drie kwart van het oppervlak bestond uit roodachtige, ijzeroxidenhoudende woestijn.
De monsters waren met hun ruimteschepen aan de rand van de woestijn, dichtbij de equator van Tramp geland.
Terwijl de druppelvormige kop van de monsters, evenals de Romeinse god Janus twee gezichten had, hadden ze hun ruimteschepen eveneens die vorm gegeven, maar twee van die rompen met elkaar verbonden.
Met de zekerheid van oppermachtige veroveraars stroomden ze reeds kort na de landing uit de schepen, waarvan er echter niet één langer dan tweehonderd meter was. Ze schenen stuk voor stuk hun taak te kennen. En zo monsterachtig als ze er uitzagen, zo onbegrijpelijk was hetgeen ze deden.
Plotseling zweefden, door onzichtbare krachten gedragen en gestuurd, reusachtige machine-onderdelen met groteske vormen uit de schepen. De vanuit de verte uit hun schuilplaatsen toekijkende muisbevers voelden hun lust tot spelen ontwaken, die behalve eten en slapen hun leven vulde. Ze activeerden hun telekinetische krachten en grepen daarmee naar de vrij zwevende machine-onderdelen, om ermee te spelen.
Vrijwel op hetzelfde moment lagen enige tientallen muisbevers, schelle kreten uitstotend, op de grond te kronkelen. Even later stierven ze.
Ruim de helft van de toekijkende wezens was getuige geweest van de onverklaarbare dood van hun makkers, maar geen van hen kwam op de gedachte, dat hun plotselinge dood verband hield met hun poging om te spelen - te spelen met de machines van de vreemdelingen, die geruisloos uit de ruimteschepen zweefden en neerkwamen op plaatsen waar even tevoren de monsters groepsgewijs aan het werk waren geweest.
Ze namen geen notitie van het drama dat zich enige honderden meters verder afspeelde. Ze zagen de speelzin van de muisbevers als een uiting van nieuwsgierigheid, die door de zelfstandig denkende en handelende Orgh, die de machinedelen uit de ruimteschepen stuurde, met dodelijke kracht werd bedwongen. Hun organische kopantennes hadden hen van de afweerhandeling van de Orgh in kennis gesteld, en gedurende een seconde was elke communicatie tussen hun onmogelijk geweest, daar het signaal alles had overstemd.
Nu riep het monster Oger-1 via de organische radio Oger-214 op.
Een van de monsters, die zich het verste weg en in de buurt van de laatste heuvel ophield, was 214. Het was kenmerkend voor de mentaliteit van deze monsters, dat de enkeling geen naam had, doch slechts een kengetal. Wanneer hij een lid vaneen andere shaft ontmoette en zich bekend maakte, moest 214 de benaming Oger vóór zijn nummer noemen.
Een shaft bestond uit hoogstens 317 en minstens 109 leden. Nummer 1 was altijd de shaftgal, autarch hoofd, die slechts verantwoording schuldig was tegenover de Gal. Zijn bevoegdheden waren door wetten vastgesteld, die hem echter zoveel speelruimte gaven, dat hij over leven en dood kon beslissen.
'214, waarom is er nog niet met de grondverplaatsing begonnen?'
Het zend- en ontvangorgaan van 214 werkte op één fase in beide richtingen. Terwijl de ontvanger de vraag van Oger-1 nog naar zijn hersenen doorstuurde en de elektrische impulsen in gedachtentrillingen transformeerde, zond zijn organische zender reeds via de kopantenne het antwoord uit: 'De Orgh heeft zich niet aan de volgorde van aflevering gehouden, Oger-1. Ik heb mijn controlesignaal reeds aan Nebu-56 uitgezonden.'
Nebu-56, in een van de ruim tweehonderd ruimteschepen, had intussen reeds vastgesteld wat de oorzaak van de wanprestatie van de Orgh was geweest. Hij riep zijn shaftgal op.
'Hier 56, Nebu-1. De Orgh is door de aanval van de dieren van zijn tijdschema afgeraakt. Ik schakel over op de Orgh.'
De zelfstandig denkende en handelende Orgh hoorde de scherpe vraag van Nebu-1.
In de hersenkronkels van Nebu-1 klonk nu het antwoord van de Orgh.
'Drie celmembranen uitgevallen door telekinetische aanval. Overname van de functies door het Gel-gedeelte was pas mogelijk na omschakeling. Daardoor is eerst magazijn zeven en daarna pas zes leeggemaakt. De schade kan pas worden hersteld wanneer alles is uitgeladen. Ik moet er op aandringen, dat een nieuwe telekinetische aanval wordt verhinderd!'
Dat was het doodvonnis voor vele muisbevers op Tramp!
Zelfs een machtige shaftgal moest zich bij de eisen van een Orgh neerleggen!
Nebu-1 riep via zijn organische radio Cul-1 op, die voor de veiligheid van alle Orghs verantwoordelijk was.
'Hier Nebu-1! Onze Orgh eist, dat een volgende telekinetische aanval door de dieren onmogelijk wordt gemaakt.'
De monsters kenden niet het begrip 'gesprek'. Alles wat ze tegen elkaar zeiden, had betrekking op hun werk.
Wat onder persoonlijkheid moet worden verstaan, bestond bij hen niet. Alleen de shaft bestond. De monsters werden gevormd volgens het werk dat de shaft waartoe ze behoorden, werd opgedragen.
De Melkweg had, afgezien van de Droefs, nog nooit met monsters van dit extreme formaat kennis gemaakt!
Cul-1 stelde zich onmiddellijk in verbinding met de Orgh, die door de telekinetische aanval van de muisbevers van zijn werkprogramma was afgeweken.
Shaftgal Cul-1 vernam, welke verdedigingsmaatregelen de Orgh op het moment van de aanval had genomen en dat de wezens zonder moeite konden worden vernietigd.
Op hetzelfde moment probeerde ook een groep muisbevers bij de zuidelijke uitlopers van de heuvelrug met de door de lucht zwevende machinedelen te spelen. Vijf van de grappige dieren hadden met elkaar afgesproken welk onderdeel ze met hun telekinetische krachten zouden aangrijpen en op een ijl piepgeluidje van de oudste grepen ze tegelijk de kubusvormige machine aan.
Ze verliet plotseling haar horizontale baan en steeg meer dan twintig meter en begon daar te draaien, toen de vijf dieren het van pijn uitschreeuwden en het machinedeel loodrecht omlaag viel.
De monsters die zich het dichtst bij de plek bevonden waar het moest neerkomen, probeerden op hun drie telescooppoten weg te springen. Toen de vijf muisbevers stierven, begon op de plaats waar de machine was neergekomen een dof gerommel te weerklinken. Steeds meer monsters zetten zich in beweging. Ze moesten daartoe via hun organische radio het bevel hebben gekregen. Hun afschuwelijke twee gezichten met de enigszins op uien gelijkende neuzen, drie vingerbreedten onder het ene oog in dat gedeelte van de kop, toonden noch opwinding noch enig ander menselijk gevoel. Alleen de koortsachtige haast waarmee ze probeerden zich uit de voeten te maken, duidde op gevaar.
De andere muisbevers bleven verbijsterd staan en kwamen niet op de gedachte, dat de dood van hun soortgenoten met de telekinetische poging in verband kon staan. Plotseling verscheen een soort gele stralenkrans als uit het niets en vernietigde hen.
Een tweede stralenkrans vernietigde de overlevenden van de eerste groep.
Maar nu gaf Cul-1, die voor de veiligheid van alle Orghs verantwoordelijk was, op de algemene golflengte van zijn organische radio het speciale bevel, het met machinedelen bezaaide terrein onmiddellijk te ontruimen.
Het doffe gerommel uit de diepte op de plaats waar de uit haar baan gerukte machine was neergekomen, werd van seconde tot seconde sterker.
Even snel en geruisloos als de twee gele stralenkransen waren verschenen om de muisbevers te vernietigen, verdwenen ze weer in het niets. Aan niets was te zien geweest waar ze vandaan waren gekomen.
De onverklaarbare krachtbanen via welke de druppelvormige ruimteschepen onder bevel van een Orgh werden uitgeladen, bestonden ook niet meer. De machinedelen die op dat moment door de lucht zweefden, waren allemaal tegelijk zachtjes op de grond neergedaald, terwijl er tussendoor de monsters naar hun tweeledige ruimteschepen sprongen. Plotseling klonk door de ijle atmosfeer van de planeet een ontzettende knal. Waar de muisbevers met hun spel een machine op de grond hadden doen storten, was een vulkaan in werking gekomen. Geel glanzende energie borrelde uit de door de machine gemaakte krater omhoog en verspreidde zich met angstaanjagende snelheid naar alle richtingen.
Tussen de monsters en de naderende energie, die alles verslond waarmee ze in aanraking kwam, ontstond een wedloop met als doel de ruimteschepen met de dubbele rompen. Een waaiervormige steekvlam reikte nog steeds tot op enige duizenden kilometers boven Tramp. Uit de kleine krater borrelde steeds meer energie en de snelheid waarmee ze zich naar alle richtingen voortbewoog, scheen ook toe te nemen.
Wat uit de vele ruimteschepen was uitgeladen, had reeds opgehouden te bestaan. Enige honderden monsters waren eveneens slachtoffers van de energiestroom geworden. Nu scheen hij echter de metaalmassa's van de ruimteschepen te bespeuren, want plotseling maakten zich beekjes uit de hoofdstroom los en bewogen zich in de richting van het landingsterrein.
Eensklaps was overal een koerswijziging in dezelfde richting te zien. Vreemd genoeg straalde deze, zich dertig centimeter boven de schrale bodem van Tramp bewegende energiestroom, geen warmte uit.
Het oppervlak van de stroom was tot nu toe vrij glad geweest, maar nu de snelheid toenam verschenen er rimpels en golven op!
De in de richting van de ruimteschepen springende monsters werden slachtoffers van hun eigen techniek!
De vijf muisbevers, die met hun natuurlijke speelzucht hadden geprobeerd met een van die door de lucht zwevende dingen te spelen, waren niet voor niets gestorven! Het toeval had hen het hart van een gigantische installatie laten aangrijpen, dat met zijn energie een enorme hoeveelheid aggregaten leven had moeten inblazen.
De monsters stonden machteloos tegenover de ontketende krachten. De vrijgekomen energie snelde echter naar de metaalmassa's van de ruimteschepen toe en greep de eerste drie al.
Alsof met het verslinden van die drie schepen het sein voor nog snellere beweging was gegeven, verspreidde de gele stroom zich plotseling over bijna het gehele terrein waarop de meer dan tweehonderd ruimteschepen waren geland.
Hun vernietiging - hun opname vond geruisloos plaats.
De metalen huid verloor bij de aanraking met de gele stroom plotseling haar vorm, werd vrijwel tegelijkertijd door de voortsnellende energie bedekt, veroorzaakte een wat donkerder gele kleur - en bestond niet meer.
Op Tramp maakten slechts drie ooggetuigen de geruisloze vernietiging van een machtige ruimtevloot mee. Maar die drie muisbevers wisten niet, dat de ondergang van de vreemde schepen hun ras van de volkomen vernietiging redde.
Achttien van de dubbel-druppelvormige ruimteschepen wisten te ontkomen.
Ze stegen geruisloos op. Het negentiende had zich ook reeds van de grond losgemaakt, maar omhoog schietende vangarmen van de energiestromen raakten de metalen huid van het schip nog. En evenals de reeds vernietigde schepen, verloor ook het negentiende plotseling zijn vorm, werd een soort pap - een wat donkerder kleur werd zichtbaar - en ook dat schip was niet meer.
Achttien vreemde ruimteschepen vluchtten in paniek van Tramp weg. Slechts de turbulente luchtmassa's getuigden van hun start; gebulder van motoren was niet te horen geweest. De vreemdelingen verdwenen in de richting van de kleine, zwak stralende zon.
Gedurende vijf planeetdagen lag de waaiervormig uitbreidende energiestroom boven de schrale, koude wereld en verdween de zesde dag spoorloos.
Tramp was weer Tramp - een koude, schrale, op Mars gelijkende planeet, en de muisbevers zetten hun simpele, onschuldige leven van spel voort. Ze vermoedden niet, dat ze op het nippertje aan hun totale vernietiging waren ontkomen.
2
Mclntosh was radio-officier aan boord van de Potomac, drieënvijftig jaar oud en getrouwd.
De Potomac was een vrachtruimteschip van het zonne-imperium, op weg naar de 68 lichtjaren van Tramp verwijderde planeet van Abel, om lysir te laden.
Lysir was een harssoort, die alleen op de planeet van Abel werd gevonden, maar op de aarde in grote hoeveelheden nodig was, om het materiaal waarvan de aardse ruimtepakken werden gemaakt, te veredelen en, wat de dichtheid tegen ruimtestraling betrof, beter te maken dan de Arkonidische pakken.
Mclntosh, die in zijn radiohut zat, dacht noch aan lysir noch aan de planeet Tramp, waarvan Gucky afkomstig was, noch aan ruimtevaart. Hij maakte zich ongerust over zijn twee spruiten, Charles en Ben. De een was achttien jaar en de andere zeventien. De oudste haalde domme streken uit en zijn jongere broer hielp hem daar altijd bij.
Wat zouden ze nu weer uitgehaald hebben? vroeg Mclntosh zich af. Hij zag al op tegen de terugkeer.
Als de Potomac weer op de ruimtehaven van Terrania stond, zou hij zoals gewoonlijk drie dagen verlof hebben, maar Mclntosh zou zich gedurende die drie dagen weer kwaad moeten maken om de streken van zijn jongens, en hij had al meer dan eens diep in zijn zak moeten tasten, om de materiële schade die ze hadden aangericht, te vergoeden.
Maar als die twee zich nu weer hebben misdragen, en ik weer moet betalen, zal ik . . . Verder kwam hij niet met zijn gedachten. De energiepeiler van de Potomac had gereageerd. Op hetzelfde ogenblik was Mclntosh niet meer met zijn gedachten bij de streken van zijn zonen, maar volkomen bij zijn werk als radio-officier.
Mclntosh staarde naar de peileroscillograaf. Op de bovenste helft tekende zich een heilloze wirwar van amplitudes af en op het andere gedeelte een diagram.
Mclntosh, de kleine, zich altijd bescheiden op de achtergrond houdende man, die zich het genoegen gunde, een Menjou-baardje te dragen, en er ondanks alle plagerijen niet aan dacht het af te scheren, sperde zijn ogen wijd open.
Hij haalde heftig adem. Roerloos keek hij naar de oscillograaf, alsof dit apparaat hem onverwacht met de raadsels van het universum had geconfronteerd.
Hoewel hij heel goed wist, dat de kleine computer in zijn radiohut ook alles wat op de peiler-oscillograaf gebeurde opnam, moest hij zich er eenvoudig van overtuigen, of dit nu ook het geval was. Die wirwar van amplitudes, dat volkomen vreemdsoortige diagram, leken hem zo belangrijk, dat hij tegen beter weten in opstond, naar de computer liep en zich ervan overtuigde of deze dit alles opnam.
Daarna ging Mclntosh weer op zijn plaats zitten.
Na overleg met de gezagvoerder schakelde hij zijn hypercom in en riep het energie-peilstation van Terrania op.
'Hier vrachtschip Potomac, kengetal 0-34, radio-officier Mclntosh. Krachtige energiepeiling uit richting planeet Tramp, vermoedelijk afkomstig van die planeet. Afstand van Tramp op dit moment achtenzestig lichtjaren. Amplitudebeeld en diagram op mijn oscillograaf zo onbegrijpelijk en raadselachtig, dat ik om een controle-energiepeiling moet verzoeken!'
Van de aarde, uit Terrania, kwam het antwoord: 'Bedankt voor de mededeling. Energiepeiling op de positie van de planeet Tramp heeft reeds met het gevoeligste apparaat plaats gehad. Wij zullen u oproepen, als we meer informatie nodig hebben.'
Maar de geleerden in Terrania riepen Mclntosh niet weer op.
De Potomac landde op de planeet van Abel, nam daar van de half-intelligente Rikkers, een mensachtig dwergvolk, het begeerde lysir in ontvangst en startte juist voor de terugreis, toen via de hypercom van Terrania het bevel kwam, niet rechtstreeks naar de aarde terug te vliegen, maar eerst een bezoek te brengen aan Tramp en een inspectievlucht om de kleine wereld te maken.
Voordat Mclntosh nog iets kon vragen, had het grote hyperradiostation van Terrania de verbinding al weer verbroken.
Kapitein Hodkin, een man met het voorkomen van een zwaargewichtkampioen, begon te razen en te tieren, toen Mclntosh het bevel via de intercom aan hem doorgaf.
'Die omweg heb jij op je geweten, Mclntosh! Bereid je er maar vast op voor, dat je na onze landing in Terrania geen drie dagen verlof krijgt! Waarom heb ik je ook toestemming gegeven om de radio te gebruiken?'
Een half uur later ging de Potomac in de overgang en kwam tussen de zwak stralende zon en de planeet Tramp weer in de vierdimensionale ruimte terug. Het was de zevende dag na de energiepeiling door Mclntosh.
De Potomac cirkelde achtmaal om de kleine, woestijnachtige planeet heen, maar het toeval wilde, dat het vrachtschip driemaal op een afstand van duizend kilometer de plaats passeerde, waar de grond over een oppervlak van twee vierkante kilometer volkomen verglaasd was en zwak in een staalblauwe kleur fluoresceerde.
De energiepeiler van de Potomac reageerde niet. Dat had hij de vorige dag, op de planeet van Abel, ook nauwelijks gedaan. Mclntosh was van mening geweest dat de zeer krachtige energiebron waar de trillingen vanuit gingen, snel zwakker werd.
'Kapitein,' zo waagde Mclntosh voor te stellen, 'zouden we niet net zolang om Tramp heen vliegen tot we een complete cartografische opname van het oppervlak hebben?'
Hodkin wierp zijn radio-officier een vernietigende blik toe.
'Wie heeft het bevel gegeven? De chef toch zeker niet?'
'Nee, kapitein, het was tenminste niet door Perry Rhodan ondertekend . . .'
'Zoudt u mij dan willen vertellen, wie het wel heeft ondertekend, meneer Mclntosh?' snauwde Hodkin hem onvriendelijk toe.
'Grimpel van de energiepeiling, kapitein. Een naam, die mij niets zegt.'
'Ken ik ook niet. Oké, dan koers Terra! En van deze wereld, waar nauwelijks iets te knabbelen is, is onze muisbever Gucky afkomstig? Niet te geloven. Maar, verduiveld, wat heb je dan gepeild, Mclntosh? Kwam die energie werkelijk hier vandaan?'
'Precies uit de richting van Tramp, sir,' antwoordde Macintosh, en aan zijn stem was te horen, dat hij zich niet erg op zijn gemak voelde. Hij had ook niet vergeten hoe kort aangebonden de spreker van de aardse energiepeiler aan de hypercom was geweest.
Achttien uren later landde de Potomac op de reusachtige ruimtehaven van Terrania.
De telescooppoten rustten nauwelijks op de grond, toen in de intercom van het vrachtschip klonk:
'Marconist Mclntosh naar Mr. Grimpel, de chef van de energiepeiling! Marconist Mclntosh met alle gegevens naar Mr. Grimpel! Marconist Mclntosh . . .'
De oproep werd driemaal herhaald. Hodkin en Mclntosh stonden toevallig bij elkaar.
Hodkin brieste: 'Wie heeft hier eigenlijk iets te commanderen . . . maar, Mclntosh, als je die Grimpel vertelt, dat je mij hebt voorgesteld een complete cartografische opname van Tramp te maken en dat ik dat voorstel van jou heb afgewezen, mag de. . . je weet wel wie je dan mag halen! Begrepen?'
Mclntosh was echter ditmaal slagvaardig en vergat volkomen, dat het tot zijn karaktereigenschappen behoorde, zich bescheiden op de achtergrond te houden. Hij knikte zijn kapitein met een stralende glimlach toe en zei:
'Hartelijk bedankt voor de desondanks toegestane drie dagen verlof, kapitein Hodkin!'
Deze keek hem enige ogenblikken verbaasd aan en toen maakte zijn grimmige gelaatsuitdrukking plaats voor een vage glimlach en zei hij: 'Ja, ja, Mclntosh, we komen allebei op een leeftijd waarop men gevaar loopt het een of ander te vergeten. Goed dat je mij er aan hebt herinnerd . . . aan je verlof!'
Tussen de solaire ruimtevloot van Perry Rhodan en de koopvaardijschepen had van het begin af aan enige rivaliteit bestaan; deze spanningsmomenten waren eenvoudig niet te voorkomen, maar de psychologen hadden het opgegeven, naar de oorzaken te zoeken, nadat Reginald Bull hun had gezegd: 'Mijne heren, waarom wilt u iets gezonds uitbannen? Rivaliteit heeft al tussen Kaïn en Abel bestaan, en als de ouwe Adam zijn twee zonen niet in het gareel heeft kunnen krijgen . . .'
Met het gevoel een concurrent tegemoet te treden, begroette Mclntosh de chef van de energiepeiling van Terrania, Walter Grimpel.
Maar wie schetst zijn verbazing, toen Grimpel hem geestdriftig begroette en hem bedankte voor het interessante bericht, dat Mclntosh bij de nadering van de planeet van Abel had uitgezonden.
Mclntosh moest zijn houding ten opzichte van de solaire vloot steeds meer herzien, en deze Walter Grimpel, die toch hoogstens dertig jaar oud kon zijn, steeg steeds meer in zijn achting.
'Laat mij uw gegevens eens zien, mister Mclntosh. U hebt er geen idee van, hoeveel slapeloze uren die energiepeiling op Tramp mij heeft gekost. Maar eerst een vraag: bent u er intussen achter gekomen, wat die amplitudechaos betekent? Ik weet het tot nu toe nog niet. En u?'
Deze eerlijkheid trok Mclntosh sterker dan hij had willen toegeven, tot de chef van de energiepeiling aan en er ontstond een zekere hartelijkheid tussen de twee mannen.
Mclntosh lachte. 'Het doet me genoegen, dat ook voor u de amplitudes en het diagram een raadsel zijn, mister Grimpel, maar u moet er toch minstens iets hebben kunnen uithalen! U hebt hier in Terrania toch alle hulpmiddelen tot uw beschikking . . .'
'U hebt makkelijk praten. Zelfs de grote computer op Venus weet met de amplitudechaos en de diagrammen geen raad; en van de waarden die wij bij de peiling hebben verkregen, wist de computer slechts te zeggen: 'Energie met deze tegenstrijdige waarden bestaat niet!' Aardig, hè? Maar gaat u toch zitten, mister Mclntosh.'
Twee uur later, toen Mclntosh al weer op weg was naar de Potomac, om van daaruit voor zijn korte verlof naar Engeland te vliegen, vond Perry Rhodan het rapport van Grimpel op zijn schrijftafel.
'Tramp?' zei hij peinzend, en bracht deze planeet ook onmiddellijk in verband met Gucky, die van deze schrale, woeste wereld afkomstig was. 'Energie, die volgens de computer van Venus niet bestaat? En Grimpel kan met de peilresultaten ook niets beginnen . . .?'
Zouden in het inwendige van de planeet Tramp nog meer technische geheimen sluimeren, dan de mensen tot nu toe wisten?
Rhodan hield zich veel langer dan zijn bedoeling was, met het rapport bezig. Toen hij die avond, na een vermoeiende politieke vergadering, weer in zijn werkkamer kwam, nam hij de aantekeningen weer op. Iets liet hem niet met rust. Hij concentreerde zijn aandacht geheel op de feiten.
'Hm . . .' Daarmee wilde hij het rapport al paraferen, toen zijn blik op de zin cartografische opnamen door het ruimtevrachtschip Potomac viel en erop gevestigd bleef.
Hij verbond zich per visafoon met Grimpel.
'Hier Rhodan. Ik heb hier je rapport voor me. Waarom heb je de filmopnamen er niet bijgedaan, Grimpel?'
Op zijn beeldscherm zag Rhodan hoe Grimpel spijtig zijn schouders ophaalde. 'Daar is helaas niets mee te beginnen, sir. Kapitein Hodkin van de Potomac heeft geen complete cartografische opname van Tramp gemaakt. Er ontbreekt zestien procent van het oppervlak... dus waardeloos.'
'Maar heb je het beschikbare materiaal uitgewerkt, Grimpel?'
'Ik ben het met alle middelen te lijf gegaan, sir, maar dat heeft immers geen zin, als juist dat punt niet is opgenomen, dat wij vanaf de aarde als het uitgangspunt van de energie-uitbarsting hebben bepaald.'
Grimpels stem klonk geërgerd en er lag een ontevreden uitdrukking op zijn gezicht.
'Grimpel,' waarschuwde Rhodan hem schertsend, 'vermoord niet in gedachten de kapitein van het vrachtschip . ..'
Walter Grimpel voelde zich betrapt en schrok. Lucht gevend aan zijn ergernis, zei hij: 'Sir, daar denk ik iets geweldigs op het spoor te zijn en kom plotseling tot het besef, dat iemand anders, die van de materie geen greintje verstand heeft, me het werktuig uit handen heeft genomen!'
Perry Rhodan schrok een beetje van deze uitval.
'Kun je er dan voor instaan, dat die energie-uitbarsting inderdaad op Tramp heeft plaats gehad, Grimpel? Besef je wel door hoeveel oorzaken op een afstand van vele lichtjaren fouten kunnen ontstaan, die de peilresultaten kunnen beïnvloeden?'
Maar Walter Grimpel was zeker van zijn zaak.
'Sir, tijdens de energie-uitbarsting op Tramp, was de Potomac er slechts achtenzestig lichtjaren van verwijderd. Marconist Mclntosh beschikte slechts over het energie-peiltoestel M 17. Dit model is weliswaar verouderd, maar voor afstanden beneden de honderdtwintig lichtjaren, het meest nauwkeurige meetinstrument. Ik heb zijn gegevens met de onze vergeleken.
Sir, de energie-uitbarsting heeft op Tramp plaats gevonden, en ik ben in staat, de bron van die raadselachtige energie tot op vijf kilometer nauwkeurig te bepalen!'
'Dat wil ik niet bestrijden, Grimpel, maar nu deze vraag: heb je de peilgegevens al eens met onze gegevens uit het Droef-universum vergeleken?'
'Ook dat is gebeurd, sir. De grootste computer waarover we in Terrania beschikken, is daarop het antwoord schuldig gebleven. De computer op Venus heeft echter met een zekerheid van 97,53 procent vastgesteld, dat de raadselachtige energie niets met het Droef-universum te maken heeft en beweerde tegelijkertijd . . .'
Rhodan viel hem in de rede. Zijn grijze ogen keken Grimpel op het matglas peinzend aan. 'Ik weet het. Het brein weigert aan het bestaan van deze soort energie te geloven. Op deze kwestie kom ik nog terug. Ik zal je zo spoedig mogelijk laten weten of je zelf naar Tramp gaat of niet.'
Grimpel keek verrast op. Vóór hij iets kon antwoorden, zei Rhodan: 'Over hoogstens drie dagen, Grimpel. Over een uur vlieg ik naar Venus. Lever je gegevens aan de sluis van de Drusus af, evenals het materiaal van die marconist. Ik wil de computer zelf ondervragen. Als ik overmorgen terug ben stel ik me direct met je in verbinding. Bedankt, Grimpel.'
Rhodan verbrak de verbinding; en ook zijn gedachten aan de gebeurtenissen op Tramp. Hij dacht even vluchtig aan Gucky, de muisbever. De wens kwam bij hem op, met hem over de gebeurtenissen op Tramp te spreken, maar Gucky was met John Marshall met een speciale opdracht op de kristalwereld van Arkon, om Atlan in een mysterieuze politieke aangelegenheid terzijde te staan.
Toen Rhodan korte tijd later de sluis van de voor de start gereedstaande Drusus binnen ging, overhandigde de sluisofficier hem het materiaal van de chef van het aardse energie-peilstation.
'Over hoogstens drie dagen weten we meer!' dacht Rhodan. Hij vermoedde niet dat hij een unieke kans liet lopen.
3
Vier machtige dubbel-druppelvormige ruimteschepen daalden op Tramp neer, landden dichtbij de staalblauwkleurig fluorescerende glasstroom en openden hun sluizen.
In elk van de vier vreemde schepen scheen weer een Orgh voor het uitladen van de grote laadruimen te zorgen, want op een onzichtbare baan zweefde het ene machinedeel na het andere naar buiten, om daar als door toverkracht te worden samengesteld.
Hier openbaarde zich een techniek, die alles wat tot nu toe in dit deel van de Melkweg was gezien, in de schaduw stelde.
Slechts enkele tientallen monsters bewogen zich met hun huppelsprongen aan de rand van de glasstroom, en lieten nu zien, dat ze niet alleen in de spitsen van hun druppelvormige koppen een organische zend- en ontvanginstallatie hadden, maar dat in hun vier armen ook werktuigen verborgen zaten, waarvan ze nu gebruik maakten.
Alleen al uit die werktuigen bleek de monsterachtige vreemdsoortigheid: stralen, die vanuit een kleine opening tussen de grijpklauwen van hun handen, ovale, dertig centimeter grote stukken uit de fluorescerende glasstroom sneden. Deze stralen waren zo krachtig, dat ze de monsters er zonder moeite uitsneden.
Op een gegeven moment scheen de geheimzinnige, zelfstandig denkende en handelende Orgh vanuit het schip in te grijpen, want de ovale stukken zweefden omhoog, bereikten de onzichtbare baan en zweefden in tegengestelde richting, om in de sluis van het ruimteschip te verdwijnen.
Ondertussen waren dichtbij de rand van de glasstroom de machinedelen tot een monsterachtig aggregaat samengesteld. Eén enkele muisbever, die vanaf de hoogste heuvel in de verte de monsters gadesloeg, trok van angst zijn platte beverstaart onder zich, keek nog één keer naar de monsterachtige machine, en huppelde toen, door ontzetting gedreven, een eind de helling af en verdween daar in zijn ondergrondse woning.
Een meer dan tweehonderd meter lange machinesliert maakte zich plotseling van de grond los, bleef op twintig centimeter hoogte hangen en bewoog zich toen op die hoogte in de richting van het twee vierkante kilometer grote verglaasde oppervlak.
Tussen het front van het aggregaat en de glasstroom trilde de lucht in een vreemde, zachte oranjekleur. Het randgebied van het fluorescerende oppervlak smolt het volgende moment als een ijsschots in warm water. Doch in tegenstelling daarmee, verdween dit deel van de smeltstroom zonder sporen van zijn veranderde toestand achter te laten.
Het smeltproces verliep steeds sneller. De slangachtige machinesliert verplaatste zich geruisloos, en had binnen tien minuten de overkant van het verglaasde oppervlak bereikt, draaide daar om en kwam nu nog sneller naar de plaats toe waar de vier dubbel-druppelvormige ruimteschepen waren geland.
Twee uur later was er op Tramp geen verglaasd oppervlak meer. De monsters hadden alle sporen van hun aanwezigheid uitgewist, maar ze waren nog niet met het resultaat tevreden.
Even spookachtig geruisloos als het aggregaat was samengesteld, werd het ook weer gedemonteerd, om weer in de grote laadruimen van de schepen te verdwijnen. Bij de schepen was geen van die monsters met twee gezichten meer te zien. De ovale sluispoorten van de ruimteschepen van een geheimzinnig ras gingen dicht en de schepen schenen startklaar te zijn, maar ze startten niet.
In plaats daarvan barstte op ongeveer honderd kilometer afstand boven de roestrode Trampwoestijn een orkaan los, die eerst op één plaats bleef wervelen en steeds meer zandmassa's omhoog zoog.
Naarmate de cycloon langer woedde, werd zijn diameter groter, maar het centrum bleef op dezelfde plaats en groeide tot steeds grotere hoogte aan. In een klein half uur ontstond een met waanzinnige snelheid draaiende stofkolom van meer dan twintig kilometer hoogte.
Het gebulder en geloei van de wervelstorm overtrof alles wat Tramp tot nu toe had beleefd. In hun ruime woningen, diep onder de grond, zaten de muisbevers sidderend bijeen, in doodsangst voor de natuurramp, waarvan het verschrikkelijke lied horen en zien deed vergaan. Zelfs het nieuwsgierigste van deze grappige wezens, waagde het niet een blik naar buiten te werpen.
En toen zette die reusachtige zwarte zuil met een diameter van meer dan vijftien kilometer zich plotseling in beweging.
Met een waanzinnige snelheid naderde de cycloon de plaats waar enkele uren tevoren nog een twee vierkante kilometer verglaasd oppervlak was geweest.
De cycloon nam op zijn weg nog meer zandmassa's mee. Hij naderde bulderend, verduisterde de hemel en liet de nacht over Tramp dalen. Als vergeten lagen de vier dubbel-druppelvormige ruimteschepen op hun landingsplaats. De monsters in die schepen schenen niet bang te zijn voor de wervelstorm.
Deze had nu de voormalige glasstroom bereikt, kwam abrupt tot stilstand en ook de draaiende beweging werd vertraagd.
Enorme rode zandmassa's vielen op dit gedeelte van de koude planeet neer. In enkele minuten werd alles onder een twintig meter dikke laag zand begraven, en ook de vier vreemde ruimteschepen werden niet gespaard. De dichtstbijzijnde heuveltoppen, kwamen nog nauwelijks boven het golvende oppervlak uit. In korte tijd was het uiterlijk van deze landstreek volkomen veranderd.
De cycloon verplaatste zich verder, maar de draaiende beweging had nu geheel opgehouden. Bij een voorwaartse snelheid van bijna honderd kilometer, zakte de gigantische zuil ineen en werd dicht boven de grond steeds breder.
Waar hij over Tramp heen raasde, liet hij een alles onder zich begravende zandmassa achter, die aan het eind van de meer dan vijfhonderd kilometer lange weg die de wervelstorm had afgelegd, honderd kilometer breed was.
Alweer met een onverklaarbare abruptheid, waaruit eens te meer bleek, dat de orkaan kunstmatig was opgewekt, hield daar de natuurramp op, om de stilte, de kou en de verlatenheid weer over de woeste planeet Tramp te laten heersen.
In het tweede ruimteschip van de monsters bevond zich een Gal, onder wie de vier shaftgals stonden. Uiterlijk verschilde hij niet van de anderen, maar in de manier waarop hij voor een vreemdsoortig waarnemingstoestel zat, drukte hij zijn macht onmiskenbaar uit. Hij draaide zich met zijn. eigenaardige stoel om, toen hij had gezien dat de cycloon ineengestort was, en deelde zijn ondergeschikte shaftgals met behulp van zijn organische radio mee:
'We starten over vijf tijdsperioden. De kuilen die onze ruimteschepen achterlaten, moeten worden weggewerkt!'
De druppelvormige ruimteschepen zaten meer dan twintig meter diep in het woestijnzand. Ze staken er nog slechts tachtig meter bovenuit. De schepen stegen één voor één op, en bleven alle vier op een bepaalde hoogte onbeweeglijk in de lucht hangen. Onder hen waren duidelijk acht, door de dubbele rompen gevormde kuilen in het zand te zien.
Van het ene moment op het andere scheen een onzichtbare reuzenhand over het zandoppervlak te gaan, die alle kuilen met zand vulde en de laatste sporen uitwiste.
Daarna verhieven de schepen zich loodrecht in de lucht en verdwenen met een ontzettende snelheid.
Negen planeeturen na hun landing was op Tramp geen spoor van de tijdelijke aanwezigheid van de vreemde wezens meer te vinden.
Het was op hetzelfde tijdstip dat Perry Rhodan de chef van het energie-peilstation in Terrania opdracht gaf, met een bolvormig ruimteschip van de statenklasse naar Tramp te vliegen, om daar een grondig onderzoek in te stellen.
Vijf dagen later was Walter Grimpel met zijn team weer in Terrania. Hij zat tegenover Perry Rhodan en bracht rapport uit.
'. . . resumerend kan ik dus over ons onderzoek zeggen, dat we niets hebben gevonden, sir. Er is niet het geringste bewijs te vinden, dat op Tramp een hevige energie-uitbarsting zou hebben plaats gevonden. Ons wantrouwen gold daarom meer en meer de enorme zandstrook, die zich over meer dan zeshonderd kilometer lengte uitstrekte en die precies de geografische plaats onder zich heeft begraven, die onze metingen als het uitgangspunt van de energie-uitbarsting hebben aangewezen.
We hebben dan ook geprobeerd de zandmassa's boven de vastgestelde plaats weg te ruimen. Na enige moeilijkheden zijn we daarin geslaagd. Maar er was weer niets te vinden. Maar ik kon eenvoudig niet toegeven, dat ik het slachtoffer van een vergissing kon zijn geworden. Ons schip stond alweer startklaar voor de terugreis, toen ik nog eens ging kijken ... ja, ,sir, en toen heb ik dit gevonden.' Walter Grimpel stak de eerste regent van het zonne-imperium, Perry Rhodan, een voorwerp ter grootte van een erwt toe.
Geïnteresseerd nam Rhodan het tussen duim en wijsvinger, en woog het vervolgens op zijn hand. 'Merkwaardig zwaar, Grimpel. Wat is dit?'
Grimpel haalde moeilijk adem. 'Dat weten we niet, sir,' antwoordde hij bedrukt.
Rhodan keek verbaasd. Rustig, zoals altijd op spannende momenten, vroeg hij: 'Heb je bij je onderzoek niet de juiste medewerkers tot je beschikking gehad, Grimpel?'
De chef van het energie-peilstation hief in protest zijn handen op. 'Dr. Innogow…'
'Innogow?' vroeg Rhodan verbaasd. 'En heeft Innogow geen analyse kunnen maken? Dat is vreemd!'
'Nog vreemder is het gedrag van deze fluorescerende materie, sir: ze reageert op niets!'
'Maar het atoomgewicht moet toch kunnen worden vastgesteld, Grimpel?'
'Dat hebben we vastgesteld, maar niemand kan geloven dat dit zand moet zijn, sir!'
'Zand?' Rhodans blik leek in de verte te dwalen.
'Zand zeg je? En je had het over een zandstorm op Tramp? Deze zware stof zou zand zijn?'
Grimpel lachte grimmig. 'Dat heb ik ook aan Dr. Innogow gevraagd. Hij antwoordde met een duidelijk nee, maar haastte zich uit te leggen: 'Wat wij in deze stof kunnen vaststellen, zijn sporen gesmolten zand, ongeveer vierduizendste gedeelte van de totale massa. Maar vraag me niet wat de rest zou kunnen zijn, Grimpel. Ik weet het niet!' En dit is tevens het einde van mijn rapport, sir.'
Rhodans vragende blik hield hem op zijn plaats vast.
'Ik mis in je rapport een belangrijk punt, Grimpel. Heb je geen contact laten zoeken met de muisbevers?'
'Natuurlijk heb ik dat gedaan, sir,' antwoordde Grimpel, 'maar we hebben er in een omtrek van duizend kilometer niet één kunnen vinden. De eersten troffen we in de buurt van de zuidpool aan, en twee dagen later stuitten we op een grote groep aan de andere kant van de planeet in de equatoriale zone. Deze muisbevers maakten het ons helaas onmogelijk, ons met hen in verbinding te stellen.
Sir, die muisbevers mogen er dan leuk uitzien, maar met hun speelzucht en de daarmee gepaard gaande telekinetische kunstjes, hebben ze van ons ruimteschip een gekkenhuis gemaakt! Wat niet muurvast zat, begon door het schip te zweven, salto's te maken, van de zoldering omlaag te vallen... en driemaal werd ik zelf door de telekinetische kracht van zo'n verwenste muisbever gegrepen.
Sir, we zijn voor die vlegels gevlucht, want we wilden ten slotte naar de aarde terug en niet genoodzaakt worden, in een volkomen afgebroken schip op een reddingsexpeditie te wachten. Die muisbevers kunnen een ware plaag worden, sir. Het verbaast me alleen hoe welgemanierd Gucky zich daarbij vergeleken gedraagt...'
'Heb je er enig idee van, hoeveel streken dat kereltje zich al heeft gepermitteerd, Grimpel?' vroeg Rhodan.
Hij liet duidelijk blijken, dat hij met het resultaat van de expeditie naar Tramp niet tevreden was. Hij hield nog steeds het stukje raadselachtige materie tussen zijn vingers. Nu bekeek hij het weer.
'Grimpel, heb je de grond ook doorgelicht?'
'Sir,' antwoordde de ander met nadruk, 'ik weet zeker dat we alles hebben geprobeerd om het raadsel van die energie-uitbarsting op te lossen. Maar alles was vergeefs, sir, alles.'
Grimpel en Bully ontmoetten elkaar bij de deur van Rhodans werkkamer. Bully, die uitstekend gezichten kon onthouden, herkende de chef van het energie-peilstation ogenblikkelijk en wist ook met welke opdracht deze was weggeweest.
'En?' vroeg Reginald Bull nonchalant, terwijl hij in de door Grimpel voorverwarmde stoel ging zitten en een sigaret opstak. 'Nieuws, Perry?'
'Ja, dit,' antwoordde Perry Rhodan en stak zijn vriend het kleine stukje fluorescerende materie toe.
'Wat is dat?' vroeg Bully zonder het aan te raken.
'Vierduizendste ervan is gesmolten zand, dikke!'
De ogen van Reginald Bull begonnen te schitteren. Voorzichtig nam hij het staalblauw glanzende stukje aan. Het eerst viel hem de zwaarte van de stof op.
'Verdorie, dat is nog zwaarder dan lood!'
'Een zeer zware stof, maar dat is dan ook alles wat we ervan weten. Gevonden op Tramp, onder een meer dan twintig meter dikke laag zand. Precies op de plaats, die Grimpel als uitgangspunt van de energie-uitbarsting op Tramp had vastgesteld, m'n waarde. . .'
'Waarom heb je Gucky niet meegestuurd? Gucky kwam toch als eerste in aanmerking voor de operatie Tramp!' zei Bully.
'Je weet toch, dat hij met Marshall bij Atlan op de kristalwereld is, en daar nu niet gemist kan worden?'
Bully meesmuilde. 'Als je op zo'n toon praat, Perry . . . kun je anderen er misschien mee voor de gek houden maar mij niet meer. Om kort te gaan: De reis naar Tramp is een mislukking geworden. Heb ik gelijk?'
'Grimpel heeft niet eens kans gezien, op Tramp met één muisbever in contact te komen!' klonk het geërgerd.
Bully grinnikte. 'Is hij 'm met het schip gepiept?'
'Of hij voor ze gevlucht is, Bully? Ja, dat is hij.'
Bully viel hem in de rede. 'Maar dat kun je hem toch niet kwalijk nemen, Perry? Die muisbevers op Tramp zijn toch echte deugnieten als ze eenmaal beginnen te spelen. Je hebt toch niet vergeten welke streken Gucky in de eerste tijd met ons heeft uitgehaald en wat wij zelf op Tramp hebben moeten doorstaan? Het verbaast me alleen, dat Grimpel nog kans zag om terug te komen!'
'Hm! Je neemt het nogal voor Grimpel op, dikke!'
'Helemaal niet. Ik probeer alleen de omstandigheden waarmee hij te maken kreeg, in het juiste licht te stellen. Maar, om op dit stukje zware materie terug te komen . . . heb je al aan de Droefs gedacht?'
'Ja. Het is zonder meer mogelijk, dat een of meer Droef-schepen op Tramp zijn geland en nu ergens tussen onze sterren rondzwerven, maar onze mensen hebben intussen ook niet geslapen. Wat wij over het Droef-universum aan gegevens ter beschikking hebben, is geraadpleegd, om ons uit de wirwar van amplitudes en diagrammen te helpen. Ik heb de computer op Venus vragen in die richting gesteld. Hij nam met een botweg "nee" de Droefs in bescherming. Zij hebben dus met de energie-uitbarsting op Tramp niets te maken.. .'
Bully kreunde. 'Robotbrein, mammoetbrein, computer op Venus . . . altijd weer die deus ex machina! Ik accepteer ze als hulpmiddelen, maar daarmee is mijn sympathie voor ze dan ook totaal uitgeput. Perry, als we ze maar een spoortje van leven konden inblazen, zou ik elke beslissing van een computer eerbiedigen, maar nu. . . Perry, het spijt me, maar ik haat die starre, met getallen goochelende, zogenaamd superverstandige monsters!
En als de Droefs toch een of ander grapje op Tramp hebben uitgehaald? Kennen wij het Droef-universum als onze broekzakken? Willen we onszelf wijsmaken, dat we ons in de sterrenwildernis van onze eigen Melkweg thuis voelen?
Daarom: Venus-computer of geen Venus-computer, wat kan die eigenlijk weten? En van voorstellings- en combinatievermogen, zaken die ons mensen toch kenmerken, heeft de computer nog nooit gehoord. Ik wed dan ook, dat een Droefschip op Tramp een grap heeft uitgehaald!
Wat zegt de C14-analyse over de ouderdom van dit stukje zwaar materiaal?'
'Niets! En opdat je niet nog eens hoeft te twijfelen, Bully . . . het materiaal dat jij daar tussen je duim en wijsvinger houdt, reageert niet op een C14-analyse! Wat zeg je nu?'
Bully's blik ging enige malen tussen het materiaal en Perry Rhodan heen en weer. Toen zei hij langzaam:
'Dus geen Droefs! Hun materiaal bood geen verzet tegen een C14-analyse. Lieve hemel, wat een gebeurtenissen. Twee weken geleden onze kennismaking met de watermensen op Opghan en nu dit! Maar is het dan ook juist, dat de energie-uitbarsting op Tramp heeft plaats gevonden en niet vóór Tramp, ergens in de ruimte? Zijn de metingen van ons energie-peilstation zo exact, dat een fout uitgesloten is?'
'Ik wou dat ik je nu kon zeggen, dat de peiling niet nauwkeurig is geweest. Helaas is dat echter wel het geval, en helaas heb ik de fout gemaakt, Gucky niet naar Tramp te sturen. Ik wil het werk van Grimpel niet bekritiseren, maar ik kan me niet losmaken van het gevoel, dat hij toch iets belangrijks over het hoofd heeft gezien. Enfin, we zullen van nu af aan de planeet Tramp voortdurend in de gaten houden.'
De monsters kwamen voor de derde keer naar Tramp.
Ze werden noch door een Arkonidisch noch door een aards station gepeild.
Meer dan vijfhonderd dubbel-druppelvormige ruimteschepen hadden ditmaal de tegenovergestelde equatoriale zone als landingsplaats gekozen en waren in een enorme kring, die een terrein met een middellijn van acht kilometer vrij liet, neergekomen.
Deze onderneming werd niet door een shaftgal, maar door een Gal-enn geleid.
Weer vond het onverklaarbare uitladen plaats; weer renden de monsters met twee gezichten op het opengelaten ronde terrein af en aan, en wat ze deden, werd noch door de heimelijk toekijkende muisbevers, noch door een mens die er toevallig bij aanwezig zou zijn geweest, begrepen.
De monsters zelf vonden hetgeen ze deden niets buitengewoons. Zij konden geen goed en kwaad van elkaar onderscheiden. Een bevel was een taak die moest worden uitgevoerd; hun hele leven was een taak. Ook het leven van een shaftgal en zelfs het leven van de Gal zelf.
Ze leefden allemaal in een gemeenschap waarin het begrip dwang niet bestond, evenmin als het begrip onderwerping. Al waren ze niet van elkaar te onderscheiden en in zekere mate elkanders dubbelgangers, ze waren wel in staat elke bekende uit de massa direct te herkennen. Het herkennen werd hun nog makkelijker gemaakt, als ze met elkaar spraken, door middel van hun organische radio.
Ze beschikten allemaal over een subjectgolf; het was een onveranderlijk herkenningsteken, zoals het dactylogram van de mensen. Maar het zei niets over de shaftgal-namen en de levensnummers van de monsters. Dat iedereen onmiddellijk na de geboorte als voorwerp werd geregistreerd, leek hun niets ongewoons. Een wezen dat geen verdriet of vreugde kent, dat nooit een eigen ik heeft ontwikkeld en als een kuddedier leeft en sterft, weet niet beter.
Het uitladen van de vloot duurde twee dagen. De muisbevers, die in de omgeving van het landingsterrein in hun ondergrondse onderkomens woonden, kwamen volop aan hun trekken. Ze sloegen nieuwsgierig het geruisloze zweven van de zware, donkergrijze machinedelen gade, en zagen hoe ze door onzichtbare krachten in de vorm van een kurkentrekker aaneen werden gevoegd.
Op de derde dag ging het de toekijkende muisbevers vervelen.
Acht uit een groep van vijftig hadden met elkaar afgesproken, het kurkentrekkerachtige ding te laten vliegen. Het ding was meer dan honderd meter hoog.
Die acht waren de sterkste telekineten van de groep muisbevers. Bij onenigheden met andere groepen, hadden zij er tot nu toe altijd voor gezorgd, dat de overwinning aan hun kant bleef en eenvoudig hun telekinetische krachten ontketend om de heuvel waarin de hun vijandig gezinde rasgenoten hun woningen hadden, enige kilometers hoog in de lucht te laten vliegen.
Wat daarna van drieduizend tot vijfduizend meter hoogte neerstortte, was geen gevormde heuvel meer, maar losse aardkluiten, die menige muisbever onder zich begroeven. Op een afgesproken teken grepen de acht van speelzucht bezeten wezens nu het gigantische kurkentrekkerding aan.
Het maakte zich met een ruk van de grond los, maar nauwelijks was het vrij van de grond, of de acht speelzuchtigen werden door een titanische kracht, die met hun eigen telekinetische kracht niets gemeen had, gegrepen. Tegelijkertijd werd de reusachtige kurkentrekker uit zijn verticale stand in de horizontale getrokken en bleef zo een meter boven de grond zweven.
Een afschuwelijk toneel speelde zich echter in de groep van vijftig muisbevers af. Zowel oude als jonge dieren kronkelden zich in hevige pijnen op de grond.
Het gegil van de dieren klonk nog over de woeste planeet, toen een zwarte wand geruisloos op de heuvelgroep toeschoot, waarin de muisbevers hun woningen hadden. De wand kwam als een bliksemstraal en was op hetzelfde moment voorbij en verdwenen.
Van de verzamelde muisbevers was geen spoor meer te zien. In de diep onder de grond lopende gangen en de ruime ondergrondse woningen was in een ogenblik alle leven uitgeroeid.
De monsters hadden toegeslagen.
Als door een tovenaarshand bewogen, richtte de kurkentrekker zich weer op, vond steun op de grond en verhief zich weer tot honderd nieter hoogte.
Vanaf dat moment waren er geen getuigen meer van de bedrijvigheid van de monsters.
De Gal, die zich Enn noemde, controleerde de Orgh van zijn schip.
In een ovale, open kuip borrelde iets, dat zowel plasma als een vloeibare chitine-massa kon zijn.
In het midden van de dikvloeibare massa verscheen een fel licht, toen de Gal het kogelronde oog van een van zijn gezichten erop richtte.
'Orgh, zullen we nog eens worden lastig gevallen?' vroeg de Gal via zijn organische radio aan de Orgh.
De open kuip, die op een soort asymmetrische kast stond, gaf via hetzelfde communicatiemiddel ten antwoord: 'Cal-Enn, op een afstand van tweehonderd Couss zijn nog drie dorpen. Mag ik de wezens verwijderen?'
'Verwijder ze!' beval de Gal. 'Open je, Orgh!'
De Gal ging een stap achteruit, boog zijn kop en zag met een van zijn vier ogen de kast waarop de kuip stond meer en meer doorzichtig worden, en toen werd een verward beeld van kleine omkapselde elementen zichtbaar. Kleine bliksemschichten spoten naar alle kanten. De Gal hief de arm op, die op de plaats uit zijn wespenlichaam groeide waar bij de mens het borstbeen begint. Hij richtte zijn arm op de gele stip tussen de donkere omkapselde elementen, spreidde zijn tweede en derde grijpklauw en maakte daarmee een kleine opening vrij.
Een fel gierende, maar onzichtbare straal scheen die opening te hebben verlaten. Want toen het gegier begon, onderging de gele stip een merkbare verandering: hij blies zich op als een doorzichtige ballon, omhulde de dichtstbijzijnde omkapselde schakelelementen - en maakte zijn inwendige zichtbaar: een orgaan met kamers, spieren en pezen, maar ook een orgaan met wervelvelden en het typische beeld van een door ijzervijlsel zichtbaar gemaakt magneetveld. Organisme en techniek vormden hier een eenheid, en die eenheid kreeg van Gal-Enn extra kracht.
De gele punt besloeg reeds een derde van het kastvolume, toen de Gal zijn energietoevoer beëindigde. Het gegier verstomde; de gele punt werd niet groter meer. De doorzichtigheid van de asymmetrische kast waarop de ovale kuip stond, werd minder. De Gal liet zijn arm zakken, draaide zich om en verliet de kleine ruimte waarvan de wanden een diffuus licht uitstraalden.
Over de muisbevers kwam nogmaals de dood in de gedaante van de bliksemsnel en geruisloos naderende zwarte wand.
In dat moment van verderf, ontketend en gestuurd door de Orgh, het onverklaarbare organisch-technische tussending uit een wereld van monsters, hielden enige honderden Tramp-bewoners op te bestaan en in een omtrek van duizend kilometer om het landingsterrein was Tramp nu werkelijk een dode, woeste wereld geworden, waarop zelfs geen plant meer leefde.
Op de zesde dag na hun landing keerden negen dubbel-druppelvormige ruimteschepen van een vlucht over de planeet terug. Onderweg had elk schip twee landingen uitgevoerd en telkens een van die gigantische, meer dan honderd meter hoge kurkentrekkers met hulp van de Orgh uitgeladen en zo ver in de grond gewerkt, dat nog slechts een stuk van ongeveer een halve meter er bovenuit stak.
Voordat de schepen van de monsters echter hun vlucht voortzetten, was weer die zwarte wand verschenen en over een gebied van meer dan tachtig vierkante kilometer geraasd.
Nauwelijks stonden die negen schepen weer op hun oude landingsplaats, of ook het laatste monster verliet het bizarre, voor een mens spookachtig lijkende machinepark en verdween in zijn ruimteschip.
Gal-Enn, geassisteerd door drie shaftgals, gaf in de schakelcentrale van zijn schip een reeks radiocommando's. Voor een donkergrijze, enigszins holronde plaat met onregelmatig geplaatste bultjes ter grootte van een duimnagel, stonden de drie shaftgals en raakten telkens met drie van hun vier armen zo'n bultje aan, zonder elkaar bij dit schijnbaar zinloze werk te hinderen. Toen Gal-Enn het laatste bevel had gegeven, verroerde geen van de shaftgals zich meer.
Er stonden meer dan vijfhonderd vreemde ruimteschepen op Tramp; elk van die dubbel-druppelvormige schepen beschikte over een Orgh. Gal-Enn had nu, door zijn bevelen en met de hulp van de drie assisterende shaftgals, alle Orghs tot één eenheid verzameld.
Door middel van hun Orghs brachten de monsters het machtige machinepark in het inwendige van de planeet Tramp!
Zij werkten met krachten, die noch de Arkoniden noch de Terranen kenden. Wat zelfs voor de Arkonidische of aardse techniek een probleem vormde, scheen voor de monsters niets te betekenen.
Op een diepte van tien kilometer werd het massieve steen vloeibaar. Er ontstond een aantal aderen van vloeibaar gesteente; elk daarvan liep van het kokende centrum naar een van de omliggende natuurlijke holten en stortte daarin het vloeibare gesteente uit.
In een halve Trampdag ontstond op die manier op 10.000 meter diepte een hol met een oppervlakte van vijf vierkante kilometer en een gemiddelde hoogte van tweehonderd meter.
Zodra Gal-Enn van de Orgh van zijn schip vernam, dat het hol de gewenste grootte had bereikt, gaf hij met behulp van zijn organische radio bevel met de inrichting te beginnen.
Zijn drie voor de holronde plaat staande shaftgals raakten met hun grijpklauwen weer enige malen de bultjes aan.
Een spookachtig toneel begon zich af te spelen. Het ene machinedeel na het andere verdween; scheen in lucht te zijn opgegaan. Zonder de hulp van een materiezender en een ontvangstation werd een gigantische installatie naar tienduizend meter diepte getransporteerd en daar in een kunstmatig gevormd hol weer in de oorspronkelijke vorm samengesteld.
Het spooktoneel duurde nog geen halve Trampdag.
Toen vernam Gal-Enn van de Orgh van zijn schip dat zijn taak volbracht was.
Gal-Enn had nu niet langer de geconcentreerde energie van alle Orghs nodig. Zijn drie shaftgals kregen bevel de verzamelschakeling weer op te heffen, en het manipuleren met de bultjes op de holronde plaat begon weer.
Gal-Enn schrok zelfs niet, toen via zijn alarmfrequentie de melding kwam: 'Onbekend ruimteschip nadert deze planeet!'
Volkomen rustig seinde Gal-Enn met zijn orgaan terug:
'Verduisteren!' Daarna interesseerde het onbekende ruimteschip hem niet meer. Hij wist uit veelvuldige ervaring dat hun camouflage volmaakt was.
Intussen hadden de drie shaftgals de verzamelschakeling ongedaan gemaakt. Gal-Enn gaf zijn Orgh bevel, de op tien kilometer diepte aangebrachte installatie in werking te stellen. Vervolgens schakelde hij zijn ontvangorgaan over op de golflengte van het ondergrondse machinepark.
Hiermee overtuigde hij zich, dat alle aggregaten feilloos werkten.
Drie schepen verder zat een shaftgal in een met apparaten volgepropt vertrek. Hier waren geen meetinstrumenten van Arkonidische, aardse of Droef-constructie - hier was alles even onzegbaar vreemdsoortig als in alle andere hoeken van deze ruimteschepen.
De shaftgal controleerde met zijn twee gezichten, zijn vier armen en zijn vier ogen, waarmee hij naar alle kanten om zich heen kon kijken, de instrumenten om hem heen.
Hij had van Gal-Enn vernomen, dat het werk diep in het rotsgesteente van deze planeet was begonnen. Zijn taak was, vast te stellen of de veranderingen plaats vonden in de vorm die hun geleerden vooraf hadden berekend.
Terwijl op enige duizenden meters hoogte een aards ruimteschip van de lichte kruiserklasse urenlang om de planeet Tramp heen vloog en cartografische opnamen maakte, lagen meer dan vijfhonderd vreemde ruimteschepen onder een onzichtbaar makende mantel te wachten op de eerste bewijzen, dat hun experiment goed verliep.
De in zijn laboratorium toekijkende shaftgal, vergeleek de voorspellingen van de geleerden in zijn geheugen, met de aanwijzingen van de instrumenten. Maar hij aarzelde nog, Gal-Enn van de succesvolle werking op de hoogte te stellen.
Er verstreek weer een Tramp-uur - terwijl nog steeds een lichte kruiser van de solaire ruimtevloot om Tramp heen vloog - en toen stond het voor de shaftgal vast, dat hun experiment met succes zou worden bekroond.
Hij gaf de resultaten van zijn waarnemingen aan Gal-Enn door.
'Start over tien tijdsperioden!' beval deze.
Het om de planeet kruisende vreemde ruimteschip interesseerde hem niet.
De tiende tijdsperiode werd bereikt.
Meer dan vijfhonderd ruimteschepen verlieten Tramp, nog steeds onder bescherming van hun verduistering. Maar ze waren zeker van hun zaak.
De lichte kruiser van Terra peilde hen echter toch, en omdat het geen normale ruimteschip-peiling was en juist deze volkomen faalde, vertrouwde men de trillingsreflector niet, en nog minder het aanwijsinstrument ervan, dat beweerde, dat een lichaam met een doorsnede van meerdere kilometers, zich in 74 kilometer groen 45,32:49 in de richting van de wereldruimte bewoog.
Het panoramascherm werd op maximale vergroting geschakeld; er was niets op te zien. En daarmee stond voor de bemanning in de centrale vast, dat de trillingsreflector van het bolvormige ruimteschip aan een inspectie toe was.
Door een samenloop van omstandigheden, kon het gebeuren, dat de reusachtige vloot van de monsters onder de ogen van een Terraans ruimteschip ongehinderd de planeet Tramp verliet.
Bij de eind september plaats vindende gebruikelijke controle van alle logboeken, werd tegen alle waarschijnlijkheid in, deze door de computer opgetekende gebeurtenis over het hoofd gezien. Toen kort na de jaarwisseling de logboeken nog eens nauwkeurig werden gecontroleerd, was het onheil niet meer tegen te houden.
Perry Rhodan werd gealarmeerd.
Hij wekte Bully en Allan D. Mercant, de chef van de solaire veiligheidsdienst; hij alarmeerde een bepaalde groep geleerden, en ook diegenen die tot nu toe vergeefs hadden getracht, het materiaalmonster ter grootte van een erwt te analyseren, werden uit hun bed getrommeld. Ze waren er nog niet achter gekomen, wat in dat zware materiaal verborgen zat.
De magazijnchef van 18/omega haastte zich naar het magazijn, zocht tien minuten wanhopig naar de in september van een lichte kruiser gedemonteerde trillingsreflector, vond hem eindelijk en haastte zich met het toestel naar de hoogste chef.
'Naar de chef. . . mijn God,' kreunde hij onderweg, 'wat wil de chef met dat kapotte ding?'
Maar het was niet kapot!
Het werkte prima, met een miswijzing van 0,0005.
En toen mengde het grote hyperradiostation van Terrania zich ook nog in deze nachtelijke alarmvergadering.
'Sir, enorme energie-uitbarsting op Tramp! De planeet schijnt in brand te staan en kan elk uur uit elkaar spatten!'
4
Met de muisbever Gucky, luitenant in het mutantenkorps, was sinds enige tijd niets meer te beginnen.
Hij was niet meer de Gucky, die iedereen kende.
Na de laatste actie tegen Thomas Cardiff op de belangrijke Springerwereld Archetz en de terugkeer naar de aarde, had de muisbever een aanvankelijk onmerkbare verandering ondergaan, die in een bepaald stadium het eerst door Bully was opgemerkt.
'Hallo, Mickey Mouse,' had de roodharige Reginald Bull Gucky schertsend toegeroepen, en zijn zware hand op zijn schouder gelegd. 'Wat is er met jou aan de hand? Ben je ziek, of zit je iedere dag stiekem aan mijn jenever?'
Gucky had de hand van zich af geschud en nors gepiept:
'Toe, bespaar me je onzin! Laat me met rust!' Hij had zich meteen geteleporteerd en een beduusde Bully alleen laten staan.
Schouderophalend was deze daarop tot de orde van de dag overgegaan, maar een paar dagen later schrok hij, toen Perry Rhodan terloops tijdens een gesprek zei: 'Gucky bevalt me niet, dikke! Het kereltje schijnt over iets in de put te zitten. Hij haalt geen dwaze streken meer uit, waarom je niet anders kunt dan lachen ... hij gaat mij uit de weg. . . en jou ook?'
Op zijn uitbundige manier zei Bully, wat hij van Gucky dacht. '. . . hij sluipt maar rond! Als iemand die zichzelf niet meer kan uitstaan! Joost mag weten wat hij op z'n lever heeft, maar hij wordt wel weer normaal, Perry.'
Het jaar 2044 naderde allengs zijn einde en de toestand in het Arkonidenrijk was wat rustiger geworden - de mensen op de aarde kregen een adempauze - maar een van de weinigen die van dag tot dag vreemder werd, was Gucky.
Als het enigszins mogelijk was, zat hij in zijn bungalow naar de muur te staren en te piekeren. Zijn knaagtand hield hij verbogen. Hij wist zelf niet wat hem scheelde. Hij voelde zich niet ziek, maar vreemd gedeprimeerd, lusteloos en onrustig. Hij had herhaaldelijk geprobeerd zichzelf te ontvluchten, maar dat was hem evenmin gelukt als alle anderen die het vóór hem hadden geprobeerd.
Gisteren had de baas hem opgebeld.
Perry wilde hem opvrolijken, maar Gucky wilde niet opgevrolijkt worden; hij wilde met rust gelaten worden, met niemand praten, niemand zien.
Rhodan had na enkele zinnen het gesprek beëindigd, en bezorgd John Marshall, de leider van het mutantenkorps opgebeld. 'Marshall, kom eens even bij me.'
En Marshall kwam.
'Marshall, weet jij wat Gucky scheelt?' vroeg Rhodan.
Marshall wist het ook niet. 'Hij laat zijn gedachten niet lezen, sir,' antwoordde Perry Rhodans beste telepaat. 'Maar hij laat ook niet met zich praten. Misschien is hij toch ziek, of maakt zijn leeftijd zich plotseling kenbaar. Hoe oud is Gucky eigenlijk? Weet u dat, sir?'
Rhodan schudde zijn hoofd. 'Nee, John. Dat weet niemand van ons. Ik geloof dat Bully enige tientallen jaren heeft geprobeerd het van hem te weten te komen, maar Gucky weigerde hem als een oude vrijster zijn leeftijd te noemen. Vreemd, als je daar nu aan denkt, maar ook zorgwekkend, als je rekening houdt met de mogelijkheid van een snelle veroudering. Zou zijn organisme op een cellenbad reageren?'
Wat Marshall hierop antwoordde was eigenlijk meer tot zichzelf dan tot Rhodan gericht.
'Gucky en oud? Dat kan ik me moeilijk voorstellen, maar nog moeilijker dat hij ziek zou zijn. Maakt hij niet meer de indruk van iemand die sterk gedeprimeerd is, sir?'
Rhodan boog zich voorover, en toen Marshall hem aankeek, zag hij zorg en ongerustheid in de ogen van de eerste regent. 'John, wil jij niet nog eens een poging doen? Misschien zegt Gucky jou wat hij heeft. . .'
'Mij, sir? Als hij u en Bully al uit de weg gaat en niets wil zeggen, laat hij mij helemaal niet dichterbij komen. Maar ik wil het nog wel eens proberen. Alleen geloof ik niet dat ik succes zal hebben.'
Rhodan nodigde de muisbever uit, oudejaarsavond bij hem te komen vieren.
'Alsjeblieft niet, Perry,' protesteerde Gucky op klaaglijke toon. 'Ik kan mezelf niet meer zien. Waarom zou ik jullie goede stemming komen bederven?
Ik ben iets anders van plan. Ik moet afleiding hebben. Ik wil Parijs eens gaan bekijken, dat moet een prachtstad zijn. Ken jij Parijs, Perry?'
Het klonk echter zo vermoeid, zo ongeïnteresseerd, dat Perry Rhodan langzamerhand tot de overtuiging kwam, dat Gucky ernstig ziek moest zijn.
Hij gaf de muisbever een prachtige beschrijving van Parijs, maar middenin zijn betoog maakte Gucky een onverschillig gebaar.
'Ach nee, ik vlieg met oudjaar toch maar niet naar Parijs. Ik blijf tussen mijn vier muren. Maar doe me een lol, en houd me de dikzak van het lijf, Perry! Ik kan zijn medelijden niet verdragen al meent hij het nog zo goed. Vervloekt, het is . . . het is niet om uit te houden!'
Perry Rhodan staarde verbaasd naar zijn beeldscherm. Gucky had de verbinding verbroken.
Wat is er met die peuter aan de hand, vroeg hij zich ernstig ongerust af.
Zes dagen vóór de alarmvergadering, waarin het logboek van een lichte kruiser van de solaire ruimtevloot en een trillingsreflector de, hoofdrol speelden, trilde vóór Rhodans schrijftafel plotseling de lucht, en werd Gucky zichtbaar.
'Dag, baas!'
Dat klonk toch net als vroeger?
Er ging een blijde lach over Perry Rhodans scherp getekende gezicht; zijn ogen glansden van blijdschap.
'Zo, Gucky? Ben je weer in orde, ouwe vriend?' Hij was bereidwillig op de nonchalante toon van de muisbever ingegaan. Hij zou nog meer hebben gedaan, als dat voor opmontering van het grappige kereltje nodig zou zijn geweest.
'Wat ben ik toch een dwaas geweest, Perry!'
'Jij, een dwaas, Gucky? Heb je weer iets uitgehaald, en kwelt je geweten je nu? Kom, alles is bij voorbaat vergeven en vergeten, kleintje!'
Perry Rhodan liet zich van zijn edelmoedige kant zien.
Toen zag hij Gucky's knaagtand in zijn volle grootte. Gucky stiet een gefluit uit. 'Aangenomen!' zei hij. 'Ik zal je algemene amnestie voor het volgende geval opzij leggen, baas, mar nu moet ik je teleurstellen. Ik heb werkelijk niets uitgehaald, maar ik weet nu eindelijk wat me scheelt. Ja, Perry, maar lach me alsjeblieft niet uit. Ik ben ziek van heimwee naar Tramp. Ik voel me zo vreemd, dat ik wel zou kunnen huilen. Toe, lieve Perry, laat me gaan, alsjeblieft . . .'
Heimwee, dacht Perry Rhodan ontroerd, trok Gucky naar zich toe en op zijn schoot en legde zijn arm om hem heen.
'Gucky, arme jongen . . .'
Het klonk zo medelijdend, zo eerlijk en vol begrip.
'Perry . . . lieve Perry!' De voorpootjes van de muisbever omklemden Perry Rhodans hals en Gucky drukte zijn kop tegen de borst van de machtigste man van het zonne-imperium.
Hij heeft heimwee, dacht Rhodan telkens weer. Het kleine kereltje heeft heimwee naar de woeste, koude planeet Tramp en naar zijn soortgenoten. Heimwee als een mens, die plotseling beseft dat hij in den vreemde geen wortel kan schieten.
'Je kunt morgen vertrekken, Gucky. Zal ik je door een schip laten brengen, of wil je alleen op Tramp aankomen?'
Toen hij het laatste deel van de vraag stelde, zag hij weer de eenzame knaagtand van de muisbever in zijn volle grootte. Dat was eigenlijk al antwoord genoeg, maar Gucky riep geestdriftig en van ondraaglijke innerlijke spanning bevrijd:
'Alleen, Perry! Waarmee mag ik starten, baas? Vertrouw je me een space-jet toe? Ik zweer dat ik hem weer heel zal terugbrengen!'
'Maar voor een space-jet zijn minstens vier man bemanning nodig, Gucky!' antwoordde de regent.
Gucky trok bliksemsnel zijn voorpootjes van Perry's hals, richtte zich op, keerde Rhodan zijn schrandere muizesnuit toe en zei: 'Vier man. . . ik wil alleen op Tramp aankomen. En wat is er voor nodig om van een space-jet een eenmansruimteschip te maken? Eén bevel van jou, een paar robots aan het werk gezet en binnen drie uur is alles voor z'n . . .'
De door Rhodan bepaalde grens was bereikt.
'Stop, Gucky! Vóór we hier verder over praten, moet je beginnen met fatsoenlijke uitdrukkingen te gebruiken . . .'
Gucky viel hem vlug in de rede.
'Perry, ik geloof dat jij er geen vermoeden van hebt, in welke morele gevaren ik altijd verkeer, wanneer ik met Bully moet praten, en . . .'
Een blik uit Rhodans ogen was voldoende om de opgewonden muisbever het zwijgen op te leggen, maar Perry kon niet nalaten te glimlachen en uiteindelijk barstte hij zelfs in schaterlachen uit.
Zo gelukkig en opgelucht als Gucky zich voelde, nu hij eindelijk wist wat hem wekenlang had gedeprimeerd, zo bevrijd van zorg was Rhodan nu en zijn hartelijke lach weerspiegelde duidelijk zijn gevoelens.
Op dat moment kwam Reginald Bull Rhodans werkkamer binnen. Hij zag Gucky bij Perry op schoot zitten en hoorde en zag zijn vriend schaterlachen.
'Het schijnt jullie tweeën prima te gaan,' merkte de argeloze Bully op en ging op de rand van het schrijfbureau zitten.
'Uitstekend,' gaf Rhodan toe, 'maar mijn vreugde is een beetje getemperd, dikke. Gucky heeft zich namelijk zo-even. . .'
'Niet doen, Perry!' smeekte de muisbever, de chef in de rede vallend. Maar Rhodan liet zich niet vermurwen.
'Gucky heeft zich zo-even over jou beklaagd, Bully. Hij zei dat jij hem met je onbeschaafde manier van praten in moreel gevaar…'
'Is die knaap op je schoot weer gezond, Perry? Ja of nee?' stoof de temperamentvolle Reginald Bull op, liet zich van het schrijfbureau glijden, kwam naar Rhodan toe en boog zich naar Gucky over om hem te grijpen.
'Gucky is herstellende, Bully,' waarschuwde Rhodan. 'Hij is ziek van heimwee en vliegt morgen met een omgebouwde space-jet naar Tramp, alleen.'
'Heimwee?' vroeg Bully verschrikt en vergat op hetzelfde moment dat hij met de muisbever nog een appeltje te schillen had. 'Arme jongen . . .' En zijn handen die hem zo-even ruw hadden willen beetgrijpen, aaiden nu Gucky's pels.
'Dikzak,' piepte de muisbever, 'jij bent na Perry de beste kerel, maar je mag me voortaan nog maar half zoveel nieuwe vloeken leren. Perry vindt dat jij me daardoor .. .'
'Ik constateer dat je verbazend snel genezen bent, Gucky!' viel Rhodan hem in de rede, en zijn stem was een ietsje scherper geworden.
'Alleen omdat ik morgen naar huis mag vliegen, Perry,' probeerde de muisbever te vergoelijken. 'Ik zou van blijdschap wel een huishoog kunnen springen! Hoelang krijg ik verlof, baas?'
'Als er niets tussen komt, een hele maand, Gucky. Is dat lang genoeg?'
'Een maand, baas? Een hele, lange maand verlof? Is dat niet veel teveel voor mij?' Het kereltje raakte bijna uit zijn geestelijk evenwicht. Ondanks al zijn streken en eigenmachtige daden, die hem menig standje en vaak achteraf zeer onaangename uren hadden opgeleverd, had hij zijn aangeboren bescheidenheid niet verloren.
Hij keek Rhodan en Bully beurtelings aan. 'Een volle maand verlof. . . Een volle maand verlof?' Hij kon het nog steeds niet geloven.
Plotseling werd er een verdenking in hem gewekt. 'Of krijg ik dat verlof alleen omdat ik niet bij een te verwachten actie mag zijn, Perry?'
En tegen het uitdrukkelijke bevel in, probeerde hij met zijn sterke telepathische krachten de gedachten van de regent te lezen, maar Rhodan had ze zo afgeschermd, dat Gucky er niet bij kon komen.
'Er wordt geen actie verwacht, Gucky,' verzekerde Rhodan hem. 'Als tijdens je verlof mocht blijken, dat je dringend nodig bent, dan laat ik je per hyperradio terugroepen, kleintje!'
Dat stelde de muisbever gerust, maar de lange duur van zijn verlof deed hem weer twijfelen. 'Wat zullen de anderen van het mutantenkorps zeggen, als ze horen dat ik een maand met verlof ga?' vroeg hij bezorgd.
'Niets!' antwoordde Rhodan. 'Want alle anderen hebben altijd hun verlof gekregen, maar jij . . - jij bent nu meer dan zestig jaar bij me, en al die tijd niet op je thuiswereld geweest . . . Strikt genomen, Gucky, zou je nu recht hebben op drie of vier jaar verlof, misschien zelfs . . .'
'Nee, dat niet!' viel Gucky hem verschrikt in de rede, 'of wil je me kwijt... eh, of wil je dat ik mezelf uit verveling van kant maak? Geef liever die dikzak het verlof dat mij toekomt. Hij is dol op luieren en . . .'
'Heb je ondanks het strenge verbod toch weer mijn gedachten gelezen, onbeschaamde vlegel?' vroeg Bully streng.
'Ik tegen dat verbod zondigen, dikzak?' protesteerde de muisbever fel. 'Je hebt er geen vermoeden van met welk een veldsterkte je mij je geheimste gedachten gewoonweg opdringt, als jij jezelf in je tomeloze luilakfantasieën laat gaan!'
'Ik zal je veldsterkte geven, wortelenvreter! . . .
Perry, je doet het hele zonnestelsel het grootste plezier, als je ons allemaal voor een maand van die . . . die. . .'
'Baas,' piepte Gucky er tussendoor, 'hij wil me smeerkanis noemen, maar hij durft het in jouw aanwezigheid niet te zeggen.'
'Wat een brutaliteit. . .' brulde Bully, en wilde Gucky grijpen, maar zijn handen grepen in trillende lucht, en Perry Rhodans knieën waren leeg.
De muisbever had er de voorkeur aan gegeven, zich met een teleportatiesprong te verwijderen.
Bully lachte. 'Wat een schooier! Maar ik ben blij dat hij weer helemaal de oude is. Heimwee. Dat kan vervloekt pijn doen, en zijn verlof heeft hij intussen al duizendmaal verdiend. Perry, vind je goed, dat ik voor het ombouwen van een space-jet zorg?'
In de middag van 4 januari 2045 ontving het magazijn een bestelling voor dertig op maat gemaakte ruimtepakken; de bestelling was ondertekend door luitenant Guck!
Men was niet bepaald gelukkig met de bestelling, en beschouwde bovendien het ultimatum, alle dertig pakken nog diezelfde dag bij luitenant Guck af te leveren, als een onbeschaamdheid. De chef waagde het echter niet, zich daarover bij Perry Rhodan te beklagen, maar bracht via de visafoon zijn protest bij Reginald Bull naar voren, die volgens de geruchten voortdurend met die arrogante muisbever overhoop lag.
'Wat kan ik voor u doen?' vroeg Bully vriendelijk, nadat de magazijnchef zich had voorgesteld.
Deze begon zijn verhaal, maar kwam niet ver met zijn protest.
'Wat denkt u wel?' brieste Bully in de microfoon en zag op zijn beeldscherm de man ineenkrimpen.
'Als een luitenant van het mutantenkorps bij u een spoedbestelling plaatst, hebt u die maar uit te voeren. En val me nu niet langer lastig!'
Woedend verbrak hij de verbinding, krabde op zijn hoofd en vroeg zich af: 'Wat wil die kleine met dertig ruimtepakken? Drie reservepakken kan ik me nog indenken, maar dertig! Nou, als achter die bestelling weer niet een speciale actie van Gucky zit. . .
Hij is nog niet goed en wel beter, of hij krijgt de kriebel weer. Ik ben benieuwd wat er van zijn solovlucht naar Tramp terecht komt.'
De volgende morgen om vier uur liet luitenant Guck zich naar zijn space-jet rijden, de SJ-09, die hem in twee hypersprongen naar Tramp moest brengen.
De zon ging juist boven Terrania op, maar de mensen in de miljoenenstad sliepen nog, voor zover ze geen nachtdienst hadden. Het verkeer op de gigantische ruimtehaven was niet noemenswaard. Op landingsterrein 56 liepen juist de straalmotoren van een zware kruiser uit. Het laatste gepruttel van de krachtige motoren verstomde.
De space-jet SJ-09 was de vorige dag door een robotteam zodanig omgebouwd, dat het discus-vormige vaartuig met een diameter van vijfendertig meter nu door één persoon kon worden gestart, gevlogen en geland.
Gucky voelde zich als de keizer van China, toen hij door zijn SJ-09 naar de stuurhut liep. Zijn gedachten waren zijn vlucht reeds vooruitgesneld en schilderden hem zijn triomfantelijke aankomst op Tramp in de prachtigste kleuren af.
In deze stemming ging hij in de pilotenstoel zitten, die speciaal voor zijn gestalte was gemaakt.
Hij gespte zich vast.
Zijn eenzame knaagtand was in al zijn pracht te zien.
Zo meteen zou Terrania verbaasd staan – zo meteen.
De krachtige straalmotor van de space-jet liep warm. De sluis ging dicht. Er was visafoonverbinding met de controletoren van de ruimtehaven. De boordcomputer wachtte er nog slechts op, ingeschakeld te worden, om de SJ-09 in twee hypersprongen naar Tramp te brengen. Maar Gucky wilde eerst zelf nog demonstreren, dat hij zo'n schip kon besturen.
'Start om 4 uur 18, luitenant Guck!' had de havencontrole zojuist gezegd. Het werd 4 uur 18.
Gucky had van Reginald Bull gehoord, dat vroeger de piloten van grote verkeersmachines met: 'Geef hem van katoen!' vol gas geven bedoelden.
'Geef hem van katoen!' zei hij tegen zichzelf en liet zijn grote knaagtand zien.
De SJ-09 begon te brullen; de krachten van de straalmotor braken los. Van de havencontrole kwam een scherp bevel. Gucky verstond het niet; hij hoorde het zelfs niet.
Optrekken!
De snelheid van de SJ-09 nam toe, maar Gucky hield hem op drie meter hoogte boven de ruimtehaven van de Terrania. Doel: de controletoren! Hij vloog er recht op aan. Zicht op het panoramascherm; vergroting 1:1. Snelheid, vijftien seconden na loskomen, 530 kilometer/per uur.
Toen de space-jet gevaarlijk dicht voor de controletoren werd opgetrokken, doorbrak het vaartuig de geluidsbarrière!
Een van de honderdduizend die vloekend op deze stoornis uit hun bed sprongen, was Reginald Bull. Hij vermoedde wie die heksensabbat veroorzaakte.
Hij belde de havencontrole op. 'Hier Bull. Is die idioot onze luitenant Guck?'
Boven Terrania boorde een space-jet zich in vlakke spiralen en met een waanzinnige snelheid steeds hoger in de wolkenloze hemel.
'Wat zei je?' Bull had door het helse lawaai geen woord van het antwoord verstaan.
'Luitenant Guck. . .' De rest ging weer verloren in het helse lawaai, dat de rust van de prachtige ochtend verstoorde.
'Roep hem op en zeg hem onmiddellijk met die baldadigheid op te houden!' brieste Bull in de microfoon vergetend, dat hij nu en dan ook wel eens het stuur van een ruimtevaartuig in handen nam, om het meteen acrobatische landing veilig aan de grond te zetten.
Gucky was, wat het overnemen van de slechte gewoonten van Bully betrof, een prima leerling.
Van de controletoren werd teruggeroepen: 'We proberen sinds tien minuten luitenant Guck tot de orde te roepen. Wij horen hem alleen maar roepen: 'Geef hem van katoen! Geef hem van katoen. . .' Wordt u niet goed, sir?' Bezorgd keek de controleofficier hem vanaf het beeldscherm aan.
Bully voelde zich echter wel goed, maar zijn geweten sprak.
'Geef hem van katoen' dat riep hij toch altijd als hij zich klaarmaakte voor een acrobatische start of landing!
'Nee, met mij is niets aan de hand, maar dat lawaai werkt op m'n zenuwen. Dank je!' haastte Reginald Bull zich te zeggen, en verbrak vlug de verbinding.
Gucky kon vliegen en hij vloog graag. Daarom trok hij de space-jet ook in deze vlakke spiralen maar langzaam op. Het kon hem nu niets meer schelen of hij een uur vroeger of later op Tramp kwam.
'Geef hem van katoen! Wat doet die kist het weer goed!' Gucky was alleen en genoot al die tijd van het gebruik van Bully's niet bepaald beschaafde uitdrukkingen, maar plotseling vond hij, dat hij er eigenlijk niets aan had, ze te gebruiken. Hij had immers geen toehoorders.
Hij schrok een beetje van een bulderstem uit de luidspreker.
'Luitenant Guck, dit is ruimtecontrole Venus! Ga onmiddellijk op een behoorlijke stijgkoers, anders moeten we uw vlucht naar de planeet Tramp verhinderen! Ik wacht op uw antwoord, luitenant!'
'Met wie heb ik het genoegen?' vroeg de muisbever ijskoud. Hij had zich bliksemsnel herinnerd, dat, volgens de voorschriften, de spreker van ruimtecontrole Venus eerst zijn rang en naam had moeten noemen.
'Kolonel Eltzahn, luitenant Guck!'
'Oké, kolonel, mijn space-jet ligt op stijgkoers. Ik zal u ook eens een genoegen doen.'
Dergelijke opmerkingen kon in het hele Sol-stelsel alleen Gucky zich veroorloven, en ook de strenge kolonel Eltzahn accepteerde haar. 'Verdorie,' bromde hij, 'ik had die knaap toch niet zo grof moeten aanspreken, want als hij mij een genoegen doet, ben ik het haasje!'
Gucky zag zich zijn verrukkelijke spel, met de space-jet tussen tien- en twintigduizend meter hoogte kunstvluchten uit te voeren, ontnomen. De SJ-09 lag al op stijgkoers. De beveiligings-schermen van het schip ondervonden vrijwel geen luchtweerstand meer, de snelheid liep met sprongen op. Het werd voor Gucky langzamerhand tijd om op de automaat over te schakelen en de vlucht verder door de geprogrammeerde computer te laten uitvoeren. Gucky had niet geprotesteerd, toen Bully hem de vorige dag had gezegd: 'Je hebt totaal geen ervaring om nauwkeurige berekeningen voor een hypersprong te maken. Ik zal de computer dan ook zo laten programmeren, dat je acht miljoen kilometer vóór Tramp weer uit de hyperruimte komt. Dat kattensprongetje kun je dan wel met je linkerhand maken!'
Dit laatste had Gucky's trots gesterkt. Acht miljoen kilometer op een totale afstand van 2438 lichtjaren, was inderdaad maar een kattensprong, en iedere cadet van de solaire vloot kon de space-jet, de verbeterde Gazelle, reeds na de eerste tien vlieguren landen.
Autorijden op de aarde was veel moeilijker en levensgevaarlijk!
Nu de hoofdsynchroonschakelaar indrukken. Dat was het laatste wat Gucky te doen had. Van nu af aan was de besturing van de SJ-09 in handen van de computer.
De eerste hypersprong begon voorbij de baan van Pluto. 1365 lichtjaren van de aarde verwijderd, rematerialiseerde de space-jet weer in de normale ruimte. Dertig minuten later volgde de tweede en tevens laatste hypersprong.
Gucky zat nog steeds vastgegespt in zijn stoel. Hij had het vergeten, en dacht er nu ook niet meer aan.
'Word ik gek?' kreunde hij en staarde naar het panoramascherm. 'Ik ben verkeerd uitgekomen!'
Daarmee bedoelde hij zijn laatste terugkeer in de normale ruimte. 'Dat is toch geen acht miljoen kilometer! Het zijn er nog honderd miljoen naar Tramp! Wacht maar, dikzak! Wraak is zoet. Ik zal jou ook eens zo'n poets bakken. Wat een rot streek, mij die honderd miljoen kilometer met een snelheid beneden die van het licht te laten uitzitten!'
Maar in werkelijkheid waren Gucky's dreigementen niet zo gevaarlijk; plotseling bonsde zijn hart van vreugde. Daar, in de verte, die kleine, vaag rood stralende stip, dat was zijn thuiswereld, en dat dofrood fonkelende oog was de stervende zon - in een omtrek van vele honderden lichtjaren de enige met één enkele, kleine, koude planeet.
Vrijwel op hetzelfde moment lagen enige tientallen muisbevers op de grond te kronkelen.
Het typische klikkende geluid van een in de opvangbak vallende ponsstrook van de computer, noopte hem zich opzij te draaien en de strook te pakken.
'Wat?' Pure ontzetting had hem dit woord doen uitstoten. Tramp was tachtig miljoen kilometer van zijn normale omloopbaan afgeweken, was over dezelfde afstand de zon genaderd, en zou dat blijven doen tot de aantrekkingskracht van de zon zó sterk was, dat de planeet er in zou storten.
Gucky's armen beefden, toen hij in de straal van zijn schijnwerpers drie van de vurig begeerde relais zag liggen.
Oppervlaktetemperatuur op Tramp tussen 45 en 57 graden Celsius!
Rotatietijd van 19,8 uur teruggelopen tot 16,1 uur.
Wat een hitte, wat een hitte, dacht Gucky ontzet en de anders zo ijskoude en niet uit zijn evenwicht te brengen muisbever verloor in deze uren alle overzicht van wat hij beslist moest doen en wat hij in geen geval mocht doen!
Hij mocht niet op Tramp landen!
Hij moest een hyperradiobericht naar Rhodan sturen!
Hij wist immers, dat zich bijna vier maanden geleden enige, tot nu toe niet opgehelderde gebeurtenissen op Tramp hadden voorgedaan.
En Gucky zou dat misschien ook hebben gedaan, als niet juist nu zijn telepathische zintuig vertwijfeling, doodsangst, nood en ontzetting had opgevangen!
Zijn rasgenoten schreeuwden langs telepathische weg hun wanhoop uit de diepten van Tramp in de diepten van de wereldruimte.
Gucky kwam in actie!
Dat had Gucky toch al eens gezien? - Een kurketrekkervormige antenne.
Besturing van de computer overnemen! Hoofdsynchroonschakelaar terug.
Nee, het kwam niet bij hem op, te schreeuwen: 'En geef hem nu van katoen', maar hij schakelde de straalmotor op vol vermogen!
De generator van de drukcompensator gierde; twee sirenes begonnen waarschuwend te loeien. Overbelasting van de generator!
Gucky vloog zonder verstand en discipline.
De SJ-09 stoof op Tramp toe!
Redden - redden - redden -, was Gucky's enige gedachte.
Ik moet ze uit die vuurhel halen. Dat ben ik hun toch schuldig!
Wie heeft zich aan mijn thuiswereld vergrepen? De Droefs, de Springers of de Ara's?
O, Perry, jij moet me helpen die schoften ten val te brengen! Maar hij kwam eenvoudig niet op het idee, zijn beste vriend via de hypercom op de hoogte te stellen.
Kortsluiting in zijn hersenen.
In de vier armen van de monsters zaten werktuigen verborgen.
Hij stuurde de space-jet achter de op zijn kleiner wordende omloopbaan voortstuivende planeet aan.
De SJ-09 bereikte zijn topsnelheid. Er loeide nog steeds een sirene. Op de stuurtafel flikkerde rood licht. Twee belangrijke relais waren al uitgevallen. Beide werden automatisch door reserves vervangen, maar als ook die doorbrandden, was er geen reserve meer.
Gucky liet de sirene loeien. De motor bleef overbelast; hij dacht er alleen maar aan, met iets minder dan de lichtsnelheid zo snel mogelijk boven Tramp te komen.
Wat een hitte, dacht hij wanhopig; in plaats van 8 graden onder nul, nu 45 tot 57 graden boven nul! Dat was voor zijn rasgenoten een heltemperatuur.
Gucky vloog op zicht, met behulp van het panoramascherm.
Hij deed alles verkeerd. Hij had allang aan de landing kunnen beginnen, als hij de computer de gegevens voor een korte hypersprong had laten berekenen.
Wat een hitte! Ze sterven bij duizenden! Mijn God, wie heeft dat toch gedaan?
Hij probeerde uit alle macht langs telepathische weg tenminste met één muisbever in contact te komen.
Maar het lukte niet.
En dat verontrustte Gucky nog meer.
Wat heeft dat te betekenen?
Langzaam - ondanks de snelheid waarmee de space-jet op Tramp toe raasde - werd de rood fonkelende stip een kleine schijf.
In onmachtige woede, zich niet bewust dat hij door panische angst werd beheerst, staarde Gucky met brandende ogen naar het schijfje op het beeldscherm.
Ik heb dertig ruimtepakken aan boord! Deze gedachte ging in een flits door zijn kop.
Waarom heb ik er zoveel laten maken? Waarom heb ik dat heimwee pas zo laat als heimwee herkend?
En toen lieten die gedachten hem al weer los.
Afstand: 28 miljoen kilometer.
Snelheid: 185000 per seconde!
Nog een paar minuten - twee minuten en zevenentwintig seconden!
Hij dacht er niet aan, de snelheid te verminderen.
Plotseling groeide het schijfje - de planeet Tramp - als een ballon die snel wordt opgeblazen.
De sirenes loeiden. Botsinggevaar!
Kwam Gucky dan nog niet bij zijn verstand?
Nog twee sirenes begonnen te loeien, en nu moest de automaat ingrijpen, om de space-jet voor een botsing met de planeet Tramp te behoeden!
De druk werd groter en werd geabsorbeerd door de drukcompensatoren. De snelheid werd abrupt door de automaat afgeremd en nu veranderde hij ook de koers van de SJ-09.
De nog steeds veel te snelle space-jet stoof Tramp op een afstand van 7500 kilometer voorbij.
Gucky zag de planeet over het panoramascherm naar bakboord schuiven.
Dat sirenegeloei - wat had dat te betekenen?
Toen hij het begreep, schakelde hij de automaat uit. En ook dat was een vergrijp tegen alle regels!
Omkeren!
Het discus-vormige ruimtevaartuig gehoorzaamde aan de druk van de stuurmotoren. Tramp verscheen weer op de oude plaats op het scherm.
Gucky scheen gek van ontzetting en woede te zijn, door de telepathische ontvangst van ongestuurde noodimpulsen, die alle angst van de wereld uitdrukten en het kereltje in zijn SJ-09 letterlijk hypnotiseerden.
Tramp werd weer groter!
Naar beneden!
De luchtlagen in!
De eerste luchtmassa's begonnen langs de beveiligingsschermen van de SJ-09 te schuren. Het schuren werd gieren en fluiten, daarna huilen, loeien, brullen.
De grond leek op Gucky toe te schieten.
Zijn snelheid was nog steeds veel te groot! Maar geen sirene waarschuwde hem meer. Hij had alles uitgeschakeld!
Gucky kwam naar Tramp om zijn show te geven.
Bikre had speels de helm van zijn nieuwe ruimtepak geopend.
En die gaf hij - de show van een catastrofe!
De grond . . .
Een klap, gekraak, gloeiend zand; zand dat door een hitteorkaan werd voortgejaagd. Een space-jet, voor de helft in de grond begraven - vernield, een wrak, een hoop schroot, geen ruimtevaartuig meer. En in zijn veiligheidsgordel, de muizenkop op de borst liggend, roerloos, hing Gucky in zijn speciale stoel. Hij hoorde niets van de orkaan die om hem heen woedde en voelde ook niets van de hitte, die de vernielde SJ-09 binnendrong - de hitte en het zand.
5.
In hetzelfde uur waarin Gucky op Tramp zijn brokkenlanding maakte, liet Dr. Innogow zich bij Perry Rhodan aandienen.
Innogow had geen papieren bij zich, maar het was duidelijk aan hem te zien, dat hij de regent van het zonne-imperium iets belangrijks mee te delen had. Het kostte hem moeite te beginnen.
'Sir. .-.' een diepe zucht. 'Sir, u herinnert zich zeker nog het kleine stukje fluorescerend materiaal, dat Walter Grimpel van Tramp meebracht. We konden het toen niet analyseren . . .'
'Maar nu hebt u het geanalyseerd, Dr. Innogow?' Rhodan richtte zich opgewonden op en keek de geleerde gespannen aan.
Deze schudde een beetje bedrukt zijn hoofd.
'Geanalyseerd, sir. . . is teveel gezegd, maar toch ben ik iets onbegrijpelijks op het spoor gekomen. De amplitudewirwar op de peiloscillograaf heeft me niet met rust gelaten, maar hoe ik er ook aan puzzelde... ik kwam gewoon niet verder.
Eergisteren was ik voor een informatie in het psychologisch instituut.
Men had daar onder andere voor enige telepaten hersenopnamen gemaakt. Gelukkig of helaas . . . maar dat kan ik nu nog niet beoordelen . . . had men ook de telepathische krachtuitstraling gemeten en getracht de golfvorm zichtbaar te maken, om die voor verder detailonderzoek ter beschikking te hebben. Men liet mij twee bijzonder goed geslaagde opnamen zien. Ik moet toegeven, dat ze mij niet veel zeiden.
Maar vannacht heb ik mij een afdruk van die twee opnamen laten brengen, sir.' Dr. Innogow zuchtte diep en streek met zijn hand over zijn voorhoofd.
'Sir, dat stukje materiaal van de planeet Tramp bestaat voor een deel uit organische energie!'
'Dr. Innogow, wilt u zo vriendelijk zijn, dat nog eens te herhalen?' verzocht Rhodan.
'Met genoegen, sir. Het blauwwit fluorescerende materiaal van Tramp bestaat voor een deel uit organische energie; het is in geconcentreerde vorm hetzelfde als wat onze telepaten uitzenden, als ze hun parakrachten laten werken!'
'En hebt u dat ontdekt, toen u de amplitudes van een telepaat-in-actie vergeleek met de amplitudes die de marconist Mclntosh en Walter Grimpel hadden opgenomen, toen op Tramp die energie-uitbarsting plaats vond?'
Dr. Innogow voelde zich niet op zijn gemak bij deze directe vraag.
Sir, mijn ontdekking berust grotendeels nog op hypothesen. Ik moet zelf nog aan het begrip organische energie wennen.' Er ging een vage glimlach over zijn gezicht. 'Sir, het doet ons onderzoekers goed als we af en toe eens onze neus stoten, om ons eraan te herinneren hoe weinig we weten. En nu, op dit moment, weet ik over de materie nog minder dan voorheen. Het is een volkomen raadsel. Ze is verzadigd. Die verzadigingstoestand heeft zowel organische als kunstmatig veroorzaakte energie gebonden. Ik heb vanmorgen een paar maal, bij proeven waarbij ik meende de stof toch te hebben geanalyseerd, sporen van metaal gevonden. Sir, dat metaal hebben tot nu toe noch de Arkoniden noch wij gezien.'
'Wat bedoelt u met organische energie, dr. Innogow?'
Dr. Innogow keek tamelijk ongelukkig. 'Ik kan slechts een onwetenschappelijke definitie geven. Ik maak onderscheid, en wel alleen om mezelf een strohalm toe te reiken die me er voor moet behoeden, in deze chaos van tot nu toe onvermoede begrippen onder te gaan ... ik maak onderscheid tussen natuurlijke en organische energie. Daargelaten wat natuurlijke energie is, maar organische energie is de energie die door een levend organisme wordt opgewekt. Maar in het onderhavige geval wordt het gecompliceerd, omdat die organische energie een vaste vorm heeft aangenomen. Nee, sir, geen materie! Wat Grimpel van Tramp heeft meegebracht, bevat behalve zand en metaalsporen, als het inderdaad metaal is, geen materie!
Sir, ik heb me als wetenschapsman nog nooit zo hulpeloos gevoeld als nu, en al loop ik het gevaar mezelf onsterfelijk te blameren en mijn naam als onderzoeker op het spel te zetten met de volgende bewering, ik wil het toch zeggen:
Wat Grimpel heeft meegebracht, is naar mijn mening slapende organische materie!'
Dr. Innogow vermoedde niet hoe dicht hij hiermee bij de waarheid was gekomen, maar hij wist ook niets van het bestaan van de Orghs, die technisch-organische tussendingen uit een wereld van een onbekend ras.
En hij kon zich nog minder voorstellen, dat er levende wezens bestonden, die na de uitbarsting van energie op Tramp nog eens waren teruggekomen, niet alleen om de slapende energie met behulp van hun techniek weer te wekken, maar ook om die gewekte energie te gebruiken.
'Dr. Innogow, gaat u gerust weer aan uw werk,' zei Perry Rhodan. 'En ik wil u wel zeggen, dat u bij mij uw naam als onderzoeker niet op het spel hebt gezet. Integendeel; ik ben u dankbaar voor uw moed, maar stelt u mij onverwijld op de hoogte, als u op dat gebied nieuwe ontdekkingen mocht doen.'
Rhodan zag dat Dr. Innogow veel zekerder zijn werkkamer verliet, dan hij er een half uur tevoren was binnengekomen.
'Hm,' zei hij hardop, en belde het energie-peilstation van Terrania op. Hij kreeg verbinding met Walter Grimpel. Het verraste gezicht van de chef verscheen op Rhodans beeldscherm.
'Grimpel, weet je of de tweede hypersprong van Gucky is waargenomen?' vroeg hij op zijn typisch korte manier.
'Ja, sir! Beide hypersprongen zijn feilloos waargenomen. De muisbever moet al op Tramp zijn geland. Maar hij heeft nog niets van zich laten horen!'
Perry Rhodan lachte. Hij dacht aan de show die het kereltje voor zijn rasgenoten zou geven. Gucky had nu hoogstens tijd voor kwajongensstreken, maar zeker niet voor een hyperradiobericht naar Terra.
'Hij zal zich wel melden,' antwoordde Rhodan en schrok even, omdat hij bij deze woorden een onprettig gevoel kreeg. Hij vervolgde: 'Ik bel je op, Grimpel, om je te vragen, met behulp van je energiepeiler de planeet Tramp in de gaten te houden, en wel net zolang tot we weten dat Gucky weer op de terugreis naar de aarde is. Dank je!'
Even later ging Grimpel een verdieping hoger. Hij ging de meetcentrale binnen, waar acht mannen werkten.
'Nog nieuws, heren?' vroeg hij.
Malya, een Senegalees, die momenteel de leiding over de centrale had, antwoordde: 'Nee, mister Grimpel, op een permanente miswijzing van plus 2,35 procent na. Tramp heeft teveel energie. Daarom heb ik de astrofysische afdeling al geraadpleegd, maar ze hebben ons daar vlug gerustgesteld. Onze miswijzing wordt veroorzaakt door de nog steeds in de ruimte aanwezige strooistraling van de laatste energie-uitbarsting.'
Walter Grimpel trok zijn wenkbrauwen op. Hij was ten slotte een van de beste energiepeil-specialisten en hij wist ook heel wat van astrofysica.
'Wie heeft je dat verteld, Malya?' vroeg hij ironisch.
'Professor Alskund van de astrofysische afdeling!'
'Hm... als die het zegt, zal het wel waar zijn, maar iets is me toch niet duidelijk. Stel mij onmiddellijk op de hoogte, wanneer de peiling op voor Tramp ongewone omstandigheden wijst. Laat dat ook aan je twee opvolgers doorgeven. Goeiendag!'
Toen Walter Grimpel weer in zijn kantoor aan het schrijfbureau zat, liet die miswijzing van plus 2,35 procent hem niet los. Hij verbond zich per visafoon met de centrale die hij zo-even had verlaten.
'Malya, heb je professor Alskund ook alles met betrekking tot die 2,35 procent plus gegeven?'
'Natuurlijk, mister Grimpel. We hebben zelfs drie uur moeten wachten voor we het resultaat van de astrofysische afdeling kregen. Professor Alskund heeft daar zelfs de grote computer voor gebruikt.'
Dat gaf de doorslag.
Walter Grimpel was helaas niet Bully, die de positronische rekenmachines slechts tot op zekere hoogte vertrouwde en altijd opponeerde wanneer iemand de computer onfeilbaar noemde.
Walter Grimpel vergat die 2,35 procent plus. Maar toen zijn diensttijd om was, en hij in zijn wagen naar zijn woning reed, dacht hij er weer aan. Hij ging er echter niet dieper op in. Hij vertrouwde op het feit, dat professor Alskund de astrofysicus in Terrania was.
Gucky stond terneergeslagen in de stuurhut van zijn vernielde space-jet. Tranen rolden uit zijn ogen; tranen van woede, tranen van zelfbeklag.
'Oerstommeling!' jammerde hij in de drukhelm van zijn ruimtepak. 'Mijn mooie SJ-09 . . . tot schroot! En ik . . . ik heb hem gevlogen als een volslagen leek!'
Hij wankelde naar de speciale stoel en liet zich er in vallen.
Buiten loeide de hitteorkaan en woelde de woestijn van Tramp op. De zon, tweemaal zo groot als vroeger, overstroomde nu de kleine planeet met haar helse gloed, en hoewel de stuurhut van de SJ-09 nog dicht was, heerste hier ook al een temperatuur van 42 graden.
De airconditioning werkte niet meer. De hypercom was dood; het motorcompartiment van de space-jet was één klomp verwrongen metaal.
Gucky had zijn mooie ruimteschip grondig geïnspecteerd en was tot het besef gekomen, dat hij tegen alle gezond verstand in een landing had geforceerd.
En dat begreep hij juist niet. Maar wat hij nog erger vond: hij kon zich niets meer herinneren!
Het lukte hem niet. Kort na de tweede hypersprong hield zijn herinneringsvermogen op. Vanaf een bepaald moment bestond voor Gucky nog slechts een groot, donker gat, en wat hij in die tijd had gedaan of gevoeld, wist hij niet.
De temperatuur in zijn ruimtepak was 18 graden, maar in de stuurhut was ze in tien minuten van 42 naar 43 graden gestegen.
Opeens schrok hij.
Hij hoorde telepathische hulpkreten! Maar nu werd hij er niet door gehypnotiseerd. Hij bepaalde de richting vanwaar de kreten kwamen, concentreerde zich en was het volgende moment in een teleportatiesprong verdwenen.
In absolute duisternis rematerialiseerde hij weer. Gucky werd op slag luitenant Guck van het mutantenkorps. De schijnwerper van zijn ruimtepak flitste aan. In de brede lichtstraal werd een tunnel zichtbaar, zoals hij al in meer dan zestig jaar niet meer had gezien.
Hij was thuis!
Hij was in de ondergrondse woning! En in zo'n woning was hij geboren, had hij met zijn ouders en zijn zusjes geleefd, gegeten, geslapen en - gespeeld. Maar van ergens achterin die onwaarschijnlijk diep gelegen woning kwamen de telepathische hulpkreten van zijn soortgenoten. Gucky begon zo hard als hij kon te lopen. De brede straal van de schijnwerper verlichtte zijn weg. Nu liep de tunnel steil omlaag. Onafgebroken hoorde hij de telepathische hulpkreten.
Wat is er met mijn wereld gebeurd? Waarom hebben ze zich zo diep onder de grond verborgen?
Gucky struikelde, herkreeg zijn evenwicht weer en stond op het punt het laatste eind in een teleportatie-sprong af te leggen, toen de tunnel horizontaal verder liep en in een hol uitmondde.
Hij werd met piepende kreten ontvangen, toen het licht van zijn schijnwerper op een groepje muisbevers viel.
Mijn God, dacht Gucky ontzet, het zijn allemaal kinderen! Waar zijn hun ouders?
Verblind door het licht sloten de nauwelijks driekwart meter grote dieren hun ogen en barstten in een hartverscheurend gejammer uit. Gucky probeerde hun gedachten te lezen, maar dat lukte hem slechts bij een paar. De meesten van de vijftig muisbeverkinderen waren zuigelingen, en hun zwakke parazintuigen drukten slechts instinctverlangens uit; drinken, eten, slapen, verlangen naar moederlijke geborgenheid.
Gucky deed geen poging om met hen te praten. De telepathie leek hem een gemakkelijker manier om zich verstaanbaar te maken.
Maar toen deed Gucky een vreselijke ontdekking: geen van de jonge Ilts kon zich voldoende concentreren om op die manier een gesprek met de steeds wanhopiger wordende Gucky te voeren.
Angst, ontzetting, honger en dorst namen de parazintuigen van de jonge wezens geheel in beslag. Er moest water en voedsel worden gehaald!
Gucky aarzelde geen seconde. Hij teleporteerde zich naar de SJ-09 terug. Tot zijn schrik zag hij daar, dat de grote koelkast ook defect was. De thermometer wees 9 graden boven nul aan. Maar bij negen graden kon nog niets bedorven zijn.
De muisbever trok de deur van de koelkast open, sprong naar binnen en trok haar weer achter zich dicht.
'Kindervoesel. . . oh, Melkweg, dat heb ik bij Perry Rhodan op de ruimte-academie niet geleerd! Wat kunnen mijn kleine Ilts verdragen en wat niet?' Gucky begon de voorraad gecondenseerde melk te plunderen, stapelde vier kistjes 'Fijne worteltjes' voor zich op, vulde een 50-liter-bus met water, nam alles in zijn 'armen' en sprong.
Het hol met de verlaten jonge Ilts bevond zich op meer dan achthonderd meter diepte. Ze begonnen weer verschrikt te piepen, toen Gucky met zijn vracht en de felle schijnwerperstraal tussen hen materialiseerde. Hij klapte zijn helm achterover, merkte dat de lucht in het hol goed adembaar was en liet voor het eerst zijn stem horen.
Hij sprak in zijn moedertaal tegen de muisbeverbabies en tegen de groteren, die ongeveer met een vijfjarig mensenkind konden worden vergeleken.
Hoe langer hij sprak, des te rustiger werden de kleintjes.
Hij trok zijn ruimtepak uit en nam met een lichte hartklopping de eerste baby op en drukte hem voorzichtig tegen zich aan.
Tranen van ontroering sprongen hem in de ogen, toen de kleine armpjes zich in zijn pels vastgrepen en het muisbeverwezentje zijn kopje tegen hem aan drukte en meteen in slaap viel, ondanks honger en dorst.
'Wat moet ik nu doen?' vroeg Gucky zich ongelukkig af.
Volslagen hulpeloos stond hij tussen de kleine Ilts, die weer begonnen te jammeren. Hij hield op een onbeschrijfelijk tedere manier de baby in zijn armen en durfde zich niet te bewegen. 'Kleintje,' fluisterde hij, 'arm kleintje, slaap jij maar, hoor. Gucky laat jou en de anderen niet in de steek.'
Toen Gucky voor het eerst weer op zijn horloge keek, zag hij met schrik, dat hij voor de eerste verzorging van de groep kinderen meer dan zeven uren nodig had gehad. Intussen had hij echter nieuwe telepathische hulpkreten opgevangen. Ze kwamen uit de buurt van de zuid- of noordpool, waar zeventig jaar geleden nog geen muisbever had gewoond. Zijn roepen over de equatoriale zone waren onbeantwoord gebleven.
Hij kwam steeds meer tot de overtuiging, dat er nog maar een paar honderd van zijn rasgenoten op Tramp leefden. Alle anderen, vooral de volwassenen, schenen dood te zijn.
Vlug trok hij zijn ruimtepak weer aan. Zijn reserveschijnwerper met een volle batterij liet hij achter. De lichtstraal verlichtte de plek in het hol waar de drinkwater- en voedselvoorraad stond. In tegenstelling tot aardse baby’s waren de Ilts reeds enkele dagen na de geboorte in staat, zelfstandig te eten en te drinken.
'Ik kom gauw terug!' beloofde Gucky hun vóór hij verdween.
Hij was naar de space-jet teruggesprongen.
De temperatuur in de cabine was tot 47 graden gestegen.
Ik moet Perry waarschuwen, dacht hij. Dat de hypercom van zijn SJ-09 niet meer werkte, deerde hem niet. Met de in serie geschakelde minicoms van de ruimtepakken moest hij het grote station van Terrania per hyperradio kunnen bereiken.
Gucky haastte zich naar het vrachtruim. Zijn ogen glinsterden achter het kijkglas van zijn helm, toen hij de dertig ruimtepakken naast elkaar zag hangen.
Hij nam met behulp van telekinese het eerste van de haak, maakte het open en - verstijfde!
Toen hij het tiende had open gemaakt, begon hij van woede en verontwaardiging te huilen! 'Wat een kerels . . . wat een kerels!' raasde hij telkens weer. 'Mijn God, hoe kom ik nu in verbinding met Perry of met een van zijn ruimteschepen? Ik kan toch niet werkeloos toekijken hoe alles hier reddeloos verloren gaat.'
Aan alle dertig ruimtepakken mankeerde de minicom! En zijn space-jet was een schroothoop!
En Tramp schoof met iedere omwenteling een eind dichter naar de dodelijke zon!
De muisbevers hadden hun kinderen in de diepste holen van Tramp gebracht, in de vertwijfelde hoop hen van de vernietiging te redden. Zij zelf waren waarschijnlijk bij verdere reddingspogingen omgekomen.
Gucky voelde slechts minachting voor de Terraan, die uit slordigheid had vergeten de minicoms in de pakken aan te brengen.
Hij haatte hem niet; hij stelde hem niet verantwoordelijk voor de ondergang van het Ilt-ras. Nee, Gucky gaf zichzelf de schuld.
Zijn space-jet was een puinhoop.
Met zijn geforceerde landing had hij zich de terugweg afgesneden en daarmee tevens de laatste Ilt en zichzelf ter dood veroordeeld.
Hij gaf de hoop op, een Terraans schip met de minicom van zijn ruimtepak te bereiken. Het apparaat kwam met zijn zwakke zendvermogen niet ver door de hyperruimte. Maar hij wilde zich dit in zijn laatste levensdagen niet ook nog moeten verwijten.
Hij schakelde de minicom in. Hij riep het noodsignaal, noemde zijn naam, gaf zijn positie op, herhaalde het bericht twintigmaal en luisterde toen.
Uit de luidspreker klonk slechts het geruis van het universum, maar geen antwoord op zijn noodoproep!
Hij had tot nu toe, ver over Tramp verspreid, acht in de diepste diepten verstopte groepen Ilts gevonden en van het belangrijkste voorzien. Daarbij had hij moeten constateren, dat zijn voorraad levensmiddelen en water ook niet onuitputtelijk was. Wortelen had hij niet meer, en ook de gecondenseerde melk was sinds gisteren op. Er was nog 1120 liter water.
Gucky was juist met de inventarisatie gereed gekomen en wilde naar de stuurhut teruggaan, toen hij een sterke telepathische impuls opving.
Eindelijk een volwassen Ilt!
'Ik kom,' riep Gucky terug. 'Ik breng drinken en eten mee. Hoe heet je? Ik heet Gucky . .. eh, Plof-refre dag ga!'
Het laatste was onvertaalbaar, maar de andere Ilt verstond het des te beter. Verbaasd hoorde Gucky dat hij geen water of voedsel behoefde mee te brengen.
Waarom de dood een dag uitstellen, als toch elk ogenblik die zwarte wand weer kan terugkomen?'
Hoe verbaasd Gucky ook over die zwarte wand was, hij vroeg niet verder. 'Wacht, ik kom direct!' riep hij langs telepathische weg, rende naar de koelkast terug, die deze naam echter allang niet meer verdiende, vulde een bus met water en nam een groot pak geconcentreerd voedsel uit het rek. Uit het vrachtruim haalde hij een van de dertig ruimtepakken.
Toen sprong hij.
1700 kilometer ten noorden van de equator ontmoette hij op de vierde dag na zijn brokkenlanding op Tramp de eerste volwassen Ilt.
Gucky's thermometer wees een moorddadige hitte aan. 61 graden boven nul.
Van de Ilt geen spoor!
Hier! hoorde Gucky na lang telepathisch roepen, maar het klonk zo zwak, dat hij niet kon vaststellen waar het vandaan kwam.
Laat je duidelijker horen! riep Gucky met nadruk.
Het was onmogelijk, drie stappen ver te zien. Om de hele planeet loeide onafgebroken een zandstorm, die de toch al hete luchtmassa's nog sneller verhitte.
Daar klonk de roep - uit de diepte - uit een van de vroeger bewoonde woningen, die de 50-meter-grens nooit overschreden.
Gucky sprong. Zijn schijnwerper flitste aan. Hij knielde neer bij een volwassen Ilt, die de verstikkingsdood nabij scheen te zijn.
Gucky had weer die ijskoude zelfbeheersing, die hij in dienst van Rhodan had gekregen. Hij nam het meegebrachte ruimtepak, trok het de Ilt aan, sloot de helm en vond toen pas tijd om op de luchtdrukmeter te kijken.
Het instrument duidde onmiskenbaar aan, dat de planeet Tramp zich gereed maakte om zijn luchtomhulsel af te stoten! Voor Gucky was dit het duidelijke bewijs, dat de uren van zijn thuiswereld geteld waren en dat het zwaartekrachtveld van de zon zijn begerige klauwen al naar de luchtmantel uitstrekte . . . of. . .
Gucky dacht na.
... of zou Tramp nu al zo snel draaien, dat het punt bereikt was waarop de luchtmantel automatisch de ruimte in zou worden geslingerd? Zou dan de planeet ook niet gaan beven en schudden en ten slotte uit elkaar spatten?
Door de draaglijke temperatuur van 18 graden in het ruimtepak, knapte de volwassen Ilt vlug op. Verbaasd, maar toch apathisch, keek hij Gucky knipogend aan. Hij vroeg niet wie zijn redder was, en ook niet wie hem dat vreemde pak had aangetrokken. Hij verspilde ook geen woord aan de felle lichtstraal.
Maar Gucky was des te actiever.
Er was sprake van een zwarte wand. Muisbever Gucky, zelf een Ilt, realiseerde zich wat zeventig jaar onder Terranen leven van hem had gemaakt. Slechts met de grootste moeite kon hij de gedachten van de ander lezen, wie elke vorm van techniek onbekend was.
Dorst - dorst! zeiden de gedachten telkens weer.
Gucky keek op de luchtdrukmeter. Hij knikte tevreden. Als hij nu de helm van de andere Ilt achterover klapte en hem vlug liet drinken, zou hij, ondanks de verminderde luchtdruk geen gevaar lopen te stikken.
Genoeg! zei Gucky telepathisch, toen de Ilt volgens de meter aan de bus een liter water had gedronken.
En herhaal nu, Bikre, wat je over die zwarte wand hebt gezegd . . .
Van de zwarte wand vertelde Bikre, dat vele, vele Ilts plotseling verdwenen waren. En zonder enig verband of overgang, had hij het opeens over zwarte vliegende schaduwen.
Wat? Zwarte vliegende schaduwen, Bikre? Hoe zagen die er uit? vroeg Gucky gespannen. Hij herinnerde zich nog duidelijk, dat hij en zijn broers en zusters, zijn ouders en allen die tot de familie behoorden, meer dan zeventig aardse jaren geleden het ruimteschip van Perry Rhodan, de Stardust II, bij de landing op Tramp zwarte vliegende schaduw hadden genoemd!
Hij dwong Bikre, de vorm van de ruimteschepen te tekenen.
Uit de tweedimensionale voorstelling kon hij niet wijs worden. Probeer je de zwarte vliegende schaduwen zo voor te stellen als je ze hebt gezien, Bikre!
Het volgende moment floot Gucky onder zijn ruimtehelm! Druppel-vorm? dacht hij. Twee druppelvormige rompen aaneen? Donkergrijs, bijna zwart van kleur? En wat hebben die vreemde ruimteschepen uitgeladen?
Stel ze je nog eens voor, Bikre . . . die lange, gedraaide dingen, beval hij sterk hypnotiserend.
Dat lijkt op een reusachtige kurkentrekker, dacht Gucky. Honderd meter lang. Maar wat denkt Bikre nu? Is die kurkentrekker in de grond gewerkt, tot er nog maar een klein stukje van bovenuit kwam? En toen was die zwarte wand weer komen aanstuiven, maar Bikre had zich nog sneller geteleporteerd. Toen hij weer durfde terug te gaan, was er in een verre omtrek om de in de grond geboorde kurkentrekker geen Ilt meer te bekennen geweest.
Gucky's hersenen probeerden met een computer te wedijveren.
Vreemde ruimteschepen - honderd meter lange kurkentrekkerconstructies - in de grond geboord - en nu klopt de afstand van Tramp tot de zon niet meer - Hij schudde Bikre door elkaar. Kun je mij de plaats laten zien, waar die lange gedraaide staaf in de grond is gezakt?
Vóór ze teleporteerden mocht Bikre nog eens drinken en moest hij ook iets van het krachtige geconcentreerde voedsel eten. In het centrum van een bulderende zandstorm rematerialiseerden ze.
Hij is hier dichtbij in de grond gestoken, zei Bikre.
Na drie korte sprongen stond Gucky voor een zwart, kurkentrekkerachtig gedraaid ding, van meer dan een meter doorsnede, dat door de storm over een lengte van meer dan tien meter was blootgelegd.
Antenne! dacht Gucky. Maar bij een antenne hoort ook een krachtstation, en bij rustig overleg een goede plaats.
Het volgende moment keek Bikre verbijsterd in de stuurhut van de SJ-09 om zich heen.
Ga daar zitten en stoor me niet. Ik moet iets doen!
Dat bevel kwam van luitenant Gucky van het mutantenkorps.
Gucky kreeg het druk! Bikre, die voor het eerst in zijn leven met de techniek kennis maakte, zag de Ilt Plofre - Gucky - spelen.
Plotseling stootte Gucky een Bully-vloek uit, toen vlak voor zijn ruimtehelm een stuk of vijf, zes gedemonteerde instrumenten zich van de vloer losmaakten en om elkaar heen draaiend omhoog zweefden.
Bikre, hou onmiddellijk op met spelen. Als je dat nog één keer doet, zet ik je buiten de deur!
Het volgende moment stond Gucky op het punt, van woede een sint-vitusdans uit te voeren.
Bikre had alle zwevende instrumenten uit zijn telekinetische greep losgelaten en ze vielen kletterend op de vloer, ook het instrument dat Gucky zo dringend nodig had.
'Kapot. . .' zei hij terneergeslagen, toen hij het had onderzocht. 'Weer een hoop minder. Maar jij kunt er niets aan doen, Bikre. Jij kunt niet weten, dat je als een van de laatste Ilts ons allemaal de laatste kans hebt ontnomen.'
Opeens kreeg hij het gevoel dat hij alleen was. Hij keek om. De plaats waar Bikre al die tijd had gezeten, was leeg!
Bikre?
Gucky zond telkens weer, onvermoeibaar, zijn telepathische roep uit.
Bikre had Gucky's geërgerde gedachten te letterlijk opgenomen. Bikre, de enige volwassen Ilt, die hij tot nu toe op de ten ondergang gedoemde planeet had aangetroffen, had zich geteleporteerd. Bikre! Wanhopig riep Gucky zijn pararoep, en toen kreeg hij eindelijk antwoord!
'Nee. . .', kreunde hij wanhopig, maar zijn nee kon Bikres sterven buiten in de gloeiende hel niet meer voorkomen.
Bikre, niet vermoedend welke gevaren daaraan verbonden waren, had buiten, dichtbij het hol waar Gucky hem had gevonden, speels de ruimtehelm van zijn nieuwe pak geopend.
Gloeiend zand en de het kookpunt naderende luchttemperatuur, hadden hem de kracht ontnomen om de helm weer te sluiten. Bikre's enige roep naar Gucky was tevens zijn laatste.
Gucky rende naar buiten. De brullende zandstorm ontving hem en dreigde hem mee te voeren.
Bliksemsnel schakelde hij het beveiligingsscherm in en liet de anti-zwaartekracht-generator in tegengestelde richting werken. Toen deze 2 g aanwees, Gucky tweemaal zo zwaar was als op de aarde en zijn gewicht op Tramp met het viervoud was toegenomen, vond hij tijd om verbijsterd op zijn horloge te kijken. Vier uur namiddag Tramptijd en nu al nacht?
'Die schoften in de druppelschepen!' kreunde hij in onmachtige woede.
'Met hun kurkentrekkerantennes! Bikre, Bikre . . . waarom heb je mij de kans ontnomen, mijn energiepeiler weer samen te flansen? Hoe moet ik nu dat helse krachtstation vinden, dat deze wereld naar de zon toe stuurt?'
Toen hij door de halfgeopende sluis de space-jet weer binnen ging, schakelde hij de zwaartekrachtgenerator uit.
'Bikre . . .', zei hij zacht, toen hij in de stuurhut kwam, maar Bikre, de laatste volwassen Ilt op Tramp, was nu ook dood.
En Gucky wilde nu ook zijn dood afwachten, maar hij had te lang onder de mensen geleefd, en van Perry Rhodan telkens weer het bewijs gekregen, dat een mens het pas bij zijn laatste ademtocht opgeeft.
' .. . en de dikke zou zich schamen, dat hij mij gekend heeft,' hoorde hij zichzelf plotseling zeggen. Hij sprong uit zijn speciale stoel en begon, in een gesprek met zichzelf, in de stuurhut heen en weer te lopen. Het ging over fysische problemen. Het kleine, een meter grote, grappige kereltje overdacht nu koelbloedig zijn situatie, terwijl zijn thuiswereld bezig was, de laatste afstand naar de laaiende oven van de zon af te leggen.
Plotseling maakte Gucky een luchtsprong.
'Perry,' riep hij, 'jij haalt mij en de kleine Ilts er toch nog uit! Ik roep je. Ik haal je met een vuurwerk naar Tramp. . .' en toen, maar lang niet meer zo geestdriftig: 'Maar eerst moet ik dat krachtstation vinden. Ja, Perry, als ik zo wijs was als jij, moest ik weten waar ik het kan vinden .. .'
Alsof hij naar iets luisterde, hief Gucky opeens zijn kop op. Hij probeerde zich de coördinaten te herinneren, die Walter Grimpel had bepaald, toen op deze wereld de energie-uitbarsting plaats vond.
De muisbever martelde zich af om het zich te herinneren, maar na een uur gaf hij het moedeloos op. Toevallig stond hij op dat moment voor de kleine scheepscomputer.
'Die moest ik weer aan het werk kunnen zetten! Zoals ik van plan was, de defecte energiepeiler te repareren en aan het werk te zetten. Maar als de gegevens van Grimpel er niet in zitten, kunnen Perry en de dikke een zekere Luitenant Guck van de mutantenlijst schrappen!'
Hij haastte zich, zo vlug als hij kon, naar het bijna geheel vernielde motorcompartiment van zijn SJ-09.
Hij had een transformator nodig en een converter - en honderd andere dingen.
Gucky zat middenin de loeiende zandstorm. Hitte en zand drongen door de een meter brede en acht meter lange scheur in de buitenwand. Maar achter zijn rug was de romp van de space-jet gelukkig ook gebarsten, anders zou de storm hier alles onder zijn roestrode zand hebben begraven. Het grootste deel van het zand werd nu tussen het schroot door geblazen en bleef niet liggen.
De koelinstallatie van zijn ruimtepak kon de temperatuur er in, zij het met moeite, constant houden. Maar de temperatuur op Tramp steeg met het uur en het zou niet lang meer duren of de storm zou een orkaan van gloeiend gas worden - als Tramp dan tenminste nog een dampkring zou hebben.
Gucky wrong zich door de gaten in het vernielde machinecompartiment van zijn SJ-09 en verlichtte, zo goed en zo kwaad als het ging in de gloeiendhete zandstorm, het terrein met zijn schijnwerper.
Even ging de gedachte door zijn kop, dat hij bezig was, naar de bekende strohalm te grijpen, maar zelfs die gedachte kon hem niet van zijn plan afbrengen.
Met volle concentratie ontketende hij zijn telekinetische krachten, maakte een kleine converter vrij en bracht hem in zwevende toestand tot m de gang naar de stuurhut.
Weer zette hij zijn telekinetische krachten in; verbogen, in de weg liggende stalen ribben moesten voor zijn onzichtbare kracht wijken; vernielde machines met opengebarsten beplating schenen plotseling met de woedende orkaan weg te vliegen, werden uit hun laatste verankering gerukt en verdwenen in het donker van de zandstorm.
Toen kwam het moment waarop Gucky na een uur vergeefs zoeken begon te wanhopen. Hij had een klein relais nodig voor een geregelde energietoevoer naar de computer. Hij had al vier van die relais gevonden, maar die waren alle vier onbruikbaar geworden.
Terwijl hij met dit zenuwslopende werk bezig was, hoorde hij de telepathische noodkreet van de groep Ilts, die hij op Tramp in een hol op achthonderd meter diepte het eerst had gevonden.
Gucky, waarom kom je niet meer bij ons? We zijn zo alleen. We zijn verschrikkelijk bang!
Angstimpulsen van Iltkindertjes, wier ouders allemaal dood waren.
Je kleine zon schijnt niet meer, Gucky! Laat ons toch niet zo lang alleen!
De kleine zon was zijn reserveschijnwerper, die hij bij de kleintjes had achtergelaten. Al had hij ook enige dagen ononderbroken gebrand, toch begreep Gucky niet waarom hij niet meer brandde.
Maar ik kan nu toch niet weg, dacht hij een beetje hulpeloos, en toen liet hij voor het eerst sinds lange tijd zijn knaagtand zien.
Hij beschikte over het middel om de kleintjes gerust te stellen: telepathie! Hij peilde ze met zijn telepathische kracht en zond hun tegelijkertijd een sterke stroom geruststellende gevoelens.
De noodkreten verstomden abrupt.
Gucky ging weer op zoek naar het relais, tussen de restanten van zijn space-jet.
Plotseling schrok hij toen de grond begon te trillen en te schudden.
Tramp werd door de eerste planeetbeving geteisterd!
Tramp begon te bezwijken onder de aantrekkingskracht van de zon en door de centrifugale kracht die door de snelle rotatie werd veroorzaakt.
Dit proces kon wekenlang duren, maar Tramp kon ook binnen enkele dagen uiteenspatten, en het laatste leek Gucky waarschijnlijker!
Minutenlang donderde en bulderde het in de diepte; de ene aardschok na de andere plantte zich voort. De space-jet werd heen en weer geschud. Gucky klemde zich aan een verbogen spant vast en voelde, ondanks de koeling van zijn ruimtepak, hoe heet de spant was.
Eindelijk hield de planeetbeving op. De muisbever voelde zich als door onzichtbare zwepen gedreven, nog intenser naar een onbeschadigd relais van een bepaalde constructie te zoeken. Er waren er twintig van in het motorcompartiment geweest, maar waar waren die nu? Onder de puinhoop of onder het hete zand, dat van minuut tot minuut hoger werd?
Zijn machteloze verzet tegen het lot dat hem wachtte, deed zijn telekinetische krachten toenemen. Hij trok er letterlijk de schroothoop vóór hem mee uit elkaar. Hij slingerde de zwaarste aggregaten in een grote boog weg. Toen greep hij de zandmassa's aan, en zijn telekinetische krachten, sterker dan de hitteorkaan, joegen het rode woestijnstof naar buiten, waar de storm er op aanviel en alles wegblies.
Gucky's armen beefden, toen hij in de straal van zijn schijnwerper drie van die vurig begeerde relais tegelijk ontdekte.
Twee ervan waren onbeschadigd!
'En nu aan het werk!' vuurde hij zichzelf aan.
6
De boordcomputer van de SJ-09 bevatte de gegevens, die Walter Grimpel na de gepeilde energie-uitbarsting op Tramp had vastgelegd. Gucky had het gevoel dat het Kerstmis was en hij het mooiste geschenk van zijn leven had gekregen, toen hij de plasticstrook met de gegevens in zijn handen hield. Maar zijn enthousiasme doofde als een uitgewerkte lichtkogel.
'Wat moet ik hier nu mee beginnen?' vroeg hij zich bedrukt af. 'Hoe moet ik de equator vinden? En de plaats op de drieënveertigste lengtegraad en zes minuten en eenentwintig seconden?'
Ondanks de voortreffelijk werkende airconditioning van zijn ruimtepak, begon Gucky te transpireren. Zijn ogen keken steeds grimmiger naar de ponsstrook. Plotseling slingerde hij hem in een hoek. 'Waar zit je verstand toch?' vroeg hij aan zichzelf. 'Energie-uitbarsting! Bully, wat fijn dat jij hier nu niet bent, want jij zou me mijn stommiteit tot m'n dood toe voorhouden! Wat kan me de plaats schelen, die Grimpel vanaf de aarde heeft gepeild? Hoe kan daar nog iets zijn als er een energie-uitbarsting is geweest!'
Het volgende moment stond hij weer voor de computer. Gucky had een meesterstukje volbracht, door de computer met gebruik van voor een ander doel bestemde onderdelen weer aan het werk te zetten.
De computer moest weten op welke plaats hij zijn brokkenlanding had gemaakt, want tot op dat moment was zijn space-jet intact geweest. Er viel weer een ponsstrook in de opvangbak. Gucky greep hem vlug.
Hij las 00:00,09; 171 : 38,56, met de toelichting dat hij ten zuiden van de equator was geland.
Zijn muizenogen verwijdden zich; zijn blik bleef op de computer gevestigd. Die alleen kon hem een uitweg uit zijn wanhopige situatie wijzen. Die moest de normale planeetgegevens van Tramp bevatten en tijdens de nadering van Tramp van de onafgebroken werkende meetinstrumenten alle veranderingen hebben overgenomen.
Zeg,' zei Gucky tegen de computer, alsof hij een mens voor zich had, 'als jij me nu in de steek laat, heb je het aan jezelf te wijten, als ze op de aarde een dezer dagen een gedenkteken voor mij onthullen! Let nu eens goed op . ..'
Maar Gucky concentreerde zich sterker, toen hij een groot aantal schakelingen uitvoerde. De vraag, die hij tot de computer wilde richten, was zeer gecompliceerd.
Het rekenbrein moest op grond van de veranderingen die Tramp had ondergaan, berekenen vanaf welke plaats op de planeet deze uit zijn normale omloopbaan was getrokken. Het moest ook aangeven in welke richting Gucky het krachtstation moest zoeken.
Gucky was zich er volkomen van bewust, dat het lot van zijn thuiswereld bezegeld was, en dat geen macht ter wereld kon voorkomen, dat Tramp in zijn zon stortte. Maar Gucky wilde het lot van Tramp niet delen. Hij wilde naar de aarde terug; hij wilde proberen, Rhodan door een noodsignaal te laten weten dat het voor hem om leven of sterven ging - voor hem en de weinige jonge Ilts, die nog in het achthonderd meter diepe hol leefden, als dat tenminste nog niet door de aardbeving was ingestort.
Zijn zorg om de kleintjes dreef Gucky van de computer weg. Het rekenbrein had voor de beantwoording van de vragen zeker een half uur nodig.
De muisbever waggelde zo snel als zijn poten hem konden dragen, naar het vrachtruim. Daar hingen nog negenentwintig ruimtepakken - allemaal zonder minicom. Hij bond ze met een plasticlijn bij elkaar en teleporteerde ermee.
Hij rematerialiseerde in het donkere hol met de vijftig muisbevers.
Het hol had de zware beving zonder schade doorstaan, maar de tunnel die naar de oppervlakte voerde, was ingestort.
Hij werd door geen Ilt begroet. Gucky's sterke, de kleine muisbevers tot kalmte dwingende gevoelsimpuls van het laatste telepathische contact, werkte nog met onverminderde kracht.
Gucky schakelde zijn schijnwerper uit en hief zijn kop op. Zijn ruimtehelm was achterover geklapt.
De muisbever ademde met genoegen de koele frisse lucht in. De muisbevers, die hun kinderen naar deze ongewone diepte hadden gebracht, hadden vermoed wat hun wereld te wachten stond. Maar ook op deze diepte zou al geen Ilt meer hebben geleefd, als door de hete zandstorm niet alle tunnelingangen dichtgewaaid en daarmee de holen niet hermetisch gesloten waren. De planeetbeving had er mede toe bijgedragen, dat de geringe luchtvoorraad niet kon ontsnappen. Maar voor hoelang zou die lucht toereikend zijn?
Gucky knipte zijn schijnwerper weer aan. Het licht bescheen de kleine slapers.
Wie slaapt en zich niet beweegt, heeft weinig zuurstof nodig!
Gucky teleporteerde zich naar de SJ-09 terug. Hij kwam binnen op het moment dat de computer het antwoord gaf:
'De omloopbaanverandering vindt plaats vanaf de equatoriale zone; 97,64 procent waarschijnlijkheid. Hypothetische afstand van landingsplaats 672 kilometer; 80,05 procent waarschijnlijkheid. Standplaats station mogelijk op 5 tot 15 kilometer diepte; waarschijnlijkheid 73 procent. Richting naar het station: pal oost; waarschijnlijkheid 97,64 procent.'
Gucky prentte meteen alle gegevens in zijn hersenen. De voor een deel zeer geringe waarschijnlijkheidsgraad maakte hem ongerust. Het bewees duidelijk dat een space-jet, ondanks zijn technische prestaties bij zulke incidenten niet meer dan een primitieve reddingboot op een door de storm geteisterde oceaan was.
Gucky trof met zorg zijn voorbereidingen. Met bijzondere zorg koos hij zijn handstraalwapens. Hij stak twee snijbranders en een desintegrator bij zich. Daarna volgde een algemene inspectie van zijn ruimtepak. Met een zo groot mogelijke energie- en luchtvoorraad teleporteerde hij zich van de space-jet 670 kilometer naar het oosten.
Als een dor blad werd hij bij de rematerialisatie door de hete orkaan gegrepen en door opgewervelde zand- en luchtwervels gesmeten. Hij moest zijn telekinetische krachten gebruiken om weer op de grond te komen. Met op maximum vermogen werkende generatoren schakelde hij alle beveiligingsschermen in. Zijn schijnwerper gebruikte hij niet. De scherp gebundelde straal reikte toch niet verder dan twee meter.
Hij stond nauwelijks, toen hij zich bewust werd van een tot nu toe nog nooit gevoelde geestelijke druk. Hij dacht aan het gevaarlijke avontuur op Barkon, waar hij met Perry Rhodan en Sengu goed doorheen was gekomen. Daar, in het gevecht met de onzichtbaren, was hij plotseling bijna overweldigd door een hevige hoofdpijn, maar hier was het anders - heel anders!
Met behulp van zijn telekinetische krachten wist hij zich, tegen de hete orkaan in, overeind te houden, en met behulp van de telepathie probeerde hij de bron van die geestelijke druk, die steeds heviger werd, te peilen.
Gucky wist niets van de ontdekking van Dr. Innogow, die deze organische energie had genoemd, en hij merkte ook niet, dat onder zijn ruimtepak zijn nekharen overeind gingen staan.
Gucky had het gevoel, dat hij geleidelijk zijn oriëntatie vermogen kwijtraakte. Ook zijn telepathische vermogens leken te falen. Dat maakte hem zo woedend, dat hij een ogenblik helder kon denken.
De geestelijke druk stortte zich uit achttien richtingen op hem! Daar was hij zeker van, maar hij begreep niet waardoor.
Niemand op Tramp wist, dat achttien kurkentrekkervormige, meer dan honderd meter lange constructies op achttien verschillende plaatsen in de bodem van de planeet waren gewerkt.
Toen de druk ondraaglijk werd, teleporteerde Gucky zich een eind verder in oostelijke richting.
Hier was de druk slechts half zo sterk.
Druk . . .?' hoorde hij zichzelf vragen, en hij begreep dat hij met natuurlijke, buitengewoon krachtige impulsen te maken had, die hem niet raakten, maar als het ware schampten. 'Verdomme,' zei hij op zijn onparlementaire manier bij zichzelf, 'het is ook overal en altijd wat anders! Naar de duivel ermee!'
Maar hij zou Gucky niet zijn geweest, als hij zich daarmee tevreden had gesteld. Hij probeerde de geestelijke druk te negeren en de impulsen achterna te gaan.
Hij peilde telepathisch de richting waarin ze gingen.
'Er achteraan!' Hij sprong ... en gilde toen hij rematerialiseerde. Van pijn liet hij zich op de gloeiendhete grond vallen, en op hetzelfde moment verdween de pijn.
'Nou, dat is ook wat!' riep hij verbaasd en stond weer op. Maar zodra hij stond overviel de pijn hem weer. Bliksemsnel liet hij zich weer vallen en schakelde op zijn buik liggend zijn schijnwerper in. Er was iets griezeligs aan die pijnverschijnselen. Zijn schijnwerper reikte echter in de dichte, wervelende zandwolken niet ver. Hij begon te kruipen, maar paste er wel voor op, zich op te richten.
Hij kroop in kringen.
Plotseling zag hij iets zwarts, dat in een vreemde spiraal omhoog draaide.
Dat had hij toch al eens gezien! Precies hetzelfde had Bikre hem toch laten zien - een kurkentrekkervormige antenne!
Gucky waagde het weer niet hem aan te raken. Zo ver ging zijn onverzadelijke nieuwsgierigheid niet. Zeventig jaren bij Perry Rhodan hadden hem geleerd, eerst aan zijn veiligheid te denken, ofschoon hij desondanks vaak meer waagde dan een heel bataljon vermetele mannen.
De antenne stak vier meter boven de grond uit. Gucky zag hoe de storm steeds meer zand wegblies en de antenne steeds meer blootlegde.
'Welke sterrenbende heeft die vervloekte dingen hier neergezet?' vroeg hij zich grimmig af, en stak bij wijze van proef zijn rechtervoorpoot omhoog. Met een schelle kreet van pijn trok hij hem vlug weer terug.
Als een reuzenvuist was de geestelijke druk weer op hem gevallen.
Hij had enige tijd nodig om bij te komen. Hij ondernam geen tweede poging meer. Hij wilde de impulsen weer opsporen, maar zijn telepathische krachten grepen in het niets.
In zijn ruimtepak klonk een zacht, waarschuwend gezoem.
De koelinstallatie liet zich horen!
De resterende luchtmassa's van Tramp begonnen te gloeien! De buitenthermometer had de hoogste stand bereikt - achthonderd graden boven nul!
'Lieve Melkweg!' hijgde Gucky wanhopig. 'Dadelijk begint het zand onder me te smelten!'
Hij keek op het instrument aan de onderrand van zijn plastic helm. Binnentemperatuur achtentwintig graden. Vlug schakelde hij alle kleine generatoren op de koelinstallatie en hield om zich heen nog slechts één beschermend krachtveld in stand, dat het gloeiende zand van hem afhield.
Het waarschuwende gezoem in zij ruimtepak hield enige seconden later op. De muisbever begon weer telepathisch naar het uitgangspunt van de impulsen te zoeken. Hij meende echter weer in het niets te tasten, tot hij plotseling iets merkte. Daar was iets! Diep onder hem - een heel zwakke impuls!
Hoe kon hij vermoeden, dat hij een Orgh, zo'n technisch-organisch tussending had gepeild?
'Wacht maar, vriendje, jij zult dadelijk wat beleven!'
En Gucky sprong in de richting van de zwakke impuls.
Hij belandde op 10.000 meter diepte onder het gloeiende oppervlak van Tramp in een reusachtig donker hol.
Met behulp van zijn schijnwerper kreeg hij een klein overzicht, en hij huiverde toen hij de ijzingwekkende aggregaten zag staan.
Geen van de machines maakte een geluid. Ze stonden daar geruisloos en onheilspellend.
Gucky voelde kille angst in zich opkomen en het verlangen om met een sprong dit huiveringwekkende te ontvluchten. Zijn nieuwsgierigheid was echter sterker dan zijn angst, en toen dacht hij aan zijn beste vriend -Perry Rhodan - die nooit voor geruisloos werkende, zwarte machines zou zijn gevlucht!
Maar waar was het wezen wiens impulsen hij door een tienduizend meter dikke steen- en aardlaag had opgevangen?
Gucky stond tussen twee huishoge aggregaten en liet de straal van zijn schijnwerper rondgaan. Tweehonderd meter boven hem welfde zich de rotszoldering. De lichtkegel gleed erlangs tot hij in de verte verloren ging. Dat gaf de muisbever een eerste indruk van de afmetingen van deze ondergrondse machinehal.
Zijn zoeken naar de bron van de impulsen was echter vruchteloos.
Hij teleporteerde zo ver als de straal van zijn schijnwerper had gereikt. Hij hield onwillekeurig zijn adem in toen hij gefascineerd naar een beklede constructie staarde, die hem aan een reuzenworm deed denken. Die worm omgaf Gucky in een halve kring van ongeveer vijftig meter, maar ook hier ving hij geen gedachtenimpulsen op.
Hij wilde niet toegeven hoezeer dit vreemde verschijnsel hem verontrustte, en hij probeerde zijn verontrusting te sussen door zich in te praten, dat de ander, die hij boven, bij de antennespits had gepeild, in staat moest zijn, zijn gedachten af te schermen.
Maar Gucky geloofde daar niet aan! Hij sprong in alle richtingen en hoe langer hij vergeefs zocht, des te groter werd zijn ongerustheid. En toen werd Tramp door een tweede beving geteisterd.
Gucky hoorde de eerste dreunende donderslag, ver in de diepte, toen hij zich al naar de oppervlakte had geteleporteerd.
Liever verbranden dan onder tienduizend meter gesteente begraven worden, had hij gedacht! ken half uur, dat hem een eeuwigheid leek, bleef hij aan de oververhitte oppervlakte, waar de hete orkaan woedde.
Even abrupt als de beving was begonnen, eindigde ze ook weer. Gucky teleporteerde zich weer naar de ondergrondse machinehal en was op elke graad van verwoesting voorbereid, maar tot zijn verrassing kon hij geen beschadiging ontdekken. Hij begon weer intensief naar de ander te zoeken.
De muisbever begon het steeds griezeliger te vinden en hij begreep niet waarom hij niet werd aangevallen, hoewel hij met het felle licht van zijn schijnwerper het beste doelwit vormde. Zijn plan, deze installatie in de lucht te laten vliegen en Perry Rhodan door de energie-uitbarsting naar Tramp te roepen, had hij nog niet opgegeven, maar hoe langer hij tussen de geruisloze, donker beklede machines van onbekende constructie verbleef, des te moeilijker leek het hem, zijn plan met 100% kans op succes uit te voeren.
Hij had al veel meer dan honderd sprongen gemaakt; zijn horloge zei hem hoeveel tijd er intussen was verstreken. Dat Tramp in die tijd zijn zon nog dichter genaderd was en dat het moment waarop hij in de zon zou storten niet ver meer kon zijn, hoefde niemand hem te vertellen.
Hij had zich weer geteleporteerd en toen ving hij volkomen onverwacht een sterke impuls op!
Vlug peilde hij de bron en toen stond hij voor een donkere, asymmetrische kast.
Gucky probeerde zich verstaanbaar te maken.
Geen antwoord. Alleen de onveranderde impuls.
De muisbever begon aan zijn geestvermogens te twijfelen. Hij ontving toch gedachten, waarom kreeg hij dan geen antwoord? En waarom was hij dan niet in staat de opgevangen gedachten te verstaan?
Hij dacht weer aan Barkon, maar daar had hij duidelijk gevoeld, dat de onverstaanbare gedachten-impulsen hem vijandig gezind waren. Hier voelde hij echter alleen de impuls, anders niets!
Hij hield de straal van zijn schijnwerper onbeweeglijk op de asymmetrische, ongeveer twee meter hoge en vijf meter lange kast gericht. En toen zag Gucky plotseling dat vanaf die kast leidingen in alle richtingen liepen.
Langzaam richtte hij zijn snijbrander op het midden van het beklede aggregaat, maar hij had niet de moed om de contactknop in te drukken. Hij verzamelde nog eens al zijn telepathische krachten en nodigde de vreemde gedachtenbron uit, met hem te praten.
Er gebeurde niets.
Alleen de onveranderde impuls bleef.
'Jij voetballer met planeten!' riep Gucky dreigend, wachtte nog een paar seconden en toen drong, de straal van zijn brander door de wand van de kast.
Het volgende moment hijgde de muisbever verbijsterd naar adem!
Hij vertrouwde zijn ogen niet meer!
Hij schakelde zijn schijnwerper uit. Alleen de straal van de brander bleef, maar die deed de wand niet smelten. Hij drong er doorheen, zonder hem te beschadigen! En in de kast was iets, dat de straal eenvoudig tegenhield!
Hij meende opeens ook nog aan hallucinaties te lijden!
Een eigenaardige gele vlek werd zichtbaar, diep in het inwendige van de kast!
De vlek werd groter, zwol op, werd steeds groter en groter - en het was die vlek die de straal van Gucky's brander tegenhield!
En voelde hij daar de volgende planeetbeving?
Gucky hield de contactknop ingedrukt; onafgebroken spoot zijn branderstraal tegen de nu ter grootte van een ballon gegroeide gele vlek.
Jij of ik! dacht hij met al zijn telepathische kracht. Laat je toch horen! Maak je verstaanbaar!
Maar een Orgh is geen telepaat; hij kan slechts met behulp van de orgaantrillingen van de monsters met hen spreken. De Orgh nam Gucky's telepathische krachtstromen als energie op, doch herkende ze niet als communicatiemiddel. De impulsstraal die hem trof, was voor hem niets anders dan energie. En wat hij met zijn organische deel niet kon verwerken, gaf hij aan het technische door.
Maar de energie uit Gucky's straalwapen was hem onbekend - en ze was dodelijk!
En nu begreep de muisbever waar dat afschuwelijke gerommel vandaan kwam, dat even tevoren een planeetbeving leek aan te kondigen. Het was het gebrul van de Orgh. Zijn energieën brulden, bulderden, raasden.
Tijdens het teleporteren zag Gucky nog het begin van een enorme energie-uitbarsting. Hij had met zijn sprong een afstand van meer dan tweeduizend kilometer afgelegd. Op het moment van de rematerialisatie moest hij voor een afschuwelijke gele vuurstraal die over een lengte van tienduizenden kilometers de ruimte in schoot en de gloeiende zandstorm op Tramp in het niet deed vallen, verblind zijn ogen sluiten.
Perry, ik roep je! dacht Gucky, toen hij met een sprong naar de laatste nog op Tramp levende groep Ilts vluchtte, terwijl de planeet onder de schok van de explosie schudde.
Maar op de wereld van de monsters berichtte op dat moment een Gal aan alle shaftgals: 'Ons experiment is in het laatste stadium mislukt. De beste Orgh die we ooit hebben ontwikkeld, heeft gefaald!'
7
Bij een eind september 2044 plaats vindende routinecontrole van alle logboeken ontsnapte een belangrijke computeraantekening in een van de logboeken aan de aandacht. Kort na de jaarwisseling werden in Terrania alle oude logboeken nog eens nauwkeurig nagekeken, ook dat van een lichte kruiser, die in september van het afgelopen jaar de eenzame planeet Tramp had bezocht.
In de nacht van 8 op 9 januari werd Perry Rhodan gealarmeerd door de controlecommissie, die met behulp van de grootste computer alle aantekeningen in de logboeken nog eens nauwkeurig naging.
Perry Rhodan wekte Reginald Bull en Allan D. Mercant, de chef van de solaire veiligheidsdienst; hij alarmeerde een bepaalde groep geleerden, en ook diegenen moesten hun bed uit, die zich met Dr. Innogow op het stukje staalblauw fluorescerend materiaal ter grootte van een erwt nog de tanden stukbeten. Ook de verantwoordelijke chef van magazijn 18/omega werd uit zijn bed gebeld. De man rende even later naar het magazijn, zocht wanhopig naar een in september van het afgelopen jaar van een lichte kruiser gedemonteerde trillingsreflector, vond hem eindelijk en haastte zich ermee naar Rhodan.
'Naar de chef! Lieve hemel,' kreunde hij onderweg, 'wat wil de chef met dat kapotte ding?'
Maar het ding was niet kapot!
Het werkte voortreffelijk met een miswijzing van slechts 0,0005.
En toen mengde het grote hyperradiostation van Terrania zich ook nog in deze alarm vergadering. 'Sir, enorme energie-uitbarsting op Tramp! De planeet schijnt in brand te staan en kan elk uur uit elkaar spatten!'
Rhodans gezicht verstarde. Bully werd bleek. De twee mannen keken elkaar verschrikt aan.
Rhodans hand ging naar de alarmknop.
Alarm voor de controledienst van de solaire ruimtevloot.
Het beeldscherm werd rustig. Ook de verbinding met het hyperradiostation bestond nog.
'Welk schip is met mutanten . . . met teleporteurs aan boord in de buurt van de planeet Tramp? Dringend!'
Een tiental mannen hield de adem in toen Rhodan dit vroeg.
Het antwoord luidde:
'Sir, er is geen schip, met of zonder teleporteurs aan boord, in de buurt van . . .'
'Welke lichte kruiser is het dichtstbij de planeet?' vroeg Rhodan.
'De Burma onder bevel van Joe Pasgin, op weg naar . . .'
'Dank je!' zei Rhodan kortaf, verbrak de verbinding en wendde zich naar het beeldscherm, dat de verbinding met het hyperradiostation in stand hield. 'Heb je meegeluisterd?'
'Ja, sir!'
'Dringend bevel aan de Burma! Koers Tramp! Maximum snelheid! Gucky verkeert in levensgevaar! Roep Arkon III op. Het robotbrein moet mijn bevel aan de Burma doorzenden. Mij onmiddellijk op de hoogte stellen, als er contact met Pasgin is opgenomen! Stuur mij zo snel mogelijk alle gegevens over Tramp!'
Daarna verbrak hij ook deze verbinding en leunde met gesloten ogen achterover.
'En we dachten nog wel, Gucky met zijn verlof een plezier te doen,' mompelde Bully. 'Ik zou kunnen huilen, als ik dat hier mocht. . .'
Rhodan viel hem ongewoon heftig in de rede. 'Moet jij het me nog moeilijker maken?'
De forse Bully nam hem deze terechtwijzing niet kwalijk. Hij boog zich voorover, greep langs zijn vriend en bracht de verbinding met de ruimtehaven van Terrania tot stand.
'Alarmstart voor de Drusus! De chef en ik komen aan boord!' En toen keek hij met een grimmig gezicht de kring rond. 'Jullie gaan allemaal mee, heren!'
Terwijl hij opstond, schakelde hij zijn armbandminicom in. Deze garandeerde een storingvrije verbinding met het hyperradiostation.
Het werd geen overhaast vertrek uit de vergaderkamer, maar er werd ook geen minuut verbeuzeld.
Reeds elf minuten later stapten ze in de sluis van de Drusus, het vlaggenschip van Perry Rhodan, en met zijn 1500 meter doorsnede het grootste scheepstype van de solaire ruimtevloot.
Toen het superslagschip met bulderende motoren van de ruimtehaven van Terrania opsteeg, hield Gucky zijn lieveling, die nog steeds sliep, teder tegen zich aan gedrukt en fluisterde: 'Als Perry Rhodan, mijn vriend, dat vuurwerk niet heeft gezien, loopt het nog slecht met ons af! Maar blijf jij maar rustig slapen. Jij hoeft je geen zorgen te maken, kleintje. Jij niet. Hoogstens Perry maakt zich zorgen! Dat is een prima kerel. Zo bestaat er maar één, en hij haalt ons hier wel uit!'
En Gucky aaide de kleine Ilt over zijn zachte pels.
Luitenant Hendrik Olavsen schakelde de intercom in toen uit de luidspreker van de hyperradio: 'Dringend bevel' klonk.
'Dringend bevel voor de Burma! Met maximum snelheid naar Tramp! Aldaar enorme energie-uitbarsting! Gucky is op Tramp. Moet zich in ernstig gevaar bevinden. Ondertekend: Rhodan.'
De Burma, een lichte kruiser met een doorsnede van honderd meter, was nog geen vijf minuten geleden uit de hyperruimte gekomen en naderde nu 456 LL-4, een planeet van het Arkon-imperium, om de daar gestationeerde Terranen af te lossen.
Joe Pasgin, de commandant van de Burma, werd door het alarmbericht in zijn hut uit zijn slaap gerukt.
'Olavson,' riep hij, toen hij uit zijn bed sprong.
Olavson zat in de pilotenstoel van de Burma. Hij viel zijn commandant in de rede. 'De Burma verandert van koers! Computer werkt al. Hypersprong over vijf minuten!'
'Oké!' zei Pasgin slechts, terwijl hij de laatste ritssluiting van zijn uniform dichttrok.
Toen klonk uit de luidspreker van de hypercom de onmiskenbare robotstem van het mammoetbrein op Arkon III. Hij gaf hetzelfde dringende bericht woordelijk door.
Mijn God, dacht Joe Pasgin, toen hij zich naar de centrale haastte, als Arkon III het bericht ook al doorgeeft, kan er van Tramp niet veel meer over zijn.
Luitenant Hendrik Olavson keek zelfs niet op, toen zijn commandant in de stoel voor de tweede piloot naast hem kwam zitten. Hij had zijn handen vol om de Burma op de nieuwe koers te brengen. Hij bespeelde het schip als een musicus zijn instrument. Een speciaal zintuig scheen hem telkens weer te zeggen wat hij moest doen, en Hendrik Olavson bewees telkens weer, dat hij altijd op de juiste manier wist te reageren - en wel meestal een fractie vóór het moment waarop hij met iets onverwachts, iets gevaarlijks te maken kreeg.
De scheepscomputer spuwde de gegevens voor een hypersprong naar Tramp uit. Olavson stak de plastic ponsstroken vóór zich in de houder. Hij verrichtte alle noodzakelijke handelingen en vergat ook niet, het kleine bolvormige ruimteschip op overgangssnelheid te brengen. Hij hield niet van abrupte hypersprongen. Die waren hem, die vaak zoveel waagde, te gevaarlijk.
De Burma, met zijn bemanning van honderd vijftig koppen behoorde tot de schepen met een hoog versnellingsvermogen en kon binnen vijf minuten de lichtsnelheid bereiken. Natuurlijk moest bij een gebruik van zulke krachtige motoren, die, wat vermogen betrof, tussen die van de zware kruisers en schepen van de Solklasse lagen, veel op de achtergrond komen - ook de bewapening.
Deze ruimteschepen van de Statenklasse waren langeafstandsverkenners en door hun supermotoren in staat, met bliksemsnelheid de verst verwijderde doelen te bereiken.
Maar vandaag moesten ze nog sneller zijn dan anders.
Het ging om Gucky!
Elke man van de Burma-bemanning kende de muisbever; ze hadden allemaal vaak hartelijk om zijn streken gelachen en ook om zijn manier van uitdrukken, maar ze wisten ook, dat Gucky reeds in vele acties weergaloze moed en ijskoude vastberadenheid had getoond en dat veel mensen hun leven aan hem dankten.
'Nu zit hij zelf in de knel. . .', zei Olavson bitter, terwijl het telwerk van de computer met zijn metalen robotstem de seconden vóór de sprong aftelde.
72 seconden vóór de sprong naar Tramp, meldde de radiocentrale:
'Hyperradiostation Terrania.'
Terrania kwam.
'Attentie Burma! Landing op Tramp uiterst gevaarlijk. Planeet dreigt in de zon te storten. Proces wordt versneld door energie-uitbarsting in de equatoriale zone! Niet landen! Verbod van de chef! Instructie van de eerste regent aan de bemanning van de Burma: Denk zo intens mogelijk aan Gucky, wanneer de Burma om Tramp heen vliegt! In opdracht van de eerste regent Rhodan w.g. Bull.'
Nog 15 seconden vóór de overgang. De Burma vloog reeds met 70 procent van de lichtsnelheid.
Hendrik Olavson had de hoofdsynchroonschakelaar ingedrukt en daarmee de besturing, en de bediening van de motoren aan de computer overgegeven.
De jonge luitenant en de commandant keken elkaar aan, knikten beiden. Ze meenden te weten wat hun te wachten stond.
'Vervloekt,' zei Joe Pasgin, 'dat juist dat kleintje in die hel moet zitten. Zou hij nog leven?'
Toen kwam de overgang.
Plotseling verdween de wereldruimte, en met haar de Burma, om vele lichtjaren verder weer in het normale universum te rematerialiseren.
Fel licht stortte zich vanaf het panoramabeeldscherm in de centrale.
De Burma was tussen de zon en de planeet uit de hyperruimte gekomen. Afstand tot de zon 84 miljoen kilometer; afstand tot Tramp 9,5 miljoen kilometer!
De Terranen vlogen niet graag zo dichtbij zonnen, van welke aard ze ook waren. Men was nooit zeker van ze, en de automaat van de Burma reageerde ook meteen op het gevaarlijke zwaartekrachtveld, dat naar hem greep, met een woest gebrul van de supersterke motoren.
In de centrale werd geen woord gesproken. Van de radiocentrale kwam de melding: 'Sprong vanaf Terrania. Chef met Drusus naar Tramp onderweg.'
Pasgin, de commandant van de Burma, schakelde de intercom in en riep in de microfoon: 'Intensief aan Gucky denken!'
Geen van de hondervijftig man van de bemanning verbaasde zich over dit bevel. Ze waren allemaal al eens getuige geweest van de wonderbaarlijke paracapaciteiten van de mutanten.
De Burma stoof met brullende motoren op Tramp toe. Tramp leek een zon te zijn geworden.
Het oppervlak van Tramp brandde!
De enige satelliet van zijn zon slingerde, zonnevlamachtige, gloeiende gasfonteinen de ruimte in.
De mannen in de Burma begrepen de betekenis van wat ze op het beeldscherm zagen. Daar behoefden ze geen astrofysicus voor te zijn.
Tramp was bezig de laatste gloeiende luchtresten het heelal in te stoten. Het was de slotreactie vóór de val in de zon.
Hendrik Olavson voerde de snelheid van de Burma zo hoog mogelijk op. Hij had echter drie krachtstations extra voor de beveiligingsschermen gereserveerd, daar hij niet wist wat hun te wachten stond wanneer ze op enige duizenden meters hoogte om Tramp heen zouden gaan vliegen.
Joe Pasgin herhaalde via de intercom zijn bevel aan allen: 'Intensief aan Gucky denken!'
Zoals altijd wanneer men met grote snelheid een planeet naderde, leek Tramp ook nu op de Burma toe te stormen. De ten dode gedoemde planeet werd steeds groter; en het beeld van zijn ondergang in vuur steeds verschrikkelijker.
Moet Gucky daar nog leven?' kreunde iemand in de centrale.
En toen werd het beeld nog verschrikkelijker en hoorde Hendrik Olavson zijn commandant hijgen.
Energiepeiling?' vroeg Pasgin gejaagd.
Peiler staat aan sinds het einde van de sprong,' klonk het antwoord.
Gefascineerd staarden de mannen, die al zoveel wonderen van het heelal hadden meegemaakt, naar een op zijn punt staande gele kegel.
Geel-energie; de energetische vorm, waarmee ze niets konden beginnen.
'Niet te dichtbij komen!' beval Pasgin zijn luitenant. Deze knikte slechts maar bleef de Burma met razende snelheid op Tramp aansturen. 'Ruimtepakken aantrekken!' beval de commandant via de intercom.
Op 49000 meter hoogte ving Hendrik Olavson de Burma langzaam af en ging op de nieuwe koers. De computer gaf onafgebroken de gegevens over Tramp door - gegevens over een wereld die bezig was te vergaan.
'Nog steeds niets . . .' zei Pasgin.
Nog steeds geen teken van leven van Gucky!
'Weet de chef dat wij om Tramp heen vliegen?' vroeg Pasgin aan de radiocentrale.
'Chef juist op de hoogte gesteld. Attentie. Hier komt het antwoord van de Drusus!'
Het luidde: 'Zoek Gucky! Vind hem! Vind hem om alles ter wereld!'
Dat was Rhodan zelf geweest, een man die voor het leven van zijn vriend vreesde, en die nu weer tot het besef kwam, dat ook hij geen wonderen kon verrichten.
'Gucky . . .' zei Olavson, de naam langzaam uitsprekend. En nog eens: 'Gucky . . .' en schudde moedeloos zijn hoofd.
'Zeer sterke planeetbeving!' klonk de deprimerende melding van de peiler. 'Als het zo doorgaat, barst Tramp binnen tien uur uit elkaar!'
Een andere waarnemer riep: 'Binnen tien uur? Veel eerder! De rotatiesnelheid van Tramp rukt hem in hoogstens vier uur uit elkaar!'
De Burma vloog om een vuurhel heen - een wereld zonder luchtlaag - een wereld waarvan de sterk zuurstofhoudende bodem op explosieve wijze zijn luchtbestanddelen in de vorm van gloeiende gassen afstootte en zelf vloeibaar werd. Op Tramp heersten temperaturen waartegen nog slechts edelstaallegeringen bestand waren.
Het bolvormige ruimteschip begon aan de vijfde omloopbaan. Joe Pasgin hoorde Olavson wanhopig zeggen: 'Nog steeds niets . . .'
De commandant riep in de microfoon van de intercom: 'Intensiever aan Gucky denken . . .' en sprong op hetzelfde moment op en greep naar iets dat Gucky hem toewierp.
'Vangen, Pasgin, en wees voorzichtig met mijn kleintjes!'
Gucky was er!
Maar hij was meteen weer verdwenen!
'Afremmen, Olavson! Schip tot stilstand brengen!' brulde Pasgin, buiten zichzelf van blijdschap. Maar wat had hij in zijn armen? Iets dat in een aards ruimtepak zat, maar het niet helemaal vulde.
De mond van Michel Dung, die naast Pasgin stond, bleef van verbazing open staan. Dung had ook iets in zijn armen.
'Melkwegen en satellieten!' juichte Pasgin. 'Dat is een kleine Gucky . . .'
'Ach kom!' werd er achter hem gepiept. Gucky had zijn tweede teleportatiesprong met vier kleine Ilts gemaakt. 'Dat is een Guckelijntje, Joe. Ik . . .'
En weg was hij weer.
'Lieve hemel!' brulde de commandant. 'Bericht aan de chef! Gucky is terecht!'
De centrale van de Burma vertoonde een beeld, zoals de solaire ruimtevloot sinds haar bestaan nog nooit had meegemaakt: daar stonden zes officieren met kleine wezentjes in hun armen, terwijl Gucky bleef komen en gaan.
'Ik kan wel huilen . . .' riep hij één keer, maar waarom, kreeg niemand te horen. Hij was alweer weg.
Op achthonderd meter diepte rematerialiseerde Gucky weer, in de laatste stuiptrekkingen van zijn thuiswereld.
Plotseling werd de muisbever tegen de grond gesmeten, door iets dat tegen zijn helm stootte. Het was te laat voor elke beweging, doch niet te laat om zich over een afstand van drie passen te teleporteren. Toen hij de straal van zijn schijnwerper richtte op datgene wat hem tegen de grond had gegooid, zag hij dat de zoldering van het hol meer en meer doorboog en scheurde.
Binnen één - twee seconden zouden Gucky en de hier nog slapende Ilts onder achthonderd meter grond en gesteente worden begraven! Blindelings, maar zonder zijn hoofd te verliezen, greep de muisbever om zich heen.
Een, twee, drie, vier, vijf- en de zesde klemde hij tussen zijn achterpoten, waar er nog één plaats vond, en met die zeven teleporteerde hij naar de Burma, terwijl het hol instortte en de overige Ilts onder zich begroef.
'Hoeveel zijn het er?' vroeg Gucky, toen hij voor het eerst na dagen zijn ruimtehelm achterover klapte, en met zijn heldere muizenogen om zich heen keek.
'Achtentwintig, luitenant Gucky!' Joe Pasgin had Gucky onwillekeurig bij zijn rang aangesproken.
'Achtentwintig van enige duizenden . . .' zei Gucky vermoeid, en de glans verdween uit zijn ogen. 'Achtentwintig ... en dat alles, doordat zo'n sterrenbende met Tramp heeft gevoetbald!'
Onopgemerkt door Gucky had de commandant de centrale via de intercom met de radioafdeling verbonden. Daar begreep men onmiddellijk wat Joe Pasgin hiermee voorhad, en via de hyperradio werd Perry Rhodan oog- en oorgetuige van Gucky's relaas.
Maar hij zei niet veel. Plotseling zag hij, dat de Burma boven Tramp hing. 'Moeten we nu allemaal in die zon daar terechtkomen, Pasgin?' riep hij uit. 'Weg . . . hier vandaan! Tramp kan elk ogenblik uit elkaar barsten!'
Oké!' Hendrik Olavson had Gucky's advies als een bevel beschouwd, en liet de Burma wegschieten, juist toen een verblindend licht vanaf het panoramascherm de centrale overstroomde en enige mannen een kreet van schrik uitstootten.
Olavson had echter de hoofdsynchroonschakelaar reeds ingedrukt en daarmee de besturing aan de computer overgegeven.
Het duurde vele minuten voor alle mannen weer konden zien.
'Waar is Tramp?' vroeg Pasgin, en wees met zijn uitgestrekte arm naar het beeldscherm, waarop alleen nog de zon te zien was.
'In licht opgegaan,' piepte iemand. 'Ik heb zeker dat gele oog een beetje te lang aan de impulsstraal laten knagen. Nou, Joe . . .' en Gucky liet zijn enige knaagtand zien, ' . . . heb ik jullie niet met een mooi knipperlicht geroepen? Maar dat dat duivelswerk onder de oppervlakte van Tramp de planeet uit elkaar kon laten springen, heb ik pas in het laatste uur ontdekt. . . Wat kan dat toch geweest zijn, dat gele oog?'
Niemand begreep wat hij bedoelde en ze begrepen nog minder hoe een planeet in licht kon opgaan.
'We komen niet weg, commandant! De Burma komt niet meer vooruit!' riep Hendrik Olavson plotseling tot ieders schrik. Te oordelen naar het gebrul van de motoren, ontwikkelden ze een kracht waarmee ze het ruimteschip binnen de kortst mogelijke tijd buiten het kleine zonnestelsel hadden moeten brengen.
Met één sprong stond Gucky bij de energiepeiler en keek naar het dubbele beeld op de oscillograaf.
Hoewel hij van de ontdekking van Dr. Innogow ook nu nog niets wist, zag hij meteen het voor een deel organische karakter van de energie, dat nog steeds bestond, hoewel Tramp geëxplodeerd en verdwenen was.
'Hypersprong! Onmiddellijk!' riep hij. 'Weg van hier!'
Halverwege de Trampzon en de aarde kwam de Burma in de vierdimensionale ruimte terug.
'Alsjeblieft, Joe,' zei Gucky, 'nu geen sprong meer. Laat de kleintjes eerst een beetje bijkomen! Heb je Perry laten weten waar hij ons kan vinden? Doe dat dan, Joe, dan ga ik naar de ziekenboeg om te kijken hoe de kleintjes het maken.'
Maar reeds een uur later riep Joe Pasgin via de intercom naar Gucky:
'Wat heb je ons nu voor een troep deugnieten aan boord gebracht? Dat zijn geen baby’s, onbeschaamde leugenaar? Dat zijn kleine duivels!'
In de hut, waar Gucky zijn intrek had genomen, staarde de muisbever perplex naar het intercombeeldscherm, waarop het woedende gezicht van de commandant te zien was.
'Wat hebben mijn kleintjes dan gedaan, Joe?' vroeg Gucky een beetje onzeker.
'Zo-even hebben twee van jouw Ilts in de machinekamer de brandblusinstallatie in werking gesteld en alles onder water gezet! Hoe wisten ze hoe ze dat moeten doen? Kunnen ze gedachten lezen, net als jij? Zijn het soms ook allemaal teleporteurs en telekineten? En stop je vervloekte knaagtand ook maar weg. Jij vindt het zeker nog leuk ook, wat die kabouters uithalen, hè?'
'Ik...'
Gucky gaf het op. De commandant moest een melding in ontvangst nemen. 'Gucky,' zei Joe Pasgin daarna op dreigende toon, 'zo-even zijn drie van die kleine duivels op het laatste moment betrapt. . . Wat is er? Wat? Alweer? Waar? Waar willen ze mee schieten? Met impulskanon twee? Allemachtig, ik word hier nog gek! Gucky heb je dat gehoord? Sluit die bende op, anders sleep ik je voor de krijgsraad! Gucky . . .'
Maar Gucky was al niet meer in zijn hut. Hij was al op jacht naar zijn rasgenoten.
Toen Gucky vier onschuldig spelende Ilts betrapte, die in het levensmiddelenmagazijn een baal meel hadden opengescheurd en de stuivende massa meel met scheppen tegen het gaas van de ventilatiekoker gooiden, waarbij ze zich kostelijk schenen te amuseren, werd ook hij woedend.
Nauwelijks had hij de booswichten achter slot en grendel gezet, na ze eerst een flinke schrobbering te hebben gegeven, of uit de intercom klonk het verschrikt: 'Gucky, wat is er met de ontluchtingsinstallatie aan de hand?'
Maar Gucky wist van niets. Hij was op jacht naar andere Ilts, die op andere plaatsen hun streken uithaalden.
'Hier centrale, Gucky!' klonk de stem van Joe Pasgin uit de luidspreker, toen Gucky juist met gemengde gevoelens een Ilt in het archief betrapte, waar de inhoud van alle kasten over de vloer verspreid lag.
'We hebben hier een Ilt gegrepen. Deze schijnt bij uitzondering niets te hebben uitgehaald, maar wat betekent: 'Og tille du'? Dat piept hij voortdurend! Wil hij iets te eten hebben?'
'Og tille du?' herhaalde Gucky zonder lang na te denken. 'Joe, dat betekent: 'Ik moet zo nodig...'
'Wat? Dat is het toppunt, Gucky!' riep Joe Pasgin met overslaande stem.
Gucky gaf geen antwoord meer. Hij was met de archiefbederver naar de hut gesprongen, waar hij reeds de meesten van de weinige overlevenden van zijn ras had opgesloten. Hij telde hen vlug. Zevenentwintig, de laatste was in de centrale en piepte Og tille du! En Gucky toonde zijn knaagtand in zijn volle pracht. Joe Pasgin moet zelf maar zien, hoe hij uit dat probleem kwam.
Perry Rhodan en Bully waren op de Burma overgestapt.
'Kleintje . . .' had Rhodan slechts tegen Gucky gezegd en met dat ene woord zijn vreugde over het weerzien uitgedrukt. Bully was echter niet uit de hut te krijgen, waarin de achtentwintig Ilts zaten opgesloten. Hij was meteen door de kleine muisbevers vertederd en, vreemd genoeg, werd, zonder dat hij het wist, Gucky's favoriet ook de zijne.
Intussen bracht Gucky rapport uit.
Hij bewimpelde niets, maar hemelde zichzelf ook niet op.
Hij werd weer woedend toen hij vertelde van de wezens met hun dubbeldruppelvormige ruimteschepen die de planetenvernietigende werktuigen op Tramp hadden gebracht.
Dan kunnen we ons voorbereiden op een gevaarlijke ontmoeting met een vreemd ras,' zei Rhodan peinzend, toen Gucky zijn relaas had beëindigd. 'Intelligente wezens, die gewetenloos anderen vernietigen, zijn me niet sympathiek . . .'
'Mij ook niet, Perry,' zei Gucky verbitterd, ' ... de moordenaars.'
Perry Rhodan aaide de muisbever, wat hij zelden deed. 'Je mag je niet in je haat opsluiten, Gucky. Haat is gif. Misschien hebben die vreemdelingen het helemaal niet zo kwaad bedoeld. Misschien denken en voelen ze heel anders. Maar dat zullen we wel merken als we met ze in aanraking komen. Maar het voornaamste is, dat jouw ras niet uitsterft. Jij hebt de laatsten gered, en ze zullen op Mars een nieuw tehuis vinden en daar weer worden wat ze zijn geweest: een volk. Gucky, ik ben trots op je!'
De ontroering werd het kereltje bijna teveel en om zich een houding te geven, waarschuwde hij: 'Laat Joe Pasgin maar niet horen, dat we ze naar Mars brengen, Perry. Die wordt al gek als hij alleen maar aan ons Ilts denkt. Alleen bij één zinnetje wordt hij rustig; dat schijnt voor hem hypnotische kracht te hebben . . .'
'En hoe luidt dat zinnetje, Gucky?' vroeg Rhodan.
'Og tille du,' antwoordde Gucky, met een trouwe hondeblik, maar toen hij Perry Rhodan schaterend hoorde lachen, wist hij dat deze zijn gedachten had gelezen.
'Schooier,' zei Rhodan en schudde lachend zijn hoofd.
Slechts 28 Ilts zijn aan de vernietiging van hun en Gucky's wereld ontkomen. Reeds direct na hun redding en hun aankomst aan boord van de lichte kruiser Burma, bewijzen ze, dat hun paranormale krachten niet onderdoen voor hun onverzadelijke speelzucht. De toekomst zal leren, dat de mensheid in hen nieuwe, waardevolle bondgenoten heeft gevonden.
In het volgende deel spelen de muisbeverbabies van Tramp nog geen rol. Deel 99, getiteld: EEN VRIEND VAN DE MENSEN, houdt zich bezig met een andere vriend van de mensen, de verouderende Crest.