KURT BRAND
Het is op de aarde oktober 2041. Thomas Cardiff is, na zijn eindexamen aan de ruimte-academie van Terrania, in de rang van luitenant bij de actieve ruimtevaart geplaatst. Hij is zowel een zoon van Terra als van Arkon - doch slechts vijf mensen kennen het geheim van zijn afkomst, namelijk: Perry Rhodan, Thora, Crest, Reginald Bull en Julian Tifflor. Zijn geheim werd tot nu toe bewaard - doch tijdens het intermezzo op Siliko V blijkt dat zijn ouders, geleid door kosmopolitische overwegingen, een ernstige fout hebben gemaakt...
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN: |
|
Perry Rhodan |
Hij is een uitstekende regent, doch zijn plichten als vader schijnt hij onvoldoende na te komen. |
Thora |
Een moeder die haar zoon wil zien. |
Luitenant Thomas Cardiff |
Een man tussen twee werelden. |
Crest |
De Arkonide weet niets van Siliko V. |
Reginald Bull |
Perry Rhodans vriend heeft nog nooit een blad voor zijn mond genomen. |
Kolonel Julian Tifflor |
Hij krijgt een nieuwe adjudant. |
1
Drieëntachtig jonge mannen hadden last van hun zenuwen. Hoe meer de kleine wijzer op de klok het getal 11 naderde, des te uniformer werden de gezichten, want ze deden allemaal hun best om hun innerlijke spanning niet te tonen en een zelfbewust gezicht te trekken.
Drieëntachtig jonge mannen, in de gemiddelde leeftijd van 21 jaar, moesten volgens het dienstrooster van de ruimte-academie van het zonne-imperium vandaag om 11 uur in de 'grote zaal' aantreden, om van de commandant hun brevet als luitenant bij de ruimtevloot in ontvangst te nemen of zich in een eenjarige aanvullende cursus de nog ontbrekende kennis bij te brengen en daarna opnieuw examen te doen.
Het tijdstip 11 uur was voor de 83 cadetten der academie een belangrijke mijlpaal in hun leven; voor velen was het zo beslissend omdat hun verdere leven slechts één ononderbroken actie zou zijn.
De klok sloeg elf.
Drieëntachtig cadetten namen de houding aan.
De commandant was zeer punctueel.
De grote deur achter het podium ging open en de commandant van de ruimte-academie kwam met zijn staf de zaal binnen.
Majoor Wals meldde de cadetten present. De commandant salueerde.
Zijn 'dank je' klonk onpersoonlijk.
Hij kwam een stap verder naar voren dan zijn officieren. Met één blik overzag hij de 83 gezichten. Hij kende alle cadetten persoonlijk, niet alleen bij naam, maar ook hun ontwikkeling, karaktereigenschappen en prestaties; hij was in hun opleidingstijd niet alleen de chef geweest, doch had zich met elk van hen afzonderlijk beziggehouden op dat ieder krachtens zijn aanleg en prestaties de juiste plaats bij de ruimtevloot zou krijgen.
De ruimtevloot had officieren nodig, die met hun persoonlijkheid twintig of dertig mannen bij hun zware taak tot de uiterste plichtsbetrachting konden aanvuren.
De klok in de 'grote zaal' wees één minuut over elf toen de commandant zijn toespraak begon. Hij hield niet van veel woorden. In tien zinnen kwam hij tot de kern van de zaak. Hij raadpleegde geen naamlijst en noemde slechts drie namen.
Drie gezichten werden bleek. Drie jonge mannen bogen het hoofd. Zij hadden het eindexamen van de ruimte-academie niet doorstaan. Zij moesten nog een jaar cadet blijven.
Doch zelfs voor deze drie gezakte cadetten had de commandant een woord van waardering over.
' . . . laat je door deze tegenslag niet ontmoedigen. Geef het niet op, want het zonne-imperium wacht op jullie! Jullie moeten net als iedere officier van de vloot een steunpilaar worden, en het zijn geen holle woorden als ik zeg dat ieder van jullie eens de beslissende factor kan worden, waarvan het voortbestaan of de ondergang van het imperium afhangt!
En daar iedere officier van de ruimtevloot in zijn positie een machtsfactor vormt, zijn wij genoodzaakt voor ieder die tot deze gemeenschap wil behoren, de strengste maatstaven aan te leggen . . .'
Eén voor één traden tachtig jonge mannen naar voren. Ze droegen nog de cadettenuniform, maar over een uur moesten ze volgens het dienstrooster in de eenvoudige officiersuniform voor hun afdelingschef verschijnen, om hun plaats van bestemming te vernemen.
Er was geen sprake van een dag, zelfs niet van een uur verlof! Dat was niet volgens de regels. Ze hadden recht op verlof, maar de tachtig jonge luitenants maakten daar geen gebruik van.
Ze hadden elk uit de handen van de commandant hun brevet ontvangen en nu trokken tachtig jonge mannen voor het eerst het officiersuniform aan.
'Ziezo, dat is gebeurd!' riep Tilf Reyno opgelucht uit en keek langs zijn lichaam omlaag. 'Zit het goed, Thomas?'
Tilf Reyno, een Zweed met het voorkomen van een echte Viking, blond haar en blauwe ogen, draaide zich voor zijn kamergenoot Thomas Cardiff rond.
'Als gegoten, Tilf,' antwoordde Thomas Cardiff na een kort onderzoek. 'En bij mij?' Hij stond op en nu kwam zijn slanke figuur pas goed uit. Vergeleken bij hem was Tilf maar een bleke schim. Thomas Cardiff straalde als het ware persoonlijkheid uit en - verwonderlijk bij zijn 21-jarige leeftijd - een soort ondefinieerbare trots of hoogmoed, echter nog niet zo ver ontwikkeld dat hij daarmee een onaangename indruk maakte.
'Verdorie,' zei Tilf Reyno eerlijk en waarderend knikkend, 'in dat uniform lijk je de "chef" wel. . .'
'Kun je nog iets stommers zeggen?' voer Thomas Cardiff tegen zijn kamergenoot uit, keek hem met zijn eigenaardige geelkleurige ogen aan en nam het volgende moment met een handgebaar het scherpe van zijn vraag weg.
Thomas Cardiff gedroeg zich vaak op deze manier en was daardoor - wat hij niet wist - een van de vele zorgenkinderen van de psychologen, die iedere cadet tijdens zijn opleiding aan de academie voortdurend onopvallend gade sloegen en testten.
Sommige tests hadden tot een voor Thomas Cardiff ongunstig oordeel geleid; andere echter tot uitgesproken positieve resultaten. Hij was de jonge man die de psychologen voor de meeste problemen stelde. Het had niet waarschijnlijk geleken, dat hij tijdens de opleiding vrienden zou maken, maar op enkele uitzonderingen na, was hij met alle cadetten goed bevriend. Zijn hulpvaardigheid en openhartigheid waren haast spreekwoordelijk, en daarom zagen zijn kameraden het graag door de vingers als hij die ondefinieerbare hoogmoed aan de dag legde.
Het robotbericht ging door de kamers van de nieuwbakken luitenants.
In alle kamers wees de klok nu 11 uur 55.
Het dienstrooster eiste, dat ze zich allemaal om 12 uur bij hun afdelingschef zouden melden om van hem te vernemen waar ze geplaatst zouden worden.
De chef van Tilf Reyno en Thomas Cardiff had de leiding over de afdeling 'algemeen'.
Voor elke cadet aan de academie betekende plaatsing bij de afdeling 'algemeen' zoveel als een met goed gevolg afgelegd eindexamen.
'Algemeen' had het meest omvangrijke lesrooster; beginnend met astronomie, radiotechniek, astronavigatie, motortechniek, Arkonidische hypnoscholing, metallurgie en een dertigtal andere vakken, en eindigend met cyaanleer, werd in deze afdeling de toekomstige officier van de ruimtevloot de meeste kennis bijgebracht.
Bij de cursus die vandaag met de uitreiking van de officiersbrevetten was geëindigd, bevonden zich drie jonge mannen die zich bij majoor Knight moesten melden en nu achter de deur met het nietszeggende opschrift 'algemeen' verdwenen.
'Luitenant Hal Stockman!' riep de eerste, terwijl hij in de houding sprong.
'Luitenant Thomas Cardiff!'
'Luitenant Tilf Reyno!'
Majoor Knight, een grijze zestiger, aan één oog blind, salueerde kort. Hij keek de drie mannen één voor één aan en stak hun toen impulsief zijn hand toe om hen te feliciteren.
'Luitenant Stockman, u wordt op Venus geplaatst als tweede ordonnans bij kolonel Dirkan. Zorg dat u om veertien uur klaar bent om te vertrekken. U gaat met het koerierschip. Dat is alles. Dank u.'
Luitenant Stockman stapte achteruit.
Tilf Reyno werd naar Hellgate gestuurd, een onbewoonde hitteplaneet 12348 lichtjaren van de aarde verwijderd, in het grensgebied van het Arkon-imperium, om luitenant Bings als commandant van het steunpunt af te lossen.
Dit steunpunt, een reusachtige stalen koepel, diende uitsluitend als centrale voor binnenkomende berichten van agenten. Reyno kreeg tot taak, met twee assistenten, deze berichten al naar gelang hun urgentie op te bergen of direct, door middel van een codesysteem, naar de aarde door te sturen.
Tilf Reyno vertrok om één uur 's nachts.
Op dat tijdstip ging een kruiser van het zonne-imperium met luitenant Thomas Cardiff aan boord boven de planeet Rusuf in de eerste landingsellips.
Het schip zweefde op een afstand van 1062 lichtjaren van het eigen zonnestelsel in de ruimte. Om 8,43,08 uur boordtijd ontving de radiocentrale van de kruiser, van de basis op Terra toestemming om op Rusuf te landen.
Om 9,34,52 uur boordtijd landde het bolvormige ruimtevaartuig van het zonne-imperium op de ruimtehaven van het kleine garnizoen.
Om 9,57 uur boordtijd stond luitenant Thomas Cardiff voor zijn nieuwe chef, de commandant van de kleine Terra-eenheid, kolonel Julian Tifflor.
Nog in dezelfde minuut vroeg Thomas Cardiff zich af: 'Waarom kijkt de kolonel mij zo eigenaardig aan?'
Het was niet zo, dat hij deze vraag de volgende minuut alweer vergeten had; het was de vraag, die hem vanaf de eerste minuut van zijn aanwezigheid in het garnizoen als een schaduw volgde.
Het was voor het eerst in Thomas Cardiffs jonge leven, dat iets hem ongerust maakte.
Hij moest zich concentreren om te luisteren naar wat kolonel Tifflor zei. Deze had het over de taak, die zijn garnizoen op deze Arkon-wereld moest vervullen, over de moeilijkheden van alledag, de steeds weer oplaaiende onenigheden tussen Terranen en galactische kooplieden (ook wel Springers genoemd), die zich ook op Rusuf hadden gevestigd.
' . . . gebruikt u deze dag om in het garnizoen rond te kijken, luitenant, en meldt u zich morgenochtend om halfzeven bij mij voor de eerste dagelijkse bespreking. Dank u, luitenant!'
Kolonel Tifflor, 60 jaar geleden cadet van de Derde Macht, die de gevaarlijkste acties met onwaarschijnlijke moed had uitgevoerd, keek de nieuwbakken luitenant Thomas Cardiff peinzend na.
Hij zuchtte en schudde zijn hoofd.
'Chef,' zei hij in alleenspraak, 'ik ben bang dat je rekensommetje in dit geval niet goed uitkomt,' en hij dacht aan Perry Rhodan.
Binnen het zonne-imperium bestond maar één 'chef', evenals er maar één 'Tiff' bestond - de eerste was Perry Rhodan, die in zestig jaar een sterk sterrenrijkje had geschapen, en de tweede was kolonel Tifflor.
Hij kon Rhodan ongestraft met 'chef' aanspreken, en Rhodan sprak hem met 'Tiff' aan, de afkorting van zijn naam, die hij tegenover zijn vriend sinds diens cadettentijd gebruikte.
Tussen Rhodan en Tiff bestond een sterke band, die niet alleen bekroond was doordat ook Julian Tifflor op 'Zwerver', de kunstmatige planeet, het levenverlengende cellenbad had gekregen, maar doordat Perry Rhodan hem had toevertrouwd wie Thomas Cardiff was, namelijk:
DE ZOON VAN THORA EN PERRY RHODAN!
En Julian Tifflor zei weer in alleenspraak: 'Luitenant Thomas Cardiff . . .', zuchtte weer diep en werd weer bang voor het moment waarop Thomas Cardiff zou vernemen wie zijn ouders waren.
2
Thora, de vrouw van Perry Rhodan, had in gepeins verzonken over het parklandschap zitten staren, dat, wat eens de Gobi-woestijn was geweest, in een paradijs had veranderd.
Alleen rechts verrezen de eerste fabrieks- en regeringsgebouwen. Ze vormden het enige teken dat dit wonder in de voormalige woestijn onafscheidelijk met techniek, politiek en staalharde mannen was verbonden.
De ruimtevloot van het zonne-imperium, Perry Rhodans grandioze werk, had zulke mannen nodig, en aan de ruimte-academie werden ze in een ononderbroken opleiding daartoe gevormd.
Thora stak haar hand uit en schakelde de visafoon in. De robottelefonist van haar huis meldde zich. 'Wilt u vragen of de commandant van de academie te spreken is, en mij dan met hem verbinden?' vroeg ze. De Arkonidische zag in het feit dat ze met een robot sprak, geen aanleiding om niet even beleefd te zijn als anders.
Ze was nauwelijks weer gaan zitten, toen het scherm oplichtte en kleur kreeg.
Het markante gezicht van de commandant van de ruimte-academie verscheen op het scherm. Hij groette met een hoofdknik. Thora beantwoordde zijn groet met een glimlach en zei:
'Ik zou er na een lange onderbreking wel weer eens bij willen zijn als de cadetten van de academie na hun eindexamen het officiersbrevet krijgen. Morgen is immers de grote dag?'
'Het spijt me,' antwoordde de commandant, en het was aan zijn gezicht te zien dat het hem inderdaad speet. 'We hebben het tijdstip moeten vervroegen. De jonge officieren hebben gisteren al hun brevet gekregen en bevinden zich intussen allemaal al op hun standplaatsen.' 'Jammer,' hoorde Thora zichzelf zeggen, en hoewel ze nauwelijks de kracht vond om adem te halen, klonk het niet anders dan gewoonlijk. 'Dank u, commandant!'
Toen de verbinding was verbroken, was ze niet meer tot glimlachen in staat.
Ze was alleen in haar kamer.
Zij, de trotse Arkonidische, dochter uit een van de oudste en beroemdste vorstengeslachten op Arkon, de vrouw van Perry Rhodan, sloeg haar handen voor haar gezicht en huilde.
Haar tranen golden Thomas Cardiff, de jonge luitenant, die onder kolonel Julian Tifflor op de planeet Rusuf diende.
'Perry . . .,' fluisterde ze, en een hevig verdriet deed haar lichaam trillen. 'Perry, we hebben ons aan ons kind bezondigd! Wij hebben alles verkeerd gedaan!'
Ze wist het; Perry Rhodan wist het. Maar destijds, toen ze beseften wat ze opgaven en wat ze hun kind onthielden, was het te laat geweest om van de eenmaal ingeslagen weg af te wijken.
Toen moest Thomas Cardiff die Thomas Cardiff blijven; toen was de jongen al te oud en toch ook weer te jong geweest om de geestelijke schok zonder nadelige gevolgen te doorstaan.
Zij hadden slechts het beste met hem voor gehad. Perry, de vader van Thomas, en zij, zijn moeder. Thomas moest op eigen krachten een man worden en zich niet op zijn grote vader kunnen beroepen. Hij moest, tot hij een man was, zelf zijn weg zoeken en mocht nooit de hand van zijn vader voelen, die hem onopgemerkt leidde.
Zo was het destijds geweest, toen ze de grootste schat van hun liefde - hun zoon - opgaven, en toen was de bezinning gekomen, het besef dat hun kind, zonder warm nest, eenzaam in een koude wereld opgroeide.
Te laat!
En nu weer: te laat. Thomas was niet meer in Terrania. Zij kon haar zoon niet eens meer vanuit de verte zien.
Ze huilde stilletjes. Niemand stoorde haar. Niemand kwam bij haar binnen. De First Lady van het zonne-imperium was een eenzame vrouw geworden.
Perry, haar man, was niet op de aarde. Hij was op Morag II, de wereld waarop zes van zijn mannen in een vreemd tijdgebied waren verdwenen. Zij kon hem niet oproepen om troost bij hem te zoeken. Dat mocht ze niet.
Maar ze mocht wel de aarde verlaten.
Ze kon een Gazelle opeisen en daarmee naar Venus vliegen. Iedereen kon aan haar zien dat ze rust nodig had.
En onopgemerkt van Venus starten, zonder de aandacht te trekken van de altijd waakzame grondstations, was gemakkelijker dan dit vanaf de aarde te proberen.
Het besturen van een Gazelle was voor haar, de voormalige commandante van een groot Arkonidisch expeditieschip, geen probleem. Een sprong door de hyperruimte, geen probleem. Een sprong door de hyperruimte over de hyperruimte over duizend lichtjaren, was Arkon-techniek.
Rusuf, de vierde planeet van de zon Krela, was de nieuwe standplaats van Thomas Cardiff. Dat wist Thora al, en ze wist ook dat hij zijn examens, op drie vakken na, met glans had afgelegd. Zij had alle reden om daar trots op te zijn. Dat was ze dan ook, want er waren in het zonne-imperium slechts vijf mensen, die van het bestaan van een zoon van Rhodan wisten: zij en Perry, de Arkonide Crest en Reginald Bull, en nu als vijfde kolonel Julian Tifflor, commandant van het garnizoen op Rusuf. Thomas Cardiff had zijn proeven niet als de zoon van Rhodan afgelegd; hij had niets cadeau gekregen, maar hem was meer onthouden dan alle andere cadetten, namelijk: Liefde!
En nog steeds met haar handen voor haar gezicht, snikte ze: 'Perry, ik houd het niet langer uit! Ik vlieg naar hem toe ... ik moet hem zien!'
Haar strenge, Arkonidische opvoeding deed aan haar wanhoop niets af - en Thora was en bleef een Arkonidische, ook al had ze aan Perry Rhodans zijde haar levensgeluk gevonden.
In de bloeitijd en de periode van enorme expansie, had Arkon zijn volk geleerd, hard voor zichzelf te zijn en de feiten dapper onder de ogen te zien.
Dikwijls waren die feiten maagdelijke planeten, die Arkon bij zijn imperium wilde inlijven en waarvan velen weldra een deel vormden van het sterrenrijk in de sterrenhoop M-13, omdat de veroveraars, met veronachtzaming van persoonlijke voordelen en genoegens, in de eerste plaats het imperium wilden dienen.
En Thora herinnerde zich nu een gesprek, kort voor de geboorte van haar zoon, tussen haar en haar man, Crest en Bully. Bully, de impulsieve, doodeerlijke vriend van Perry Rhodan, was pas tegen het einde van het gesprek binnengekomen en, nauwelijks gehoord hebbende waarover het ging, bulderend uitgevallen:
'Een stel mooie ouders zijn jullie! Thora, alle duivels uit de hel.. .'
Verder was hij toen met zijn tirade niet gekomen. Perry had zijn hand op zijn arm gelegd en hem scherp aangekeken. Er lag een pijnlijke glimlach om zijn mond toen hij zei: 'Een stel mooie ouders . . . Bully! Zo grof, zo eerlijk heeft nog niemand het ons gezegd. Je hoeft tegen Thora en mij toch niet zo woedend uit te varen, dikzak. We zijn toch geen ontaarde ouders, Bully, en jij weet even goed als Crest hoe blij wij met ons kind zijn. Maar alleen Crest heeft verder vooruit gedacht dan wij drieën. . .'
'Dat heb ik al gehoord toen ik binnenkwam, Perry! Jullie ontaarde ouders willen . . .'
Perry Rhodan had toen zijn hoofd in zijn nek gegooid en, hem scherp in de rede vallend gezegd: 'Laat mij nu eindelijk eens uitpraten, Bully!'
'Praat maar,' had Bully gebromd, en in één adem gedreigd: 'Maar als je bij je besluit blijft, ga ik voortaan alleen nog ambtelijk met je om!'
Zwijgend had Perry hem de, van het op Venus staande positronische rekenbrein verkregen gegevens overhandigd.
Bully was hevig verontwaardigd geweest, toen hij las welk karakter de zoon van Perry Rhodan zou hebben.
'Humbug!' had hij uitgeroepen. 'En geloof jij daaraan, Perry? Wil jij het lot van je kind van deze ponsstrook laten afhangen?'
Aan deze scène dacht Thora nu, en hoe ze Bully toen blij en hoopvol had aangekeken.
Bully was opgesprongen, had de strook op de tafel gegooid, was vechtlustig en verontwaardigd voor Crest blijven staan en had uitgeroepen: 'Op zo'n Arkonidisch idee kan natuurlijk alleen een Arkonide komen! De duivel zal jullie halen! Hier wordt een ongeboren kind versjacherd . ..'
Maar Crest was onder dit verwijt volkomen kalm gebleven en had geantwoord: 'Bully, de moeder van deze jongen is Thora, een Arkonidische! Heb je soms vergeten hoe onbuigzaam in haar trots Thora meer dan tien jaar is geweest? Heb je vergeten dat Thora meer dan eens het slachtoffer van haar trots werd en daardoor de aarde aan de rand van de afgrond heeft gebracht? Denk toch eens aan de hoedanigheden van Perry. Stel dat zijn zoon daarvan slechts een gedeelte erft... aan de ene kant Arkonidische trots, hoogmoed, verwaandheid! Aan de andere kant een in ontwikkeling zijnde jonge zoon van Rhodan, wiens vader het zonne-imperium heeft geschapen. Hoe zal de zoon van Perry zich ontwikkelen, als al zijn handelingen worden beïnvloed door het feit dat Perry Rhodan zijn vader is en dat hij zich alles ongestraft kan veroorloven?'
Het was toen, meer dan 21 jaar geleden, ongewoon geweest, dat Bully de Arkonide niet in de rede viel, maar toen Crest zweeg, keek Reginald Bull zijn vriend Perry scherp aan, pakte de ponsstrook weer van de tafel alsof het een stuk gloeiend ijzer was en vroeg: 'Perry, heb je zelf niet eens gezegd, dat het positronenbrein op Venus ons aardse mensen niet nauwkeurig kon beoordelen, omdat het door Arkoniden werd geconstrueerd? Heb je dat gezegd of niet?'
'Dat zeg ik nu nog, Bully! Maar verandert dat iets aan het feit dat Thora een Arkonidische is en dat zij de moeder van onze zoon zal zijn?'
Bully had hierop niet geantwoord, maar zich tot Thora gewend en gezegd: 'Zeg toch eenvoudig "nee" en blijf daarbij . ..'
'Bully, hetzelfde voorstel heeft Perry mij ook al gedaan en het een uur geleden nog herhaald, maar . . .'
'Wat? Bestaat er nog een maar?' had hij weer woedend gevraagd en haar wanhopig aangekeken.
Ja, Bully,' had zij geantwoord, 'er is een maar, en dat is onze zoon, die ons eens zou kunnen verwijten dat wij hem uit egoïstische motieven niet in de gelegenheid hebben gesteld, zich vrij te ontwikkelen . . . dat zijn leven al door zijn geboorte bepaald was. Bully, je weet hoe gelukkig ik met Perry ben, en je schijnt met opzet te willen vergeten dat ik een Arkonidische ben. Ook wij Arkoniden kunnen niet tegen de natuur in gaan en het ligt in onze natuur, hoogmoedig, trots, stijfhoofdig te zijn.
'Ik voel het, Bully . . . onze jongen zal met deze eigenschappen van zijn moeder op de wereld komen, daar veranderen ook ontelbare uren van wanhopig huilen niets aan. Ik ben bang voor de prijs die Perry en ik voor ons geluk zullen moeten betalen.
'Maar als onze jongen, die dan niet weet wie zijn ouders zijn, zich op eigen kracht ten gunste ontwikkelt, zal hij ons toch eens dankbaar zijn omdat wij hem die kans hebben gegeven? En mogen Perry en ik niet hopen, dat we dan met ons drieën een gelukkig gezin zullen zijn?'
De herinnering aan dit gesprek verbleekte enigszins. Thora stond op en liep naar het raam. Ze keek naar de stralend blauwe hemel. Daar ergens, duizend lichtjaren van haar verwijderd, was nu haar zoon - Thomas Cardiff!
En had hij niet reeds bewezen, dat hij zich op eigen kracht ten gunste had ontwikkeld?
Was nu niet het tijdstip gekomen, waarop hij mocht weten wie zijn ouders waren?
Haar moederhart en haar verlangen beantwoordden deze vraag bevestigend! Haar scherpe verstand waarschuwde haar, maar ook bij een Arkonidische moeder is het verlangen, haar kind in haar armen te sluiten, sterker dan alle machten ter wereld.
'Thomas .. .,' zei ze. 'Thomas, ik kom bij je. Ik kom gauw.'
3
De Drusus, de 1500 meter grote ruimtebol van het zonne-imperium, kwam met donderend geraas tegelijk met de lichte kruiser Sambo uit de hyperruimte in het normale heelal terug. Ze hadden het alleen aan hun structuurcompensatoren te danken, dat de enorme structuurverstoring noch door de bewakingsstations van het eigen zonnestelsel noch door die van het Arkon-imperium konden worden geregistreerd en gemeten.
Het was de laatste sprong van de twee bolvormige ruimteschepen. Ze waren nu 132 lichtjaren verwijderd van Morag II, waar Perry Rhodan tijdens een gevaarlijke actie de zogenaamde tijdexpeditie en de op Mirsal verdwenen bemanning van een Donderkop uit het tweede tijdgebied had gered.
De zon met haar planeten werd groter op het reusachtige beeldscherm van de Drusus. Met 60 procent van de lichtsnelheid stoven de beide schepen, die afzonderlijk waren vertrokken, nu in de richting van de Plutobaan. Automatisch zonden de krachtige boordzenders in code hun herkenningstekens uit. De relaisstations vingen ze op en seinden ze, opnieuw gecodeerd, naar de aarde, Venus en Mars door . . . Reeds vijf seconden later ontvingen de Drusus en de Sambo toestemming om te landen.
Perry Rhodan sliep. Bully nam zijn plaats in de commandocentrale van het slagschip in, maar hij had niets te doen. De bemanningsleden van de Drusus waren zo goed op elkaar ingespeeld dat hij nu genoeg tijd had om naar de radioafdeling te gaan en zich van het laatste nieuws op de hoogte te stellen.
Toen hij binnenkwam, wilde de tweede officier zich bij hem melden, maar Reginald Bull, plaatsvervanger van Perry Rhodan, maakte een afwerend gebaar. Hij ging bij de coördinator zitten, nam de stapel berichten en bladerde ze door.
Bully verlangde niet naar werk; hij wilde slechts zijn nieuwsgierigheid bevredigen. Maar vandaag kwam hij niet aan zijn trek. 'Papieroorlog,' bromde hij en bladerde vlug verder. In één van de berichten stond, datzich weer een nieuwe groep AVK's had gevormd - asociale vrije kolonisten, die meenden dat ze het op de aarde niet langer konden uithouden.
'Vort met jullie!' bromde Bully. 'Een geluk dat er in de Melkweg nog veel werelden zijn waarheen we jullie kunnen afvoeren.'
Bully mocht dat soort mensen niet, en iedereen die hem kende, zou dan ook verbaasd hebben gestaan als hij zijn afkeer niet openlijk zou hebben geuit.
Maar hier was iets interessants: Thora had vakantie genomen.
'Venus,' zei Bully halfluid en hij herinnerde zich weer levendig de geheimzinnige Venus-jungle. Hij dacht het gebulder van onvoorstelbare onweders en het gebrul van sauriërs en andere reuzenmonsters in de verschrikkelijke Venusnacht weer te horen. 'Maar het is er op sommige plaatsen wel wat beter geworden. Hm . . . waarom hebben die bureaucraten niet gezegd op welke plaats op Venus Thora haar vakantie wil doorbrengen?'
Hij las nog twee berichten helemaal door en toen was er geen nieuws meer. Bully had meer verwacht.
'Is dat werkelijk alles?' vroeg hij aan de coördinator. Deze schoof hem zwijgend een bericht toe, dat juist gedecodeerd uit de machine was gekomen.
'O, nee . . .,' kreunde Reginald Bull en stond op, 'dit is iets voor de baas!'
Met wetten en wetswijzigingen wilde hij niets te maken hebben, papieroorlog en bureauwerk lagen hem niet, hoewel hij zijn taak als plaatsvervanger van Perry Rhodan prima vervulde, wanneer Perry door bijzondere omstandigheden genoodzaakt was, Terrania en het zonnestelsel te verlaten.
Terwijl hij de radiocentrale verliet, probeerde hij aan prettiger dingen te denken. Hij keek even naar binnen in de commandocentrale en zei dat men hem, als men hem nodig had, in de computerafdeling kon vinden.
Bull, die van beroep elektronicamonteur was geweest, werd steeds weer aangetrokken door de afdeling waaraan hij in zijn jonge jaren zijn hart had verpand en zo kwam het, dat hij drie uur later, toen hij tegenover Perry in diens hut zat, volkomen vergat zijn vriend te zeggen; 'Hoor eens, Perry, je vrouw is met vakantie op Venus. Je zult haar dus bij onze terugkomst niet in Terrania aantreffen.'
In plaats daarvan bespraken ze nog eens de resultaten die door de actie onder bevel van luitenant Rous op Morag II waren bereikt. Intussen landden de Drusus en de Sambo op de gigantische ruimtehaven van Terrania. Niettemin bleven Rhodan en Bull hun gesprek voortzetten en Perry vernam pas vier uur later, dat zijn vrouw zich niet op de aarde bevond, doch sinds enige dagen voor een rustkuur op Venus verbleef.
'Met welk schip is ze gegaan?' vroeg hij, zonder met deze vraag iets speciaals te bedoelen.
'Met een nieuwe, meer dan lichtsnelle Gazelle, sir,' antwoordde majoor Mys argeloos. 'De serie is juist klaar. Wij hebben uw vrouw een Gazelle van de laatste proefserie ter beschikking gesteld . . . pardon, sir, was dat niet goed?'
Mys had de gevreesde schittering in Rhodans ogen gezien, maar tot zijn opluchting antwoordde deze vriendelijk: 'Dat was heel goed, majoor. Dank u!'
Maar Bull kende zijn vriend te goed om zich zand in de ogen te laten strooien. Hij wachtte echter tot hij met Rhodan in diens werkkamer was, waar ze niet gestoord zouden worden.
'Je maakt je ongerust, hè, Perry!'
Dit was een, voor Reginald Bull typisch, constateren van een feit, iets wat Perry Rhodan onder normale omstandigheden niet zomaar zou hebben genomen. Zijn ongerustheid was echter inderdaad groter dan zijn impuls om Bull voor zijn bewering eerst het onweerlegbare bewijs te laten leveren.
'Ja, natuurlijk, dikke. Waarom is Thora met een nieuw type Gazelle naar Venus gevlogen? Waarom heeft ze niet gewacht tot ik van Morag II terug zou zijn? Zo hadden we het immers afgesproken.'
Bully streek eens met zijn hand over zijn haar. Hij paste er nu wel voor op, een ondoordachte opmerking te maken, en hij wilde ook nog niet toegeven, dat hetgeen Perry zei, ook hem ongerust maakte.
Thora was anders een voorbeeld van betrouwbaarheid.
Er ging opeens een verschrikkelijke gedachte door zijn hoofd: Zou bij Thora binnen enkele dagen het verouderingsproces zijn begonnen en was ze in het verschrikkelijke besef, onvermijdelijk een oude vrouw te worden, naar de eenzaamheid van Venus gevlucht?
HIJ of HET, de heerser op Zwerver, de kunstmatige planeet, had de twee Arkoniden Thora en Crest tot nu toe het cellenbad, dat de veroudering tegenhield, geweigerd. Thora en Crest waren tot nu toe door preparaten van de Ara's en van aards fabricaat jong gehouden. Maar de tijd waarin al die middelen zouden falen, kon elk moment intreden met een verouderingsproces dat, eenmaal begonnen, niet meer kon worden tegengehouden.
Bully sloeg zijn vriend onopvallend gade, maar Perry was met zijn gedachten ergens anders. Hij kon vanuit zijn werkkamer rechtstreeks met de belangrijkste personen in Terrania spreken. Bully slikte krampachtig, toen hij op het beeldscherm plotseling de commandant van de ruimte-academie zag.
'Ja, sir,' meldde deze aan zijn hoogste chef, 'alle tachtig luitenants zijn reeds op hun plaats van bestemming . . .'
'Dank u,' zei Rhodan, hem in de rede vallend. 'Laat mij onmiddellijk een naamlijst van de jonge luitenants brengen, compleet met de plaatsen waar ze zijn gedetacheerd!'
Bully keek naar het blad van Rhodans schrijftafel. Hij blies zijn wangen op en stootte luidruchtig zijn adem uit.
Rhodan zei niets. Zijn markante gezicht was als versteend. Hij staarde naar buiten, naar de onbewolkte hemel boven de Gobi.
Bully begon met zijn vingertoppen nerveus op het tafelblad te trommelen. Achter zijn gefronste voorhoofd vormde zich een gedachte: Als Perry's verdenking gegrond was, zou Thora niet meer op Venus zijn, maar daar waar Thomas Cardiff zijn dienst deed!
'Het kan niet anders . . .,' dacht Bully zonder dat hij het wist hardop.
Hij schrok van Rhodans scherpe:
'Wat?'
Toch slaagde hij erin te vragen: 'Hoezo, wat? Niets. Waarom vraag je dat, Perry?'
'Laat maar . . .' Er ging een vage glimlach over Rhodans gezicht. Hij had begrepen waarom zijn vriend loog. Hij zou in zijn plaats ook hebben gelogen. Dergelijke leugens uit nood zijn geen leugens, maar medegevoel.
Het beeldscherm rechts op de schrijftafel lichtte op, het gezicht van een oudere officier verscheen en tegelijk klonk zijn stem uit de luidspreker: 'Sir, mag ik spoedshalve de volledige lijst.. .'
'Dat mag u,' zei Rhodan, en toen maakte op het beeldscherm het hoofd van de officier plaats voor de lijst met namen en detachementplaatsen van tachtig luitenants.
'Hal Stockman . . . Reyno . . . Thomas Cardiff, Krela-stelsel, planeet Rusuf, Terra-garnizoen, kolonel Julian Tifflor,' las Rhodan hardop en knikte. Hij had niets anders verwacht.
Hij verbrak de verbinding en keek langzaam op naar zijn vriend, die nog steeds op de rand van de schrijftafel zat. Bully zweeg. Hij moest denken aan een opgewonden gesprek, dat bijna tweeëntwintig jaar geleden tussen Perry, Thora, Crest en hem had plaats gevonden.
Daarom zei hij nu niets.
Perry Rhodan, de schepper van het zonne-imperium, de man die tot op heden kans had gezien de robotregent van Arkon het hoofd te bieden en een gelijkwaardige partner met hem te blijven, diezelfde Perry Rhodan beefde nu van ontroering.
Een vader was ongerust over zijn enige kind!
Perry Rhodan was nu alleen nog vader - niet meer en niet minder. En evenals alle vaders gelijk zijn als ze zich ongerust maken over hun kind, handelen alle moeders gelijk als ze naar hun kind willen.
'Zeg, Bully ... ik heb Tiff in vertrouwen genomen, vóór we naar Morag II vertrokken,' zei Rhodan. Maar zijn woorden bevatten meer dan alleen deze mededeling; ze waren een verzoek om hulp aan zijn vriend.
'Perry . . .' Reginald Bull liet zich van de rand van de schrijftafel glijden en kwam naast zijn vriend staan. Bully was een bedachtzame, ernstige man geworden.' Ik zal je niet helpen de bestaande toestand te handhaven, maar ik ben bereid al mijn krachten in te zetten om jullie drieën te helpen, als het nu tot een catastrofe mocht komen.'
'Hou jij daar rekening mee, Bully?' Perry Rhodan was weer alleen vader, en Bully, die dit nu begreep, zei moeilijk:
'Jaja, nu weet je geen raad en Thora kan intussen onherstelbare schade hebben aangericht! - Nu vraag ik je één ding, Perry: Waarom hebben jullie niet samen je zoon opgewacht, toen hij voor het eerst in zijn luitenantsuniform uit zijn kamer kwam?'
'Moet ik je aan Morag II herinneren . . .?'
'Wacht es even!' protesteerde Bully. 'Dat gaat niet op, Perry? Wie ben jij eigenlijk? Ben jij niet de baas, die eenvoudig kan bevelen: De uitreiking van de officiersbrevetten moet worden uitgesteld tot ik in Terrania terug ben!?
Wat wil je eigenlijk van de jongen maken? Hoelang moet Thomas zichzelf nog vormen? Man. . . die uitdrukking ligt me al tweeëntwintig jaar zwaar op m'n maag. Pas maar op, dat jouw Thomas niet nu al zó kant en klaar gevormd is, dat Thora en jij er niets meer aan kunnen veranderen!
Als ik jou was, zou ik Venus oproepen, Perry . . .'
Het ruimtebewakingsstation op Venus berichtte laconiek en onpersoonlijk, wanneer Thora Rhodan met een Gazelle van het nieuwste type, koers zettend naar het Krela-stelsel, was vertrokken.
'Dan is ze daar al, Perry . . .'
'Ja. . .' was alles wat Rhodan antwoordde.
De oude Perry Rhodan, zoals iedereen hem kende, kwam nu weer boven. Bliksemsnel overwoog hij alle mogelijkheden en hun gevolgen. 'Als Tiff geen fout maakt en Thora .. .'
Bully legde zijn hand op zijn schouder en zei: 'Perry, neem de Drusus en vlieg als de bliksem naar het Krela-stelsel. . .'
'Het schip is immers net van een actie terug . . .?'
'Nou, en? Maak voor deze ene allereerste keer gebruik van je macht om een privé aangelegenheid te regelen. Kun je dat niet? Is het je dat niet waard?' Dat was de plompverloren aanvallende Bully, die zijn vriend met alle middelen wilde dwingen, het tere punt 'Thomas Cardiff' eindelijk uit de wereld te helpen. Maar Perry Rhodan was niet iemand die zich gemakkelijk liet beïnvloeden. En hij was, in tegenstelling tot Bully, iemand die dikwijls bij intuïtie wist wat hij wel of niet moest doen.
Perry had besloten te wachten.
4
Kolonel Julian Tifflor hief in een hulpeloos gebaar zijn handen op en drukte ze tegen zijn slapen. 'Dat ontbrak er nog net aan,' fluisterde hij, om zich het volgende moment te vermannen, verbinding met de ruimtehaven tot stand te brengen en in de microfoon te zeggen: 'Een escorte van zes officieren ontvangt Thora op het platform en vergezelt haar via de aller kortste weg naar mij!'
Het volgende moment had hij de ruimtebewakingsdienst op het beeldscherm en vroeg:
'Waar is de Gazelle?'
Het routineantwoord luidde: 'Zet op dit moment de laatste landingsellips in. Zal vermoedelijk over drie of vier minuten landen . . .'
De rest hoorde kolonel Tifflor niet meer. Hij rende naar buiten. Minstens één officier moest Thora ontvangen. Het escorte zou te laat komen.
Intussen vloog Thora al op zicht.
Als een filmbeeld gleed de planeet Rusuf onder haar door. Het was een op de aarde gelijkende planeet en een vroegere Arkonidische kolonie. De zwaartekracht van 1,42 g kon met enige wilskracht overwonnen worden. Ze had echter tot gevolg, dat in de loop van meerdere generaties de op Rusuf ingeburgerde Arkoniden zich aan hun nieuwe omgeving aanpasten en behalve een sterk beendergestel ook een uitstekend spierenstelsel en een stevige borstkas kregen, waardoor de kolonisten, ondanks hun lengte, er enigszins vormloos uitzagen.
Het Krela-stelsel met Rusuf, de vierde planeet, was ver genoeg van Arkon verwijderd, om niet met de op de drievoudige moederwereld heersende degeneratieverschijnselen besmet te worden. De hier levende Arkoniden, waren een trots, arrogant, maar ook een van energie blakend volk gebleven.
Met een grootmoedigheid die slechts in de loop van vele duizenden jaren kan worden geleerd, hadden ze ook galactische kooplieden - of Springers - op hun wereld toegelaten en hun eigen nederzettingen laten bouwen, maar ze hadden nooit toegestaan, dat de Springers zich meer rechten toe-eigenden dan contractueel was vastgelegd.
Tweemaal was het tussen Arkoniden en Springers tot onenigheden gekomen en tweemaal hadden de Springers de fout begaan, alle Arkoniden over één kam te scheren en te menen dat de op Rusuf ingeburgerde Arkoniden ook chronische slaapkoppen waren.
Met bebloede koppen en een verlies van negen van hun cilindervormige ruimteschepen waren de woedende Springers uit het eerste gevecht te voorschijn gekomen, terwijl het tweede hun de vernietiging van drie Springerstammen en hun vloten kostte.
Sinds die tijd stond Rusuf bij de galactische kooplieden in een gedwongen, maar hoog aanzien en degenen die op deze wereld verbleven, zorgden er uit zichzelf wel voor, dat zich geen onenigheden meer voordeden.
Ze hadden ook niet geprotesteerd, toen er aardse ruimteschepen kwamen landen en soldaten ontscheepten. Ze keken gelaten toe, toen de Terranen vijfenveertig kilometer van Gelgen, de kleine Arkonidische stad, waar ze zelf de grootste vestiging hadden, hun garnizoen vestigden en een ruimtehaven aanlegden.
Deze Springers, wier levensdoel bestond uit handel drijven en zoveel mogelijk geld verdienen, onderwierpen zich, evenals de op deze wereld levende Arkoniden, aan de heerschappij van de positronische robotregent op Arkon.
En sinds het bestaan van het kleine garnizoen, was de verstandhouding, zowel met de kolonisten als met de galactische kooplieden, goed geweest. Maar als er één was die deze, op z'n minst eigenaardig te noemen vrede niet vertrouwde, dan was het Perry Rhodan, de regent van het zonne-imperium. Want telkens weer werd de garnizoenscommandanten ingeprent: 'Kijk uit! Het robotbrein is geen eerlijke partner! Wees vriendelijk tegen de Springers, maar drijf het niet zo ver dat het je je leven kost!'
Dit alles wist Thora, toen haar Gazelle reeds een eind in de dichte dampkring, met koers naar de ruimtehaven van het garnizoen over Rusuf vloog.
Plotseling werd ze opgeroepen door het grondstation van de kolonisten. Thora schrok heel even, toen ze de temerig uitgesproken woorden in haar, tot een afschuwelijk dialect vervormde moedertaal hoorde.
Ze moest haar herkenningsteken opgeven, maar vóór ze daar zelfs aan kon denken, riep een onmiskenbare aardse stem in het zuiverste interkosmo: 'Hier Terra-garnizoen! Het schip heeft één uur en acht minuten geleden vanuit de ruimte het aardse herkenningsteken geseind. Volgens de overeenkomst met Arkon is dat voldoende. Verzoeke bevestiging via kanaal F-0775. Over!'
Er trok een vage glimlach over Thora's gezicht. Het deed haar genoegen dat de aardse ruimtecontrole zo waakzaam was, maar ze vergiste zich, door te veronderstellen dat dergelijke inmengingen vaker voorkwamen.
En de ruimtecontroledienst van het Terra-garnizoen, beging de fout, kolonel Julian Tifflor niet van dit voorval op de hoogte te stellen!
Daar klonk weer een stem uit haar ontvanger:
'Moeten wij u binnenpeilen?'
De trots van de Arkoniden ontwaakte weer in Thora. Zij, de commandante van het laatste Arkon-expeditieschip, zou niet in staat zijn deze kleine Gazelle op de voorgeschreven plaats te landen? En onbewust, grotendeels uit agitatie, antwoordde ze in het zuiverste hoog-Arkonidisch: 'Dank u, ik breng mijn schip zelf binnen!'
Maar Thora had al in lange tijd geen ruimteschip meer bestuurd en al was ze met elke handgreep vertrouwd, ze moest zich nu toch sterk concentreren - en daar was ze blij om.
Gedurende enige minuten hamerde in haar hoofd niet voortdurend de naam van haar zoon: Thomas Cardiff!
En toen doken in de verte de contouren van het garnizoen op. Rechts daarvan lag de ruimtehaven, gemarkeerd door een aantal lichte kruisers met hun typische bolvorm. Nu onderscheidde ze ook drie groepen Gazellen, die aan de andere kant van het terrein stonden, en de wagen die met razende snelheid over het terrein stoof, naar de plaats waar zij moest landen.
Ze maakte een voortreffelijke landing, stelde de beschermingsvelden buiten werking, opende door het overhalen van een hefboom de sluisdeur en liet de trap uitschuiven. Toen het controlelampje aangaf dat de weg naar buiten voor haar vrij was, schakelde ze alle overige apparaten uit.
Ze stond echter nog niet op, maar bleef niets ziende naar de instrumenten staren. Voor haar geestesoog zag ze een jonge man - Thomas -. Zij zou vandaag nog tegenover hem staan, doch niet meer als Thora, de vrouw van de regent van het zonne-imperium, maar als moeder!
Ze wist niet hoe onuitsprekelijk mooi de moederlijke glimlach op haar gezicht was. Die glimlach bleef ook toen ze Julian Tifflor onderaan de trap zag staan. Het verheugde haar, hem weer te zien.
Ze sloeg er geen acht op, dat hij haar als vrouw van de regent met militair eerbetoon wilde begroeten. Ze nam eenvoudig zijn hand en zei met ontwapenende hartelijkheid: 'Tiff, wat ben ik blij jou als eerste op Rusuf te ontmoeten!'
En Tiff - kolonel Julian Tifflor -, die intussen tachtig jaar oud was, doch er nog steeds uitzag als een jonge man in de bloei van zijn leven - Tiff bloosde. Hij voelde dat Thora's impulsieve begroeting eerlijk gemeend was en hij besefte ook hoe zwaar de taak was, die de chef hem had opgelegd.
In de wagen, op weg naar het garnizoen, babbelden ze wat over koetjes en kalfjes, tot kolonel Tifflor haar, onder verontschuldigingen, bekende dat hij nog geen appartement in het hotel voor haar had gereserveerd.
'We zijn hier nog niet op zulk hoog bezoek berekend, mevrouw Rhodan,' zei hij.
'Ach, Tiff,' lachte ze. De koortsachtige spanning door het verwachte weerzien met Thomas, deed haar alles door een roze bril zien. 'Ik heb maar één kamer nodig. Ik ben immers niet officieel hier. Kan er in de kazerne geen kamer voor mij worden ingericht?'
Met verbazingwekkende bereidwilligheid beantwoordde kolonel Tifflor deze vraag bevestigend. Hij ging zelfs zo ver, te beweren dat het in de kazerne prettiger wonen was dan in het hotel.
Op elk ander tijdstip zou Thora de kolonel wantrouwig hebben aangekeken en hem koel hebben gevraagd, wat de bedoeling van zijn aanbieding was, maar ze was nu alleen maar de moeder, die was gekomen om zich als zodanig aan haar zoon bekend te maken.
De wagen stopte voor het onberispelijke administratiegebouw van het garnizoen. Kolonel Tifflor reikte Thora bij het uitstappen zijn hand. Ze passeerden de wacht, liepen een lange gang door en kwamen in een grote tuin met aan de overzijde een bungalow.
'Tiff,' riep Thora verrast uit, toen ze in de kamers van de bungalow werkrobots bezig zag. 'Je hebt toch maatregelen in verband met mijn bezoek getroffen!'
'Dat is te zeggen,' antwoordde Tifflor, 'het enige wat ik heb gedaan is, dat ik op weg naar de wagen die me naar de ruimtehaven moest brengen, de wacht heb toegeroepen, deze bungalow te luchten - en de robots zijn nog aan 't werk.'
Een uur later klopte kolonel Tifflor beleefd bij Thora Rhodan aan. Haar stem klonk jubelend, toen ze riep:
'Tiff, als jij het bent - kom binnen!'
Fris, jeugdig en met een vreemde schittering in haar Arkoniden-ogen, stond Thora bij het raam toen de kolonel binnenkwam. Zij had het stof van de reis van zich afgeschud, haar lichaam laten profiteren van alle voordelen van Arkonidische wooncultuur en zag tot haar genoegen, dat ook Julian Tifflor zijn uniform voor een burgerpak had verwisseld. Terwijl Julian Tifflor tegenover haar plaats nam, nam ze hem scherp op. Zijn strenge, bijna strakke gezicht viel haar op. 'Tiff. . .' riep ze uit, en zijn knikje sloot haar de mond.
'Ja, mevrouw Rhodan... ik weet waarvoor u naar Rusuf bent gekomen. De chef heeft mij opgedragen, op luitenant Thomas Cardiff te passen!'
Thora leek te verstijven. Ze bleef Julian Tifflor onbeweeglijk zitten aanstaren.
'Kolonel Tifflor,' riep ze eindelijk uit, 'waag het niet, mij te beletten de luitenant te bezoeken!' Ze zag geen ander middel om tegen de kolonel te gebruiken, dan zich de trotse, hoogmoedige Arkonidische te tonen. Het was een wanhopige poging, voortkomend uit een gevoel van onmacht.
Julian Tifflor kende de vrouw van zijn chef reeds bijna zestig jaar. Vele moeilijke situaties hadden hen nader tot elkaar gebracht; niets bindt sterker dan dodelijke dreiging en gevaar. Daarom begreep hij nu waarom zij zich als de hoogmoedige Arkonidische en tegelijk als de echtgenote van de regent Rhodan gedroeg. Hij vergaf het haar.
Ze was de moeder van Thomas Cardiff!
Maar hij liet haar nog niet merken, hoezeer hij met haar te doen had. Naar buiten was hij nog de officier van de ruimtevloot en Perry Rhodan zijn hoogste chef. Dat zei hij haar. Zonder verder commentaar.
'Tiff...'
Hij mocht niet naar haar smeekbede luisteren.
'Mevrouw Rhodan,' zei hij, 'ik zou op dit moment liever starten voor een actie waarvan ik wist dat ik niet zou terugkomen, dan hier vóór u te zitten. Ik . . .'
Ze stond op. Haar ogen schoten vonken, maar ze dwong haar stem, met een welhaast bovenmenselijke wilskracht, niets te verraden van de orkaan van gevoelens die in haar woedde. 'Kolonel Tifflor, heeft mijn man u opdracht gegeven, mij te beletten Thomas te zien, hem te spreken, ja of nee!'
'Nee!'
'Wat geeft u dan het recht mij iets in de weg te leggen?'
Kolonel Julian Tifflor stond eveneens op. Hij ging achter zijn stoel staan. Hij, die voor Perry Rhodan en het zonne-imperium vele malen zijn leven had gewaagd, was opeens bang voor het nu komende half uur.
'Kolonel Tifflor, wat geeft u het recht mij tegen te houden?' Ze schreeuwde het niet; veel erger, ze fluisterde, en haar ogen leken hem te verbranden.
Ze noemde hem niet meer 'Tiff'; voor haar bestond nu alleen nog de kolonel Julian Tifflor, de officier van de aardse ruimtevloot en garnizoenscommandant op Rusuf.
'Mijn verantwoordelijkheidsgevoel!' snauwde hij bijna. Hij zei dit meer tot zijn verdediging. Akelig kalm vroeg zij: 'Durft u de gevoelens van een moeder onder uw zogenaamde verantwoordelijks gevoel te begraven, kolonel?'
Uit deze beschuldiging putte Julian Tifflor moed. Hij voelde intuïtief dat zij met haar vraag iets wakker riep dat ze moest begrijpen, omdat ze de moeder van Thomas Cardiff was.
Hij ging haar beschuldigende vraag nog uit de weg. Met zijn handen op de rugleuning van de stoel en zijn stem tot een tedere klank dwingend, vroeg hij: 'Mag ik dichterbij komen, mevrouw Rhodan?'
'Zoals u wilt,' antwoordde de Arkonidische.
Julian Tifflor ging vóór haar staan en stelde zijn tweede vraag: 'Mag ik uw handen in de mijne nemen?'
Ze zei niet 'ja' en niet 'nee', en Tiff - kolonel Julian Tifflor - gaf aan zijn gevoelens toe!
Hij nam Thora's hand in de zijne!
Hij voelde nu lichamelijk haar verzet. Hij voelde de kracht in haar en hij was eerlijk genoeg om toe te geven, dat Thora Rhodan in dit uur veel sterker was dan hij, maar hij had een troef in handen waarmee hij haar misschien die kracht kon afnemen en de kracht van de bezonnenheid ervoor in de plaats geven.
'Ik beklaag Thomas Cardiff!' zei hij.
Dat was zijn troef!
Thora rukte zich los. Kolonel Tifflor zag, dat zij hem nog niet had begrepen, maar alles wat hij er aan zou toevoegen, zou de kracht die in zijn woorden zat, doen verzwakken.
Ze moest uit zichzelf begrijpen wat hij ermee bedoelde.
Haar gelaatsuitdrukking veranderde onophoudelijk. Ze toonde Tifflor hoe fel Arkoniden kunnen haten, hoe verschrikkelijk hun woede is - en ook wat Arkonidische wilskracht en zelfbeheersing zijn.
'Waarom. . . waarom beklaagt u Thomas, kolonel?' vroeg Thora.
'Omdat ik hem in de paar dagen dat hij nu op Rusuf zijn dienst doet, voortdurend heb gadegeslagen. Thomas Cardiff is in al zijn gevoelens Arkonide! Hij is een man van twee werelden. Met zijn ene been staat hij onwrikbaar vast op de aarde en met het andere even onwrikbaar op Arkon!
Dat is zijn geluk . . .'
Hij had zonder hartstocht gesproken, nuchter als een advocaat, die voor de rechtbank een beschuldigde verdedigt.
'Arkonide . . .?' echode Thora.
Hoorde ze nu alleen het woord 'Arkonide'?
Julian Tifflor begon deze vrouw opeens griezelig te vinden. Voor het eerst toonde ze hem, dat tussen de aarde en Arkon de afgrond van de eeuwigheid lag. Mens en Arkonide leken uiterlijk op elkaar, maar in wezen waren ze volkomen vreemd van elkaar.
'Zou het waar zijn?'
Wat Reginald Bull tijdens het gesprek met Perry was overkomen, namelijk dat hij hardop dacht, overkwam nu ook kolonel Tifflor.
'Wat, kolonel?'
Hij nam niet zijn toevlucht tot een gedwongen leugen. Hij vertelde Thora wat hij zo-even had gedacht.
En zij luisterde naar hem. Ze moest wel naar hem luisteren, want het ging immers ook haar aan. Zij was de vrouw van een Terraan - van Perry Rhodan; hadden ze beiden gezondigd door met elkaar te trouwen? Deze nieuwe angst dreigde haar reeds te overweldigen, toen ze aan haar jongen dacht, en op hetzelfde moment laaide in haar ogen de trots van de moeder op, trots omdat ze een gezond kind het leven heeft geschonken.
'Tiff, het is niet waar! Is Thomas gezond of ziek?'
Zijn vermetele glimlach brak weer door.
'Ja!' zei hij schor. 'Kerngezond! Ja . . .'
'Dan moet er ook een weg zijn, die ik kan gaan, zonder dat jij Thomas hoeft te beklagen, Tiff.' Hij wekte geen hoop in haar. Zijn intuïtie zei hem weer, dat hij deze vrouw zelfs met de handigste leugen niet om de tuin kon leiden. 'Mevrouw Rhodan,' zei hij, 'ik zou niet weten welke weg, en ik wijs u nogmaals op hetgeen ik heb waargenomen: Thomas Cardiff is in zijn gevoelens Arkonide, in zijn denken mens - en dat maakt het voor u onmogelijk, de weg naar hem te vinden.'
'En als mijn man .. .'
Kolonel Tifflor liet haar niet uitspreken. Hoe eerder ze de waarheid vernam, des te beter was het ook voor haar. 'De chef is wanhopig, mevrouw Rhodan! Ik heb eigenlijk niet het recht u dit te zeggen, maar nu beschouw ik het als mijn plicht.'
'Laat me nu alsjeblieft alleen, Tiff. . .' zei ze, glimlachend door haar tranen heen, en hij was al bij de deur toen ze hem nariep: 'Tiff, je bent nog steeds dezelfde prachtkerel!'
Julian Tifflor sloot vlug de deur achter zich. In de gang veegde hij zijn ogen af.
Halverwege het administratiegebouw werd hij door een robotbewaker aangehouden. Er was een ruim kordon om de bungalow gelegd. Kolonel Tifflor wilde de robots niet wegsturen. Hij kon en mocht met Thora geen enkel risico nemen. Ook het luchtruim boven de bungalow werd bewaakt.
Bezorgd ging de kolonel zijn kantoor binnen. Onmiddellijk kwam de ordonnans binnen. Maar Tiff s hoofd stond nu niet naar bureauwerk.
'Laat me met rust!' zei hij. 'Ik mag alleen in dringende gevallen gestoord worden, begrepen!'
Hij legde zijn hoofd in zijn handen. Zijn gedachten stuitten telkens weer op hetzelfde punt, en dat punt heette Thomas Cardiff.
De Arkonidentrots van de jonge man, zijn hoogmoed en vaak plotseling oplaaiende stijfhoofdigheid, vormden voor zijn ouders het onoverkomelijke beletsel om hem als hun zoon te erkennen.
Ook de grote computer op Venus, die zijn karakter had geanalyseerd, was tot die slotsom gekomen en had er nadrukkelijk voor gewaarschuwd.
Het was een tragedie.
Thomas Cardiff was een man van twee werelden; elk van die twee werelden had hem de voornaamste karaktertrekken meegegeven. Thomas Cardiff was een mengsel van extremiteiten.
Julian Tifflor durfde geen oordeel uit te spreken, zelfs niet in zijn gedachten. Hij zou Thora's wanhopige verdriet nooit vergeten, en ook niet de moeite waarmee hij die korte zin had uitgesproken: 'Ik beklaag Thomas Cardiff!'
Die zin bevatte een meedogenloze waarheid.
Met die zin had hij haar en Perry Rhodan van het ergste egoïsme beschuldigd.
De storing, die van buiten kwam, voelde Julian Tifflor als een weldaad.
'Ja . . .?' vroeg hij verstrooid, en was onmiddellijk een en al aandacht toen hij het gezicht van Thora op het beeldscherm zag.
'Kom alsjeblieft bij me, Tiff,' smeekte ze.
Enige minuten later zaten ze in de bungalow weer tegenover elkaar.
Zij sprak, en hij luisterde ontroerd. Elk woord van haar klonk als berusting. Elke zin die zij uitsprak was gebaseerd op zijn uitspraak: 'Ik beklaag Thomas . . .' 'Maar ik mag hem toch zien, hè, Tiff? Moet ik je nog beloven, dat ik hem uitsluitend als de vrouw van de regent tegemoet zal treden?'
'Zal passeren,' verbeterde Tifflor. 'Goed, mevrouw Rhodan!'
Ze knikte krampachtig.
'Wanneer kan ik hem zien, Tiff?'
'Luitenant Cardiff is op een patrouillevlucht in het Krela-stelsel. Hij wordt tegen twintig uur plaatselijke tijd terugverwacht. Ik zal de officieren voor een bespreking om eenentwintig uur bijeenroepen. Mag ik er op rekenen dat u een paar woorden tot de heren zult richten?'
De Arkonidische reikte hem impulsief haar hand. 'Daar kun je op rekenen, Tiff,' antwoordde ze, en achter de tranen in haar ogen blonk de glimlach van een opofferende moeder.
5
Kolonel Julian Tifflor luisterde slechts met een half oor, toen de zware kruiser Cycloop om 19 uur 44 met een enorm lawaai van zijn antizwaartekrachtvelden de landing inzette. Hij had nog heel veel te doen om de op korte termijn aangekondigde bijeenkomst van de officieren te regelen, zonder de gevechtskracht van het garnizoen te verzwakken.
Ondanks zijn onrust, die, naarmate het tijdstip van 21 uur naderde, heviger werd, wist hij zijn uiterlijke kalmte te bewaren. Majoor Lens, zijn adjudant, kwam binnen. Tifflor keek hem alleen maar aan. Lens kwam meteen ter zake. 'De ruimtehaven vraagt of we de robotbewakers nog nodig hebben. Eerlijk gezegd, begrijp ik die strenge bewaking niet, kolonel. Er wordt hier binnen al gemompeld, dat u mevrouw Rhodan hebt opgesloten.'
'Zo, wordt er gemompeld, majoor? Zo . . . zijn de Gazellecommandanten voor de bespreking uitgenodigd?'
Majoor Lens liep een beetje rood aan. Hij had zojuist de beruchte morele oorveeg van de kolonel in ontvangst moeten nemen. Tifflor deelde die zelden uit. Hij gebruikte ze alleen in noodgevallen en was er nu van overtuigd, dat de majoor de geruchten onmiddellijk de kop in zou drukken.
'Gazellecommandanten uitgenodigd voor eenentwintig uur, kolonel. Van de kruisers de stafofficieren. Van de administratie alle . . .'
'Goed.' Het klonk gemelijk.
'Moet ik ze weer afzeggen?' vroeg majoor Lens.
'Nee. Heeft de berichtendienst niets bijzonders te melden?'
Lens begreep direct waarom de kolonel dit vroeg. Alles draaide om de veiligheid van Thora.
'Tot nu toe niet.'
'Verder nog iets, majoor?' Julian Tifflor wilde alleen zijn. Hij zag Lens naar de deur gaan en juist toen hij deze wilde openen, klonk van buiten een eigenaardig geluid.
Lens had het ook gehoord.
'Straalbeschieting, kolonel?' vroeg hij.
Deze gaf reeds het alarm voor het gehele garnizoen. Ook de ruimtehaven werd in alarmfase I gebracht. Weer klonk het afschuwelijke sissende geluid van buiten door de geluidsisolatie heen.
'Majoor, dat is toch bij de bungalow!' Dit was geen hysterische kreet van kolonel Tifflor. Zestig dienstjaren bij Perry Rhodan waren een harde scholing geweest en hadden zijn mannen geleerd in elke situatie het hoofd koel te houden.
Kolonel Tifflor gaf vanuit zijn kantoor de nodige bevelen. Het leed geen twijfel, dat Thora het doel van deze overval was. Hij wachtte niet meer op de bevestiging van zijn bevelen, maar rende samen met majoor Lens naar buiten.
Tezelfdertijd loeiden in de kruisers aan de rand van de ruimtehaven de sirenes. Binnen één minuut waren alle schepen gevechtsklaar.
In het garnizoen betrokken de eerste vechtrobots hun stellingen.
Tifflor bereikte vóór zijn majoor de hoofdingang. Plotseling werd hij verblind door een bleekgroene lichtstraal en op hetzelfde moment smolt de zware deur eenvoudig weg. 'Dekken!' schreeuwde Tifflor de majoor toe en trok hem achteruit. Ze lieten zich naast elkaar plat op de vloer vallen. In die korte tijd vernielden drie stralen de gehele hal en een stuk van de gang, tot buiten vóór de hoofdingang een daverende knal klonk en er een einde aan het inferno kwam.
Kolonel Tifflor had enige seconden tijd gehad om te combineren. Hij was ervan overtuigd dat de overval Thora gold. Met één greep schakelde hij zijn zakradio in en riep: 'Situatie melden aan commandant!'
Toen de vernietigende straal in een daverende knal eindigde, sprong hij op, rende een kantoorruimte door, zag vier mannen in dekking liggen, rukte het raam open en sprong eruit. Hij kwam drie meter lager in een zacht bloemperk neer. Terwijl hij nog in zijn knieën doorzakte, kwam de eerste melding: 'Robotbewakers door vreemde vechtmachines vernietigd. Bungalow staat in brand!'
De commandant van de zware kruiser Cycloop meldde zich ook, maar Tifflor snauwde: 'Wacht!', rende onderwijl dwars door de bloembedden, struikelde in het donker, stond weer op en brulde in zijn microfoon:
'Waar blijven de situatiemeldingen van de bungalow?'
Doch daar schenen alleen aardse vechtrobots met vreemde vechtmachines in gevecht te zijn. De kolonel begreep er niets van. Waar zaten de drie officieren met hun 25 manschappen, die volgens het alarmschema bij de bungalow in stelling moesten gaan?
'Luitenant Hecks . . .' hijgde hij in de microfoon en ontweek op het laatste moment een laaghangende tak. Nu zag hij achterin de tuin de bungalow in lichterlaaie staan, en afstekend tegen het licht van de vlammen acht aardse robots. Ze vuurden uit alle beschikbare straalwapens, in een wanhopige strijd tegen een tweevoudige overmacht.
Julian Tifflor lette nu niet meer op de brandende bungalow en de vechtende robots. Hij hield zijn radio in zijn hand en riep opgewonden: 'Wie heeft Thora gezien? Onmiddellijk melden!'
Van de andere kant van de tuin naderde een nieuwe golf vechtrobots, op de voet gevolgd door de eerste manschappen.
Kolonel Tifflor hield hen tegen en riep: 'Tuin doorzoeken naar Thora!'
Op dat moment schoten van drie kanten thermostralen door de tuin en vernietigden in een fractie van een seconde een vijfde gedeelte van de bomen.
Tifflor liet zich weer plat op de grond vallen. Maar de aardse robots, geprogrammeerd voor de vernietiging van de vijand, positronische wezens, die geen vrees of andere menselijke gevoelens kenden, draaiden zich op hun stalen benen om, zagen uit welke richtingen de thermostralen kwamen en vuurden.
In een, naar alle kanten uiteenspattende vonkenregen explodeerden vier vijandelijke robots, maar de thermostralen werden niet minder. Plotseling stond de hemel boven het garnizoen in een verblindend licht. Ook kolonel Tifflor kwam er niet meer toe, zijn gezicht in de grond te drukken, om aan de enige minuten durende verblinding te ontkomen, maar hij had nu begrepen wat dit gevecht in de tuin tot doel had.
'Attentie!' riep hij schor in zijn microfoon. 'De lichtbom moet de terugtocht van de vijand camoufleren! Thora wordt vermist! Let op vreemde ruimteschepen! Kruiservloot startklaar?'
'Startklaar, kolonel!' Dat was de stem van de commandant van de Cycloop.
Hierna zweeg de ontvanger. Er kwam geen bericht meer over Thora.
Maar even later kwam de golf situatiemeldingen. Slechts iemand met hypnoscholing was in staat deze warboel in zijn hoofd te ordenen en te overzien.
Wat kolonel Julian Tifflor vernam, deed hem het ergste voor Thora vrezen. Dat zij in de afbrandende bungalow zou zijn omgekomen, had hij geen moment geloofd.
Het gevechtsterrein besloeg nu een vijfhonderd meter brede strook dwars door het garnizoen tot dichtbij de ruimtehaven; de strook begon echter niet in de tuin, doch zette zich ook in tegengestelde richting voort en overschreed daar zelfs de exterritoriale grens.
De onbekende vijand scheen enige honderden vechtmachines te hebben ingezet; een onwaarschijnlijke sterkte, die kolonel Tifflor echter niet verbaasde, noch tot nadenken stemde.
Deze overval gold Thora, en slechts een gelukkig toeval kon haar nu nog uit de klauwen van de vijand redden.
Het gevecht tussen de robots eindigde abrupt. De aardse robots vonden plotseling geen doelen meer. Tifflor ontving weer een stroom van nieuwe meldingen.
Het ruimtecontrolestation dreigde in de gevechten aan de rand van de ruimtehaven te worden betrokken.
Tifflor gaf vlug nieuwe bevelen.
Drie lichte kruisers stegen van hun startpositie op, om dichtbij het station weer te landen. Tegelijkertijd mengden ze zich met dertig procent van hun bewapening in het robotgevecht. Maar ze konden niet zomaar op de mechanische, gepantserde monsters los gaan, want kolonel Tifflors waarschuwing: 'Denk aan Thora!' belette hun dat.
De gevechten namen overal in hevigheid af, alleen om de ruimtehaven heen werd het een ware hel, en de onbekende vijand scheen zijn totale sterkte aan vechtmachines daar in te zetten.
Toen kwam de melding die klaarheid in de overval moest brengen, doch de zaak voor Julian Tifflor nog raadselachtiger maakte. Het bericht luidde: 'Arkonrobots! Definitief herkend!'
Een ernstige verdenking ontwaakte in Tifflor.
Arkon zou zich nooit aan een dergelijke contractbreuk schuldig maken! Die Arkonidische vechtmachines dienden om te verbergen wie achter de ontvoering van Thora zat. Op hetzelfde moment zag hij in de verbitterde gevechten in de buurt van het ruimtecontrolestation ook niets anders dan een afleidingsmanoeuvre.
'Aan strijdkrachten . . .'
Verder kwam kolonel Tifflor niet. De afdeling die hij juist wilde oproepen, meldde zich en bevond zich op dat moment vijf kilometer ver op Rusufs grondgebied. De verbindingsman meldde: 'Vijand scheept meer dan tweehonderd robots in, in een klein ruimteschip. Worden bedreigd door klein bolvormig ruimteschip. Verliezen: drie man en negentien robots. Positie van het ruimteschip . . . vervloekt, het start net!'
'Geef de positie, luitenant, of ik sleep je voor de krijgsraad!' Kolonel Tifflor brulde voor het eerst sinds de gevechten waren begonnen en zijn dreigement, de officier voor de krijgsraad te slepen, was ernstig gemeend.
Het aardse ruimtecontrolestation luisterde mee. Het was de luitenant voor. Om de frequentie niet met onnodig lange gesprekken te blokkeren, riep iemand van daar: 'Vreemd schip op de radar. Stijgt snel. . .'
Julian Tifflor gaf zijn instructies:
'Houd dat schip op de radar vast! Cycloop, stuur ogenblikkelijk een sloep om mij af te halen!'
Hij had met opzet geen van zijn kruisers bevel tot starten gegeven. Thora's leven was voor hem van teveel belang om haar lot aan vreemde handen toe te vertrouwen.
Bij het personeel van het radarstation wekte het bevel van de kolonel enige verbazing. Het was voor hen immers vanzelfsprekend, dat ze het vreemde ruimteschip niet meer uit het oog zouden verliezen.
Op een gegeven moment hief de man die bij de afstemknoppen zat, in een wanhopig gebaar zijn armen op. De man naast hem, aan het beeldscherm, uitte een verwensing.
Het kleine vreemde ruimteschip werd plotseling onscherp, leek uiteen te vloeien. En de man aan de afstemknoppen, die anders elke seconde de coördinaten van een gepeild schip kon aflezen, zag alle wijzers op nul staan.
'Zou dat een nieuw soort beveiliging tegen peilingen zijn?' hijgde Gil Besser, de eerste die had gezien wat er gebeurde.
Kolonel Julian Tifflor stelde zich onmiddellijk op deze nieuwe situatie in. Zijn bevel bereikte de lichte kruiser III en nog terwijl hij sprak, schoot het bolvormige vaartuig in een noodstart de donkere nachthemel in, en in een omtrek van honderd kilometer meende iedereen dat de wereld verging, zo brulden de motoren en loeiden de gloeiende luchtmassa's die door de kruiser werden verplaatst.
Hijgend bereikte Tifflor het grote plein. Bijna op hetzelfde moment landde de sloep van de Cycloop. Dat het cellenbad, dat Julian Tifflor op Zwerver had gekregen, niet alleen een middel was om het leven te verlengen, maar ook de jeugdige lenigheid en uithoudingsvermogen in stand hield, bewees de kolonel toen hij als een honderd metersprinter over het plein rende en in de sluis van de sloep sprong. 'Starten!' riep hij, en terwijl achter hem het luik dichtsloeg, verdween het kleine vaartuig, door reuzenkrachten gedreven, in de nacht.
Er kwamen nu ononderbroken positiegegevens binnen.
De Cycloop was eveneens gestart. De sloep snelde het moederschip achterna, dat steeds hoger steeg.
Toen volgde het schier ongelooflijke samenspel van techniek en bekwaamheid, toen het kleine vaartuig met volle snelheid de hangar van de Cycloop binnenstoof, pas daar met alle antizwaartekrachtenergie afremde en een zachte landing maakte.
Tijdens de stijgvlucht naar de Cycloop had de kolonel een ruimtepak aangetrokken. De laatste twee minuten van de tocht stond hij in de sluis. Nauwelijks kwam de sloep in aanraking met de vloer van de hangar of de sluis ging open en Julian Tifflor rende de enorme hal door, naar de dichtstbijzijnde hangarsluis, terwijl de pompen nog bezig waren lucht in de sloepenhal te persen.
Ondanks anti-zwaartekrachtlift en transportband, had kolonel Tifflor drieëneenhalve minuut nodig om de centrale te bereiken. Zwijgend maakte majoor Holbein, de commandant van de Cycloop, plaats voor hem.
Op dat tijdstip bevond de zware kruiser zich reeds buiten de dampkring en stoof met volle snelheid naar de positie die de eerder gestarte lichte kruiser enige ogenblikken tevoren had opgegeven.
In de Cycloop gierden, brulden en loeiden aggregaten, machines, transformatoren, en sisten de converters en in de leidingen naar de geschutkoepels persten de krachten zich samen, klaar om als dodelijke energiestralen de ruimte in te schieten.
De motoren in de ringvormige uitstulping om de Cycloop brulden. Met de soevereine rust van een man die weet hoe ver hij kan gaan, joeg Tifflor het schip de ruimte in. Uiterlijk was hij het toonbeeld van een aardse ruimteofficier, die in elke situatie het hoofd koel houdt. Inwendig was hij echter een kokende vulkaan en zijn bezorgdheid voor Thora groeide met de seconde.
Hij had nu niet veel anders te doen dan hetgeen onvermijdelijk was.
'Hyperradiobericht aan de chef. Vervormen volgens de codes één, één-a en nul-één ..."
De radiocentrale meldde dat de zender gereed was voor gebruik.
De officieren in de commandocentrale keken elkaar veelbetekenend aan. De codes 1, la en 01 werden anders uitsluitend door Perry Rhodan zelf gebruikt. Wie had de kolonel de bevoegdheid gegeven om ze nu te gebruiken?
Julian Tifflor vermoedde niets van deze kleine zorgen van de officieren. Hij was nog bezig met de formulering van de Jobstijding, toen hij zich bewust werd, dat hij al enige tijd naar Thomas Cardiff staarde, die voor de peiler zat en daar als tweede officier dienst deed.
Op hetzelfde moment veranderde hij de tekst van zijn radiobericht, dat nu luidde:
'Thora door Arkonrobots ontvoerd, bevindt zich op dit ogenblik aan boord van een klein, bolvormig ruimteschip. Achtervolging met lichte kruiser III en Cycloop ingezet.
Kolonel Tifflor.'
Het bericht ging nog door het coderingsapparaat toen van de lichte kruiser III een beeld werd ontvangen. Het was zo sensationeel, dat Tifflor het bericht aan Perry Rhodan nog niet liet uitzenden.
De deskundigen aan boord van de kruiser III waren er in korte tijd in geslaagd, de bescherming tegen peilingen van het onbekende ruimteschip te doorbreken en nu zagen de officieren van de Cycloop op het grote beeldscherm het vijandelijke schip op topsnelheid uit het Krela-zonnestelsel verdwijnen.
Julian Tifflor handelde koelbloedig en zonder zich iets aan te trekken van welk verdrag tussen het Terra-garnizoen en de Rusuf-regering dan ook.
Korte hypersprong binnen het Krela-stelsel!
Met een handgreep schakelde hij de automaat van de Cycloop uit. Op dat moment vertoonde hij een frappante gelijkenis met Perry Rhodan, wanneer diens bevelen de officieren in de commandocentrale onder hoogspanning zetten.
Hij had nog steeds zijn ruimtepak aan, waarvan alleen de helm achterover was geklapt. Onbeweeglijk nam hij de, hem van alle kanten toegeroepen gegevens op. De vijf officieren aan de boordcomputer konden het tempo bijna niet meer bijhouden; kolonel Tifflor leek bij dit alles niet eens zo bijzonder sterk geconcentreerd te zijn. Onderwijl verrichtte hij talloze schakelingen, controleerde de aanwijzingen van de instrumenten en zag plotseling dat de officier op de tweede-bestuurdersplaats zich vergiste en in plaats van hoofdstroomschakelaar 6, de hefboom voor 'nood'-antizwaartekracht wilde overhalen.
Op het laatste moment sloeg Tifflor zijn hand weg. Tegelijkertijd snauwde hij kortaf en zonder enige trilling in zijn stem: 'Luitenant Cardiff op de tweede-bestuurdersplaats!'
Geen officier in de commandocentrale kreeg zelfs tijd om zich te verbazen. Bliksemsnel werd van plaats verwisseld. Thomas Cardiff moest zich eerst oriënteren en nagaan in hoeverre de manipulaties voor de korte hypersprong waren verricht. Dat hij, de nieuwbakken luitenant, eigenlijk niet op de plaats van de tweede bestuurder thuishoorde en er in de centrale kameraden met veel meer ervaring waren, kwam zelfs niet bij hem op.
Tifflor behoefde het cijfer 6 niet meer uit te spreken. Thomas Cardiff had zich georiënteerd. Met de zekerheid van een slaapwandelaar kweet hij zich van zijn gecompliceerde en verantwoordelijke taak.
De boordcomputer spuwde de verlangde gegevens uit. Op hetzelfde moment begon het aftellen voor de korte hypersprong.
De sprong naar de plaats in het heelal, waar het vreemde vaartuig aan de peiler van de lichte kruiser III was ontsnapt, duurde twintig seconden.
Gedurende twintig seconden was het in de commandocentrale van de Cycloop betrekkelijk stil. Het doffe gedreun uit het binnenste van het schip hoorde erbij.
Julian Tifflor was met zijn bezorgde gedachten bij Thora. De opvallende vlucht van het vreemde kleine ruimtevaartuig, zijn ongekende versnellingsvermogen, waarmee het zelfs de lichte kruiser ver achter zich had gelaten - de nieuwe, op de aarde nog onbekende bescherming tegen peilingen - dat alles deed met grote zekerheid vermoeden, dat Thora zich aan boord van dat schip bevond.
Onwillekeurig keek hij naar Thomas Cardiff.
Hij had hem met opzet op de tweede-bestuurdersplaats gezet.
Destijds - hoeveel jaren was dat al geleden? -, was hij zelf nog een jonge luitenant geweest en toen had de chef hem ook in een zeer gevaarlijke situatie op de tweede-bestuurdersplaats gezet. Perry Rhodan en hij hadden toen samen de machtige Titan gestart. Dat hij Thomas Cardiff vandaag naast hem had laten plaats nemen, was zoiets als een onuitgesproken woord van dank aan de chef voor een bevel dat hem zo trots had gemaakt.
Een uitroep ergens achterin de centrale, deed hem schrikken. 'Lijkt Cardiff niet sprekend op de chef?'
Bliksemsnel draaide Cardiff zijn hoofd naar de spreker. Zijn voor een mens ongewone ogen - Arkoniden-ogen - schitterden. Zijn jonge gezicht kreeg plotseling markante trekken.
Miljarden denkende wezens in de Melkweg kenden dat gezicht: het gezicht van Perry Rhodan!
En terwijl kolonel Julian Tifflor zich nog van de schrik herstelde, sprong de Cycloop door de hyperruimte het vreemde ruimteschip achterna.
De schok van de overgang martelde alle bemanningsleden, ook Julian Tifflor. Eén scheen er echter geen hinder van te hebben, en dat was Thomas Cardiff.
'Daar is hij, kolonel!' Cardiffs uitroep klonk als een fanfare. Met uitgestrekte arm wees hij naar het grote panoramascherm van de Cycloop.
Julian Tifflor beheerste zich. Hij wilde zich voor de jonge luitenant niet bloot geven. 'Waar?' vroeg hij. En toen zei Cardiff hard - bijna nijdig: 'Ik heb me vergist, kolonel! Dat is een ander schip. Veel groter . . .'
Hij wilde nog meer zeggen, maar het leek alsof de kleine glinsterende stip, die op het grote vreemde schip toe stoof, het wilde rammen.
Zwijgend keken de luitenant en de kolonel elkaar aan.
Ze hadden het begrepen.
Het kleine vaartuig was in het machtige, onbekende, bolvormige schip geland!
Vanuit het radarcompartiment werd woedend geroepen:
'Vreemd ruimteschip schijnt in de overgang te gaan . . .'
Op hetzelfde moment verdween het onbekende schip abrupt van het scherm.
'Structuurpeiling?' vroeg Tifflor scherp.
Het antwoord klonk vermoeid, moedeloos: 'Ze hebben ook hun structuurcompensator, kolonel!' En Julian Tifflor mompelde dezelfde verwensing als waarmee de radarofficier zijn mededeling was begonnen.
Hij stond op en droeg het bevel over de Cycloop weer aan majoor Holbein over. Luitenant Cardiff wilde eveneens opstaan, maar nu hield de majoor hem tegen. 'Je hebt je werk goed gedaan, Cardiff,' zei hij. 'En wat even vóór de hypersprong werd gezegd, lag mij ook op de tong ... je vertoonde toen een verbluffende gelijkenis met de chef, maar daar is nu geen spoor meer van te bekennen. - Enfin, daar praten we niet meer over. Ik schakel over op automatische besturing. Vraag de koers maar op voor de thuishaven, luitenant.'
Nu pas ontdeed Julian Tifflor zich van zijn ruimtepak en liet het achteloos liggen. De opmerking van majoor Holbein over Cardiffs gelijkenis met Perry Rhodan had hem de genadeslag gegeven.
De vrouw van Rhodan was door onbekenden naar een onbekende plaats ontvoerd, en Thomas Cardiff zou door een speling van het lot spoedig vernemen dat Perry en Thora Rhodan zijn ouders waren!
6.
Het superslagschip Drusus, een bol met een middellijn van 1500 meter, was in drie sprongen, beschermd door de, structuurcompensator, van de aarde gekomen en had pas de vierde en laatste hypersprong zonder deze camouflage uitgevoerd.
Wie ook achter de ontvoering van Thora zat, zou de gewelddadige structuurverstoring door de Drusus hebben geregistreerd en weten dat Rhodan met alle hem ter beschikking staande middelen zou trachten zijn vrouw te bevrijden.
Kort na de Cycloop landde de gigantische ruimtebol op de ruimtehaven van het garnizoen. Hij zweefde nog boven het terrein, gedragen door machtige antizwaartekrachtvelden, toen Rhodans bevel, bij hem in de Drusus rapport te komen uitbrengen, kolonel Tifflor reeds bereikte.
Julian Tifflor bevond zich op dat tijdstip met majoor Holbein in diens hut. Ze waren juist bezig hun waarnemingen te vergelijken, die ieder voor zich tijdens de achtervolging van het kleine ruimteschip had gedaan.
'Een bijzonder schip, kolonel! Een schip met zeer krachtige motoren! Het versnellingsvermogen was onwaarschijnlijk en daarom kan ik de commandant van de lichte kruiser III niet kwalijk nemen, dat hij het heeft laten ontsnappen . . .'
'Zo denk ik er ook over, Holbein. Ik zou zelfs willen beweren, dat dit kleine schip speciaal voor de ontvoering van Thora is gebouwd. Die uitgebreide robotaanval op het garnizoen was een afleidingsmanoeuvre. We hebben ons…'
Op dat moment bereikte Julian Tifflor het bevel, bij de chef aan boord van de Drusus te komen. Even later passeerde hij in de Drusus de laatste hindernis - twee robotwachten, die hem met hun ingebouwde computers controleerden -, en toen stond hij voor de regent van het zonne-imperium.
Ze waren alleen. Perry Rhodan stond met over elkaar geslagen armen middenin zijn hut, verzocht de kolonel plaats te nemen en luisterde naar zijn rapport.
Toen Tifflor de onbekende bescherming tegen peilingen van het kleine bolvormige vaartuig ter sprake bracht, viel Rhodan hem in de rede.
'Is vastgesteld kunnen worden op welk principe het systeem berust, Tiff?'
'Het bestaat uit drie over elkaar liggende, zwakke antipeilingschermen die in tegengestelde richting draaien en door hun rotatie de peilimpuls niet reflecteren, maar met meer dan vijfennegentig procent van zijn veldsterkte doet afwijken. Het restant dat wel doordringt, wordt bij de reflectie door de roterende schermen geabsorbeerd . . .'
'Aha! Drievoudige verzwakking leidt tot dubbele sterkte. Maar dat principe kennen wij ook. Ga door, Tiff.'
Rhodans terloopse opmerking was typisch voor hem. Hij zag geen enkele kleinigheid over het hoofd, die later wellicht van betekenis kon worden. Hij stond op het standpunt, dat elk nieuw aanvals- of verdedigingswapen veel aan waarde verliest, als het principe van de werking bekend wordt.
Plotseling keek Rhodan verrast op. Tifflor had zojuist gezegd, dat het gezicht van Thomas Cardiff gedurende enige seconden een opvallende gelijkenis met hem - zijn vader - had vertoond.
Er begon iets te werken in de man, die in enkele tientallen jaren een machtig sterrenrijk had gecreëerd.
'Tiff, weet hij het al? Vermoedt hij het?'
Dit vroeg niet de regent van het zonne-imperium, doch de vader van Thomas Cardiff.
'Nee, sir, hij weet het niet. Of hij het vermoedt - wie zal het zeggen? Voor mij zelf is deze tijdelijke, opvallende gelijkenis met u onbegrijpelijk. Als zijn gezicht ontspannen is, lijkt hij zelfs van opzij niet op u. Maar op dat moment van sterke, innerlijke concentratie was de gelijkenis volmaakt. Niet Thomas Cardiff zat op de tweede-bestuurdersplaats, sir . . . u zat daar! En meer dan dertig officieren van de Cycloop herkenden u!
Peinzend, zich met moeite tot kalmte dwingend, keek Rhodan zijn vertrouweling aan en zei: 'Tiff, je weet wat je nu te doen hebt.'
Julian Tifflor kende zijn chef te lang om niet te weten wat hij nu bedoelde. Maar half protesterend, in het besef dat noch hij noch Rhodan de loop der dingen kon tegenhouden, zei hij beklemd: 'Ik zal het proberen, sir . . .'
'Niet alleen proberen, Tiff! Niets meer op mensen proberen! Wij -Thora en ik - moeten nu doorzetten. Zet Thomas aan het werk! Geef hem geen tijd om na te denken…'
'Sir!' Kolonel Tifflor waagde het, de regent van het zonne-imperium in de rede te vallen en diens mening verontwaardigd van de hand te wijzen. 'Aan het werk zetten in deze situatie? Dat betekent . . .'
'Stop, Tiff!' Rhodan onderstreepte zijn woorden met een energiek handgebaar. 'Wat heeft het tot nog toe voor jou betekend, een luitenant in een gevaarlijke situatie aan het werk te zetten? Nou? - Omdat deze luitenant Cardiff mijn zoon is, zie jij alles verkeerd! Jij denkt voortdurend: hij is de zoon van Rhodan! Behandel hem anders dan de anderen! - Tiff, beste vriend, word toch wakker! Denk toch aan Thomas z'n karakter; hij heeft voor de helft Arkonidenbloed in zijn aderen. Arkon is onze grootste, gevaarlijkste en verbitterdste vijand. Ik hou niet van al die superlatieven, maar in dit geval zijn ze niet misplaatst.
Wat zou er van Thomas zijn geworden. Meneer de zoon zou zich alles hebben kunnen veroorloven, omdat zijn vader Perry Rhodan heet. Wat zou er van hem zijn geworden, Tiff?' 'Wat zal er nu van hem worden, sir?'
'Hopelijk niet mijn vijand!' Ook Perry Rhodan was maar een mens. Zijn stem klonk vermoeid. Hij liep de hut door als een vermoeid man en ging achter de schrijftafel zitten.
Het verbaasde Julian Tifflor niet, dat er nauwelijks over Thora's verdwijning was gesproken. Hij wist uit ervaring hoe snel en allesomvattend de chef handelde.
'Sir, uw vrouw is met een Gazelle van het nieuwste type gekomen. Vindt u het goed als Thomas die langeafstandsverkenner vliegt?'
'Geef hem aan majoor Holbein; die gaat daar immers over?'
'Ja, sir.'
'Oké. Stel me niet teleur, Tiff, en pas goed op mijn jongen . . .'
'Dat is een moeilijke, haast onuitvoerbare taak, sir, als ik Thomas op gevaarlijke acties moet sturen. Ik deed het liever niet, maar ik begrijp u. Mag ik gaan?'
Rhodan knikte en keek de kolonel na, die langzaam de hut verliet.
Julian Tifflor ging onmiddellijk daarna naar majoor Holbein, de commandant van de zware kruiser Cycloop.
'Wie heeft Thora ontvoerd?' was de vraag waarmee Holbein de kolonel begroette.
'Hoe moet ik dat weten, Holbein?'
'Maar, u komt toch van de Drusus, kolonel. De chef is toch met dertig mutanten meegekomen. Als die er niet achter kunnen komen waar Thora heen gebracht is . . .'
Julian Tifflor maakte een afwerend gebaar.
Het was altijd weer hetzelfde.
Door het personeel van de ruimtevloot werd het mutantenkorps van Perry Rhodan beschouwd als een eenheid, die uit louter halfgoden bestond en het ene wonder na het andere tot stand bracht. Slechts weinigen namen de moeite om wat verder te kijken. En die kwamen dan tot de ontdekking, dat de successen van de mutanten bijna allemaal tijdens de hardste strijd waren bevochten en dat de nederlagen die ze hadden moeten lijden, in de honderden liepen.
'De chef heeft de opsporing van Thora in handen genomen, Holbein. Je zult al wel hebben gehoord, dat de ouwe niet tot de mensen behoort, die altijd hun hart op de tong dragen. Wat mij op het ogenblik bezig houdt, is de uitstekende prestatie van luitenant Cardiff op de tweede-bestuurdersplaats. Verlies de jongeman niet uit het oog, Holbein. Laat hem de nieuwe Gazelle vliegen, waarmee Thora is gekomen. We moeten toch de ruimte over een afstand van duizend lichtjaren door onze langeafstandsverkenners laten uitkammen. Misschien stuiten we daarbij op het spoor van de ontvoerders, hoewel dat niet waarschijnlijk is.
Ja ... nu waarvoor ik eigenlijk ben gekomen, Holbein. Je moet er voor zorgen dat alle kruisers onmiddellijk kunnen starten. Zeg de mannen dat Rhodan verwacht binnenkort iets afdoends tegenover het onbekende peilscherm te kunnen stellen.'
De ruimtevloot van het zonne-imperium, was een goed functionerend apparaat, zodat majoor Holbein slechts enkele instructies behoefde te geven om de naar verhouding sterke garnizoensvloot startklaar te krijgen.
De technici werden niet onder druk gezet; het was voldoende hun te zeggen dat de chef op het resultaat van hun werk wachtte.
Luitenant Thomas Cardiff moest gewekt worden.
De lange, jonge luitenant stond enige minuten later voor zijn majoor. Trots lichtten zijn geelkleurige ogen op, toen hij hoorde dat hij niet alleen een opdracht moest vliegen, maar daarvoor ook het nieuwste type langeafstandsverkenner zou gebruiken.
'Je neemt natuurlijk je oude bemanning mee, Cardiff. Heb je het nieuwste type al eens gevlogen?'
'Ja, majoor. We zijn op de academie op twee verschillende typen getraind.'
'Mooi. Je krijgt nauwkeurige instructies over de radio. Ik wacht op je bericht dat je klaar bent!' Thomas Cardiff stapte weg. Hij wekte zijn mannen door middel van de alarmbel, de Schot Mac Urban, een 32-jarige, rustige kerel, en Alim Achmed, de 24-jarige Arabier, een donkerbruine knaap, pezig en ijskoud als het er op aankwam iets te riskeren.
Onderweg naar de grote anti-zwaartekrachtlift ontmoetten ze nog twee Gazellebemanningen. Die moesten naar de hangars waarin de Gazellen stonden en wilden natuurlijk weten waarom Thomas Cardiff met zijn bemanning niet ook die kant op ging. Luitenant Sheck floot, zonder na-ijver, tussen zijn tanden. 'Nieuw type Gazelle, Cardiff? Verdorie! Verder? Actieradius tienduizend lichtjaren. Daarbij vergeleken zijn de oude verkenners maar lamme eenden! Jij boft, zeg!'
Dat vonden ook Mac Urban en Alim Achmed, toen ze zich over het terrein haastten en ten slotte voor de Gazelle stonden, waarmee Thora naar Rusuf was gekomen.
Qua afmetingen verschilde het nieuwe type niet van het oude. Het discus-vormige ruimtevaartuig met een diameter van dertig meter, was in het midden achttien meter hoog, doch deze discus beschikte niet alleen over een driemaal zo sterke motor en de enorme actieradius van tienduizend lichtjaren, maar was bovendien uitgerust met de krachtigste en modernste aanvals- en verdedigingswapens.
Thomas Cardiff nam een half uur om zijn twee mannen in het gebruik van het nieuwe type in te wijden en toen kenden ze het door en door. Hij was niet zuinig met zijn woorden van lof, maar Mac Urban, de Schot, wees ze van de hand met de opmerking: 'Goed beschouwd hebben we het allemaal alleen maar aan de "afbeulerij" te danken, die iedereen de eerste twee jaren bij de ruimtevloot moet doorstaan. Het is mij toen ook wel eens teveel geworden - maar dit hier: Verdorie, wat een prachtkist!'
Dat was de hoogste lof die een ruimtevaarder zijn schip kon geven. Alim Achmeds donkere Arabierenogen glinsterden en hij streelde teder de zware hefboom van het straalkanon.
'Meld maar aan majoor Holbein dat we klaar zijn, Achmed!' zei luitenant Cardiff.
De Arabier schakelde de radio in en gaf het bericht door. Twee minuten later kwam het startbevel, met nadere instructies.
Alim Achmed liet zijn ogen rollen. Mac Urban stopte irriterend rustig zijn pijp. De opdracht kon hem niet van zijn stuk brengen. 'Met deze kist wordt het zoeken een lolletje, Alim!' zei hij.
'Dat wel,' vond de Arabier, 'maar een gebied van duizend lichtjaren te doorzoeken . . .!'
Plotseling begon de pons van het decoderingsapparaat te hameren. De commandocentrale van de Drusus nam bij het seinen niet het risico te worden afgeluisterd.
Bedachtzaam schoof luitenant Cardiff de ponsstrook erin. Hij kreeg voor de volgende tien dagen het dagelijks veranderende herkenningsteken, dat bij een ontmoeting met schepen van Arkon het Sesam-open-u was, om zonder oponthoud de vlucht te kunnen voortzetten.
De sluis van de Gazelle werd gesloten. Alle aggregaten waren op toeren gebracht. De bemanning van drie koppen had de ruimtepakken aangetrokken. De helmen waren gesloten. Ieder zat op zijn plaats. Het aftellen begon.
Start over 40 seconden. Tegelijk met deze nieuwe Gazelle zouden nog negentien andere langeafstandsverkenners uit de hangars van de Cycloop de ruimte instuiven.
Thomas Cardiff concentreerde zich. Hij deed het onbewust en zonder inspanning. Hij zette slechts alles wat niet tot de start van zijn Gazelle behoorde, van zich af. Voor hem bestond slechts zijn schip. En toen hoorde hij, hoewel hij zich had 'ingekapseld', Mac Urban, de kalme Schot, verbaasd zeggen: 'Luitenant, u lijkt op de chef!'
'Wat zeg je . . .?' Op het laatste moment zag Thomas Cardiff dat de tijdwijzer de nul naderde. Starten!
De motor begon te loeien, de zwaartekrachtcompensator gierde; de door de Gazelle weggedrukte luchtmassa's brulden als een orkaan.
De verkenner steeg loodrecht in de donkere hemel, bestuurd door de boordcomputer, onder controle van luitenant Cardiff.
Mac Urban zat achter het schakelbord van de boordwapens en keek nog steeds verbijsterd naar zijn jonge commandant. Hij begreep niet, dat hij enkele seconden vóór de start had gemeend, dat Perry Rhodan op de bestuurdersplaats zat. Het gezicht van de luitenant vertoonde nu geen spoor van gelijkenis met hem meer.
Onbewust keek Urban zijn makker Achmed vragend aan. Die scheen tot dezelfde ontdekking te zijn gekomen, want zijn gezicht had een verbijsterde, ontstelde en vragende uitdrukking.
Intussen nam de snelheid van de Gazelle gestadig toe. De wijzer van de hoogtemeter draaide met grote snelheid over de wijzerplaat. Bij 40.000 meter boven het normale nulpunt schakelde het instrument zichzelf uit. Het had zijn plicht gedaan. Nu kwamen de grotere maatstaven aan de beurt.
De Gazelle verliet de dampkring van Rusuf en stortte zich in zijn element - de wereldruimte.
Koers: 32-12,43 Phi; 45-02,53 Psi; 06-58,09 Chi.
'Wapens controleren, Urban!' riep luitenant Cardiff vanaf de bestuurdersplaats. 'Achmed, meetinstrumenten en radio-installatie controleren!'
Hijzelf had ook zijn handen vol. Beginnend met de bepaling van de sterkte van de beschermingsvelden die de Gazelle omgaven en achtereenvolgens de controle van de werking van de zwaartekrachtcompensator, de generatoren en transformatoren, tot de motor, deed Thomas Cardiff zijn werk zoals hij het op de academie had geleerd.
Zijn koerswijzigingen werden automatisch en bliksemsnel door de boordcomputer overgenomen en op de stuurorganen overgebracht. Zelfs toen hij gedurende dertig seconden de elektronische stuurautomaat uitschakelde en op handbesturing overging, lag de Gazelle vier seconden na de test weer nauwkeurig op koers op Phi, Psi en Chi.
De zon Krela schoof snel over het panoramascherm. Ze was links onder in het beeld verschenen en verdween nu aan de rechterbovenkant. Verre zonnen fonkelden koud in de bodemloze diepte van het donkere heelal, dat zo dreigend leek en toch door mensen werd beheerst.
Thomas keek nog eens naar de snelheidsmeter. Deze gaf de waarde 0,7 aan, hetgeen betekende dat de Gazelle zich met een snelheid van 210.000 kilometer per seconde uit het zonnestelsel Krela verwijderde. Nu draaide de luitenant zich naar Mac Urban om en vroeg: 'Wat bedoelde je zoeven met mijn gelijkenis met de chef?'
De Schot had zijn spreekwoordelijke kalmte teruggekregen, maar de vraag van de luitenant maakte hem toch een beetje verlegen. 'Ik moet hallucinaties hebben gehad, luitenant,' antwoordde hij. 'Ik vraag me de hele tijd al af, hoe ik tot die opmerking ben gekomen. Meer kan ik er niet op zeggen.'
'En als ik je vertel, dat het me vannacht ergens anders al twee keer is gezegd, geloof je dan nog dat je hallucinaties hebt gehad?' vroeg luitenant Cardiff op zo'n eigenaardige toon, dat ook Alim Achmed ervan opkeek.
Mac Urban antwoordde grijnzend: 'U kunt me nog meer vertellen, luitenant. . .'
Een kreet van verontwaardiging ging door de menigte, toen acht galactische kooplieden door robots uit de 'Ook-Taan' en in de Gazelle gedreven werden.
Ondanks de vreemde spanning die in de Gazelle heerste, vergat Alim Achmed niet het radarscherm in het oog te houden. IJskoud riep hij er tussendoor: 'Peiling uit groen . . .' en ratelde snel de coördinaten op.
Op hetzelfde moment klonk het krakend uit de ontvanger: 'Wie bent u? Geef uw herkenningsteken!'
Het bevel was in het interkosmo gegeven, maar de tongval was die van een Terraan.
'Acht zware kruisers!' riep Alim Achmed, die de schepen bliksemsnel had geïdentificeerd. Onverschillig, alsof hij nooit iets anders had gedaan, gaf luitenant Cardiff zijn marconist het gecodeerde herkenningsteken, een groep van negen cijfers en letters.
'Opening in 't vizier,' meldde Mac Urban rustig.
Deze gaf het door en onmiddellijk daarna klonk uit de ontvanger: 'Goede reis!'
Daarna bleef het stil in de stuurhut van de Gazelle. Acht kruisers van Terra waren met maximumsnelheid op weg naar Rusuf, waar pas enige uren tevoren het superslagschip van Perry Rhodan, de Drusus, was geland! Deze machtsconcentratie van het zonne-imperium voorspelde niet veel goeds.
Thomas Cardiff was de eerste die de situatie onderkende. 'Ik geloof,' zei hij tegen zijn kleine bemanning, 'dat we gauw verwikkeld zullen raken in een ruimteoorlog, waarover men de komende tien jaar nog zal spreken! Als de chef acht kruisers tegelijk laat komen, heeft hij beslist het spoor gevonden dat hem naar zijn vrouw moet brengen. Ik zou alleen weleens willen weten wie er achter die schandelijke ontvoering zit.'
Toen werden zijn gedachten in een andere richting geleid. Onbewust keek hij daarbij Mac Urban aan, echter zonder hem te zien.
Hij dacht: 'Hoe kan ik enige gelijkenis met Perry Rhodan vertonen? Dat is toch onmogelijk! Mijn eerzucht is toch niet zo groot geweest, dat ik mij met hem zou willen vergelijken. Maar hoe komen anderen erbij, die gelijkenis in mijn gezicht te zien?'
Het was een beslissend moment voor Thomas Cardiff.
Hij keek Mac Urban peinzend aan, maar zag niet de ontsteltenis op het gezicht van de Schot, die weer meende dat hij tegenover de chef zat.
Op dit moment leek Thomas Cardiff sprekend op Perry Rhodan.
Thora was ontvoerd door robots.
7
John Marshall, en van de eerste mutanten die in dienst van Perry Rhodan waren getreden, zat in 'Ook-Taan' in Gelgen, de kleine stad, 45 kilometer verwijderd van het Terra-garnizoen. Het glas Rhegis stond al een uur lang onaangeroerd vóór hem.
'Ook-Taan', ook aan de buitenkant onmiskenbaar een Springercafé, scheen niet door Arkonidische kolonisten te worden bezocht, want Marshall had, toen hij binnenkwam, geen Arkonide gezien en wachtte nog steeds op de eerste gast van dat ras.
John Marshall, die onmiddellijk als een Terraan kon worden herkend, dacht er niet aan zich bijzonder onopvallend te gedragen. De aankomst van Perry Rhodan met het superslagschip Drusus en enige uren later de acht zware kruisers, had op Rusuf al genoeg consternatie veroorzaakt. Niet alleen had de regering in scherpe bewoordingen tegen deze machtsdemonstratie geprotesteerd en haar protest tevens aan de robotregent op Arkon gericht, maar ook de galactische kooplieden hadden in deze verzameling van ruimteoorlogsschepen een bedreiging van hun belangen gezien en bij de Rusuf-regering geprotesteerd en gedreigd dat ze de handel met de planeet Rusuf zouden staken.
Ze beweerden dat ze door Rhodan en zijn schepen al genoeg schade hadden geleden. Ze maakten bij hun protest ook een toespeling op de galactische medici, de Ara's en lieten doorschemeren dat een stopzetting van de aanvoer van medicamenten ernstige gevolgen zou kunnen hebben.
John Marshall, een uitstekende telepaat en wijs man, deed alsof dit alles hem niets aan ging. Hij zat ook niet in 'Ook-Taan' om zijn Rhegis, de sterkste Rusuf-jenever, te laten verschalen. Hij wachtte op zijn collega, de suggestor Kitai Ishibashi, die hij kort voordat hij de 'Ook-Taan' binnenging, op een zeer vaag gedachtenspoor had gezet.
Het was slechts één enkele gedachte geweest, die hij had opgevangen, toen drie Springers aan de overkant van de straat voorbij liepen en hen uitdagend aankeken.
Eén van hen had aan Thora gedacht en zich afgevraagd of ze goed zou zijn aangekomen.
Het was niet veel geweest, maar John Marshall had Ishibashi onmiddellijk op die drie Springers gewezen en in het bijzonder op de forse kerel in het midden.
'Hou die in de gaten, Kitai, en maak een automaat van hem.' Met deze woorden had hij afscheid van de Japanner genomen. John Marshall was de 'Ook-Taan' binnengegaan en de Japanner Ishibashi had rechtsomkeert gemaakt, om de Springers te volgen.
Marshalls opdracht, van één van de Springers een 'automaat' te maken, hield geen wreedheid of zoiets in. Ishibashi kon anderen zijn wil opleggen en hen daarbij in de mening laten, dat ze hun eigen vrije wil volgden.
Marshall was in het afgelopen uur tweemaal naar het toilet geweest. De aan de andere tafeltjes om hem heen zittende Springers mochten ervan denken wat ze wilden. Vanuit het toilet, bracht hij door middel van zijn zakradio rapport uit en informeerde meteen of andere mutanten wellicht intussen betere sporen hadden gevonden.
Rhodan had persoonlijk geantwoord: 'Niets, geen spoor. Jouw aanwijzing is de eerste, hoewel ik er niet veel van begrijp. Zouden de Springers achter deze groot opgezette ontvoering zitten?'
Deze vraag hield ook John Marshall bezig.
De galactische kooplieden waren niet hun vrienden, dat stond vast. De Ara's waren genieën op het gebied van de medische wetenschap, maar die mochten Perry Rhodan en het zonne-imperium ook niet.
Niemand begreep de Ara's beter dan Marshall. Hij had hen meer dan eens beetgenomen. Restte nog de robot-regent op Arkon. Bully, Perry Rhodans beste vriend en plaatsvervanger, die nu in Terrania de papieroorlog voerde, noemde deze reusachtige computer op de centrale wereld van Arkon, oneerbiedig 'schroothoop'. Met die 'schroothoop' had Perry Rhodan als personificatie van het zonne-imperium een verdrag gesloten, en wel zijnerzijds uit de overweging dat een zielloos instrument niet tot bedrog in staat zou zijn. Maar de tijd en sommige gebeurtenissen hadden bewezen, dat de bouwers van het mammoetbrein - Arkoniden - dit 'instrument' bedrog, sluwheid, valsheid en raffinement hadden meegegeven.
Het was niet het botte bedrog, de poging, de partner een hak te zetten, maar de herhaalde pogingen om verloren macht, met gebruikmaking van alle middelen, terug te winnen zodra de partner zijn waakzaamheid ook maar een seconde liet verzwakken.
'En het is de schroothoop!' zei John Marshall in de 'Ook-Taan' hardop en duidelijk in zijn beste interkosmo.
Van alle kanten werd hij scherp opgenomen. Er was geen vriendelijk gezicht bij. Marshalls verblijf in dit café was dan ook niet helemaal zonder risico. Gelgen, de kleine Arkonidenstad, was ook geen exterritoriaal gebied, waar Terra de macht in handen had. Maar daar stoorde hij zich niet aan. Het was hem erom te doen, eindelijk een duidelijk spoor van de ontvoerde echtgenote van Perry Rhodan te vinden.
Opeens ging er een lichte trilling door zijn lichaam. Hij werd óf door de Drusus óf door Kitai geroepen. Zijn kleine zakradio kon hij, door de geringe sterkte, slechts gebruiken nadat hij had laten weten dat hij luisterde.
John Marshall bekeek de binnenkant van zijn handen. Er werd nog steeds van alle kanten naar hem gekeken. Nu draaide hij zijn handen om. De ring aan zijn linkerhand was verschoven; de kleine verdikking zat nu aan de binnenkant.
Sinds er op de aarde enige duizenden 'microtechnici' waren, was het gehele mutantenkorps voorzien van deze wonderinstrumenten in de kleinste uitvoering en met het grootste bereik.
Nu steunde Marshall zijn hoofd op zijn linkerhand, zodanig dat de ring precies voor zijn oor zat. Hij behoefde het apparaatje in zijn zak niet te gebruiken. Het werk werd gedaan door een microzendertje ter grootte van een speldenknop.
Kitai Ishibashi riep hem. 'Ik zit gevangen. Rangeroo-n, kelder, links. Donkergrijs plastic gebouw met Springeremblemen.'
Het was een normale reactie, toen Marshall zijn glas greep en het in één teug ledigde.
Kitai Ishibashi zat gevangen!
Hij ook!
Daaraan lieten de galactische kooplieden in de 'Ook-Taan' geen twijfel bestaan. Sommigen hadden hun straalwapen vóór zich op de tafel gelegd. Als een waarschuwing voor hem. De grimmige gezichten zeiden de rest. Vijf Springers liepen naar de deur, vermoedelijk met de opdracht geen ongewenste toeschouwers binnen te laten.
Vlug controleerde John Marshall hun gedachten. Hij las ze als een open boek. Toen hij de man aan de bar onder handen nam, wist hij met moeite zijn schrik te verbergen.
De ijskoude moordgedachten golden hem.
'Met jou maken we kortere metten dan met Thora, de verraderlijke Arkonidische.'
Bliksemsnel draaide John Marshall aan zijn ring, bracht zijn handen voor zijn mond en fluisterde: 'Hier Marshall. Café Ook-Taan aan de hoofdstraat. Stuur onmiddellijk robothulp!'
Zijn bericht had anderhalve seconde geduurd, nu veegde hij over zijn mond, liet zijn armen zakken, greep zijn lege glas en vroeg met een blik naar de bar om nog een Rhegis.
Nog een zwakke trilling gaf hem te kennen dat er weer een mededeling kwam. Hij behoefde niet naar de gezichten van de Springers te kijken. Het was voor hem eenvoudiger hun gedachten te lezen. Ze wachtten allemaal op het teken, zich op hem te werpen.
John schakelde zijn ring om van microfoon naar luidspreker. Op dat moment verliet de aanvoerder van de Springers zijn plaats aan de bar en kwam naar zijn tafel toe. Marshall zag er vanaf, zijn gedachten te lezen. Hij had nog nauwelijks tijd om naar de mededeling te luisteren.
Zou hij zich nu niet verdacht maken als hij zijn hoofd weer op zijn linkerhand steunde?
'Marshall, je komt niet meer uit dat café! Ik heb al om hulp voor je gevraagd . . .'
De rest van wat Ishibashi zei, hoorde hij niet meer. De Springer met zijn gehavende gezicht stond bij zijn tafel en richtte zijn thermostraler op hem.
'Kom mee, Terraan!'
De minachting en de haat van een hele Melkweg lagen in het woordje 'Terraan'.
'Politie?' vroeg John Marshall quasi verbaasd. 'Maar . . .'
'Kom mee, niet tegenspreken!'
Marshall stond op; niet te vlug en niet te langzaam. Intussen kwamen de anderen van alle kanten naderbij. Alleen de weg naar de deur bleef vrij. Maar daar werd hij door vijf forse Springers opgewacht.
'Vooruit, naar de deur, Terraan, en met een beetje meer haast dan waarmee je opstond!'
John Marshall, groot, donkerharig, wendde zijn magere gezicht naar de aanvoerder van de Springers en waagde het, ondanks de bedenkelijke situatie te vragen:
'Hebt u goed over alle gevolgen nagedacht?
Hij kreeg een dreigende glimlach als antwoord. Hij werd eerst van twee kanten van achteren beetgepakt. Drie andere Springers begonnen hem vervolgens zorgvuldig te fouilleren.
Het verbaasde hun niet, een impulsstraler op hem te vinden, maar wel dat ze geen enkel communicatie-instrument in zijn kleren konden ontdekken.
'Waar heeft hij het vervloekte ding dan?' snauwde de aanvoerder van de bende.
John Marshall droeg het in zijn linkerbroekzak, maar het was zo klein, dat men het met een pincet had moeten aanpakken. Een mensenhand voelde het niet, als het niet toevallig onder een vingernagel terechtkwam. Door het vruchteloze zoeken won de mutant van Perry Rhodan kostbare seconden. Hij verzette zich niet, toen zijn armen op zijn rug werden gedraaid; hij scheen zich nauwelijks iets van de gebeurtenissen aan te trekken. In werkelijkheid trachtte hij echter door middel van zijn telepathische kwaliteiten met Kitai Ishibashi in contact te komen, die hem even vóór de aanval van de Springers door een radiobericht had gewaarschuwd.
Hoe kon de Japanse suggestor, die zelf in de klem zat, weten dat hij, Marshall, niet meer uit de 'Ook-Taan' zou komen?
Marshalls telepathische speuractie had geen resultaat. De drie Springers gaven het zoeken naar zijn communicatie-instrument op. 'Hij moet het in het toilet hebben gegooid,' bromde één van hen, achteruit stappend.
Marshall las van één voor één de gedachten. De aanvoerder van de Springerbende raakte er langzamerhand ook van overtuigd, dat de Terraan zich op het toilet van het apparaat had ontdaan.
'Breng hem weg!' snauwde hij.
Toen deed zich een klein intermezzo voor. Achterin het café werd iets geroepen. De bendeleider vertrok zijn gezicht tot een grijnslach en zei zelfgenoegzaam tegen Marshall: 'Jij bent hiermee de vijfde, die dadelijk onder de hersenspoeling alle geheimen gaat verklappen.' Terwijl de Springer dit zei, dacht hij intensief aan Thora, vervolgens aan het succes, vijf agenten van Terra te hebben gevangen en ten slotte aan het eindresultaat, waarvan hij zich heel wat scheen voor te stellen.
John Marshall, die al zestig jaar agent was, enige malen de Arkonidische hypnoscholing had gekregen, er door Perry Rhodan op getraind was, uit een aantal gebeurtenissen steeds de belangrijkste te kiezen en na te gaan - deze John Marshall las in de weerzinwekkende gedachte van de bendeleider de tot nu toe nog niet gehoorde naam Itzre Delagin.
Dat was de man, die de aanvoerder van de Springers voor de gevangenneming van vijf Terra-agenten een aanzienlijke som geld wilde betalen en bovendien de troef in handen wilde hebben, door een hersenspoeling kennis te hebben genomen van alles wat die Terranen wisten.
In de Melkweg bestond niets schandelijkere dan deze hersenspoeling. Wie daaraan werd onderworpen, vertelde alles wat hij wist en kwam er uiteindelijk als een lallende idioot uit te voorschijn.
Ofschoon Marshall wist, dat hij van deze Springers geen medelijden hoefde te verwachten en dat hij gevaar liep over enige uren een idioot te zijn, vergat hij de taak niet die Perry Rhodan hem en alle andere mutanten had opgedragen.
Ze dreven hem naar de deur, waar hij door vijf Springers werd opgewacht. De twee kerels die zijn armen op zijn rug gedraaid hielden, leverden hem nu af. Op hetzelfde moment zakte Marshall als een volleerd acteur kreunend in elkaar. Een stuk of zes stevige Springerknuisten grepen naar hem om hem op te vangen. Ze hinderden elkaar. Marshall zag zijn kans schoon om zijn armen naar voren te brengen, de microfoon in zijn ring in te schakelen - en nog nooit was een urenlang oefenen om bliksemsnel het contact aan de ring te vinden, zo goed beloond als nu.
Hij sloeg voorover, met zijn mond op zijn gebalde linkervuist een fluisterde, onhoorbaar voor de Springers, in de microfoon: 'Itzre Delagin.'
Vrijwel op hetzelfde moment bulderde de leider, woedend om dit oponthoud: 'Kunnen jullie niet eens een armzalige Terraan naar buiten krijgen?'
Ook dat werd door Marshalls microzender uitgezonden. De radiocentrale van de Drusus zou nu weten in welke situatie hij verkeerde.
Als een zak werd hij overeind getrokken. De deur vloog open. Hij zag de straaljeep er vóór staan en het volgende moment werd hij als een dood ding in de kleine cabine gesmeten.
Twee Springers sprongen er in. Het luik sloeg dicht. Een Arkonide in verwaarloosde kleren zat achter het stuur. Deze had met één blik gezien dat hij kon wegrijden en de straalmotorbegon al te loeien, het geloei groeide aan tot een gebulder en toen dook onder een hels lawaai een Gazelle omlaag, raakte met zijn energiescherm de straaljeep en smeet het kleine voertuig het café 'Ook-Taan' binnen.
Ook de grote deur van het café vloog naar binnen.
De motor van de jeep liep zelfs na de botsing nog op halve kracht.
Dat was genoeg om de jeep met een versnelling van 3 g naar de bar te doen stuiven, onderweg tafels en stoelen en Springers die niet snel genoeg uit de weg konden komen, verpletterend.
De bar en de voorraad flessen vormden voor de jeep geen hindernis. Hij ging er met een donderend lawaai en een hevig gekraak en gerinkel dwars doorheen.
John Marshall hoorde of zag niets meer. Hij was al bij de eerste botsing hard met zijn hoofd tegen de achterwand geslagen en had zijn bewustzijn verloren. Maar zijn microzender werkte nog en in de radiocentrale van de Drusus hoorde men hetzelfde helse lawaai als in de gelagkamer van de 'Ook-Taan'.
Eén man kwam daarvan niet onder de indruk: Perry Rhodan.
Hij had al verbinding met drie van zijn mutanten, die in Cill, de hoofdstad van de planeet Rusuf werkten.
'Zoek Itzre Delagin!' Het korte en krachtige van zijn bevel duidde op de hoogste urgentie. Intussen was de stuurloze straaljeep met zijn gehavende neus in de massieve muur blijven steken.
Rhodans robots stroomden uit de Gazelle.
Twee Terraanse robots brachten met hun straalwapens de motor tot stilstand. Zes anderen achtervolgden de vluchtende Springers. Onder de vluchtelingen bevond zich ook de leider van de galactische kooplieden.
Veertien andere vechtmachines sloten de straat hermetisch af.
De Rusufse Arkonpolitie, gealarmeerd door de landing van een Terraanse langeafstandsverkenner middenin de stad, was machteloos tegen de tot de tanden gewapende robots.
Het straalkanon van de Gazelle draaide dreigend rond en benam ook de nieuwsgierigste Arkoniden alle genoegen van de sensatie.
Een kreet van verontwaardiging ging door de ver teruggedrongen menigte, toen acht galactische kooplieden door robots uit de 'Ook-Taan' en in de Gazelle gedreven werden. Rhodans vechtmachines keken rechts noch links. Ze werkten volgens programma en volgens de bevelen van hun ingebouwde computers. Wel registreerden ze door hun lenzenstelsel en hun uitermate scherp gehoor, wat er om hen heen gebeurde, maar omdat hun computers er niet op reageerden, bestonden voor hen het geschreeuw en de opwinding van de mensen niet.
De twee robots, die in het café met hun straalwapens de motor van de jeep tot stilstand hadden gebracht, haalden nu John Marshall uit de verwrongen cabine.
Ze vergaten ook de haveloze Arkonide en de twee Springers niet, die ook bewusteloos waren.
Eén van de robots droeg John Marshall als een kind op zijn metalen armen; de andere had de twee Springers over zijn brede schouders gelegd en sleepte de Arkonide als een zak achter zich aan.
Het geschreeuw van verontwaardigde Arkoniden en galactische kooplieden, die in het verschijnen van Terraanse vechtmachines een schandelijke bemoeizucht van het garnizoen zagen, resulteerde in een zinloze, ongewapende aanval van honderden Arkoniden en Springers op Rhodans robots.
Ze doorbraken de versperring. De vechtmachines, die als stalen pilaren tussen de opgewonden menigte stonden, maakten geen gebruik van hun wapens. Hun programmering voorzag daar niet in. Maar de robots die aan boord van de Gazelle waren gebleven, hadden een andere programmering.
Zij reageerden onmiddellijk!
Plotseling staakte het straalkanon van de verkenner zijn ronddraaiende beweging. De lopen van de hypnokanonnen verschenen uit de geschutpoorten.
Geluidloos spuwden de kanonnen hun stralen uit.
Geluidloos troffen de stralen doel en het geschreeuw uit honderden kelen verstomde op slag.
Het was een spookachtig gezicht, maar zelfs dat imponeerde de robots achter de hypnokanonnen niet. Hun programma luidde: 'Hypno vrij; duur 0,25 seconde; intensiteit 10, uitgaande van Jota 20.' Het was een zeer zwakke dosering!
In de straat werd de stilte nu verscheurd door de dreunende voetstappen van de vele robots, die snel van alle kanten naar de Gazelle terugliepen. Bij de sluis ontstond geen gedrang. Eén voor één, als op een exercitieterrein, bestegen ze de korte trap en verdwenen in het schip.
De trap werd ingetrokken. De sluis ging dicht. De motor begon te brullen. Bij het loskomen van de grond werden de beschermingsvelden rondom de Gazelle actief. Wie op straat binnen het bereik van zo'n veld stond, werd opzij geslingerd.
De robotcommandant van de Gazelle sloeg daar geen acht op.
Zijn opdracht luidde: Na uitvoering van de actie zo snel mogelijk naar de Drusus terugkeren en in de hangar landen.
Toen de Gazelle de korte sprong van 45 kilometer begon, steeg een tweede Gazelle uit de Rangeroo-n-straat op. Ook deze had zijn taak volbracht en de mutant Kitai Ishibashi bevrijd.
Tweeëntwintig minuten na John Marshalls terugkeer naar de Drusus, kwam ook de vijfde mutant aan boord van het slagschip. Voor hem waren de robots letterlijk in de laatste seconde gekomen, en zonder zijn ononderbroken werkende microzender, die het gesprek van de Springers naar de Drusus had doorgezonden, zouden de mechanische mensen hem niet zo gauw hebben opgespoord.
Hij zat al vastgebonden voor de hersenspoeling en wachtte nog slechts op de inschakeling van het duivelse toestel.
Perry Rhodan was juist van de behouden terugkeer van de vijfde agent op de hoogte gesteld en zat met Crest in zijn hut. Ze wachtten op de berichten van de agenten in de hoofdstad Cill. De naam die John Marshall had genoemd was na Gelgen het enige spoor van Thora's ontvoerders.
Het was de enige hoop.
Maar ook de Arkonide Crest kon niet geloven dat de galactische kooplieden achter de ontvoering van Thora konden zitten. 'Het ruikt meer naar Arkon, Rhodan,' zei hij.
'Mogelijk,' antwoordde de regent van het zonne-imperium, 'maar je weet evengoed als ik waartoe de Springers in staat zijn. Mijn verdenking is momenteel gericht op Arkon en de ons tot nog toe onbekende Springerstam. Dat mijn vrouw door galactische kooplieden werd ontvoerd, staat nu wel vast. Meer wisten de kerels, die door de robots hier werden gebracht, helaas niet. Alleen hun leider weet van de naam Itzre Delagin, maar hoe hij er uitziet, tot welke stam de kerel behoort en waar hij woont, weet hij ook niet. Dat is niet zo vreemd, Crest, als je bedenkt dat die bende alleen tot taak had, met alle middelen de naspeuringen naar mijn vrouw te verhinderen. Ik begrijp heel goed, dat die Itzre Delagin zich zo ver mogelijk van deze bijkomstigheden wil distantiëren. Laten we hopen dat de naam juist is . . .'
De naam was juist. Maar de drie agenten konden Itzre Delagin in Cill niet vinden.
8
Achttien uur geleden was luitenant Cardiff met zijn Gazelle, na een korte tussenlanding op de planeet Heet-Ri, weer gestart, had per hyperradio rapport uitgebracht en omgaand van de Drusus bevel gekregen, het spoor te blijven volgen.
Daarmee verviel voor hem de beperking, zich niet verder dan vijfhonderd lichtjaren van de planeet Rusuf te verwijderen.
Het spoor was uiterst vaag en hij was er door een toeval op gestuit. Mac Urban had hem gevraagd op Heet-Ri te landen.
Het was een onherbergzame zuurstofwereld, een verlaten Arkonidenkolonie. Doch lang vóór de Arkonidische kolonisatie moest er op de zesde planeet van het dubbele zonnestelsel een aanzienlijke bevolking hebben geleefd, want, hoewel ze in de maalstroom van de eeuwen als volk was ondergegaan, waren de sporen van die bevolking nu, na meer dan tienduizend jaar, nog aanwezig.
Mac Urban wist van de raadselachtige, zevenhonderd meter hoge metalen monumenten, die willekeurig verspreid op Heet-Ri stonden, maar hij had ze tot nu toe noch in werkelijkheid noch op afbeeldingen gezien. Daar hij zich voor dergelijke raadselachtige dingen interesseerde, had hij de wens te kennen gegeven, op de zesde planeet te landen, als ze door het dubbele zonnestelsel zouden komen. Zijn enthousiasme voor ondergegane en niet ontraadselde culturen, had na een poosje ook Thomas Cardiff besmet en hem, zij het na enige aarzeling, op Heet-Ri doen landen.
Dit zonnestelsel bevond zich op een afstand van driehonderdzesenzeventig lichtjaren van de zon Krela.
Thomas Cardiff dacht slechts aan de 700 meter hoge metalen monumenten, toen hij de Gazelle bij één daarvan neerzette. Hij werd gegrepen door het allegorische voorkomen van de zuil. Het geheel was voor een mens zo vreemd en toch weer zo geheimzinnig aandoenlijk. Thomas Cardiff, nog onder de eerste indruk, zag bij het landen niet, dat de automatisch werkende luchtanalysator een besmetting door straling van de Heet-Ri-atmosfeer aangaf. 'Schermen op, luitenant!' riep Alim Achmed over zijn schouder. 'Stralingsgevaar!'
Thomas Cardiff reageerde praktisch op hetzelfde moment. De jonge luitenant stelde zich onbegrijpelijk snel op de onverwachte situatie in. Hij zag het gevaar van de straling, maar zijn argwaan werd op hetzelfde moment gewekt.
'Achmed, stel vast uit welke richting de straling komt! Urban, klaar om te vuren!'
'Kanon klaar,' luitenant, riep de Schot achter zijn schakelbord. Hij had zich de landing op Heet-Ri wat minder dramatisch voorgesteld. Het rook hier naar gevaar.
Intussen probeerde Alim Achmed de richting vast te stellen, waaruit de gevaarlijk hoge straling kwam. Toen hij zich verbaasd over zijn instrumenten boog, begrepen Cardiff en Urban, dat er iets niet klopte, maar vóór ze iets konden vragen, riep de Arabier: 'De straling komt van de top van de zuil, luitenant!'
'Oké!' snauwde Cardiff. 'Alarmtoestand één. We zullen eens kijken wat er op de top te zien is!'
De computer kon echter over de zuilen op Heet-Ri niet veel zeggen, alleen het indrukwekkende feit dat de basis van zo'n zuil een oppervlakte van vijf vierkante kilometer besloeg en de top altijd nog een oppervlakte van anderhalve vierkante kilometer had.
De Gazelle steeg op een afstand van drieduizend meter parallel aan het metalen monument. De intensiteit van de straling nam sterk toe.
'Dat ziet er niet best uit,' mompelde Achmed en bleef de stralingswaarden opnoemen.
Vanaf driehonderd meter hoogte liet Thomas Cardiff zijn schip met nog slechts vijf meter per seconde stijgen. Hij deed dit onbewust en bleef met alle aandacht naar Achmed luisteren.
Zeshonderd meter hoogte. De intensiteit van de straling was nu zó groot, dat het leek alsof ze in een reusachtige, onbeschermde reactor vlogen. 'De . . . Ho! ... de . .. de . . .'
Achmeds tong weigerde de dienst. Vlug keek Thomas Cardiff in zijn richting. Hij schrok zelfs niet toen hij zag dat de waarde van de straling met 80 procent was gedaald.
Abrupt remde hij de stijgende beweging van de Gazelle af en liet hem met een meter per seconde dalen. Met elke meter die het schip daalde, nam de intensiteit van de straling toe, tot het de hoogte met de maximale sterkte bereikte.
Op deze hoogte liet Thomas Cardiff de Gazelle om de zuil heen cirkelen.
'Interessant,' mompelde hij, zonder te beseffen hoe ijskoud hij in deze situatie was. Zijn blik ging van de instrumenten naar het panoramascherm en weer terug. Gezien van een afstand van drieduizend meter, maakten de allegorische voorstellingen op de zuil de indruk van het werk van een krankzinnige.
Ze hadden op 643 meter hoogte twee derde van de cirkel om de zuil afgelegd, toen het gat van meer dan honderd meter op het scherm zichtbaar werd.
'Opening in 't vizier!' meldde Mac Urban rustig.
Onder beschutting van de sterke schermen die de Gazelle omgaven, naderde Thomas de opening tot op tweehonderd meter.
'Vandalen!' riep Mac Urban verontwaardigd. Met dat ene woord had hij alles gezegd.
Het gat was in de zuil gebrand. Het als kaarsvet langs de oppervlakte omlaag gestroomde vloeibare en weer gestolde metaal sprak een duidelijke taal.
'Straling constant,' meldde Alim halfluid.
Thomas Cardiff had zijn besluit genomen: hij zou die stralingshel binnenvliegen!
De beveiligingsschermen van de Gazelle werden tot maximale sterkte opgevoerd. Zweetdruppels verschenen op Ali Achmeds voorhoofd, doch Mac Urban, de Schot, zat onverstoorbaar kalm bij zijn schakelbord en keek via het kleine beeldscherm in het inwendige van de gigantische zuil.
De Gazelle zweefde op veertig meter hoogte boven een reusachtige installatie, die door een ongecontroleerd atomair vernietigingsproces, uiteen gerukt, gesmolten, vergast en in alle richtingen geslingerd was. Daar er ondanks de grote opening niet genoeg licht in de uiterste hoeken viel, had Cardiff alle schijnwerpers ingeschakeld en draaide juist de grootste lichtbundel naar links, toen hij in de puinhoop de Arkonidische techniek herkende.
'Nu wordt het interessant,' mompelde hij en riep toen naar Urban: 'Kom op mijn plaats zitten, Urban. Ik ga naar buiten!'
Deze wilde bezwaren opperen, doch Cardiff legde hem met een gebiedend gebaar het zwijgen op. 'Kijk me niet zo verbijsterd aan, Urban! Ik weet wat ik doe! Ik kom ondanks die straling heelhuids terug!'
Dat hij op dat moment weer verbijsterend sterk op Perry Rhodan leek, wist Thomas Cardiff niet.
Tien minuten later verliet hij de Gazelle, die op een kleine open plek tussen de wrakstukken was geland. In de kleine stuurhut keken Alim Achmed en Mac Urban elkaar radeloos aan.
'Heb je het gezien?' vroeg Urban schor.
'Het is gewoon griezelig, Mac,' hijgde de Arabier. 'Het is niet natuurlijk. . .! Telkens wanneer de luitenant zich op de een of andere manier inspant, lijkt hij sprekend op de chef. Zeg, Urban, zou Rhodan een onechte zoon hebben?'
Deze vraag was de Schot toch te bar. 'Alim, vraag zoiets nooit weer, hoor je! Wat er ook gebeurt, je houdt je mond! Wat doet hij daar?'
Op het grote panoramascherm zagen ze luitenant Thomas Cardiff tussen de wrakstukken verdwijnen. Plotseling, na vijftien lange, martelende minuten, hoorden ze hem via zijn helmzender zeggen: 'Hé, wat is dat?' En daarna hoorden ze gedurende enige tijd alleen de opgewonden ademhaling van de luitenant.
'Urban?'
De Schot schrok. Dat was de stem van Perry Rhodan geweest, en hij antwoordde onwillekeurig met:
'Present, sir . . .'
Deze ongewone reactie scheen Thomas Cardiff niet op te vallen, want op dezelfde dringende toon zei hij: 'Stel eens vast wat het nummer 4186-4-162 te betekenen heeft…'
Mac Urban gaf deze vraag met vijf verschillende schakelingen aan de kleine boordcomputer door. Bijna onmiddellijk na de laatste schakeling kwam de ponsstrook er al uit.
'Dat is vlug,' mompelde Urban wantrouwig, decodeerde het antwoord en deinsde verrast achteruit.
'Luitenant Cardiff?' vroeg hij via de boordzender.
'Ja?' antwoordde deze vanuit de ziedende atoomhel.
'4186-4-162 is het codenummer voor een zon, die. . . een ogenblik, ik moet het vlug omrekenen . . . die van hier af 8055 lichtjaren in de richting van het Arkonsteunpunt 776-B-667 staat. De zon heeft geen naam; de grote planeet, ze heeft er maar één, ook niet. Vreemd . . . alleen een maan van de grote planeet heeft een naam: Siliko V . . . nog nooit van gehoord, luitenant.'
'Dank je. Ik blijf hier nog wat rondkijken. Is de straling constant, Achmed?'
'Onveranderd. Komt van rechts.'
'Dank je.'
Thomas Cardiff was over het algemeen niet spraakzaam. Toen hij een half uur later weer aan boord van zijn langeafstandsverkenner kwam, in de sluis zijn ruimtepak voor een onbesmet exemplaar had verwisseld, en op zijn plaats ging zitten, die Urban voor hem vrij maakte, sprak hij geen woord.
Achmed en Urban vielen hem niet lastig met vragen. Ze keken hem vol verwachting aan. Hun luitenant was alleen op verkenning geweest en hij alleen kon beoordelen wat hij ontdekt had.
Nu draaide hij zich langzaam naar hen om; het gezicht dat hen aankeek, was het gezicht van Perry Rhodan; zij n Arkonidische ogen spraken van een hevige concentratie. 'Urban, geef me de lijst van de stellaire Arkonforten!' zei hij.
De Schot keek de luitenant verbluft aan. Hij wees naar buiten en vroeg:
'Is dat daar een kosmisch pantserfort, luitenant?'
'Geweest, Urban! Voor zover ik heb kunnen nagaan een volautomatische installatie, die echter ondanks een geraffineerde positronische bewaking in een catastrofaal atomair vernietigingsproces geëxplodeerd is.'
Urban keek vlug weer naar het panoramascherm. Het vertoonde een beeld van zinloze vernieling! De bij de explosie ontstane hitte- en drukgolven, met zonnetemperaturen en onvoorstelbare overdrukwaarden, schenen in één richting te zijn gegaan en de enorme druppels vloeibaar metaal als een belachelijke hindernis naar buiten te hebben geblazen. Hierbij was het grotendeels verdampt en de rest als kaarsvet langs de buitenkant van de zuil omlaag gedruppeld.
'Luitenant, we moeten hier weg,' waarschuwde Achmed. 'Doordat we de beschermingsvelden tweemaal voor korte tijd hebben uitgeschakeld, hebben we vrij veel radioactiviteit in het schip gekregen.'
'Oké, Achmed! Geef me die lijst als we buiten zijn, Urban.'
Tien minuten later zweefde de Gazelle op honderd kilometer hoogte boven de planeet. Thomas Cardiff had de lijst van Arkonidische pantserforten bestudeerd. De planeet Heet-Ri kwam er niet op voor.
'We vliegen naar de volgende zuil, Urban!'
'Luitenant, gelooft u dat alle zuilen . . .?'
'Ja, Urban. Ik ben ervan overtuigd dat we een geraffineerd Arkonidisch bedrog op het spoor zijn. Het praatje als zouden de zuilen uit de prehistorische tijd stammen, hebben de Arkoniden zelf in omloop gebracht, nadat ze in het geheim hun kosmische installaties in de reusachtige zuilen hadden gebouwd! Luister nu goed, Achmed, het hangt nu van jou en je meetinstrumenten af, of ik in de roos geschoten heb of het slachtoffer van een vergissing ben geworden . . .'
Ze naderden de volgende zuil. De Gazelle was tot tien kilometer hoogte gedaald. Plotseling floot Alim Achmed tussen zijn tanden en riep:
'Peiling, luitenant. . . verdorie, die zou ik niet hebben opgemerkt als u me niet op m'n qui-vive had gezet. Maar dat is geen straal die ons treft. . . dat is een krachteloos zacht veegje!'
Bij de nadering van het derde monument maakten ze hetzelfde mee.
'Genoeg!' zei luitenant Cardiff, trok de Gazelle op en stuurde hem als een komeet het heelal in.
Enige minuten later werd per hypercom, dubbel gecodeerd, luitenant Cardiffs boodschap naar de Drusus op Rusuf uitgezonden.
Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Het luidde:
Onderzoeken of maan Siliko V in stelsel 4186-4-162 kosmische vesting is. Geen risico's nemen. Oude opdracht, naar sporen van het schip van ontvoerders te zoeken, is geannuleerd.
Rhodan.
Mac Urban, de Schot, streelde teder met zijn hand over de wapenschakelaar; het bruine gezicht van Alim Achmed vertoonde een trotse grijns; de ogen van luitenant Cardiff schitterden van trots. Sinds het zonne-imperium bestond, behoorde het tot de zeldzaamheden, een opdracht van de regent persoonlijk te ontvangen.
'Ik geloof dat we een aardig zaakje op het spoor zijn,' bromde Mac Urban. 'Die Arkoniden hebben het lelijk achter de mouwen! Mooie vrienden zijn dat! Maar wat kun je eigenlijk voor goeds van ze verwachten? Lui die zich liever door een computer laten regeren dan hun lot in eigen handen te nemen, nemen het ook niet zo nauw met de eerlijkheid . . . luitenant, hoe bent u eigenlijk aan het codenummer 4186-4-162 gekomen?'
'Dat stond op de schijf van een half gesmolten ouderwets decoderingsapparaat van onmiskenbaar Arkonidisch maaksel.'
9
Met 39 procent van de lichtsnelheid stoof luitenant Thomas Cardiff het stelsel 4186-4-162 binnen. De enige planeet stond in oppositie. Ze draaide op een afstand van 720 miljoen kilometer om haar zon heen.
De zon, half zo groot als Sol, vertoonde enorme zonnevlekken, die een derde gedeelte van het oppervlak bedekten.
Alim Achmed, aan zijn meetinstrumenten, snoof geërgerd. 'Dat is een flinke hoogoven! Ik krijg al een kruisvuur van storingen van universeel formaat!'
Met bijna de snelheid van het licht passeerden ze de gloeiende zon op een afstand van 260 miljoen kilometer. Terwijl ze naar rechts over het panoramascherm schoof, verscheen achter de laaiende gloed de enige planeet van het stelsel.
Vreemd genoeg vermeldde het anders toch betrouwbare Arkonidische sterrenregister niets over de grote planeet. Het vermeldde ook niet het aantal mannen, maar als om zijn achterlijkheid te logenstraffen, gaf het de vijfde maan de naam Siliko en voegde er bovendien het cijfer V aan toe.
'Luitenant . . . die Siliko V heeft een middellijn van nog geen tachtig kilometer,' meldde Alim Achmed, 'maar dat is nog lang niet alles wat ik kan vaststellen. Het ding heeft nog sterkere beveiligingsschermen dan de Drusus!'
Thomas Cardiff remde de Gazelle abrupt tot 30 procent van de lichtsnelheid af. De drukcompensatoren van de verkenner werden tot het uiterste belast, maar het donderend lawaai dat ze maakten, bewees met hoeveel moeite ze de enorme druk konden opheffen.
'Tachtig kilometer middellijn . . .' herhaalde Thomas Cardiff peinzend en zei het volgende moment tegen Achmed: 'Zend de herkenningscode uit, ritme twintig.' Dat betekende, twintigmaal per minuut.
De Gazelle stoof in een ruime bocht, tussen de tweede en de derde maan door, langs de grote planeet, die haar gezicht achter een ziedende chloorgasatmosfeer verborg.
De vierde maan stond achter de planeet, terwijl Siliko V zich op haar excentrische baan 5,7 miljoen kilometer van de chloorgaswereld had verwijderd.
Het kleine hemellichaam was op het scherm op deze afstand niet te zien. Met één handgreep schakelde Thomas Cardiff de vergroting in. Het heelal leek de Gazelle binnen te stormen; plotseling waren de grote planeet en het sterrengeflonker achter hem verdwenen. De vergroting, ingesteld op 5,7 miljoen kilometer, paste zich automatisch aan de snelheid van het ruimtevaartuig aan en bracht het vergrote beeld gestoken scherp op het scherm.
Thomas Cardiff stuurde recht op Siliko V aan. De bizarre, dampkringloze wereld besloeg twee derde gedeelte van het scherm. Details ter grootte van 10 meter werden zichtbaar, doch geen ervan verried meer dan dat Siliko een bol met een middellijn van tachtig kilometer was. 'Geen antwoord op de herkenningscode, Achmed?'
'Nee, en ook geen peiling van Siliko V!'
'Ook geen zacht veegje?' vroeg Thomas Cardiff, de uitdrukking van de Arabier gebruikend. 'Niets, luitenant, maar ik geloof niet dat het ding zo onschuldig is als het lijkt. Waarvoor heeft het die sterke beveiligingsschermen?'
'Die vraag zal ik aan dat "ding" stellen, als we er wat dichterbij zijn,' antwoordde de jonge luitenant, en vroeg zich in stilte af, hoeveel kosmische pantserforten Arkon voor het zonne-imperium had verzwegen.
Op hetzelfde moment drong het tot hem door. Hij had iets onlogisch ontdekt.
Waarom identificeerde Siliko V zich als een met energie geladen verdedigingsinstallatie, door haar beschermingsvelden te activeren? Waarom liet ze de vijand niet argeloos dichterbij komen, om hem bliksemsnel te kunnen vernietigen voordat hij er iets tegen kon doen?
Cardiff remde af tot 10 procent van de lichtsnelheid. Hij had nu tijd nodig om na te denken. Toch naderde hij snel de vijfde maan, waarvan het ruwe oppervlak op het scherm steeds duidelijker werd.
Een beetje verstrooid vroeg hij nog eens: 'Geen antwoord op onze herkenningscode, Achmed?'
'Nee, luitenant.'
Cardiff bleef recht op het hemellichaam aansturen. Achmed herinnerde hem hieraan, door ongevraagd met gelijke tussenpozen de afstand op te dreunen: 'Driehonderdnegentigduizend kilometer, luitenant!'
Met deze snelheid zou de Gazelle over dertien seconden met Siliko V in botsing komen.
Thomas trok zich hier niets van aan, maar vroeg aan Urban: 'Wapens klaar!'
'Klaar om te vuren, luitenant!'
'Afstand tweehonderdtienduizend kilometer . . .' Dus nog zeven seconden vóór de vernietigende botsing met de sterke beschermingsvelden van Siliko V!
'Gericht noodsignaal, Achmed!'
Alim Achmed reageerde bliksemsnel. Hij wist dat hij de hypercom niet kon gebruiken. Dan zou de halve Melkweg weten dat ze zogenaamd in nood verkeerden. En terwijl Thomas Cardiff de Gazelle tot op honderd kilometer per seconde afremde, waardoor de drukcompensatoren weer tot het uiterste werden belast, zond Achmed het gerichte noodsignaal per telecom uit - voorzichtigheidshalve in het Arkonidisch.
Er kwam geen antwoord van Siliko V, maar de Gazelle kwam steeds dichterbij! De maan was het enige hemellichaam dat op het panoramascherm te zien was.
Thomas klemde zijn lippen op elkaar. Hij werd zich nu de volle last van zijn verantwoording bewust, maar hij dacht er niet aan, zomaar onverrichterzake om te keren en voor die sterke beschermingsvelden te capituleren.
'Opgepast, mannen,' zei hij schor. 'Ik nader die dwergmaan in de hoogste versnelling tot op vijfhonderd kilometer. Achmed, jij blijft ononderbroken het noodsignaal uitzenden. Sein er ook de herkenningscode bij. Urban, jij let goed op, als ik boven de maan weer optrek en we in haar schaduw komen .. .'
'Heb ik toestemming om met alle straalkanonnen te vuren, luitenant?'
'Ja, bij de geringste vijandelijke actie van Siliko V!'
De beslissing was gevallen. De toestand in de Gazelle veranderde niet. Alim Achmed en Mac Urban hadden al vaker in een dergelijke situatie verkeerd en waren altijd weer heelhuids thuis gekomen. Ook nu maakten ze zich niet ongerust. Hun commandant, de nieuwbakken luitenant, pakte dit zaakje aan als een oude ruimterot die onder Perry Rhodan al legio acties van deze aard met succes had uitgevoerd.
'Ruimtehelmen sluiten!', was Thomas Cardiffs laatste bevel. Op hetzelfde moment werd de snelheid van de Gazelle tot het uiterste opgevoerd. Van een afstand van 156.000 kilometer stoof de Gazelle op Siliko V af.
Het noodsignaal en de herkenningscode werden ononderbroken uitgezonden.
Mac Urban klemde met een ijzige kalmte zijn stevige knuisten om de bedieningshefbomen van de straalkanonnen. Zijn blik week geen moment van zijn richtkijker, waardoor hij de maan zag.
Afstand tachtigduizend kilometer.
De snelheid van de Gazelle nam nog toe. De afstand tot de dwergmaan slonk tot dertigduizend kilometer. Afstand tienduizend kilometer!
Noch op het noodsignaal noch op de herkenningscode kwam een antwoord.
'Zo koppig als alleen Arkoniden kunnen zijn,' hoorde Thomas Cardiff de Arabier in zijn helmmicrofoon brommen.
De afstand werd snel kleiner: 8000 kilometer ... 5000 . . . 4000 . . . 3000 ... 2000 ... 1000 ...
De sterke beveiligingsschermen van Siliko V reikten tot 400 kilometer hoogte. Thomas Cardiff wilde er niet mee in botsing komen.
700 kilometer . . .
600 .. .
Het leek alsof de Gazelle de dwergmaan in het midden zou raken. Als er bewoners op waren, moesten die nu wel de indruk hebben, dat het kleine ruimteschip stuurloos was en onherroepelijk in botsing moest komen met deze woeste, ruwe wereld, die uit duizenden bergen en ravijnen leek te bestaan.
500 kilometer . . .
Thomas Cardiff trok zijn ruimtevaartuig al op, toen het beveiligingsscherm van de Gazelle frontaal door een verschrikkelijke energiestraal werd getroffen. Gedurende een fractie van een seconde leek het alsof het scherm de ontzettende kracht van de straal zou weerstaan, maar toen spatte het als een zeepbel uiteen, scheurde eerst aan de linkerkant van het schip, zodat het een lichte zwenking naar rechts maakte en bijna aan de hel ontkwam.
Thomas Cardiff had, voordat hij zijn bewustzijn verloor, nog juist die verschrikkelijke straal gezien. Hij kwam pas weer bij, toen de gloeiende resten van zijn Gazelle, geruisloos langs hem omlaag vielen.
'Urban . . . Achmed! Waar zijn jullie?' riep hij in zijn helmmicrofoon. Maar de ontvanger liet slechts een eentonig geruis horen; Achmed en Urban gaven geen antwoord.
Nog driemaal probeerde luitenant Cardiff met hen in contact te komen, en toen wist hij zeker dat ze de verraderlijke aanval niet hadden overleefd.
Uiterlijk leek hij onbewogen, toen hij op de onherbergzame, dodelijke wereld neerkeek. Zijn vliegvaardige ruimtepak behoedde hem ervoor op de naakte rotsen te pletter te vallen. Maar toen hij zag dat de hoogtemeter 287 kilometer hoogte aanwees, verstijfde hij.
Siliko V had haar sterke beveiligingsschermen uitgeschakeld!
Siliko V was op dit moment uiterlijk niets anders dan een bol met een middellijn van tachtig kilometer.
Maar wat verborg ze in haar binnenste? Niet veel goeds, vreesde Thomas Cardiff.
10
De werkelijkheid overtrof zijn ergste vermoedens!
Toen hij na zijn landing op Siliko V langs duizenden robots werd gevoerd, begreep hij dat op deze maan geen menselijk wezen aanwezig was. Siliko V was een robotwereld. De positronisch gestuurde machinemensen hadden, op enkele uitzonderingen na, tot taak, het in het binnenste van de maan gebouwde Arkonidische pantserfort met de zwaarste kanonnen en machtige energiestralers gevechtsklaar te houden en te vuren wanneer hun programmering dat vereiste.
Thomas Cardiff werd door vijf robots geëscorteerd. Deze vijf vormden de uitzonderingen - het waren geen vechtmachines en ook geen werkrobots. Ze schenen tot een soort veiligheidspolitie te behoren en hadden wellicht een beperkte volmacht.
Van positronisch standpunt gezien, beschikten ze zelfs over een meer dan gemiddelde intelligentie, waarmee Cardiff al slechte ervaringen had opgedaan. Met gemengde gevoelens had hij naar één van de vijf robots geluisterd. Deze bewees Cardiff, met zijn ijskoude, zielloze verstand dat, op grond van exacte waarnemingen, het noodsignaal van de Terraanse Gazelle bluf was geweest en dat het schip volgens de wil van zijn commandant de gevaarlijke koers naar Siliko V had volgehouden.
Thomas Cardiff liep tussen hen in.
Hij liep nu al enige honderden meters onder het maanoppervlak.
Ze lieten hem alles zien, en wat hij zag, maakte hem sprakeloos.
Zulke grote energiestralers had zelfs de Drusus niet. Hij trachtte hun kracht te schatten. Alleen het feit dat ze er allemaal erg oud uitzagen, stelde hem enigszins gerust, tot hij zich er rekenschap van gaf, dat dit Arkonidische fort zich in een planeet met een middellijn van tachtig kilometer bevond!
Arkon bezat met Siliko V een steunpunt van stellair formaat! Toen Thomas Cardiff aan de vele mammoetzuilen op Heet-Ri dacht, die stuk voor stuk de gevechtskracht van een superslagschip als de Drusus hadden, begreep hij dat het Arkon-imperium in werkelijkheid duizendmaal sterker was dan het Perry Rhodan tot nu toe had laten blijken.
Ze passeerden een brug die een driehonderd meter grote zaal overspande. Het uitzicht naar beneden was vrij. Luitenant Cardiff vertrouwde zijn ogen niet. Deze reusachtige koepel was een transformatorstation!
Toen stonden ze voor een antizwaartekracht-lift. Geëscorteerd door vijf robots, ging hij met aanzienlijke snelheid omlaag.
Toen hij weer grond onder zijn voeten had, wees de hoogtemeter van zijn ruimtepak 18 kilometer aan.
Via een dertig meter brede, halfronde gang, kwamen ze bij een kleine deur, die echter door verscheidene energiestralen beveiligd werd.
Terwijl een robot nog bezig was, die versperring op te heffen, hoorde Thomas, via zijn buitenmicrofoon, achter zich de zware voetstappen van andere machinemensen.
Nog steeds gekleed in zijn ruimtepak met gesloten helm, keek hij onwillekeurig om. Het eerste moment was hij verblind door een lamp die in zijn ogen scheen, en toen zijn ogen aan het licht gewend waren, schrok hij niet eens zo erg van wat hij zag.
Hoe kwam Thora hier?
Een harde por van een robot in zijn rug dreef hem verder. De kleine deur was open gegaan. Erachter was een sluis. Toen hij daar doorheen was, hoorde hij via zijn buitenmicrofoon een van de robots zeggen:
'U kunt uw ruimtepak uittrekken. Deze lucht is dezelfde als op Terra.'
De robots staken ruim een meter boven hem uit. Naar het scheen niet onder de indruk, ontdeed Cardiff zich van zijn ruimtepak; inwendig was hij niet zo kalm, want op datzelfde moment maakte hij zichzelf weerloos, maar toen herinnerde hij zich waar hij was en liet zonder spijt zijn ruimtepak achter.
Het kale vertrek grensde aan een ander, dat hem onmiddellijk aan een Arkonidische film deed denken, die op de academie werd vertoond ter kennismaking met de voor het grote imperium typische verhoorkamers.
Hij mocht gaan zitten. Aan weerszijden van hem gingen twee robots staan en de vijfde verdween door een zijdeur.
Hij kwam niet terug, maar plotseling weergalmde in het vertrek een metaalachtig en zielloos klinkende stem, die Thomas Cardiff de eerste vraag stelde.
'Dat is een positronisch brein!' dacht Cardiff, en moest denken aan het mammoetapparaat op Arkon III, de computer of robotregent, die van daaruit het machtige imperium in de bolvormige sterrenhoop M-13 regeerde.
Rustig, dank zij zijn opleiding aan de Terraanse ruimteacademie, beantwoordde Thomas Cardiff de ene vraag na de andere. Toen de onzichtbare spreker vroeg waarom hij op Heet-Ri was geland, ging er een alarmbelletje in Thomas Cardiff.
Hij boog zich bijna onmerkbaar iets voorover. Voor hem onmerkbaar veranderde zijn gezicht. Zonder aarzelen antwoordde hij, dat Mac Urbans belangstelling voor prehistorische bouwwerken en monumenten hem ertoe had gebracht op Heet-Ri te landen.
De onzichtbare vragensteller zweeg enige tijd, doch scheen toen overtuigd te zijn, dat Cardiff de waarheid had gesproken. De volgende vraag was, volgens Cardiffs mening, gevaarlijk voor de veiligheid van het zonne-imperium. Terwijl hij nog bezig was alle mogelijkheden tegen elkaar af te wegen, ging ongemerkt opzij van hem een deur open en kwam een vrouw het vertrek binnen. Ze was lang en slank en had zeer licht, bijna wit haar, zoals alleen bij Arkoniden werd aangetroffen.
Ze zag tussen vier robots een man zitten, die zich juist met de uiterste concentratie op zijn antwoord voorbereidde - en voordat ze zelf begreep wat ze deed, gilde ze: 'Perry, hoe kom jij hier . . .?'
Het volgende moment wist ze wie daar zat.
Ze herkende hem - niet aan zijn gezicht - maar aan zijn uniform.
Thomas Cardiff, haar zoon!
En zij had hem met 'Perry' aangesproken - zij, de vrouw van Perry Rhodan!
Maar hij leek ook nu nog op zijn vader - nu, terwijl hij, ongehinderd door de robots, opsprong. Was dat haar jongen? Deze jongeman, die haar met haar fonkelende ogen aankeek en er uitzag zoals Rhodan, zijn vader, er zestig jaar geleden had uitgezien, kwam nu naar haar toe, en hij bewoog zich net als Perry Rhodan.
Maar er was nog iemand die dit alles had gezien en gehoord: de onzichtbare spreker. Zijn metalen stem zei plotseling: 'Ik dank u, mevrouw Thora!'
Toen riep Thomas Cardiff uit: 'Maar dat is toch . . .' en toen zweeg hij abrupt.
Hij hief zijn rechterarm op en veegde het zweet van zijn voorhoofd.
Hij kwam niet dichterbij haar. Hij kon geen voet meer verzetten.
Een ontzettende gedachte hield hem aan de plaats vastgenageld.
11
Perry Rhodan las:
'Itzre Delagin gevonden. Thora is op 4186-4-162, Siliko V. Ontvoeringactie door galactische kooplieden uitgevoerd; bijna allemaal van de stam . . .'
Meer las hij niet.
Hij sloeg alarm. Start over vier minuten. Doel 4186-4-162, Siliko V, volgens Arkonidisch sterrenregister.
Vier minuten later stoven onder donderend lawaai de Drusus en negen zware en 23 lichte kruisers de wereldruimte in. Rhodan bestuurde zelf de Drusus. De gekoppelde besturing was ingeschakeld en de gehele vloot werd, met hetzelfde doel, door het superslagschip geleid. 4186-4-162 was 9431 lichtjaren van de planeet Rusuf verwijderd en voor een goed ruimteschip met sterke motoren in één hypersprong te bereiken. De vloot van het zonne-imperium maakte zes hypersprongen. De eerste en de derde werden zonder gebruikmaking van de structuurcompensatoren uitgevoerd. Wie ook in de Melkweg op de loer lag, moest door deze manoeuvre om de tuin geleid worden. De eerste drie sprongen voerden in een richting tegengesteld aan die naar 4186-4-162 en pas met de laatste drie ging het, onder bescherming van de structuurcompensatoren, in de richting van het doel. 75 lichtminuten vóór het bereiken van het stelsel 4186-4-162 kwamen de schepen uit de hyperruimte in het normale heelal terug. De schok van de overgang was en bleef altijd onaangenaam, maar toch ondervond elk hem anders. Perry Rhodan herstelde zich er sneller van dan de Arkonide Crest.
Rhodan, de regent van het zonne-imperium en gelijkgerechtigd partner van het Arkon-imperium en bovendien buitengewoon gevolmachtigde van de robotregent, voelde momenteel niet veel sympathie voor het zielloze brein, dat zijn logica aan geniaal uitgedachte logistiek ontleende.
Sinds hij met het eskader van Rusuf was gestart, had hij in alle archieven naar gegevens over 4186-4-162 laten zoeken. Afgezien daarvan, verlangde hij gedetailleerde informaties over de planeet Heet-Ri. Maar hij vernam zowel over Siliko V als over Heet-Ri slechts de algemeen bekende feiten. Niets wees erop dat het vooruitgeschoven kosmische vestingen en zware verdedigingswerken waren.
'Crest, hoe komt het dat hij er ook niets van weet?' vroeg Rhodan.
Het gesprek vond plaats in de grote commandocentrale van de Drusus. De gekoppelde besturing, die de zware en lichte kruisers met de navigatieafdeling van het superslagschip verbond, was in de laatste minuut uitgeschakeld. Elk schip was nu weer een zelfstandige eenheid.
Crest trok zijn schouders op en antwoordde: 'Óf die stellaire forten zijn al tien- of twaalfduizend jaar geleden gebouwd en staan door onbekende storingen niet met Arkon in verbinding - hetgeen niet zó onwaarschijnlijk is als we aan het grote positronisch brein op Venus denken, want ook zijn bestaan was noch mij noch de tegenwoordige Arkoniden bekend - óf de forten zijn indertijd onder de strengste geheimhouding gebouwd en dan weten maar drie personen ervan.'
'En de robot-regent!' zei Rhodan.
'Natuurlijk. Die in de eerste plaats,' bekende Crest een beetje neerslachtig.
Voor Rhodan was het gesprek over dit onderwerp hiermee geëindigd. Via de intercom vroeg hij aan de radiocentrale: 'Heeft de Gazelle met luitenant Cardiff zich nog steeds niet laten horen?'
'Nee, sir,' was het antwoord na enige aarzeling. 'We proberen voortdurend op alle mogelijke manieren contact te krijgen . . .'
'Dank je,' zei Rhodan kortaf, en de blik waarmee hij Crest aankeek, werd alleen door de Arkonide begrepen.
Perry Rhodan maakte zich ook nu nog ongerust over zijn zoon.
In een breed front, een halve cirkel vormend, daverde het eskader op het stelsel 4186-4-162 toe. De naamloze zon kwam steeds duidelijker uit tussen de duizenden flonkerende sterren, werd van een stip een schijf en begon sterker te stralen. Haar enige, gigantische planeet vertoonde zich als een zwak groenlichtende sikkel. De satellieten van deze reusachtige wereld waren op het panoramascherm van de Drusus nog niet te zien. Iedereen aan boord van het ruimteschip, ook Perry Rhodan en Crest, maakte zich met betrekking tot de grootte van Siliko V verkeerde voorstellingen. De schepen vlogen met de sterkste radarbescherming, maar het was duidelijk dat deze, naarmate ze dichter bij het doel kwamen, steeds meer aan waarde verloor. Vanaf een bepaalde afstand zouden op de vijandelijke radarschermen de bekende, vage diagrammen verschijnen, die weliswaar geen duidelijke cijfers leverden, maar onmiskenbaar op de aanwezigheid van vreemde ruimteschepen zouden duiden. Een ervaren deskundige, die al vaker met de vreemde verschijnselen van die diagrammen te maken had gehad, was ondanks de 'misschatting' in staat, de positie van de onder radarbescherming naderende ruimtevloot bij benadering vast te stellen.
Met 96 procent van de lichtsnelheid stoven de aardse ruimteschepen hun doel tegemoet. Op een afstand van 15 lichtminuten hief alleen de Drusus zijn radarbescherming op, zond tegelijkertijd de herkenningscode uit en gaf te kennen dat Perry Rhodan aan boord was.
Siliko V antwoordde niet! De supersterke zenders van de Drusus zonden op alle daarvoor in aanmerking komende frequenties ononderbroken het signaal uit, afgewisseld door aan de Gazelle van luitenant Cardiff gerichte oproepen.
De meetafdeling meldde: 'Siliko V, tachtig kilometer middellijn; hemellichaam heeft de vorm van een globe. Geen dampkring, maar zwaartekracht 1,1 g!'
Rhodan knikte. Zijn magere gezicht werd nog markanter. Zwaartekracht 1,1 g voor een zo belachelijk kleine planeet betekende kunstmatig opgewekte zwaartekracht. Nu wist hij zeker dat de galactische kooplieden zijn vrouw naar Siliko hadden gebracht. Maar waarom liet Thomas niets van zich horen?
Hij stelde zich via de intercom in verbinding met de afdeling die belast was met het vaststellen van kosmische straling. 'Controleer de ruimte om Siliko V! Ik wil weten of de radioactieve straling overal gelijk is. Houd ook rekening met de activiteit van de zonnevlekken. De meting moet beginnen op het punt van de baan waar Siliko V vierentwintig uur geleden stond. Resultaten onmiddellijk aan mij melden!'
Crest leek ineen te krimpen. Hij begreep welke vreselijke verdenking Perry Rhodan koesterde. Volgens hem bestond de Gazelle niet meer. Hij was waarschijnlijk in de loop van de laatste vierentwintig uur in een straalbeschieting door het kosmische fort vernietigd.
Van ergens achterin de centrale klonk een opgewonden kreet en toen: 'Siliko V heeft plotseling beveiligingsschermen geactiveerd!
Lieve hemel... ze zijn van Arkon-sterkte . . .' en toen ratelde de man cijfers op, die zelfs bij de Arkonide Crest ongeloof opwekten. Maar hij kwam er niet toe een opmerking te maken.
De controleafdeling voor kosmische straling, negenhonderd meter diep in de reusachtige bolvormige romp van de Drusus meldde:
'Binnen de coördinaten Phi. . . enz. sterke radioactieve straling. Definitief bepaald op staal 465/r 02. Volgens metingen op de omloopbaan van Siliko V is het proces acht uur en zeventien minuten geleden op een hoogte van ongeveer zeshonderd kilometer begonnen. De versnelde loop van het afbrokkelingsproces kan alleen door impulsstralen zijn veroorzaakt.'
Staal 465/r 02 was een op de aarde ontwikkelde metaalsoort, die in vergelijking met Arkon-T-staal, waarvan het imperium zijn ruimteschepen bouwde, veel beter tegen hitte, en ook in onbeschermde toestand tegen radioactieve straling bestand was.
Met zijn ogen half dichtgeknepen, bleef Rhodan enige ogenblikken zwijgend naar het scherm zitten kijken. Alleen Crest wist wat zijn vriend nu moest doormaken.
Daar zat de machtigste man van het zonne-imperium op de bestuurdersplaats van het machtigste ruimteschip in de Melkweg en toch was hij slechts een gemartelde stumper, machteloos tegenover het noodlot dat hem achtereenvolgens zijn geliefde vrouw en zijn zoon had ontnomen.
Voor Thomas Cardiff bestond geen hoop meer.
De hoop, Thora nog eens terug te zien, was tot een minimum gedaald.
Nog steeds daverde het eskader met 96 procent van de lichtsnelheid op het stelsel toe. De radarbescherming, waarmee elk schip, met uitzondering van de Drusus, zich had omgeven, verslond onvoorstelbare massa's energie. Toch beschikte elk schip nog over enorme energiereserves, die elk ogenblik konden worden aangesproken.
Slechts onder bescherming van zijn energieschermen, stoof de 1500 meter grote Drusus nu dwars door het stelsel, recht op Siliko V aan. Op Rhodans bevel had het kruisereskader zich op een afstand van dertig lichtseconden achter de Drusus teruggetrokken, maar bij deze astronomische afstanden en reikwijdten van straalkanonnen en energiestralers speelde dit 'achteraan hinken' geen rol.
Toen Siliko V voor het eerst op het grote panoramascherm van het superslagschip zichtbaar werd, was het slechts een nietig stipje tegen de diepzwarte achtergrond van het universum. Het leek een onschuldig, nietig hemellichaampje.
'Zwaartekracht 1,1. . .' zei Crest, die achter Perry Rhodan stond en voortdurend aan Thomas Cardiff en Thora moest denken. Hij wilde zichzelf afleiden en ook Perry Rhodan volledig op de nadering van dit kosmische fort geconcentreerd zien, maar zelfs na zestig jaar kende de Arkonide Crest de aardse mens Perry Rhodan niet door en door.
Hij was geconcentreerd.
Hij was onmenselijk hard voor zichzelf - veel harder dan hij van een ander zou eisen. Hij had zijn zielepijn, zijn verdriet gesmoord. Hij had zich er met zijn uiterste wilskracht tegen verzet en dacht nu nog slechts aan de belangen van het zonne-imperium en de mensen die in zijn Drusus en het kruisereskader met razende snelheid die kleine bol naderden.
Het regende van alle kanten gegevens. De grote boordcomputer werkte onafgebroken en stuurde telkens weer nieuwe, enigszins veranderde cijfers naar de geschutkoepels van de gigantische Drusus; steeds nauwkeuriger berekende hij de sterkte van de stellaire beschermingsvelden die om Siliko V waren geactiveerd. Elke verandering in het voordeel van het kosmische fort verzwakte de positie van de Drusus met een veelvoud, nog voordat het schip het eerste schot had gelost.
Op drie lichtminuten van Siliko V verwijderd remde het eskader af tot 10 procent van de lichtsnelheid. De lichte en zware kruisers hadden nog steeds de radarbescherming ingeschakeld. Alleen de Drusus vloog 'met open vizier'.
'Rhodan, zou je de robotregent niet oproepen?'
Crest zag zich tot deze vraag genoodzaakt. De boordcomputer had zojuist uitgerekend, dat een tiende gedeelte van de capaciteit van de stellaire beveiligingsschermen van het kosmische fort voldoende was om het hoofd te bieden aan een gelijktijdige beschieting met alle wapens van de aardse schepen!
Dat betekende dat Perry Rhodan er niet door zou komen!
Rhodan draaide zich op Crests vraag niet eens om. Hij antwoordde heel kalm - en ook dat verontrustte de Arkonide telkens weer: 'De tijd waarin ik geloofde dat een computer niet kan liegen, is voorbij. Ik zal Arkon III niet oproepen, Crest, maar ik zal hem het twijfelachtige genoegen doen, werkeloos te moeten toezien, hoe ik van dit horzelnest een ongevaarlijke maan maak!' Hij boog zich iets voorover, drukte op een knop en riep in de intercom: 'Archief, stuur me onmiddellijk de gegevens over de constructie van Arkonidische kosmische forten.' En na bliksemsnel te hebben omgeschakeld, beval hij de afdeling waaraan geen van de vele officieren had gedacht: 'Stuur alle aan de omstandigheden aangepaste robots naar hangar B-65. Programmering 1-1. Binnen acht minuten!'
Het volgende bevel ging nu naar de radiocentrale: 'Hyperradiobericht dwars door de Melkweg: Alarm voor alle lichte en zware kruisers, slagschepen en jachteskaders. Bij ontvangst van codesignaal 45-L-00 hypersprong naar 4186-4-162 Arkonidisch sterrenregister. Perry Rhodan!'
Er trok een vage glimlach over Crests bezorgde gezicht.
Code 45-L-00 was niets anders dan een reeds lang voorbereide truc. Welk aards ruimteschip deze order nu ook ontving - ze kostte de commandant, als hij sliep, slechts een korte onderbreking van zijn nachtrust, doch leidde geen alarmtoestand in.
Het was een soort afleidingsmanoeuvre voor het mammoetbrein op Arkon III en voor de galactische kooplieden, die in dit spel ook een rol speelden. En het lag in Perry Rhodans aard, om met weinig vertoon en risico het grootste succes te bereiken.
Plotseling leek de pikdonkere wereldruimte met het ijskoude geflonker van duizenden sterren uiteen te scheuren.
Siliko V ging zonder waarschuwing tot de aanval over!
Met zes straalkanonnen probeerde het pantserfort het energiescherm van de Drusus te verscheuren en het machtige schip in een fel lichtende gaswolk te veranderen. Maar de Drusus schudde zich slechts even en raasde met onverminderde snelheid op de dwergmaan toe.
'Aanval uit rood vijfentwintig,' klonk de waarschuwing van de vuurleiding door de centrale. Siliko V viel met drievoudige kracht aan, trof met twee derde gedeelte daarvan het scherm van het superslagschip en veroorzaakte een felle lichtcascade van ziedende energie. Elk ander ruimtevaartuig zou door deze orkaan van energie verpulverd zijn - maar het afweerscherm van de Drusus had slechts hevig getrild en toen de energie opgevangen en geabsorbeerd.
'Capaciteit tweeënzeventig procent!' Deze mededeling was haast alarmerend en was bedoeld om Perry Rhodan het bevel 'Vuur!' te doen geven.
Crest sloeg hem gade.
Wat ging er nu in Perry Rhodan om? Waaraan dacht deze man, die volgens Crest voorbestemd was om eens heerser over het universum te worden?
'Fictief-zender klaar?' Tijdens deze vraag maakte de machtige Drusus een onverwachte zwenking naar bakboord.
De drukcompensatoren loeiden en hielden de zwaartekracht in het schip op 1 g, en toen ontstond op de plaats waar het superslagschip zich een fractie van een seconde tevoren nog bevond, een uit dertig impulsstralen gevormd energiemonster, om echter zonder schade aan te richten in de diepten van het heelal te verdwijnen.
Crest staarde Rhodan aan. Wat had de Terraan ertoe gebracht, juist op dat moment die bliksemsnelle koerswijziging aan te brengen?
Hij kreeg geen tijd om hierover te piekeren. Hij werd opgeschrikt door Rhodans volgende bevel. 'Gebruik de fictief-zender om de vechtrobots naar Siliko V te sturen! Vlug wat!'
'Sir,' riep de vuurleidingofficier van geschutkoepel 8 en wat hij toen zei kondigde als het ware een ramp aan. 'We meten op Siliko V een ongekende magnetische kracht. Het lijkt op een aanval met een gravitatiebom . . .'
De gravitatiebom was een van de verschrikkelijkste wapens. Alles wat er door werd getroffen, werd in de vijfde dimensie geslingerd.
Rhodan reageerde onmiddellijk. 'Nood-hypersprong!' beval hij het gemengde kruisereskader. Hij omhulde de Drusus weer met de radarbescherming, wijzigde de koers met 45 graden en schakelde de maximale versnelling in.
De boordcomputer bleef net zo kalm als Perry Rhodan. Hij verschafte de fictief-zender alle noodzakelijke gegevens om door middel van dit unieke wapen, dat Rhodan in dubbele uitvoering van het vreemde intellect op de planeet Zwerver had gekregen, de vechtrobots op Siliko te kunnen 'ontschepen'.
De fictief-zender werkte in het zesdimensionale vlak. Er bestond in het heelal geen bescherming tegen dit wapen, dat ook voor transport, zonder tijdverlies, van materie over onbegrensde afstanden kon worden gebruikt.
Terwijl de Drusus op de gewijzigde koers wegstoof, bracht de fictief-zender de ene zending vechtrobots na de andere naar Siliko V. Voor hem bestonden de supersterke beveiligingsschermen om de stellaire vesting niet.
'Peiling overschakelen op fictief-zender!' beval Perry Rhodan. Hij wilde geen enkel risico nemen. Het transport van de robots naar Siliko V werd even onderbroken en de officier die het apparaat bediende, kreeg te horen wat hij moest doen.
De gravitatiebom moest door de fictief-zender op zijn weg van de dwergmaan naar de Drusus worden opgevangen, en op een plaats in het heelal, waar hij geen schade kon aanrichten, tot ontploffing worden gebracht. Slechts enkele officieren van de Drusus waren er destijds, in de strijd tegen Topthor, de Zeer Gewichtige, bij geweest, toen er ook een gravitatiebom onschadelijk moest worden gemaakt. Deze officieren wisten wat er nu gebeurde - de anderen huiverden.
'Aanval!' riep de officier van geschutkoepel 8, schor maar duidelijk. 'Zonder twijfel een gravitatie . . .' Toen een hijgende ademhaling en vervolgens met grenzeloze verbazing: 'Nu is er niets meer!'
De fictief-zender had de bom uit het krachtveld, dat op de Drusus toestormde, weggerukt, hem in de lege ruimte gebracht en hem daar laten ontploffen.
'Doorgaan met het transport van de robots!'
Perry Rhodan liet geen seconde verloren gaan. Uit hangar B-65 van het superslagschip verdwenen door middel van het geheimzinnige toestel het ene peloton vechtmachines na het andere, en gingen meteen op de afgekeerde zijde van de dwergmaan in stelling.
Toen ontving Rhodan de gegevens over de constructie van de stellaire Arkonforten. Weer toonde hij zijn universele genialiteit. Met één blik nam hij de belangrijkste gegevens uit de eerste gecompliceerde tekening in zich op en vond ze met een klein verschil op dezelfde plaatsen in de tweede, derde en vierde terug. Nu wist hij waar op Siliko V het positronisch brein moest worden gezocht.
'Fictief-zender, hoe staat het met het transport?'
'Klaar, sir. Ik wacht op de coördinaten . . .'
Op dat moment werd het beveiligingsscherm van de Drusus weer getroffen. Het leek niet meer bestand te zijn tegen de orkaan van energie. In het schip loeiden de generatoren, die de vijandelijke energie moesten absorberen en onschadelijk maken. De krachtmeter naderde gevaarlijk dicht het getal 100 en toen nam na martelende seconden het gebrul van de generatoren en het gedreun tegen het scherm af.
'Over vijf seconden, sir!'
Deze mededeling kwam van het fictief-zender-station! Het robottelwerk liep.
Nu!
En de gehele bemanning van de Drusus, die de schok van een overgang had verwacht, meende dat de krachtpoging was mislukt, omdat er totaal geen verandering merkbaar was geweest.
'Salvovuur uit alle stukken!'
Dat was de chef geweest!
De vuurleidingofficieren keken door hun richtkijkers. De mannen in de commandocentrale staarden naar het grote panoramascherm.
Nog geen duizend meter onder hen lag Siliko V. En boven Siliko V, een tachtig kilometer grote, door Arkon geraffineerd ingerichte volautomatische vernietigingswereld, barstte de aardse donder los.
De Drusus vuurde, vanaf een ongewoon korte afstand, uit alle wapens naar alle richtingen. Twee seconden waren voldoende om op honderd verschillende plaatsen het dode gesteente van de maan in kolkende gaswolken en traag wegvloeiend magma te veranderen.
Het onder het oppervlak beschutte robotbrein, een relaisstation van de mammoetregent op Arkon III, was ondanks zijn positronisch karakter niet in staat zo snel tegenmaatregelen te nemen, daar het zichzelf in drie van de belangrijkste sectoren had geblokkeerd.
Het begreep niet hoe het mogelijk was dat, hoewel het stellaire beveiligingsscherm om Siliko V was opgetrokken, de Drusus toch nog op duizend meter hoogte over de maan kon vliegen.
Het uitsluitend met getallen werkende brein stond voor een probleem dat veel geleek op '1+1=3'.
'Oppervlakteverwoesting!' had Rhodan bevolen. Het had hem gedurende enige seconden verbaasd, dat zijn vuur niet werd beantwoord, tot hij begon te vermoeden waarom het relaisbrein zo traag reageerde.
'Pas op onze vechtrobots!'
Maar die bevonden zich grotendeels aan de andere kant van de maan en hadden tot nu toe in een verrassende aanval, zonder noemenswaardige tegenstand te ondervinden, over een oppervlakte van honderd vierkante kilometer alle straalkanonnen buiten gevecht gesteld.
En toen kwam ook nog de aardse donder uit de ruimte over Siliko V.
Het gemengde kruisereskader was teruggekomen en had, uit de overgang komend, het vuur op één punt van het stellaire beveiligingsscherm geconcentreerd. Op dat punt bezweek dan ook binnen een minuut het scherm van Siliko V, waarmee tegelijkertijd de hel op de dwergwereld losbarstte.
Nu schoten de energiestralen van de lichte en zware kruisers ongehinderd omlaag, troffen Siliko vanuit hun positie gezien links van de bovenste poolkap en deden die over een breedte van tien kilometer in een ziedende dampwolk opgaan.
Uit de geschutstellingen van het stellaire fort, die nog niet door de Drusus waren vernietigd, schoot een wirwar van vernietigende stralen naar het eskader, maar dat duurde slechts een fractie van een seconde, want Rhodans superslagschip nam onmiddellijk die stellingen onder vuur.
Ook deze vijandelijke aanval kwam ogenblikkelijk tot staan en toen bezweek onverwacht het gehele beveiligingsscherm van Siliko V.
In gesloten formatie dook het eskader naar de dwergmaan. Het cirkelde er, samen met Rhodans vlaggenschip om heen en liet een twintig kilometer brede strook van ziedend, langzaam weer verstarrend en verglaasd gesteente achter zich.
Twee uur later was het verzet aan de oppervlakte gebroken. Rhodan liet de vechtrobots terugkomen. Deze radicale actie had hem 67 vechtmachines gekost, maar van zijn bemanning was zelfs niemand gewond. Toch was de strijd nog niet ten einde.
Ze moesten in het inwendige van Siliko V zijn, waar de positronische leiding en de gigantische installaties waren - en waar Thora verborgen werd gehouden.
Perry Rhodan geloofde niet meer, dat hij zijn zoon Thomas nog levend zou terugzien.
12
Achttien kilometer onder de oppervlakte van Siliko V heerste in de ruimte waar Thomas Cardiff was ondergebracht, de stilte van een volkomen isolatie. Hij merkte er niets van.
Hij wist niet hoe de afgesloten ruimte waarin hij zich bevond, er uitzag. Hij had een hevige geestelijke schok gekregen en deed niets om zich tegen de gevolgen ervan te verzetten. Hij was eenentwintig jaar.
Hij was de zoon van Perry Rhodan, en Thora was zijn moeder.
'Zou Thora Rhodan mijn moeder zijn .,.?' Hij herhaalde telkens weer deze vraag die hij, enigszins anders geformuleerd, ook Thora Rhodan in het bijzijn van het, aandachtig luisterende relaisbrein had gesteld.
Zijn jonge leven trok nog eens aan zijn geestesoog voorbij.
Hij had het goed gehad, zolang als hij zich kon herinneren, maar hij had noch als kind noch als opgroeiende jongeman de warmte van een ouderlijk huis gekend.
In deze uren begreep, hij wat hem onthouden was, maar hij begreep niet waarom Perry Rhodan en Thora zó met hem hadden gehandeld.
Hij wilde het niet begrijpen! Het erfdeel van zijn moeder het bloed van zijn Arkonidische moeder, kookte in zijn aderen en deed woede, verachting en ijskoude haat in hem oplaaien.
'Perry Rhodan, ik heet Thomas Cardiff en ik zal als Thomas Cardiff sterven!' Hij luisterde naar zijn eigen woedende woorden en vond er troost in.
De robots van de dwergmaan Siliko V hadden hem en Thora afzonderlijk ondergebracht. Het had totaal geen zin, achttien kilometer onder de grond aan vluchten te denken.
Plotseling hoorde Thomas Cardiff zichzelf lachen. Het was een woedende, verbeten lach en hij voelde zich volkomen tevreden. Hij wilde niet vluchten!
Waarom zou hij ook?
Arkon was zijn moederland; hij haatte Perry Rhodan zoals alleen een Arkonide kan haten.
'Rhodan, jij hebt mij de ouderliefde onthouden. Dat heb je gewild! Nu wil ik! Ik wil daarheen waaraan ik mijn geelkleurige ogen te danken heb - naar huis, naar Arkon!'
Hij begon opgewonden het weelderig ingerichte vertrek rond te lopen. Telkens wanneer hij er voorbij kwam, keek hij in de spiegel en dan zag hij een gezicht dat hij uit het diepst van zijn ziel haatte: het gezicht van Perry Rhodan!
Zijn moeder - haar kreet klonk nog in zijn oren na - hoe moest zij geleden hebben, omdat ze haar jongen niet in haar armen kon sluiten, alleen omdat Perry Rhodan het haar had verboden!
Hier, achttien kilometer onder de grond, opgesloten door Arkonrobots, meende hij te begrijpen waarom Thora naar Rusuf was gekomen: zij had naar hem toe gewild, tegen alle onmenselijke bevelen van die dictator Rhodan in.
'Perry Rhodan, je hebt in mij niet je zoon gezien, maar de man die eens gevaarlijk voor je zou kunnen worden. Je vrees wordt nu bewaarheid, Rhodan. Ik stel mezelf nog slechts één taak in dit leven: jou te vernietigen.'
Hij haatte hem met de intense haat die alleen jonge mensen kunnen voelen. Hij meende logisch te denken maar trad in werkelijkheid alle logica met voeten. Zijn Arkonidische bloed beheerste hem; daarom viel het hem gemakkelijk zijn moeder alles te vergeven, voor alles wat ze had gedaan, verklaringen te vinden die in haar voordeel spraken - maar Perry Rhodan . . .?
Een dof gerommel uit een niet te bepalen richting rukte hem abrupt uit zijn haatgedachten in de naaste werkelijkheid terug. Thomas luisterde, meende de grond onder zijn voeten te voelen trillen, keek toevallig in de spiegel en zag daarin Perry Rhodan!
Zijn hand greep iets zwaars.
'Daar . . .!' riep hij woedend en slingerde het zware voorwerp met zo'n kracht tegen de spiegel, dat het metalen oppervlak naar binnen boog en geen duidelijk beeld meer liet zien.
'Zo zul jij ook eens verdwijnen, Perry Rhodan!'
Hij lachte triomfantelijk.
Voor hem op de tafel stond het schakelkastje, waarmee hij vijftien visafoonverbindingen kon maken.
Hij drukte de knop voor de verbinding met het relaisbrein in en hoorde op hetzelfde moment weer een dof gerommel, maar nu klonk het luider, gevaarlijker, meer catastrofaal. Nu trilde de grond duidelijk merkbaar. Thomas Cardiff had zelfs het gevoel alsof er een aardbeving plaats vond.
Zijn aan de ruimte-academie van het zonne-imperium opgedane kennis was nu sterker dan zijn haatgevoelens. Nuchter probeerde hij zich een oordeel te vormen over het gerommel en de trillende grond. Hij herinnerde zich zijn laatste opdracht met betrekking tot het stelsel 4186-4-162 - en hij wist wat Perry Rhodan deed, wanneer mannen die hij met een opdracht had uitgestuurd, niet terugkwamen of onvindbaar waren.
'Kom maar . . .' De haat van de Arkonide laaide weer in hem op en het verbaasde hem zelfs niet, dat hij geen visafoonverbinding met het relaisbrein en de overige veertien aansluitingen kon krijgen.
Perry Rhodan was naar hem en zijn moeder onderweg!
Thomas liet zich op de rustbank vallen, vouwde zijn handen achter zijn hoofd en keek met een niets ziende blik naar de zoldering. Het gerommel en lawaai werd luider, werd nu niet meer onderbroken en kwam steeds dichterbij.
Hij trok zich er niets van aan.
Achter de energieversperring, waarachter hij was opgesloten, woedde de onbloedige doch daardoor des te verschrikkelijker strijd tussen Arkonrobots en aardse vechtmachines en ervaren mannen van de ruimtevloot.
Gefascineerd door het strijdrumoer, luisterde Thomas ondanks zijn hevige opwinding en uit het gestadig naderbij komen van het hevige lawaai, maakte hij op dat de robots van Arkon teruggedreven werden.
Plotseling verstomde het helse lawaai van ontploffingen, het afschuwelijke gesis van kortsluitingen in energiebronnen en het uit elkaar springen van reusachtige transformatoren. Alleen het geluid van de strijd tussen robots bleef. Zij droegen de krachtbronnen waaruit ze hun energie betrokken, bij zich, en hun programmering gaf hun in de strijd bijna menselijke volmacht en vrijheid van handelen. Nog eenmaal leek de strijd in alle hevigheid op te laaien, om ten slotte volkomen onverwacht over te gaan in een doordringend geknetter en lichte knallen. Toen klonken alleen nog de voetstappen van de tonnen zware robots.
Het licht in het vertrek waarin Thomas zich bevond, flikkerde even.
'Krachtstation vernield,' constateerde hij zonder enige emotie en zonder zelfs maar naar de lamp te kijken. Het licht ging echter niet uit, zoals hij had verwacht, doch bleef branden.
Toen de deur open vloog en met drie mannen het lawaai binnenstormde, bleef Thomas roerloos op zijn rustbank liggen.
Hij voelde wie er naar hem toe kwam: Perry Rhodan!
Maar toen werd iets in hem toch sterker dan zijn hevige haat en woede. De harde opleiding van drie jaar aan de ruimte-academie had haar sporen bij hem achtergelaten.
Thomas sprong voor de regent van het zonne-imperium op en stond tegenover Rhodan, die vergezeld werd door kolonel Julian Tifflor en de telepaat John Marshall.
Reglementair meldde hij: 'Luitenant Cardiff, bij actie in het stelsel 4186-4-162 boven Siliko V neergeschoten! Mac Urban en Alim Achmed zijn daarbij om het leven gekomen!'
Volkomen beheerst, ijskoud nu, keek de luitenant de regent in diens grijze ogen.
Even beheerst keek Perry Rhodan zijn zoon en tegelijk zichzelf aan.
Op dat moment kwam Thora in gezelschap van Crest en enige officieren het vertrek binnen. Zij wilde tussen haar man en haar zoon gaan staan, maar Thomas stapte bliksemsnel opzij en schiep daarmee een onoverbrugbare kloof.
Achter Rhodans rug fluisterden de officieren opgewonden. Zij kwamen plotseling voor het feit te staan, dat de chef een zoon had en dat die zoon luitenant bij de ruimtevloot was.
Perry Rhodan zag er vanaf zijn, zij het ook geringe, telepathische kracht op zijn zoon te gebruiken.
'Perry,' zei Thora, op een toon waaruit wanhoop sprak, 'Thomas weet alles . . .'
'Dat zie ik,' zei de man die nu vader was en aandachtig naar het gezicht van zijn zoon keek. Op hetzelfde moment herinnerde hij zich wat het grote brein op Venus over het karakter van zijn jongen had gezegd. Maar eveneens op hetzelfde moment laaide een hevig verzet in Perry Rhodan op. Hij verzette zich met al zijn kracht tegen de ijskoude positronische logica. Zijn zoon Thomas was niet alleen van Arkonidische afkomst - hij had een man van de aarde tot vader!
'Ik zie het ook, regent!' zei Thomas Cardiff schor en zag niet dat zijn moeder ineenkromp en zich naar steun zoekend aan de arm van haar man vastklemde.
'Wilt u ons met onze zoon alleen laten, heren?' vroeg Perry Rhodan rustig.
Bijna gehaast verlieten ze het vertrek - ook Crest.
'Zoon?' vroeg Thomas Cardiff spottend. 'Sinds wanneer, regent? Ik heet Thomas Cardiff en ik verruil niet zo gemakkelijk van naam als van hemd!' Zijn geelkleurige ogen - erfdeel van zijn moeder - bliksemden, maar overigens was hij sprekend zijn vader: Perry Rhodan.
'Thomas . . .' De vertwijfeling klonk in Thora's stem. De jongeman raakte er ontroerd door. Wat minder koud en gevoelloos, maar nog steeds terughoudend, zei hij: 'Laten we het op "luitenant Cardiff'' houden, mevrouw!'
'Goed,' zei Perry Rhodan, 'we houden het voorlopig op "luitenant Cardiff'' en. . .'
De jonge man wierp zijn hoofd in zijn nek. Zijn ogen keken spottend en uit zijn mond klonk het vlijmscherp: 'Ik heb het tot nu toe zonder ouders moeten stellen; ik zal mijn leven ook verder wel zonder ouders doorkomen. Maar ik heb één vraag, regent: geeft uw positie u het recht, u zonder mijn toestemming met mijn privé leven te bemoeien?'
'Probeer toch ons te begrijpen . . .' smeekte Thora, maar ze bereikte zijn hart niet.
'Nee!' fluisterde hij vol haat zijn vader aankijkend. 'Ik wil niet begrijpen ... ik kan niet begrijpen! Ik kan alleen maar haten - mijn gezicht haten, dat mijn gezicht niet meer is! Ik haat dat markante smoelwerk! - Is dat duidelijk genoeg?'
Perry Rhodan moest Thora vasthouden. Ze dreigde ineen te storten. Haar lichaam schokte van het snikken; ze huilde met droge ogen. Ze kon niet geloven dat de woorden die ze zojuist had gehoord, werkelijk waren uitgesproken.
'Thomas, jongen . . .' smeekte ze, maar Thomas Cardiff luisterde niet naar de smeekbede van zijn moeder. 'Regent, hebt u nog bevelen voor mij?' Luitenant Cardiff keek zijn vader bijna uitdagend aan.
'Ja!' Dat was Perry Rhodan, de regent van het zonne-imperium. 'Ga naar buiten, luitenant. Zoek kolonel Julian Tifflor op en kom met hem bij mij terug! Moet ik u herinneren aan de eed die u op het zonne-imperium hebt afgelegd?'
Voor het eerst toonde Tomas Cardiff enige reactie. Onbeweeglijk, met ingehouden adem, keek hij zijn vader aan en zei toen bijna dreigend: 'Ik houd me aan mijn eed, maar u, regent, zult mij er op een dag uit eigen beweging van bevrijden!'
'Laat dat maar aan mij over, luitenant!' Perry Rhodans stem klonk streng.
Nog eenmaal ontmoetten hun blikken elkaar en toen liep luitenant Cardiff langs Perry Rhodan en Thora naar de deur en ging kolonel Tifflor zoeken.
Hij vond de kolonel niet, en na een half uur vruchteloos zoeken in de op sommige plaatsen volkomen vernielde gangen van het ondergrondse fort, meldde hij zich weer bij Perry Rhodan.
'Dank u,' antwoordde Rhodan. 'U blijft bij mij, luitenant!'
Thomas zweeg, maar zijn fonkelende ogen spraken boekdelen.
Toen begon het routinewerk weer - de actie, meldingen en beslissingen. Rhodan fronste zijn voorhoofd toen hij vernam dat het relaisbrein volkomen vernield was.
Hij dacht even na en besloot toen:
'Eén zware en twee lichte kruisers blijven op Siliko V. De drie commandanten dragen tegenover mij de verantwoording, dat deze dwergmaan bij hun vertrek, als stellair fort voorgoed onbruikbaar is!'
Thora was niet meer bij Rhodan. Luitenant Cardiff vroeg ook niet naar haar. Samen met de chef begon hij de moeilijke tocht van achttien kilometer diepte naar de oppervlakte van de maan. Ze dankten het slechts aan hun vliegvaardige ruimtepakken, dat ze vier uur later aan boord van de Drusus waren.
Vanuit de commandocentrale beval Rhodan de radiocentrale van zijn superslagschip:
'Zoek via hyperradio verbinding met Arkon III. Ik wil de regent spreken. Codesignaal van het robotbrein is bekend. Ik wacht.'
Onbeweeglijk stond luitenant Cardiff naast Perry Rhodan, die op de bestuurdersplaats van de Drusus was gaan zitten. Rhodan scheen zijn aanwezigheid te zijn vergeten, maar zijn oproep aan de zware kruiser Cycloop bewees het tegendeel.
'Is kolonel Tifflor aan boord?'
'Ja, sir!'
'Ik verwacht hem in mijn hut!'
Perry Rhodan maakte ook nu geen gebruik van zijn geringe telepathische capaciteiten. De gedachten van zijn zoon waren voor hem taboe, maar het recht tot handelen liet hij zich niet ontnemen en hij was niet van plan, deze welhaast hopeloze strijd om het hart van zijn jongen op te geven.
'De regent van Arkon, sir,' meldde de radiocentrale.
Rhodan keek naar de camera. Ze moest zowel hem als Thomas opnemen. De regent moest zien wie aan zijn zijde stond.
'Hier Rhodan, regent. Ik spreek vanaf Siliko V in het stelsel 4186-4-162.'
Zijn stem klonk koel, onverbiddelijk, beschuldigend.
'Ga verder,' antwoordde het mammoetbrein op Arkon III.
'Ik heb, geholpen door luitenant Cardiff, die hier naast mij staat, mijn vrouw op een diepte van achttien kilometer uit de vestingwerken bevrijd. Bij aankomst. . .'
De reusachtige computer op Arkon III viel Rhodan in de rede. 'Ik ken geen kosmisch fort Siliko V. Ik ken aflees een maan Siliko V in het stelsel 4186-4-162, Rhodan!'
'Regent, mijn vrouw is door twee speciale Arkonidische ruimtevaartuigen van Rusuf ontvoerd en naar Siliko V gebracht. Het relaisbrein op Siliko V . . .'
Weer viel de regerende computer op Arkon III hem in de rede. 'Ik ken geen relaisstation op Siliko V, regent van het zonne-imperium. Vraag het het brein zelf en het zal u moeten antwoorden, dat het ook mij niet kent. Het zal voor uw deskundigen ook een koud kunstje zijn, vast te stellen of er tussen mij en hem toch contact bestaat. Nog meer verwijten, Rhodan?'
'Nee,' antwoordde Rhodan en op hetzelfde moment verbrak de regent de verbinding.
Crest had het gesprek gehoord. Op Rhodans vragende blik zei hij spijtig: 'Deze keer hebben onze robots en onze mannen te goed gewerkt. De regent weet al dat er van het relaisstation op Siliko V niet veel meer dan een schroothoop is overgebleven, en kon daarom zo schaamteloos liegen. Als ik goed heb gehoord, heeft de computer niet alleen schaamteloos, maar ook opvallend dom gelogen. Maar wat als domheid klinkt is niet altijd domheid, Rhodan; het brein op Arkon voelt zich weer sterk, maar ik zou wel graag willen weten om welke reden.'
'Daar komen we vroeg of laat wel achter,' meende Rhodan, stond op en nodigde Thomas Cardiff uit hem te volgen.
Hij nam hem mee naar zijn hut. Even later kwam ook kolonel Julian Tifflor binnen. Rhodan kwam meteen ter zake.
'Kolonel, u bent met onmiddellijke ingang naar de aarde overgeplaatst. Uw taak zal u daar worden medegedeeld. Luitenant Thomas Cardiff is uw adjudant. Eenvoudigheidshalve blijft u aan boord van de Drusus voor de terugreis naar de aarde. Ik verzoek u, er voor te zorgen dat luitenant Cardiff niet in de gelegenheid komt, het zonnestelsel te verlaten.'
Tot beider verrassing sprong luitenant Thomas Cardiff in de houding. Zijn Arkonidenogen straalden een fel licht uit. 'Ik dank u, regent. Wat er van nu af aan gebeurt, kan mij niet. . .'
Perry Rhodan doorstond zijn vurige blik. Langzaam, als met een onmenselijke inspanning, antwoordde hij:
'Ik hoop dat ik mezelf nooit hoef te dwingen, alleen maar regent te zijn! - En gaat u nu, alstublieft, luitenant Cardiff!'
Perry Rhodan en Julian Tifflor keken hem na.
Thomas Cardiff was weggegaan. De twee mannen zwegen. Na enige tijd verbrak de kolonel het zwijgen en zei bedrukt: 'Chef, uw zoon is een man van twee werelden . . .'
'Ja,' antwoordde de vermoeide vader, 'inderdaad . . . van twee werelden,' en toen heerste er weer stilzwijgen in de hut.
De vechtrobots stelden over een oppervlakte van honderd vierkante kilometer alle straalkanonnen buiten gevecht.
Perry Rhodan en Thora maakten een ernstige fout door hun zoon in het onzekere
over zijn afkomst te laten - want nu Thomas Cardiff door een toeval toch achter
het geheim is gekomen, kan juist datgene gebeuren, wat zijn ouders door hun
geheimzinnigheid wilden verhinderen!
Maar de regent van het zonne-imperium heeft nog andere, ernstiger zorgen, want
de JACHT DOOR DE DIMENSIES is aanstaande!
Hierover meer in deel 68 van de Perry Rhodan serie.