Oud boek
Kader Abdolah
In het Magazijn van december 2000 schreef ik het volgende: `Ik ben
bezig met de vertaling van een oud Perzisch boek. Vertalen kan
ik het niet noemen, het is niet `vertaalbaar'. Wat doe ik dan?
Ik probeer het boek een beetje weer te geven, de sluier een klein
stukje opzij te schuiven. [...] Ik ben er hard mee bezig, ik
hoop eens het resultaat te kunnen laten zien.'
Vorige week was het boek af en stuurde ik het naar mijn uitgeverij.
Het boek heet Kelil en Demn. Ik vergelijk het met een oude
juwelenketting met prachtige steentjes, die net als
de vertellingen van `duizend en n nacht' aan elkaar verbonden
zijn. Het boek begint met de volgende oude woorden:
`Er was eens een rijke koopman met volwassen kinderen. Maar de
kinderen deden niets en piekerden er niet over om te gaan
werken. Ze teerden op de rijkdom van hun vader en verkwistten
alles. De koopman dacht: ik moet ze vermanend toespreken, opdat ze
wijzer worden.'
Kelil en Demn speelt zich af aan het hof van India, waar de
brahmaan Bidpa prachtige verhalen aan de sjah vertelt. Elk
verhaal leidt onmiddellijk tot een nieuw verhaal, en de personages
maken zelf ook gebruik van verhalen, verhalen over
vriendschap, vijandschap, verraad en liefde. Een van die
verhaaltjes heb ik hier voor u.
Er was eens een timmerman in Sarandib. Hij had een mooie vrouw met
een gezicht als het licht van de islam dat in het hart van een
ongelovige doorbreekt. Haar golvende donkere haar was als een
zondige gedachte van een gelovige. Haar echtgenoot beminde haar met
geheel zijn hart, maar de vrouw had in het geheim een relatie
met de buurman. Zijn familie stelde hem op de hoogte, maar hij
kon het niet geloven. Toch verzon hij een plan om er zelf achter te
komen.
`Ik moet op reis', zei hij tegen zijn vrouw. `Het is een afstand
van n farsang. Geef me maar wat brood en eten mee. Ik kom een
paar nachten niet thuis.' De vrouw maakte meteen zijn
koffer klaar en gaf hem warm brood en lekker eten mee. De
timmerman zei gedag en ging. Terstond
snelde de vrouw naar de buurman en vertelde hem dat haar echtgenoot
vertrokken was.
De timmerman echter kroop aan de andere kant van het huis door het
venster naar de slaapkamer en verstopte zich onder het bed.
Hij moest er lang blijven liggen. Dus viel hij in slaap en
zijn been stak onder het bed uit.
Zodra de avond viel, verscheen de buurman. Toen de vrouw hem in bed
ontving, zag ze het been van haar echtgenoot en meteen begreep
ze wat er aan de hand was. `Vraag me luid van wie ik hou, van
jou of van mijn man', fluisterde ze zachtjes in het oor van haar
minnaar. De buurman
stelde de vraag duidelijk. `Ach wat een onzinnige vraag', riep de
vrouw. `Hoe durf je zo'n vraag te stellen? Mijn man is voor
mij tegelijkertijd mijn vader, mijn broer, en mijn zoon. Ik heb
hem duizend keer liever dan mijn eigen adem. Ik bied mijn
leven voor zijn rust en zijn geluk.'
De timmerman hoorde de woorden van zijn vrouw. Er verscheen een
glimlachje op zijn lippen. Hij voelde zich gelukkig zo liggend
onder het bed en dacht: `Laat ze vannacht maar genieten
van mijn afwezigheid.'
Zodra de ochtend de duisternis van de nacht begon weg te blazen,
verdween de buurman door het venster. De timmerman kwam onder
het bed vandaan en omarmde zijn vrouw, die deed of
ze sliep.