4
Hackers waren er in vele soorten en maten, leerde Verhooff nog diezelfde dag. Een kwartier surfen op het net leverde een imposante lijst Nederlandse computerkrakers op, vari�rend van klassieke loners, die onder opzichtig gecultiveerde namen opereerden, tot complete back-communities, die door middel van een ingewikkelde structuur met elkaar verbonden waren. Ergens op een Hyvespagina trof hij zomaar een telefoonnummer aan.
Een jongen nam op. Verhooff deed in telegramstijl zijn verhaal. Of het joch iemand wist die voor hem in de computer van een particulier wilde inbreken?
Daar moest de jongen smakelijk om lachen.
'Een particulier? Dus niet het Kremlin of het Witte Huis? Gewoon een persoons-hack? Hard voor je. Ik snap niet waarom je dit nummer draait. Als je een pak melk wilt kopen, bel je toch ook niet met de Bijenkorf? Lekker dan. Ik bedoel, voor wat jij vraagt komen hackers hun bed niet uit.'
'Goed,' zei Verhooff gepikeerd, 'mijn vraag is dus beneden je waardigheid. Dat zal dan wel. Maar kun je me helpen?'
'Heb je geen neefje of een buurjongen die een beetje handig is op de pc? Voor kleutervragen moet je bij kleuters zijn.'
Nijdig be�indigde Verhooff het telefoongesprek. Hij kende genoeg kunstenaars die voor hun werk nooit iets anders dan het toetsenbord van hun computers hadden aangeraakt - linnen, lijnolie en acrylverf waren toch voor, uh, bepaalde types. Hij wist zeker dat veel van die kunstenaars in een handomdraai andermans computer konden hacken, maar hij kon natuurlijk niet met zo'n vraag bij hen aankloppen.
Verhooff belde zijn oudste zoon op zijn mobieltje.
'Hai pap.' Als altijd klonk zijn begroeting enigszins achterdochtig. Zijn zoon zette zich schrap voor iets onwelkoms. Een vraag over school. Over de besteding van de weekends.
'Thomas. Kun jij... kun jij hacken?'
Stilte. Hij hoorde zijn zoon aarzelen.
'Nee. Hoezo?'
'Wie ken jij die dat w�l kan? En dan bedoel ik niet zomaar een beetje voor de lol prob�ren te hacken. Maar gewoon, echt, hacken."
Na wat heen en weer gepraat kwam Thomas met een naam. De oudere broer van een klasgenoot. Ene Samuel, broer van ene David.
'Doe me een plezier, en nodig David �n Samuel namens mij uit, hier in het museum. Vanavond nog.'
Thomas liet een grommende zucht horen. 'Waarom moet dat?'
Verhooff had geen zin met een redelijk antwoord een bres te slaan in de muur van pubercynisme die aan de andere kant van de telefoon werd opgetrokken.
'Vertel Samuel maar dat hij honderd euro kan verdienen. En David krijgt vijftig omdat het zijn broer is. En jij krijgt vijftig euro van me omdat jij ervoor zorgt dat Samuel mij komt helpen. Ok�?'
Het bleef een tijdje stil.
'Ok� dan,' zei Thomas moeizaam.
De vijftienjarige Samuel bleek een gedrongen type dat een halve kop kleiner was dan Verhooffs bijna veertienjarige zoon. Samuel had overgewicht maar droeg toch zijn spijkerbroek net als zijn broer David en Thomas tot halverwege zijn kont, met erbovenuit een onderbroek met op de band 'Bj�rn Borg'. Als Thomas zich bukte, kwam het voor dat zijn spijkerbroek ver onder zijn kont hing.
Samuel haalde uit een stoffen tasje zijn laptop tevoorschijn, een Acer.
Verhooff zei: 'Doe het meteen maar voor op mijn Apple hier. Is dat goed?'
'Dus alleen maar ��n hack van ��n adres?' vroeg Samuel. is het een Hotmailadres?'
'Ja.' Verhooff wist niet of dit een voor- of nadeel was, maar Samuel zei: 'Nee, is goed. Dat maakt het �cht kapot makkelijk.'
Samuel rommelde wat op zijn laptop. 'Nou, het simpelste is...' Er kwam een verhaal waarvan Verhooff al bij Samuels tweede muisklik en de derde cut-and-paste-ingreep de draad kwijtraakte.
Het kwam erop neer dat Samuel een fakeadres aanmaakte. Dat adres was van een zogenaamde webhost van Hotmail. Onder die valse identiteit, door Samuel server_208a@h0tmail.com gedoopt, werd een bericht aan Emma gestuurd. In dat bericht plaatste Samuel een van de echte Hotmailserver gekopieerde melding over gehackte wachtwoorden. Het mailbericht sloot af met het verzoek een nieuw wachtwoord in te stellen. Als Emma antwoordde, stuurde ze het nieuwe wachtwoord automatisch op naar server_2o8a@hotmail.com.
'Dus dan denkt dat andere gastje dat Hotmail waarschuwt voor hackers. En dan voert die een nieuw wachtwoord in. En dan komt het dus op dit adres terecht. U moet alleen maar af en toe dit nieuwe Hotmailadres checken. "Phishing" heet het. Maar er zijn nog andere manieren. Zal ik dat laten zien?'
'Zullen we het maar houden bij deze ene simpele manier?' Verhooff gokte erop dat Emma minder goed was ingevoerd dan deze vijftienjarige.
'Weet u het zeker?' vroeg Samuel. 'Dat is wel erg weinig voor die honderd euro.'
'Als het niet werkt, kom je gewoon nog een keer.'
Samuel knikte plichtmatig.
'Willen jullie de lege zalen zien?' vroeg Verhooff. 'Het is geweldig, hoor. Thomas is met zijn broer een tijdje geleden alle zalen door geweest.'
Er ontsnapte een zucht van weerzin aan zijn zoon. Verhooff hield abrupt zijn mond.
'Pap. Wij booken 'm,' zei Thomas nadrukkelijk.
Verhooff staakte zijn pogingen tot joviale gastvrijheid. De drie jongens waren minder dan twintig minuten in zijn unieke 'loft' geweest, waar zij zo te zien weinig unieks aan hadden bespeurd. Het was nog geen half negen.
Later die avond checkte Verhooff een aantal keer het door Samuel aangemaakte Hotmailadres, en bij de vierde keer zag hij een antwoord van Emma. Ze trapte erin.
Om half twee 's nachts voerde Verhooff haar nieuw opgegeven wachtwoord in. Precies zoals zijn vijftienjarige instructeur het had uitgelegd, kwam hij zonder omwegen terecht in haar lijst van e-mails, 'inkomend', 'verzonden' en zelfs 'verwijderd'. Het waren er honderden. Verhooff herkende op die lijst de naam van degene wiens mails zij had opengeklikt: ene Rabotnil4ooo.
Al snel stuitte hij op de reeks foto's die Emma hem in haar atelier in sneltreinvaart had getoond. Verhooff maakte een print van de foto's, en zoomde toen in op de laatste drie uit de reeks. Hij kaderde een deel van de ingezoomde foto's in en printte ook die gedeelten uit.
Op de laatste van de drie foto's was rechts van Untitled een smalle dofgrijze strook te zien. Dat was het schoolbord. Er stond niets met krijt op die strook getekend of geschreven. Maar ook had hij de poster nu vergroot. De ruimte tussen Untitled en het schoolbord toonde een affiche met, zo zag Verhooff nu, de afbeelding van twee witte maskers als uit The Phantom of the Opera. Eronder een zin in een Slavisch uitziende taal:
Vasko nedejo ad 14.00 do 16.00 kulturno
popoldne v Novern Mestu
Verhooff googelde die laatste twee woorden. 'Novern Mestu' bleek een vervoeging van een stadsnaam, Novo Mesto, en de tweede hit bracht hem al bij de Wikipedia-pagina van die stad. Novo Mesto was een stadje in Sloveni�. Typisch zo'n land waar hij nooit ��n gedachte aan had besteed. Via een vertaalwebsite kwam hij tot de Nederlandse versie van de zin. Iets met een wekelijkse cultuurmiddag, open podium, een cultureel centrum. Verhooff legde in een liefkozend gebaar ��n hand op de bovenrand van zijn computerscherm. De Rothko was al voor de helft terecht.
5
'Zijn er niet ook schoolborden in overheidsgebouwen?' vroeg Olde Husink, terwijl hij de uitdraai van de foto bekeek. 'Of,
ik noem maar wat, rijschoolkantoren?'
Verhooff trok het papier van A4-formaat uit de handen van de restaurator en borg het op in een kleine dossiermap.
'Ja,' zei hij. 'En er kunnen ook schoolborden hangen in bordelen en fietsenkelders. Maar die kans is toch net even kleiner. Bovendien kennen we dankzij dat affiche de locatie van het cultureel centrum. Daar weten ze vast wel waar die affiches terechtkomen. Klein stadje, bescheiden distributie. Ik ga er gewoon naartoe. Makkelijk zat.'
'Is er geen alternatief?' vroeg Olde Husink.
'Zoals?' zei Verhooff.
Olde Husink ging er eens goed voor zitten. 'We lichten de Nederlandse ambassade in. Die neemt contact op met de plaatselijke politie. Daar heeft men alle kennis om aan de hand van deze foto's de locatie op te sporen. De politie bezorgt Untitled bij de ambassade. En wij sturen de firma Hiskia van Kralingen naar dat stadje. Zo komt Untitled op transport en zonder risico terug naar Amsterdam.'
'En dan duikt via die ambassade alsnog in Nederland de complete pers erop,' zei Verhooff. 'Denk je niet dat minstens ��n diplomaat of ambtenaar zijn finest hour in de media wil beleven? En bovendien, hoe leg je een firma als Hiskia van Kralingen of een ander transportbedrijf uit dat men half legaal een miljoenenwerk van Mark Rothko moet terughalen? Dat gaat natuurlijk niet. Untitled kwam undercover Sloveni� binnen, wij gaan het undercover terughalen.'
'Wie zijn "wij"?' vroeg Olde Husink argwanend.
'Jij en ik. Dat weet je best,' zei Verhooff zonder te aarzelen. 'Ik heb Wendy al gebeld. Er liggen twee tickets voor ons klaar op Schiphol.'
Olde Husink verstrakte. 'Ik reis niet.'
'Ja ja. Maar nu even wel,' zei Verhooff. 'We gaan morgen. We moeten wel rijd hebben om onze tassen te pakken.'
De restaurator trommelde geluidloos met de vingers van zijn linkerhand op de rechtermouw van zijn colbertjasje. 'Begrijp je het niet?' bracht hij uit. ik reis niet. In mijn arbeidscontract is speciaal de clausule opgenomen dat voor bruikleen of technisch onderzoek van een kunstwerk buitenshuis altijd een ander van de afdeling Conservering en Behoud de reizen doet. Ik niet. Ik reis niet.'
Verhooff leunde achterover in zijn directiezetel. 'Waarom eigenlijk niet? Reisangst?'
'Noem het wat je wilt. Ikzelf wil er geen label op plakken. Waarom zou ik angst moeten verbinden aan wat ik niet bereid ben te doen? Anderen sporten niet. Of dansen niet. Hebben die sport- of dansangst? Ik reis niet.'
Verhooff zuchtte. 'Herman, een kleinood van het Hollands hangt te verkommeren op een plek waar je misschien nog niet dood wilt worden aangetroffen. Wat doet dat met dat werk? Hoe is de klimaatbeheersing? Die is er niet eens! De Rothko verschraalt, verpulpt, verwelkt, ver...'
'Goed!' zei Olde Husink met stemverheffing, alsof hij die verschraling door zijn lichaam voelde jagen. 'Goed. Met de juiste medicijnen gaat het misschien lukken.'
Verhooff knikte. Hij kon niet zonder het 'sporenonderzoek' door Olde Husink. Hij dacht even na over die medicijnen. Het was geen voordeel om met een pati�nt op reis te gaan.
'Dat is dan afgesproken,' zei hij. 'Er gaat een vlucht naar Ljubljana om tien over ��n morgenmiddag. Vergeet je paspoort niet.'
6
De oude binnenstad van Ljubljana was een nieuwe binnenstad. Communistische architectuur was omgebouwd en herbepleisterd of met de slopershamer weggewerkt, en alles aan deze nieuwe oude kleine stad wilde gemoedelijk en genoeglijk zijn. Verhooff en Olde Husink hadden ingecheckt in hotel Lev, het enige vijfsterrenhotel in de binnenstad. Wendy had twee kamers voor hen gereserveerd. En terwijl Ljubljana buiten als een montere dirndl de rokken zedig optrok tot net boven de knie, overlegde Verhooff binnen met de receptionist, die een wormstekig soort Engels sprak, over de mogelijkheid van een taxirit naar Novo Mesto en weer terug. Verhooff vroeg zich af wat Emma had bewogen om ergens nabij dit poppenhuisstadje Untitled No. i S te droppen. In het vliegtuig op weg naar de Sloveense luchthaven Brnik had hij zich snel ingelezen; het land mocht dan grenzen aan Kroati�, de oorlog van vijftien jaar geleden was aan dit Klein-Zwitserland van de Balkan geheel voorbijgegaan.
Schuin tegenover hotel Lev, dat gelegen was aan een smetteloos plein en dito stadspark en grensde aan smetteloze lichtblauw- en rozebepleisterde huizen, stond een kleine rij auto's met naast iedere auto een gedrongen figuur in hemdsmouwen. Dat waren de snorders, had de receptionist in zijn honkytonk-engels uitgelegd, daar kon je beter niet mee in zee gaan, al wilden ze behalve chauffeur ook graag voor gids en reisbegeleider spelen.
Juist zo iemand hadden Olde Husink en hij nodig. Iemand die niet alleen chauffeerde, maar die hen als manusje-van-alles kon begeleiden op een - ongetwijfeld eenvoudige - speurtocht naar dat culturele centrum in Novo Mesto.
Toen Olde Husink en hij even later voor de ingang van het hotel een beetje bleven dralen, maakte zich uit het kluitje snorders direct een blonde jongen los die een kop groter was dan de rest. De jongen legde uit dat hij graag als gids wilde fungeren, tegen een mooie prijs, waarna een riedel volgde over de schoonheid van het land. Hij sprak aanmerkelijk beter Engels dan de receptionist in het hotel. Af en toe werd het Engels onderbroken door een enkel Sloveens woord, dat klonk als een weggeslikte niesaanval.
'Wij zijn voornamelijk ge�nteresseerd in het stadje Novo Mesto. Dat schijnt de cultuurstad van Sloveni� te zijn.' Om de kandidaat-gids niet voor het hoofd te stoten, had Verhooff het niveau en het accent van zijn Engels enigszins bijgesteld. Het hielp nooit mee als je anderen in taalbeheersing overtrof.
Maar het blonde joch begon nu licht te glimmen.
'Zie je, ik dacht het al,' zei hij in het Nederlands. 'Nederlanders! Wat leuk! Ik zie dat vaak meteen, maar als je twijfelt, moet je toch in het Engels beginnen. Weet u, er komen ieder jaar meer Hollanders naar Ljoeb. Echt, de Hollanders ontdekken het land, hoor. Ikzelf woon hier nu drie jaar, Sloveens vriendinnetje, en nou ja, het gaat zoals het gaat.'
Verhooff keek even opzij naar Olde Husink. Of je je nu expres wat minder eloquent in het Engels uitdrukte of niet, het was niet fijn om direct als 'Hollander' te worden ge�dentificeerd. De restaurator toonde zich onkarakteristiek geamuseerd. Van diens reisangst had Verhooff overigens nog weinig gemerkt, maar dat kon ook liggen aan de medicijnen die Olde Husink voor en tijdens de vlucht gedoseerd had ingenomen.
Het blonde joch herhaalde de riedel die hij in het Engels had afgestoken, nu in het Nederlands. Er resoneerde vaag een Noord-Hollands dialect mee. O- en e-kanken zochten van diep achter in de keel een uitweg en kwamen er ten slotte als au- en eu-klank uit. Deze jongen was vermoedelijk vanuit de West-Friese bollenvelden in de richting van de Balkan gekatapulteerd.
'Wij hadden dus voornamelijk interesse in Novo Mesto.'
'O ja,' zei het joch direct, 'da's nog geen drie kwartier rijden.'
'Wat is je dagprijs?'
Even welde er een verstrooid waas op in de ogen van de jongen, hij keek een moment schaapachtig in het niets en zei toen, met een stem die een halve octaaf was gedaald: 'Nou. Ik dacht zo'n dertig euro.'
Verhooff wendde enige aarzeling voor.
'Fooi is dan niet nodig,' voegde de jongen eraan toe.
'Het is goed, joh. Je komt als geroepen.'
De jongen heette Edo Veerkamp en reed in een donkerblauwe Toyota Corolla. Die mocht hij leasen van het bedrijf van zijn aanstaande Sloveense schoonvader, die behalve in Ljubljana ook in de stad Maribor een import- en exportzaak had. De export van Sloveense wijnen nam jaarlijks toe vanwege het gunstige prijsniveau in vergelijking met Itali� en Frankrijk. Maar wat de jongen verder nog op enthousiaste toon meldde, drong nauwelijks tot Verhooff door. Hij werd in beslag genomen door de vraag hoeveel hij dit joch zou vertellen over de werkelijke reden van de missie naar Novo Mesto. Hij kon moeilijk blijven volhouden dat Olde Husink en hij hier louter waren voor Sloveense kunst. Eenmaal op weg in de Toyota naar Novo Mesto haalde hij na een straf kwartiertje de uitdraai tevoorschijn van Untitled met het affiche en de streep van het schoolbord ernaast. Hij legde de kopie op het dashboard, precies tussen hem en de jongen in.
'Edo, we gaan in Novo Mesto dit kunstwerk ophalen.'
De jongen wierp een blik op het A4'tje.
'Dat ken ik wel,' zei hij. 'Die waterige kleurvlakken. Hoe heet die gast ook al weer? Mijn broer heeft thuis een poster van hem hangen.'
'Je broer is een kunstliefhebber?' vroeg Verhooff. Het leek
hem beter de naam Rothko, als het even kon, niet te laten vallen.
'Nee, dat niet,' zei Edo. 'Hij kreeg die poster een keer op z'n verjaardag, van een vriendin. Typisch vrouwencadeau. Zou ondankbaar staan als je het niet ergens ophing.'
'Lees jij Sloveens?' vroeg Verhooff. 'Er staat hier iets over een cultureel centrum.' Hij wees op de zin op het A4'tje naast de Rothko.
Zonder vaart te minderen nam Edo de uitdraai van het dashboard en bracht die naar zijn gezicht. 'Kleine letters, zeg,' constateerde hij. 'Maar er staat "cultureel centrum De Orchidee". Met daaronder het adres.'
'Prima. Daar willen wij naartoe. Bij dat cultureel centrum weten ze misschien in welk gebouw dit kunstwerk hangt. En als ze het niet meteen weten, hebben we jou als tolk om wat extra vragen te stellen.'
'O, maar de meeste mensen spreken heel goed Engels, hoor,' zei Edo opgeruimd, 'Ik tik het adres meteen even in op de navigator.'
Een half uur later al sloeg Edo af naar Jerebova Ulica, de straat die op het affiche stond vermeld.
Novo Mesto was een miniatuurvariant van Ljubljana. In een aangeharkt park liepen vrouwen die breed in de heupen waren achter grote, hoge kinderwagens. Ook hier waren veel woonblokken pastelkleurig. Een stad die de hele dag druk bezig was in te dommelen.
Aan weerszijden van de straat stonden pastelkleurige jugendstilhuizen, afgewisseld met buurtwinkels en een enkele grijze doos die uit het tijdperk-Tito stamde. Het cultureel centrum was niet groter dan een gemiddeld woonhuis, en toen Verhooff er aanbelde en een vrouw met een grote blauwe designbril opendeed, had hij even het idee dat ze verkeerd zaten. Maar na de inleidende woorden in het Sloveens door Edo stelde de vrouw zich voor (met een naam die Verhooff niet direct verstond; Edo moest haar naam herhalen: Tuzovic) en zei toen in vlekkeloos Engels dat het centrum meer een buurthuis was, met culturele activiteiten voor mensen uit de omgeving, jong en oud. 'Met onder andere poppentheater, amateurtoneel en op de zondagmiddag een open podium.'
'Dan weet u misschien wel waar dit affiche hangt.'
'Ach. Wilt u eerst niet even binnenkomen?' Mevrouw Tuzovic - Verhooff schatte haar ongeveer even oud als hijzelf - ging hun voor door een brede gang, die uitkwam op een lege ruimte met rood linoleum op de vloer.
'Hier geeft een vrijwilliger drie keer in de week een cursus yoga.'
Mevrouw Tuzovic stond erop een rondleiding te geven, en pas in het vierde of vijfde vertrek, een rechthoekige kamer met houten tafels en stoelen als in een zieltogend theehuis, verwaardigde ze zich de uitdraai te bekijken. Welgemoed wreef ze haar handen af aan haar lange, uitlopende jurk, duwde daarna met een duim haar afzakkende bril terug op de neusbrug en kneep haar ogen enigszins samen, alvorens een kreetje van herkenning te geven.
'Ach, maar dat is gewoon verderop in de straat. Ik heb dit affiche zelf opgehangen, in het hoofdlokaal van onze school voor moeilijk lerende kinderen. Die kinderen maken zo dankbaar gebruik van ons open podium; u weet misschien, een verstandelijke handicap hoeft creativiteit niet in de weg te staan.'
Eenmaal weer buiten wees mevrouw Tuzovic hun behulpzaam de weg. Gewoon de straat uit wandelen en dan zouden de drie heren vanzelf het mooie schoolgebouw zien.
Het was lang na vijven en dus na schooltijd, alle moeilijk lerende kindertjes waren uit het schoolgebouw verdwenen, maar na een kort welkom door een hoffelijke conci�rge, verscheen daar opnieuw een dame met bril om hen te woord te staan. Zij heette Jos� Zaitz en bleek het hoofd van de school te zijn. Mevrouw Zaitz droeg een driekwart broek en 'praktische schoenen', zonder noemenswaardige hak en met brede, ronde neuzen. Belangstellend bekeek zij de uitdraai en daarna de dossier- en eigendomspapieren. Mevrouw Zaitz begon te stralen toen het haar duidelijk werd dat in haar school werk hing van een erkende crack.
'Moeilijk lerend' bleek ook hier een eufemisme voor 'verstandelijk gehandicapt', wat vervolgens weer een eufemisme was voor 'zwakbegaafd', totdat je uitkwam bij de woorden waar lang geleden niemand aanstoot aan nam, maar die inmiddels hard en neerbuigend klonken: de Rothko hing aan een wand in een klaslokaal voor debiele en imbeciele kinderen. Op school bekwaamden deze kinderen zich veelal in zang, dans, handvaardigheid en andere pedagogisch-didactisch verantwoorde bezigheden waar zij, zo veel wist Verhooff er nog wel van, doorgaans een plezier aan beleefden waar het kinderen aan de andere kant van het IQ-spectrum nog weleens aan kon ontbreken.
De directrice ging hun voor door een gang met aan ��n kant hoge ramen. Naast het schoolbord en recht boven een vaag bevlekt en bespatterd fonteintje hing daar Untitled No. 18. De kraan van het fonteintje lekte, er klonken lievige waterploinkjes op in het lokaal. Verhooff keek naar de Rothko. En keek nog eens. Hij had het gevoel dat zijn hart in vierkwartsmaat voor hem uit marcheerde.
Verhooff knikte kort in de richting van Olde Husink. De restaurator leek zowaar even ontroerd. Hier in het lokaal hing zomaar ware schoonheid, onverdacht en onverholen. Van buiten kwam akoestisch gedruis van autoverkeer, mevrouw Zaitz draaide besmuikt de kraan van het fonteintje dicht en voerde het woord over dingen die nu in het geheel niet tot Verhooff doordrongen, maar stemgeluid en verkeersgedruis namen de indruk niet weg dat Untitled No. 18 vormgaf aan een kloosterlijke stilte, bescheiden en beschut, een op het canvas uitgespaarde stilte, die naarmate de blik zich langer aan de kleuren hechtte, intenser en vertrouwenwekkender werd - een werk als een goedertieren gestalte, een ingelijst klein paradijs dat alle chaos en rumoer aan de wereld wist te onttrekken en er het evenwicht van een troostende stilte voor teruggaf, een stilte die in het teerst en warmst denkbare rood opgloeide, afgezet tegen een rechthoek van blue velvet, met om het blauw en rood heen een oplichtend geel, dat van het canvas leek te zweven, een geel z� ijl en transparant en tegelijk z� intens dat hij begon te vermoeden dat Mark Rothko hier - en de grote woorden kwamen uit zijn gemoed gevonkt als ontijdig ontstoken vuurwerk - de ziel van de zon had willen vastleggen, of datgene wat je nog van de zon kon zien als je er iets te lang naar keek, maar dan wel n�t voor het moment dat je je ogen moest sluiten en dat er achter je oogkassen allerlei kleurbollen en -vonken explodeerden.
Verhooff wendde zich af en deed alsof hij naar buiten keek, want even dreigden zijn ogen zich te vullen. Emma Duiker kon met heel haar vakmanschap wel twintig Rothko's kopi�ren, dat opgloeiende Niets viel natuurlijk niet, nooit en door niemand te herhalen. Tegelijk ontkwam hij niet aan bewondering voor wat Emma Duiker haar 'missie' had genoemd: grootse kunst op stille plaatsen te laten gedijen, zodat de massa niet langer 'u' en 'me-neer' tegen die kunst hoefde te zeggen, een massa die in voorgeprogrammeerde bewondering door een reservaat met de naam museum voortschuifelde. De 'menselijke maat' terugbezorgen aan heilig verklaarde topkunst - als er niet zoveel miljoen euro mee was gemoeid, school er veel goeds in.
'Hangt het daar niet in de volle zon?' vroeg Olde Husink in het Engels aan mevrouw Zaitz.
'Op mooie dagen schijnt de zon aan het eind van de middag op het kunstwerk,' antwoordde de directrice blijmoedig. 'Dan wordt het rood van het doek n�g dieper dan normaal, zo rood als een roos in volle bloei.'
Olde Husink slikte een korte kreun weg. 'Is het niet verstandiger om het juist op een minder zonnige plek te hangen?' vroeg hij.
Mevrouw Zaitz wees enthousiast naar de ingang van de klas.
'Het hing ook eerst bij de deur, een stukje lager,' zei ze. 'Ons soort kinderen is heel tactiel ingesteld, dat weet u misschien. En ze hielden meteen heel veel van dit kunstwerk. Sommigen wilden het graag strelen. Is dat niet bijzonder? Maar de conci�rge ontdekte twee chocoladevingers rechts onderaan. Dat is ook weer niet de bedoeling. Hij heeft de vlek keurig weggehaald, met een lapje en wat warm water. De kinderen in de klas hebben het werk ook nagetekend en nageschilderd. Wilt u dat zien?'
Olde Husink leek in plakjes uiteen te vallen. 'Mag dat misschien een volgende keer?' vroeg hij.
Die vraag herinnerde Verhooff eraan dat van een 'volgende keer' absoluut geen sprake mocht zijn. Intussen bekeek hij Untitled met heel andere ogen: het doek leek ineens overdekt met een vlijtig stempelwerk van chocoladevingers. Hij klikte zijn aktetas open, haalde de dossiermappen van het Holland Museum tevoorschijn en spreidde de eigendomspapieren van Untitled No. iS uit op een willekeurig schooltafeltje.
'Wij werken voor het Hollands Museum in Amsterdam.' Het leek hem beter zijn directeurschap te verzwijgen. 'Dit werk is eigendom van het museum. Via een onvoorziene weg is het hier terechtgekomen. Wij hopen dat u ons zult helpen om het kunstwerk terug naar Amsterdam te laten reizen.'
Dit klonk alsof de Rothko op eigen kracht en op pootjes de wereld in was gestapt - maar dat gaf niet, de boodschap was duidelijk.
Edo Veerkamp mengde zich in het gesprek. 'Ik vertaal het voor alle zekerheid even in het Sloveens.'
Bij mevrouw Zaitz was het rothko�ske rood naar de zachte wangen gevlogen; zij zocht naar woorden, die haar mondjesmaat ontsnapten.
'Dat is nogal iets wat u mij nu vraagt. Ik zou dan toch eerst... Excuses.' En mevrouw Zaitz richtte zich nu in het Sloveens tot Edo, die opleefde en ja-knikkend zijn blik gericht hield op mevrouws mond en ogen. Hij keek erbij alsof hij ieder woord het liefst met een pincet van haar lippen wilde plukken om ze vervolgens onder een vergrootglas te leggen.
'Mevrouw Zaitz zegt dat ze het werk niet zomaar kan meegeven. Ze heeft een kunststudent uit Ljubljana beloofd het in bruikleen te houden. Ze stelt voor dat we morgen nog eens langskomen.'
'Dat gaat helaas niet,' zei Verhooff in het Nederlands tegen hem, en hij vervolgde in het Engels tegen mevrouw Zaitz: 'Misschien wilt u een en ander controleren aan de hand van de eigendomsgegevens.' Hij wees op het catalogusnummer in het dossier.
Naast hem had Olde Husink zijn polstas opengeritst, waaruit hij de witte linnen handschoenen haalde.
Onwillekeurig deed mevrouw Zaitz een stapje naar achteren, alsof ze meende dat Olde Husink duistere plannen met haar had. Met veel hoest- en proestklanken richtte ze zich tot Edo.
'Mevrouw zegt dat ze er eerst over moet vergaderen,' vertaalde hij uiteindelijk. 'Ze kan het niet zomaar meegeven.'
Verhooff ving een hulpeloze blik op van Olde Husink, die behandschoend en wel twijfelde of hij LJntitled No. 18 van de wand zou halen.
Hoe kon de vergaderhindernis worden genomen zonder mevrouw Zaitz voor het hoofd te stoten? Wanneer was het vergaderen eigenlijk in het menselijk gedrag geslopen? Wie iets niet kon, wilde of aandurfde, zoog de directe omgeving gewoon vacu�m door het v-woord in de mond te nemen. En de mens maar denken dat de wereld zou kapseizen onder terreur, bewapening of rassenhaat - terwijl men elkaar intussen de afgrond in vergaderde.
Verhooff herpakte zich met moeite en zei tegen Edo: 'Kun je tegen mevrouw Zaitz zeggen dat we maar twee dagen in Sloveni� zijn? En dat we het graag willen oplossen zonder de nationale autoriteiten op de hoogte te stellen van de diefstal en van de plek waar de Rothko is aangetroffen?'
Edo en mevrouw Zaitz sloten zich weer op in hun tentje van hoest- en proestgeluiden.
'Waar het op neerkomt,' zei Edo even later, 'is dat mevrouw Zaitz zich voor het blok gezet voelt. Die uitdrukking gebruikt ze niet letterlijk, in het Sloveens zeg je zoveel als "men plaatst mij in een ronde kamer en ik krijg de opdracht in een van de hoeken te gaan staan", wat ik een mooie uitdrukking vind, maar...'
'Goed, goed.' Verhooff vroeg zich af wat het schoolhoofd kon uitrichten als hij doodgemoedereerd met de Rothko onder de arm het schoolgebouw uit zou wandelen.
Mevrouw Zaitz leek zijn gedachten te raden. In het Engels voegde ze hem toe: iedere school in Sloveni� heeft een conci�rge die tevens in functie is als bewaker. Bovendien kan ik het lerarenkorps bijeenroepen.'
Het schoolhoofd leek beduusd van haar eigen beslistheid.
'Dat is echt niet nodig, mevrouw Zaitz,' antwoordde Verhooff met een glimlach, en hij maakte een kort gebaar naar Olde Husink.
Met tegenzin stroopte de restaurator de linnen handschoenen van zijn handen. Zijn lange, dunne vingers boden onverwacht een vaag sinistere aanblik, zeker toen hij als een pianist vlak voor een muziekuitvoering zijn vingers 'losmaakte' door in het luchtledige te roffelen. Misschien school in iedere restaurator een hardnekkige misantroop. Het waren vrijwel altijd 'de mensen' die de kunstwerken vervuilden. Op een symposium in Keulen had een restaurator van het Prado hem eens uitgelegd wat er met de luchtvochtigheid in een museumzaal gebeurde als daar pardoes dertig mensen binnenkwamen die kort tevoren door een regenbui waren overvallen. Van hun kleren sloeg een damp waar een kunstwerk echt tegen in bescherming moest worden genomen - je kon net zo goed direct een natte lap tegen het canvas smijten. Voor iemand die werkte op de afdeling Conservering en Behoud was het ideaal misschien wel een toonzaal waar geen levende ziel ooit het gerestaureerde kunstwerk zou benaderen. 'Niet toegankelijk voor publiek' - het zou hem niets verbazen als die zin Olde Husink aan het zwijmelen kon brengen.
'Ik stel voor dat u morgen na schooltijd terugkeert,' zei mevrouw Zaitz. 'Dan kunnen we verderpraten, in het bijzijn van de voorzitter van het schoolbestuur.'
En daarmee was voor haar de kous af. Verhooff zag wel in dat verdere discussie geen zin had.
Terwijl Olde Husink de handschoenen opborg in zijn koffertje, zei hij: 'Kunnen we dan tenminste vragen of Untitled ergens anders kan worden opgehangen? Hier hangt het in de volle zon. Dan kun je het net zo goed meteen onder de grill leggen.'
Verhooff voelde niets voor een nieuwe meertalige schermutseling met het getergde schoolhoofd. 'We vertrekken. Ik vertel je zo meteen wel wat we nu gaan doen,' zei hij, terwijl hij daar niet eens het begin van een idee over had.
7
Eenmaal buiten maakte Olde Husink direct een verwijt, en zoals zo vaak deed hij dat in de vorm van een vraag.
'Had ��n telefoontje naar onze ambassade geen indruk gemaakt op deze mevrouw?' Hij zei het nog voordat ze weer in Edo Veerkamps' Toyota waren gestapt.
'Goh,' zei Edo peinzend, 'dit had ik niet verwacht.' En hij opende het portier voor zijn twee cli�nten.
'Wat had je dan w�l verwacht?' vroeg Olde Husink.
Edo leek daar even van te schrikken. Het was voor het eerst dat de restaurator zich rechtstreeks tot hem richtte.
'Nou ja, weet ik veel,' zei hij luchtig. 'De Slovenen kennende had ik wel wat inschikkelijkheid verwacht van mevrouw Zaitz. Vergis je niet, de Slovenen hebben hun welvaart te danken aan handelsgeest en pragmatisme. Kijk maar naar de Balkanoorlog: niet mee bemoeien, ver van blijven, en hand voorlopig op de knip. Zo van: inschikken en opschuiven, samen komen we er wel uit. En dan zogenaamd verbaasd reageren als buurlanden elkaar de hersens inslaan. Een beetje zoals het poldermodel bij ons, maar dan met meer omhaal van woorden. Maar mevrouw Zaitz reageerde niet volgens die gewoonte. Had ik niet verwacht.'
Met dit antwoord leek Olde Husink te kunnen leven.
'Hoeveel vergaderrondes zouden hier overheen kunnen
gaan?' vroeg Verhooff even later aan Edo.
Ze reden inmiddels weer op de snelweg. In een mum van tijd hadden ze het centrum achter zich gelaten, en aan weerszijden van de snelweg dienden zich inwisselbare bedrijventerreinen aan: veel loodsen, veel grijstinten, veel parkeerhavens, veel reclamezuilen.
'Waarom zouden we het ons moeilijk maken?' vroeg Olde Husink. 'We kunnen ook hier blijven. Je tikt 's nachts een ruitje in, neemt de Rothko onder de arm en klaar is Kees. Een kwestie van gerechtigheid.'
Verhooff geloofde zijn oren niet. Het was een uitstekend idee.
'Zou jij dat inderdaad niet willen doen, Edo?' vroeg hij. 'Ik wil je er natuurlijk fors extra voor betalen.'
Als door een loodlijn neergelaten daalde er een nieuw soort stilte in de Toyota.
'Dat lijkt me geen fijn plan,' antwoordde de jongen uiteindelijk. 'Wat denkt u dat het hier is? Een bananenrepubliek? 's Middags sta ik met twee figuren uit Nederland in die school te soebatten om dat schilderij daar. 's Avonds is datzelfde schilderij gejat. Binnen drie uur heb ik de politie voor de deur staan. Terwijl uzelf de volgende ochtend in het vliegtuig naar Amsterdam zit. Nee, niet zo'n fijn plan. Ook niet voor mijn schoonfamilie.'
Deze overwegingen kwamen zo trefzeker uit Edo's mond gerold dat het leek alsof hij die mogelijkheid al had overdacht.
In ��n moeite door zei hij: 'Maar als u er echt iets voor overhebt... Ik ken wel jongens in Ljubljana die er even heen willen rijden om het kunstwerk op te halen. Maar ja, dat kost dan wel wat natuurlijk.'
'Natuurlijk,' herhaalde Verhooff met dunne stem.
Vanaf de achterbank tikte Olde Husink hem op de schouder.
'Mag ik wel even als punt van overweging...'
'Liever niet, Herman.' Verhooff richtte zich tot Edo. 'Wie zijn die jongens en wat is hun prijs? Ik bedoel, hoeveel moet het kosten?'
'Daar komen we wel uit,' zei Edo. 'Ze zijn met z'n twee�n. Duizend de man, vermoed ik.'
'Tweeduizend euro? Voor een inbraak in een provincieschool? En waarom heb je daar twee man voor nodig?'
Edo haalde slechts zijn schouders op en hield zijn blik strak op de weg gericht.
Verhooff keek opzij. Zijn blik ketste direct af op het lange lint van loodsen, kantoren en bedrijven, die leken te zijn opgetrokken uit enorme wandplaten.
'Kunnen die vrienden van je vanavond al aan de slag?'
'A, het zijn mijn vrienden niet, en b, ze gaan alleen maar aan de slag als ze fatsoenlijk worden betaald.'
'Dat zei je al,' zei Verhooff. 'Weet je wat? Bel ze nu op en leg het voor. Met het tarief gaan we akkoord.'
'Zeg je nu "wij" omdat je ook namens mij denkt te spreken?' vroeg Olde Husink. 'Dan teken ik toch protest aan.'
Verhooff liet het protest onbeantwoord, zodat het in stilte verdampte op de achterbank.
Edo had zijn mobieltje gepakt. Met de ene hand aan het stuur en in de andere de gsm aan zijn oor startte de jongen een sessie van verwilderd proesten en niesen, afgewisseld door korte stiltes. Doordat de Sloveense woorden de auto in caramboleerden, waren die korte stiltes niet �cht stil, merkte Verhooff. Sommige vormen van stilte konden hinderlijk dreunen. Hij hield zich verder afzijdig en vermeed het achterom te kijken naar Olde Husink.
Achter de bedrijventerreinen verrees het Sloveense landschap van met loofbos overdekt gebergte. De snelweg voerde door een langgerekt dal. Heel in de verte piepten twee of drie besneeuwde bergtoppen boven alle andere toppen uit. Verhooff had weinig op met berglandschap. Hij was van jongs af aan iemand die gedijde bij de vlakte. Traag door oneindig laagland gaan, dat was je ware. De romantiek te ontdekken wat zich achter een berg bevond was niet aan hem besteed, alleen al omdat dit meestal weer een andere berg was. Ook in de kunst hoefden ze hem niet wakker te maken voor een berglandschap - behalve de Montagne Sainte-Victoire van C�zanne, maar die had de Sainte-Victoire dan ook gereduceerd tot een verzameling platte vlakken. In de twintigste eeuw was de kunstcriticus Clement Greenberg in New York op C�zannes schouders gaan zitten, en had plechtig verklaard dat ieder modern schilderij in laatste instantie slechts getuigde van de eigen flatness, het schilderij had als 'taak' uit te drukken wat het uiteindelijk was: een plat vlak, een vierkant of een rechthoek, schilderen over schilderen, en dat kwam weer voort uit nadenken over nadenken, en als je dat wilde doen, had je overzicht en weidsheid nodig, en dan stond een berg lelijk in de weg. Het was sterk aan te bevelen snel naar huis te gaan, terug naar het vlakke land, het platte land, de Rothko in een mooie klimaatkist.
Eindelijk hing Edo op.
'Ik heb voor vanavond plannen gemaakt,' zei hij. 'Ik eet bij mijn schoonfamilie, en mijn vriendin heeft ook nog wat kennissen uitgenodigd. Dan kunnen wel veertien mensen vertellen dat ik de hele avond braaf met een bord eten op schoot voor de televisie heb gezeten. Als ik u was, zou ik vanavond een mooi plekje in de dinerzaal van het hotel uitzoeken. En daar vooral de hele avond blijven zitten. Op een plek waar alle kelners goed zicht op u hebben.'
In de verte waren de buitenwijken van Ljubljana te zien. Niemand zei nog veel in de auto, maar het was Edo die de sfeer van de stilte had bepaald.
Verhooff dacht aan Emma Duiker, zoals ze werkte in het restauratieatelier: witte stofjas aan, teenslippers met bij de teen een kitscherige bloem, het zwarte haar opgestoken, omringd door half leeggeknepen tubes, glazen potten met troebel water, waarin een heel boeket van penselen. Een meisje bij wie tijdens het werk nota bene het puntje van de tong tussen de fotogenieke lippen kwam gepiept; een schoolmeisje van eind twintig met donkerbruine ogen waarin hier en daar een groenig vlekje vonkte...
Zou Emma Duiker vijftig, zestig jaar geleden ook de kans hebben gehad kunst te maken? De abstract expressionisten vormden een mannenclub, met een enkele vrouw als echtgenote-van of aangeefster. Hoe hoog was eigenlijk de omloopsnelheid van kunst? Mark Rothko had in volle ernst in een interview beweerd dat het abstract expressionisme zo'n duizend jaar lang de schilderkunst zou domineren en be�nvloeden. Iets meer dan tien jaar na die uitspraak begon de pop-art aan een glorietocht. Dat duizendjarige rijk van de abstract expressionisten viel een tikje korter uit. En na die ordeverstoring door pop-art? Iemand stapte een zeilboot in, voer de Atlantische Oceaan op en keerde niet terug. Iemand pakte monumentale gebouwen in. Iemand strooide met pek, vilt en veren. Iemand zette een haai op sterk water. Iemand verhuisde haar onopgemaakte en bevuilde bed van slaapkamer naar museumzaal. Iemand stapelde tv-toestellen. Iemand stapelde huisvuil. Iemand kocht schrikbarende hoeveelheden diamanten op. Het wachten was op iemand die over water zou gaan lopen, bij wijze van confronterende performance. En dan: iemand liet een meesterwerk verdwijnen. Emma Duiker had beet - het enige nadeel was dat zijn Untitled No. 18 het aas moest zijn...
Goedbeschouwd verbaasde het Verhooff dat niemand zo'n verdwijning eerder op touw had gezet. Robert Rauschenberg had een klein werk van Willem de Kooning uitgewist, maar dat was toch iets anders, al was het maar omdat De Kooning toestemming had gegeven. Verhooff zag de artikelen in de kunsttijdschriften al voor zich. 'Emma Duiker lanceert een nieuw eindspel v��r en van de moderne kunst' - dat soort analyses. Hij was bezig een kleinood te redden dat toebehoorde aan het Hollands, hij redde tevens zijn eigen reputatie, maar dwarsboomde hij niet tegelijkertijd de wording van een revolutionair kunstwerk? Verhooff vouwde zijn handen en blies zachtjes tegen zijn gebogen vingerkootjes. Was er een manier waarop hij deze onverdedigbare verduistering kon verdedigen?
Terug in Ljubljana zaten Edo's kennissen al te wachten op een terras aan de rand van ParkTivoli, recht tegenover hotel Lev. De twee stonden bijna gelijktijdig op toen Edo hen voorstelde. Verhooff zag dat Olde Husink zijn afkeer moest overwinnen voordat hij handen schudde met de jongens.
De twee ingehuurde krachten waren vermoedelijk niet veel ouder dan Edo zelf. Als Verhooff het goed had verstaan, heette de een Janko en de ander Patrick. Beide jongens droegen een leren jasje. De kleinste van de twee had een rond, tanig gezicht met waterige ogen, die Verhooff typisch Slavisch leken. Het was alsof zijn hoofd een tekort aan huid had; als hij glimlachte, was het bijna alsof die huid bij zijn jukbeenderen en voorhoofd op knappen stond.
Zijn metgezel, Patrick, was groter en had een opmerkelijk lange, smalle hals, met een hoofd dat onvast een eindje boven de schouders deinde. Hij had helblauwe ogen en pluizig krulhaar, dat als een te grote bloem recht op zijn hoofd leek te zijn gezet, een uitgebloeide en bruin uitgeslagen hortensia.
De kleinste, die een slappe handdruk had gegeven, deed het woord in een rudimentair Engels, maar ging al snel over op Sloveens, dat uiterst beknopt door Edo werd vertaald. Verhooff vertelde dat hij de volgende ochtend bij het openen van de bank het gevraagde bedrag zou opnemen.
Men wisselde de allernoodzakelijkste beleefdheden uit. Daarna leek niemand nog over gespreksstof te beschikken en trad er een ongemakkelijke stilte in. Verhooff begreep niet goed waarom hem juist nu een lome kalmte beving. Zittend tegenover die Sloveense jongens had Verhooff het idee dat hij uit zijn leeftijd tuimelde; dat hij door middel van het diffuse verbond met Edo en diens kennissen in een achterafstraatje van het leven belandde, zonder zekerheden, maar m�t uitzicht op iets wat in zijn bestaan langzaam weg was ge�bd: onafhankelijkheid, vrijheid. Emma Duiker was misschien inderdaad een vrijheidsstrijdster.
De langste van de twee sprak glimlachend enkele fluisterwoorden uit die hij niet verstond, maar die op Edo een verkwikkend effect hadden. Zijn rug rechtend wendde Edo zich tot Verhooff.
'Janko zegt dat hij vanavond zijn beste beentje zal voorzetten,' sprak Edo. 'Dat zegt hij niet letterlijk, in het Sloveens heet het dat je een plant in volle bloei zal trakteren op persoonlijk zonlicht, wat ik een veel mooiere uitdrukking vind dan dat malle Nederlandse "beste beentje", maar...'
'Wil je tegen Janko en Patrick zeggen dat wij nu al heel dankbaar zijn?' zei Verhooff.
Hij had alles tot in detail overdacht. Bij het opengaan van de banken om half negen zou hij het gevraagde bedrag via de kunst-aankooprekening van het Hollands opnemen. Olde Husink zou intussen bij een plaatselijke winkel voor kunstbenodigdheden basale artikelen voor het vervoer van de Rothko aanschaffen, waaronder een onopvallende koker, ingeval ze zouden besluiten het doek van het spieraam te halen.
Om half tien zou de overdracht plaatsvinden in Verhooffs hotelkamer. Untitled was gelukkig van bescheiden formaat; je kon desnoods met het ingepakte schilderij onder je arm het hotel in lopen zonder dat het veel aandacht trok. De uitwisseling hoefde niet meer dan tien minuten in beslag te nemen. Verhooff besloot deze avond nog een terugvlucht te boeken, desnoods via Frankfort of Brussel. Binnen een week kon Untitled No. 18 vervolgens weer via een algemeen transportbedrijf zijn teruggekeerd in de natuurlijke habitat, in het depot van het Hollands of anders in een onopvallende hoek van Olde Husinks restauratieatelier.
Edo overhandigde Verhooff zijn kaartje met daarop zijn gsm-nummer. Voor het geval dat. Het hele onderhoud op het terras had misschien een kwartier in beslag genomen. Op het plein dat het park Tivoli scheidde van hotel Lev, slenterden toeristen en dagjesmensen van niets naar nergens en vice versa. Voor een moment voelde Verhooff zich opgenomen in de groepen passanten en toeristen. Hij was tamelijk ontvankelijk voor de melancholieke zuigkracht van de nowhere man, living in his nowhere land. Musea bestonden bij de gratie van een breed gedeeld verlangen naar zelfvergetelheid en verdwijning. De bezoekers legden het altijd af tegen de dingen, die stil dreunden in ijlwitte zalen. Je maakte je entree in een museum, wandelde rond en loste op in het hooggebergte van de Dingen. Met een hoofdletter. De sensatie tijdelijk te verdampen was de verborgen verleider van al die kunstpaleizen, al die toonzalen. Ook in dat opzicht raakte Emma Duikers kunstproject een kern.
Bij de draaideur van het hotel gaf de portier, gekleed in een donkerblauwe billentikker met gele epauletten op de schouder, een bijna militair aandoende hoofdknik toen Verhooff hem passeerde.
'Ik stel voor dat we over een uur hier in het restaurant uitgebreid gaan dineren,' zei Verhooff tegen Olde Husink. ik nodig je uit voor een viergangenalibi.'
8
Drie obers schoven die avond als mimeartiesten om hun tafel. Toen een van de drie de borden van het voorgerecht kwam weghalen, boog Olde Husink voorover en zei: 'E�n vraag. Waarom? Waarom laten wij dit allemaal gebeuren? Herstel. Waarom laat jij dit gebeuren?'
Verhooff keek het restaurant rond. Iets meer dan een handvol gasten zat verspreid over de ruimte. Achtergrondmuziek kringelde langs de muren omhoog.
'Waarom al deze, al deze... krankzinnige risico's teneinde ��n enkele kunstenaar in bescherming te nemen?' Het was duidelijk dat Olde Husink niet doelde op Mark Rothkowitz, geboren in 1903 in Daugavpils, Letland, en in 1970 overleden in New York.
'Nu stel je toch nog twee vragen,' zei Verhooff. 'En over het stellen van vragen gesproken, ik vraag jou vrij vaak iets. Je geeft zelden direct antwoord. In plaats daarvan formuleer je meestal een tegenvraag. Waarom doe je dat?'
Alsof Verhooff hem aansprak op een troebele karaktertrek, greep Olde Husink betrapt naar het servet dat voor hem op tafel lag, en veegde nadrukkelijk zijn mond af. Daarna keek hij ineens heel verkwikt. Het was alsof hij lang op dit moment had gewacht.
'Verplaats je eens in mijn positie,' zei hij, 'en stel je voor dat je zoals ik meer dan vijfentwintig jaar kunst restaureert. In die tijd heb ik alle zekerheden omtrent de beroepsgroep zien devalueren. Vroeger was iets beschadigd of niet. Dat was overzichtelijk. Wij restauratoren hadden specifieke middelen tot onze beschikking om beschadigingen te herstellen. Totdat het schilderij in de verdrukking kwam. Kunstenaars gingen aan de slag met de meest buitenissige materialen, ze fabriceerden rare mechaniekjes of draaiden doodleuk gloeilampen in hun installaties - maar wat is het gevolg voor ons? Dat we geen vakmensen meer zijn, maar boodschappenjongens die naar de supermarkt of zelfs de lommerd worden gestuurd voor dertig nieuwe spaarlampen of tl-buizen of boutjes en moertjes of erger. Erger, ja. Wat moet het Hollands Museum met de hompen vet van Joseph Beuys beginnen? Dat vet vergaat. Moeten restauratoren dan nieuwe hompen vet gaan bestellen? Nu zijn we al zover dat bepaalde diaprojectoren uit installaties uit de jaren zeventig niet meer leverbaar zijn, en wat doen mijn collega's? Die schaffen nieuwe projectoren aan en verstoppen achter zo'n installatie geluidsapparatuur waarop het geklik van die projectoren van vroeger te horen is. Dat noem ik vernederend. Vernederend voor de beroepsgroep. Heb ik daarvoor vijf jaar studie in Engeland genoten?'
Met het air van evenwichtskunstenaars arriveerden twee obers met het hoofdgerecht, en Olde Husink zag zich genoodzaakt zijn betoog te onderbreken. Maar zodra de twee waren verdwenen, ging hij verder: 'Buitenstaanders beseffen niet wat voor werk er op mijn schouders rust. Mijn jongere collega's die zich bezighouden met hedendaagse kunst kunnen niet eens oppervlaktevuil van doeken weghalen. Kunnen niet retoucheren. Maar ze weten wel alles van videobanden en dvd-recorders en van perspex en rucola die dagelijks ververst moet worden in een kunstwerk van, kom, hoe heet ie ook al weer? En ik? Ik zie steeds meer doeken mijn kant op komen. Omdat ik de enige in het museum ben die nog ouderwets oil on canvas schoonmaakt. De werken stapelen zich op in mijn atelier, de ene beschadiging is nog dramatischer dan de andere, maar waar moet ik beginnen? En wat moet ik erover zeggen? En dan moet ik ook nog de staat van onderhoud rapporteren. Maar ik aarzel steeds meer om uitspraken te doen over de staat van onderhoud, omdat de kunst zelf al die ambachtelijke uitspraken op losse schroeven heeft gezet. Dan blijven er dus alleen maar vragen over, geen antwoorden.'
Olde Husink wond zich zichtbaar op. Verhooff zag de restaurator zitten in zijn atelier, letterlijk en lijfelijk in de verdrukking door een soort boterberg van schilderijen, van waarachter gesmoord zijn stem klonk, vergeefs protesterend.
'Zullen we ons even concentreren op het eten?' zei Verhooff.
Nog beduusd van zijn eigen openhartigheid werkte Olde Husink zwijgend het hoofdgerecht naar binnen. Ook Verhooff zei niet veel meer. Tijdens het nagerecht zaten zij als echtelieden tegenover elkaar.
Nadat Verhooff de rekening had betaald, verdween Olde Husink naar de toiletten bij de hoofdingang. Verhooff liep naar de liften naast de balie van de receptie. De liftdeuren schoven traag toe toen Olde Husink aan kwam lopen. Verhooff deed een halfslachtige poging op de knop te drukken waardoor de liftdeuren weer zouden opengaan. Maar hij vertrok zonder de restaurator naar verdieping acht. Daar aangekomen bleef hij in de buurt van de lift staan om op Olde Husink te wachten. Hij keek een lange gang met identieke deuren in. Achter een van die deuren zou een kamer moeten bestaan waarin tegenover het bed zomaar een Richter hing, of een Tuymans, een Dumas, een Baselitz of, verder terug, een Picabia of Duchamp. Zomaar, in volstrekte willekeur, en dat niet alleen hier, maar op ontelbare plekken in de wereld.
Opgewonden graaide hij in de binnenzak van zijn jasje naar de gestanste sleutelkaart. Hij moest eerlijk zijn: had hij sinds die ene lezing door Bernard Shorto ooit nog een dergelijke aan euforie grenzende intellectuele opwinding ervaren? Jarenlang was hij een van de velen geweest die zich voltijds hadden beziggehouden met de vraag hoe hedendaagse kunst het museum in te krijgen. Maar waarom werd het oeuvre van Picasso nooit gelucht, om het zo te zeggen? Waarom mocht Les demoiselles d'Avignon nooit meer buitenspelen? Dame Duiker was een utopist, dada�st, postmodernist, anarchist, performancekunstenaar en ongeneeslijke romanticus ineen. Het stond goed om te zeggen dat je niet van ismen hield. Postmodernisme, deconstructivisme, getver, bah! Figuren die dit beweerden, zagen altijd dat ene isme over het hoofd dat met het badwater werd weggegooid. Emma Duiker had hem bekeerd tot het idealisme, zonder dat zij dit van de daken schreeuwde, integendeel. En hij was weerloos tegenover haar stille revolutie - misschien zelfs vanaf het allereerste begin. Zij moest die weerloosheid in hem hebben bespeurd.
Achter hem klonk het getinkel van een lift die arriveerde. Dat moest Olde Husink zijn.