Satans slot

Hoog boven de Loire torende een onherbergzame rotswand omhoog. Daar bovenop stond het slot van Satan. Het was geen weelderig ingericht kasteel, maar een sombere, donkere burcht. De grauwe stenen muren waren kil en vochtig. Niemand waagde zich daar in de buurt. En dat kwam de gezanten van Satan goed uit. Zo konden zij in alle rust hun plannen voorbereiden. Ditmaal mocht er niets misgaan. Ditmaal zouden ze de heerschappij over onze levens overnemen. En niemand zou hen tegenhouden... Michelle Larane sloeg de ogen op en bleef doodstil liggen. De zeventienjarige schoonheid durfde zich niet te bewegen. Daar waren ze weer! De stemmen, die haar gewekt hadden. Ze waren zacht, nauwelijks hoorbaar maar ze had haar naam gehoord en daar had ze op gereageerd. "Michelle Michelle, kom bij ons. Kom naar buiten, Michelle." Als in een trance kwam ze overeind en ging naar buiten. Bleek stond de maan boven het donkere woud, als Michelle de heuvel op ging. Het volgende moment zag ze de wezens, die haar geroepen hadden. Ze verstarde en opende haar mond om een bloedstollende kreet te slaken. Pierre Arambon knipperde met zijn ogen. Hij had net een angstige droom gehad, die zo werkelijk leek dat hij even dacht dat hij echt in de tent lag en dat Michelle was opgestaan. Hij had haar kreet gehoord en daardoor was hij wakker geworden. Zijn keel was droog en hij tastte om zich heen. Ergens moest een flesje water liggen. Met een schok kwam hij tot het besef dat hij inderdaad in de tent lag. Een snelle, tastende rondgang over het luchtbed leerde hem dat Michelle inderdaad niet meer naast hem lag... Haastig kwam hij overeind. Door de open rits kon hij de vage omtrekken van de bomen tegen de lichte hemel zien. Het was volle maan en de open plek was gehuld in een blauw, zilveren licht. Michelle was niet te zien, maar nu hoorde hij haar stem weer: "Help me! Oh god, dit is..." Hij snelde door de open tentflap en kroop op handen en voeten naar buiten. Boven zich zag hij de omtrek van Michelle. Ze stond bovenop de heuvel. "Michelle!" Zo te zien mankeerde haar niets, maar ze draaide zich niet om. "Michelle, wat is er?" Nevelflarden kropen over de koude grond en hulden haar blote voeten in een melkwitte mist. Plotseling leken de nevelflarden vormen aan te nemen. Ze kropen langs haar benen omhoog en omhulden haar. Michelle gilde in pure doodsangst. "Ik kom eraan, Michelle!" Hij wilde haar te hulp schieten, maar ineens schoot een vuist uit de mist die hem vol in het gezicht trof. Hij klapte achterover en bleef even verdwaasd liggen. Maar de aanblik bracht hem weer overeind. Michelle werd door de mistflarden omgeven. De mist nam vormen aan. Wezens, met vurige ogen en een wijd opengesperde muil. Ze pakten Michelle vast en tilden haar op. Ze leek in een trance en liet zich optillen tot ze horizontaal een meter boven de grond zweefde. De wezens waren duidelijk te zien, maar toch hadden ze mistige vormen. Ze droegen Michelle langzaam weg, de heuvel af in de richting van het kasteel. In een flits herinnerde Pierre zich dat hij had gehoord dat het oude 'Château Brouillard' een akelige voorgeschiedenis had. Het zou vervloekt zijn en door geesten ingenomen. Tot dat moment had Pierre daar niets van geloofd, maar nu zag hij dat het slot was omgeven door een rode gloed. Hij kon bijna het kwaad voelen dat het kasteel uitstraalde en hij besefte dat Michelle zich in groot gevaar bevond. Hij kwam overeind. Hij was een sportieve jongen en als rugbyspeler had hij geleerd hoe hij moest incasseren. Toch deed zijn hele lichaam pijn en elke bot voelde aan alsof het gebroken was. Zijn hoofd voelde aan alsof hij door    een vrachttrein overreden was, maar hij wilde Mlchelle redden. Struikelend volgde hij de wezens, die Michelle op bijna eerbiedige wijze wegdroegen, maar ze waren te snel. Hij had ze een te grote voorsprong gegeven en machteloos moest hij toezien hoe ze door de zware slotdeur naar binnen werd gedragen. Met een doffe dreun viel de deur in het slot. Hijgend kwam hij bij de deur aan en hij vond de ouderwetse bel. Heftig trok hij aan het gietijzeren handvat en hij hoorde ergens diep in het kasteel een bel. Het duurde een tijdje voor een klepje in de deur werd geopend. Het gezicht achter het klepje herkende hij. Het was één van de wezens die Michelle hadden meegenomen! "Wat moet je?" "Michelle," hijgde Pierre. "Jullie hebben Michelle meegenomen!" "Donder op," klonk de krakende stem. "Hier is niemand. Ga terug naar waar je vandaan komt en laat ons met rust." "Nee! Jullie hebben haar meegenomen! Open de deur!" "Ga weg. Je hebt teveel gezopen, jongmens. Je ziet spoken. Behalve mij en de Comte is er niemand in het kasteel!" Met een klap ging het luikje dicht en Pierre hoorde de man weglopen. "Nee!" Hij schelde nogmaals heftig maar niets bewoog zich meer in het kasteel. Uiteindelijk gaf Pierre het op en hij leunde verslagen tegen de deur. Instinctief wist hij dat hij Michelle niet meer terug zou zien. De geesten van 'Château Brouillard' hadden Michelle meegenomen en zij gaven hun slachtoffers nooit terug. In elk geval niet levend... "

Ik had gedacht dat die kastelen aan de Loire er anders uit zouden zien," merkte Jane Collins op. "Lieflijker. Met van die torentjes, en zo. Dat lijkt er niet op." Ik volgde de blik van de mooiste privédetective van de hele wereld en moest het met haar eens zijn. We reden in een donker bos. De oude bomen waren zo dicht dat het zonlicht hier geen toegang had. In de verte zagen we de heuvels en daar tekenden de vormen van een massieve burcht zich af tegen de hemel. Het geheel zag er niet uitnodigend uit en inderdaad niet zoals je zou verwachten van één van de kastelen in het Loire dal. "Maar we zijn dan ook niet onderweg naar een toeristische trekpleister," zei ik. "We zijn onderweg naar een spookslot. Dat is iets anders." Ik, hoofdinspecteur van Scotland Yard , was min of meer uitgeleend aan de Franse politie om een geval te onderzoeken. We wisten er niet zoveel van, maar zo ging dat altijd als Scotland Yard mij uitleende. "Ik moet eerst nog zien wat er werkelijk aan de hand is," zei Jane. 'Tot nu toe klinkt het allemaal nogal vaag. Een jong meisje verdwijnt en haar vriend beweert dat ze door spoken is meegenomen naar één of ander kasteel." "Niet één of ander kasteel," zei ik. "Naar 'Château Brouillard'. Dat is een oude burcht die bekend staat omdat hij vervloekt zou zijn." "Kan zijn," zei Jane schouderophalend, "maar dat kan ook betekenen dat die jongen dat wist. En dat hij daar handig gebruik van heeft gemaakt toen zijn vriendin verdween. Al dan niet met hulp van hem." "Jij denkt altijd het slechtste van mensen," zei ik verwijtend. "Straks ga je nog vertellen dat die jongen haar vermoord heeft en de schuld op de spoken wil schuiven." "Dat is precies wat ik daarmee bedoelde," zei Jane. "Tegenwoordig worden mensen om niets vermoord. Het lijkt wel of men geen respect meer heeft voor het leven." "Zo zwartgallig heb ik je nog nooit meegemaakt!" riep ik uit. "Zo ken ik je helemaal niet." Jane schudde het hoofd. "Ik weet het niet," zei ze. Ze drukte haar vingertoppen tegen haar voorhoofd. "Ik heb hoofdpijn en het lijkt wel of die zwartgallige gedachten niet uit mijn hoofd te bannen zijn." "Het zal de aanblik van het oude kasteel zijn," zei ik luchtig. "Of je bent gewoon moe. Jetlag." Jane wees naar haar voorhoofd. "Het is maar één uur tijdverschil, John Sinclair. Daar krijg je geen jetlag van." Ze wees. "Daar ligt trouwens het dorpje. Nouvatelle. Waar blijft Suko toch?" Ik keek in de achteruitkijkspiegel. Nergens was een spoor van mijn Chinese vriend te bekennen, maar ik maakte me geen zorgen. "Suko komt wel," zei ik. "Hij maakt waarschijnlijk een omweggetje. Je weet hoe graag hij op de Harley rijdt." Suko had er vanaf gezien om met ons mee te rijden in de Bentley. Liever reed hij met zijn zware motor over de wegen van Frankrijk. Hij had beloofd dat hij naar het dorp zou komen, maar we zouden niet bij elkaar blijven. "Dat is gevaarlijk had hij gezegd. Je gaat teveel rekening met elkaar houden en daar komen ongelukken van. Bovendien wil ik de omgeving bekijken, nu ik hier toch ben." "Suko komt wel," stelde ik Jane gerust. In de kleine gendarmerie leerden we Sergeant Frambon kennen. Hij was een veertigjarige man met een snor die langs zijn mondhoeken naar beneden hing en bijna tot op zijn kin groeide. Hij was het totaal tegengestelde van het beeld dat men zou hebben bij een Franse gendarme. Afgezien van Louis de Funes waren alle gendarmes dik, met een rode drankneus en waterige oogjes. Frambon was mager en pezig, met heldere ogen en een open glimlach. "Niets nieuws te melden in de zaak, inspecteur. " "Hoofdinspecteur," corrigeerde Jane liefjes. Ze glimlachte koket en genoot zichtbaar van de blikken van de gendarme. Ook de collega's van Frambon staarden haar bijna ongelovig aan. Jane was dan ook bijna te mooi om waar te zijn. "Excusez, madame." Hij boog lichtjes. "In elk geval ontbreekt tot op dit moment elk spoor van het meisje. Ik persoonlijk denk dat ze is weggelopen. Misschien hebben ze ruzie gehad en heeft ze hem verlaten. Wellicht wil hij dat niet toegeven en heeft hij het verhaal verzonnen." Frambon haalde zijn schouders op. "Het kasteel heeft nou eenmaal een slechte naam en wat is er gemakkelijker dan een eeuwenoude vloek de schuld te geven?" "En waarom hebben jullie mij er dan bij gehaald?" wilde ik weten. "Dat was niet mijn idee. In feite is de Comte daarmee gekomen. Hij schijnt u te kennen en hij schijnt te weten dat u zich bezighoudt met... nu ja, met dergelijke zaken." Het was duidelijk dat de gendarme zich daar niet mee bezig hield en dat hij er zeker niet in geloofde. Dat was ik gewend. "Het schijnt dat wij te gast zijn op het Château," zei ik. "Kunt u me zeggen hoe we moeten rijden?" "Wilt u daar nu heen rijden?" vroeg Frambon ontzet. "Met die wagen?" "Hoe anders?" 'Weest u dan maar heel voorzichtig, monsieur Sinclair." Hij tekende snel een kaartje op een velletje papier en herhaalde zijn waarschuwing. "Rijd voorzichtig, monsieur. Ik zou niet graag vanavond moeten uitrukken om uw lichamen uit het ravijn te takelen." Vijf minuten later begreep ik zijn waarschuwing. De weg naar boven was zo smal dat het soms leek alsof de wielen van de Bentley in het luchtledige zweefden. Jane hield zich krampachtig vast en keek gedurig over haar schouder naar beneden. Het uitzicht was adembenemend. Het Loiredal strekte zich uit zover we konden zien en de rivier liep als een zilveren serpentine door de groene wouden. Een prachtig gezicht, maar één stuurfout, één verkeerde beweging en onze Bentley zou een heel innige ontmoeting hebben met het dal daar beneden. 'Wist jij trouwens, dat 'Brouillard' in feite 'mist' betekend?" vroeg ze om zichzelf af te leiden van al te akelige gedachten. Ik knikte en keek weer omhoog naar het kasteel. Mistflarden speelden rond de zware torens, hoewel het een warme augustusdag was. Ondanks het donkere woud zou er geen mist moeten zijn, maar het hele slot was gehuld in een vage nevel. "Geen wonder dat ze het kasteel zo genoemd hebben." Een kleine tien minuten later reden we het plein voor het kasteel op en Jane haalde opgelucht adem. "Op de terugweg ga ik lopen," zei ze met een zucht. "Ik haat wandelen, maar alles is beter dan dit." Ik haalde mijn schouders op en bekeek het kasteel. Hoog torende het zich boven ons uit en ik moest toegeven dat het inderdaad niet uitnodigend leek. Dit was geheel in tegenstelling tot de stem van de man die ons ineens van achteren benaderde. 'Welkom," zei de man. 'Welkom op 'Château Brouillard'!" Ik draaide me om en hapte ontzet naar adem... 


Toen ik besloot dat we ons geen zorgen om Suko hoefden te maken had ik geheel en al gelijk. Suko was een fanatiek motorrijder, maar hij was voorzichtig genoeg. Ondanks het warme weer droeg hij een dik leren pak dat hem zou beschermen in het geval hij onderuit zou gaan. Ook een dichte helm hoorde bij zijn uitrusting. Al zijn kleding was zwart, net zoals de motor, zodat hij één geheel leek. Ontspannen reed hij over de bochtige weggetjes en het feit dat wij hem niet meer gezien hadden kwam omdat hij besloot om een kleine omweg te maken. Hij had tijd genoeg. De zestienhonderd CC Harley Davidson was snel genoeg om de afstand naar het kleine dorpje wel drie keer af te leggen in de tijd die de Bentley nodig had. Hij had dus alle tijd en hij voelde zijn spieren kriebelen. Hij hield van dergelijke smalle, kronkelige weggetjes en hij popelde om de krachten van zijn machine daarop uit te testen. Hij joeg de zware motor tot het uiterste, hing scheef in de bochten en genoot van de krachten die onder hem los kwamen. Hij was één geheel met zijn machine en hij voelde dat hij alles in zijn macht had. In een klein, slaperig uitziend dorpje hield hij in maar bij de gemeentegrens draaide hij het gaspedaal weer zover mogelijk open. Hij kon door zijn dikke pak niet op zijn horloge kijken, maar ineens merkte hij dat het later zou moeten zijn dan hij gedacht had. Het werd snel donker en hij verbaasde zich daarover. In de tropen viel de duisternis snel en zonder enige waarschuwing in, maar hij had niet gedacht dat dat in Frankrijk ook zo was. Verbijsterd knipte hij de lichten aan, maar het leek wel of deze duisternis ondoordringbaar was. Dat, of zijn lichten waren kapot. Er scheen maar een zwak straaltje uit zijn koplamp dat niet genoeg was om de duisternis te doorboren. Bovendien begon het mistig te worden. Dat was niet normaal. Het was een heiige augustusdag geweest, maar er was geen enkele aanleiding tot mist! Haastig remde hij af, maar tot zijn ontzetting minderde de motor geen snelheid. Integendeel; sneller dan ooit raasde hij van de heuvel af. Zelfs toen Suko tegen alle voorschriften in de voorrem aantrok, bleef de motor met dezelfde snelheid doorrazen. Ook het uitschakelen van de motor hielp niets. Met grote snelheid raasde hij de weg af en het was alleen te danken aan zijn stuurmanskunst dat hij nog niet onderuit was gegaan. Ineens doken er allemaal schimmige figuren op voor zijn motor. Het leek alsof ze bestonden uit de mist waaruit ze verschenen. Het leek alsof lange mistflarden vaster werden en wezens vormden. Afschuwelijke wezens, met lichtende ogen en lange armen met grote klauwen. De wezens strekten,hun klauwen naar Suko uit. Ze leken hem te willen grijpen, maar in plaats daarvan sloegen ze op zijn rug en zijn helm. Een ware regen van slagen kwam op hem neer en Suko kromp ineen om zo weinig mogelijk raakvlak te hebben. Hij drukte zich tegen de zware motor. Het had geen zin om moeite te doen om de slagen te ontwijken. Bovendien was hij druk bezig met het op de weg houden van de motor. Hij hoopte maar dat er geen tegenligger zou komen, want dan waren ze er allebei geweest. Een frontale botsing met deze snelheid zou niemand overleven. Gelukkig bleef de weg verlaten, maar de slagen verdoofden Suko. Onophoudelijk regenden de slagen op hem neer. De helm versterkte het geluid en Suko dacht dat zijn trommelvliezen zouden barsten. Uiteindelijk gebeurde het onvermijdelijke; het voorwiel van de motor kwam in de zachte berm terecht en blokkeerde. De motor kiepte voorover en het achterwiel draaide ineens zonder weerstand huilend rond. Suko werd min of meer weg gekatapulteerd en kwam een eind verder op zijn knieën en armen terecht. Als ervaren motorrijder had hij ook geleerd hoe hij moest vallen en die wetenschap redde hem het leven. Hij viel op handen en knieën, rolde om en om tot hij uiteindelijk op zijn rug terecht kwam. De motor kwam een eind verder totall loss tot stilstand. Heel even bleef het stil. De wezens gleden geruisloos dichterbij en leken op de bewusteloze Suko neer te kijken. Toen Suko kreunend overeind wilde komen glipten ze dichterbij. Moeizaam kwam Suko overeind en zijn eerste reactie was om zijn helm los te maken. Zover kwam hij niet. Eén van de wezens knielde bij hem neer en zijn klauwen gleden over het leren pak, naar de helm en verdwenen als rook onder het vizier. Heel even gleden ze over het voorhoofd van Suko. Die kokhalsde en viel rochelend terug in het gras. Hij schokte even en bleef toen roerloos liggen. De wezens transformeerden zich weer. Ze werden weer mist die zich onnatuurlijk snel terugtrok in de richting van 'Chateau Brouillard'... 


Hoewel ik de kleine man nog nooit van mijn leven gezien had, kwam hij me bekend voor. Jane hapte ook naar adem en greep mijn arm. Logisch, want hoewel je een mens nooit mag beoordelen naar zijn uiterlijk, zag deze man er angstaanjagend uit. Niets leek aan hem te kloppen: zijn ene been was langer dan het andere en zijn te lange armen wiebelden langs zijn lichaam. Hij had een bochel en één opgetrokken schouder, waardoor hij naar voren leunde. Boven de stekende ogen prijkten borstelige wenkbrauwen. Een voorhoofd was er niet; de schedel liep direct boven de wenkbrauwen naar achteren en vormden zijn kale hoofd. De mopsneus stond scheef en op de één of andere manier leken de bruine, vlezige lippen niet meer te kunnen sluiten. Ze toonden een rij onregelmatige, scheve tanden die bruin uitgeslagen waren. "Welkom op 'Château Brouillard'!" riep de man. Hij danste lomp heen en weer waarbij zijn armen zwabberden als van een ledenpop. "Welkom, ja zo welkom! Oh, zo welkom op 'Château Brouillard'! Oh ja, mevrouwtje. Ja, meneertje. Welkom. Oh, zo welkom!" "Jacques! Zo is het genoeg!" striemde ineens een stem door de lucht en onmiddellijk stopte de zonderlinge man met dansen. Hij kromp ineen en liep zijwaarts weg in de richting van het kasteel. 'Wie was dat?" vroeg Jane verbluft. "Dat is mijn bediende Jacques," antwoordde dezelfde stem in mijn plaats. Op hetzelfde moment kwam een grijze, zeer gedistingeerde man het kasteel uit. Hij boog lichtjes naar Jane en naar mij en glimlachte, waardoor zijn door rimpels getekende gezicht op een aangename manier vertrok. "Neemt u zijn gedrag maar niet al te serieus," zei hij innemend. "Die arme Jacques is nu eenmaal niet wijzer, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om hem te ontslaan. Hij doet zijn werk goed en goed personeel is tegenwoordig niet zo gemakkelijk te krijgen, nietwaar? U moet hoofdinspecteur John Sinclair zijn en dus moet u Jane Collins zijn," ging hij door. Hij boog weer en nam de hand van Jane. Hij drukte er zwierig een kus op en maakte een weids gebaar naar het kasteel. "Ik ben de Comte de Brouillard en ik ben blij dat u gekomen bent." "Aangenaam," zei ik. Ik schudde hem de hand. "Het gaat natuurlijk over het meisje; Michelle Larane." "Ja, ik weet het." Hij boog het hoofd. "Ze is nog altijd niet opgedoken." "Ik ben blij dat wij hier op het kasteel mogen blijven," zei ik. "Dat zal het onderzoek vergemakkelijken." "U bent mijn gast zolang als nodig is," zei de Comte. "Hoewel ik vrees dat het lang zal duren." "Volgens sergeant Frambon zou het meisje weggelopen zijn," merkte ik op. 'Waarom zou het onderzoek dan lang duren?" Hij keek me aan. "Omdat ze niet is weggelopen. Frambon denkt dat, maar Frambon denkt ook dat er huzaren in een huzarensalade zitten." Hij glimlachte kort om zijn eigen grapje. "Kort gezegd ben ik het niet met hem eens. Ik denk dat die Pierre gelijk heeft, hoofdinspecteur." "John," zei ik. "Ik denk dat Pierre gelijk heeft, John. Ik denk dat wezens het meisje inderdaad naar het kasteel hebben gesleept. Ik geloof hem. Ziet u, ik heb studie gedaan naar dit kasteel, al sinds het in mijn bezit is. Zo ben ik ook op uw naam gekomen, Mr. Sinclair... John." "Daar kunnen we het later over hebben," zei ik. Ik wierp een blik over mijn schouder. "Mijn partner, Suko is nog altijd niet komen opdagen en ik vrees dat hij motorpech heeft. Hij zou hier allang moeten zijn. Jane, waarom ga jij niet met de Comte mee naar binnen en maak het je gemakkelijk. Ik ga ondertussen terug en zie of ik Suko kan vinden." "Wilt u met die wagen terugrijden?" vroeg de Comte ontzet. "Dat is bijna onmogelijk!" "Als u een ander vervoermiddel hebt," zei ik, "dan hou ik me aanbevolen." "Het spijt me," zei hij. "Ik ga bijna nooit naar beneden en als ik wel ga dan is het te voet. Ik heb helaas geen auto." "Dan moet het met de Bentley," besloot ik. "En Jane wil niet meer meerijden met mij." "Niet over die weggetjes," zei Jane huiverend. "Dan blijf je hier. Ik ga Suko opvangen." Ik gaf Jane een kus en knikte naar de Comte. Jane keek me somber na terwijl ik keerde en de smalle weg opreed. Jane had gelijk: nu zat ik aan de kant van de afgrond en het was geen aangenaam gevoel. Het leek alsof de zijkant van de Bentley over de rand hing en ik kon slechts stapvoets rijden. We zouden heel binnenkort een ander vervoermiddel moeten hebben, anders zou iemand nog zijn nek breken. Maar ik bereikte de vallei en ik kon wat meer gas geven. Het begon onderhand donker te worden en ik ontstak de lichten. Vanaf hier ging de weg recht vooruit en hoewel Suko nu onderhand ook met volle verlichting zou moeten rijden, zag ik over heel de lengte van de weg geen enkele tegenligger. Hoewel ik tegen Jane had gezegd dat ze zich geen zorgen hoefde te maken, deed ik dat zelf wel. Suko wist dat we direct met het onderzoek zouden beginnen en hij zou nooit zo'n grote omweg maken. Daarom maakte ik me zorgen. De eenvoudige verklaring zou zijn dat hij gewoon motorpech had, maar als je al een hele tijd met geesten en demonen werkt, verleer je het wel om van de eenvoudige oplossingen uit te gaan. Natuurlijk kon het altijd wel iets gewoons zijn, maar daar ging ik allang niet meer vanuit. Ik reed nu wat sneller en ik miste het bijna. In mijn ooghoek zag ik iets schitteren langs de weg en ik remde schielijk. Onmiddellijk schakelde ik in de achteruit en reed terug. Ik had me niet vergist. Ik stapte uit en keek neer op de resten van een zwarte motor. Een zwarte Harley Davidson! Suko's motor! Suko was verongelukt en hoewel natuurlijk zoiets kon gebeuren had ik er een ongemakkelijk gevoel bij. Ik keek om me heen, maar zag hem nergens. "Suko!" Ik riep tegen beter weten in. Dof weergalmde mijn stem in het donkere bos. Ik hield mijn handen als een trechter voor mijn mond. Ineens zag ik hem. Hij lag in de berm, onder een grote eik en hij bewoog niet. Hij reageerde niet op mijn roepen en ik voelde mijn hart in de keel kloppen toen ik op hem af rende... 


"Ik wil u nogmaals mijn verontschuldigingen aanbieden voor het gedrag van Jacques," zei de Comte. "Hij is wat eh... zonderling." "Ik begrijp het wel," zei Jane. "Hoewel hij duidelijk gestoord is, is hij min of meer een geval dat je niet aan zijn lot kunt overlaten. Ik heb medelijden met hem, monsieur le Comte." "Medelijden?" De Comte fronste zijn wenkbrauwen. "Nu ja, dat zou kunnen. Zal ik u uw kamers laten zien? U wilt zich vast wel opfrissen na de lange reis." Dat leek Jane een goed idee en ze volgde de Comte naar binnen. De kamers die de Comte voor ons had gereserveerd lagen aan de kant van de vallei en Jane haalde een keer diep adem toen ze uit het raam keek. Recht onder het raam verdween de wereld in de diepte. Stijl liep de rots af naar beneden en in het afnemende licht kon ze de bodem van de afgrond al niet meer zien. "Ik hoop dat de kamers naar uw zin zijn?" Hoewel Jane liever een kamer had gehad waar ze niet in de val zou zitten, zette ze die gedachte van zich af. Net als Suko had ze er maar al te graag mee ingestemd om mij te vergezellen naar Frankrijk voor deze opdracht. Zij zagen het meer als een uitje naar het Europese vasteland en tot nu toe was er niets te merken van duivelse invloeden of van zwarte magie. Dit was gewoon een uitje en ze moest zich niet laten intimideren door een kamer die geen enkele manier tot ontsnappen bood. Dus ze knikte gedwee. "Ik denk dat ze prima in orde zijn, monsieur. Ik ben u zeer dankbaar voor uw gastvrijheid." Hij boog hoffelijk. 'Tot mijn spijt zijn er geen andere gasten om het verblijf wat aangenamer te maken," zei hij. "Ik leef hier alleen met mijn bediende en ik stel mijn leven ten dienste van de wetenschap. Ik doe hier onderzoek." "Naar de magie?" "Onder anderen," zei hij. "Ik bestudeer de geschiedenis van dit kasteel al sinds het in mijn bezit is." "En heeft u al wat interessants gevonden?" wilde Jane weten. " Dat hangt er vanaf wat men interessant vindt," was het raadselachtige antwoord. "Ik zal u nu alleen laten, mademoiselle. Als Mr. Sinclair terugkeert zullen we kunnen eten." Hij boog lichtjes en verliet de kamer. Jane knikte en keek hem na terwijl hij het vertrek verliet. Ze kon het onbehaaglijke gevoel niet van zich afschudden en sloot de deur achter hem af. De tussendeur naar de andere kamer was afgesloten en de sleutel stak aan haar kant. Ze glimlachte even. Zij zou dus kunnen bepalen of er iemand vannacht binnen kon komen of niet. Methodisch begon ze aan het uitpakken van haar kleren. Ze legde de kleren inde kast en richtte het plankje onder de spiegel in de badkamer in. Het stond bijna helemaal vol met haar spulletjes. Plotseling hoorde ze iets achter zich en ze wervelde rond. Weer bleef de adem in haar keel stokken toen ze de gebochelde zag, maar nu was het meer omdat hij ineens in haar kamer was . Ze reageerde onmiddellijk. Nog voor hij kon aanvallen strekte ze haar been en gaf hem een karatetrap tegen zijn misvormde borst. Hij vloog achteruit en viel ruggelings op het bed. Hij strekte zijn misvormde handen uit toen ze hem wilde beetpakken en Jane aarzelde. Ze zag iets in de ogen van de bediende dat haar deed inhouden en ze zette haar handen in de zij. Hij leek geen kwaad in de zin te hebben, maar aan de andere kant was hij wel haar kamer binnengedrongen. Hoe had hij binnen kunnen komen? De deur was afgesloten en ze was er zeker van dat hij nog niet in de kamer was geweest toen ze met de Comte binnenkwam. "Jacques, wat wil je van mij?" 'Weg!" riep hij onbeheerst. Speeksel spatte op de schone sprei. "Jullie wegwezen!" Hij draaide met zijn ogen en probeerde haar polsen te pakken. 'Weggaan, nu!" "Miss. Collins?" Er werd op de deur gebonsd. Het was de Comte. "Is alles in orde? Doet u onmiddellijk open, alstublieft!" Geschokt zag Jane de verandering die zich voltrok in het gezicht van de bediende. Hij kromp letterlijk ineen en keek met een angstig gezicht naar de deur. "Kom." Ze greep de verblufte man bij zijn jasje en trok hem achter de deur. Ze legde haar wijsvinger tegen haar lippen en opende de deur. "Monsieur le Comte," zei ze, "er is niets aan de hand. Ik was even geschrokken en..." Zonder pardon duwde hij haar opzij en stapte de kamer binnen. Hij keek snel rond en kreeg de bediende in de gaten. Wild gebarend snauwde hij iets in een onbekende taal tegen de man en Jacques sloop als een geslagen hond de kamer uit. "Neemt u mij alstublieft niet kwalijk," zei de Comte beminnelijk. "Het zal niet meer voorkomen." Hij draaide zich met een ruk om en liep achter Jacques aan. Jane huiverde en deed de deur weer op slot. Ze begreep er niets van. Had Jacques gezegd dat ze moesten weggaan? Had hij hen willen waarschuwen? Voor wie? Of, voor wat? Ze kwam er niet uit en ging op het bed zitten. Het werd snel donker buiten en het kasteel leek te worden omsloten door een diepe duisternis. Jane zat op het bed en wenste dat haar John maar terugkwam... 


Suko lag op zijn rug met zijn armen weid gespreid en hij bewoog niet. Zelfs niet toen ik bij hem neerknielde en voorzichtig zijn arm aanraakte. Hij was ongetwijfeld met de motor over de kop geslagen en moest een behoorlijke salto gemaakt hebben. Was hij gewond? Dat kon bijna niet anders, maar hij zag er niet gewond uit. Ik zag nergens bloed en zijn ledematen leken er normaal uit te zien. Toch was hij buiten bewustzijn. Ik boog me dieper om hem heen en zag achter het donkere glas van het vizier zijn ogen wijdopen staan. Hij keek me recht aan en kwam ineens overeind. Ik deinsde terug. Was het niet erg toevallig dat hij ineens bijkwam nu ik in de buurt was? Ik zag de van haat vervulde blik net iets te laat. De armen van Suko vlogen omhoog en hij raakte me vol in de borst. Door de kracht vloog ik achteruit en kwam op mijn rug terecht. Met een klap werd de lucht uit mijn longen geperst en naar adem happend bleef ik liggen. Heel even werd het zwart voor mijn ogen en ik voelde het gewicht van Suko op mij terecht komen. Zijn enorme handen sloten zich om mijn keel. Ik opende mijn ogen en zag de vertrokken uitdrukking op zijn gezicht. Hij keek me aan met een blik vol haat en hij perste zijn tanden opeen toen hij begon me te wurgen. "Suko," zei ik raspend. "Nee! Kom tot jezelf!" Ik begreep dat hij niet zichzelf kon zijn. Suko en ik hadden onze kleine meningsverschillen maar we maakten nooit ruzie. Zeker niet, op het niveau dat hij mij zou willen wurgen! Hij was onder de invloed van andere krachten en die hadden Suko ingezet om mij te vermoorden! Hier was maar één oplossing mogelijk en moeizaam bracht ik mijn handen naar mijn borst. Ik verspilde geen moeite met het bestrijden van Suko zelf. Dat zou verspilde moeite zijn en bovendien wilde ik hem geen pijn doen. Ik kreeg het kettinkje te pakken waaraan mijn Zilveren Kruis hing en rukte het tevoorschijn. Er sprong een knoopje van mijn hemd, maar het effect was zoals ik gehoopt had. Suko deinsde terug en viel op zijn beurt op zijn rug. Hij steunde op zijn ellebogen en hief afwerend één arm omhoog.Hij kon zijn ogen niet afwenden van het Zilveren Kruis en toen ik dichterbij kwam kroop hij als een krab opzij. "Suko, ik moet dit doen," zei ik zacht. Ik liet me ineens op mijn knieën vallen en drukte met een snelle beweging het kruis tegen zijn borst. Hij gilde en onmiddellijk begon het Zilveren Kruis te roken. De vier benen gloeiden en ik rook een scherpe geur. Toen was het voorbij. Suko viel krachteloos opzij en de zinderende gloed in het Zilveren Kruis verdween. "Au, man!" Suko bracht zijn hand naar zijn voorhoofd. 'Wat is er gebeurd?" Opgelucht haalde ik adem. De ban was niet zo sterk geweest dat hij de kracht van mijn Zilveren Kruis kon weerstaan en Suko was weer zichzelf. Moeizaam kwam hij overeind en wreef over zijn slapen. 'Waar ben ik?" Hij knipperde met zijn ogen. "John?" "Hey," zei ik rustig. "Daar ben je weer." "Ik ben..." Zijn ogen gingen zoekend rond. "Ik ben gevallen?" Hij kreeg de motor in het oog en kwam razendsnel overeind. Hij knielde bij de motor neer net zoals ik bij hem was neergeknield. Met een ongelovig gezicht streek hij over de gehavende tank van de motor. "Hoe kon dit gebeuren?" 'Wel, zeker weten doe ik het niet," zei ik, "maar volgens mij ben je aangevallen door onze vijanden." "Dat moet haast wel." Hij likte zijn lippen. 'Wat is er gebeurd?" vroeg hij. 'Waarom heb jij je Zilveren Kruis in je handen? Heb ik..." Zijn hand schoot weer naar zijn voorhoofd. "Heb ik je weer aangevallen? Was ik weer in de ban van het kwade?" "Denk het." Het was al eens eerder gebeurd en net zoals toen kon ik hem dat niet kwalijk nemen. Iemand die in de ban van het kwade is, kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor zijn acties. Desalniettemin had hij me bijna vermoord. Het was een kwalijke zaak als iemand als Suko in de ban van het kwade is en je wil vermoorden, geloof me. Ik legde mijn hand op zijn schouder. 'Trek het je niet aan. Je was vrij snel weer jezelf. Bovendien laat ik me zomaar niet vermoorden. Zelfs niet door jou." Zijn lachje was maar waterig en ik zag de zorgen op zijn anders zo ondoorgrondelijke gezicht. Hij wendde zich af en bekeek de motor. "Die is naar zijn vaantjes," zei hij. "Daar kan ik niets meer aan repareren." 'We moeten hem laten ophalen door de politie," zei ik. "En dan moeten we naar het kasteel. Jane wacht daar op ons." Suko knikte. Zijn ritje met de motor was voorlopig voorbij. We reden met de Bentley naar het politiebureau in Nouvatelle. Sergeant Frambon beloofde dat hij de motor zou laten ophalen en had zelfs een vierwielaangedreven wagen voor ons. "Dat is altijd beter dan uw grote wagen," zei hij. "U zou nog verongelukken op dat smalle weggetje." Suko wist niet wat hij bedoelde, maar daar kwam hij al snel achter. En hij had nog geluk want omdat deze wagen het stuur aan de linker kant had, keek ik in de afgrond en moest ik bovendien wennen aan de auto waarin alles andersom zat. Maar we bereikten zonder kleerscheuren het kasteel. Suko keek zijn ogen uit toen Jacques open deed, maar hij zei niets. Ook Jacques gebaarde ons alleen zwijgend dat we konden doorlopen. Jane kwam ons tegemoet en ze omhelsde me innig. In een paar woorden vertelde ze ons wat de bediende had gezegd en ik bracht haar op de hoogte van het ongeluk van Suko. "Dus dan zal die jongen toch gelijk hebben," zei ze. "Er is iets aan de hand met dit kasteel." Ik knikte. "Dat lijkt me wel duidelijk. Kom, laten we naar binnen gaan. Ik heb honger en voor morgenochtend kunnen we toch niets meer doen." Toen we de grote hall betraden, viel achter ons de zware houten deur dicht. Als door onzichtbare handen schoven de beide grendels dicht. We waren ingesloten. Suko en ik sprongen onmiddellijk op de deur af, maar de grendels lieten zich niet terugschuiven. "John! Pas op!" riep Jane in paniek. We wervelden rond en heel even bevroor het bloed in mijn aderen. De harnassen die langs de wanden stonden, kwamen in beweging. Ze kwamen op ons af met zwaarden en ploertendoders... 


Het waren er een stuk of acht. Ze hadden in de enorme hall in zes nissen gestaan, zoals in zoveel oude kastelen. Aan weerszijden naar de ingang naar de overige vertrekken hadden er nog twee gestaan. Levensgrote harnassen. In veel andere, oude kastelen waren die dingen leeg en niet meer dan overblijfselen uit de oude tijd, maar hier, in 'Château Brouillard' waren het acht gevaarlijke vijanden! "Jane! Mijn koffer!" Ik had in een oogopslag gezien dat Jane dicht bij de wenteltrap naar boven stond en zij had nog een kleine kans om te ontsnappen. Jane knikte en rende struikelend naar de trap. "Blijf dicht bij elkaar," zei Suko, "dan kunnen ze ons in ieder geval niet in de rug aanvallen!" Ik knikte en schoof opzij. Zij aan zij stonden we klaar om de vijanden een warm onthaal te bieden. "Dat wordt niks," mompelde Suko. 'We zijn ongewapend!" Ik antwoordde niet, maar haalde mijn Beretta tevoorschijn. Ze was geladen met gewijde, zilveren kogels, maar ik wist niet of ze iets zouden uithalen tegen deze wezens. Langzaam kwamen ze op ons af. Het geluid van hun stalen voeten weerkaatste tegen de kale muren. De harnassen hielden ploertendoders en enorme zwaarden in hun handen. Eén van hen stond het dichtst bij. Hij had een enorm tweehandig zwaard dat hij hoog boven het hoofd hief. Ik richtte de Beretta en drukte af. De kogel ketste tegen de gepantserde borst en ricocheerde. De kogel verdween jankend in de balken. "Man!" riep Suko uit. "Die dingen halen niets uit!" Maar ik had wel gezien dat het harnas even wankelde toen ik hem trof. Misschien kon de kogel hem niet uitschakelen, maar erg lekker vonden ze het niet. Ik richtte snel m'n aandacht op Suko want hij verkeerde in moeilijkheden. Een harnas kwam met zijn beide armen weid uitgespreid op hem af. Hij was van plan om Suko's hals tussen die enorme handen te nemen, maar ik schoot het magazijn van de Beretta leeg op de borst. Ik moest daarbij uitkijken dat ik Suko niet raakte of dat hij niet geraakt werd door de rondvliegende kogels, maar het was het enige wat ik kon doen. Suko verzette zich uit alle macht, maar hij speelde het niet klaar om ook maar enige beweging in de armen te krijgen. Door de inslagen van de zilveren kogels verzwakte het wezen een moment en Suko kreeg de tijd om tussen de handen weg te duiken. Hij liet zich vallen en zijn voet zwaaide door de lucht in een enorme karatetrap. Hij trof doel en de rechterarm brak af en viel ratelend op de grond. Dat harnas zou het voorlopig wat lastig hebben als hij iemand wilde wurgen. Maar hij was nog niet uitgeschakeld en alleen door bliksemsnel om te rollen kon Suko aan de andere arm ontkomen. Ik had ineens mijn eigen zorgen. Een harnas met een tweehandig zwaard doemde voor me op en ik kon de houw met het enorme wapen alleen ontwijken door me te laten vallen en bliksemsnel om te rollen. De inslag van het zwaard verbrijzelde de tegels op de plek waar ik zonet nog had gestaan. Het zwaard brak af en een groot stuk tolde door de lucht. Maar een afgebroken tweehandig zwaard is nog altijd een dodelijk wapen en het harnas maakte zich klaar voor een tweede slag. Terwijl ik me liet vallen rukte ik mijn hemd los en haalde het Zilveren Kruis tevoorschijn. Met één hand hield ik het afwerend van me af en probeerde tegelijkertijd de slag te ontwijken. Ik was te laat. Ik zag het afgebroken einde op me af komen, maar op het allerlaatste moment hield de kracht van het Zilveren Kruis de zwaai tegen. Het schampte af op een onzichtbaar krachtveld en het harnas struikelde. Ik lichtte hem eenvoudig beentje en hij viel kletterend op de grond. Het vizier rolde weg en ik gaf er een schop tegen. Eén harnas uitgeschakeld. Eén van de acht. Ik snelde naar voren toen ik zag dat Suko nu werkelijk in nood was. Een harnas stond over hem heen gebogen met de stalen handschoen met daarin een enorme ploertendoder hoog opgeheven. Het ding was stukken groter dan Suko zelf en als hij de kans kreeg om uit te halen zou de stalen bol Suko verpletteren! Ik snelde toe en drukte het Zilveren Kruis tegen de opgeheven arm. Er klonk een knarsend geluid en ik voelde het Zilveren Kruis in mijn handen vibreren. Vonken spatten in het rond toen de stalen arm verbrijzelde en in drie stukken op de grond viel. De stalen handschoen bewoog nog en ik schopte hem weg. Snel rukte ik Suko opzij. Met het Zilveren Kruis kon ik het harnas afremmen en een onderdeel beschadigen, maar de kracht was niet groot genoeg om hem uit te schakelen. Wellicht bood het staal van het harnas zelfs nog bescherming tegen de krachten van het Zilveren Kruis. Een ander harnas benaderde me van achteren en probeerde met in tweeën te hakken met een zwaard, maar ik kon nog net wegduiken en hij vernielde zijn zwaard tegen de stenen muur. Onmiddellijk ramde ik het kruis tegen het vizier. Ook dit harnas week terug, maar er waren er teveel. Ik kon niet bij allemaal dicht genoeg bij komen om ze allemaal aan te raken. Zodra ik het Zilveren Kruis weg nam vielen ze weer aan! "Jane!" Ik zag Jane de trap afkomen en waagde een uitval. Ik ramde een harnas het kruis tegen de rug en duwde hem opzij. Jane legde het koffertje op de trap zodat ik hem kon openen. Ondanks de druk moest ik even een moment van rust nemen. Eén fout bij het openen van het koffertje zou een verdovend gas verspreiden. Een afdoend middel tegen ongewenste indringers, maar in dit geval kostte het bijna teveel tijd. Ik kreeg het koffertje open en keek naar de uitgestalde wapens. Veel keus had ik niet. De zilveren dolk was nutteloos, sinds de Beretta al niets uitgehaald had. Mijn tweede Beretta had dus ook geen enkel nut. Snel viste ik de demonenzweep uit de koffer en gooide die naar Suko toe. Onmiddellijk schoten de zeven uiteinden uit het handvat en op het moment dat Suko hem kon vangen was hij klaar om gebruikt te worden. Ik besloot dat ik niet wilde toekijken, nam snel een stuk magisch krijt en haastte me terug. Een harnas wilde me aanvallen en ik besloot om gelijk de proef op de som te nemen. Ik stak het Zilveren Kruis uit en duwde hem terug. Met mijn andere hand tekende ik met het magische krijt een symbool van de witte magie op de borst en dat hielp. Hij viel opzij, rolde om en bleef roerloos liggen. "Dit is het, Suko!" "Haha," was het antwoord. "Dit ook!" Hij zwaaide de demonenzweep en telkens als één van de uiteinden een harnas raakte, vlogen de vonken door de lucht. Hij kon op die manier armen afhakken en een harnas stoppen in z'n aanval. Hij sloeg het been van een aanvallend harnas af en het viel dreunend opzij. Onmiddellijk schoot ik toe, tekende het magische symbool en richtte me weer op. Een aanval van achteren! Ik dook over het voor me liggende harnas heen, rolde om en schoot terug met het Zilveren Kruis in mijn hand. Dat remde het harnas af en ik tekende weer een magisch symbool. Links van mij hoorde ik een rammelend geluid en ik wervelde rond, maar het was een harnas dat in stukken uiteen viel. Jane had de gnostische steen uit het koffertje genomen. De groen schemerende steen met de afbeelding van de slang die in zijn eigen staart bijt had ook het gewenste effect op de harnassen. Nu stonden we iets sterker, maar de aanvallen bleven komen. "John, duiken!" Ik reageerde onmiddellijk, liet me vallen en zag hoe een uiteinde van de demonenzweep door de lucht floot. Eén arm van een harnas werd afgehakt en kletterde tegen de hand van de andere arm. Het harnas had mijn hoofd graag tussen die twee handen gehad, begreep ik. Als dat gelukt zou zijn had ik me geen zorgen meer hoeven te maken over mijn belastingaanslag van dat jaar. Ik gunde me geen tijd om Suko te bedanken, schoot naar voren en tekende het magische symbool op de helm van het harnas. Hij ging krakend neer. Opgewonden keek ik om me heen, maar het leek erop dat we met zijn drieën de aanvallen hadden doorstaan. De vloer lag bezaaid met onderdelen van harnassen, maar niet eentje bewoog nog. Ik keek Jane grijnzend aan en veegde een sliert haar van mijn voorhoofd. Ze stak haar duim omhoog en knikte naar Suko. "Alles oké?" "Beter kan niet," zei Suko. Hij hield de demonenzweep omhoog. "Goeie blikopener, zo'n ding." "Hou maar bij je," zei ik terwijl ik de gnostische steen van Jane overnam. "Misschien kun je hem nog gebruiken." Ik stak het krijt en de gnostische steen terug in het koffertje. "Mijn hemel!" klonk het ineens vanaf de balustrade. "Wat is hier gebeurd?" "Monsieur le Comte," zei ik grimmig. "Waar komt u ineens vandaan?" "Ik kon mijn kamer niet uitkomen," zei hij klagend. Hij daalde met snelle passen de trap af. 'Wat is er gebeurd?" "Uw blikken soldaatjes wilden ons aanvallen," zei ik. "Het lijkt erop dat u moet uitkijken naar een andere versiering voor uw hall." "Chinese vazen," zei Suko. "Die zijn oók mooi en ze zijn niet zo hard. Bovendien zijn ze niet zó heel duur als er made in Tokyo op de onderkant staat." "Dat is Suko," zei ik. De Comte knikte en keek om zich heen. Hij leek niet ingenomen met de ravage, maar dat kon natuurlijk komen omdat de harnassen, toen ze nog gewoon harnassen waren, een fortuin waard waren geweest. "Gelukkig dat jullie het overleefd hebben," zei hij. "Dan zou de voorspelling dus toch uitkomen?" "Welke voorspelling." De Comte zuchtte. "Ik heb oude geschriften gevonden waarin beschreven staat dat dit zou gebeuren. De zielen in de uitrustingen zouden tot leven komen en dood en verderf zaaien." "Wel, dat waren de uitrustingen," zei ik. De Comte knikte. "U heeft ze behoorlijk te grazen genomen," zei hij. "Niemand zou ooit gedacht hebben dat het u zou lukken. Maar als deze voorspelling is uitgekomen staat ons nog heel wat te wachten, Mr. Sinclair." Ik klapte het koffertje dicht. Ik hield er niet van als buitenstaanders interesse in mijn koffertje hadden. En de Comte was een buitenstaander, al had hij ons dan ook zelf te hulp geroepen. "Laten we gaan eten," stelde de Comte voor. Hij ging ons voor naar de eetzaal, waar de tafel al gedekt stond. Drie kandelaars met elk vier kaarsen verlichtten de tafel en ik voelde onmiddellijk mijn honger weer de kop opsteken. "Gaat u zitten" zei de Comte terwijl hij hoffelijk de stoel voor Jane aanschoof. Jacques, de bediende, begon het eten op te dienen en ondanks zijn onhandige uiterlijk ging hem dat heel handig af. "Waar was jij eigenlijk tijdens onze strijd?" vroeg ik aan de bediende. Jacques reageerde niet en ik wilde net mijn vraag herhalen toen de Comte zijn hand op mijn arm legde. "Jacques kan je niet horen," zei hij. "Hij is doof. Hij kan alleen begrijpen wat je zegt als hij je kan aankijken." "U bedoelt dat hij kan liplezen?" vroeg Jane. "Precies." Hij wuifde de bediende met een ongeduldige handbeweging weg. "Laten we eten. Ik hoop dat het jullie, ondanks deze kleine onderbreking, goed mag smaken." "Kleine onderbreking," merkte ik op. "Is dat niet een beetje zwak gezegd?" De Comte keek me aan. "Ik begrijp dat u hier van onder de indruk bent," zei hij, "maar dit is werkelijk maar een kleine onderbreking vergeleken met wat er gaat gebeuren als de rest van de voorspelling uitkomt." 'Want?" De Comte bediende zich van het vlees. "De geschriften spreken van een tijdperk van toenemende gruwel en dood." "Leuk," meende Suko. "Hier in het kasteel? En wanneer komt dat tijdperk tot een einde?" "Als er zich in dit kasteel geen enkel levend wezen meer zal bevinden," zei de Comte. "Kunt u mij de saus even aangeven?" 


De maaltijd verliep grotendeels zwijgend. Enerzijds omdat het al elf uur 's avonds was en wij als hongerige wolven op het eten aanvielen en anderzijds omdat de Comte elke conversatie uit de weg leek te gaan. Zeker als het ging om de geheimzinnige voorspellingen hulde hij zich in stilzwijgen. Hij beweerde dat hij het grootste gedeelte niet begrepen had omdat het in een onbekende taal was geschreven. "Maar u kunt morgen zelf kijken," zei hij. "Mijn bibliotheek staat tot uw beschikking." Ik drong niet verder aan. Meestal geef ik er de voorkeur aan om inderdaad zelf mijn bevindingen te doen. De mening van de Comte zou mijn beeld alleen maar vertroebelen. Het eten was van uitstekende kwaliteit. Menig Frans restaurant in Londen zou haar vingers mogen aflikken bij dit eten en zelfs Sheila Conolly, die een uitstekende kokkin was, zou moeite hebben om deze kwaliteit te evenaren. Was dit alles klaargemaakt door de onhandige, dove bediende van de Comte? Dit kasteel zat vol met verassingen. Na het eten kozen we al snel voor onze kamers. Ik was dodelijk vermoeid en morgen zou ons een lange dag te wachten staan. Suko had een kamer naast de onze gekregen en daar was ik blij om. Omdat dit kasteel vol zat met verrassingen wilde ik graag zo dicht mogelijk bij elkaar blijven. Op die manier konden we elkaar snel te hulp schieten als er iets zou gebeuren. "John," zei Jane klagend toen wij ons klaarmaakten om naar onze eigen kamer te gaan. "John, deze ouwe kastelen zijn zo kil en koud." Ze keek me aan met een lachje dat ik heel goed kende. "Mag ik bij jou in je bedje slapen?" "Nou," zei Suko, "dit kan ik niet aanzien. Welterusten allemaal." Hij draaide zich om terwijl Jane me omhelsde en me smekend aankeek. "Ik geloof, dat ik een beetje bang in het donker ben." Ik wilde antwoorden, maar op dat moment weerkaatste het brullen van een motor tegen de heuvels. Iemand raasde met grote snelheid op het kasteel af. Ik liet Jane los en merkte hoe Suko iets eerder dan ik bij het raam was. Een motorfiets reed het bordes op en bleef voor de deur staan. Een jongeman stapte af en deed zijn helm af. Zoekend keek hij om zich heen en hij bonsde op de deur. Niemand deed open. "Gek," zei ik. "Jacques is doof, maar de Comte zou dit toch moeten horen?" "Het lijkt me dat hij niet wil opendoen," zei Jane. De jongen liep rusteloos heen en weer en hij wilde blijkbaar alweer op zijn motor stappen toen zijn blik omhoog gleed en hij ons in de gaten kreeg. "Bent u Engelaar?"  'Watte?" "Hij bedoelt of wij Engelsen zijn," zei ik. "Zijn accent is verschrikkelijk." "Hij probeert het toch in ieder geval," zei Suko. Hij boog zich voorover en maakte het raam open. 'Wij zijn Engelsen," riep hij naar beneden. 'Wie bent u?" "Pierre Arambon!" Ik trok me haastig terug en liep naar de deur. "Met die jongen wilde ik al spreken." Ik haastte me door het duistere kasteel naar beneden en opende de deur. Van Jacques of de Comte was geen spoor te bekennen. "Kom mee naar boven," zei ik. "Ik denk dat wij iets te bespreken hebben." De jonge knikte en volgde me naar boven. Ik stelde Suko en Jane voor en sloeg de armen over elkaar. De jongen zag er ellendig uit. Hij was jong en sportief, maar nu was zijn blonde haar onverzorgd en hingen zijn schouders af. Hij was bleek en had een donzige baard van een paar dagen. "U zult Michelle vinden, Oui?" 'We zullen ons best doen," zei ik. "Vertel me eens precies hoe ze verdwenen is?" De jongen deed verslag van die angstige nacht. Veel nieuws kreeg ik van hem niet te horen. "En Jacques beweerde dat er niemand was binnengekomen?" vroeg Jane en Pierre knikte. "Gek," meende Suko. "Ik dacht dat hij doof was? Hoe kon hij dan weten wat je wilde?" "Dat doet er niet toe," zei Jane. "Misschien moest hij liegen van de Comte. Dat zou betekenen dat ze er beide mee te maken hebben. Of hij moest liegen van iemand anders." "Sergeant Frambon gelooft niets van jouw verhaal," zei ik. "Hij beweert dat Michelle je gewoon verlaten heeft." "Frambon is idiot," snoof Pierre. "Hij weet niet wat er gebeurt. Wij mogen elkaar niet zo. Het is gewoon zo. Bovendien zou ik wel een simpeler verhaal verzonnen hebben als zij gewoon weggegaan was, huh?" "Daar heb je wel gelijk in," zei ik. "Ik zou kunnen zeggen dat ik het uitgemaakt heb," ging hij door. "Maar ik heb het niet uitgemaakt en Michelle is niet weggegaan! Wij houden van elkaar en ze smeekte me om haar te helpen! Maar ik kon niets doen!" "Ik geloof je," zei ik, "en ik beloof je dat we je vriendin zullen zoeken." "U zegt, zoeken." Hij keek me onderzoekend aan. "Betekent dat, dat u niet weet of u haar zult vinden?" "Precies dat betekent het," zei ik grimmig. "Ik zeg je wel dat je je er niet mee moet bemoeien. Als ze gevonden wordt, dan vinden wij haar." Hij knikte. "Ik weet toch niet waar ik moet zoeken." Hij boog het hoofd en liep naar de deur. Op dat moment leek de jongen van negentien eerder een ouwe man van negentig.


Op het moment dat hij de deurknop in z'n handen nam weerklonk van buiten een heldere stem. "Hey, Pierre! Waar ben je?" Pierre keek me verwilderd aan. "Dat is de stem van... Dat is Michelle!" Hij haastte zich naar het raam. "Ze staat daar beneden!" Hij draaide zich om en rende naar de deur. "Ik moet naar haar toe!" Ik keek de anderen niet begrijpend aan. Was die Michelle dan toch niet gegrepen door demonen? Was hier dan gewoon niets aan de hand? Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Daar stonden nog twee motoren. Op één ervan zat een jongeman in het zwart gekleed. Zwart leer, leek het wel. Op de andere motor zat een jong meisje achterop bij een ook al zo in het zwart geklede jongeman. Beide jongens hadden bleke gezichten, tegen het zwarte leer en één van hen had een kleine sik. Michelle sprong van de motor af toen de poort beneden open ging en toen ik me naar voren boog zag ik Pierre naar buiten komen. Hij bleef staan toen Michelle hem schattend aankeek. "Nou?" vroeg ze. "Ben je niet blij om me te zien?" 'Waar kom je vandaan, Michelle? Wie zijn die jongens?" "Ho, ho..." Michelle wierp het hoofd in de nek. 'Wat is dat nou? Ben je jaloers, ouwe rocker?" "Waar ben je geweest, Michelle? Ik heb je dit kasteel zien binnengaan! Hoe ben je hier weggekomen? En wat moet je met die jongens? Je houdt niet eens van rockmuziek!" "Mijn lieve Pierre." Michelle wankelde even. Ze leek wel dronken of onder invloed van het één of ander. "In de eerste plaats ben ik geen verantwoording schuldig aan jou. En in de tweede plaats..." Ze dacht even na. "Oh ja, in de tweede plaats hoef jij mij niet te zeggen waar ik wel en waar ik niet van hou. Of met wie ik omga." Ze keek hem uitdagend aan. "Dit zijn Kai en Daniël." "Jij hoort bij mij, Michelle. Niet bij dergelijke jongens. Je had altijd een hekel aan dergelijke lieden!" "Hey." Eén van de jongens stapte van zijn motor af en ging voor Pierre staan. 'Wat bedoel je daarmee, knul?" "Niks." Pierre week haastig terug. "Ik bedoel alleen dat Michelle nooit van jullie muziek gehouden heeft." "Doe ik wel. In feite ga ik met ze naar de Violon. Ga je mee?" "Naar de Violon?" "Ja!" Ze deed een paar stappen achteruit tot ze weer bij de motor stond. "Of mag dat soms niet van jou?" "Ik bedoel alleen datje het daar maar niks vond! Een paar dagen geleden wilde je er nooit meer naartoe." "Nou, nu wil ik er wel naartoe. Misschien omdat Kai er naartoe gaat." Ze streek de jongen met het sikje liefdevol over zijn arm. "Hè, Kai?"  "Michelle! Dat kun je me niet aandoen! Wij horen bij elkaar." "Ik ga alleen om met jongens die mij kunnen bijhouden," zei ze uitdagend. "Ben jij dat, Pierre? Of gaat het te snel voor je?" "Dat is het niet. Het is gewoon... "Zie dan maar dat je ons bijhoudt!" Michelle sprong op de motor en de beide jongens startten hun machines. Luid brullend draaiden de motoren om en met slippende banden reden de drie weg. Pierre keek hen na en liep toen naar zijn eigen motor. "Nee, Pierre!" Ik wenkte dat hij moest blijven staan en haastte me ook naar beneden. "Wat ben je van plan?" "Ik ga achter haar aan," zei Pierre. "Dat is Michelle niet. Ik bedoel, ze is het wel maar dat is niet de Michelle die ik ken." 'Wat is de Violon?" "Dat is een hardrockcafé, niet ver buiten het dorp. Ik ben er één keer geweest met Michelle en ze vond het er verschrikkelijk. Ze wilde weg en ze zwoer me dat ze nooit meer naar zoiets toe zou gaan." 'Wel, ze is van gedachten veranderd. Doen jongelui dat niet vaker?" "Nee!" Hij keek me wanhopig aan. "Michelle was... is een veggie!" "Een watte?" Pierre schudde het hoofd bij zoveel onwetendheid. "Ze is vegetariër. Houdt zich bezig met het welzijn van dieren. Ze luistert verdomme alleen naar klassieke muziek! Ze haat rock!" Ik wilde Pierre tegenhouden maar hij duwde me weg en liep naar zijn motor. "Die lui hebben iets met haar gedaan," zei hij. "Iets in haar drinken, of zo. Ik moet haar daar wég halen!" "Nee, dat moet je niet. Ik zal me om haar bekommeren. Waar is die Violon?" Pierre maakte een vaag gebaar. "Daar ergens, buiten het dorp. Als je richting de snelweg rijdt kun je het niet missen. Maar ik ga er zelf naartoe." Voor ik iets kon doen was hij op zijn motor gesprongen en scheurde hij weg. Ik bleef staan. "Ik moet er achteraan," zei ik tegen Suko en Jane, die ook naar beneden waren gekomen. "Die jongen gaat ongelukken maken. Blijven jullie hier." "Weetje dat zeker?" "Heel zeker," zei ik. "Ik ga alleen die Pierre helpen dat hij er geen zooitje van maakt. Bovendien, het zijn een stel jongelui. Die kan ik alleen nog wel aan." 


Ik kwam met de Landrover niet zo snel vooruit als de drie motoren. Het was een zware, trage wagen en bovendien had ik nog wat verstand in mijn lichaam. Die jongelui leken dat niet te hebben. Telkens als ik een bocht uitkwam, zag ik ze beneden voortstuiven en het bloed bevroor in mijn aderen bij het zien van die halsbrekende capriolen die ze uithaalden met hun machines. Die jongelui dachten nog altijd dat ze onsterfelijk waren. Ik had in mijn leven al heel wat verschrikkelijke ongelukken gezien, veroorzaakt door jongelui, die dachten dat ze met een voertuig alles konden uithalen. De drie motoren daar beneden waren er een goed voorbeeld van. Ze hingen scheef in de bochten, minderden nauwelijks snelheid en één van hen maakte zelfs een wheely. Enkel de wat lichtere motor van Pierre leek wat langzamer te rijden. Hij verloor terrein, maar hij was nog altijd dichterbij dan ik was. Eindelijk bereikten we het vlakke gebied vlak bij Nouvatelle en ik hoopte toch tenminste de motor van Pierre in het vizier te krijgen. Maar van de jongen was niets te zien. Of ze hadden een andere weg genomen, of ze waren in volle snelheid door het dorpje gejaagd. Ik wilde dat risico niet nemen, hoewel er op dit uur geen mensen meer op de been waren en dus zocht ik de schakelaar voor de zwaailichten. Ik reed tenslotte in een voertuig van de gendarme en ik had de beschikking over wat hulpmiddelen zodat ik wat sneller kon opschieten. Het blauwe licht weerkaatste tegen de gevels aan weerszijden. Ik schakelde niet de sirene in, dat zou alleen maar mensen wakker maken, en raasde door het dorpje. Ik volgde de borden naar de snelweg en zag al snel het hardrockcafé aan de linkerkant. Het was een laag gebouw. Waarschijnlijk zag het er overdag niet uit, maar nu was het een oase van licht. Schijnwerpers beschenen de voorgevel en de neonverlichting deed de rest. Er was een enorm parkeerterrein dat vol stond met motoren, oude auto s en zo te zien ook met vrijende paartjes. Hadden die lui geen kamer, waar ze zich terug konden trekken? Ik parkeerde de Landrover en keek om me heen. De motoren kon ik niet ontdekken in de zee van stuurwielen, uitlaten en verchroomde wielen, dus ik liep naar de ingang. Daar was een vechtpartij aan de gang. Net zo gek, dacht ik, op een plaats als deze. De jongelui hier dachten dat ze met elke tatoeage sterker werden en dat ze met elke piercing meer gelijk kregen. Maar toen ik dichterbij kwam herkende ik één van de figuren. Het was de jongeman met de sik! Hij sloeg in op een jongen die ik als Pierre herkende en ik versnelde mijn pas. "Hey, stop daarmee!" Geen van de jongelui reageerde. In feite besteedde niemand enige aandacht aan de vechtpartij. Waarschijnlijk waren ze hier heel normaal en niemand vond het de moeite waard om in te grijpen. Ook zag ik geen bewaking. Michelle stond bij de motoren met haar armen over elkaar toe te kijken. Ze voelde geen enkele aandrang om in te grijpen nu haar vroegere vriendje in elkaar werd geslagen. En de jongelui gingen gewoon door met het in elkaar slaan van de arme Pierre en ik was blij dat ik hen gevolgd was. Dit was inderdaad gewoon een akkefietje tussen jongelui onderling en ze konden het maar beter onder elkaar uitvechten, maar aan de andere kant wilde ik Pierre niet door twee rockers in elkaar laten slaan. Dus kwam ik tussenbeide. Ik had verwacht dat ze op de normale manier zouden reageren: ze zouden me uitmaken voor opa en me één kans geven om me snel uit de voeten te maken en ergens een kop warme chocomel te bestellen. Zo ging het meestal in dergelijke gevallen. Zo niet in dit geval. Nog voor ik mijn eerste zin had beëindigd hadden ze geen aandacht meer voor Pierre, maar sprong één van de jongens naar voren en trapte me met een fenomenale kick in mijn borst. De lucht werd uit mijn longen geperst en ik werd naar achteren geworpen. Ik kreeg geen tijd om te reageren en kwakte hard op het koude asfalt. Heel even werd het zwart voor mijn ogen en toen ik mijn gezichtsvermogen terug had zag ik de jongeman met het sikje over mij heen gebogen staan. Hij greep mijn jasje en sleurde me overeind. Hij haalde uit met één hand om mij een dodelijke hoek te geven, maar nu was ik alert genoeg. Ik dook opzij, wrong me uit de hand en greep de vuist die hij op mij af had willen laten suizen. Ik gaf er een korte ruk aan en hij verloor verrast het evenwicht. Ik schopte de benen onder hem vandaan en hij klapte tegen de grond. Maar de andere jongen kwam ook op me af en ik liet me plat op de grond vallen. Ik reikte omhoog en kreeg zijn voet te pakken. Met een snelle ruk maakte ik een einde aan zijn sprong en hij klapte ook tegen het asfalt. Met een snelle beweging kwam ik overeind en spande mijn spieren om een nieuwe aanval op te vangen. Er klopte iets niet. Ik had wel vaker met dergelijke types gevochten. Zeker van hun overwinning vielen ze aan en op het moment dat de tegenstand te groot werd was dat aan hun reactie duidelijke te merken. Een kreet van teleurstelling of schrik, het grommen van plotselinge pijn... Hier was niets te horen. Ze waren niet verrast door mijn tegenstand en evenmin leken ze onder de indruk van het effect van mijn verzet. Ze kwakten niet al te zacht tegen het asfalt, maar er was niets te horen. Ze hijgden verdorie niet eens! De jongen met de sik stond recht tegenover me en schatte zijn kansen en ik keek in zijn ogen. Ik zag niets anders dan kille haat. Hij ging mij doden en dat was dat. Dat klopte niet. Ik keek naar Pierre, die moeizaam overeind kwam en wankelend met het hoofd schudde. "Pierre!" riep ik. "Weg hier!" De twee besteedden geen enkele aandacht meer aan Pierre. Ze moesten nu mij hebben en de sikmans maakte aanstalten om me weer aan te vallen. Hij loerde naar me van onder zijn borstelige wenkbrauwen en trok zijn lip op. Hij grauwde toen hij naar voren schoot. Ik liet me opzij vallen en rolde tegelijkertijd naar hem toe. Hij verloor het evenwicht toen ik tegen zijn benen rolde en viel opzij. Nog altijd geen enkel geluid. Ik rolde om en rukte mijn hemd open. Het Zilveren Kruis kwam vrij en de twee jongelui weken haastig terug. Ze beschermden hun ogen tegen de aanblik van het Zilveren Kruis alsof het een felle schijnwerper was. Ik hoorde snelle voetstappen en keek opzij. Michelle maakte zich uit de voeten. Ze liep naar de motor van Pierre en greep het stuur beet. Eén van de jongens waagde een uitval en ik greep het Zilveren Kruis. Hij deinsde terug en graaide blindelings naar mij. Ze waren demonen! Ze hadden niets te maken met de jongelui in dit dorpje, maar ze waren uit één of andere plek in de hel gekomen om Michelle te begeleiden. Hadden ze Pierre in de val willen lokken? Als ze dat wilden was het gelukt, maar ze hadden geen rekening gehouden met ene John Sinclair, die Pierre te hulp schoot. Ik krabbelde overeind en stak het Zilveren Kruis naar voren. Ineens begon hun uiterlijk te veranderen. De kracht van het Zilveren Kruis liet hun vermomming verdwijnen. De leren jacks leken te smelten en de lange, vettige haren vielen in vlokken op de grond. Nu werd hun werkelijke gedaante zichtbaar. Het bleke vlees viel van de botten en onthulde het skelet eronder. Het waren skeletten, vermomd als Rockers maar nu kwam hun ware gedaante naar voren. Sikmans - zijn baardje was verdwenen - grijnsde wreed en deed een uitval naar mijn uitgestoken arm. De aanblik van het Zilveren Kruis maakte hen bang, maar het was niet genoeg om hen tegen te houden. Met mijn vrije arm rukte ik de Beretta uit de holster en ik schoot op het moment dat hij me aanviel. De kogel verbrijzelde zijn ribben en hij wervelde rond. Nog voor hij de grond raakte begon hij uiteen te vallen en hij verging voor mijn ogen. Er bleef niets anders dan een hoopje stof achter dat al snel door de wind uiteen werd gedreven. Maar ineens werd ik van achteren aangevallen door het andere skelet. Hij sloeg een knokige arm rond mijn hals en trok hard aan. Zijn onderarm verbrijzelde bijna mijn strottenhoofd en ik werd in een bijna onmogelijke positie getrokken. Ik had geen ruimte om met het Zilveren Kruis te werken en de hoek was onmogelijk om de Beretta te gebruiken. Ik hapte naar lucht, maar hij gaf me die kans niet. Hij trok me achterover en door die druk werd mijn luchtpijp nog meer dichtgedrukt. Ik stootte mijn elleboog naar achteren en voelde hoe zijn ribben verbrijzelden. Hij gaf geen krimp en ik besefte dat ik nu heel snel moest handelen. Als ik nog langer wachtte zouden mijn krachten door zuurstofgebrek snel afnemen en dan was ik een dood lijk. Ik duwde naar achteren zodat hij zich schrap moest zetten en trok ineens mijn knieën op. Ik viel naar beneden en nam de verraste aanvaller mee in de neerwaartse beweging. De druk om mijn luchtpijp verminderde en ik duwde me ineens weer hard af met mijn voeten. Ik schoot uit de moordende omhelzing en het skelet viel over mijn schouders op de grond. Nu was ik heel snel: ik nam het Zilveren Kruis en plantte met twee handen het langste been in zijn borst. Met een hijgende zucht implodeerde het lichaam en hij verging tot as. Het geluid van een brullende motor bereikte mijn oren en ik draaide me haastig om. Net op tijd om Michelle op de motor van Pierre te zien wegrijden. Zij had hier ook mee te maken, want ze was niet het mooie meisje dat haar belagers verslagen ziet worden en zich dankbaar in mijn armen wierp. Zij was het mooie meisje dat besefte dat haar makkers dood zijn en dat zij moet maken dat ze wegkomt. Ik kon haar niet inhalen en ik wendde me tot Pierre, die nog altijd op de grond lag. "Kun je overeind komen?" "Sjezus." Moeizaam kwam hij overeind. "Sta op," moedigde ik hem aan. "We moeten hier weg zien te komen." Hij knikte en bleef hijgend op handen en knieën zitten. "Wat was er nou met die lui?" "Dat leg ik je later wel uit. Nu moeten we hier weg," drong ik aan. "Kun je opstaan?" "Ja." Hij kwam overeind. "Wat is hier aan de hand?" Ik antwoordde niet. Ik hoorde het aanzwellende geluid van een motor en ik draaide me om. Michelle kwam op de motor recht op ons af. Haar makkers waren verslagen, maar zij kwam terug om haar missie te voltooien. Pierre moest sterven! 


'Waar blijft John nou toch?" Jane liep heen en weer door de drie verbonden kamers. Ze keek nogmaals op haar horloge en schudde het hoofd. "Hoelang duurt het nou precies om die jongen in te halen en hem mee terug te nemen?" "Misschien langer dan wij denken," zei Suko gelaten. "Misschien wil de jongen wel niet meegenomen worden." "John kan zeer overtuigend zijn als het moet," zei Jane. "Die laat zich door zo'n jongen niet in de luren leggen." Suko haalde zijn schouders op. "We kunnen nou eenmaal niets doen, Jane. Wou je te voet naar beneden gaan en hem helpen? Tegen de tijd dat wij beneden zijn is John alweer boven. We hebben geen auto, weet je nog?" "Ik weet het nog," zei Jane narrig, "maar het staat me helemaal niet aan." Met die woorden liep ze naar het raam en staarde naar beneden. 'Waarom moet dat zo lang duren? Ik bedoel..." Wat ze bedoelde zou nooit duidelijk worden want ineens sloeg ze haar hand tegen haar mond en gebaarde heftig naar Suko. "Kom kijken!" Suko keek over haar schouder en slaakte onwillekeurig een kreet. "Dat is... dat is toch Jacques? Wat is daar..." Ze zagen allebei in stomme ontzetting hoe Jacques steil naar beneden viel, bijna langs hun raam en met een klap op de stenen balustrade viel. Hij rolde opzij en stortte in de diepte. Een eindje lager raakte hij een uitstekende rotspunt en viel tollend naar beneden. "Mijn hemel," zei Jane. "Dat heeft hij niet overleefd." Suko knikte. "Geen mens kan zo'n val overleven." Hij trok Jane weg van het raam. 'Wat deed hij buiten?" wilde Jane weten. "Hoe kon hij nou vallen?" "Ik weet het niet," zei Suko, "maar we moeten de Comte waarschuwen." 'Wil jij dat doen?" vroeg Jane smekend. "Ik krijg een beetje de kriebels van die man. Weet je trouwens waar hij slaapt?" "Ik heb geen idee," zei Suko, "maar ik zal hem wel vinden. Ik denk dat hij in een andere vleugel van het kasteel woont. Waarschijnlijk heeft hij ons zover mogelijk weggezet zodat we geen last van elkaar hebben." Hij drukte Jane op het hart om vooral in de kamer te blijven en ging in de donkere gangen op weg naar de verblijven van de Comte. Zijn idee om in de andere vleugel te beginnen was een goed idee: na een paar gangen te hebben doorgelopen hoorde hij een geluid achter één van de deuren. Hij klopte aan. Na enige tijd hoorde hij iemand schuifelen en ging de deur open. De Comte was reeds in zijn kamerjas en hij moest moeite doen om Suko vriendelijk aan te kijken. "Wat kan ik voor u doen?" vroeg hij lichtelijk geërgerd. Hij keek onopvallend op zijn horloge. "Ik weet dat het midden in de nacht is," zei Suko, "maar ik heb belangrijk nieuws; uw bediende, Jacques, is zojuist van het dak van het kasteel gevallen. Hij is over de balustrade gevallen en wij denken dat hij het niet overleefd heeft." De Comte keek Suko aan. "Dit is niet het moment om grapjes te maken, Mister Suko."  "Het is geen grapje," bezwoer Suko. "We hebben het met eigen ogen gezien. Hij viel van het dak, op de balustrade en toen in de diepte. We moeten hem gaan zoeken." "Dit is onzinnig," zei de Comte. "Jacques woont al zijn halve leven in dit kasteel. Hij valt zomaar niet naar beneden. Bovendien was hij net nog bij mij. Ik had een glas warme melk gevraagd en die is hij mij komen brengen." De Comte gebaarde naar een tafeltje, waarop inderdaad een dampend glas melk stond. "Dus hij kan niet buiten geweest zijn en zeker niet gevallen zijn." "Dan is hij hier geweest om uw melk te brengen en toen is hij naar buiten gegaan," hield Suko vol. "Met alle respect Sir, maar wij hebben gezien wat we hebben gezien. Het was Jacques en hij stortte in de diepte!" De Comte schudde het hoofd. "Er vliegen hier veel vleermuizen rond," zei hij, "en uilen. Wellicht heeft de duisternis u parten gespeeld?" Daar wilde Suko niet eens op antwoorden. "Laten we dan Jacques gaan zoeken. Waar slaapt hij?" "Jacques is een rare gast," zei de Comte. "Dan weer slaapt hij hier, dan weer ergens anders. Het is een groot kasteel en het is onmogelijk om hem te vinden." "Dus u gelooft mij niet?" "Mister Suko... het kan soms zijn dat een groot kasteel als dit de mensen op hun zenuwen werkt. Het kan soms zijn dat men dingen ziet die er niet zijn. Gaat u gerust terug naar uw kamers en maakt u zich geen zorgen. Hier is niets aan de hand en ik wed dat morgenochtend Jacques hier weer gewoon zal zijn om het ontbijt klaar te maken." Dat durfde Suko te betwijfelen, maar hij zei niets meer. Met de Comte viel niet te praten en als Jacques morgenochtend niet aanwezig was zou hij misschien wel willen luisteren. Hij ging terug naar de andere vleugel en bracht verslag uit van het vreemde gesprek met de Comte. "Raar," vond Jane ook, "dat hij het domweg niet geloofde. En het is een raar verhaal dat Jacques elke nacht ergens anders zou slapen. Wie doet dat nou?" "Jacques," zei Suko eenvoudig. "Volgens de Comte, dan." Jane schudde het hoofd. "Dit is niet normaal. Hier is iets aan de hand, Suko. We moeten John zo snel mogelijk terug halen. Die jongen is misschien belangrijk, maar ik denk dat die Comte die arme Jacques zelf van het dak gegooid heeft." "Dat lijkt me sterk," zei Suko. "Hij was in zijn kamerjas." Koppig schudde Jane het hoofd. "Het kan. Hij kent het kasteel op zijn duimpje en hij kan alweer terug in zijn kamer geweest zijn en zich snel omgekleed hebben. Toe, ik wil dat John terug komt, Suko." "Wil je dat ik hem ga halen?" vroeg Suko ongelovig. "Te voet?"  "Alsjeblieft?" Ze keek hem zo trouwhartig aan dat Suko knikte. "Allright. Misschien heb je wel gelijk en is hier meer aan de hand. Ik zal John gaan halen." Hij nam de reserve Beretta en reikte haar die aan. "Neem jij deze bij je. Misschien heb je hem nog nodig." "En jij? Misschien heb jij wel een wapen nodig." Hij grijnsde en balde zijn vuisten. "Ik heb deze nog als het nodig mocht zijn. Jij hebt niets om je te verdedigen." Jane keek hem vernietigend aan. "Je zou er nog van te kijken wat ik je allemaal kan aandoen met deze poezelige handjes, Suko." Ze hief haar handen in een karatehouding en hij week terug. "Jij je zin," zei hij, "maar toch heb ik liever dat je dat wapen bij je draagt. Als die Comte in staat is om Jacques van het dak te gooien voel ik me er niet lekker bij om jou alleen achter te laten." 


Michelle liet de motor brullen en rukte het stuur omhoog zodat ze een wheely reed. Recht op ons af! Ik greep Pierre in zijn nekvel en trok hem met me mee tussen de geparkeerde auto's. Michelle raasde langs ons heen en remde zo hard dat het voorwiel met een klap op de grond terecht kwam. Ze keerde in volle snelheid op een manier die geen enkele ervaren coureur haar kon nadoen. Dat sterkte me in mijn vermoeden dat zij van de kwade machten bezeten was. Geen enkel levend wezen zou dat kunnen, of zelfs maar aandurven. Toch wilde ik haar niet neerschieten. Als zij enkel bezeten was, was ze niet verantwoordelijk voor haar daden en zou het een misdaad zijn om haar te doden. Dus richtte ik de Beretta op de banden, maar ik kreeg geen vrij schot. Ineens rukte Pierre zich los en hij rende weg. Al die tijd had ik gewild dat hij zover mogelijk wegvluchtte en deed hij het niet en nöu presteerde hij het om zichzelf extra in gevaar te brengen door het parkeerterrein op te vluchten! "Blijf hier!" Vanuit het café kwamen nu hele troepen mensen, aangelokt door het gevecht en het lawaai van de motor. Ze keken met open mond - en waarschijnlijk met bewondering - naar de levensgevaarlijke capriolen. Dat bemoeilijkte het schieten nog meer. Ik wilde geen onschuldige voorbijgangers raken. Pierre vluchtte nu langs het hardrockcafé en dat was zijn tweede fout. Als hij op het parkeerterrein Was gebleven zou hij kansen genoeg hebben om Michelle te ontwijken. Hij zou onder een auto kunnen kruipen en onbereikbaar zijn voor de motor, maar hij vluchtte het open veld in. Nu was het voor Michelle gemakkelijk om hem in te halen. Ik richtte nog op haar banden, maar miste. In het donkere, onzekere ultraviolette licht was het onmogelijk om goed te richten. Michelle raasde op hem af, kwam naast hem te rijden en greep hem bij zijn nek. Met een zwaai trok ze hem over de tank en gaf weer vol gas. Machteloos moest ik toezien hoe ze door het veld reed, de weg opreed en uit het zich verdween. Ik vloekte en rende terug naar de politiewagen. Haastig startte ik, ontweek een paar cafébezoekers die mij misschien wilden tegenhouden omdat ik hun held wilde arresteren en raasde ook in de richting van Nouvatelle. De weg was bochtig en donker. Nu ik de drukte van de Violon' achter me gelaten had leek de wereld weer verlaten en het was pikdonker. De schijnwerpers van de Jeep boorden zich in de duisternis en dat gaf me genoeg licht om redelijk snel te rijden, maar een Jeep is natuurlijk een Jeep en geen Maserati. Of zelfs maar een Bentley. Ik schakelde weer de zwaailichten in en liet de sirene uit. Er was geen verkeer op de weg. Zelfs de achterlichten van de motor kon ik niet ontdekken. Plotseling zag ik de radio. Het was een ouderwetse 27MC bak, maar daarmee zou ik het bureau kunnen bereiken. Als daar tenminste nog iemand was. Ik riep op goed geluk op en kreeg een slaperig klinkende man aan de lijn, die na enig haperen toegaf dat hij op de politiepost zat die verant- woordelijk was voor Nouvatelle. De man sprak geen Engels en ik sprak ongeveer net zoveel Frans als een Zwitserse gatenkaas. Met heel veel moeite kon ik hem vertellen waar ik was en dat ik een motor volgde. "A la poursuite d'une moteur?" Toen volgde er nog iets waaruit ik opmaakte dat de nacht daar nou niet bepaald geschikt voor was en ik vloekte hem uit. "Laat maar zitten," zei ik toen en schakelde de radio uit. Dit zou waarschijnlijk niets opleveren. Ik bereikte Nouvatelle zonder een spoor van de motor te hebben gezien en bleef op het plein staan. Het dorpje was verlaten. Hier gingen de mensen met de kippen op stok en ik zag geen enkele levende ziel. Niemand die mij zou kunnen vertellen in welke richting de motor was verdwenen. Ik schakelde de zwaailichten uit en steunde met mijn hoofd op het stuur. Het had geen enkele zin om willekeurig rondjes te rijden in de hoop de motor te vinden. Vanaf hier waren er teveel mogelijkheden. Ik was ze kwijt. Ik kon net zo goed terug gaan naar het kasteel. Jane en Suko zouden zich wel afvragen waar ik bleef. Terwijl ik de smalle weg begon te bestijgen viel me ineens een gedachte in: het zou natuurlijk heel goed kunnen dat Michelle Pierre had meegenomen naar het kasteel! Waarom niet? Het was één van de richtingen die ze zou kunnen nemen en waarom zou ze niet terugkeren naar het kasteel? Daar was alles begonnen. Wie weet moest ze Pierre daar afleveren aan Jacques of aan de Comte. Op dit moment vertrouwde ik ze geen van beide, maar hoe het ook zij, het was mogelijk dat Michelle een eindje voor mij reed. Dus ik schakelde de sirene nu ook in en gaf vol gas. Zo snel als ik  met de zware Jeep kon rijden begon ik de smalle weg naar boven te beklimmen.  


Het was voor Suko een heel eind wandelen naar beneden, maar daar was hij niet bang voor. Hij was goed getraind en voor niemand bang. Hij liep met rustige wandelpas zonder zich al te veel  te haasten. Dan zou hij in korte tijd al zijn krachten verbruiken en bovendien dacht hij dat hij mij op een gegeven moment wel zou tegenkomen. Ik moest zo ongeveer wel op de terugweg zijn. Hij was in gedachten verzonken en lette niet al te zeer op de weg,tot hij plotseling in de verte het geluid van een Franse politiesirene hoorde. Tegelijk zag hij nu ook regelmatige blauwe flitsen van de zwaailichten. Hij wist dat ik in een poliriewagen reed, maar hij wist niet of ik diegene was die nu naar boven kwam. Waarom zou ik dan ook met sirene en zwaailichten naar boven komen? Plotseling zag bij een gestalte op de weg voor hem. Een jongeman stond wijdbeens op de weg en keek over zijn schouder naar beneden. Toen wendde hij zich weer tot Suko en wenkte hem. "Mr. Suko," zei de jongeman in accentloos Engels. "Ik wil u waarschuwen. Dadelijk komt er een jong meisje voorbij op een motorfiets. U moet haar tegenhouden voor ze het kasteel bereikt. Als ze het kasteel bereikt betekent dat het einde voor Pierre. Begrijpt u dat Mr. Suko?" "Ik begrijp het," zei Suko voorzichtig, "maar hoe kent u mij? Hoe kent u Pierre?" "Dat is niet belangri jk. Luister naar me: u moet haar niet laten merken dat u haar wilt tegenhouden. Als ze merkt dat u hier bent zal ze zonder erbij na te denken de motor met Pierre en zichzelf in de afgrond laten storten. Zij hecht niet meer aan wat u en uw vrienden het aardse leven noemen. U moet haar plotseling te pakken nemen, maar u moet haar in ieder geval tegenhouden!" "Hoe..." Suko wilde nog meer vragen, maar de man draaide zich om en verdween tussen de bosjes, In een paar tellen was hij verdwenen. Suko keek weer naar beneden, De politiewagen was dichterbij gekomen en als die inderdaad achter het meisje op de motor aan zat zou zij hier ook snel zijn, Suko verborg zich achter een scherpe bocht. Hoe snel Michelle ook reed, hier in deze bocht zou ze    zeker snelheid moeten minderen. Zodra ze de bocht om kwam zou hij haar te pakken nemen.


Ik had ondertussen het achterlichtje van de motor in de gaten gekregen en ik prees mezelf gelukkig met die inval om naar het kasteel terug te gaan. Ik gaf vol gas en reed zo snel als ik durfde. Op de één of andere manier was het belangrijk dat ik Michelle inhaalde voor ze het kasteel bereikte. Maar de Jeep kon niet zo snel rijden als de motor en was natuurlijk veel minder wendbaar. Ik zag dat ik terrein verloor. Een heel eind voor me lichtte ineens het remlicht op. Er kwam een scherpe bocht waarvoor ze moest afremmen en op dat moment verscheen ineens een massieve gestalte uit het niets. Hij graaide naar Michelle, kreeg haar te pakken en rukte haar zonder pardon van de motorfiets. De gestalte moest Suko zijn. Op de één of andere manier wist hij dat Michelle er aan kwam en hij had zich verstopt om haar te pakken! Door de snelheid van de motor reed hij nog een eind door tot hij van de weg raakte en naar beneden reed. De helling was op die plek niet zo heel stijl en ik kon zien hoe de motor slingerend in de bosjes verdween. Met Pierre nog op de tank' Ik remde toen ik Suko bereikte. Suko vocht met Michelle, die zich weerde als een tijger. Ze vocht en spartelde en probeerde naar Suko te krabben. Ze schold als een bootwerker en maakte hem uit voor alles wat mooi en lelijk was. Suko had alle moeite om haar in zijn greep te houden en ik schoot toe. Ik had al mijn Zilveren Kruis van mijn nek gehaald en ik drukte die tegen haar rug. Ze gilde en kromde haar rug. Ik voelde hoe het Zilveren Kruis warm werd in mijn handen en in mijn neusgaten drong de stank van smeltend leer en van zwavel. Michelle kronkelde zich en speelde het klaar om los te komen. Ik hield het Zilveren Kruis omhoog om haar af te weren, maar ze viel opzij, krabbelde overeind en rende weg van de plek. In een ommezien was ze in het donker verdwenen. Suko wilde haar achterna gaan, maar ik hield hem tegen. "Laat haar maar gaan. Het ging haar om Pierre, maar ik ben nu bang dat Pierre dood is." We haastten ons naar de plek waar de motor naar beneden was gereden en vonden hem in de bossen. Pierre lag op zijn rug, zijn armen en benen gespreid en staarde met wijdopen ogen in de donkere hemel. Een tel lang dacht ik dat hij werkelijk dood was, maar toen zag ik in het spaarzame licht van de Jeep dat zijn borstkas nog bewoog. "Hij leeft nog," zei ik. 'Wagen we het erop om hem naar de Jeep te brengen? Hij moet naar een dokter." "Hebben ze daar in Nouvatelle geen ziekenhuis?" "Ik weet het niet, maar ik wil hier eigenlijk geen ziekenwagen naartoe sturen. Als het even kan wil ik hem zelf naar het dorp brengen." Ik voelde zijn hele lichaam af, maar voor zover ik kon vaststellen had hij geen botbreuken. Met vereende krachten tilden we hem op en droegen hem de heuvel op naar de Jeep. Voorzichtig legden we hem op de achterbank. "Rij jij terug naar het dorp," zei Suko. "Ik zal naar de motor kijken. Misschien is hij niet al te erg beschadigd en kan ik er nog mee rijden. Als het niet lukt wacht ik hier op je." Ik knikte. "Als het wel lukt, rij dan terug naar Jane," zei ik. "Ze zit vast met smart op ons te wachten." "Op jou," zei Suko met een grijns, "maar ik denk dat ze wel een klein beetje blij zal zijn als ze mij ziet." Hij bracht snel verslag uit van de gebeurtenissen op het kasteel, maar we besloten dat dat van niet al te groot belang was. Morgenochtend zouden we wel zien of Jacques er was bij het ontbijt. Ik reed langzaam terug naar Nouvatelle en vond na enig zoeken de ambtswoning van een dokter. Het duurde even voor hij open deed maar toen liet hij ons haastig binnen en beval mij om Pierre op de onderzoekstafel te leggen. "Bijzonder onverantwoord," zei hij, "om een gewonde op eigen houtje naar de dokter te rijden. Hij had wel kunnen sterven aan inwendige bloedingen of aan een nekbeschadiging. " "Ik weet het," gaf ik toe, "maar het is een heel eind naar boven en ik wist niet of ik een ambulance te pakken kon krijgen." "Naar boven?" vroeg hij terwijl hij zo goed als mogelijk de kleren van Pierre uittrok. "Bedoelt u bij 'Château Brouillard'?" "Precies. Ik wist niet of ik op het kasteel iemand kon vinden en of ze daar telefoon hebben." "Uh-huh..." Hij keek me even aan. "U rijdt in een politiewagen," zei hij toen. "U had een ambulance kunnen oproepen. Die zou hem onmiddellijk naar de stad gebracht hebben." ' "En? Is dat nodig? Of is hij niet zo erg gewond?" "Ik denk dat uw jonge vriend geluk heeft gehad," zei de arts. "Hij heeft wat kneuzingen en hij zal morgen heel moeilijk lopen, maar in feite mankeert hem niet zoveel. Ik vraag me af wat zo'n jonge jongen op 'Château Brouillard' zou zoeken." "Ik zou het niet weten," zei ik neutraal. "Of, nu we het er toch over hebben," ging de arts door, "wat ü daar zou moeten." Ik keek hem nietszeggend aan. "Ik kan me namelijk niet voorstellen dat de oude Comte een kennis van u zou zijn," zei hij met een lachje. "U spreekt geen woord Frans en de Comte spreekt geen Engels. Enfin, niet zo goed..." "Wat weet u van de Comte?" waagde ik het ineens te vragen. "Is hij bekend in het dorp?" "Vraagt u dit als politieagent?" wilde de dokter weten. "Is dit een verhoor?" "Min of meer," bekende ik. "Ik doe onderzoek naar bepaalde gebeurtenissen op het kasteel. Ik weet niet in hoeverre de Comte daar iets mee te maken heeft." "Als er iets gebeurt op het kasteel dan heeft de Comte ermee te maken," zei de dokter. "Het kasteel is van hem. Het geslacht woont daar al eeuwenlang. Of ik iets weet van de Comte? Nee," gaf hij zichzelf antwoord. "De Comte laat zich hier in het dorp niet zien. Eén keer per jaar komt hij naar beneden, maar verder laat hij zijn boodschappen doen door de bediende en spookt hij in zijn eentje door het kasteel." "Spookt?" "Bij wijze van spreken. Er gaan hier in het dorp geruchten dat het in het kasteel zou spoken." De arts wuifde met zijn hand. "Zoals in elk dorp mythen en legenden en spookverhalen worden verteld. Zeker een kasteel als 'Chateau Brouillard' leent zich daarvoor." "En hoeveel van die verhalen zijn waar?" "Allemaal. Wilt u me even helpen? Ik wil deze wond hechten, maar dan moet ik het eerst schoonmaken." 'Wat bedoelt u met: allemaal?" vroeg ik terwijl ik het hoofd van Pierre zo hield dat het licht op de wond viel die de arts wilde hechten. "Als er spookverhalen worden verteld zullen ze wel waar zijn. Het 'Château Brouillard' is verdoemd, Mr. eh..." "Sinclair," zei ik. "John Sinclair." "En u bent van de politie?" "Laten we het erop houden dat ik voor de politie werk. Ik doe onderzoek naar bovennatuurlijke gebeurtenissen in het kasteel." "Dan bent u voorlopig nog niet klaar," zei de dokter droog. "Goed omhoog houden, alstublieft. Ik probeer hier een nette hechting in te zetten. Hoewel," voegde hij er aan toe, "een Frankenstein meer of minder zal in dat kasteel niet misstaan. U bent al op het kasteel geweest?" Ik knikte. "Ik ben er op uitnodiging van de Comte." "Dan heeft u Jacques gezien. Dat was wat ik bedoelde met Frankenstein. Hier in het dorp is iedereen bang voor hem. Hij is een demon." "Ik zou denken dat u, als arts, iets verder naar mensen zou kijken dan alleen naar hun uiterlijk," zei ik bestraffend. "U mag hem niet beoordelen op zijn gebreken." "Dat doe ik ook niet. Dat doet niemand in het dorp, maar Jacques is een demon. Mijn vader was bang voor hem en zijn vader was ook al bang voor hem. Dat zegt iets, nietwaar?" "U bedoelt dat iedereen in zijn familie mismaakt is?" "Dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat mijn grootvader bang voor Jacques was en mijn vader ook. En ik ook. Jacques heeft geen familie meer." "Ik begrijp het even niet," zei ik verward. "Ik bedoel," zei de arts, "dat Jacques al sinds mensenheugenis op dat kasteel werkt. Als bediende. Ik denk dat Jacques minstens driehonderd jaar oud is." "Dat is onzinnig," barstte ik uit. "U zegt dat? Als arts zijnde?" "Ik zeg dat," zei hij rustig. "Zijn handicap is nogal specifiek en ik kan u verzekeren dat de kans dat een tweede mens met dezelfde groep handicaps wordt geboren zo goed als nihil is. De man waar mijn grootvader zo bang voor was en waar ik op mijn beurt bang voor ben is dezelfde, Mr. Sinclair. Jacques is onsterfelijk." "Ik kan niet geloven dat ik deze woorden uit de mond van een dokter hoor," mompelde ik. 'Wel, geloof het maar. Ik blijf dat zeggen, wat u ook beweert. En wat de Comte betreft: de familie heeft zich al eeuwenlang bezig gehouden met zwarte magie. Zeer gevaarlijk als het in verkeerde handen valt." Daar wist ik alles van en ik knikte. "En is de Comte wat u noemt 'verkeerde handen'?" "Dat weet ik niet." Hij legde de laatste hand aan de hechtingen en keek me aan. "Maar als u zegt dat de Comte uw hulp ingeroepen heeft dan kan ik u alleen maar waarschuwen. Zijn familie houdt zich al zo lang bezig met zwarte magie dat ze de hulp van niemand hoeven in te roepen. Als hij u gevraagd heeft om te komen dan heeft hij daar z'n redenen voor. Wat die redenen ook zijn, Mr. Sinclair, het is vast niet om uw wijze raad aan te horen." Hij deed een stap terug. "Goed werk," prees hij zichzelf. "Dokter Frankenstein zou het me niet verbeterd hebben." "Hoe bedoelt u dat?" "Ik bedoel gewoon dat hij netjes gehecht is," zei de dokter korzelig. "Als de wonden genezen zijn dan zie je er niets meer van. Dit, in tegenstelling tot de wonden van..." "Ik bedoel met die redenen!" "Ik bedoel daarmee precies wat ik zeg. Daar zult u het mee moeten doen, Mr. Sinclair. Ik heb al teveel gezegd dan goed voor me is. U kunt de jongeman meenemen als u wilt. Hij moet zich nog een tijdje rustig houden. Ik zou hem dan ook niet meenemen naar het kasteel, als ik u was. Hij moet naar huis en hij moet veel rusten. Gezien die hoofdwond denk ik dat hij een hersenschudding heeft. Laat iemand hem ieder uur wekken en hem vragen of hij weet welke dag het is en wie de president van de Verenigde Staten is. Alsof het iemand interesseert wie de president van de Verenigde Staten is." 'Wie zegt dat ik naar het kasteel ga? "Ik," zei de dokter onverstoorbaar. "U bent door de Comte gevraagd en dus verblijft u in het kasteel. De Comte zou niet willen dat u in een hotel verblijft. Ik zou u ook willen aanraden om niet naar het kasteel terug te gaan. Niemand wil daar zijn, enkel de Comte en zijn bediende. Laat hen daar dus maar zijn en laat ze met rust. Wij laten hen met rust en dus laten zij ons met rust, Mr. Sinclair." Hij keek me veelbetekenend aan. "Uw patiënt is aan het bijkomen. Breng hem naar huis en als u één goede raad van mij wilt? Gaat u zelf ook naar huis. De krachten daar boven in 'Château Brouillard' zijn niet om te onderzoeken. Er huizen daar geweldige krachten en u zult daar niets mee te maken willen hebben. Gaat u nu, Mr. Sinclair. En denk nog een keer aan mijn goede raad. Hij is gratis. Voor de medische verzorging zal ik wel een rekening sturen aan de ouders van deze jongen." Ik nam tenminste één goede raad van de dokter aan: ik bracht Pierre naar huis. Het kostte me nog enige moeite om zijn ouders wakker te maken en ik vertelde hen niet meer dan dat Pierre een ongeluk had gehad met zijn motor. Ik gaf hen tevens de raad mee om Pierre elk uur wakker te maken en hem naar de toestand in de wereld te vragen. Ik drukte hen op het hart dat Pierre zich rustig moest houden en zich zeker niet in de buurt van het kasteel moest vertonen. "Dat kasteel heeft hem al genoeg ellende opgeleverd," zei de oude Mr. Arambon. "Sinds zijn vriendin daar werkt heeft hij geen rustig moment meer gehad." "Werkt Michelle in het kasteel?" "Dat heeft ze in ieder geval tegen haar ouders gezegd. En ik zou niet weten wat ze daar anders zou moeten doen. Eerlijk gezegd vind ik het nogal onzinnig. Zij en die ouwe graaf en die gekke bediende in één huis." Hij schudde zijn hoofd. "Enfin, wij bemoeien ons er niet mee." Dat leek me prima. Hoe minder mensen zich ermee bemoeiden hoe liever het mij was. Het was me in ieder geval wel duidelijk dat er iets aan de hand was in het kasteel. Volgens de dokter zou de Comte mij niet nodig hebben om zijn problemen op te lossen. Hij wist er meer van dan ik zelfl Ik reed terug naar het kasteel en parkeerde dodelijk vermoeid de wagen op het pleintje. De motor van Pierre stond bij de voordeur en ik besefte dat Suko het ding dus weer aan de praat had gekregen. Ik strompelde meer dan ik liep toen ik onze kamers bereikte en werd opgevangen door een dodelijk ongeruste Jane. 'Waar bleef je nou?" "Met Pierre is alles oké," zei ik. "Hij leeft nog." "Dat kan me met schelen," zei Jane. "Hoe is het met jou?" "Prima. Ik wil alleen maar slapen. Morgenochtend praten we verder." Daar was iedereen het mee eens. We waren nog maar een paar uur in het kasteel en het was alvast een enerverende tijd geweest. En als mijn gevoelens me niet bedrogen zouden er nog meer spannende tijden komen. Voorlopig kregen we echter de kans om te slapen. Zowel de Comte als Jacques lieten ons met rust, hoewel Jacques natuurlijk dood zou zijn. Hij was van de balustrade gevallen en geen mens kon die val overleefd hebben. Toch moest ik nog even denken aan de woorden van de dokter: volgens de dokter zou Jacques niet kunnen sterven...


Ik was verdronken en was gered door een zeemeermin. De zeemeermin had lang, blond haar en zinnelijke lippen die me hartstochtelijk kusten. Ze sloeg haar armen om me heen en trok me overeind zodat ik geen water binnen kreeg. Ze porde in mijn ribben en kuste mijn voorhoofd. "John! Hey, John!" Ik deed mijn ogen open en zag de zeemeermin. Ik voelde haar blonde haren op mijn gezicht vallen en kreunde toen ze me onzacht aanstootte. "Hey, wordt eens wakker!" "Wakker?" Ik sliep niet. Ik was aan het bijkomen van een verdrinkpartij! Maar langzaam drong de werkelijkheid tot me door. Ik was inderdaad aan het wakker worden en de blonde zeemeermin was niemand anders dan Jane, die zich over me heen boog en me in mijn ribben porde. "Tjonge, jonge!" Ze lachte en wierp haar lange haren naar achteren. 'Wat kun jij slapen, zeg!" "Het is midden in de nacht! Wat zou een mens anders moeten doen?" "Het is allang dag," zei Jane. Ze liep naar het raam en schoof de gordijnen opzij. Het bleke, melkachtige licht scheen naar binnen. "Ik zou graag zeggen dat het zonnetje allang op is," zei Jane, "maar hier schijnt dat niet zo te zijn. Het is in ieder geval wel dag. De klok zegt dat het al bijna één uur is." Moeizaam kwam ik overeind. De droom was mij beter bevallen. "Suko is al beneden," zei Jane. "De Comte heeft niet op ons gewacht met ontbijten, maar weet je wat: Jacques is gewoon beneden. Hij maakt het ontbijt klaar!" "Dat is onmogelijk. In ieder geval zeg jij dat het onmogelijk is. Hij zou gevallen zijn!" "Ik weet zeker dat hij gevallen is," zei Jane stellig. "Tenzij er nog iemand in het kasteel is met dezelfde afwijkingen als Jacques." Ik dacht aan de woorden van de dokter dat die kans vrijwel nihil was en schudde het hoofd. "Als jij Jacques vannacht hebt zien vallen dan moet hij dood zijn. Tenzij hij niet kan sterven." 'Wat bedoel je daar nou weer mee?" "Laten we naar beneden gaan. Dan kunnen we praten terwijl Suko er ook bij is. Dan hoef ik het niet twee keer te vertellen." Ik kleedde me haastig aan en we gingen naar beneden. Daar zat Suko al op ons te wachten en hij grijnsde breeduit. "Eten, wat je maar wilt," zei hij verlekkerd. "Hierbij vergeleken is ons ontbijt in Engeland maar karig. Worstjes, gebakken bonen en niertjes zo zacht dat je ze kunt drinken! En eieren met spek!" Jacques had zich inderdaad uitgesloofd om het ons naar de zin te maken. Hij verontschuldigde zich voor de afwezigheid van de Comte. "Dat kan me niet schelen," zei Jane, "maar hoe kan het dat jij hier bent? Wij hebben je vannacht zien vallen van het kasteel!" "Dat moet een vergissing zijn," zei Jacques. "Ik voel me prima." "Je doet het ook prima," zei ik. "Gisteren was je een halve idioot!" Jacques keek me even aan en knikte toen. "Ik heb mijn goeie dagen." Hij wendde zich haastig af en verdween in de keuken. "Dat is precies wat ik bedoel," zei ik samenzweerderig. In een paar zinnen vertelde ik hen wat ik van de dokter had gehoord. "En jullie zien het zelf: gisteren was hij een idioot, Hij kon geen hele zin uitbrengen en nu praat hij gewoon." Ik schudde het hoofd. "Ergens klopt er hier iets niet." Ik vertelde wat ik nog meer had gehoord en bracht hen op de hoogte van de gebeurtenissen op het parkeerterrein van de 'Violon'. "Michelle wilde Pierre mee hier naartoe nemen. Waarom, dat weet niemand." "Ik weet het wel," zei ineens een stem. Jacques kwam de eetkamer binnen en hij ging ongevraagd bij ons aan tafel zitten. "Ze wil hem tot haar partner maken." 'Wat? Ik begrijp het niet," zei ik. "Ze waren partners! Ze waren nagenoeg verloofd!" Jacques schudde het hoofd. "Dat bedoel ik niet." Hij zuchtte diep en boog het hoofd. "Ik wil het allemaal uitleggen, als het mag." "Nou graag," zei ik spottend. "Ik zou het fijn vinden als iemand het zou willen uitleggen. Klopt het dat jij al honderden jaren oud bent?" Jacques zuchtte. "Ja. Ik ben al eeuwenlang in dienst bij de Comte. En bij zijn voorouders, natuurlijk. De Comte stelt geen prijs op het eeuwige leven." Hij grijnsde triest. "En ik ook niet." "Vertel eens," nodigde ik uit. "De familie houdt zich al eeuwenlang bezig met zwarte magie," zei Jacques. "Dat heeft u van de dokter gehoord. De overgrootvader van de huidige Comte wist een manier om mij het eeuwige leven te geven. Destijds leek het me wel iets en ik stemde in met het experiment. Het lukte en ik bleef leven. Wat ik ook deed, ik kon niet meer sterven. In de loop der eeuwen heb ik echter veel geleerd en ik wil niet langer voortleven. In het begin experimenteerde ik nogal veel met het doodgaan en dat heeft tot gevolg dat ik er nu zo uit zie. Al mijn lichaamsdelen zijn al een paar keer gebroken, waaronder mijn rug en mijn nek. Het leven is ondraaglijk geworden, maar de Comte wil me niet laten gaan. Hij dwingt me om zo idioot te doen. Enkel als hij er niet bij is kan ik gewoon doen." Hij spreidde zijn handen. "Zoals nu. En zoals vannacht, monsieur Suko. Toen u me bij de weg zag." 'Was jij dat?" Jacques knikte. "Ik wist wat er gebeurde. Ik spioneerde bij de Comte en zag dat Michelle er vandoor ging en hier naartoe kwam. Met Pierre. Ik wilde monsieur Suko waarschuwen dat hij het meisje moest tegenhouden." "Omdat zij Pierre tot haar partner wilde maken," begreep ik, maar ik zat er helemaal naast. "Omdat ik wroeging kreeg. De Comte had besloten dat hij me zou laten gaan als ik ervoor zou zorgen dat Pierre en Michelle het kasteel konden overnemen. De Comte is stervende. Hij is dodelijk ziek en hij heeft nog maar een paar weken te leven. Hij wil zijn levenswerk afmaken en daarvoor heeft hij een dienaar nodig die het kasteel kan beheren. Of althans, wat er van overblijft." "Overblijft?" "Hij wil het kasteel opblazen. Met jullie erin." Jacques boog weer het hoofd. "Hij heeft een pact met de duivel gesloten; de duivel zal hem eeuwige macht in het voorgeborchte van de hel bezorgen als hij jullie drieën uitlevert. Hij wil het kasteel opblazen met jullie erin zodat jullie worden begraven onder de resten. Diep in de heuvel, met de resten van het kasteel als grafsteen. Op die manier zal het een steunpunt van de duivel worden. Van hieruit zal hij de aarde kunnen bereiken. En omdat de Comte toch zal sterven wil hij het eenvoudig met een explosie doen." "En waarom vertel je ons dit nu ineens," wilde ik weten. "Omdat ik spijt heb," zei Jacques. "De Comte heeft me beloofd dat hij me zou laten sterven als ik Pierre uitleverde, maar ik wil niet dat een onschuldige man een demon wordt gemaakt zodat ik kan sterven. Demonen zijn niet gelukkig, Sir." "Vertel mij wat," mompelde ik. "Dus Pierre is in gevaar." "Ja. Nog altijd. Michelle weet dat hij weer thuis is en ze zal hem vanmiddag gaan halen. Vanavond zal de overdracht plaatsvinden." "De overdracht van de macht." "Precies. U kunt dat voorkomen door Pierre te beschermen tegen Michelle. Ik zal zijn plaats innemen en naast Michelle de kasteelheer worden." "Kasteelheer over een hoop puin." "Het zal het voorgeborchte van de hel zijn," voorspelde Jacques. "Satan zal het gebruiken als zijn poort naar de aarde. En Michelle en ik zullen de poort bewaken. Tot in de eeuwigheid." "Er moeten twee mensen de poort bewaken?" "Dat moet," zei Jacques. "Een man en een vrouw. Dat is de tweeeenheid die benodigd is om de poort te sluiten als het nodig is." "En jij offert je op zodat Pierre kan blijven leven." Ik keek de gebochelde man aan. "Misschien is dat mijn straf omdat ik eeuwig wilde leven," zei Jacques eenvoudig. "Dus moeten we Pierre beschermen." Jane stond op. "Jacques heeft gelijk: het is niet eerlijk om een gewone jongen te dwingen om een demon te worden." "Bovendien moeten we weg uit het kasteel," zei Suko. "Ik weet niet hoe het met jou is, John, maar ik voel er niet zoveel voor om een ruine als grafsteen te krijgen. Zeker niet vandaag nog!" "Misschien hebben jullie gelijk." Ik wendde me tot Jacques. "Het is een voorwaarde dat wij onder het puin moeten liggen om het pact met de duivel door te laten gaan?" Jacques knikte. "Dat is een absolute voorwaarde. Bovendien moeten er twee poortwachters zijn; een man en een vrouw." "En Michelle is maar al te graag bereid om het te doen," begreep ik. "Zij is een demon." "En ik heb geen keuze," zei Jacques eenvoudig. "Maar jullie wel. Jullie moeten maken dat jullie hier weg komen. Als de Comte terugkomt zal hij het kasteel opblazen." 'We gaan naar Pierre," zei ik. "Michelle zal op het laatste moment nog alle mogelijke moeite doen om Pierre aan haar zijde te krijgen. Hij is in gevaar." "Vergeet niet dat wij ook in gevaar zijn," mompelde Suko en daar had hij dan ook wel weer gelijk in. We gingen haastig naar boven om onze spullen te pakken en ze in de wagen te stouwen. "Ik vind het verschrikkelijk om op deze manier te vluchten," zei ik geërgerd. "Dit is de eerste keer dat ik een zaak oplos door er domweg vandoor te gaan!" 'We gaan er niet vandoor," stelde Suko me gerust. 'We gaan eerst nog even Pierre redden. Dat moet genoeg zijn." "Als we hierdoor kunnen voorkomen dat Satan een steunpunt heeft moet het zeker genoeg zijn," meende Jane. 'Wees blij dat we niet in de val van de Comte zijn gelopen. Jacques redt zich wel," hield ze aan toen ik nog aarzelde. "Hij heeft er zelf voor gekozen. Vergeet niet dat hij niet kan sterven, al zou hij willen." Ik was het er nog niet mee eens, maar ik begreep dat het de enige mogelijkheid was. Als de Comte de kans kreeg om het kasteel op te blazen waren we kansloos. "We gaan naar Pierre," zei ik. "En dan zien we wel verder." "Dat is tenminste klare taal," zei Suko tevreden.


Het was rustig in Nouvatelle. Het was altijd rustig in dat dorpje. Het leek wel of er geen levende ziel in het stomme dorp woonde! Het kostte me nog even moeite om het huis van de ouders van Pierre terug te vinden. Zelfs in het daglicht leken alle huizen op elkaar. Ze waren allemaal even grauw en grijs. Het leek wel of hier onder de rook van 'Château Brouillard' iedereen in een constante staat van rouw leefde. Er bloeiden geen bloemen, er klonk geen vrolijk kindergelach en geen muziek. "Pierre zit in het café," zei madame Arambon misprijzend. "Op dit uur! Die vriendin van hem kwam hem halen." De schrik sloeg me om het hart. "Michelle?" "Precies, die." Madame Arambon haalde haar neus op. "Hij zegt dat hij van haar houdt, maar ik mag dat meisje niet. Ze heeft iets over zich..." Het meisje was een demon! Het had echter geen enkele zin om dat aan madame uit te leggen en ik liet me de weg naar het café aanduiden. "Laten we gaan!" We haastten ons naar het café, dat in het centrum van het dorp bleek te liggen. We zagen Pierre onmiddellijk in een donkere nis zitten. Hij was alleen en speelde rusteloos met een bierviltje. 'Waar is Michelle?" "Huh?" Hij keek ons wezenloos aan. "Hoe bedoelt u?" "Michelle kwam je halen," zei ik. 'Waar is ze nu? Had je nog niet begrepen dat je haar niet kunt vertrouwen? Ze heeft gisteren geprobeerd om je te vermoorden!" "Ze heeft gezegd dat ze met me wilde praten," zei Pierre ongelukkig. "Ik moest naar dit café komen en dan zou ze met me praten." "Praat niet met haar," zei ik heftig. "Zij wil je verleiden om ook een demon te worden, net als zij." "En dan? Ik hou van haar, monsieur Sinclair. Als ik bij haar kan zijn door een demon te worden, dan moet het maar." "Dat is onzinnig," zei ik. "Je weet niet wat je zegt. Waar is ze?" "Ik weet het niet! Ze zou hier naartoe komen, maar ik heb haar nog niet gezien." "Goed," zei ik. "Dan wachten we." "Als jullie hier zijn zal ze niet komen," zei Pierre. "Dus zelfs zij begrijpt dat het niet in orde is wat zij doet," zei ik gemelijk. "Jij zou dat ook moeten begrijpen. Michelle wil jou, dat geef ik toe, maar ze wil jou om een hele andere reden dan jij denkt. Ze gebruikt jou om macht te krijgen." Ik ging aan het tafeltje zitten en plantte mijn ellebogen op het tafelblad. "Laat haar maar komen," zei ik strijdlustig. "Nu ja," zei Jane, "dan ga ik even naar het toilet." 'Vrouwen." Suko snoof en ging tegenover mij zitten. "Ik vraag me wel eens af of ze wel een blaas hebben." "U moet weggaan," smeekte Pierre. "Als u hier bent zal Michelle niet komen. Dat durft ze niet." "Ze zal wel moeten," zei ik grimmig. "Als ze jou wil meenemen. De tijd tikt, jongen." Ik nam niet de moeite om het hem uit te leggen en bleef rustig zitten. Een knap dienstertje bracht ons iets te drinken en we namen kleine slokjes om de tijd uit te zitten. 'Waar Jane nu blijft..." Ik keek op mijn horloge. Ze was al een kwartier in de toiletten. "Dat is te lang," besloot ik ineens. Ik sprong op en liep naar de damestoiletten. Natuurlijk kon ik niet naar binnen gaan, maar ik klopte op de deur. "Jane?" Er kwam geen antwoord en ik besloot om de regels te negeren. Ik duwde de deur open en was net op tijd om te zien hoe Michelle Jane meesleepte naar het kleine raampje. De demon, die eens Michelle was geweest, zweefde zonder moeite naar het raampje en trok Jane met zich mee. Ze leek bewusteloos en het was duidelijk dat de demon haar mee naar buiten wilde nemen. Het wezen zweefde ruggelings door het raam en trok Jane met zich mee. Zonder noemenswaardige moeite trok ze Jane naar buiten. "Suko!" Ik brulde om hulp en snelde naar het raam, maar ik was te laat. Ik ging op één van de wasbakken staan en keek door het raampje. Ik kon nog net zien hoe Micheile Jane meesleurde door de lucht. In de richting van het kasteel. "We moeten er achteraan!" "Het is een val," zei Suko. die haastig naar de toiletten was gekomen. "Ze heeft een kwartier gewacht om haar naar buiten te sleuren. Ze wilde dat jij het zou zien. Ze wil je naar het kasteel lokken!" "En dan?" Ik keek hem aan. "Wat moet ik anders? Ik verdom het om Jane op te offeren. Als Jane in het kasteel moet sterven, dan ik ook." Ik bleef staan. "Als je niet mee wilt gaan dan begrijp ik dat, Suko, maar ik ga terug naar het kasteel. " "Doe niet zo stom," snoof Suko. "Alsof ik jullie in de steek zou laten. Kom op, naar de Jeep." We renden naar buiten en scheurden in een wolk van stof terug naar het kasteel. De plek waarvan we hadden gezegd dat we er nooit terug zouden keren.


Ik begon er al aardig aan te wennen om de weg naar het kasteel op te rijden, maar nog altijd kreeg ik de kriebels van de diepe afgrond. Het kasteel lag nog altijd somber en donker in de was van mist. 'Chateau Brouillard' deed zijn naam weer eens eer aan en het was angstaanjagend om te weten dat de Comte het die middag nog zou opblazen. Vooral omdat we niet wisten wanneer dat zou zijn. Ik scheurde het plateau op en zette de wagen met slippende banden stil in het grind. Nog voor de wagen helemaal tot stilstand was gekomen sprongen wij eruit en we haastten ons naar de deur. Het kasteel was verlaten. Van Jacques was geen enkel spoor en ook de Comte zagen we niet. Dat was misschien goed nieuws. Als hij nog niet terug was om het kasteel op te blazen hadden we nog wat tijd. We haastten ons door de gangen tot ik bleef staan. "We zullen naar de kelders moeten," zei ik. "Dat is de aangewezen plek om ons naartoe te lokken als hij het kasteel wil opblazen en ons wil begraven." Suko knikte. "Ik kan me nauwelijks voorstellen dat wij daar dus naartoe gaan," zei hij. "We lopen rechtstreeks in hun val." "Ik weet het," zei ik. "maar als we Jane willen vinden zullen we daar naartoe moeten." We hadden ons allebei tot de tanden bewapend met de spullen uit het koffertje dat ik bij me droeg. Ik durfde het niet achter te laten. Ik knipte de zaklamp aan toen we de trap afdaalden. Aan de wanden hingen fakkels die een rokerig licht verspreidden. Ik scheen in de rondte, maar kon niets ontdekken dat erop wees dat hier kort geleden nog iemand langs gekomen was. "Michelle moet een andere weg genomen hebben," zei ik, wijzend op de spinnenwebben, die ondoordringbaar leken. "Kunst," meende Suko. "Ze is een demon. Ze kan door de muren lopen!" "Ze heeft wel Jane bij zich en die is geen demon." "Dat is ook wel weer waar. Er moet ergens een geheime doorgang zijn." "Laten we maar doorlopen," zei ik. "Hier beneden moet ze zijn. Ik vraag me alleen af hoe we haar moeten vinden in deze doolhof." Het antwoord kwam op datzelfde moment. En wel in de vorm van angstig gillen. Het gillen kwam van Jane en ze gilde als iemand die in doodsnood was! Niet ver van ons vandaan duwde het wezen dat ooit Michelle was geweest Jane naar voren. "Het is bijna afgelopen," zei ze tevreden. Je vriendjes zullen komen om jou te redden en dan zullen ze allemaal sterven. Dat is de voorwaarde van het pact en dan zal alles tot een einde komen. Dan zullen wij de macht hebben." "Zover is het nog niet," zei Jane dapper. "John zal inderdaad komen om mij te redden, maar hij zal mij inderdaad redden. Dat heeft hij altijd nog gedaan." "Hij heeft nog nooit tegenover zo'n machtige vijand gestaan," zei Michelle minachtend. "Satan zelf bemoeit zich ermee. Hij wil dit kasteel en John Sinclair zal hem niet tegenhouden. Ik zal hem en die Chinees en jou hier begraven in het kasteel en dan zal ik mij tot Satan wenden en mijn beloning krijgen; het eeuwige leven als wachter van de poort." Ze draaide met haar ogen bij dat vooruitzicht en duwde Jane nog wat naar voren. "Ik hoor ze," zei ze gespannen. "Ze zijn hier vlak bij." "Ze zullen ons vinden," zei Jane, "en ze zullen jou vernietigen." "Het is jammer dat je ongelijk hebt," zei Michelle. "Ze zullen je niet vinden. De kelders zijn een doolhof en ze zullen hier dagenlang kunnen ronddwalen zonder ons te vinden. We zullen hem een beetje moeten helpen." Met die woorden greep ze Jane onder haar oksels en zweefde moeiteloos een eind omhoog. Ze zweefden nu boven de grond en ineens schoten ze naar voren. De adem stokte Jane in de keel toen ze zag dat de grond ineens verdween. Ze keek in een onmetelijk diepe afgrond. De gang eindigde in een brokkelige rand die steil naar beneden liep. Zo steil dat ze al na een paar meter de bodem niet meer kon zien. Nevelige flarden dreven rond en onttrokken de roodbruine rots aan het gezicht. "Deze afgrond leidt recht naar de hel," zei Michelle. "Als ik je nu loslaat dan zul je eeuwig branden." Jane kon het niet helpen. Ze begon te gillen. Zeker toen Michelle de greep onder haar oksels iets liet verslappen en ze een paar centimeters naar beneden zakte. Krampachtig hield ze zich vast aan de onderarmen van Michelle. En ze gilde in doodsnood. Het was juist dat gillen dat ik hoorde en dat me naar de gang leidde waar ik mijn noodlot onder ogen kon zien...


Ik rende op het geluid af en bleef staan voor een zware, eikenhouten deur. Daarachter hoorde ik Jane gillen en ik wenkte Suko. "Nu gaat het gebeuren," zei ik gespannen. "Ben je er klaar voor?" "Is iemand hier ooit klaar voor? Doe open de poort," zei Suko. Hij knikte en ik opende de deur. We kwamen in een soort gewelf met in het midden een enorme krater. De wanden liepen steil af en toen ik dichterbij kwam kon ik al snel de bodem niet meer zien. Dikke slierten nevel dreven in de opening en ik rook zwavel. Niet, dat ik al te lang in de diepte wilde kijken. De aanblik trok me niet aan, maar bovendien zag ik aan de andere kant van de krater Jane en Michelle! Ze hingen boven de krater. Michelle had Jane vast. Ze zweefde schijnbaar zonder moeite door de lucht en het kostte haar geen moeite om Jane ook zwevende te houden. Net zomin als het haar moeite zou kosten om Jane los te laten. "Je bent mooi op tijd, Sinclair. Je bent precies gekomen op het moment dat ik je vriendinnetje zal laten sterven." "Dat zul je niet," gaf ik terug. "Je hebt gewacht tot ik hier was omdat je iets van me wilt. Wat wil je?" Michelle lachte kakelend. "Ik heb al wat ik wil, Sinclair. Ik wilde haar en ik wilde jou. En ik wilde hém." "Je hebt ons." Ik spreidde m'n armen. 'Wat wil je van ons?" "Dit is de poort naar de hel," zei Michelle. "Satan zelf heeft hem voor ons gemaakt. Als ik haar loslaat zal ze rechtstreeks in de hel verdwijnen." "Dat is mooi," zei ik. Ik hield een normale spreektoon aan, hoewel de zenuwen door mijn keel gierden. Dit was een patstelling. Ik had weliswaar de Beretta met de zilveren kogels en ik zou Michelle met één kogel kunnen doden. Zelfs al had ze Jane in haar armen. De afstand was niet zo groot en ik vertrouwde erop dat ik het bewegingsloze doel zonder probleem kon raken. Het punt was alleen dat Michelle Jane zou loslaten op het moment dat ze stierf. Dan zou Jane in de diepte storten. Dus... wat wil je?" 'Ik wil dat jij springt," zei Michelle. 'Je moet vrijwillig je ziel aan de hel aanbieden. Spring in het gat en ik laat Jane leven." Vast wel," zei ik schamper. Denk je nou echt dat ik jou vertrouw?" "Ik zweer het op de naam van Asmodis. Ik zal haar laten leven als jij vrijwillig springt. Het gaat om jou, Sinclair. De duivel wil jouw ziel hebben." "Dus als ik spring laat je hen leven?" "Doe het niet, John," klonk het achter mij. "Het is een valstrik." "Natuurlijk is het een valstrik," zei ik zacht terug. "Ze zweert op Asmodis dat ze Jane zal laten leven." Ik wees naar de overkant van de afgrond. "Ze zal Jane daar achterlaten en zij zal van honger en dorst sterven. Ze is niet van plan om ons te laten leven." Ik waagde het om opzij te kijken. "Dus, wat is het plan?" "Geen plan," moest Suko toegeven. "Ik heb geen idee." Dit was een patstelling. We konden geen kant op en geen enkele oplossing was een werkelijke oplossing. "Ga wat dichterbij," zei Suko ineens. "Er is een mogelijkheid, maar dan moetje heel snel zijn." "Snel zijn met wat?" wilde ik weten, maar ik liep gehoorzaam naar voren met Suko in mijn kielzog. Ik keek snel over mijn schouder en zag dat Suko de demonenzweep tevoorschijn haalde. Toen ik weer naar voren keek zag ik ook hoe een vreemd gevormde gestalte zich losmaakte uit de duisternis. Onhoorbaar sloop Jacques dichterbij. Op dat moment stootte Suko een gillende kreet uit en één van de uiteinden van de demonenzweep zoefde langs mijn gezicht. Michelle krijste toen het uiteinde haar raakte en... liet Jane los! Het gillen en krijsen van de twee vrouwen drong door merg en been en weerkaatste tegen de wanden. Ik was ontzet. Ik had gedacht dat Suko met de demonenzweep de beide vrouwen zou vangen en ze naar ons toe zou trekken. Maar hij had alleen Michelle te pakken en Jane stortte in de diepte. Plotseling schoot de figuur van Jacques naar beneden. Hij dook achter haar aan en kreeg haar schouders te pakken. Met een snelle ruk van zijn enorme handen trok hij haar naar zich toe en hij trappelde wild met zijn benen. Hij zweefde opzij en speelde het klaar om de wand te pakken te krijgen. Het moest enorme kracht kosten om zich vast te klampen, maar hij speelde het klaar. Na enige wilde, ongecontroleerde bewegingen plakte hij als een vlieg tegen de wand, met Jane in zijn armen! Michelle krijste nog altijd en ze was in gevecht met Suko. Ze worstelde tegen de strengen van de demonenzweep en krijste en schold dat het een lieve lust was. Het was duidelijk dat het meisje een demon was en dat ze al heel wat geleerd had van haar omgang met de duivel. Ik keek toe hoe Jacques in de diepte begon te klimmen en vertrouwde erop dat hij met Jane boven zou komen. De arme, oude man had inderdaad wroeging en nu deed hij alle mogelijke moeite om Jane te redden. Ik draaide me om naar Suko, die het te kwaad had met Michelle. Ze vocht als een bezetene en krijste verwensingen in zijn richting. Ik schoot toe terwijl ik het Zilveren Kruis van mijn nek rukte. Ik liep langs Suko en drukte het Zilveren Kruis tegen haar rug. Michelle krijste en wrong zich in allerlei bochten om de aanraking te ontwijken, maar ik liet niet los. De strengen van de demonen-zweep lieten los en Suko haalde de zilveren dolk tevoorschijn. De twee artefacten van het goede waren misschien niet genoeg om Michelle te vernietigen, maar ze week terug. Gezamenlijk dreven we haar naar de afgrond. Op dat moment donderde een stem door de ruimte. "Sterf, John Sinclair. Het moment is gekomen! Wees vervloekt tot in lengten der dagen!" "Wees zelf vervloekt!" schreeuwde ik terug. Ik haalde uit en gaf Michelle een kaakslag. Michelle, die eens een meisje was geweest. Een mooi meisje was geweest, maar die nu een demon was. Ik moest haar doden om haar ziel de rust te geven en ik doodde haar door haar over de rand in de afgrond te laten storten. Ze struikelde achteruit en stortte gillend in de diepte. Net op dat moment kwam Jacques boven de rand uit met Jane nog altijd in zijn armen. Hij reikte haar het roerloze lichaam aan en boog het hoofd. "Dit is alles wat ik kan doen, John Sinclair. Ga nu. Ga, want er is geen tijd meer." "En jij dan?" "Ik zal wel zien." Hij spreidde zijn ongelijke armen. "Ik weet niet wat er met mij gaat gebeuren." "Bedankt." Ik legde mijn hand op zijn schouder. "Bedankt dat je Jane hebt gered." Hij huiverde ineens en een gevoel van gelukzaligheid gleed over zijn verwrongen gezicht. Hij keek opzij naar mijn hand en ik zag dat ik het Zilveren Kruis nog in mijn hand had. "Ga nu, John. Ga," zei Jacques. "Het Zilveren Kruis heeft me bevrijd! De aanraking met jouw Zilveren Kruis heeft de ban doorbroken! Ik kan nu sterven!" Zijn ogen braken en met een vredige trek om zijn mond stierf hij. Suko trok me mee en we haastten ons naar boven. Zonder om te kijken renden we naar buiten en sprongen in de Jeep. De bodem trilde onder onze voeten en een dof gerommel was hoorbaar. "Het kasteel wordt opgeblazen," zei Jane ademloos. Ze sprong nog voor mij in de Jeep en ik startte de motor. Het leek alsof er een aardbeving gaande was en ik trapte het gaspedaal dieper in. Plotseling steeg een machtige steekvlam omhoog. Het kasteel was in een enorme fakkel veranderd die de Comte en zijn dienaar verzwolg. Het was hem niet gelukt om de val dicht te laten klappen die ons in de handen van Asmodis moest brengen. We hadden ook voorkomen dat Michelle en Jacques z'n dienaren zouden worden. Jacques was eindelijk gestorven zoals hij wilde en wat er van Michelle was geworden wilde ik eigenlijk niet weten. We raasden de helling af terwijl achter ons het kasteel in stukken spatte. De brokstukken kwamen op de weg terecht, maar wij waren al bijna in het dorp.


Er viel niet veel uit te leggen in het dorp. Het kasteel was ontploft en we zagen dat de berg voor de helft was ingestort. De afgrond naar de hel was dichtgeslagen en de Comte was vernietigd. Tegen Pierre zeiden we enkel dat zijn vriendin was omgekomen bij de ontploffing. De werkelijke toedracht vertelden wij hem niet; die was te verschrikkelijk. Toen we de volgende ochtend met de Bentley Nouvatelle verlieten stond Pierre nog lang bij het plaatsnaambordje en zwaaide ons uit. "Poeh, dit Satansslot zal ik niet snel vergeten," zei Jane zuchtend. Ze leunde in de gerieflijke kussens van de Bentley. "Maar nu hebben we wel tijd om wat vakantie te vieren, toch?" "We zijn onderweg naar huis," zei ik, "maar we zullen onderweg wel ergens overnachten." "Laten we dat nu doen," zei Jane bedelend. "We hebben de afgelopen nachten niet veel geslapen en eigenlijk hebben we wel wat rust nodig." "Wil je nu een hotel boeken?" vroeg ik ongelovig. "Midden op de dag?" "We zijn heel erg moe," zei Jane. Ze giechelde even. Een motor reed ons voorbij. Heel even kreeg ik het visioen dat het misschien Michelle zou zijn die met wapperende, blonde haren voorbij reed, maar het was Suko. Hij zwaaide kort en gaf gas. De motor verdween in de verte. "Die gaat in één ruk door naar Shao," zei Jane. "Wat denk je ervan? Kunnen wij hier niet nog een nachtje blijven?" "Misschien wel," zei ik. "Je hebt eigenlijk wel gelijk;, we hebben de afgelopen nachten niet zo goed geslapen. Misschien moeten we dat vandaag maar eens inhalen. Eens lekker slapen..." "Slapen?" vroeg Jane toen ik het parkeerterrein van een motelletje opreed. 'Wie heeft het nu over slapen gehad?"

EINDE