Goeroe van de dood
Door Jason Dark
Sandra Stanwick rilde van opwinding. Haar borst ging door haar heftige ademhaling op en neer. Ze had bijna geen kracht meer om de rest van de bezwering af te maken. Al jaren woonde ze, onder erbarmelijke omstandigheden, in dit oude huis, om eindelijk contact te krijgen met de andere zijde. Met de geesten en demonen. Eindelijk na al die tijd werden haar inspanningen beloond. Boven het zwarte, marmeren satansbeeld verscheen een rode gloed. De gloed brandde zo fel dat Sandra haar ogen neer moest slaan.
"Demonen van de duisternis, neem me in uw kring op," riep ze op zangerige toon. "Laat me een van u zijn, zodat ik dood en verderf onder de mensen kan zaaien."
Ze keek weer op en trok zich geschrokken een stuk terug. De gloed was verdwenen, in plaats daarvan zweefde er een vreselijk monster boven het zwarte altaar. Het veranderde voortdurend van gestalte. Dan leek het weer een geitenhok, dan weer een fabelwezen dat uit meerdere dieren was samengesteld. Uiteindelijk
bleef het er uitzien als een menselijk wezen, zover je van menselijk kon spreken.
Alleen het gezicht was al die tijd niet veranderd. In een lelijk marmengezicht flonkerden kleine achterbakse oogjes, uit de mond hing een blauwgekleurde tong en een zwarte pels verborg het voorhoofd. Uit de, naar zwavel en teer ruikende haren groeiden twee horens.
"Jij wilt het kwaad dienen," galmde een machtige stem door het kleine vertrek.
Sandra Stanwick kromp ineen. In elk woord lag een zweem van haat en verachting voor alles wat goed was. Desondanks knikte ze, ze kon nu niet meer terug.
"Ja, ik wil het kwaad dienen," verklaarde ze. Haar stem brak, maar ze meende het wel. Eindelijk waren haar dromen uitgekomen. De ontberingen hadden zich geloond.
"Dan neem ik je in mijn rijk op. Van nu af aan behoor je tot de machtige demonen die binnenkort over de wereld zullen heersen. Maar eerst moeten onze ergste vijanden sterven, jij zult ons daarbij helpen!"
Voordat Sandra het kon bevatten stortte de demon zich op haar. Hij omhelsde haar met zijn dichtbehaarde armen. Zijn ogen gloeiden rood op. Sandra schreeuwde om hulp, maar niemand hoorde haar. De dodelijke scherpe en lange tanden van het beest waren vlak voor haar gezicht. Het volgende moment breidde zich een ijzige koude door haar lichaam uit. Haar gegil stierf weg. De demon liet het lijk op de grond zakken, trok zich naar het altaar terug en liet zich versmelten met het satansbeeld. Met een flits doofde de rode gloed. De kaarsen doofden op datzelfde moment en de stank van gesmolten was verspreidde zich door de kamer. Buiten trok de nevel nog door de takken, sloeg de regen nog tegen de ramen en knalde het openstaande raam nog steeds tegen de muur.
Bonk... bonk... bonk...
Als een bel die naderend onheil aankondigde.
De tranen rolden Jane over de wangen van het lachen. Ik vermaakte me ook kostelijk. Alleen Suko, mijn Chinese vriend, zat met een versteend gezicht naast ons en staarde strak naar het toneel. Hij dacht aan Shao, zijn vriendin. Leefde ze nog? Hij had nog geen antwoord op deze vraag. Al weken sprak heel Londen over de nieuwe show die op Westend speelde. Het was een aaneenschakeling van grappige invallen, gegarneerd met nostalgische shownummers. Het geheel werd voorgedragen door een groep internationale artiesten. Op dit moment waren er een stel bezig in de trapezes. Het ene moment zweefden ze kundig door de lucht, het volgende moment deden ze net of ze vielen om zich vervolgens op het laatste moment met een hand vast te grijpen aan een reddende collega.
Ik boog me voor Jane langs en vroeg Suko: "Vindt je het niet leuk?"
Zonder een spier te vertrekken keek hij me aan en zei: "Dat kan ik veel beter."
Hierdoor schoot Jane in een volgende lachstuip. Jane Collins, de mooiste privé-detective ter wereld, en ook één met het grootste gevoel voor humor, zoals ik vanavond vaststelde.
De trapezewerkers verlieten het toneel en een goochelaar nam hun plaats in. Zijn eerste truck was een groot spandoek uit een glas water halen. Het lachen verging me gelijk, want op het spandoek stond: 'JOHN SINCLAIR WORDT IN DE VESTIBULE VERWACHT.
De rest van het publiek was onder de indruk, terwijl ik opstond keek Jane me vragend aan. Ik kon alleen mijn schouders onwetend ophalen. Suko had een brede grijns op zijn gezicht, eindelijk had hij dan wat afleiding. Ik boog me naar mijn vrienden toe.
"Ik moet even weg," zei ik haastig-
"Zal ik meekomen?" vroeg Jane.
Ik schudde mijn hoofd. "Ik ben vast zo weer terug," antwoordde ik en wierp Suko een vernietigende blik toe. "Ik ben blij dat jij je in ieder geval vermaakt."
"Het spijt me, John," zei hij proestend. "Maar ik vind die truck met het glas toch zo vermakelijk."
"Geen beter vermaak dan leedvermaak," bromde ik terwijl ik langs de mensen naast me schoof.
In de vestibule van het theater wachtte een plaatsaanwijzer me op die me naar een kantoortje bracht. Daar stond een telefoon met de hoorn ernaast. Ik had bij de Yard een nummer achtergelaten waar ik in noodgevallen te bereiken was. Ik pakte de hoorn op en zei mijn naam.
"Hallo, John," zei Featherton, mijn collega. "Het spijt me dat ik je moet storen, maar ik kreeg net een vreemd geval binnen op het bureau. Een verwarde man kwam naar me toe met het verhaal dat hij zijn vriendin in een verlaten huis had gevonden. Ze was vermoord!"
Ik haalde diep adem. "En waarom haal je mij dan uit de voorstelling? Jullie kunnen zelf toch wel een moordzaak oplossen?"
"Dat wel," begon Featherton twijfelend. "Maar er is nog iets. De man, ene Lany Flint, zégt dat er in de kamer, waar hij haar vond, een zwart altaar stond. Je weet wel, compleet met zwarte kaarsen en een satansbeeld. Ik wilde wachten voordat ik iets verder zou ondernemen."
Uit de zaal hoorde ik het bulderende gelach van het publiek en een bijvallend applaus. Ik zuchtte.
"Oké, ik kom er aan."
Featherton vertelde me het adres, en daarmee was voor mij de gezellige avond afgelopen. Maar zo is het nu eenmaal als je voor de Scotland Yard werkt en dan ook nog als geestenjager. Ik had geen tijd meer om Jane en Suko gedag te zeggen, dus liet ik een bericht voor ze achter bij de garderobe. Ik trok mijn jas aan en rende door de stromende regen naar mijn Bentley. Terwijl ik door de uitgestorven stad reed, ik dacht niet meer aan acrobaten en goochelaars, concentreerde ik me op de komende strijd tegen de duistere machten. Automatisch tastte ik naar het zilveren kruis dat aan een ketting om mijn nek hing. Buiten dat kruis had ik geen enkel wapen bij me. Ik had er niet op gerekend dat ik nog aan het werk zou moeten. Het kruis zou voldoende moeten zijn. Ik hoopte niet dat ik gelijk oog In oog zou komen te staan met een demon. Maar de nacht had blijkbaar nog enkele gruwelijke verassingen voor me in petto.
Mijn collega Featherton had zijn wagen geparkeerd voor een verwilderde tuin in het Londense stadsdeel Wimbledon. Hij en een man van begin dertig stapten uit toen ik mijn Bentley achter de dienstwagen van de Yard parkeerde en de lichten doofde.
"Ik denk dat we eerst het lichaam maar even moeten bekijken," zei Featherton en wees daarbij op een duister lijkend huis dat tussen het onkruid stond. "Dan laat ik het aan jou wat we verder gaan doen."
Ik knikte en keek naar Larry Flint die angstig naar het huis staarde. Hij liep echter wel mee toen we het tuinpad opliepen.
"Hoe heet uw vriendin?" vroeg ik.
"Sandra, Sandra Stanwick."
Hij veegde de regen uit zijn bleke gezicht. Ondanks het slechte licht kon ik zijn onnatuurlijk grote ogen zien.
"We hebben elkaar een paar maanden geleden ontmoet. Echt innig bevriend waren we eigenlijk niet... ze was vaak wat vreemd, weet u...ik..."
Zijn stem brak toen we in de hal aankwamen. Larry wees naar boven. We bestegen een krakende houten trap. Boven op de overloop scheen een vuil lampje, we liepen in zijn vaalgele licht naar een deur die op een kier stond. Ik stak mijn hand uit en gaf de deur een zetje. Langzaam zwaaide de deur piepend naar binnen open.
Midden in de kamer stond een zwartharige vrouw met de rug naar me toe. Met een geschrokken gilletje draaide ze zich om. Ze sloeg haar handen voor haar mond en keek me met grote zwarte ogen aan. Toen zag ze Larry en haalde opgelucht adem.
"Hemeltje, Lany!" zei ze hoofdschuddend. "Je liet me schrikken. Waarom belde je niet aan. Ik wist helemaal niet datje vrienden mee zou brengen."
Toen niemand antwoordde keek ze ons één voor één fronsend aan. Vanuit mijn ooghoeken keek ik naar Larry Flint. Hij was lijkbleek en keek bevreemd de kamer rond. Ik zag niets opvallends. Oude meubelen, een versleten tapijt, vergeeld behang, maar nergens een altaar of een aanwijzing die op een zwarte mis zou kunnen wijzen.
"Sandra...!" stamelde Lany. "Je... je was toch dood?"
Op dat moment draaiden zijn ogen omhoog en werd hij slap. Ik kon hem nog maar net opvangen en liet hem op het oude tapijt glijden. Featherton liep de kamer uit.
"Wat verschrikkelijk," fluisterde Sandra Stanwick aangedaan en ging op haar knieën naast hem zitten. "Hij heeft al eerder zulke rare dingen gebazeld. Ik nam het nooit al te serieus, maar nu..."
Featherton kwam terug met een natte handdoek en samen brachten we Flint weer bij bewustzijn.
We hielpen hem omhoog, en nauwelijks was hij weer in de benen of hij sleurde me aan mijn arm mee naar de deur.
"Haal me hier weg, hoofdinspecteur," fluisterde hij hees. "In godsnaam, haal me hieruit!"
"Hoofdinspecteur?" vroeg Sandra Stanwick en keek me strak aan. "Bent u van de politie?"
Pas op dat moment dacht ik er aan om me voor te stellen, "hoofdinspecteur Sinclair van de Scotland Yard."
Vergistte ik me nu of flonkerden haar ogen even? Ik kon er niet meer aandacht aan besteden omdat la Flint als een bezetene de kamer uit vloog. Op de trap haalde ik hem in en bracht hem naar buiten op de straat. Twee minuten later kwam ook Featherton naar buiten en wierp Lany een scheve blik toe.
"Het spijt me, John," zei hij. "Blijkbaar heb ik je avond voor niets bedorven."
"Geeft niets," antwoordde ik en knikte hem toe terwijl hij naar zijn wagen liep, instapte en wegreed.
Nu draaide ik me naar de bevende Larry Flint om. "Oké," zei ik zacht. "Nu nog een keer."
Ik was zeer benieuwd of hij bij zijn verhaal bleef. Hij bezwoer me dat hij Sandra voor een zwart altaar had zien liggen.
"Ze was dood!" riep hij zo vertwijfeld dat ik hem geloofde. "Ik ben niet gek! Ik heb het me niet verbeeld, ze was dood! U had al dat bloed moeten zien, Mister Sinclair!"
Ik stelde hem zo goed als ik kon op zijn gemak en bestelde over de radio een taxi.
"Ga maar naar huis," zei ik tegen Flint toen hij in de taxi stapte. "Ik laat wat van me horen zodra ik iets ontdek. Praat er maar met niemand over, en mijd je vriendin de komende tijd maar even."
Flint keek me vreemd aan. "Ik wil niets meer met haar te maken hebben," fluisterde hij zo zacht dat de chauffeur hem niet kon horen. "Zij... dat is geen mens!"
Ik knikte hem toe en wachtte tot de taxi weg was gereden voordat ik me weer naar het huis omdraaide. Als Larry dit alles niet had gefantaseerd, stond er nu een raadselachtige vrouw achter één van de ramen naar me te kijken. Ik stapte in mijn Bentley en reed weg. Na ongeveer een mijl keerde ik om en parkeerde de wagen twee straten verwijderd van het huis met de verwilderde tuin. De zilverkleurige Bentley viel in de nevel nauwelijks op. Via een omweg sloop ik terug. De schutting rond het huis was op verscheidene plekken kapot en ik kroop door een van de gaten in de tuin. Vanachter een bosje had ik een goed uitzicht op de beide deuren. Omdat het weer harder begon te regenen sloeg ik de kraag van mijn jas op. Na enkele minuten had ik geen droge draad meer aan mijn lijf. Toch bleef ik wachten. Nergens in het huis brandde nog licht. Waarschijnlijk liet ik de nacht voor niets aan me voorbij schieten. Ik dacht aan Jane en Suko, zouden zij zich al zorgen maken? Desondanks bleef ik roerloos staan. In de verte sloeg een klok middernacht. Op datzelfde moment ging de achterdeur met een knal open. Gespannen keek ik toe. Enkele minuten gebeurde er niets, maar eindelijk kwam er een vermomde gestalte naar buiten. Een hoofddoek en een wijde mantel maakten de vrouw onherkenbaar, totdat een windstoot de doek naar achteren blies. Ik herkende het gezicht van Sandra Stanwick. Zo had ik haar ook in het huis gezien, alleen was haar gezicht nu in een wilde triomf vertrokken. Ze gooide haar hoofd in de nek en stiet een gillende lach uit, die me een rilling over de rug liet lopen. Ik verroerde me niet en bleef wachten. Tot op dit moment begreep ik nog niet wat er zich in het huis had afgespeeld. Toch vertelde mijn instinct me dat Larry niet had gelogen. Sandra verdween weer in het huis om even later weer naar buiten te komen met een grote zak. Ze sleepte het de trap af en bleef hijgend staan. Weer zag ik haar gezicht. Het leed geen twijfel, dit was de vrouw die ik als Sandra Stanwick had leren kennen. Uit een schuurtje haalde ze een schop en liep er verder mee de tuin in. Ze begon te graven. Ze groef een graf Koortsachtig bedacht ik wat ik moest doen. Ik kon nu tevoorschijn komen om te kijken wat er in de zak zat. Maar ik had het gevoel dat zo'n idee wel eens heel gevaarlijk kon zijn. Ik kende Sandra nog niet goed genoeg en wist niet over welke vaardigheden ze beschikte. Ik liet haar graven. Een half uur later leek ze met haar laatste krachten de zak in het gat te duwen. Daarna schepte ze het gat weer dicht. Ze nam niet de moeite om het oppervlak glad te maken en de graszoden terug te leggen. Duidelijk aan het einde van haar Latijn wankelde ze naar het huis terug en sloot de deur achter zich af. Ik wachtte nog een half uur en wilde net naar het graf lopen toen een massieve gestalte naast me opdook en me de weg versperde.
Ik wilde de man al aanvallen tot ik hem op het laatste moment herkende.
"Suko!" riep ik gedempt. "Wat doe jij hier?"
De Chinees grijnsde. "Het duurde Jane en mij te lang, John," fluisterde hij. "We hebben naar het bureau gebeld en kregen te horen waar je heen was. De rest hebben we zelf uitgevogeld."
Ik vertelde hem in het kort wat er was gebeurd.
"Nou, laten we dan maar eens gaan kijken," zei hij wijzend naar het fris gegraven graf. "Waar is Jane nu?"
"Ik heb haar overgehaald om thuis te blijven."
"En mijn koffer?"
Suko's gezicht betrok. "Die ben ik eerlijk gezegd vergeten," gaf hij toe. "Kom op nou, we hebben geen tijd te verliezen."
Suko baande zich een weg door het onkruid en greep de schop. Hij stak hem diep in de zachte aarde. Ik hield het huis en de omgeving in de gaten, maar nergens was een beweging te zien. Na vijf minuten nam ik de schop van Suko over en ging hij op de uitkijk staan. Niet veel later stuitte ik op de zak. Voorzichtig legde ik hem vrij. Suko reikte me een zakmes aan en scheen met een zaklantaarn in het graf. Ik sneed de zak kapot en sloeg hem open. Mijn vriend kreunde onderdrukt en ik kon met moeite een schreeuw binnen houden. Het was een lijk. Een vrouwenlijk. De verwondingen die ze had waren vreselijk. Zo doodden alleen demonen. Het meest schokkende echter was dat ik de dode kende. Het was de vrouw uit het huis. Het was Sandra Stanwick!
Niet begrijpend staarde ik naar het lijk. Vreselijke verwondingen, dat kwam overeen met de beschrijving die Lany Flint had gegeven. Er was dus werkelijk een toegetakeld lijk! Flint had het gezien. En het klopte ook dat zijn vriendin dood was.
Maar wie was dan die andere vrouw?
Ze leek sprekend op het lijk dat hier voor me lag. Zelfs Flint had haar voor zijn vriendin aangezien. En de andere vrouw wist ook wie Lany Flint was. Een perfecte dubbelganger.
Suko rammelde me door elkaar. "Hé John, wakker worden!" zei hij ongeduldig. "Wat is er nou, heb je nog nooit een lijk gezien?"
Ik vertelde hem wat er aan de hand was, en toen ik klaar was met mijn verhaal leek het of hij wel een whisky kon gebruiken.
"Dat is toch...!" mompelde hij terwijl hij het huis in ogenschouw nam. "Wat doen we nu?"
"We gaan op bezoek bij Sandra Stanwick, of tenminste bij de vrouw die sprekend op haar lijkt."
Ik wees op de achterdeur. "Kijk jij of je daar naar binnen kunt komen."
Suko sloop verrassend zachtjes, met het oog op zijn grote, brede lichaam, naar het huis. Een halve minuut later zwaaide de achterdeur open. Toen de deur venaderlijk begon te kraken wipte Suko hem eenvoudigweg van zijn scharnieren en zette hem tegen de muur. Ik haalde een kleine zaklantaarn tevoorschijn en knipte hem aan. De smalle bundel licht dwaalde door een oude keuken, waar je een compleet modern appartement in kwijt kon. Messen glinsterden aan de wand en boven de haar hing een slagersbijl. De vuilnisemmer puilde uit met gebruikte conservenblikken. Het leek er op dat deze Sandra Stanwick geen luxe nodig had. De keuken zag er niet naar uit dat het vaak werd gebruikt. We slopen verder en kwamen via een tweede deur in de gang. Ik wilde net de andere kamers op de begane grond controleren toen Suko me aan mijn mouw trok. Mijn blik schoot omhoog. Daar stond ze, halverwege de trap en keek met een glimlachje op ons neer.
"Hallo, meneer Sinclair," zei ze met een stem die me een koude rilling bezorgde. "Sinds wanneer gedragen hoofdinspecteurs van de Scotland Yard zich als inbrekers?"
Ik nam haar scherp op. Door haar wijde ochtendmantel kon ik niet zien of ze een wapen op haar lichaam droeg.
"Sinds wanneer?" herhaalde ik hard. "Sinds eenzame vrouwen hun evenbeelden in de tuin begraven!"
Ik maakte me klaar voor een aanval. Die kwam ook, maar op een andere wijze dan dat ik vermoedde.
Ik verwachtte dat ze zich vanaf de trap op me zou storten, maar in plaats daarvan verdween ze, om het volgende ogenblik vlak voor mijn neus weer tevoorschijn te komen. Haar gespreide vingers streken over mijn gezicht. Ik trok mijn hoofd direct terug, maar een nagel schramde over mijn wang en ik voelde gelijk een scherpe brandende pijn. Ik voelde iets warms over mijn kin lopen. Ik aarzelde even om een vrouw te slaan. Dat kostte me bijna het leven. Haar handen schoten naar voren en sloten zich om mijn nek. Ik opende mijn mond, maar ik kreeg geen lucht meer. Pas nu sloeg ik naar de vrouw. Dat was geen mens, dat moest een demon zijn! Mijn vuist knalde tegen iets keihards aan. Ik had kunnen schreeuwen van pijn, maar de lucht ontbrak me. Een rode waas verscheen voor mijn ogen en ik zakte al door de knieën. Ik ramde in op de demon, maar het was net of ik tegen een betonnen muur aan het slaan was. Plots zag ik Suko achter de demon opdoemen, Hij pakte haar van achteren op en voor een moment kon ik weer ademhalen. Gulzig liet ik de zuurstof door mijn brandende keel gieren. Ik krabbelde weer omhoog. Nu was Suko in gevaar. Hij was een uitstekende karateka, maar toch moest hij achteruit wijken voor de slagen van de vrouw. Hij struikelde tegen de trap aan en weer suisde de hand van de demon door de lucht. Suko dook weg en de vierde trede bezweek onder een Map die zijn hoofd had kunnen splijten. Met een ruk trok ik mijn jas en hemd open. Het zilveren kruis kwam tevoorschijn. Suko dook weer weg en rolde over de vloer. Lichtvoetig veerde hij weer omhoog, maar de demon ging hem achterna.
Hij verdween weer om een fractie van een seconde later weer achter Suko op te duiken. Met twee grote stappen rende ik de gang in. Ik was te laat geweest, als Sandra's tweede ik niet naar me had opgekeken. Haar ogen werden groot, en haar gezicht vertrok zich in een pijnlijke grimas. Haar blik brandde zich vast op het zilveren kruis op mijn borst. Suko overzag de situatie en dook naar de grond. Deze keer ging de demon hem niet achterna, maar bleef als vastgenageld staan. Langzaam liep ik naar Sandra's tweede ik toe, greep het kruis en hield het omhoog. Met de handen voor haar gezicht week de demon achteruit. Verwilderde kreten drongen uit haar mond. Haar lichaam schokte alsof het onder stroom stond. Nu had ik mijn koffer nodig, om de demon te kunnen vernietigen. Ik had alleen het zilveren kruis en moest daar maar op vertrouwen. Nog één stap! Het lichaam van de dubbelganger raakte de wand. Ik dacht het gevecht al te hebben gewonnen. De kracht van het zilveren kruis ontnam de demon de kracht om in een andere dimensie te vluchten. Nu kon ik de laatste stoot uitdelen. Maar er kwam geen volgende slag. Sandra's tweede ik deed nog een stap achteruit, maar in plaats van tegen de wand te knallen, ging ze er dwars doorheen. Ik keek achter me en zocht de hal af, maar de demon verscheen niet meer. Suko krabbelde weer overeind.
"Wat was dat spannend, hè," zei hij droog en wiste zich het zweet van het voorhoofd. . "Ja, dat was het," bevestigde ik en stopte het kruis weer onder mijn hemd. "Maar dit was pas het begin."
Larry Flint betaalde de taxi en stapte voor zijn huis uit. Gespannen keek hij om zich heen. Tijdens de rit was hij weer een beetje tot zichzelf gekomen, maar nu was hij er meer en meer van overtuigd dat hij zich niets had ingebeeld. Sandra was dood! En toch had hij haar levend en wel voor zich gezien! Kreunend greep hij zijn hoofd vast en wankelde naar de voordeur.
"Hé meneer, voelt u zich wel goed?" vroeg de chauffeur achter hem. "Kan ik u ergens mee helpen?"
Larry wuifde zijn hulp weg. "Dank u, maar het gaat wel weer," antwoordde hij hondsmoe. Hij rommelde met de sleutel in het slot en kreeg eindelijk de deur open. Langzaam sleepte hij zich naar zijn appartement. In zijn eigen huis aangekomen voelde hij zich weer iets beter. Met een zucht liet hij zich op de bank neervallen en sloot zijn ogen. Gedimde lampen verlichtten het smaakvolle, modern ingerichte appartement. Hier was het schoon, netjes en alles was vertrouwd.
Hij kon zich niet meer voorstellen dat hij zich ooit op zijn gemak had gevoeld in dat oude huis. Waarom fascineerde die Sandra hem zo? Hij herinnerde zich hoe ze elkaar hadden ontmoet. Ze waren in gesprek gekomen en Sandra had hem bij haar thuis uitgenodigd. Hij was betoverd door haar schoonheid. Desondanks had hij haar nooit gekust. Hij had haar steeds vaker bezocht en ze had hem in grote vage lijnen over haar werk verteld. Over een groot einddoel dat ze nastreefde. Hij was er nooit achter gekomen wat ze nu precies bedoelde en zij had hem duidelijk gemaakt dat hij er nog niet rijp voor was.
Urenlang bleef hij huiverend op de bank zitten. De deurbel deed hem recht zitten. Geschrokken staarde hij naar de deur. Hij was niet van plan hem open te doen. Desondanks stond hij op en schoof de grendel weg. Hij opende de deur en viel bijna flauw toen hij Sandra voor zich zag staan. Hij probeerde de deur dicht te gooien, maar ze was al binnen en duwde hem naar de woonkamer.
"Sandra," zei hij hees. "" In godsnaam, waarom... hoe kom je... hier?"
Ze lachte ondoorgrondelijk, plantte hem in de bank en ging tegenover hem zitten.
"Ik heb je toch verteld van mijn grote doel," fluisterde ze met oplichtende ogen. "Ik heb het bereikt! En nu wil ik je aanbieden om je ook bij ons aan te komen sluiten."
Larry schudde geschrokken het hoofd. "Ik heb geen idee waar je het over hebt, Sandra," zei hij hijgend. "Maar ik wil er niets van weten! Laat me met rust, ga weg!"
"Larry!" Sandra boog zich voorover en keek hem hypnotiserend aan. "Lany, ik ben op zoek geweest naar een mens die me kan helpen, die net als ik vastbesloten is om het kwaad te dienen. Kom, ga met me mee naar het rijk der demonen, dan strijden we gezamenlijk tegen de krachten van het goede! Gebruik deze kans, doe net als ik!"
Larry leek als door de bliksem getroffen. Hij hoorde de helft van wat ze zei niet eens, maar hij wist wel dat er een enorm gevaar op hem af kwam denderen. Met een verstikte schreeuw sprong hij op, Sandra sprong ook op, maar voor ze hem de weg kon versperren ging Larry er schreeuwend vandoor. Doodsangst dreef hem. Met trillende vingers greep hij de klink en trok de deur open. Op dat moment werd hij van achteren vastgepakt.
Ik vond in de gang een telefoon en belde de Yard. Iemand moest zich toch om het lijk in de tuin bekommeren.
"Wie heeft haar gedood?" vroeg Suko huiverend.
Ik trok alleen mijn schouders op, drukte de haak weer in en belde Jane.
"Ik hou niet zo van speculeren," antwoordde ik. Jane nam de telefoon niet op.
Suko liep naar één van de ramen en draaide zich weer grijnzend om. "Ze kan de telefoon ook niet opnemen," zei hij en wees naar de tuin.
Ik liep naar de deur en deed hem open. Jane wilde net stiekem naar het huis sluipen. Nu keek ze op en kwam snel naar me toe..
"John, wat zie je er uit!" riep ze. "Heb je een bad genomen met je kleren aan of zo?
Jane had zich omgekleed en had nu een comfortabel jeans setje aan. Suko en ik vertelden haar om de beurt een deel van het verhaal. Met ieder woord viel haar mond verder open.
"En jullie staan hier nog te dralen? Waarom hebben jullie het huis nog niet doorzocht?"
"Omdat jij ons de tijd nog niet hebt gegeven," zei ik lachend. "Kom, we splitsen ons op en nemen ieder een etage."
Op die manier waren we klaar voordat mijn collega's van de Yard aankwamen. Ik had de kelder doorzocht, Jane de begane grond en Suko de eerste etage en de zolder Teleurgesteld keken we elkaar schouderophalend aan toen we allemaal weer in de gang waren. Op dat moment stopten er meerdere witte wagens met blauwe zwaailichten voor het huis.
"Niet te vinden," zei Jane. "Geen spoor van een altaar of van andere voorwerpen van de zwarte magie."
'Toch moet er een altaar zijn," hield ik vol. "Lany Flint, de vriend van Sandra, had gelijk. Hij heeft het lijk gezien, en ook een altaar."
"Zeer verwarrend," meende Suko. "Sandra Stanwicks dubbelganger begraaft Sandra's lijk. Hoe steekt dit allemaal in elkaar?"
Voordat ik daarop kon antwoorden kwamen de agenten van de Yard binnen. Ik vertelde hen waar het om ging, maar verzweeg dat er een dubbelganger van Sandra was. Dat was iets alleen voor mij.
"En nu?" vroeg Jane toen we voor mijn Bentley stonden.
"Ik ga nog eens praten met die Lany Flint," zei ik. "Op dit moment is hij ons enige aanknooppunt."
"Mijn wagen staat daar," zei Jane wijzend in de nevel.
"Ik rij met jou mee," zei Suko.
Voordat ik kon protesteren dat we niet met zijn drieën bij Larry binnen konden vallen was alles al beslist. Suko zat in mijn Bentley en Jane was in de nevel verdwenen. Ik stapte dus ook maar in mijn wagen en begon aan de vreemde rit door Londen. De nevel was nog dikker geworden en een paar keer moesten we stoppen, zodat Suko uit kon stappen om de borden te kunnen lezen. Zo tastten we onze weg af dwars door Londen naar Hornsey. De tocht kostte ons zeker twee uur
"Flint zal staan te springen van plezier, dat je hem om drie uur 's ochtends uit zijn bed haalt," meende Jane toen we voor de deur stonden.
"Ik denk niet dat hij vannacht zo goed zal slapen," was ik van mening.
Ik doorzocht de lijst met namen om bij Flint te kunnen aanbellen.
"De deur staat open," zei Suko venast en duwde hem helemaal open. Hij tastte om de hoek en schakelde de lamp in. Zwijgend liepen we naar boven. Op de juiste etage keken we om ons heen op zoek naar de deur van Larry Flint. Maar voordat we de deur hadden gevonden klonk er plots een harde gil. Het volgende ogenblik tuimelde een man de gang op.
Lany Flint!
De lamp op de gang begaf het. Het enige licht dat we zagen kwam uit de openstaande deur. In dat licht herkende ik de demon die achter Flint opdoemde. De gestalte greep hem vast en hield hem in een wurggreep. Suko vloog me voorbij. Hij wist dat hij niets uit kon richten tegen de demon, maar toch wachtte hij niet af. Met een ware panterspong dook hij op Flint af, greep hem vast en trok hem met zich mee. Er was een geluid van scheurende stof en Flints overhemd was geruïneerd. Maar hij was vrij. Flint schreeuwde en sloeg om zich heen. Hij kende Suko natuurlijk niet en dacht dat hij hem ook aanviel. Ik was Suko op de voet gevolgd en was gelijk achter hem toen hij Flint greep. Direct bracht ik mijn zilveren kruis omhoog en bracht hem in het gezichtsveld van de demon. Sissend en vloekend week Sandra's tweede ik terug in de woning, Ik zag nog net haar van haat vervulde ogen voordat ze de deur voor mijn neus dichtgooide. Het licht ging weer aan. Ik keek achterom en zag Jane aan het eind van de gang bij het lichtknopje staan.
"Snel, hierheen!" riep ik naar haar.
De demon kon elk ogenblik naast haar opduiken om zich op mij te wreken. Jane rende onze kant op. Suko had moeite om de volledig doorgeslagen Flint in bedwang te houden. Hij hoopte dat de man wat rustiger zou worden als hij mij zag.
"Rustig!" schreeuwde ik hem in het gezicht. "We zijn hier om je te helpen."
Mijn woorden hadden geen enkel effect. Flint keek als een dolle stier in een rode kamer om zich heen en lalde onbegrijpelijke woorden. De man was volledig van deze wereld. Hij wriemelde zich los en rende er vandoor in de richting van de trap.
"Flint!" riepen we in koor en renden achter hem aan. Maar we konden hem niet inhalen. Met een grote voorsprong rende Flint de straat op. Een fractie van een seconde later klonk er een ijselijke gil. Toen ik de straat opstormde brak ik zowat mijn nek over Flints verwrongen lijk.
Tevergeefs zocht ik de staat af naar de demon, wat nog bemoeilijkt werd door de dichte nevel. Of hij was gedesintegreerd of hij had zich verstopt. Een achtervolging was uitgesloten in deze witte wereld. Ik keek mijn vrienden, die naast me stonden, aan.
"Ik bel de collega's, als jullie Sandra Stanwick zien ren dan voor je leven naar me toe!"
Jane staarde naar het lijk en Suko knikte me geruststellend toe.
"Doen we, John," zei hij met onvaste stem.
Zo snel was Suko niet klein te krijgen, maar twee vreselijk toegetakelde lijken op één avond werd hem toch ook een beetje teveel. Ik ging naar mijn auto en belde de collega's voor de tweede keer. Het was puur voor het protocol, iets vinden konden ze toch niet. Ik gaf ook een gedetailleerde beschrijving van Sandra Stanwick daar De klopjacht was geopend, maar ik zei er wel bij dat niemand haar mocht arresteren. Als ze haar zagen moesten ze gelijk mij bellen. Natuurlijk vertelde ik er niet bij dat deze Sandra Stanwick een demon was in plaats van een gewoon mens. En ik gaf ook haar naam niet door, die stond namelijk al in de overlijdensakte van de werkelijke dode. Ik ging naar mijn vrienden terug en haalde opgelucht adem toen ik zag dat er niets was gebeurd.
"Moordzaken komt Vermoedelijk deze nacht nog," zei ik en vermeed een blik te werpen op het lijk. "Jane, kun jij Suko naar huis brengen?"
Ze keek me verrast aan. "Waarom doe je dat zelf niet?" vroeg ze argwanend. "Jullie wonen immers naast elkaar." :
"Ik wil nog even een kijkje nemen in Sandra Stanwicks huis. "
Ik vergat dat ik eigenlijk Sandra's evenbeeld moest zeggen, maar Jane en Suko begrepen me zo ook wel. Eén half uur later arriveerden de agenten van moordzaken en ik nam afscheid van Jane en Suko.
De rit terug duurde minstens zo lang als de heenweg. We hadden het huis al eens doorzocht en ook de collega's van moordzaken hadden het ondersteboven gehaald. Desondanks ging ik nog een keer van de kelder helemaal tot aan de zolder door elk hoekje en spleetje. Ik ontdekte zelfs ook nog iets. De tussenmuur tussen twee kamers op de eerste verdieping leek me wat te dik. Ik beklopte de muur en op een bepaalde plek Monk het hol. In de kelder vond ik een voorhamer en een klein kwartiertje later keek ik door een gat in de muur Toen ik met mijn zaklamp naar binnen scheen kreeg ik in de gaten dat ik niet tevergeefs zoveel werk had verricht. Hier lagen de spullen die Sandra had gebruikt voor haar zwarte mis. Ik haalde een zwarte tafel, zwarte kaarsen en een zwarte, zeer zware stenen schaal tevoorschijn. Helemaal in de hoek stond nog een voorwerp. Ik strekte mijn hand er al naar uit toen ik aarzelde en mijn hand weer terugtrok. Het was een satansbeeld, lelijk, afstotend en obsceen. Voor heel even had ik het gevoel dat het beeldje leefde. Ik beet mijn kiezen op elkaar. Ik was John Sinclair, geestenjager, en mijn opgave was om het kwaad te vernietigen. Ik kon nu geen zelfmedelijden gebruiken. Ik greep het beeldje vast en haalde het uit zijn schuilplaats tevoorschijn. Het beeldje leek met de seconde zwaarder te worden. Ik had bijna de kracht niet meer om het op het zwarte altaar te zetten. Toen ik eindelijk het beeldje op de tafel had gezet begon zich gelijk een rode gloed te verspreiden in de kamer Ik twijfelde niet meer aan het feit dat het beeldje leefde. De ogen in de duivelskop staarden me vijandig aan. Toen ik naar het kruis om mijn nek tastte kromp het beeldje ineen voor de macht van het goede. Maar voordat ik het helemaal tevoorschijn kon halen begon de kamer om me heen te veranderen. Ik werd door een onweerstaanbare kracht gegrepen en meegesleurd. Tevergeefs probeerde ik me ergens aan vast te houden om de val te verhinderen, maar het lukte me niet. Plotseling was ik door ontelbare demonen omgeven. Lelijke gestalten met wijdopen gesperde muiien en klauwen die naar me grepen. Ergens tussen deze vreselijke geesten herkende ik in een fractie van een seconde mijn aartsvijand, de zwarte dood. De allerergste der demonen. Van alle kanten kwamen de demonen op me af. De voorste monsters konden me al met hun lange nagels aanraken. De messcherpe nagels scheurden mijn kleding. Als er nu geen wonder kwam, was ik verloren.
Ik had nog maar één mogelijkheid. Ik haalde het zilveren kruis tevoorschijn. Dit was het enige wapen dat ik bij me droeg. Toen ik met Jane en Suko naar de show ging, had ik er geen rekening mee gehouden dat ik met demonen te maken zou krijgen. Ik deed de ketting af en strekte mijn arm uit naar mijn aanvallers. De demonen in de eerste rij weken terug. Maar van achteren kreeg ik een harde slag in de rug die me naar voren wierp. Als een horde hongerige wolven wierpen de demonen zich van alle kanten boven op me. Krijsend en brullend probeerden ze me aan stukken te scheuren. En boven deze triomfantelijke kreten hoorde ik het honende gelach van de zwarte dood. Die dacht dat hij zijn ergste vijand eindelijk had verslagen. Maar zo makkelijk gaf ik me niet gewonnen. Ik nam het kruis als een dolk in de rechterhand en stak het uit naar de demonen. Ik bloedde uit talrijke schrammen en sneden. Ik draaide als een gek in het rond en stak en sneed waar ik ook maar iets kon raken. De demonen die ik met het zilver raakte weken jankend achteruit en vergingen in een wolk van zwarte rook en met een felle lichtflits verdween ook de rook uit de kamer. Ik kreeg weer een beetje lucht en zag plotseling een bres in de muur van lichamen. Achter de doorgang stond het zwarte altaar met daarop het duivelsbeeld. Met een grote sprong stortte ik me tussen mijn vijanden en stiet links en rechts met mijn kruis opdat het gat zich niet zou dichten. Ik sprong op het zwarte altaar, pakte het crucifix stevig vast en stiet het als een dolk in de borst van het satansbeeld. Ineens was alles stil in de kamer. De demonen waren verdwenen en ik stond gewoon weer in dezelfde kamer waar Sandra Stanwick was vermoord. Voor me was nog wel het zwarte altaar en het duivelsbeeld. Mijn zilveren crucifix zat nog diep in het stenen lichaam van de duivel. Ik probeerde het kruis eruit te trekken. Het bewoog een beetje, het leek wel of het in een levend lichaam zat. Voordat ik het eruit kon trekken Monk er een angstaanjagend gekreun door de kamer Geschrokken liet ik het kruis los. Het klonk alsof ik werkelijk een levend wezen had verwond.
"John Sinclair," drong een stem mijn hoofd binnen. De stem leek van overal te komen. "Sinclair, vernietig mij niet! Ik bied je macht en rijkdom aan! Kies! Ik vervul je iedere wens!"
"Oh nee," zei ik tandenknarsend. "Jij maakt mij niet gek. Ik laat me niet door een demon verblinden."
"Sinclair, kijk dan! Ik zal je mijn krachten laten zien. Ik kan over tijd en ruimte beschikken. Ik ben machtiger dan je denkt. Kijk maar en sluit Je aan bij de juiste kant!"
Ik hoefde niets te zien, mijn besluit stond al vast. Maar de demon in het satansbeeld wilde zich bewijzen. Ik bleef in dezelfde kamer, maar de tijd draaide zich voor mijn ogen terug. Ik zag in hoog tempo mijn collega's van moordzaken het huis achterstevoren doorzoeken. Daarna zag ik mezelf en mijn vrienden. Verder en verder ging ik terug in de tijd, Sandra Stanwick, de echte, knielde smekend voor het altaar naar de duistere krachten, Daarna gingen we de juiste kant weer op en ik zag hoe het beeld zich in een verschrikkelijke demon veranderde en zich op Sandra stortte, Hoe hij haar doodde en haar ook tot demon maakte,
"Sinclair, kies mij! Vernietig mij niet!"
Ik was op slag weer in het heden. Vol afschuw keek ik naar het beeld. De stenen mond was tot een afschuwelijke grijns vertrokken. De demon was zeker van zijn zaak en dacht dat ik me bij hem aan zou sluiten.
"k ga geen pact aan met het kwaad!" riep ik en trok met geweld mijn zilveren crucifix uit het beeld. De grijns verdween en de stenen muil klapte dicht. Een afschuwelijke kreet vulde de kamer Ik werd door een immense drukgolf naar achteren gesmeten, Om me heen schoten roodgele vlammen uit de muren en de vloer Oorverdovende donder beroofde me bijna van het verstand. Ik sloeg om me heen en probeerde me ergens aan vast te houden. Het zilveren crucifix liet ik geen seconde los, als ik dat deed zou dat mijn onmiddellijke dood betekenen. Ik werd door de immense vlammenzee verblind en kon niet zien waar ik heen ging. Hard kwam ik ergens op neer. Het werd me zwart voor de ogen en ik vocht tegen de bewusteloosheid. Verdwaasd keek ik om me heen. Ik lag op het gras voor het huis. Het was een wonder dat ik de val van de eerste verdieping had overleefd. Dat had ik aan mijn zilveren crucifix te danken. Het kruis had niet alleen de demon vemie- tigd, maar ook mij uit het huis gesleurd. Het oude huis brandde als stro. De vlammen schoten hoog de nachtelijke hemel in en kleurden de nevel bloedrood. Ik kon alleen maar hulpeloos toekijken hoe de machten uit de hel zich uitleefden. Hier kon geen mens iets tegen doen. Binnen enkele minuten was het oude huis tot op zijn fundering afgebrand. Toen de brandweer ter plaatse kwam doofden de vlammen net zo snel als dat ze waren verschenen. Langzaam liep ik naar mijn Bentley. Mijn kleren waren gescheurd, ikzelf was geschramd, gesneden en hondsmoe. Daar bovenop was ik bitter teleurgesteld. De demon had alle sporen die me naar Sandra's tweede ik konden leiden vernietigd. Ik wist nu wel hoe het begonnen was, maar ik had geen idee hoe ik het moest stoppen. Maar dat was nu precies wat er moest gebeuren wilde ik voorkomen dat er nog meer slachtoffers zouden vallen.
De volgende morgen was ik om negen uur precies weer op de Yard, hoewel ik mijn ogen nauwelijks open kon houden. Glenda Parkins keek me onderzoekend aan maar onthield zich van ieder commentaar. Glenda is mijn secretaresse, betoverend mooi met een prachtig figuur. Ze aanbidt me, maar ik heb één vaste regel. Geen liefde op het werk. Dat betekende niet dat er wel een beetje geflirt mocht worden, maar daar was ik vandaag veel te moe voor.
"Is er nog iets gebeurd?" vroeg ik terwijl ik een geeuw onderdrukte.
Ze ademde diep in, zodat ik goed zag dat haar truitje twee maten te klein was.
"De dossiers over de twee moorden liggen op je bureau," antwoordde ze met een oogopslag die iedere hartslag op hol zou brengen.
Ik dacht aan Sandra en mijn polsslag bleef op niveau. Ik glimlachte haar collegiaal toe en verdween in mijn kantoor. In de dossiers waren alle feiten over Lany Flint en Sandra Stanwick opgenomen. Het interessantste was wel dat Sandra al jaren niet had gewerkt en ook nergens aan had geklopt voor geld. Ze was helemaal blijkbaar helemaal opgegaan in de bezweringen voor de duistere machten. En nu had ze eindelijk haar doel bereikt. Of het ook zo gegaan was zoals ze zich had voorgesteld betwijfelde ik. Larry Flint was een dertien in een dozijn mens geweest. Er was helemaal niets wat hem in verband bracht met demonen. Blijkbaar had hij echt niet geweten waar zijn vriendin zich mee inliet. Al na tien minuten merkte ik dat ik het de rest van de dag niet zou volhouden achter mijn bureau. Ik ben überhaupt geen bureaumens, ik moet iets ondernemen. Ik liet een bericht, dat ik via de radio in mijn Bentley te bereiken was, achter bij Glenda en reed naar Flints huis. Omdat het oude huis in Wimbledon niet meer , bestond was dit mijn enige aanknopingspunt. Ik had de vorige nacht de woning niet gezien. Het was klein, maar modern en goed ingericht. Ik doorzocht alle kasten en was verdacht op mogelijke geheime ruimtes. Na een uur zoeken was ik nog net zover als eerst. Ik pakte Flints persoonlijke telefoonboekje. Misschien wisten sommige van zijn vrienden iets meer over Sandra Stanwick, haar familie of vrienden. Ik bladerde er door en stopte bij de ouders van Lany. Bij hen kon ik wel beginnen.
Een zeer sympathieke vrouwenstem nam op.
"Mevrouw Flint?" vroeg ik. "Mijn naam is John Sinclair. Het gaat om uw zoon Lany."
"Ja, ik ben zijn moeder," antwoordde de vrouw vriendelijk. "Wat is er met hem?"
Ik aarzelde. Ik had zelf de nabestaanden niet op de hoogte gebracht. Zouden de collega's van moordzaken het vergeten zijn?
"Ik kom even bij u langs, als het u uitkomt."
"Als u met Larry wilt praten," antwoordde mevrouw Flint, "dan heeft u pech. Mijn zoon is net vijf minuten geleden vertrokken."
"vijf minuten geleden?" herhaalde ik verbaasd.
"Maar ja," verzekerde mevrouw Flint me. "Hij kwam onverwachts even bij me langs."
"Bent u daar heel erg zeker van?" vroeg ik ten overvloede.
"Natuurlijk! Ik ken mijn eigen zoon toch wel!"
Haar stem koelde hoorbaar af. "Zeg eens, wie bent u en wat wilt u van me?"
"Dat vertel ik u zo meteen persoonlijk, mevrouw Flint," antwoordde ik gehaast. "Ik ben al onderweg!"
Ik gooide de hoorn op de haak en rende naar buiten. Larry was vijf minuten geleden bij zijn moeder geweest. Ik had geen idee wat daar nou weer voor duivelse tovenarij achter zat, maar dat zou ik snel uit gaan vinden!
"Hallo, meneer Flint!" De eenarmige portier knikte Larry vriendelijk toe. "Aan de late kant vandaag?"
"Ja, maar dat geeft niet. Ik heb al gebeld dat ik wat later kwam."
"Oké dan, prettige dag verder," riep de portier hem nog na.
Larry liep verder het hoofdgebouw van de firma binnen. De meeste mensen die hij tegenkwam begroetten hem vriendelijk. Ze kenden hem, en iedereen mocht de bescheiden, rustige man wel. Hij trad nooit op de voorgrond, maar als je hem nodig had, dan was hij er ook. Lany begroette iedereen van zijn kant net zo vriendelijk als altijd, en niemand kon de gruwelijke gedachten die zich in zijn hoofd afspeelden zien. Bij iedereen die hij tegenkwam, man of vrouw, bekeek hij de persoonlijke situatie. Het interesseerde hem niet als mens hoe zijn collega's leefden, maar hij was aan het nagaan wie er het beste als slachtoffer uit de bus kwam. Hij liep zijn kantoor binnen en kreeg van zijn secretaresse een stapel papieren die hij moest doornemen. Larry bladerde ze door zonder ze te zien. Wel keek hij onderzoekend naar de jonge vrouw. Pearl Haggard was geschikt. Ze was tweeëntwintig en beeldschoon. Ze kende een heleboel mensen, had nog familie en was van plan te trouwen met de zoon van de consul. Een invloedrijk persoon...
Aan de achterste tafel in de werkruimte zag hij Muriel Segovian zitten. Een duistere lach speelde om zijn lippen.
Muriel Segovian, vierenvijftig, alleenstaand. Dertig jaar geleden was ze naar Engeland gekomen en was nooit echt ingeburgerd geraakt. Haar ouders waren in de oorlog omgekomen, maar haar man was een invloedrijk journalist van een landelijk ochtendblad.
'Perfect,' dacht Lany triomfantelijk. 'Deze vermoeide, vroegtijdig verouderde vrouw, die onopvallend haar werk doet en geen vriend had moet het worden.'
Nu moest hij nog beslissen wanneer ze zou sterven. Maar daar was nog alle tijd voor. Larry Flint was niet van plan iets te overhaasten. Beter gezegd: De demon die Larry Flints uiterlijk had aangenomen wilde niets overhaasten. Larry Flint zelf lag in het lijkenhuis.
De regen kletterde tegen de voorruit, de ruitenwissers hadden er moeite mee om mijn blik op de weg vrij te houden. Boven het monotone geluid van de wissers uit hoorde ik het piepen van mijn radio. De centrale legde verbinding.
"John, ik hoor helemaal niets meer van je," hoorde ik Jane zeggen toen de verbinding tot stand was gekomen. "Ben je al iets verder gekomen?"
"Ik ben hoofdinspecteur, geen helderziende," antwoordde ik en gaf haar een oogverblindende lach door de microfoon. Jammer dat ze me niet kon zien, Jane was elke lach waard.
"Ik ben onderweg naar Klints ouders. Hij was vijf minuten geleden nog bij hen."
"Wat?" Jane had een paar seconden nodig om deze informatie te verwerken. Toen trok ze de enige denkbare conclusie.
"De demon ziet er nu dus uit als Larry Flint en niet meer als Sandra Stanwick."
"Waarschijnlijk," antwoordde ik voorzichtig, ik wilde niet op de dingen vooruit lopen. "Wat ga jij vandaag doen?"
"Wat denk je?" kaatste ze terug. "Ik ga Klints ouders een bezoek brengen."
"Dat kan maar één ding betekenen, dat je als detective niet veel opdrachten meer binnenhaalt. Anders zou je daar geen tijd voor hebben."
"Je bent werkelijk onuitstaanbaar, John Sinclair," schimpte ze lachend. "Ik kom alleen maar omdat je voortdurend een gouvernante nodig bent. Anders moet de Yard binnenkort naar een andere hoofdinspecteur uitkijken."
Ze gooide de hoorn zo temperamentvol op dat ik het zelfs over de radio . Een minuut later was Jane weer aan de lijn.
"Je hebt me het adres nog niet gegeven," mompelde ze.
Ik vertelde haar het adres. "Je wordt een beetje vergeetachtig de laatste tijd, schat," zei ik grijnzend.
"Waarom dacht je er zelf niet aan, dan?" antwoordde ze snibbig en knalde de hoorn op het apparaat.
Vijftien minuten later parkeerde ik mijn Bentley voor een rij huizen die men alleen maar aan de nummers uit elkaar kon houden. Toen ik uitstapte ging de deur open. Een rondborstige vrouw met blonde krullen kwam tevoorschijn, gevolgd door een massieve man. De vrouw keek me angstig, de man wantrouwend aan. Voordat ik iets kon zeggen reed een oude VW met gierende banden de straat in. Het was Jane's kevertje waarvan je aan de buitenkant niet kon zien wat er onder de motorkap schuil ging.
"Bent u degene die ons belde?" vroeg de man en deed een stap naar voren terwijl Jane de voortuin in kwam gerend.
Ik knikte en liet hem mijn badge zien. "Dat is Jane Collins," stelde ik haar voor. "Mogen we binnenkomen?"
"Scotland Yard?" Meneer Klint gaf me mijn badge terug. "Wij zijn fatsoenlijke mensen en hebben nog nooit iets gehad met de politie. Wat willen jullie?"
"Laten we dat niet hier op straat bespreken," zei Jane met een innemende glimlach en bereikte daarmee dat we zonder verdere moeilijkheden binnen kwamen.
Wat we deze mensen te zeggen hadden was niet iets voor nieuwsgierige oren bestemd.
Mevrouw Flint vertelde ons van het verrassingsbezoek van haar zoon, "Ik was natuurlijk erg blij, maar ik begreep niet goed waarom hij voor ons te laat wou komen op zijn werk."
"Gedroeg hij zich anders dan anders?" vroeg Jane impulsief.
Mevrouw Flint keek haar verbaasd aan. "Dat is merkwaardig," zei ze. "Dat was precies wat hij mij ook vroeg. Ik verzekerde hem dat me niets aan hem opviel. Blijkbaar was hij daarmee tevreden en ging toen snel weg."
Jane wierp me een veelzeggende blik toe. Ik begreep waar ze heen wilde. In geen geval was het Larry Flint zelf die hier een bezoek had gebracht. Lany was dood, het was de demon die zijn uiterlijk had aangenomen. En er was maar één verklaring waarom hij hierheen was gekomen. Hij wilde zeker weten dat niemand hem voor een dubbelganger aan zou zien. Bij wie kon hij dat beter beproeven dan bij zijn eigen moeder.
Ik haalde diep adem, het zou er toch eens van moeten komen.
"Mevrouw Flint." Ik schraapte mijn keel. "Meneer Flint, het spijt me zeer, maar ik..."
De woorden stokten me in de keel. Een fractie van een seconde zag ik achter het echtpaar Flint hun zoon. Slechts vaag en zwakjes, maar ik was zeker van mijn zaak. Even later was het ook weer verdwenen.
"Wat wilde u zeggen, meneer Sinclair?" vroeg meneer Flint ongeduldig.
Ik moest iets wegslikken. Zou de demon hier bij de ouders van zijn slachtoffer iets uithalen? Onopvallend tastte ik naar mijn zilveren crucifix en mijn Beretta.
"Uw zoon is afgelopen nacht vermoord," zei ik zacht. "Degene die hier bij u was, was een dubbelganger."
Bezorgd keek ik het echtpaar aan, maar geen van beiden gaf een reactie. Ze keken me alleen maar glimlachend aan, alsof ze niet hadden gehoord wat ik zei.
"Hebt u niet gehoord wat hij zei?" vroeg Jane niet begrijpend. "Larry is dood! Hij is vermoord!"
"Natuurlijk hebben we het gehoord." Meneer Flint stond op. "Ik moet nu weer naar mijn werk. Mijn vrouw belde me op het bedrijf en liet me thuis komen, omdat uw telefoontje zo merkwaardig was. Maar nu is alles weer in orde."
"Mijn God, meneer Flint!" Jane sprong op. "Hebt u het nog steeds niet..."
Ik gaf haar een wenk, het had geen zin. Ik had me zojuist dus niet vergist. De demon was werkelijk in hier aanwezig geweest. Hij had het echtpaar Flint niet omgebracht, maar er wel voor gezorgd dat ze hem niet in de wielen konden rijden.
"Wat is er met die mensen aan de hand, John?" vroeg Jane nadat we afscheid hadden genomen en weer op straat stonden. "Is het de schok over het verlies van hun zoon?"
Ze had de demon niet gezien en begreep er nu dus niets meer van.
"Hij heeft hen zo beïnvloed, dat ze niet bevatten wat er met hun zoon is gebeurd," verklaarde ik. "We zullen eerst de demon moeten uitschakelen voordat ze begrijpen wat er aan de hand is."
Ik keek op mijn horloge. "Ik ga eens rondvragen op Flints werk. Ga je mee?"
Jane schudde haar hoofd. "Wat heb ik daar nu te zoeken?" zei ze schouderophalend. "Succes, John."
Ze drukte een kus op mijn mond en liep terug naar haar wagen. In gedachten verzonken reed ik weg en zag niet wat Jane ging doen. Ze had geen idee wat ze zich op de hals haalde.
Uit het dossier wist ik dat Flint op de afdeling verkoop van een kantoormachinefirma werkte. Niet echt opwindend, maar deze man was tijdens zijn leven ook weinig opwindend geweest. Pas na zijn dood werd hij een bedreiging. Bij de ingang van de firma hield een portier me staande.
"Wat is de reden van uw bezoek?"
Ik zei hem dat ik dringend Mister Flint moest spreken, omdat ik geen zin had in een lange uitleg. Als de portier Zei dat hij niet aanwezig was, kon ik altijd nog naar zijn vervanger vragen. Maar de portier knikte me toe en deed de slagboom omhoog.
"U hebt geluk, Mr. Flint is een uur geleden binnen gekomen."
Ik parkeerde de auto en vroeg binnen naar het kantoor van Flint. Er waren geen veiligheidsvoorschriften. Waarom ook? De firma maakte kantoorartikelen. Op een van de deuren las ik: Larry Flint, verkoop manager.
Zonder aankloppen rukte ik de deur open en stormde naar binnen. In een oogopslag zag ik dat Larry er niet was. Maar aan een bureau stond een jonge vrouw die zich met een onderdrukte kreet naar me omdraaide.
"Doet u dat wel vaker?" vroeg ze gepikeerd. "Mensen de stuipen op het lijf jagen?"
Bliksemsnel schakelde ik om en liet haar mijn meest innemende glimlach zien.
"Het spijt me, ik dacht Larry hier was... ik bedoel Mister. Flint."
Ik wilde haar doen geloven dat ik een bekende van Flint was.
"Ah, dan spijt het mij, maar Mr. Flint heeft op dit moment pauze, en uw naam is?"
"Sinclair, John Sinclair."
Ik keek haar aan. Begin twintig, mooi gezichtje en vrolijke blauwe ogen. "En waar kan ik hem vinden?"
"Waarschijnlijk in de kantine," antwoordde ze. "Ik heet trouwens Pearl Haggard. Ik werk voor Mr. Flint. Bent u een beetje bekend binnen de firma?"
Ik schudde van nee. "Maar ik zal me graag door jou naar de kantine laten brengen."
"Dat zal helaas niet gaan," zei ze lachend. "Ik moet hier blijven. Telefoondienst. Maar Mrs. Segovian kan u brengen. Ze heeft nu toch pauze."
Ze opende een deur en wenkte een vrouw van middelbare leeftijd met een vermoeid gezicht en grijnzende haren.
"Muriel, wil jij Mr. Sinclair naar de kantine brengen?"
De vrouw knikte en liep voor me uit. Ik kende dit type wel. Eenzaam, door het leven teleurgesteld en verbitterd.
"Kent u Mr. Flint al lang?" vroeg ik.
Ze wierp me een korte blik toe. "We werken in dezelfde firma," antwoordde ze kortaf.
Dat was duidelijk. Ze wilde niet over Flint praten. Veel tijd hadden we toch al niet meer, want we hadden de kantine al bereikt. Voor de deur hield ik de vrouw tegen. Ik wilde haar niet onnodig in gevaar brengen en liet haar mijn badge zien.
"Het is beter dat u de kantine niet betreedt," zei ik alleen maar.
Ze knikte en ik was gerustgesteld. Ze was wel zo slim dat haar niets kon gebeuren. Dacht ik.
Ik stiet de zwaaideuren open en liep de langgerekte eetruimte binnen. Ik zag Larry Flint direct. Hij zat aan de laatste tafel en kromp ineen toen hij mij zag. Als hij zichzelf niet wilde verraden tegenover zijn collega's, kon hij nu niet in het niets verdwijnen. Hij stond gehaast op en trok zich verder terug de kantine in. Ik liep tussen de tafels door. Het was me om het even of ik in de gaten liep of niet. Mijn rechterhand ging naar de kolf van mijn Beretta, maar ik trok hem nog niet. Ik wilde geen onnodige paniek veroorzaken. Larry begon te rennen, keek naar me om en struikelde over een stoel. Met veel lawaai vloog hij over een tafel en de twee vrouwen die er aan zaten sprongen gillend op. Ik ging sneller lopen, stiet een man opzij die me in de weg stond en rende nu op Flint af. De demon rolde zich op zijn rug. In zijn ogen zag ik de demon die in het menselijke lichaam huisde. De verenigde haat van de hel vonkte er uit. Ik liet de Beretta zitten, mijn zilveren crucifix was genoeg. Maar Flint verraste me met een trap die me achteruit wierp. Ik hield mijn crucifix omhoog. Paniek was van zijn vertrokken gezicht af te lezen. Met moeite kon hij een schreeuw onderdrukken.
Flint ging er op handen en voeten onder de tafels vandoor. Ik wilde hem achterna, maar nu gingen er meer mensen staan.
"Scotland Yard! Blijft u allen rustig!" schreeuwde ik, maar het hielp niets. Ze verdrongen zich naar de achtergrond en probeerden door de uitgangen weg te komen, waardoor ze me in de weg liepen. Secondenlang was ik Flint uit het oog verloren. Toen ik hem weer in het zicht kreeg had hij de achteruitgang al bijna bereikt. Ik mocht hem niet laten ontsnappen, trok mijn Beretta, richtte en loste een schot. Het volgende ogenblik trilden de wanden en rammelden de ruiten in hun sponningen onder het gebrul van de geraakte demon. De kracht van de kogel sloeg hem tegen de muur. Ik had hem in de schouder geraakt, maar hij was nog niet vernietigd. Ik vuurde een tweede keer, maar Flint rolde opzij en het enige dat ik raakte was de muur. De demon dook door de deur en ik ging hem achterna. Toen ik de gang bereikte was hij verdwenen. Er was geen mens te bekennen dus de demon kon hier zonder opvallen overgaan naar een andere dimensie. Maar hij zou terugkomen. Dat wist ik zeker. De demon had een opdracht te vervullen in deze wereld, en hij had zijn doel nog niet bereikt. Wat dat dan ook mocht zijn.
Jane kon het er niet bij laten zitten dat het echtpaar Flint de dood van hun zoon niet konden begrijpen. Een dezer dagen zouden ze er zich toch bewust van worden en het leek Jane beter dat die dag vandaag zou zijn. Ze wachtte tien minuten lang in haar auto, stapte uit en belde aan. Mr. Flint deed open.
"Wat doet u hier nog?" vroeg hij onvriendelijk.
"Laat toch, Arthur," zei zijn vrouw en schoof hem opzij. "Komt u toch binnen Miss Collins."
Ze pakte Jane bij de arm en leidde haar naar de bank in de woonkamer. "Mijn man windt zich te snel op, dat hoeft u niet serieus te namen."
"Mevr. Flint!" Jane ging met de vrouw op de bank zitten en keek haar recht in de ogen. "Mevr. Flint, uw zoon leeft niet meer! Begrijpt u dat? Hij is gisternacht vermoord, door Sandra Stanwick!"
Ze probeerde de moeder van het slachtoffer ervan te doordringen dat het een demon was geweest. Maar Mrs. Flint begreep helemaal niets. Ze keek dwars door Jane heen en lachte mechanisch.
"Ik was er zelf bij," fluisterde Jane. De herinnering aan de moord schokte haar nog steeds. "Mevr. Flint, ik heb gezien hoe Larry is gestorven!"
Het had geen enkele zin. Jane drong niet door tot de vrouw, wat ze ook deed of zei. Teleurgesteld stond ze op en liep naar het raam. Ze schrok terug en draaide zich om toen ze een man het huis zag naderen.
"Uw zoon... Lany!" verward stokten de woorden in haar keel. Verdere verklaringen hadden geen zin. "Vertel hem niet dat ik hier was! Is er een tweede uitgang?"
Mevr. Flint keek haar verbaasd aan. "Natuurlijk, door de keuken de tuin in. Maar waarom wilt u niet..."
"Geen vragen!" Jane kromp ineen toen de deurbel ging. "Geen woord over mij!"
Snel liep ze naar de keuken en bereikte die op het moment dat Mrs. Flint de voordeur opendeed.
"Hallo, Lany," zei Mister Flint. "Leuk datje weer eens langskomt. Kom binnen."
Jane sloop naar de achterdeur. Ze had geen wapens tegen demonen bij zich en het leek haar beter een gevecht uit de weg te gaan. Maar ze wilde Lany wel in het oog houden. Ze greep naar de klink en trok eraan. Geen beweging! De deur was op slot, en de sleutel stak niet in het slot! Paniekerig keek ze om zich heen of er een sleutel in de buurt aan een haakje hing. Er was nergens een sleutel te ontdekken.
"Dan niet," fluisterde ze. Zo gemakkelijk liet ze zich niet klein krijgen. Als ze dan niet uit het huis kon komen, dan moest ze er maar het beste van maken. Ze sloop terug naar de deur die naar de gang leidde en luisterde. :
"Je bent gewond!" riep Mrs.; Flint geschrokken. "Laat zien, wat is er gebeurd?"
"Voorzichtig!" klonk Lany's stem. "Het ziet er erger uit dan dat het is. Jullie hoeven je geen zorgen te maken. Ik red het wel."
"Een schotwond?" vroeg zijn vader scherp. "Hoe kom je daar aan?"
"Spelende kinderen hebben me beschoten. Het valt wel mee, alleen het bloed laat het erger lijken."
"Je moet direct naar het ziekenhuis," zei Mrs. Flint vastbesloten. "Ik bel een ziekenwagen!"
"Jij blijft hier!" beval Lany. "Waag het niet om te bellen."
"Oké, Lany," zei zijn moeder gehoorzaam. Het leek erop dat ze geen eigen vrije wil meer had.
"Misschien heeft die jonge vrouw wel EHBO of zoiets," riep Mr. Flint opgewonden.
Blijkbaar had hij niet gehoord dat hij zich stil moest houden over Jane.
"Is ze er nog? Ik heb haar helemaal niet weg zien gaan?"
"Een jonge vrouw?" vroeg Lany gelijk. "Wie?"
"Die Miss Collins!" flapte Mister Flint er uit.
Jane greep haar Astrapistool uit haar handtas en beet haar tanden op elkaar. Tegen een demon had ze er waarschijnlijk niets aan, maar ze zou zich niet zomaar gewonnen geven. Ze hoorde voetstappen. Het volgende ogenblik stond de demon in de keuken. Om zijn mond speelde een duivels glimlachje en in zijn ogen las Jane haar laatste oordeel.
Hij was me ontglipt. Ik zocht het gehele complex nog af, maar tevergeefs. De demon was aangeslagen, maar toch nog steeds gevaarlijk. Ik moest erop toezien dat hij hier niet terug kon keren om nog meer onheil te stichten. De directie was zeer meewerkend en stelde de omroepinstallatie tot mijn beschikking, zodat ik iedereen tegelijkertijd uit kon leggen wat er aan de hand was. Dat was nog niet zo simpel. Ik kon ze vertellen dat Lany gezocht werd door de Scotland Yard omdat hij een gevaarlijke crimineel was. Dan zou niemand zich nog met hem inlaten. Maar het stond me tegen om de naam van een onschuldige dode te besmeuren. Ik zag dat de personeelschef ongeduldig naar me stond te kijken en schraapte mijn keel. Ik stelde me voor en verklaarde dat we Mister Flint dringend moesten spreken. Als hij ergens opdook moest onmiddellijk de Yard op de hoogte worden gebracht. Ik noemde mijn nummer en vermelde er nog bij dat het gevaarlijk was om Mister Flint aan te spreken. Meer kon ik er niet van maken. Ik wist echter niet zeker of alle medewerkers mijn oproep hadden gehoord. Ik dacht aan de naaste medewerkers van Flint en ging nog even langs bij zijn kantoor. Daar was alleen Pearl Haggard aanwezig,
"Waar is Mrs. Segovian?" vroeg ik en wees op het lege bureau.
De knappe jongedame trok haar schouders op. "Ze had erge hoofdpijn en is naar huis gegaan. Moest u haar nog spreken dan?"
"Heeft ze mijn oproep gehoord?"
"Ja, ze is net een paar minuutjes geleden vertrokken."
Ik vertrouwde er maar op. Waarom zou Pearl Haggard tegen me liegen? Een beetje gerustgesteld belde ik Jane, Die nam niet op. Suko was wel thuis, maar wist ook niet waar ze uithing. Ik zocht er niet veel achter en ging mijn vergeten middageten halen. Onder het eten brak ik mijn hoofd over de vraag wat voor spelletje de demon speelde. Ik had geen idee. Sandra Stanwick was in een boosaardige demon veranderd. . Dat stond vast. Maar dat was niet zonder reden gebeurd. Mijn tegenstanders planden een grote slag. Dat voelde ik, en nog kon ik er niet achter komen wat er was. En dat terwijl de vreselijke waarheid zo dichtbij was!
Jane aarzelde om op Lany Flint te schieten. Ze zei tegen zichzelf dat het een demon was, maar tegenover haar stond een schijnbaar onschuldig mens. Lany grijnsde zijn tanden bloot.
"Jane Collins," siste hij. "Dat komt even mooi uit. Het lijkt wel een geschenk uit de... Hel!"
Jane's handen werden klam. Ze moest schieten wilde ze haar eigen leven redden. De demon ontnam haar de beslissing. Met een hese schreeuw sprong hij op haar af. Jane kromde haar vinger en haar pistool liet zijn korte scherpe knal horen. Ze trof Larry in zijn niet gewonde schouder. Jane struikelde achteruit. De kogel had doel getroffen, maar richtte niets uit. Achter de demon sloeg hij in de wand. Lany wankelde niet eens. Met een gewoon wapen kreeg je een demon er niet onder. Jane probeerde te vluchten. Ze greep een keukenstoel en gooide hem voor de voeten van de demon. Deze lachte honend en zweefde er overheen. Hij strekte zijn gezonde hand naar haar uit.
"Je zult me niet ontkomen, Jane Collins!" siste de demon. "Je bent mij ten deel gevallen en nu zul je de kwade machten van de hel dienen."
"Dat nooit!" riep Jane.
Ze pakte een andere keukenstoel en sloeg ermee naar de demon. Ze raakte zijn hoofd, en de stoel brak krakend alsof ze een stenen zuil had geraakt. Flints grijns werd breder en het vonkje in zijn ogen versterkte zich.
"Arme Jane Collins," zei hij spottend. "Nu wou je zeker wel wat graag dat John Sinclair aan je zijde stond. Maar Sinclair is nu niet hier! Hij kan je niet helpen! Daar ben ik nu voor!"
Hij sprong op haar af en wilde haar grijpen. Jane had nog een stuk poot van de kapotte stoel in haar hand en haalde ermee uit naar de demon. Deze keer trof ze hem tegen zijn gewonde schouder Flint sperde zijn ogen en mond wijdopen en onderdrukte met moeite een schreeuw van pijn. Kreunend hield de demon zijn gewonde arm vast, struikelde en knalde tegen de muur. Zijn schouder raakte de muur en hij brulde ditmaal zonder zich in te houden. Jammerend ging hij door de knieën. Jane wist nu wat dit voor wond was. Hij was helemaal niet aangeschoten door spelende kinderen. John had hem met zijn Beretta te grazen genomen. Alleen een zilveren kogel kon een demon zo verwonden. Nu ze zeker wist dat Lany geen mens meer was, had ze geen scrupules meer Ze wilde zich op hem storten om hem voorgoed buiten gevecht te stellen. Ze wilde net de beslissende slag toedienen toen ze vanachter in een ijzeren houdgreep werd genomen. Ze draaide haar hoofd iets en schrok. Lany's ouders waren hem te hulp geschoten. Ze deden het echter niet uit vrije wil, ze waren in de ban van de demon. Hun gezichten waren lege maskers. Hun ogen dof en uitdrukkingsloos. Hijgend en kreunend krabbelde de demon weer op. Bevelend strekte hij zijn goede arm uit.
"Breng haar naar de kelder en sluit haar op!" kuchte hij. "Ik zal me later met je bezighouden, Jane Collins!"
Mr. En Mrs. Flint sleepten haar naar de kelder, hun oren doof voor haar smeekbeden. Hulpeloos moest Jane hen begaan laten. Ze sleepten haar de keldertrap af en gooiden haar in een klein duister hok. Achter haar hoorde ze de zware deur dichtslaan. De sleutel werd twee keer rondgedraaid. Nu was ze alleen in de duisternis. Hijgend leunde ze tegen de wand. Ze had zichzelf behoorlijk in de nesten gewerkt. Maar ze was niet van plan om bij de pakken neer te gaan zitten. Op de één of andere manier zou ze wel uit deze kelder ontsnappen. Toen hoorde ze voetstappen die naar haar gevangenis kwamen. Het bloed stolde in haar aderen. De zware deur vloog open en de demon stapte naar binnen.
Het kwam zelden voor dat ik met lege handen stond. Geen aanknopingspunten en geen vermoedens. Meestal gingen de demonen door, als ze eenmaal waren begonnen. Ik dacht aan de vele avonturen die ik al beleefd had. Iedere keer had ik één bepaalde tegenstander, maar nu was het anders. Ik zat in mijn Bentley en reed doelloos door de straten van Londen. Ik zat achter een fantoom aan. Toch had ik het gevoel dat ik iets moest ondernemen. Even dacht ik aan het echtpaar Flint. Maar wat moest ik daar? Ik had met hen gesproken. Ze waren niet bij machte om de situatie onder ogen te zien. Van hen werd ik niets wijzer. Alles was bij Sandra Stanwick begonnen. Zij was in een demon veranderd en had Lany Flint vermoord. Ik moest meer over deze geheimzinnige vrouw uit zien te vinden. Dat kon ik alleen in het oude huis in Wimbledon. Beter gezegd in de ruïne. Ik reed dus naar Wimbledon. De mist was ondertussen verdwenen, Londen was weer een normale stad. De resten van het huis staken zwart af tegen de druilerige novemberhemel. Hoewel het nog vroeg in de middag was, leek het me behoorlijk donker. Waarschijnlijk vergiste ik me. Het geblakerde gras, de verkoolde bosjes, de ontwortelde bomen, alles leek naargeestig te zijn. Veel was er van het huis niet over. Je zou verwachten dat na zo'n geweldige explosie de naastgelegen huizen ook beschadigd zouden zijn, maar niets was minder waar. Alleen op de plek waar ik het satansbeeld had vernietigd was alles verwoest. Alle andere huizen waren ongeschonden.
Voordat ik het erf betrad opende ik mijn speciale koffer. Mijn blik gleed over de verschillende wapens. Ik had de keuze uit een pistool, die houten spiesen afvuurde, mijn zilveren dolk, de magische krijtjes of de gnostische edelsteen. Ik koos voor de steen. Ik had hier niet met vampieren te maken, dus aan houten pijlen had ik niets. De dolk gebruikte ik alleen als ik één op één het gevecht aanging met een tegenstander uit het demonenrijk. En aan de krijtjes had ik ook niets omdat ik geen bezwering hoefde uit te voeren. Behoedzaam haalde ik de groenbeige gekleurde steen uit zijn vakje. Op de steen was een slang afgebeeld die zichzelf in de staart beet. Deze steen was een waardevol wapen tegen de dienaren en de slaven van de heer der onderwerelden, de Zwarte Dood. Bewapend met de steen drong ik door de afperking die de brandweer had aangebracht. Ik stapte in een mix van as, verbrand gras en regenwater. Ik keek in alle gaten en hoeken, en zelfs in de brandhaard zelf. Ik had me de moeite kunnen besparen, zelfs het zwarte altaar was niet meer te vinden. De explosieve krachten van het kwaad hadden alles vernietigd. Van het satansbeeldje was ook geen spoor meer terug te vinden. Ik wilde net weggaan toen mijn oog op de keldertrap viel. Het lag half verborgen onder twee stenen platen, maar de spleet ertussen was net breed genoeg om me tussen te wurmen. Ik hoefde niet lang na te denken. Als ik dan toch al hier was kon ik net zo goed de kelder ook nog even doorzoeken. Ik deed de gnostische steen in mijn broekzak om mijn handen vrij te hebben. Ik gleed tussen de twee platen door en tastte met mijn voeten naar de treden. Eindelijk stond ik op de keldertrap. Met mijn penlantaarn scheen ik naar beneden. De bodem van de kelder was volgelopen met water. Ik zou tot aan mijn knieën nat worden als ik er doorheen zou waden. Dat werd me toch iets te gek. In plaats daarvan scheen ik met mijn lamp de gang in. Kale muren, ergens Monk het druppen van water. Ik wilde al vertrekken toen ik op het idee kwam om nog één ding te proberen. Ik haalde de steen tevoorschijn en legde hem op mijn vlakke hand. Langzaam strekte ik mijn arm uit. Plotseling begon het water te koken. Grote luchtbellen stegen naar de oppervlakte en spatten daar uiteen. Een kwalijke lucht van zwavel en verrotting verpestte de lucht.
Dus toch! Er waren hier magische krachten!
Ik hoefde niet meer te twijfelen, ergens hier beneden hadden mijn ergste vijanden zich verstopt. De kwade machten hadden geloofd dat ze hier goed verstopt zaten. Ik moest er voor zorgen dat ze zich hier beneden niet meer zo op hun gemak zouden voelen. De gnostische steen in de rechter, en mijn zilveren crucifix in de linker, zo stapte ik het water in. Ik bereidde me voor op natte voeten en doorweekte broekspijpen, maar het water week voor me terug. Met droge voeten drong ik dieper de kelder in. Achter me sloot het water zich weer. Ieder normaal mens zou het niet wagen om onder deze omstandigheden de kelder te betreden, maar ik liet me niet zo gemakkelijk afschrikken. Aan het einde van de gang was een grote zware deur. Ik drukte hem resoluut open en betrad de daarachter liggende ruimte. Ik had nog geen twee stappen in de ruimte gedaan toen ik zag dat ik van weerskanten werd aangevallen door afgrijselijke monsters. Ik zag oplichtende ogen, blinkende tanden en scherpe klauwen op me afkomen. Ik sprong naar voren en... belande recht in de val van mijn aartsvijand.
Jane had geen mogelijkheid om aan de demon te ontkomen. Ze had nog geen tijd gehad om rond te kijken in haar gevangenis en ze was ongewapend. Ze kende weliswaar de zwakke plek van de demon, maar ze stond met lege handen tegenover hem. Als ze dan moest sterven, zou ze dat met opgeheven hoofd doen. Ze zou de demon geen kans geven om zich te voeden met haar angst.
"Jane Collins!" zei de demon met een verachtelijk gezicht. "Ik zie datje bang bent Je beeft omdat je eindelijk de kracht van de hel erkend hebt."
"Ik heb altijd geweten dat je een demon nooit moet onderschatten," antwoordde Jane. "Maar ik ben niet bang voor jullie. Jullie zijn lichtschuwe lafaards, die in het duister hun slachtoffer besluipen en ze grijpen zonder ze een kans te geven"
"Je hebt een behoorlijk grote mond voor zo'n klein vrouwtje," zei de demon.
Een zenuwtrekje verscheen bij zijn linkeroog. Hij kon zijn woede niet verbergen.
"Ik zal je wel klein krijgen, ju zult me nog jammerend om genade smeken!"
"Nooit!" beet Jane hem in het gezicht toe.
"Oh jawel hoor," lachte de demon zacht. "Dat zal je wel. Misschien niet omdat je sterven moet. En sterven zul je, omdat ik je zal doden. Dan kan ik jou lichaam gebruiken om dicht bij John Sinclair in de buurt te komen. En als de tijd dan daar is, zal ik hem ook doden. Dan zul je me smeken om hem te sparen. Je houdt toch zoveel van die Sinclair, niet?"
Voordat de demon de ruimte was binnengekomen, was een kaal peertje aan het plafond gaan branden. In het licht daarvan had Jane goed zicht op de koude ogen van de demon die haar zonder medelijden aankeken. Jane begon te beven, maar zei niets. Het maakte niet uit of ze nu om haar eigen, of het leven van John zou gaan smeken. De demon zou haar uitlachen en zijn plan toch voltrekken. Ze kon nu dus zichzelf helpen, of haar vrienden kwamen haar redden. Zoniet, dan was ze verloren.
"Nu is het wel gedaan met die grote bek van je, hé Jane."
Lany Flint knikte triomfantelijk. "Ik heb je dit alles verteld, zodat je nog een paar prettige uren hier beneden kunt spenderen. Alle tijd om je te verheugen op wat er met je gaat gebeuren. Ik zal je nu alleen laten."
De demon vertrok zijn gezicht van pijn. "Ik moet nu eerst op krachten komen. Die verdomde zilveren kogel ook!"
"Dus toch niet helemaal onverwoestbaar, hé," zei Jane grimmig.
De demon was al op weg naar de deur, maar draaide zich nu weerom.
"Maak je maar niet al te blij," riep hij vol haat. "Weet je hoe ik weer op krachten kom? Ik geef mijn verwonding aan een mens! Hoe bevalt je dat?"
Jane beet haar kiezen op elkaar zodat de demon niet van haar gezicht kon lezen hoezeer dit haar met afschuw vervulde. Teleurgesteld draaide hij zich om en verliet de gevangenis. Hij deed de lamp niet uit, maar vergrendelde de deur wel heel zorgvuldig. Jane keek om zich heen. Ze was in de ketelruimte gevangen gezet. De ketel zelf nam de meeste ruimte in. De verwarming stond aan en in Jane's hoofd vormde zich een plan. Ze riskeerde haar leven als ze het op deze manier ging doen, maar ze had geen andere keuze. Als ze niets deed, zou ze zeker sterven. Dan was elke kleinste kans beter. Vlug ging ze aan het werk. Ze zou die demon wel eens iets laten zien, hij moest het niet al te makkelijk hebben met haar. Een half uur later was
Eén handbeweging nog en dan zou alles in beweging worden gezet en bleef haar niets anders over dan af te wachten. Ze kon er dan toch niets meer aan veranderen. Als het fout liep, zou ze stikken. Ze aarzelde even en trok toen de handel over die de verwarming regelde en zette hem op vol vermogen. Gespannen wachtte ze op het gevolg, een gevolg dat leven of dood betekende!
Het satansbeeld! Ik had het dus toch niet voor altijd en eeuwig vernietigd. Het zweefde in het midden van de kelder. Rood licht omgaf het hele beeld. Het was tot de grootte van een volwassen man uitgegroeid. Terwijl ik de twee demonen bij de deur ontweek sprong ik recht op het beeld af. Ik zag hem te laat en knalde tegen de sokkel. De klauwen van het kwaad schoten naar voren en grepen me bij de schouders. Ik verloor het contact met de grond en zweefde nu ook. Ik worstelde en zag kans één hand vrij te krijgen. Met al mijn kracht sloeg ik de gnostische steen tegen het satansbeeld. Het leek wel of ik tegen een reusachtige bel had geslagen. De hele kelder dreunde. Ik werd door de geluidsgolven heen en weer geslingerd, het volgende moment stortte ik weer ter aarde. Ik rolde door om de klap op te vangen en hield het crucifix en de steen stevig vast. De twee demonen stortten zich op me, Voordat ze me bereikten keek ik om me heen op zoek naar het beeld. Het zweefde nog steeds boven de grond, zij het dat het wel weer zijn originele grootte terug had. Ongeveer twee turven hoog. De rode gloed was wat minder fel. De steen had een deel van de kracht van het beeld verwoest. Voordat ik klaar was stortten de twee demonen zich op me. De ene had de vorm van een weerwolf aangenomen, de andere die van een grote gorilla. Maar in plaats van een apengezicht grijnsde een doodskop me aan. De grote klauwen sloegen naar me. Ik lag onbeschermd op de grond, tussen de beide monsters in. Voor een uitwijk manoeuvre was het al veel te laat. Op het laatste ogenblik ramde ik het zilveren crucifix omhoog, recht in de gebalde vuist van de aap. Het siste toen hij onder luid gebrul zijn klauw terugtrok. Tussen de mismaakte knokkels kringelde rook omhoog. Het stonk beestachtig naar verbrande pels en zwavel. De tweede demon kon zijn sprong niet meer inhouden. De weerwolf vloog door de lucht. De nagels en dodelijke snijtanden waren op mijn keel gericht. Ik rolde opzij en drukte de gnostische steen tegen mijn hals. De weerwolf beet toe. Hete, naar verrotting en zwavel ruikende adem sloeg me in het gezicht. De kaken klapten dicht. Daar was niets tegen bestand, die waren zelfs door plaatstaal heengegaan. Ik voelde echter niets, In plaats daarvan werd de weerwolf weggeslingerd, dwars door de tegenoverliggende muur heen, en verdween. Het contact met de steen had hem verjaagd. Nu was alleen de op een gorilla lijkende demon over Zijn gewonde hand sleepte nutteloos over de vloer. Hij danste een beetje om me heen en wachtte zijn kans af. In de donkere gaten van zijn doodskop gloeiden zijn rode oogjes op. Heel even nam ik mijn blik van het satansbeeld af. Ik draalde met de gorilla mee en draaide het beeld mijn rug toe. Een triomfantelijke blik van de doodskop waarschuwde me. Zonder na te denken liet ik me op de grond vallen. Het satansbeeld scheerde rakelings over mijn hoofd. Als ik was blijven staan had het stenen beeld mijn schedel verpletterd. De demon die er uitzag als een gorilla greep zijn kans. Het dacht dat ik door het beeld buiten gevecht was gesteld en wilde het werk afmaken. Met een hese apen- schreeuw wierp het beest zich op me. Het strekte zijn lange armen naar me uit, alsof het me aan zijn harige borst dood wilde knuffelen. Toen de demon merkte dat ik niets mankeerde stopte hij zo abrupt alsof hij tegen een stenen muur was geknald. Waarschijnlijk had hij gedacht dat ik ach- teruit zou wijken. Maar in plaats daarvan wierp ik me naar voren, knalde tegen de harige borst en ramde de steen en het crucifix tegelijkertijd in het lichaam van het beest. Het was net of ik een speld in een ballon had geprikt. Het monster implodeerde in mijn stekende greep. Binnen een fractie van een seconde viel het lege vel op de grond. De doodskop rolde eruit over de betonnen vloer. Toen het tegen de muur knalde brak het in ontelbare stukken uiteen. Terwijl ik naar de overblijfselen keek vergingen die helemaal tot stof. De twee wachters van het demonenbeeld hadden hun aardse lichamen achter zich gelaten. Hun opdracht was overbodig geworden. De schuilplaats van hun meester was ontdekt, en dan ook nog door één van hun ergste vijanden. Het satansbeeld trok zich terug. Voordat ik het tegen kon houden groeide het beeld nog één keer tot het zijn grens had bereikt. Ik vermoedde wat er ging komen en hield de gnostische edelsteen en mijn zilveren crucifix voor mijn gezicht. Op die manier overleefde ik de gevaarlijke rode lichtflits waarmee het beeld zich oploste. Secondenlang was ik totaal verblind. Tegen de tijd dat ik weer een beetje kon zien was ik helemaal alleen in de kelder. Het enige licht dat ik zag was het schijnsel van mijn penlantaarn. Het was me weer niet gelukt om een einde aan het satansbeeld en aan deze zaak te maken. Ik had hem alleen nog een nederlaag bezorgd, maar de laatste slag was nog op handen. Het satansbeeld had zich alleen ergens anders verstopt, daar maakte ik me geen illusies over. Het beeld ging gewoon door met het aansturen van zijn serie van gruweldaden die begonnen was met de moord op Sandra Stanwick. Ik ging de kelder uit. Het water dat me eerst bijna had tegengehouden was volledig verdwenen. De magische krachten die hier aan het werk waren geweest waren gestopt. Ik kroop tussen de platen door en liep naar mijn Bentley. Weer kon ik een compleet pak in de vuilnisbak gooien. Maar ik troostte me met de gedachte dat het satansbeeld te verwonden was. Ik nam me voor het volledig te vernietigen.
Hoewel Jane geen expert was op het gebied van ketels, was het haar toch gelukt. De brander van de ketel brandde op volle kracht en begon al mooie zwarte rook uit te braken. Ze had de afvoer enigszins verlegd en de rook vulde de ruimte. Jane had een tocht ontdekt die vanonder de deur naar een rooster trok. Dat rooster leidde naar de vrijheid. Als de buren de rook zouden zien, zouden ze de brandweer bellen of zelf het echtpaar Flint te hulp schieten. Hoe dan ook, iemand zou de ketel uit willen zetten en daarvoor moesten ze de deur openen. Als ze dat deden zouden ze een vreemde vrouw in de stookruimte van het echtpaar vinden. Ze moest het alleen zolang zien vol te houden. Als ze op voorhand door de dikke rook vergiftigd zou worden; zou alles voor niets zijn geweest. De lucht in de ruimte werd steeds dikker. De rook trok niet alleen door het rooster, maar kwam ook de stookkelder binnen.
Jane voelde het branden in haar keel en begon te hoesten. Snel hield ze een zakdoekje voor haar mond, maar dat hielp niet veel. Haar ogen begonnen te tranen en ze voelde hoe haar knieën begonnen te knikken. Gespannen luisterde ze naar geluiden van buiten. Waarom kwam er niemand? Was er dan niemand die zag wat er hier gebeurde? Kreunend leunde ze tegen de muur en zakte onderuit. Ze kon zich nergens aan vast grijpen. Het werd zwart voor haar ogen, en niet omdat de rook het schijnsel van de lamp verhulde. Jane rolde naar de deur en drukte haar lippen tegen de spleet onder de deur. Zo kreeg ze tenminste een beetje frisse lucht. Toen ze dacht dat ze het niet langer uit kon houden hoorde ze voetstappen. De deur vloog open en twee sterke handen grepen haar. Jane schreeuwde, ze dacht dat de demon haar kwam halen. Maar toen ze omkeek zag ze het bezorgde gezicht van Suko. Opgelucht haalde ze adem. De grote Chinees pakte haar op alsof ze een lappenpop was en droeg haar half bewusteloos naar boven, de frisse lucht in.
Intussen was ikzelf naar huis gereden. In de kleren die ik nu aanhad kon ik me niet in het openbaar vertonen, dus pakte ik een lege lift naar boven en sloop naar mijn appartement. Snel kleedde ik me uit en nam een douche. Ik had nog maar net frisse, nieuwe
Meren aangetrokken toen de telefoon ging.
"Jij zat dus lekker thuis te luieren terwijl Jane bezig was dood te gaan?" schreeuwde Suko in mijn oren nog voordat ik een woord kon zeggen.
"Jane?" vroeg ik geschrokken. "Wat is er dan gebeurd?"
"Geen idee, John. Ze is nog niet aanspreekbaar. Ik heb voor de zekerheid een ambulance laten komen."
Ik haalde diep adem. "Als je me niet ogenblikkelijk verteld wat er aan de hand is, spreek ik nooit meer met één woord tegen je," dreigde ik. "Dus, kom op met je verhaal!"
"Oké, oké," zei Suko zacht lachend.
Zo erg kon het dus niet zijn, als hij in zo'n goede bui was.
"Ik maakte me zorgen omdat ik Jane niet kon bereiken. Toen vroeg ik me af waar ik haar zou kunnen vinden. Ik belde de Yard, maar daar wist ook niemand me iets te vertellen. Dus ben ik maar naar het enige adres dat ik, in samenhang met dit geval, ken gegaan."
"Vergeet die spanningsopbouw nou maar en vertel me wat er met Jane is gebeurd!" beet ik hem ongeduldig toe.
"Dus ik kom bij dat huis," ging Suko verder zonder zich ook maar iets van me aan te Trekken. "En daar zie ik dikke zwarte rook uit een kelderrooster komen. Het echtpaar Flint had nog niets door. Ik bevrijdde Jane op het nippertje uit de kelder. Maar ze is weer helder en wil absoluut niet naar het ziekenhuis."
"Dat had je me toch ook gelijk kunnen vertellen!" riep ik opgelucht. "Ik dacht al het allerergste."
"Ja, je hebt nu eenmaal een rijke fantasie," gaf Suko terug.
Ik kon aan zijn stem horen dat hij een grijns van oor tot oor op zijn gezicht had. Ik kon me voorstellen hoe blij hij was dat Jane nog leefde.
"Wat hebben de Flints te zeggen over het feit dat Jane in hun kelder zat?" vroeg ik.
De ergste zorgen om Jane waren voorbij. Ik dacht nu weer verder. Ze had zich beslist niet zeifin de kelder opgesloten.
"Dat is een beetje vreemd." Suko sprak nu zachter. "Ik bel vanuit het huis van de Flints. Ze kunnen zich blijkbaar niets herinneren. En Jane was zo aan het schelden en vloeken dat ik haar nog niet heb kunnen vragen. Het lijkt me het beste datje deze kant opkomt."
"Ik ben al onderweg!" antwoordde ik en gooide de hoorn op de haak.
Normaal gesproken rij je rustig en beheerst in een Bentley. Ik reed in die van mij alsof het een racewagen was. Het ging om Jane, en het ging om een kwade demon, die het ene na het andere slachtoffer eiste. Dan was er voor gedistingeerd rijgedrag geen ruimte meer. Alle records verbrekend naderde ik het stille straatje waar de ouders van Larry Flint woonden. Eerst moest ik echter nog over een immense rotonde waar het behoorlijk druk was. Overal auto's met daartussen de rode dubbeldekkers, zelfs de stoep was vol met mensen.
Ik kon niet zeggen waarom ik plotseling naar rechts afdwaalde en de voetgangers die voor het rode licht stonden te wachten beter in me opnam.
Ik trapte zo hard op de rem dat de Bentley bijna ter plekke stil kwam te staan. Achter me hoorde ik gierende banden en met de tanden op elkaar wachtte ik op de onvermijdelijke doffe klap en het heldere geklingel van brekend glas. Maar er gebeurde niets, de wagens achter me hadden kans gezien me te ontwijken. Zonder nadenken gooide ik mijn portier open en stapte op straat. Daar! Tussen allemaal andere mensen ingepakt stond Larry Flint! Met grote passen liep ik om de Bentley heen, ontweek een taxi, rende voor een bus langs en sprong op de tegenoverliggende stoep. Voordat ik de groep mensen bereikte klonk opeens een schreeuw van pijn. De mensen stoven ontzet uit elkaar. Eventjes was er volledige paniek. Mensen liepen door elkaar, stootten elkaar aan en er vielen zelfs een paar op de tegels.
Belangrijker was: ze versperden me de weg. Ik week uit naar de rijban, maar daar heerste ook volledige wanorde. Enkele auto's waren op elkaar geklapt, mijn eigen Bentley versperde anderen de weg en sommige auto's moesten vol in de remmen om de verontruste mensen die op de rijbaan liepen niet te overrijden. Tevergeefs keek ik rond op zoek naar de demon. Was hij me weer ontglipt? Net toen ik de moed op wou geven ontdekte ik Flints kopie. Maar de voorsprong was te groot.
Larry had de andere kant van de rotonde al bereikt en keek nog een keer om. Hij zag me, grijnsde hels en schudde zijn gebalde vuist naar me. Ik kon duidelijk zien dat de schouder die ik had geraakt met mijn zilveren kogel weer in orde was. Op de een of andere manier was het de demon gelukt om de werking van het zilver op te heffen. Ik kon hem niet meer inhalen. Het volgende moment verdween hij in een steegje. Als ik eindelijk bij de hoek zou komen, zou hij al mijlenver weg zijn. Over de truck die de demon had gebruikt om zijn schouder te helen hoefde ik me niet lang het hoofd te breken. De paniek op de stoep werd minder. De meeste mensen stonden nu in een kring om een jonge man. Hij hield zijn schouder vast en schreeuwde het uit van de pijn. Ik moest hem helpen, voordat de schade te groot kon worden.
"Laat me door! Politie! Maak plaats!" Ik worstelde me door de mensenmassa heen. In de verte hoorde ik al sirenes naderen, zij het erg langzaam. Waarschijnlijk waren de wegen in de hele wijk verstopt. Eindelijk bereikte ik de jonge man. Hij drukte zijn hand op zijn schouder. Bloed sijpelde tussen zijn vingers door. Dat was echter nog niet het ergste. De schok van dit alles was nog veel groter. Zijn ogen waren wijd opengesperd, maar hij leek zich absoluut niet bewust van zijn omgeving. Kreunend en krijsend draaide hij in het rond. De demon had zijn wond overgedragen op deze man. Blijkbaar had hij totaal geen scrupules. Ik greep de man bij zijn goede arm en wilde hem tegenhouden. Hij begon te huilen en keerde zich tegen me. Ik kon niets beters bedenken dan hem een klap in het gezicht te geven. Hij stopte ogenblikkelijk met jammeren. Verbijsterd keek hij me aan. Er keerde een beetje leven in zijn ogen terug. Hij kwam uit zijn schok. Ik kon hem nu rustig vasthouden zonder hem nog erger te verwonden. Onder de omstanders brak een woedend gemurmel uit. Sommigen riepen dat ik de arme drommel met rust moest laten. Blijkbaar begrepen ze niet dat ik hem tenminste wilde helpen, in plaats van alleen toe te kijken.
"Rustig maar, mijn beste. Rustig. Ik ben van de Scotland Yard. Ik wil je helpen."
"Die kerel heeft op hem geschoten!" riep iemand en wees daarbij naar mij.
De menigte kwam dreigend dichterbij. Ik kon niet tegelijk de jongen helpen en dan ook nog de mensen van mijn nek halen. Hulpeloos keek ik om me heen en ik was blij toen ik een politiewagen met gierende banden zag stoppen.
Maar de twee agenten keerden zich ook tegen mij. Ze hoorden wat het publiek zei en ze zagen een haveloos uitziende man die een gewonde man vasthield. Ik moest mijn badge laten zien voor ze zich aan mijn kant schaarden. Ze dreven de mensen terug en maakten de weg vrij naar mijn wagen. Ik volgde hen terwijl ik de gewonde jongen ondersteunde. Met iedere stap werd hij zwakker, zodat ik hem op het eind bijna moest dragen,
"Roep een ambulance op," beval ik één van de agenten. "Deze man is er erg aan toe. "
"Wie heeft op hem geschoten?" wilde de agent weten, maar ik weerde hem af.
"Dat is van later zorg. Eerst moeten jullie deze man helpen." Ik keek om me heen. maar zoals ik al verwacht had, was van Larry Flint geen spoor meer te bekennen…
Ik liep terug naar het huis van de ouders van Flint en kwam Suko en Jane tegen op de stoep. Verslagen bracht ik verslag uit en Jane vertelde op haar beurt wat haar was gebeurd. Suko zweeg over zijn heldhaftige redding van Jane.
"Waar staan we nu?" vroeg hij zakelijk.
"Het satansbeeld is nog altijd niet vernietigd," zei ik, "maar ik heb gezien dat ik hem wel kan beschadigen. Dat beeld is de sleutel tot alles. We moeten het ding vinden en vernietigen."
"De laatste keer heb je het in het huis van Sandra gezien," zei Jane. "En daar dook het onder?"
Ik knikte. "In de kelder. Ik weet dat ik hem kan beschadigen als ik mijn zilveren Crucifix gebruik. Het bevalt niet echt..." Ik wiste over mijn voorhoofd. "Maar het is te doen. Maar ik betwijfel of wij hem zullen vinden. Hij duikt op als het hem zo uitkomt en hij verdwijnt weer als het hem te heet wordt."
"Voor zover een wezen uit de hel iets te heet vindt worden."
"Maar," zei Jane, "we moeten het vinden. En hopen dat het weer wil opduiken."
"Lany Flint," zei ik. "Hij is de eerste sleutel. We moeten hem te pakken zien te krijgen. Ik denk als we hem uitschakelen, dat hij dan wel tevoorschijn moet komen. Hij manifesteert zich in de figuur van Lany en als wij Lany doden."
"Larry is al dood," zei Jane, maar ik schudde het hoofd.
"Dat bedoel ik ook niet. We moeten de marionet te grazen nemen en uitschakelen." Ik groef in de zak van mijn colbert en diepte de gnostische steen op. "Hiermee."
Jane keek bedenkelijk. "Ik weet het niet. Wat jij nou van plan bent kan heel gevaarlijk zijn."
"En? Niks doen kan ook heel gevaarlijk zijn, Jane. En dan niet alleen voor ons. Komaan, meisje. We hebben wel vaker risico's genomen. Bovendien heb ik mijn zilveren Crucifix die me zal beschermen."
"Maar de gnostische steen kan grote machten ontketenen, John."
"Uh-huh, maar die heb ik nu juist nodig. Om dat statansbeeld uit te schakelen." Ik gaf haar een snelle kus op de mond en liep naar mijn wagen. Suko volgde me en na een korte aarzeling volgde Jane ook.
"Je dacht toch niet dat ik je dit alleen liet doen?" vroeg ze op mijn onuitgesproken vraag en ze ging achterin zitten. "Waar gaan we naar toe?"
"Ik weet het niet," bekende ik. "Ik dacht dat het misschien een idee was om naar het bedrijf te gaan waar Larry werkt. Hij heeft twee aanknopingspunten in deze wereld: thuis en op het werk. Hij wil zijn ouders blijkbaar niets aandoen, maar de mensen die daar werken zijn alleen maar collega's."
"Waarom zou hij ze iets willen aandoen?"
Ik haalde mijn schouders op. "Gewoon een ideetje. Dergelijke lieden willen altijd zoveel mogelijk medestanders. Die krijgen ze alleen maar door mensen te doden. Zo werkt dat nou eenmaal in die wereld."
Suko begreep het. "En jij denkt dat Lany daar zieltjes gaat winnen?"
"Exact."
We reden naar het bedrijf, waar aan de buitenkant nog niets wees op mogelijk onraad. Maar dat zei niets. Voor hetzelfde geld had Lany iedereen in z'n macht en juist dan zou het er vredig uitzien.
Maar zelfs toen we langs de portiersloge reden merkten we niets bijzonders. De loge was verlaten, maar in een bedrijf als dit was dat niet onrustwekkend.
Ik kende ondertussen de weg en reed met een slakkegangetje over het terrein naar het hoofdgebouw. Daar kwamen we de eenarmige portier tegen, die mij vriendelijk toeknikte.
Ik grijnsde en stak mijn hand op. "Ze kennen me hier," zei ik tegen Suko en wilde doorlopen, maar ineens bleef ik staan.
Het klopte niet!
Ik was hier maar één keer geweest!
Misschien was dat in een bedrijf als dit genoeg om nog een keer binnengelaten te worden, maar die laatste keer had ik op één van de medewerkers geschoten en had me bekend gemaakt als iemand van Scotland Yard. Zo iemand viel op.
En niemand reageerde...
Ik draaide me met een ruk om, maar het was te laat. Ik keek recht in de loop van een vervaarlijk uitziend pistool en de man die het hanteerde had maar één arm. Die arm trilde niet, maar bewoog gebiedend met het pistool
"Geen domme dingen doen, Mr. Sinclair," zei de portier. "Lopen, jullie alledrie." Hij dirigeerde ons naar het kantoor van Larry Flint en gebaarde dat we naar binnen moesten gaan.
Ik opende de deur en voelde een golf van afgrijzen op komen. Op de grond lag het levenloze lichaam van het blonde meisje. In de deuropening naar het andere vertrek lag de dode Muriel Sergovian.
"Maak je geen zorgen," zei de portier sardonisch. "Die twee lopen nog springlevend rond op deze aarde. Er mankeert hun niets."
"Behalve dan dat ze marionetten zijn," begreep ik. "Maar waarom die meisjes? Wat kunnen zij nou uitrichten?"
De portier lachte. "Die meisjes kunnen niks uitrichten, maar ze kennen weer mensen die andere mensen kennen. Het wordt een soort van keten, zeg maar."
"Keten?"
"Zij..." De portier wees naar Muriel Sergovian. "Zij is de dochter van een bekende journalist. En die hoer... zij doet het met de zoon van een consul. Snap je hem? De hoer, de zoon en de consul zelf. De journalist zal ons woord verkondigen."
Prachtig!
Er zat een wel doordacht plan achter!
Een gevaarlijk plan.
De krachten in het satansbeeld stootten gelijk door naar boven. Naar de mensen met macht. Als de marionetten die macht kregen was de hele zooi naar de maan. Mensen met macht kenden mensen met net nog wat meer macht en die kenden weer mensen...
En wij konden er niets tegen doen. De portier hield een pistool tegen het hoofd van Jane gedrukt. De loop porde in de schedel net achter het oor, waar het bot een prachtig holletje heeft voorzien voor zo'n pistoolloop. Bovendien was het wapen een Luger, een zwaar pistool, maar verdraaid licht te bedienen.
Zelfs als hij maar een kleine schrikbeweging maakte was het mogelijk dat het ding afging en de schedel van Jane als een rijpe meloen uit elkaar zou spatten.
"Je ziet, Sinclair, je rol is uitgespeeld. Over niet al te lange tijd zullen wij ook jouw Scotland Yard in onze macht hebben en dan zul jij verdwijnen."
"Zover is het nog niet," zei ik zelfverzekerder dan ik me voelde. Ik voelde de gnostische steen in mijn zak branden. Zelfs op die afstand was het kwaad te voelen en de steen brandde en vibreerde in mijn zak. Maar ik durfde er zelfs niet aan te denken om hem te gebruiken.
De portier leek min of meer met ons in zijn maag te zitten. Een moordpartij in een vooraanstaand bedrijf was misschien nog niet te overzien, of misschien was de sturende macht elders bezig.
De portier keek om zich heen en nam toen het pistool weg van de schedel van Jane!
Op dat moment ontplofte een bom. Een bom in de vorm van een massieve Chinees die met verpletterende kracht op de arm van de portier terecht kwam. De portier was in het nadeel, niet alleen omdat hij maar één hand had, maar vooral omdat Suko bliksemsnel was en in één beweging de arm van de portier brak. Ik hoorde het knappen en het pistool viel op de grond.
Met een dreunende klap viel de portier op de grond.
"Niet doen!" riep ik toen Suko zijn arm ophief.
Ik haalde de sidderende steen uit mijn zak en knielde bij de portier neer. Zonder na te denken plantte ik de steen tegen het voorhoofd.
Het effect was angstaanjagend. Diepzwarte rook kronkelde uit de oren van de portier en hij krijste alsof zijn laatste seconde was ingegaan.
Dat was in feite ook zo, maar ik nam de steen van zijn voorhoofd en trok zijn hoofd aan de haren omhoog. "Luister goed naar me," snauwde ik. "We hebben niet veel tijd dus verdoe mijn tijd niet met onzin. Waar is het satansbeeld?"
"Weet... ik... Niet doen!" Hij wilde zijn hand opheffen, maar kwam niet verder dan een spastische beweging in de schouder.
Waarschuwend hield ik de gnostische steen omhoog. "Wat zei je nou precies?"
"Alsjeblieft, ik weet het niet. Ik weet het echt niet!" Hij rolde met zijn ogen. "Ik kom van... niets."
"Waar zit je baas?" probeerde ik. "Wie bestuurt jou?"
"Bestuurt?"
"Jij bent de portier niet. Je bent een namaak portier. De echte portier is dood en jij hebt zijn plaats ingenomen. Ik vraag je wie je bestuurt! Wie zegt je wat je moet doen?"
"Niemand!" De man huilde en probeerde gnostische steen in zijn blikveld te vangen. "Ik weet het gewoon! Ik heb mijn ziel aan hem gegeven en ik weet het gewoon! Ik... ik weet niet hoe!"
"Hou maar op, John," klonk de stem van Jane. "Met hem kom je niet verder. Hij is de ziel van de portier in een dummy. Hij weet het werkelijk niet. Hou daarmee op! Je vermoordt hem!"
Ik keek op. "Dat was precies de bedoeling, Jane."
"Weet ik." Jane knikte. "Maar doe het dan gewoon en laat hem niet langer lijden. Verlos hem en laten we verder gaan. Van hem worden we niet wijzer."
"Misschien heb je gelijk." Ik knoopte mijn blouse open en nam de zilveren Crucifix. Met een bijna teder gebaar legde ik de Crucifix tegen zijn voorhoofd. "Ga dan," zei ik bevelend. "Ga terug waar je hoort. Ga in vrede!"
Het lichaam van de portier sidderde en de gebroken arm zwaaide krachteloos rond. Rookslierten stegen op uit het lichaam en in een ommezien was er niets meer van de man over dan een bundeltje smeulende kleren. De dummy was verdwenen...
En wij wisten nog altijd niet waar we het satansbeeld moesten zoeken…
"Zo komen we niet verder," zei Jane. We liepen terug naar de wagen en ze keek om zich heen. "Het is hier wel verdraaid stil. Ik bedoel, daarbinnen liggen twee lijken en niemand bekommert zich erom."
"Daar wil ik even niet aan denken," zei ik. "Want dan begin ik te denken dat iedereen hier een dummy is. En dat gaat me te ver."
"Aan de dummies heeft niemand iets," zei Jane zakelijk. "We moeten de bron vinden. Als we die vernietigen zullen we de dummies in één klap vernietigen."
"Maar hoe vinden we die?" Machteloos sloeg ik met mijn gebalde vuist in mijn andere hand en kromp ineen van de pijn. Ik had de gnostische steen nog in mijn hand.
"Misschien..." Ik dacht na. "Misschien kunnen we de steen als een soort van radiozender gebruiken? Ik voelde de macht van het kwaad toen we bij de portier in de buurt waren..." Ik gebaarde heftig. "Stap in! Jij rijdt, Suko!"
"Waarom hij? Ik kan ook..."
"Mond houden!" Ik hield de steen tussen twee handen geklemd en drukte de steen tegen mijn lippen. Alsof ik zat te bidden en feitelijk deed ik dat ook.
Mijn schietgebedje werd verhoord. Zachtjes voelde ik de steen vibreren en zonder de steen van mijn lippen te nemen stapte ik in. "Rijden," zei ik. "Naar het zuiden."
Suko reed het terrein af en sloeg linksaf. "Ik denk dat dit het zuiden is."
Ik antwoordde niet maar concentreerde me op de steen. Ik voelde hem vibreren, maar ik voelde geen verschil. Het werd niet sterker of zwakker...
"Sneller. Het wordt niet anders. Kun je naar het oosten afbuigen?"
"Dat is de stad in," zei Suko, maar niemand antwoordde.
Jane hing over de leuning van mijn stoel en ademde in mijn nek. De steen vibreerde tegen mijn lippen tot ineens...
"Keren! We gaan de verkeerde kant op!"
Suko perste zijn lippen opeen en bracht de wagen in een gierende slip die ons andersom zette. Hij gaf gas en de machtige motor sleurde de wagen snel naar honderd mijl per uur.
Onmiddellijk begon het zoemen weer en werd sterker tot ik de steen niet langer tegen mijn lippen kon houden. Mijn lippen waren verdoofd, maar nu kon ik zelfs in mijn hand het vibreren voelen.
"We gaan de goeie kant op," zei ik opgewonden. "Dat we hier niet eerder aan gedacht hebben."
"Had jij er al aan gedacht dat het nu pas werkt omdat zijn macht groter wordt?" vroeg Suko nuchter en ik keek nijdig opzij.
"Kun jij nou nooit eens van het positieve uitgaan?"
"Kunnen wel," was het eenvoudige antwoord, "maar ik heb door ervaring geleerd om dat niet te doen."
Ik hield de steen in mijn geopende hand en nu was zelfs duidelijk te zien dat we de goeie kant opgingen. De steen gloeide afwisselend zwart en rood op en de afbeelding van de slang leek te leven in het wisselende licht.'
"Stop!" riep ik na een tijdje. "Ik voel het niet sterker worden. Volgens mij wordt het minder. Of mijn hand went aan het vibreren."
"Een eindje terug was een weg," zei Suko. "Daar inslaan?"
"Proberen," besloot ik en Suko keerde de wagen. Hij keek spiedend naar links en na een tijdje zag hij de smalle, overwoekerde weg.
"Het lijkt een oprijlaan."
"Ja," zei ik, "en het is de goeie." Het was alsof de steen mij duidelijk wilde maken dat we op de goede weg waren want hij begon sterker te vibreren en gloeide hel op.
"Waar gaat dat weggetje naartoe?" Jane rekte haar nek om te kijken en ze slaakte opeens een kreet. "Ik ken dit weggetje! Ik ben hier al eens geweest!"
'Waar jij al niet geweest bent," zei Suko, maar Jane negeerde hem.
"Dit is het pad dat ik heb genomen om bij het huis van Sandra Stanwick te komen!"
"Dus toch." ik keek om me heen. "Ben jij van de andere kant gekomen?"
"Ik ree' verkeerd," zei Jane, "en nam de volgende afslag. "Dadelijk komt er een kruising en dan moet je naar links."
"Een kruising?" vroeg Suko. "Hier? In de middle of nowhere? Dit is geen weg, het is een bospad!" Hij had moeite om de grote wagen over de ongelijke weg te manoeuvreren.
"Ook bospaden kruisen elkaar," beet Jane hem toe en ze wees: "Daar. Die weg leidt naar de achterkant van het huis van Sandra."
"Je hebt wel een omweg genomen," merkte Suko op. "Wij kwamen van de andere kant. Nog een wonder dat jij op tijd kwam."
Ik reageerde niet op hen. Ik keek naar de steen die nu leek te dansen in mijn hand. "We zijn op de goeie weg, jongens!"
"Laat ik dat nou niet al gedacht hebben..." Suko wees. Tussen de bomen verschenen de resten van het huis van Sandra Stanwick. Suko remde. "En hier gaan we niet verder."
Een omgevallen boom blokkeerde het pad.
Jane wees: "Daar heb ik mijn wagen neergezet."
"Jij wel." Suko stapte uit. "Wat mij betreft staat die wagen hier goed. Het is niet zo dat er zoveel verkeer langskomt, is het wel?"
We stapten allemaal uit en keken naar het huis.
"Dus daar moet het ding zitten," zei ik. Ik woog de steen in mijn hand.
"Ja," zei Jane. "Nu moeten we het alleen nog verslaan. Vraag is alleen: hoe doen we dat?"
"Geen idee. Laten we maar naar het huis gaan dan zien we daar wel verder." Ik gaf het goede voorbeeld en liep naar voren.
Het zou overdreven zijn om te zeggen dat we met trompetgeschal het huis bestormden, maar we slopen nou ook niet bepaald. We liepen tussen de bomen door naar het huis, dat als een geblakerd karkas wat afzijdig van een paar andere huizen stond.
Het was stil. Geen blad bewoog, geen dier scharrelde in het kreupelhout. Eén van de zware steunbalken van het dak lag scheef over de resten van de achtermuur en rookte zelfs nog een beetje.
"Je zei dat de laatste ontmoeting in de kelder was?" vroeg Jane fluisterend en ik knikte.
"Dan moeten we daar vast en zeker weer naar toe."
"Mijn idee." Ik liep tussen de rommel door naar de plek waar ik wist dat de ingang naar de kelder was. Er was niets veranderd. Zelfs de platen lagen nog precies net zo en ik schoof ze opzij. Ik keek op naar Suko en Jane. "Jullie kunnen beter niet mee..."
"Doe niet zo mal," zei Jane. "Ga naar binnen. Wij volgen je." Ze trok haar eigen wapen en hield gebiedend haar hand op. "Ik heb een clip met zilveren kogels nodig."
"Ik heb er niet zoveel." Ik gaf haar een paar kogels die ze vakkundig in de clip van haar wapen drukte. Ik keek opzij naar Suko. "En jij?"
"Ik heb genoeg aan mezelf," zei Suko. "Ik heb een zilveren dolk, maar ik heb het idee dat geen enkel wapen iets uithaalt als jij faalt, John."
"Fijn, dat je geen druk op mijn schouders laadt, Suko." Ik grijnsde nerveus en liep naar het gat. "Daar gaan we dan."
"Ja," mompelde Suko achter ons, "daar gaan we dan!"
We daalden af in de kelder. Het was er ijzig koud en juist daardoor leek de hitte van de gnostische steen in mijn hand nog intenser. Het rode licht dat nog altijd uit de steen straalde pulseerde langs de vochtige muren en zette alles in een onwerkelijke gloed.
Ik voelde het kwade. Het glibberde langs de muren en kroop over de grond. Het was intenser dan de laatste keer, dus misschien had Suko wel gelijk gehad dat de kracht van onze vijand groter was geworden.
Bepaald geen opwekkende gedachte...
"En nu?" vroeg Jane toen we op de bodem stonden.
Er was geen water. De vloer was vochtig en langs de water druppelde vocht, maar de kelder stond niet onder water. We stonden op de bodem van de kelder en als onze ogen aan het duister gewend waren zagen we dat de spullen in de kelder waarschijnlijk nooit nat geweest waren. Onze vijand was een meester in illusies...
Ineens weerklonk een snerpend geluid. Het zoemen en vibreren van de gnostische steen in mijn hand was van toonhoogte veranderd en de steen trilde in mijn hand. Het snerpende geluid was om ons te waarschuwen, dacht ik nog.
Vanuit de hoek van de kelder kwam iets op ons af.
Een stroom van... zwarte onmacht. Onnatuurlijke, neerdrukkende machteloosheid. Anders kon ik het niet omschrijven.
ik zag het niet meer zitten. Alles was nutteloos. We waren verloren en ik kon niets anders doen dan me overgeven en het Kwaad zijn gang laten gaan.
Toen ik opzij keek zag ik dat Jane huilde en ook Suko stond met gebogen hoofd. Zijn gebalde vuisten hingen open en slap langs zijn lichaam.
Wat deden wij hier eigenlijk?
Wat hadden we gedacht?
Dat we hem konden bestrijden? Hij, die zo machtig was dat hij iedereen kon overwinnen? Hij, die zo mooi was en zo vol van Kwaad. Die de hele wereld kon vernietigen?
Wat hadden we eigenlijk gedacht?
Ik spande me in tot het uiterste en ik voelde iets in mijn nek knappen. Misschien een bloedvat, misschien was het gewoon een wervel, maar ik spande me in tot het alleruiterste om me te verzetten tegen deze macht.
Ik mocht het niet opgeven!
Ik mocht me niet overgeven aan deze gevoelens!
Ik rechtte mijn rug en keek.
In een donkere hoek zag ik onduidelijk een figuur. Zijn gestalte leek te veranderen, te pulseren.
Hij was het die de negatieve straling uitzond en ik wist dat ik hem moest weerstaan. Ik keek naar hem en boorde mijn blik in die van hem.
Zijn ogen gloeiden als vuur en hij leek me met zijn blik neer te willen drukken, maar ik gaf niet langer toe. Bij elke ademtocht voelde ik mijn kracht toenemen en gulzig zoog ik de vochtige lucht naar binnen. Ik bande al mijn gedachten uit mijn hoofd en hief mijn arm.
De gestalte kwam dichterbij. Dan weer was hij een man, dan weer een beest dat op vier poten dichterbij scharrelde. Maar altijd waren daar die twee ogen die me brandend aankeken.
De figuur werd vaster van vorm en veranderde niet meer. Hij was een afzichtelijk wezen met een grote kop en een wijd open gesperde muil. Kwijl droop langs de scherpe tanden en toen hij brulde, snerpte het over de uiteinden van mijn zenuwen. Ik huiverde en kromp in elkaar.
Onmiddellijk overvielen mij weer de gedachten: ik zou dit monster nooit kunnen verslaan. Hij was sterker dan ik. Sterker dan wie ook. Ik kon me maar beter overgeven...
Het kostte me moeite om mijn wang tussen mijn tanden te zuigen en hard te bijten. Ik voelde het warme bloed in mijn mond sijpelen, maar de scherpe pijn bracht me weer tot bezinning.
Ik mocht me niet overgeven want ik had een plan. Ik keek naar de demon, maar sloot mijn hersenen af voor hetgeen ik zag.
Ik richtte en zwiepte de gnostische steen in een richting die hem tussen de ogen van de demon zou doen belanden.
Het was een prachtige worp.
Ik raakte hem tussen de ogen. De steen ketste af en spatte terug.
Het monster, of de demon, brulde en krabbelde een eindje terug, maar niet ver.
De pijn was maar kort. Ik had hem alleen maar geraakt.
Hij loerde naar me, schatte zijn kansen en krabbelde naar voren.
En zond zijn Zwarte gevoelens weer in mijn richting.
Nu had ik echt gefaald. Ik had geen wapens meer die toereikend waren voor dit machtige wezen.
ik... wij, Suko, Jane en ik, waren verloren.
Ik keek opzij naar Jane. Ik wilde haar nog één keer zien voor we aan ons einde zouden komen.
Jane stak haar tong uit naar het wezen.
Toen bracht ze haar hand omhoog en stootte hard met de muis van haar hand tegen haar kin. Ze gilde van pijn, maar onmiddellijk keek ze opzij. Haar kleine vuist schoot uit en ze stompte me hard tegen mijn jukbeen. Met een korte ruk met beide handen rukte ze mijn hemd open en ontblootte mijn zilveren Crucifix.
Toen liep ze naar een hoek en raapte iets op.
Ik was weer alert en begreep haar bedoeling. Ik moest hem met mijn Crucifix bestrijden. Ik nam de Crucifix en stak het voor mij uit. Ik zoog mijn longen vol lucht en begon de namen van de vier Aartsengelen aan te roepen.
Ik wist dat ik daarmee de maximale kracht van het Zilveren Crucifix aanriep, maar dit was een noodgeval.
Onmiddellijk lichtten de vier uiteinden van het Kruis op en de benen begonnen tussen mijn vingers te sidderen.
Een helwitte straal schoot uit één van de benen en trof de demon nogmaals tussen de ogen.
Woest brulde hij en hij schudde zijn kop.
Nog een straal schoot uit het Crucifix en weer brulde hij.
Jane hief één knie en bracht haar samengebalde vuisten naar achteren.
Een derde straal en de demon richtte zich hoog op en brulde van pijn en angst.
Jane zwiepte haar hele lichaam naar voren als een pitcher op een honkbalveld.
Haar worp was een World Series waardig. Recht in de wijdopen gesperde muil!
Het effect was... alles waardig.
De kop van de demon lichtte zo hel op dat ik mijn ogen moest afschermen. In een waas van licht spatte het monster uit elkaar en een waas van woede en puur Kwaad overspoelde ons.
Ontzet doken we in elkaar en Jane greep mijn hand. Achter me voelde ik Suko naar mijn schouder tasten.
Toen was het voorbij,
Het was donker in de kelder.
Ik hoorde water sijpelen langs de muren en ik rook de vochtige brandlucht.
We stonden in een gewone kelder in een gewoon huis dat de vorige avond nog de prooi van vlammen was geweest.
Hier was niets te vinden...
Er vielen vijf doden te betreuren: Sandra Stanwick, die was vermoord door een onbekende indringer en Muriel Sergovian, die tegelijk met haar collegaatje Pearl Haggard, waarschijnlijk door dezelfde indringer om het leven waren gebracht. Dat de indringer zomaar op twee plaatsen moordde die op minstens tien mijl van elkaar verwijderd lagen zagen de Journalisten over het hoofd en ik sprak ze niet tegen.
Een journalist had een prachtig verhaal over een eenarmige portier die met een wrok tegen - de vrouwen worstelde en ze had vermoord en ook hem sprak ik niet tegen. Vooral omdat van de portier nooit meer iets was vernomen. Men had zijn kleren gevonden en men nam aan dat hij die had uitgetrokken om geen sporen achter te laten. Het idee, dat er een naakte moordenaar in de buurt rond zwierf was korte tijd een spannend verhaal, maar dat bloedde al snel dood omdat er niemand werd vermoord en de moordenaar nooit werd gezien.
Larry Flint stierf omdat hij een inbreker betrapte en dus gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was.
Gruwelijk, maar zulke dingen gebeuren.
Het duurde niet lang of de mensen vergaten de feiten...
En dat was misschien maar beter ook...
EINDE