.

Hoofdstuk 20

Davids route van Lillians huis naar Stephanies motel voerde hem weer van Oost naar West: bij helder weer en op een rustige zondagochtend als deze zag het centrum van Springfield er in zijn ogen nog nepper uit dan anders. Een stad die deed alsof, met vieze sneeuw die op dezelfde manier tegen de Carmel-achtige bouwwerken en lelijke flatgebouwen kleefde als het stof op de plastic bloemen op Oakland Cemetery. Waar het aan Lincoln gewijde wijkje begon, was uiteraard geen spoor meer te bekennen van viezigheid; dat lag er deze ochtend alweer schoongepoetst bij (dankzij een speciaal met dit doel ontwikkelde elektronisch bestuurde sneeuwzuiger) te midden van het vuil, verleidelijk blinkend als Disney World.

Stephanies motel lag buiten de stad, vlakbij het White Oaks-winkelcentrum; het was een Best Western, met zo'n lelijke gele kroon als logo en een bouwstijl die bij een supermarkt paste, maar er zijn ergere plekken om de strijd aan te binden met een door een vliegreis verergerde griep. Ze stond voor het kantoortje te wachten met een van haar koffers. Ze sleepte die zijn kant op zodra de Chevy voorreed.

'Ga je naar een ander motel?' zei hij terwijl hij de koffer van haar overnam en hem in de bagageruimte van de auto zette. Ze schudde haar hoofd. 'Ik wil je die dingen laten zien.'

'Je zou in je bed moeten liggen,' zei hij en hij startte de motor. Ze nestelde zich stevig tegen het portier aan. 'Breng me maar naar Norb Andy's. Daar voel ik me vanzelf beter.'

Ze reden terug naar het centrum in een stilte die alleen door haar hoestbuien werd onderbroken. Toen ze bij de bouwwerken kwamen die de stad als een pretoriaanse wacht rondom het Capitool-complex had geplaatst, zei Stephanie: 'Ben je van plan in Springfield te blijven? Als dit achter de rug is? Jou lukt alles, waar je ook heen gaat. Zeker weten.'

'Steden zien er in mijn ogen nogal eender uit.'

'In zoveel steden ben je toch niet geweest?'

'Ik heb Chicago en Washington vanuit de lucht gezien.'

'Vanuit de lucht... Hou je me voor de gek, David Marion?'

Als je langs het Capitool-complex zelf rijdt, is het moeilijker te vergeten dat Springfield de hoofdstad is van een rijke, machtige staat. Misschien heeft Chicago een voorsprong op het gebied van misdaad en cultuur, maar in Springfield worden de transacties aangegaan. Senatoren, volksvertegenwoordigers, woordvoerders, gouverneurs worden hier gemaakt, zelfs presidenten van de hele natie. Het krioelt er van de advocaten, lobbyisten, verslaggevers, uitvreters, oplichters ook; een hoop politiek wordt bedreven aan de tafeltjes bij Norb Andy's. David parkeerde nog geen honderd meter bij de deur vandaan.

'Haal jij de koffer voor me uit de auto?' zei Stephanie.

'Niet echt goed van vertrouwen, hè?'

Ze lachte. 'Toen ik een jaar of wat voor Hugh had gewerkt, zei hij een keer tegen me: "Je bent in elk geval aan het leren om een beetje achterdochtig te zijn." '

De ramen van Norb Andy's wilden kennelijk iets nautisch overbrengen, maar alle gevoel ontbrak. Als je binnen eenmaal de trap afging, veranderde de sfeer. Hier was het nacht. Aan alle kanten lagen vertrekken die, inderdaad, de indruk wekten alsof echte mensen hier kwamen eten en alsof dat al generaties achtereen zo was. De muren waren donker; de algemene indruk was er een van een drukke kroeg in de New Yorkse Village, ofschoon de zondag niet veel klandizie trok en verschillende tafeltjes leeg waren. David en Stephanie vonden een plekje in een nis; hij schoof haar koffer naast haar. Ze bestelde een martini met ijs en een broodje hoefijzer, Springfields culinaire hoogstandje en de specialiteit van Norb Andy's, een samenstel van warme kaas, toast en vlees.

'En wat neem jij, David? Heb je geen honger?' Hij schudde zijn hoofd. 'Je moet toch iets eten. Een roggebroodje met pastrami? Dat vind je lekker. Dat weet ik. Dat heeft Hugh tegen me gezegd. Het is het enige waarvan je ooit tegen hem hebt gezegd dat je het graag lust.'

'Een biertje voor mij,' zei hij tegen de serveerster.

'Voorkeur voor een bepaald merk?'

'Wat u aanbeveelt.'

'En een roggebroodje pastrami,' voegde Stephanie eraan toe toen de serveerster wegliep. Toen wendde ze zich tot David. 'Als je het niet wilt, kun je het bewonderen terwijl het hier staat. Waarom drink je altijd bier? Daar zit toch geen smaak aan.'

'Daarom vind ik het juist lekker.'

De drankjes kwamen bijna meteen. Stephanie hief haar glas en klonk met David; ze zag er bleek, vermoeid, zwak uit na al die dagen in bed. 'Op de moordenaar en de vernietiger van huishoudelijke arrangementen. Mijn god, ik moet er niet aan denken waar ik vandaag de dag zou staan zonder Hugh Freyl. Verdomme.'

'Hij heeft je gebeld op de avond dat hij stierf.'

Ze keek hem geschokt aan. 'Wat heeft hij gedaan?'

'Ik heb de gespreksregistraties bekeken voordat ik vanmorgen naar Lillian ging.'

'Ik kan niet geloven... Nee, nee. Je vergist je, David. Ik heb geen voicemail gehad. Hij zou ingesproken hebben. Dat weet ik zeker.'

'Misschien heeft hij daar geen kans voor gekregen.'

Het telefoongesprek was om 20:33 uur geregistreerd. Van Becky had David een afschrift van de autopsie gehad waarin het geschatte moment van overlijden stond aangeduid als enkele uren voor of na halftien; de aard van de lichamelijke verwondingen wees uit dat de meeste voor het intreden van de dood waren toegebracht. Ste-phanie wist daar niets van, ofschoon ze vermoedde dat David bijzonderheden had achtergehouden, en ze kon zichzelf niet zover krijgen dat ze die aan hem ontlokte. Maar dit laatste telefoontje gaf haar een lelijke opdonder; ze nam een slok van haar martini, rilde vanwege het schokeffect en leunde achterover in de nis.

'Hij zei dat ik nog eens in de problemen zou komen door mijn retraites,' zei ze. Ze bracht elk jaar een week door in een klooster aan de Russian River, een koel, kalm oord met stenen wandelpaden, zonder telefoon, zonder tv, zonder herrie. Het was niet het religieuze dat haar trok; haar lichaam leek behoefte te hebben aan een jaarlijks moment waarop het leven eenvoudig en ordelijk was - en iemand anders de beslissingen nam.

'Je moet een ander nummer nemen,' zei David, maar hij zag dat ze hem niet hoorde. 'Luister even. De politie heeft de mobiele telefoon niet gevonden. Hij is nog steeds niet gevonden. Ze wisten niet eens dat hij er een op zak had.'

'O, wat had ik zijn stem graag willen horen. Een keertje maar. Ik hoorde hem zó graag praten.'

'Ga je een ander nummer nemen of niet? Je weet maar nooit wie die gsm nu heeft.'

Stephanie was zich maar half bewust van David. Ze had zo haar best gedaan. Ze had vanaf het begin geweten dat ze Hugh niet kon vergeten. Ze had zonder hem moeten leren leven. Ze was haar dagen gaan indelen alsof die stuk voor stuk een trektocht op onbekend terrein waren, min of meer zoals haar Russische voorouders het bevroren domein van de Kodiaks en Aleoeten waren in getrokken behalve dan dat er aan het eind geen beloning wachtte: wakker worden, aankleden, ontbijt maken, eten, tanden poetsen, naar je werk rijden. Ze was weer in de ziekenhuisadministratie terechtgekomen, waar ze mensen hielp bij het invullen van verzekeringspapieren en schadeclaims; dat kon ze doen zonder dat er ook maar één gedachte in haar opkwam, en dat was goed, want dan zou het haar niet snel overkomen dat ze werd afgeleid en bij Hugh uitkwam. Middageten. Weer aan het werk. Naar huis. Tot zover ging alles goed. Maar de avonden, o, lieve hemel. Hugh had haar verteld hoe moeilijk die waren geweest na Roses dood. Hij had Victor Hugo geciteerd: 'Ik ben een weduwnaar, alleen, en de avond omsluit me.'

En toch wist Stephanie dat David het bij het rechte eind zou kunnen hebben: het feit dat Hugh haar inderdaad had gebeld hield in dat hij niet van haar af had gewild, dat Becky ergens op uit was ge-weest en haar zin had gekregen. Dat kón het in elk geval betekenen. Maar dat besef schonk haar geen genoegen; het bracht een plotselinge droefenis met zich mee die haar de adem benam, een leegte vormde in haar borst waar haar hart had moeten zitten, haar zicht verslechterde alsof ze ging flauwvallen. Niets van dit alles had hoeven gebeuren. Ze hadden al die dagen helemaal niet hoeven kwijtraken. Twee jaren vol dagen en nachten... en die avonden die zo heel, heel erg moeilijk waren geweest. Erger nog, als ze niet was weggegaan, was hij bij haar geweest, niet alleen in zijn kantoor waar hij... Nee, blijf daarvandaan. Ze dronk haar martini op zonder goed te beseffen dat ze dat deed. Er werd een nieuwe voor haar neergezet.

'Waarom is het altijd te laat?' Ze zei het meer tegen de nieuwe borrel dan tegen David.

'Zo gaan die dingen nu eenmaal.' Zijn stem klonk zachtaardig.

'Wat moet ik beginnen, David?'

'Mij helpen en erachter komen wie hem heeft vermoord.'

'Hier staat een artikel in over de tijdslimiet voor hoger beroep,' zei Stephanie tegen me toen ze op een ochtend mijn kantoor binnen kwam stormen en haar krant ruisend voor me hield. 'Ik wist niet dat er een limiet was. Is die er?' Ik knikte. 'Zestig dagen. Klopt dat?'

'Na het oorspronkelijke vonnis, ja.' Ik stond voor mijn bureau en deed een contract in de scanner.

'Maar Hugh, Davids zestig dagen waren een generatie geleden al om. Waar zit de barmhartigheid in zo'n stelsel? Ze nemen iemand flink onder handen en nog voordat hij daar goed en wel van is bijgekomen moet hij het allemaal nog een keer verduren. Niet dat het uitmaakt. Voor David. Die zit de rest van zijn leven weg te rotten in de gevangenis. Boter aan de galg, dat is het. Er zijn er vast honderden zoals hij. Duizenden. Het is monsterlijk. De bajes moet er vol mee zitten. Waarom heb je dat niet gezegd? Dat had je moeten zeggen.'

'Het indienen moet binnen zestig dagen gebeuren. Samuel heeft heel veel beroepszaken gehad die op Davids zaak leken en sommige bleven maar duren. Bij een ervan heeft het twee jaar geduurd voordat hij de rechtbankverslagen te pakken had. Er was een ander geval, ik meen dat het een doodvonnis was, waar hij er uiteindelijk acht hele jaren over heeft gedaan om tot een conclusie te komen.'

'Wil je daarmee zeggen dat David niet in beroep is gegaan?'

'Mensen die schuld bekennen gaan over het algemeen niet in be-roep, omdat dat niet kan.'

'Maar als het een afgedwongen bekentenis is?'

Ik zuchtte. 'Ik neem aan dat het juiste antwoord is dat ik het niet weet.'

'In de gevangenis heb je toch mensen die andere mensen met zulke dingen helpen? Ik bedoel maar, oké, misschien dat hij toen niet de vaardigheden had om het zelf te doen, maar had iemand hem dan niet kunnen helpen?' Ik knikte. 'Nou, godsamme nog aan toe, Hugh, hij is niet dom. Een zak hooi kun je hem toch niet noemen. Wat moet er in hem zijn omgegaan? Hij gaat zestig hele dagen niet in beroep en opeens betekent het allemaal niets meer.'

Ik ademde in. 'De eenvoudigste verklaring is dat hij niet in beroep is gegaan omdat hij schuldig was aan wat er in de tenlastelegging stond en dat hij dat wist.'

Ik hoorde haar in de stoel naast me neerploffen. Ze leek zo wanhopig dat ik instinctief opzij boog om mijn hand op haar schouder te leggen.

Maar een simpele fysieke toenadering als deze - de enige zinvolle communicatie op een moment als dit, waar woorden tekortschieten - is voorbehouden aan iemand die kan zien. Ik weet nog dat ik vele jaren geleden eens midden in de nacht wakker werd toen Rose bij haar moeder was - en ik nog kon zien - en maaiend met mijn armen bij het bedlampje probeerde te komen. Uiteindelijk maaide ik het omver; niet bepaald een waardige actie. Met Stephanies schouder verging het me al net zo: als ik mijn hand erop wilde leggen, moest ik hem eerst zien te vinden.

'Heb je iets nodig?' zei ze, plotseling bezorgd vanwege die hand die ongeveer in haar richting wuifde.

'Ik zoek je schouder.' Ik lachte, evenzeer in verlegenheid gebracht door wat ik van plan was geweest als door mijn onbeholpen misser. Toen nam ze mijn hand en ik raakte haar - en zij mij - voor de eerste keer aan op een manier die niets te maken had met mijn blindheid. Ik had dat niet verwacht, ofschoon ik het al vaak had gehoopt, en zo hevig dat ik bemerkte dat het niet meeviel om weer geluid voort te brengen. Ik betwijfel of wat ik zei toen ik daarin slaagde wel zo zinnig was.

'Misschien heb je gelijk wat David betreft,' zei ik. 'Misschien verliest het uiteindelijk alle betekenis, maar als je ver genoeg naar het einde toe gaat, is alles zonder betekenis. Op de een of andere manier heeft David me dat al die jaren geleden doen inzien, nadat Rose was gestorven. Hij zorgde er ook voor dat ik inzag dat huizen achterdeuren hebben en niet alleen voordeuren.' Ik was bang dat ze mijn hand zou loslaten als ik stopte, dus ik wauwelde maar door.

'Dat klopt niet helemaal, hoor. Hij liet me zien dat ik een gewone sterveling was, net als andere stervelingen, en dat ik in mijn privéleven net zo goed de achterdeuren moest gebruiken, zoals ik dat had leren doen in mijn...'

Maar eigenlijk wist ik niet goed meer wat ik zei.

'Jij denkt dat er een andere manier is om hem vrij te krijgen, niet?'

Ze stond op en kwam naast me staan, met mijn hand nog altijd in de hare; haar stem klonk opgewonden. 'Iets anders dan hoger beroep? Een bijzonder soort beroep? Misschien iets wat niet onder de beroepszaken valt? Misschien iets wat niet helemaal volgens de wet is?'

'Er lijkt nu zoveel mogelijk.'

'Het kan me niets schelen als we alle wetten in het wetboek moeten overtreden,' barstte ze uit. plotseling weer helemaal razend bij de gedachte dat een veranderd iemand als David in de gevangenis moest blijven voor iets wat hij langgeleden als losgeslagen tiener had gedaan. 'Hem in zijn eentje in een cel opsluiten, hem verbieden met iemand te praten, iedereen verbieden met hem te praten; dat is toch iets van de Spaanse inquisitie. Ik dacht dat wij in verlichte tijden leefden. Wat mankeert mensen die zich niet druk maken als ze iemand zoiets maanden achtereen laten ondergaan? Hoe moet hij daar bij zijn verstand blijven? Als ik er alleen maar aan denk word ik niet goed, en niets wijst erop dat ze hem eruit zullen halen.'

Ik probeerde me uit alle macht te concentreren. 'We hebben meer bewijzen nodig. Als ik nu eens meer te zien had kunnen krijgen van zijn dossier... misschien als ik enig idee kan krijgen van waarom hij niet in beroep is gegaan voordat de tijdslimiet was verstreken. Misschien werd hij bedreigd. Maar met zo weinig aanknopingspunten denk ik dat we de meeste kans van slagen hebben als we een manier zoeken om die bekentenis te wraken.' Ik voelde haar adem op mijn gezicht en de woorden begonnen een eigen richting uitte dwalen. 'En ik zou heel graag - o, meer dan wat dan ook - hebben dat je met me meegaat naar...'

Maar bij de belangrijke dingen in het leven wordt een blinde door de meest onverwachte complicaties tegengehouden. Ik had haar hand zachtjes losgelaten en al doorpratend (wat het ook mocht wezen wat ik zei) liet ik mijn vingers over haar armen naar haar schouders lopen. Een lichte rilling trok door haar heen waardoor ik op de een of andere manier uiteindelijk mijn armen om haar heen sloeg. Toch had ik niet meer dan een algemeen idee van waar haar gezicht zich moest bevinden; een beter idee dan wat ik van haar schouder had gehad, maar niet beter genoeg.

Botsende neuzen. Een beetje naar links. Een beetje lager. O, Stephanie. Stephanie bekeek de ruimte waar zij en David zaten in Norb Andy's alsof het een verre planeet was. Mensen lachten. Ze praatten. Alsof er nooit iets ten einde kwam. Plotseling merkte ze dat er tranen over haar wangen rolden; boos veegde ze ze weg. 'David, ik weet echt... Ik heb alleen met mensen gewerkt zoals jij. Je weet wel, aan wie Hugh lesgaf. Al die andere dingen die hij deed: fusies, kapitaalgoederen, faillissementen... daar weet ik niets van. Saai, saai. Echt niets weet ik ervan.'

'Ik heb nooit precies geweten wat jouw taken daar waren.'

'Dat maakt nu niet meer uit.'

'Alles maakt uit.'

'Ik hield de datums, afspraken, leerlingen, vorderingen bij. Ik verzorgde de rapportage aan de diverse autoriteiten en dacht mee over manieren om zijn ideeën over lesgeven in een methodiek te gieten die een blinde kon toepassen bij een ziende leerling. We staken veel tijd in het bepraten van gevangenisdirecties zodat hij toestemming kreeg om zijn gang te gaan. Ze wierpen aldoor van die stomme barrières op: ze bedachten regeltjes, deden alsof ze hem verkeerd hadden begrepen terwijl dat niet zo was. Ze hadden een enorme hekel aan hem, aan alles wat met hem te maken had, wat hij deed, wie hij was. Daar kwam bij dat ze vonden dat samenwerken met een blinde - ook een Freyl - beneden hun waardigheid was. Ik weet dat dat hem kwetste, maar wanneer hij hen te slim af was, gaf hem dat een enorme kick.' Ze tuurde weer naar haar glas. 'Ik werd alleen maar kwaad.'

David pakte een pakje sigaretten uit zijn zak, stak er een op en wachtte tot ze verderging.

'Wat mij boeide was het verleden van zijn leerlingen, en wat voor mensen dat waren, waarom ze gedaan hadden wat ze gedaan hadden, de bijzonderheden daarvan, wat er had kunnen gebeuren als ze niet gepakt waren, wat ze zouden gaan doen wanneer - of als - ze vrijkwamen. Ik las alles wat ik vond. Hugh had alleen belangstelling voor de dingen die van invloed waren op hoe hij ze zover kreeg dat ze leerden wat hij ze moest bijbrengen. Behalve in jouw geval dus. Jij was van begin af aan een geval apart. Hij heeft me een paar keer midden in de nacht gebeld over het een of andere denkbeeld dat niets met hem of mij te maken had, maar wel met jou. Maar wat ik wil zeggen is dat ik niet bij zijn juridische werk betrokken was. Ik was daar ook helemaal niet mee bezig totdat ik op een dag...' Ze haalde haar schouders op en viel stil.

'Ga verder,' spoorde David haar aan.

'Zijn kantoor in liep en Jimmy Zemanski zag die zich over hem heen boog. Zo ongewoon was dat nu ook weer niet. Ze werkten veel samen en Hugh moest allerhande documenten ondertekenen, maar dit keer was er iets... Ik weet het niet. Jimmy's schouders schokten recht toen hij me zag. Ik begreep er niets van. Ik was gewoon een van de gezichten die je op kantoor tegenkomt, die er soms tijdens een vergadering bij komen zitten. Op dat soort mensen lette hij nooit. Dus ik dacht: slecht geslapen misschien? Katertje of zo? Het spijt me verschrikkelijk, maar Jimmy is een van die types die mijn slechtere ik wakker roepen. Plotseling hoorde ik mezelf zeggen: "Heb je hem zover dat hij afstand doet van het familiezilver?" '

Op haar gezicht lag de schaapachtige uitdrukking van het brave meisje dat was betrapt met haar hand in de koektrommel. Hughs intense onafhankelijkheid uit zijn eerste jaren als blinde was nooit afgezwakt en aan de suggestie dat hij zijn eigen zaakjes niet kon afhandelen had hij een ontzettende hekel. Het was een van de weinige terreinen in zijn leven waarop zijn gevoel voor humor hem in de steek liet.

'Die rottige Jimmy,' vervolgde ze. 'Ik wist niet hoe ik het had. Nu nog niet, en ik voelde me zo klote dat ik het belangrijkste bijna miste. Jimmy's nek werd rood net als wanneer hij kwaad wordt. En ik dacht: waarom dat nou weer? Ik wist maar al te goed dat hij er niet mee zat dat ik Hugh zou hebben gekwetst. Jimmy zat daar niet mee. Wat ik wilde was maken dat ik wegkwam voordat ik er nog iets anders uit zou flappen wat ik beter voor me kon houden, maar Jimmy keek me aan met een van die blikken van hem alsof hij en Hugh een heel bijzonder speeltje hadden dat alleen voor jongens was en dat meisjes te dom waren om ermee te spelen. Tegelijkertijd zei Hugh iets over het leasecontract van Follaton. Dus ik dacht: oké, ik zal ze eens wat laten zien. Ik bestudeer alles wat er te bestuderen valt op het gebied van leasecontracten. Als ik de verveling aankan van de ziekenhuisadministratie in het Memorial kan ik leasecontracten ook aan. Follaton leek me een mooi begin. Het was in elk geval actueel. Ik vroeg een vriendinnetje van me dat in een van die rothokjes op de eerste verdieping werkte of ik er eens naar kon kijken. Ze zou het voor me opdiepen maar...' Stephanie haalde haar schouders op.

'Ze kon het niet vinden.'

Ze glimlachte naar hem. 'Jij bent echt gevaarlijk slim, weet je dat?'

Er was wat kleur op haar wangen gekomen, maar ondanks de gin was haar stem nog steeds schor, bijna een bas; ze hoestte en schraapte haar keel. 'Ik dacht dat Jimmy het misschien mee naar huis had genomen of zo. Dat deed hij wel vaker. Ik dacht er niet meer aan ik vind leasecontracten echt vervelend klinken - maar een maandje later liep ik hem toevallig tegen het lijf in de bibliotheek. Ik had toen het punt bereikt waarop één blik op de man me al tot ontploffing bracht. Ik dacht er niet eens bij na. "Vertel eens over dat leasecontract van Follaton." zei ik. "Vermogensrecht interesseert me tegenwoordig." En zal ik je eens wat zeggen? Hij kreeg weer een rode nek. Ik was dat van de keer ervoor - dat hij in Hughs kantoor die rode nek kreeg en zo - helemaal vergeten en dat had nu ook kunnen gebeuren, maar hij kon het niet laten en stak een preek af over de onschendbare betrekkingen tussen een advocaat en zijn cliënt. Nou vraag ik je. Oké, strikt genomen was ik geen vaste medewerkster, maar een leasecontract kun je toch geen vertrouwelijk stuk noemen. Hoe dan ook, door zijn gepraat was het in elk geval duidelijk dat hïj zich het incident in Hughs kantoor wel herinnerde, ook al was ik het vergeten. Ik snapte niet waar dat aan kon liggen. Het is gewoon niet het soort ding dat bij zo iemand blijft hangen. Dus ik naar het pand van Follaton. Dat niet zozeer een pand bleek te zijn als wel een complex, een ontzaglijk gevaarte in het centrum van St. Louis, zo'n state of the art paleis met spiegelmuren van een verdieping of twintig hoog. Het neemt een heel straatblok in beslag en vanaf de stoep is er aan alle kanten bijna vijftig meter ruimte vrij gelaten, bomen en struiken, gewoon om aan te geven dat ze het zich kunnen veroorloven een hoop geld aan grond te besteden. Ik durf te wedden dat die spiegels de werknemers een trots gevoel moeten bezorgen als ze komen aanlopen - snap je wat ik bedoel? — o, wat ben ik toch geweldig, want ik hoor bij dit sprookje. Een ingang van twee verdiepingen hoog die toegang geeft tot een grandioze hal van opgeruwd chroom en een duifgrijze soort marmer en te midden van al die verstomde pracht het bedrijfslogo, schitterend als de ster die de wijzen de weg wees naar het kindje Jezus. Van alle kanten galmt het geld je tegemoet. En de beveiliging! Geweren en uniformen die... ik weet het niet... bij het Witte Huis horen of zo. Na een blik op de controlepost heb ik snel rechtsomkeert gemaakt.' Ze nam een slokje martini. 'Eenmaal thuis was het beste wat ik kon doen er op internet naar zoeken: een heel chique website hoor, met overzichten van allerlei kapitaalgoederen en zo. Toen keek ik wie er in het bestuur zaten.'

'En?'

'Hugh bleek lid te zijn van de raad van bestuur.'

'Van welk bedrijf?'

'Uniplex Advanced en nog wat. Een stuk of wat hoofdletters.'

'Weet je het zeker?'

Stephanie dacht na. 'Ja hoor. UACI. Met een heel gaaf logo. Oranje en rode flitsen.'

'Dat wordt nergens genoemd op de lijst met zijn bestuursfuncties. Geen vermelding in zijn portefeuille of belastingaangiften. Geen stortingen op zijn privé-rekening of op de rekening van de firma.'

Stephanie keek hem met haar hoofd schuin aan. 'David, ik weet dat je tot veel in staat bent, maar hoe kun jij in vredesnaam iets afweten van Hughs geldzaken?'

Terwijl de serveerster een broodje hoefijzer en een roggebroodje pastrami op tafel zette, vertelde David dat Becky hem bij zich had laten komen en hem had opgedragen Hughs moordenaar op te sporen, en dat ze hem had gemachtigd alle dossiers in te zien en iedereen te ondervragen die hij wilde. Stephanie staarde hem verbluft aan. 'Nee toch zeker.'

'Ze is ergens op uit.'

'Wraak.'

'Ook dat, ja.'

'Ik dacht dat zij dacht dat jij hem had vermoord.' David haalde zijn schouders op. 'Is ze van gedachten veranderd?'

'Daar ziet het wel naar uit, ja.'

'Ik heb haar altijd beschouwd als iemand die bij haar besluit blijft, ongeacht hoever ze ernaast zat.' Stephanie schoof met haar hoefijzer, een midwesterse variant op de tosti waar plakjes vlees in verborgen zaten.

'Dat kun je toch niet eten,' zei David en hij nam een hap uit het roggebroodje dat hij niet had besteld.

'Het is wel lekker, hoor. Jij zou het wel lusten.' Ze hapte erin, kauwde, slikte, glimlachte ten slotte: een dappere maar niet helemaal geslaagde poging.

'Zemanski neemt dossiers mee naar huis, hè?'

'Jimmy kan de pot op. Ik wil meer weten over Becky.'

'Vertel over die dossiers.'

'O, David, alsjeblieft, wees eens aardig. Ik ben ziek.'

'De dossiers.'

Ze zuchtte. 'Ze nemen allemaal dossiers mee naar huis.' Ze nam nog een hap van haar hoefijzer. 'Dit Uniplex-gebeuren - UACI - klinkt nogal omvangrijk. Er wordt meer dan vierhonderdtwintig miljoen dollar aan baten vermeld.'

'Wat betekent het? Waar staan de andere letters voor?'

Ze dacht even na. 'Uniplex Advanced... nog wat. Wacht even. Iets als Uniplex Advanced Ceramics misschien... de I is waarschijnlijk van Industries.'

'Wat is dat?'

'Wat is wat?'

'Ik heb nog nooit van "geavanceerde keramiek" gehoord.'

Ze leek een beetje in verwarring gebracht. 'Dat is toch iets met aardewerk? Ik ging er gewoon van uit... Misschien maakten ze eerst schalen en zijn ze daarna wat gaan variëren. Met dat soort dingen heeft het nu in elk geval niets meer te maken. Ik heb gekeken wat hun bedrijfsmiddelen zijn. Ze hebben in meerdere staten fabrieken die van alles ontwikkelen en produceren, raar klinkende dingen zoals... Ze likte een flintertje gesmolten kaas van haar vingers, tilde de koffer op tafel, deed hem open en haalde er een glossy brochure uit met op het omslag een marineschip in volle zee. ' "Thermisch Management op Platforms". En deze...' Ze haalde nog een glossy brochure tevoorschijn, '...heeft te maken met "Akoestische Signatuur Reductie". En er zijn mijnen in Californië en in landen als Colombia en Tanzania en Pakistan, waar spul wordt geproduceerd waar ik nog nooit van heb gehoord, zoals... Wacht even...' Een derde brochure. '...Beryllium-aluminium. Toen kwam ik bij een paar bedrijven die ronduit zeiden dat ze zich bezighielden met onderzoek en ontwikkeling op het gebied van kernkoppen.'

'Die platforms kunnen denk ik lanceerplatforms zijn,' zei David.

'Ik heb geen flauw idee wat beryllium is.'

Stephanie tuurde naar een notitie die ze op de brochure had ge-schreven. 'Het wordt gebruikt bij kernwapens,' zei ze. 'Ja, nu weet ik het weer. Ik heb het op internet opgezocht. Vind je het heel erg als ik nog een martini doe? Zou jij nog een biertje lusten?'

David wenkte de serveerster, die hem de hele tijd stiekem had staan bekijken en nu kwam aansnellen. Stephanie lachte.

'Wat is er?' zei hij.

'Heb jij dat altijd met meisjes?'

David keek haar uitdrukkingsloos aan en bestelde de drankjes. Even bleef de serveerster als aan de grond genageld naar hem staan staren; ze was heel jong - lang, blond haar - en haar mond stond een beetje open. Met een geamuseerde glimlach keek Stephanie van de een naar de ander. De serveerster zag haar kijken, bloosde hevig en ging tussen de menigte door terug naar de bar om de bestelling klaar te maken. Stephanie keek haar na.

'Hughs bestuursfuncties zijn nogal conservatief,' zei David. 'Hij is commissaris bij een stuk of wat liefdadige instellingen en een paar privé-fondsen die allemaal een band hebben met de familie. Hij is bestuurslid van zijn moeders operagebouw en haar kunstmuseum. Er zijn wat commissariaten bij ondernemingen - weer in familieverband - maar niets wat ook maar in de verte verband houdt met de wapenindustrie.'

Stephanie wendde zich weer naar hem. 'Ik durfde hem er niet naar te vragen - al helemaal niet omdat ik hem dan ook over mijn gesnuffel zou moeten vertellen - maar ik kon het ook niet zomaar laten rusten. Door Jimmy's manier van doen leek het allemaal zo achterbaks. Hugh hield niet van achterbaks. En nog iets: al die bedrijven hebben acroniemen met dezelfde letters - UACI - maar dan in een andere volgorde. Ik wist telkens niet meer bij welke ik was en welke waarbij hoorde. Ik snap niet hoe die raad van bestuur ze allemaal uit elkaar kan houden.'

David knikte. 'Nu begint het me bekend in de oren te klinken.'

Davids leergang bij de schurkachtige accountant van South Hams, professor Flaam, voerde hem van het oerwoud van het creatief boekhouden naar de overgecultiveerde boomgaarden van de ondernemingsfraude, waar de takken doorbuigen van het geld, waar het je zo in de schoot komt vallen, voor het oprapen ligt: geld voor iedereen die slim genoeg is om er zijn zakken mee te vullen. Maar David ging er niet uit vrije wil heen, in elk geval niet in het begin. Zoals zoveel gevangenen die achter de tralies beginnen met lezen was hij sterk beïnvloed door radicale denkbeelden: Marx, de Russische nihilisten, de Weathermen, de Black Panthers, bijna iedereen die de strijd aanbond met dit systeem dat zijn gekooide gevangenen als speeltjes aanbood aan sadisten. In zijn ogen was de ene rijke die de andere kaalplukte het zoveelste bewijs hoe door en door rot de vrije wereld was. Maar toen hij op een dag op de luchtplaats langs de accountants liep, zei de professor: 'Verdorie, heren, u kent Flaams grondregel:

"Hulpeloze mensen plus geld is gelijk aan" ' - hij laste een effectieve pauze in - '"een uitnemende kans om tot zaken te komen".'

David voegde zich meteen bij het groepje. 'Die regel,' zei hij. 'Valt Maatschappelijk Werk daar ook onder?'

'Maatschappelijk Werk draait op geld, net als de rest,' zei de professor voorzichtig. Te midden van het accountantsclubje viel David bijna net zo uit de toon als tussen de begrafenisgasten van Becky Freyl, al was de reden een tegenovergestelde. Jonge, gevaarlijke, gewelddadige mensen zijn de Becky Freyls van de gevangenismaatschappij; David was iemand die je als witteboordencrimineel van middelbare leeftijd, met slappe buikspieren en een afkeer van vechten, moest duchten en te vriend moest houden.

'Over welke afdeling van Maatschappelijk Werk hebben we het?' vervolgde de professor.

'Pleegkinderen. Adoptie,' zei David.

'Om welke dienst gaat het?'

'Sangamon County.'

David was elf toen Maatschappelijk Werk hem bij de Monaghans weghaalde. Op dat moment had hij, zoals kinderen dat doen, overal een samenzwering in gezien; later had hij het aanvaard als een van de valsere streken van het lot. Dit was de eerste hint dat hij als elfjarige misschien wel dichter bij de waarheid had gezeten dan nu, zoveel jaren later. Flaam sloeg met een korte stok tegen de kiezels op de grond terwijl hij de vraag overwoog. 'Een hoop kinderen onder je hoede hebben is een behoorlijk omvangrijk geheel: kantoren, accountants...' hij keek even naar David en glimlachte voorzichtig, 'beheerders, auditoren, advocaten, mediateurs, ongetwijfeld bepaalde soorten consulenten, kinderpsychologen, artsen. Hoe groter het geheel is, hoe meer macht de organisatie heeft. Hoe meer macht, hoe meer geld. Hoe meer geld men heeft, hoe meer geld men kan krijgen. Dus hoe krijg je de contanten uit de grond?' Het was een retorische vraag. Flaam stond er even bij stil en zei vervolgens: 'Bejaarden, zieken, onbevoegd verklaarden, gevangenen, armen, ongeschoolden: allemaal mensen die klinkende munt betekenen. Kinderen? Wrakhout, dat zijn ze, op de volwassen oceaan. Het antwoord luidt dus: ja, het is zeer waarschijnlijk zo dat er op enig niveau sprake is van fraude.'

'Waar komt het geld vandaan?' vroeg David.

'Federale overheidssubsidie,' zei een van de andere accountants, een slungelachtige zwarte man met een bril op en een honkbalpetje achterstevoren op zijn hoofd.

'Daar kunnen we wel van uitgaan, ja,' zei Flaam. Waarmee hij bedoelde - dat was voor iedereen duidelijk, David incluis - dat Honkbalpet enkel zei wat iedereen al wist.

'Ik had vier nummers bij Maatschappelijk Werk,' zei David toen, 'en die waren geen van alle van mij.'

'Wat je zegt.' Met zijn stok trok Flaam een streep op de grond.

'Eén registratie bij Maatschappelijk Werk is in orde. Twee kan een vergissing zijn.' Hij trok een tweede streep die loodrecht op de eerste stond. 'Drie is volstrekt verdacht.*' Een derde streep. 'Maar vier nummers bij Maatschappelijk Werk voor één jongen...' Hij voltooide het vierkant op de grond, bestudeerde het even en schudde toen zijn hoofd. 'Telkens wanneer deze jongen bij een nieuw gezin wordt geplaatst of wat dan ook, moet er geld in gestoken worden: administratie, beoordeling, mediatie. Telkens wanneer ze één jongen ergens plaatsen, betaalt de federale overheid voor de vïér nummers die hij bij Maatschappelijk Werk heeft. Klinkt me als muziek in de oren.'

Het is altijd schokkend om tot de ontdekking te komen dat je bent gebruikt. Niet het noodlot, de duivel of een andere kwaadwillende kosmische macht had David weggehaald bij de enige mensen die hij mocht, de enigen die hem wilden adopteren. Er was niet eens sprake geweest van een samenzwering. Hij was niet meer dan een van de vele gezichtloze statistische gegevens geweest in een bureaucratisch machtsspel, niet meer dan een pion voor een stelletje ambtenaren dat in de regeringsschatkist graaide. Hij reageerde abrupt en nijdig.

'Met de adoptie van het kind stopt de subsidie,' zei hij. 'Zo moet het wel gaan.'

Professor Flaam knikte. 'Eén jongen minder is al erg genoeg als je een machtsbasis wilt verwerven... maar het overheidsgeld mislopen voor maar liefst vier registratienummers?' Hij kraste het vierkant weg dat hij in het stof had getekend. 'Maatschappelijk Werk was wel gek om onder zulke omstandigheden een adoptie toe te staan als er een manier kon worden bedacht om die te verhinderen.'

'Verwarring beschermt geld' was nog zo'n regel van professor Flaam en daaraan moest David denkemtoen Stephanie de verwarrende letterverwisselingen noemde van de onderdelen van het concern dat in het Follaton-gebouwencomplex in St. Louis huisde.

Een fraudeur wist net als een ontsnapte gevangene zijn sporen uit, zet een dwaalspoor uit, keert op zijn schreden terug, meet zich een valse identiteit aan, zoekt de rivier op om de honden af te schudden. Reeksen verwante ondernemingen die in hun bedrijfsnaam allemaal dezelfde initialen gebruiken - precies wat Stephanie in haar onderzoekje had ontdekt - zijn voor ingewijden een rode vlag. Het is een aloude methode om de verwarring te scheppen die overheids-en particuliere speurneuzen misleidt.

'Wat heb je nog meer in die koffer?' zei David tegen Stephanie. Ze zaten nog steeds aan hun tafeltje in Norb Andy's; inmiddels waren de broodjes op en de glazen leeg, de tafel afgeruimd en koppen koffie geserveerd.

'Een zoekactie op internet leverde Hugh op als bestuurslid van een andere onderneming,' zei ze. 'UCAI heette die. Ik had eerst niet eens gemerkt dat de A en de C waren verwisseld - ik dacht dat het dezelfde site was - totdat ik besefte dat het bedrijf te klein was om zich een spiegelend paleis te kunnen veroorloven; niet veel middelen, op dat moment nog maar ongeveer een jaar oud. Wil je raden waar ze bedrijfsruimte huurden?'

'Het Follaton-complex?'

Ze knikte. 'Een van de kleine panden die aan de zijkant staan, wat meer achteraf. Ik had het gezien toen ik daar rondliep. Over het arme familielid gesproken, zeg. Dit zijn het kerkmuisje en de dikke kater; het muisje zit bang weggekropen achter het hoofdgebouw en doet net alsof het er niet is.'

'En Zemanski?'

'Jimmy?'

'Zit hij bij een van deze bedrijven in het bestuur?'

'Zou dat moeten? Daar heb ik helemaal niet aan gedacht. Ik weet echt niet wat ik met deze gegevens aan moet. Ik heb dat nooit geweten. Ik durf te wedden dat jij er meteen uitkomt.'

Het was even stil. 'Vind je het goed als ik ernaar kijk?'

'O, David, als ik jou niet kan vertrouwen, wie dan wel?' Ze legde de brochures netjes terug in de koffer, knipte hem dicht en schoof hem naar David toe. 'Er zit trouwens nauwelijks iets onthullends in, hoor: jaarverslagen, kwartaaloverzichten, dat soort dingen. En verder, nou ja... weet je, verder zijn er nog overzichten van...' Ze lachte, niet helemaal op haar gemak. 'Vat dit alsjeblieft niet verkeerd op, hè. Ik ben helaas... nou, ik ben gaan bijhouden wat Hugh allemaal ondertekende en wat niet.'

'Wat heb je gedaan?'

Stephanie schonk hem een schaapachtig lachje. 'Ik heb hem afgeluisterd.' Voordat David iets kon zeggen, praatte ze snel verder. 'Ik moest er niet aan denken dat Jimmy hem op de een of andere manier aan het oplichten was. Het was niet zo moeilijk om te weten te komen om welke documenten het ging. Ik gebruikte zo'n setje uit de verpleging. Je weet wel, zo'n ding waarmee je de baby kunt horen huilen.'

De lunch bij Norb Andy's was alles waar Stephanie toe in staat was. David zette haar bij haar motel af, ging terug naar zijn flat en bracht de rest van de middag door met het bekijken van de documentatie uit haar koffer. Het meeste ervan ging over UACI, het concern dat het spiegelpaleis bezat dat ze in St. Louis aan de overkant van de Mississippi had zien staan; er zaten jaarverslagen, computeruitdraaien en luxe brochures bij en notities van wat ze door de babyfoon had gehoord. David begreep nu waarom het haar nodig had geleken uitleg te geven voordat ze hem alles liet bekijken: de notities waren duidelijk eerder speculatief dan feitelijk. Op een dag had Hugh zeven documenten moeten tekenen en hij had er uiteindelijk acht ondertekend; een andere keer was een ondertekend contract geherformuleerd en nogmaals ondertekend. Maar Hughs naam stond dus wél bij de raad van bestuur van die UACI, een concern waarin hij volgens zijn eigen documentatie geen financiële belangen had, precies zoals ze had gezegd; dat was alleen al iets wat goed bekeken moest worden.

Tegen de avond begon hij op internet te zoeken. Hij vond verhalen over UACI die al wat ouder waren - waaronder de verslagen die Stephanie had uitgedraaid en in haar koffer gedaan - de groei, de prachtige vooruitzichten, de macht, de gestage beursstijging. De hausse was nog altijd gaande toen zij het midwesten verliet, een veelbelovender investering kon je je toch niet wensen, en had doorgezet tot een paar maanden terug. Toen spatte - zonder de gebruikelijke waarschuwende geruchten - de zeepbel uiteen. Van de ene dag op de andere ging UACI failliet. Dat is op zich niet zo opmerkelijk. Elk jaar gaat er een verbijsterend aantal al net zo veelbelovende ondernemingen failliet; fortuinen gaan verloren, leningen van de bank worden niet terugbetaald, pensioenvoorzieningen verdwijnen als sneeuw voor de zon, aandeelhouders zijn hun lijfrente kwijt. De St. Louis Post-Dispatch bracht verslag uit over de bijzonderheden van dit faillissement; onder aan het artikel merkte David een verwijzing op naar activa die slechts enkele weken voor het bankroet voor bodemprijsjes waren weggegaan. Er was dus wel degelijk voor calamiteiten gewaarschuwd. Dat was hem vooral opgevallen, die verkoop van activa. Dat rook zo sterk naar zwendel dat je er niet omheen kon: de koper was het kerkmuisje, het tegenover het glamoureuze hoofdgebouw gelegen onderneminkje dat eruit had gezien alsof het ternauwernood de huur kon opbrengen, laat staan op grote schaal activa aanschaffen, zelfs tegen afbraakprijzen. Waar haalde het het geld vandaan? Waarom was het in staat gesteld toereikende leningen af te sluiten? Want dat was het geval geweest. Een recent bericht in de Post-Dispatch rapporteerde de gestage groei van het bedrijfsvermogen en vermeldde terloops dat een van de investeerders van het eerste uur de Springfield Federal Bank was geweest, Allen Madisons bank, de Allen Madison die zo onbegrijpelijk nerveus had geleken toen David hem nog maar enkele dagen geleden had gesproken over Hughs bankrekeningen. De slotalinea berichtte over deze stijgende ster in de zakenwereld in zijn nieuwe gebouw. En dat gebouw? Hetzelfde perceel waaruit het failliete concern was vertrokken, het spiegelpaleis dat een heel stratenblok in de stad in beslag nam. Op het eerste gezicht was de transformatie een schoolvoorbeeld van het Amerikaanse eerst-arm-dan-rij k-wonder.

Maar waar was Jimmy Zemanski's plek in het verhaal? In Stephanies documentatie werd zijn naam niet eens genoemd. Zoeken op internet leverde geen enkel verband op tussen zijn naam en beide bedrijven, noch het failliete, noch de onlangs machtig geworden erfgenaam. Kort na elven - een donkere, koude nacht - ging David op weg naar het meer en Jimmy's grote, aan de oever gelegen huis. 

Hoofdstuk 21

Pas toen Stephanie en ik in alle ernst naar manieren gingen zoeken om David uit de gevangenis te krijgen, merkte ik dat er vervelende gedachten in me opkwamen over wat zo'n toekomst dan zou brengen. Hem eruit krijgen was een waagstuk, ongeacht het pad dat we kozen of in hoeverre we konden toelaten dat de wet geweld werd aangedaan, maar stel dat we het gedaan kregen? Wat dan? Zijn leven van voor de gevangenis bood geen voorbereiding op de buitenwereld waar je van opaan kon. De voorvallen tijdens zijn gevangenisjaren... er was dus die derde moord, die ik niet aan haar durfde vertellen. Ik vond ook niet dat ik haar kon zeggen hoeveel ik in mijn hoedanigheid als gevangenisdocent aan de weet was gekomen over de conditionering waarmee zulke mannen te maken krijgen. Zo'n jonge jongen als hij hoorde niet in Marion thuis; of wat hij had gedaan een federaal misdrijf was deed er niet toe. Hij had naar een verbeteringsgesticht of de jeugdafdeling van een strafinrichting gestuurd moeten worden. Wij zien onszelf als een verlichte maatschappij en toch hanteert elke staat van de vs mechanismen waardoor jongeren in extra beveiligde gevangenissen voor volwassenen terechtkomen. Hij had zijn paar maanden in Marion er in elk geval op zitten vóór de geruchtmakende sluiting, maar ook toen was het daar al de vergaarbak van vele gedetineerden die in Alcatraz hadden gezeten. Geweld was een dagelijkse realiteit. Moord was iets routineus, ernstige verwondingen nog meer; zulke barbaarse daden vormden het interne stelsel dat het gevangenisleven reguleerde. Wij zijn sociale wezens en onze samenlevingen hebben een soortgelijke globale opbouw, waar ze zich ook voordoen: in een extra beveiligde inrichting of in Springfield-West. Er is altijd een kleine elite die het voor het zeggen heeft en de meerderheid laat verkeren in omstandigheden die maar al te vaak nauwelijks van slavernij zijn te onderscheiden. Marion was gewoon een zeer gewelddadige variant van het patroon. De meeste gevangenissen zijn dat, en al kon South Hams, de staatsgevangenis, er beter mee door dan Marion, dan nog was het een oord waar men 's avonds ging slapen met een stalen plaat of een postordercatalogus op zijn borst gebonden die hem moest beschermen terwijl hij sliep.

Zo'n stelsel krijgt de meeste volwassen mannen binnen vierentwintig uur na aankomst wel op de knieën. Hoe kon een tienerjongen zichzelf dan ooit beschermen? Iemand die zo jong was als David toen - vijftien, bijna zestien - was voor alles en iedereen een gemakkelijke prooi. Een andere grimmige realiteit waarvan ik me niet bewust was totdat ik zelf met het gevangenisstelsel te maken kreeg, is het feit dat jongeren als hij vaak bij wijze van extra strafmaatregel naar zulke plekken worden gestuurd: de in zijn oververhitte toga gehulde, genotzuchtige jurist houdt zichzelf 's nachts in bed bezig met de gevolgen ervan. Maar ik was niet de enige die de dreigende uitstraling gewaarwerd die David met zich meedraagt. Een gewone bezoeker kan niet zien welke gevangene meester is en welke slaaf, maar een buitenstaander als ik was wel degelijk op de hoogte van Davids reputatie. Toen hij als jonge jongen nog maar net aan zijn straf was begonnen, haalden slechts weinig gedetineerden het in hun hoofd hem aan te vallen of te dwingen tot iets waarvan zij vonden dat hun dat rechtens toekwam. Ook de autoriteiten stelden zich omzichtig op in het begin van zijn leven in de gevangenis, en dat bleef zo. Bewaarders gingen hem alleen in groepen te lijf. Ik wil hiermee zeggen dat de duistere zijde van David duisterder was dan ik kon inschatten, en dat was tijdens zijn hele gevangenisperiode het geval geweest. Hoezeer ik ook mijn best deed, hoeveel boeken ik ook las, met hoeveel gevangenen ik ook te maken had, ik kon me niet voorstellen wat zo'n omgeving met iemand deed, zeker met iemand die erin was opgegroeid, voor wie die omgeving het enige volwassen kader vormde waarmee hij vertrouwd was. Ik had me uitgesloofd, me in bochten gewrongen, smoesjes gebruikt, gepraat als Brugman - alles gedaan wat maar in me opgekomen was - om een beschaafd schepsel te creëren uit materiaal dat ik niet begreep, om door de gevangenis veroorzaakte gevaren waarnaar ik hooguit kon gissen, te neutraliseren. Ik vond dat ik hierin een veel groter succes had geboekt dan waarop ik had mogen hopen en ik wilde hem erg graag de lucht van de vrije wereld laten inademen. Een gevangenis is de dood. Ik wilde hem het leven schenken. Er waren echter maar weinig mensen die deze man de baas konden terwijl hij opgesloten zat; degenen die dat lukte hadden er knuppels en martelmethodes bij nodig. Wat zou er gebeuren als hij vrijkwam?

Wie zou hem dan de baas kunnen? Kon ik dat? Was er wel iemand die dat kon? Ik zag in dat de opleiding die hij van mij had gehad hem wel eens louter tot camouflage kon dienen, een chique en onverwachte facade die het zicht benam op wat neerkwam op een oerkracht die zich niet aan wetten liet onderwerpen. Het was hoogst onwaarschijnlijk dat mensen de waarheid zouden raden voordat het te laat was.

Het vooruitzicht van zijn vrijlating was dus angstaanjagend én opwindend. Dat zal ik niet ontkennen, maar ik zette het uit mijn hoofd zolang Stephanie en ik onze zoektocht intensiveerden naar een manier waarop hij op de maatschappij kon worden losgelaten. Het was na middernacht en Jimmy zat nog steeds in een donker hoekje van zijn huiskamer, met zijn handen in zijn kruis, zijn gezicht bedekt met zweet, zijn hart dat tekeerging... dat in zijn oren dreunde. De laatste keer dat hij er zo bij had gezeten, was hij een jongetje geweest dat van zijn moeder een pak rammel had gekregen. Volgens Jimmy was het een maand geleden allemaal begonnen, een paar weken voor de moord op Hugh, met de twee haaien uit New York. Ze kwamen voor Hugh, zeiden dat het dringend was, namen met tegenzin genoegen met een afspraak met Jimmy als plaatsvervanger, liepen zijn kantoor binnen en overhandigden hem een afschrift van de faillissementsaanvraag voor Uniplex Advanced Ceramics Industries. Punt uit. Voor hem was het een donderslag bij heldere hemel geweest. Goddank stond Hughs handtekening op alle officiële documenten. Goddank had die jaloerse oude Becky Stephanie Willis weggestuurd. De nieuwsgierige trut. Ze had de hele zooi kunnen opblazen. Volgens Jimmy had hij het goed afgehandeld met die haaien. Er was nog geen trillinkje te zien geweest in zijn gezicht, ondanks de schrik, en ze hadden hem bang gemaakt. Ze waren heel stijlvol geweest, stijlvol op zijn New Yorks - dat waren de besten - meedogenloos jong, net zo koud als het weer buiten en zo glad als ijs in hun met de hand gemaakte kostuum, Italiaanse schoenen, Ivy League-tongval. Zij waren wat Jimmy op hun leeftijd had willen zijn, nog steeds wilde zijn.

'Ik kan u jammer genoeg niet van dienst zijn,' had Jimmy tegen hen gezegd. 'De heer Freyl is ook volgende week nog afwezig en ik ben helaas slechts een van de compagnons.'

Goddank dat Hugh vakantie had, trouwens. Die timing was echt buitengewoon gelukkig geweest. (Jimmy begon een hernieuwde belangstelling voor God te ervaren. Misschien had de Kerk toch iets waar je wat aan had.) Met een paar weken respijt kon hij iets bedenken om zich hieruit te werken. De haaien hadden gezegd dat ze Galleas Industries Incorporated vertegenwoordigden.

'Het spijt me, heren,' zei Jimmy, 'die naam zegt me helemaal niets.'

Toen voegde hij eraan toe (een goede zet): 'Wat is dat trouwens, geavanceerde keramiek?'

Het was geen onredelijke vraag. Hij had het nooit zeker geweten. Hij wist alleen dat het iets belangrijks was dat gebruikt werd bij hoogst modern militair wapentuig en dat hij en zijn maten bij Uniplex het spul ter waarde van vijftien, misschien wel achttien miljoen dollar aan Galleas hadden verkocht. Uiteraard ging Uniplex failliet voordat de goederen geleverd konden worden - maar wel ruimschoots nadat ze een aanbetaling van tien miljoen hadden geïncasseerd van Galleas. Niet dat ze ook maar iets van keramiek of wat dan ook te koop hadden.

Dat kon toch helemaal niet? De fabriek waar het spul werd geproduceerd hadden ze alweer verkocht. Riskant? Welnee. Jimmy geloofde niet in risico's. Die joegen hem net zoveel angst aan als die roofzuchtige pups zouden hebben gedaan als Hugh niet zo goed getimed ginds in Michigan had gezeten. Nee, nee, dit soort manipulatie is kinderspel. Dat doet toch iedereen. Je hebt honderd orders lopen waar je de contanten uit wegsluist, laat her en der administratieve sporen achter die zoveel stof opwerpen dat geen mens er nog een touw aan kan vastknopen, vraagt een faillissement aan en hatsjekidee: 'Sorry, mensen,' zeg je tegen de klan-ten, 'alles is foetsie, tot op de laatste cent! Hocus pocus pas! Zo gaan die dingen.' Het enige wat je dan nog moet doen is jouw aandeel opstrijken en maken dat je op je hoogstpersoonlijke paradijselijke strandje komt. Jimmy beschouwde de Amerikaanse faillissementswetgeving als een welwillend gebaar van de regering jegens vindingrijke ondernemers zoals hij. De enige echte vraag was waarom er überhaupt twee van die haaien op waren gezet. Die tien miljoen van Galleas stelde niets voor. Iemand van aanzien deed niet moeilijk over zo'n rotbedragje. Iemand van aanzien stuurde niet eens een delegatie als het om bedragen ging waar je wél een traan om zou laten. Ondernemingen van aanzien namen gewoon hun verlies. Onze gezegende regering vertrok geen spier als haar het vel over de oren werd gehaald. (Jimmy gaf absoluut de voorkeur aan regeringscontracten; 'Het Consortium', zoals ze zichzelf noemden, was dan ook opgericht om juist dat soort orders binnen te halen.) Wat wilde dat dus zeggen? Een gangsterbende uit Manhattan? Of zo'n vals klein landje dat schiet op alles wat beweegt? En wat stond Jimmy dan te wachten als die lui Hugh te spreken kregen?

Jimmy had daar één etmaal mee rondgelopen. Toen presteerde Hugh het om zich te laten vermoorden en Jimmy liet zich op zijn knieën vallen, een in exact twee minuten tijd wedergeboren christen: 'Geprezen zij de Here. U bestaat dus toch.' Die zondag was hij naar de kerk gegaan. Hij had in alle nederigheid de Allerhoogste bedankt omdat Hij gangsters en valse kleine landjes zo stompzinnig had gemaakt: eerst doden en dan pas vragen stellen. Hij had Jimmy laten ontkomen.

Tot vanavond, althans.

Toch was het geluid dat hij bij de deur had gehoord hem maar half opgevallen, een vreemd geluid nu hij er op zijn hurken in zijn hoekje over nadacht terwijl het zweet nog tappelings langs zijn nek drupte, een merkwaardig zacht geluid. Maar zodra de voordeur openging - zodra hij de vlaag nachtelijke buitenlucht had gevoeld was hij opgesprongen, een en al adrenaline, gejaagd ademend. Hoe waren ze erachter gekomen? Er slingerden inderdaad overal documenten rond na Hughs moord, maar op kantoor zouden ze zelfs in het gunstigste geval niet veel aantreffen. Het beetje dat er lag, was weggestopt in archiefdozen die van de vloer tot het plafond reikten; een team accountants zou er een maand over doen om er een begin mee te maken en dan nog zouden ze geblinddoekt moeten hengelen. Je moet wel weten waarnaar je op zoek bent als je zo'n papierberg op zinvolle wijze wilt doorspitten. Hij hoorde de voordeur dichtgaan. Hij hoorde voetstappen in de gang. Eén moment van roerloze besluiteloosheid verstreek voordat hij naar de achterdeur in de keuken stoof - maar als de inzet hoog is, zoals in dit geval, duurt één moment van besluiteloosheid gewoon te lang. Er stond al iemand achter hem.

'Heb ik je laten schrikken?'

Hij draaide zich om en zag David staan met een aktetas in zijn hand, en de opluchting was zo groot dat het even duurde voordat hij besefte wat er was gebeurd. David kon alleen maar binnengekomen zijn als hij het alarmsysteem onklaar had gemaakt en de voordeursloten had gekraakt. Na het bezoek van het Galleas-duo was Jimmy het alarm ook gaan gebruiken als hij thuis was. Dat moet de oorzaak zijn geweest van het zachte geluid, een metalig geluid, besefte Jimmy nu: David die het alarm onklaar maakte. En nu stond hij daar alsof het de normaalste zaak van de wereld was om midden in de nacht bij iemand in te breken, geen excuses, geen ongemakkelijk gevoel, geen spoor van verlegenheid: de bewoner de stuipen op het lijf jagen en doen alsof je gezellig op bezoek komt. Eerst Galleas en nu...

Jimmy was even groot als David. Zeker weten. Op de universiteit had hij football gespeeld, maar nu was hij godverdomme alleen. Hij was alléén. 'Hoe ben je binnengekomen?' zei hij, maar hij hoorde zelf ook dat zijn stem bibberde.

'Je had gevraagd of ik wat kwam drinken. Weet je nog?' zei David; hij was met zijn aktetas op schoot op een van de Eames-stoelen gaan zitten die pas een maand geleden uit Houston waren gearriveerd. Een echte Eames, een klein fortuin waard. 'Wat is dat toch met die advocaten?' vervolgde David. 'Beveiliging was bij Hugh ook zo'n zwak punt. Ik snap er niets van. Hoe kunnen zulke intelligente mensen zo stom zijn?'

Alleen Jimmy zat in die stoel. Niemand anders mocht dat. Hij schraapte de splinters van zijn moed bij elkaar. 'Mijn huis uit.' Het klonk zo vervaarlijk als hij kon opbrengen.

'Ik moet even in je safe kijken. Die zit daar, hè? Achter dat lelijke schilderij ? Jullie hebben hem allemaal op dezelfde plek zitten. Ongelooflijk. Het moet toch ooit in je zijn opgekomen dat de eerste plek waar jij hem wilt hebben de eerste plek is waar mensen als ik gaan kijken.'

'Wil jij in mijn safe kijken...?' De kunstenaar was de nieuwste sen-satie uit Chicago; Jimmy had voor dit ene olieverfschilderij tweehonderdduizend dollar neergeteld. Het werd abrupt menens met zijn angst. Het zit namelijk zo dat alleen domoren hun zakenpartners vertrouwen. Jimmy was geen domoor. Hij had een verzekeringetje - gehad. Zijn polis bestond - had bestaan - uit een bundeltje met zorg gekozen documenten dat inderdaad daar lag opgeborgen waar David had gezegd, en iemand die zo snugger was als David... Er zaten bankafschriften en contracten in die de voor het overige zo ondoorgrondelijk ingewikkelde overdracht in kaart bracht van kapitaalgoederen, contanten, inventaris vóór het faillissement en allerhande andere dingen, inclusief kapitaalinjecties van investeerders die van het ene moment op het andere 'leningen' werden genoemd die moesten worden terugbetaald aan, bijvoorbeeld, Jimmy. Met andere woorden, genoeg bewijs voor faillissements-, belasting-en overboekingsfraude om FBi-geweld te rechtvaardigen, om van een knokploeg van Galleas maar te zwijgen. Jezus, als je in een weekje dit met zorg gekozen pakket zou uitpluizen, in een weekje de boel zou rangschikken en... Afijn, wat was dat toch met David? Als hij alleen al naar hem keek, kregen Jimmy's gepijnigde zenuwen een extra knauw, terwijl David niets anders deed dan uit de chicste stoel in de kamer opstaan en op zijn gemak naar het duurste schilderij lopen alsof hij de gastheer was en Jimmy in zijn eigen huis nota bene de een of andere onbeholpen, misplaatste gast. David nam een kijkje achter het schilderij, haalde het van de muur en schudde vol afkeuring zijn hoofd bij het zien van de metalen deur die hij erachter aantrof.

'Als het al stom is om hier een safe aan te brengen,' zei hij, 'is het nog veel stommer om dat met deze hier te doen. Deze is al net zo uitnodigend als je alarmsysteem.' Hij duwde de handgreep van de safe naar beneden en bewoog de combinatieschijf heen en weer.

'Maar wat ga ik aantreffen als ik hem open heb?'

'Je kunt hier niet zomaar binnenlopen...' zei Jimmy, die eindelijk weer over iets beschikte wat op een stem leek. 'Hou onmiddellijk op! Zoiets doe je toch niet!'

'Je zult merken dat het nogal moeilijk zal zijn om me te onderbreken. Tussen ons zijn de krachten net zomin gelijk verdeeld als in een goedkoop slot als dit - of wat voor slot dan ook.'

In South Hams kon je naast accountancy nog andere technieken leren. David had ontdekt dat er bij een slot openen meer komt kijken dan kapot rammen en graaien maar. Er komt zen aan te pas bij sloten kraken. Zeker weten. Dat zeggen de ware vaklui in elk geval.

'Denk slot.' Niet ernaar kijken. Ernaar luisteren. Eraan ruiken: als de olie vers ruikt, pas je je methode aan, omdat een pas geolied slot anders reageert dan een droog. Gebruik je handen en gereedschappen om het mechanisme aan te voelen. Speling is iets exacts dat om tienden van millimeters draait. Op zo'n minieme afstand gedraagt metaal zich als een veer. Terwijl het ene metalen pinnetje na het andere reageert op het ingebrachte gereedschap, wordt de plattegrond van het slot overgebracht naar het brein van de kraker. Sloten kraken voor gevorderden is een mentaliteit.

'Door op de juiste plek, man of slot, een lichte druk uit te oefenen,' zei David, 'wordt de balans verstoord en weet ik precies wat ik wil weten. De tong... schiet in de inkeping... Zo! Een van de getallen is zevenendertig. Nu... even wachten' - hij draaide de knop om - 'dat is het derde getal, hè? Nog twee getallen en we zijn waar we wezen moeten.'

David stond met zijn rug naar hem toe. Jimmy stak een aarzelende hand uit naar de telefoon.

'Een goed idee,' zei David zonder zich om te draaien. 'Dan kunnen we allebei met de politie praten over wat je hierin hebt zitten.'

'Die zullen niet... Die... Jij... Wat kan het hun verrekken wat jij steelt?' Maar de bibber in Jimmy's stem zat te dicht bij een snik. Die documenten zouden én de politie én David duidelijk maken dat de handel en wandel van het Consortium wel eens Hughs dood kon hebben veroorzaakt. 'Ze bergen je jarenlang op. Hoor je me? Jarenlang!'

'We kunnen onze tijd samen uitzitten.' Terwijl hij praatte bleef David de combinatieschijven heen en weer bewegen. 'Van de andere kant moet je wel bedenken dat het, als je dat telefoontje van mij mag plegen, toch wel een minuut of tien duurt voordat er een surveillancewagen zal zijn. Ze stellen zo'n hoop vertrouwen in een beveiligingssysteem als het jouwe dat er aan deze kant van het meer niet zo fanatiek wordt gesurveilleerd. Je zou vanuit de bewoners een protest moeten laten horen. Je kunt natuurlijk geluk hebben, maar dit is een heel eenvoudige safe - een klus van nog geen vijf minuten. Dat geeft mij pakweg vijf minuten voorsprong.' Hij draaide zich om en keek Jimmy aan. 'Denk je dat je nog leeft als ze hier aankomen?'

Jimmy was al doodsbenauwd, maar de door woede aangedreven zelfbeheersing die nu over Davids gezicht raasde joeg hem zo'n schrik aan dat hij tegen een tafeltje aan viel en het omgooide. Nog geen vijf minuten later haalde David een bundel documenten uit de safe en stopte die in zijn aktetas. En dan te bedenken dat Jimmy die avond nog bevrijd en onschuldig was geweest: onschuldig in de ogen van Galleas - wie of wat dat mocht zijn - en bevrijd van de enige die hem had kunnen ontmaskeren. Zijn tanden klapperden tegen elkaar. Hij probeerde iets te zeggen toen David wegging, maar er kwam geen woord uit.

'Die borrel heb je me nog niet gegeven, wel?' zei David, die zich naar hem toe draaide. 'Maak je niet druk. Ik kom hem nog wel halen - binnenkort al, als ik hierin ook maar iets vind dat jou in verband brengt met Hughs dood.'

Bij het weggaan deed hij de deur achter zich dicht en Jimmy liet zich in dit hoekje zakken, waar hij nu nog steeds zat. Stephanie voelde zich toen ze die maandagochtend wakker werd net zo uitgeput als ze de dag ervoor bij het vertrek uit Norb Andy's was geweest. Deels veroorzaakt door de naweeën van een fikse griep. Dat wist ze. Deels veroorzaakt door te veel martini's. Maar het leeuwendeel was verdriet en toen David belde kreeg ze zichzelf niet zover dat ze de telefoon opnam. Ze had niet verwacht dat het haar weer zou raken. Niet op deze manier.

En waarom moet verdriet zich aan de stomste dingen hechten? Ze vond Hugh fantastisch om naar te kijken en fantastisch om mee naar bed te gaan. Hij leverde belangrijke kritiek en briljant commentaar. Ze hield van de groeven die zijn wangen doorsneden en die als hij lachte plaatsmaakten voor kuiltjes. Ze hield van de manier waarop zijn handen haar lichaam bereisden. Ze had David nooit mee uit lunchen moeten nemen naar Norb Andy's. Dat was stom geweest. Echt stom.

Want het enige waar ze nu aan kon denken was een lunch aan een tafeltje vlak bij de plek waar ze met David had gezeten, toen Hugh haar had verteld hoe onwennig hij het zou vinden als hij op zijn zondagmiddagwandeling door Washington Park niet door het

'hondje hondje hondje waf waf hondje'-refrein zou worden gevolgd alsof hij de rattenvanger van Hameln was. Ze had zo moeten lachen. Misschien had hij leukere dingen gezegd, maar de verstrooid geamuseerde uitdrukking op zijn gezicht had haar nog nooit zo bekoord. Hij was een beetje verlegen — een lichte blos kleurde zijn wangen - alsof hij niet zeker was hoe ze zou reageren en eigenlijk ook niet echt begreep waarom hij het haar vertelde.

Hoe kon zo'n onschuldige, onbetekenende herinnering in een martelwerktuig zijn veranderd? Ze kon het bloeden niet stelpen. Ze kon de foltering ervan niet verzachten. Wat zo typerend is voor Hugh... Een man die lichtelijk scheel kijkt moet zich echt concentreren om je te zien. Dan ziet hij eruit alsof hij door jou gefascineerd is, het je graag naar de zin wil maken en er toch een beetje over in zit dat hij het misschien verkeerd aanpakt - er is niets sexier. De David van Michelangelo ziet een beetje scheel en wetenschappers vragen zich blijkbaar af waarom zo'n grote beeldhouwer zo'n onverwachte en onnodige tekortkoming heeft aangebracht in zijn studie van de perfecte man. Maar hoe kan een man perfect zijn als hij niet door jou gefascineerd is? Als hij er niet op uit is om het je naar de zin te maken en er een beetje over in zit dat hij daar misschien niet in zal slagen?

Hugh kon helemaal niets zien en probeerde desondanks voortdurend haar gezicht te onderscheiden, probeerde voortdurend elke reactie te zien, ook al was dat een onmogelijke opgave. Een motelkamer is even neutraal als een dode, wat voor iemand als Stephanie, die door deze herinnering was overrompeld, vertroostend zou moeten zijn. Maar waarom herinnerde ze zich uitgerekend dat 'waf waf hondje hondje'? Waarom herinnerde ze zich niet de diepzinnigheden of de lome uurtjes boven, op haar eigen bed? Ze ijsbeerde tussen het zielloze motelbed en het lege tv-scherm en deed haar uiterste best om helemaal niet te denken. Maar tegelijkertijd was ze bang om haar gedachten los te laten, bang dat ze te veel zou vergeten en dat haar dromen over hem minder vaak zouden komen - die waren nu al zo'n zeldzaamheid.

En toch riep bij haar de gedachte aan dromen over hem altijd David op. Ik maakte me dan wel zorgen over Davids vermogen om in een wereld te functioneren waar geen sprake was van de wrede sfeer of de bruut afgedwongen wetten van de gevangenis, maar Stephanie deed dat niet.

'Hij gaat het hartstikke goed doen.' Dat zei ze meermaals. Stephanie had een klein houten huis in het noorden van de stad, waar nog enkele oude gebouwen staan. Beneden waren een zit/eetkamer en keuken; boven had ze van de drie slaapkamertjes één grote gemaakt, waar alle ruimte werd ingenomen door een bed - al is die overheersende rol van het bed misschien wel hoe ik het nu zie. Ze had me verteld dat ze van kussens in heldere kleuren hield; een hele verzameling sierde haar bed op, kussens gemaakt door de Kodiaks en Aleoeten - souvenirs van haar ongebruikelijke voorouders - waar voor de variatie een paar Zuid-Amerikaanse aan toegevoegd waren. De muren waren wit; de ramen en deuren waren van onbewerkt hout dat van ouderdom donker was geworden. Zo ook de trap naar deze kamer vol herinneringen. Afgaand op haar beschrijving ervan moet het een heel mooie plek zijn geweest.

Toen we op een avond tussen al die kussens lagen, zei ze: 'Je moet je geen zorgen meer maken over David. Vandaag nog... O, dat ben ik je helemaal vergeten te vertellen. Vanmiddag heb ik die vrouw gesproken...'

'Welke vrouw?'

'Je kent haar vast wel. Ze is hier opgegroeid en met een scheikundeprofessor van de Universiteit van Chicago getrouwd.' Ik schudde van nee. 'Krullen, brutaal neusje, uitdagende lach - heel knap zo'n secretaresse-van-de-baas type van wie je je wel eens afvraagt hoe ze die baan weet te houden. De volmaakte tegenpool van wat je je voorstelt bij een vooraanstaand politiek commentator van de St. Louis Post-Dispatch.'

'De St. Louis. ..? Je bedoelt Florida Evans Powell toch niet?'

'Zij, ja.'

'Ik heb me haar altijd voorgesteld met een baard en een zwarte band voor karate.'

'Ze werd genoemd door een van die afschuwelijke pleeggezinnen van David, dus ik had haar geë-maild en ze bleek net een paar dagen bij haar ouders in Springfield te zitten. Ze vertelde dat ze bij hem in de klas had gezeten in een van de korte periodes dat hij naar school ging. Elf jaar oud. Hooguit twaalf. Achtste klas, denk ik. Ze zei dat hij een opgefokt loopje had waar de andere jongens jaloers op waren en dat het hem helemaal niets kon schelen wat anderen deden of van hem vonden. In haar leek hij niet meer geïnteresseerd dan in ieder ander, maar toen ze op een dag aan een tafeltje in de bibliotheek zat - ze kon goed leren en volgens mij moet het een schattig meisje zijn geweest - kwam hij langs geslenterd, hield even halt, keerde zich toen om, boog zich over haar heen en zei: "Vannacht van je gedroomd, joh." '

Ik lachte omdat het zo volslagen ongerijmd was dat de nerveuze, opvliegende persoon die ik kende ooit een opmerking als deze had gemaakt.

'Iemand die zoiets zegt' - Stephanie lachte zelf ook - 'gaat het aan deze zijde van de tralies heel goed doen. Denk je ook niet?'

Hoofdstuk 22

Toen David geen gehoor kreeg bij Stephanie, belde hij het kantoor van het motel, stond erop dat de baliemedewerker even bij haar kamer ging kijken en stond er vervolgens op dat het motel nogmaals de dokter voor haar liet komen. De rest van de dag bracht hij met Jimmy's dossiers door. Om een uur of acht ging hij naar Cockran's om Tony te ontmoeten.

Die ontmoetingen verliepen altijd volgens min of meer hetzelfde patroon, en deze avond was daar geen uitzondering op. David ging op de barkruk naast Tony zitten. Hij stak een sigaret op waarbij hij zijn handen om de lucifer heen hield en keek naar de tv. Er werd niet gegroet. Tony bleef spelen met een bourbon met ijs, praatte door tegen Jason, de barman - lang, dun, kromme rug - met een dromerige manier van doen, een huid die zo zwart was dat ze glom en een scherp gevoel voor het absurde dat in reactie op Tony's practical jokes iets wreeds had gekregen. Hij had het Tony nooit echt vergeven dat die op een ijzige winteravond zijn voorruit met natte tissues had bekleed. Er hadden tot het voorjaar gebloemde papiersnippers aan de ruitenwissers gezeten.

'...dus daarom zeg ik net tegen Tony,' zei Jason, die zich tot David wendde alsof hij er al een halfuur zat en de hele tijd had meegedaan aan hun schertspraat, 'dat-ie er vaker uit moet. Hij gaat niet vaak genoeg uit.'

'Wat had je in gedachten?' zei Tony. 'Ga je iets regelen voor me?'

'Je wordt al wat ouder. Een wat oudere man heeft speciale behoeftes.'

'Wat weet jij daar nou van?'

'Ze moet niet ouder zijn dan vijftien. Veertien is beter. Je hebt echt een héél jong ding nodig om voor een oudere man te zorgen.'

'Wat ik niet snap is waarom jij je niet met je eigen klerezooi bemoeit.'

'Omdat ik het zo lekker vind om me met die van jou te bemoeien. Hetzelfde, David?' David knikte.

'Alles goed met de Monaghans?' zei Tony tegen hem, terwijl Jason naar de biertap aan andere kant van de bar liep. Ook deze vraag hoorde bij het standaardpatroon.

David knikte. 'Mevrouw Hunter?'

Tony had ook een keer geboft bij het pleeggezinnenspel. Kort na-dat David naar de gevangenis was gegaan, had Tony een thuis gevonden waar hij gelukkig was, bij een echtpaar dat Hunter heette en kort ervoor een kind van ongeveer zijn leeftijd had verloren. Het was een magische gebeurtenis geweest die Davids korte verblijf bij het echtpaar Monaghan overtrof, want niemand wil kinderen in de tienerleeftijd en al helemaal geen jongens. Nu, zoveel jaar later, woonde Tony nog altijd bij hen. Of beter gezegd, bij mevrouw Hunter. Meneer Hunter was al dood tegen de tijd dat David voor het eerst iets van Tony hoorde, ongeveer een jaar na zijn overplaatsing van Marion naar South Hams. Toen zijn straf er bijna op zat, was de correspondentie langdurig onderbroken geweest, en toen Tony weer schreef was mevrouw Hunter ook ziek geworden - ernstig ziek - wat de enige reden was waarom David haar nooit had ontmoet. Haar ziekte deed Tony verdriet, hij treurde erom en schaamde zich ervoor zoals iedereen die een langdurig zieke verzorgt zich schaamt, niet zozeer voor degene die lijdt - al komt dat er onwillekeurig ook bij kijken - maar voor zichzelf omdat hij er dag in, dag uit niet in slaagt de pijn te verlichten, de onwaardigheid, het niet te stuiten verval een halt toe te roepen. David voelde dat aan en bleef op afstand. Tony's mededelingen leken aan te geven dat het om Alzheimer ging; meestal liet hij haar 's avonds onder de hoede van een oppas achter, zodat hij zich bij Cockran's een paar uur kon ontspannen. Het was het beste wat David over Tony wist, dat hij voor deze bejaarde zieke zorgde. Hij was duidelijk op haar gesteld en het merendeel van zijn verdiensten in hun bedrijf werd aan haar welzijn gespendeerd. Deze onverwachte gulheid van geest maakte hem wel kwetsbaar voor Jasons valse schimpscheuten over meisjes van veertien. Tony hield van hoeren, die hij het liefst zo rijp mogelijk had; van tijd tot tijd bleef hij bij een van hen hangen, maar hij was nooit getrouwd geweest.

'Geen verandering?' zei David, doelend op mevrouw Hunter.

'Kan geen kant op.' Tony sprak terwijl hij een wanhopige ademtocht uitblies. Op tv praatte een vrouw met een botox-gezicht opgewekt over de voorbereidingen voor een zomerfestijn ter ere van een glorieuze samenstand der sterren: de honderdvijftigste verjaardag van de Republikeinse Partij en Lincolns herintrede in de politiek vanuit zijn particuliere advocatenpraktijk in Springfield. Van de geplande activiteiten - het soort krachtmetingen dat Lincoln zelf zo vaak had gewonnen, een race in olifantenkostuums om de republikeinse mascotte in het zonnetje te zetten, een straatfeest met tientallen Lincolnlookalikes - stapte botox-gezicht via een waardedaling van aande-len op de New Yorkse beurs naadloos over op het weerbericht. De koudeperiode bleef voortduren: er was zelfs kans op nog meer sneeuw.

'Wil je iets voor me doen?' zei David toen.

'David, ik sta al sinds mensenheugenis geheel en al tot je beschikking.'

'Ga eens kijken of je buiten een vierdeurs Ford uit 1988 ziet staan, nogal toegetakeld, met een kapot linkerachterlicht.'

'Ben je malend of zo?'

'Ga nou maar gewoon.'

'Hoe ver wil je dat ik kijk?'

'Een paar blokken in het rond.'

'Waarom?'

'Ga je het nou doen of niet?'

Tien minuten later kwam Tony terug. 'Wat is er eigenlijk aan de hand? Zit er een grietje achter je aan of zo?'

'Staat-ie er?'

Tony keek hem onderzoekend aan. 'Wat is er gaande, David?'

'Ik zag hem zaterdag voor de Pair-a-Dice staan.'

'En?'

'Zag hem in mijn achteruitkijkspiegel toen ik een paar uur later wegging.'

'Jij bent schichtig aan het worden, weet je dat? Waarom denk je dat dat iets met jou te maken heeft? Weet je, David, volgens mij is het niet leuk meer. Jij moet je echt eens laten nakijken.'

Davids gezicht betrok van ongenoegen, en net zo naadloos als de nieuwslezeres met het botox-gezicht op tv stapte Tony van de Ford over op een nieuwe marteling die hij komende zomer voor Jason in petto had. 'Je weet toch dat-ie altijd zo klaagt over zijn gazon. Dat het niet wil groeien. Nou, een paar dagen voordat-ie terugkomt van vakantie ga. ik van dat zaad halen - je weet wel hoe dat spul heet, waterkers of zo - en dat strooi ik bij hem thuis op alle vloerkleden. Dan geef ik de kleden water en dan heeft-ie bij thuiskomst z'n ga-zon m huis.'

Maar David was met zijn gedachten nog bij de Ford. Het was niet alleen die auto. Vanavond nog, toen hij de trap af rende om naar Cockran's te gaan, had hij voetstappen achter zich gehoord. Hij stopte. De stappen stopten. Toen hij zich omdraaide om te gaan kijken had hij een aftocht gehoord, direct gevolgd door een deur die dichtging. Eenmaal bij de overloop aangekomen was die leeg geweest.

'Maar om op die Ford terug te komen,' zei Tony. David haalde zijn schouders op. 'Weet je, 't zou mij niks verbazen als de oude mevrouw Freyl je laat schaduwen. Zij denkt toch dat jij het gedaan hebt, of niet soms? Dus vindt zij dat ze je het makkelijkst te grazen neemt door je net zo lang te begluren tot jij haar ergens naartoe voert wat zij kan gebruiken. Het is precies de goede soort auto, een huurbak van zo'n goedkope tent net buiten de stad - die gaat op in het landschap zonder een spoor na te laten. D'r zit een plakkertje op de achterruit, maar waarom iemand in jezusnaam nog moeite doet om zo'n roestbak te claimen, Joost mag 't weten.' Hij keek in zijn bourbon. 'Het zou niemand zijn opgevallen, behalve jou. Zeg eens, wat denk je ervan? Ze geeft je een pak geld om op onderzoek uit te gaan - legt je zogezegd het vuur na aan de schenen - en begint je te schaduwen. Heb ik gelijk of heb ik gelijk?'

David haalde nogmaals zijn schouders op. Wat kon hij zeggen?

Hij wist dat ze Samuels verhaal zonder meer had geaccepteerd. Hij wist dat ze daarom zeker genoeg van hem was om hem iemand op te laten sporen die koud gemaakt moest worden. De politie was een mogelijke kandidaat, maar waarom al die moeite om niet op te vallen? Zij zouden juist willen dat hij de druk voelde, wilden hem tergen zodat hij een stommiteit zou begaan. Jimmy's Consortium maakte meer kans. De stapel documenten die David had bestudeerd had te maken met enkele contractanten van het ministerie van Defensie die betalingen hadden overgemaakt aan het failliete UACI; bijeen geniete formulieren bevatten een reeks verbijsterend ingewikkelde overboekingen via een verwarrende reeks buitenlandse rekeningen Caymaneilanden, Liechtenstein, Londen, Singapore - waarbij het geld onderweg deels verdween en deels op rekeningen belandde die op naam stonden van aan het failliete concern geaffilieerde bedrijven. In de gevallen waarbij het geld bij een geaffilieerd bedrijf terugkwam, was de zaak niet langer eigendom van het failliete concern; de eigendom was overgegaan op de gekloonde dochter die het spiegelpaleis in St. Louis had geërfd.

Wat de betaling van het ministerie van Defensie bij aanvang van de transactie betrof, nou ja, het was geen geheim dat het leger zevenhonderd dollar per wc-bril heeft neergeteld. Het Consortium profiteerde gewoon van het beleid en van zulk soort handige boekhoudkundige verschrijvinkjes. Daar is niets ongewoons aan doodgewone, ouderwetse diefstal gevolgd door witwasserij - en het gebeurt veel vaker dan de meeste mensen geneigd zijn te denken. Maffia-accountants brengen hun opbrengsten bij een vergelijkbare handel en wandel in alle openheid in kaart: twee boekhoudingen, een voor de belastingdienst, een voor de organisatie. Door de boekhouding van de organisatie belandde Al Capone achter de tralies. De paperassen in Jimmy's safe konden hem en de rest van het Consortium eenzelfde lot bezorgen als de FBI die ooit in handen kreeg. Tot zijn verbazing en genoegen had David ontdekt dat Allen Madison, president-directeur van de Springfield Federal Bank, lid was van deze onmiskenbaar frauduleuze en in nevelen gehulde organisatie - dezelfde persoon die in Stephanies documenten werd genoemd als een vroege investeerder bij de overname van het spiegelpaleis. Hughs effectenmakelaar, nog zo'n blaaskaak bij wie David langs was geweest toen hij Hughs financiën naging, was eveneens lid. Misschien had David daarom bij beide mannen een vreemd soort nervositeit geconstateerd, iets wat hij alleen kon benoemen als een zeer misplaatste angst. Er kon iets in zitten, omdat de effectenmakelaar hem een lijst van Hughs directoraten had gegeven - een lijst waar het failliete concern niet op had gestaan, terwijl Jimmy's paperassen lutteIe dagen voor het bankroet waren ondertekend door Hugh als lid van de raad van bestuur. Het was niet moeilijk om je een reeks opgewonden telefoontjes voor te stellen en een inderhaast belegde vergadering. Nadat David beide heren had bezocht waren er niet meer dan een paar dagen verstreken voordat hij voor het eerst de gedeukte Ford in het oog had gekregen.

Maar hij bleef er niet lang bij stilstaan. Wat had het Consortium eraan om hem te schaduwen? Eerbiedwaardige zakenlieden krabben elkaar om geld dagelijks de ogen uit; iemand als Hugh vermoorden ze er zelden voor. Dat is niet nodig. Ze wenden zich gewoon tot een firma die hun nog duurdere advocaten levert en gaan op een nieuwe manier met de boekhouding knoeien. Ze zullen mensen als David ook niet schaduwen, vooral niet als ze van mening zijn dat hij niet is toegerust om hen te betrappen als er iets in Hughs persoonlijke documenten had gestaan waarmee zij betrapt hadden kunnen worden - en dat was niet het geval geweest.

Maar dat bracht hem op pijnlijke wijze terug bij Tony's conclusie dat hij zich moest laten nakijken. Daar had hij zo'n hekel aan. Hij had zo'n hekel aan degene die zoiets zei. Hij had zo'n hekel aan de gedachte, ook als die alleen maar zijdelings in zijn hoofd opdook. En toch kwam het erop neer dat het Consortium niet meer was dan een slag in de lucht - en dan nog een vage slag ook - en dat er niemand anders was. Hij zag geen geldige reden om Samuels ongerustheid te delen dat hij het volgende slachtoffer zou zijn nu Hugh en Vivian dood waren; toen hij het hoorde, had hij het hele denkbeeld meteen toegeschreven aan een overvoerd ego en dat deed hij nu nog. Waardoor hij in zijn eigen gedachtegang bleef hangen, die van een toevallige samenloop van omstandigheden een samenzwering maakte of iets wat hij had gezien in een verzonnen intrige verwerkte; die angstaanjagende kronkels en stuiptrekkingen van het brein die gedetineerden obsederen, zeker wanneer ze zoveel tijd in de isoleercel hebben doorgebracht als David.

Hij bestelde nog een biertje en richtte zijn aandacht vastbesloten op de tv.

Weer terug in zijn flat pakte hij een map uit Zemanski's safe die eruitzag alsof Jimmy er extra waarde aan hechtte. Hij was niet dikker dan de andere, maar de naam Galleas, die op het omslag stond, was drie keer onderstreept. David bladerde erdoorheen. Aanvankelijk leken de contracten op die van het ministerie van Defensie, maar dit was een commercieel bedrijf: een geplaatste bestelling die nooit zou worden geleverd en een forse aanbetaling die tijdens een troebele reis om de wereld op de een of andere manier in het niets zou verdwijnen. Maar aan het document was een melding geniet over het bezoek van de twee vertegenwoordigers van Galleas, die de hoofdlijnen van het gesprek weergaf. Jimmy had niet eens geprobeerd de dreiging te verhullen. Voor David was het een enorme opluchting. Hij leunde achterover in zijn stoel en stak met de peuk die hij had zitten roken een sigaret aan. Deze dreiging verleende geloofwaardigheid aan de door hem als angst geïnterpreteerde nervositeit van Hughs bankier en effectenmakelaar. Jimmy had de andere leden van het Consortium ongetwijfeld ingelicht over het bezoek van de haaien van Galleas en iedereen wist hoe meedogenloos Becky was. Ze hadden vast gedacht dat David connecties had met de haaien én met haar en dat gaf hun volop reden om bang te zijn. Dat was waarom ze wilden weten waar David heen ging en wat hij deed, wat hij wist, wat hij misschien had geraden: vandaar de gedeukte Ford. Maar dat moest nog bewezen worden. Het was nog altijd mogelijk dat hij de gezichtsuitdrukking van de bankier en de makelaar gewoon verkeerd had ingeschat. Het grootste deel van de nacht zocht hij het internet af naar Galleas en kort na zeven uur 's morgens belde hij Samuel Clark. Samuel had hem een privé-nummer gegeven voor het geval dat de politie hem weer zou aanhouden of als hij om andere redenen hulp nodig zou hebben. Het was een lang gesprek dat meer dan een uur duurde. David schreef meerdere vellen vol met aantekeningen. Nadat het gesprek was beëindigd reserveerde hij direct een plaats op een vlucht naar New York die in het begin van de avond vertrok; daarna belde hij Becky. Om elf uur vertrok hij naar St. Louis. De rit naar de Mississippi River begon altijd als een onverwachte teleurstelling. Bij daglicht bestond het minimalistische landschap van Illinois uit een door een langgerekt lint van macadamwegen doorsneden maïsveld, met her en der plaatsjes die als uit het autoraampje gegooide colablikjes in de berm lagen. Aan de grens met Illinois was St. Louis-Oost een scharminkelige uitloper van een fabrieksstad. Maar dan komt de Mississippi zelf, die nooit teleurstelt. Voor zo'n indrukwekkende rivier is hij smal waar hij het oosten van St. Louis van de rest van de stad afsnijdt, maar dan is het nog steeds een uitgestrekte, onbeweeglijke watervlakte onder de verkeersdrukte door. Aan de andere kant van de brug steekt de Gateway Arch, een reusachtige roestvrijstalen parabool, zo'n honderdnegentig meter de lucht in, een verheven creatie die glinsterend de hoogte in gaat en waar je hart een slag van overslaat, al is het beeld nog zo vertrouwd geworden - en nog zo gedevalueerd. Eero Saarinen had het idee voor de boog overgenomen van Le Corbusier, die hem had ontworpen voor het Sovjetpaleis in Moskou, en het is toch een verrukkelijke ironie dat hij nagenoeg op het moment van verschijnen met alles erop en eraan werd verslonden door de ultieme kapitalistische machine, McDonald's, en er vervolgens weer uit kwam als een Amerikaanse hamburger. De boog hangt zo hoog boven de stad dat David hem kon zien toen hij zijn Chevy parkeerde in de buurt van het bespiegelde staketsel van het Follaton-complex. Door glazen deuren kwam hij in een hal van twee verdiepingen hoog, waar opgeruwd chroom plaatsmaakte voor duifgrijs marmer. Toen Stephanie hier was, knipperde het logo van het failliete concern, UACI, in oranje en rood aan en uit boven de stille hal; in het huidige, even hard knipperende logo sprong de omwisseling van de A en de C, waardoor er UCAI stond, niet echt in het oog. Verder was alles precies zoals ze het had beschreven, inclusief de strenge veiligheidsmaatregelen, die aan de maatstaven van een regeringsgebouw zouden voldoen. Gewapende, geüniformeerde bewakers bemanden de controlepost waar David naartoe liep.

'De heer Bagley,' zei hij tegen hen. 'Marion is de naam. Ik vertegenwoordig mevrouw Rebecca Freyl.'

De bewakers bekeken Davids rijbewijs, belden iemand, gaven hem een bezoekerspasje.

De lift die David nam - er waren er vier naast elkaar - was een kubus van opgeruwd chroom en spiegelglas die bij de hal en de buitenkant van het gebouw paste. Op de negentiende verdieping stapte hij uit; een intens stille plek met grote lederen fauteuils en complete bomen die in potten onder glazen ruiten in het hoge plafond waren neergezet. Een receptioniste gebaarde dat hij moest plaatsnemen. Voor hem, op de marmeren salontafel die dezelfde duifgrijze kleur had als de hal, lagen jaarverslagen uitgestald waar hij vluchtig doorheen bladerde terwijl hij zat te wachten. 'Univers Chemical & Analytical Industries', dat was dus wat de omgewisselde letters in het logo representeerden; geen Advanced Ceramics meer, althans niet in de bedrijfsnaam.

'De heer Bagley kan u nu ontvangen, meneer Marion,' zei de receptioniste enkele minuten later. Het kantoor van meneer Bagley was groot en even duur als de rest van het gebouw. Het enorme bureau van waarachter hij opstond was helemaal leeg; er was geen velletje papier op te bekennen. De man zelf was net zo onberispelijk als de spiegels buiten, aan de jonge kant - begin veertig - een bril met stalen montuur, gezonde uitstraling, grijs aan de slapen, kostuum van Hugo Boss. Hij schudde Davids hand en liep met hem naar het gedeelte van de kamer waar een enorme sofa en dito stoelen door een immense wand van glas uitzicht boden op de Gateway Arch en de Mississippi in de verte.

'Gaat u zitten, meneer Marion,' zei hij. 'Wat kan ik voor u doen?'

David zei dat de transacties Becky's persoonlijke interesse hadden en dat hij haar vertegenwoordigde. Meneer Bagley glimlachte, leunde achterover en begon aan een uiteenzetting over de mogelijkheden voor mijnbouw in Colombia en Tanzania en contracten van de Amerikaanse marine in Duitsland, een profiel dat nagenoeg gelijk was aan dat van het failliete concern waar Stephanie zich in had verdiept voordat deze onderneming tot haar huidige aanzien was opgeklommen. David bestudeerde de kamer terwijl meneer Bagley praatte. Aan de muren werden diploma's en familiekiekjes geflankeerd door trofeeën ter herinnering aan topcontracten en mijlpalen van het bedrijf: die aldoor verwarrende acroniemen, ACI, UIA, UCAC. Aan een koperen rek getuigden drie helmen van het werk dat meneer Bagley in diverse mijnbouwprojecten had gestoken.

'Dat heb ik allemaal in uw jaarverslag gelezen,' onderbrak David hem nadat meneer Bagley een minuut of vijf aan het woord was geweest. 'Er overlapt wel het een en ander met het failliete Advanced Ceramics-concern, nietwaar?'

'Van overlappen is niet echt sprake, meneer Marion. We hebben verscheidene activa van hen gekocht. Als we de kans ertoe zien, kunnen wij keihard onderhandelen, en helaas verkeerden zij op dat moment in een weinig florissante positie.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik vind het altijd zo triest als een goede onderneming het onderspit delft.'

'Voorzover ik kan zien, hebben jullie gewoon van plaats geruild. Jullie stonden buiten, zij zaten erin. Nu staan zij buiten en zitten jul-lie erin.'

Meneer Bagley keek hem onderzoekend aan. 'Meneer Marion, ik wil met alle genoegen met u over dit bedrijf praten, maar ik verkeer niet in de positie dat ik een ander bedrijf kan bespreken.'

'Bedankt voor uw tijd,' zei David terwijl hij overeind kwam. Meneer Bagley stond ook op. 'Ik had begrepen dat mevrouw Freyl een paar vragen had.'

'Nee.'

Ze liepen samen naar de deur en gaven elkaar nogmaals een hand.

'Waarvoor bent u hier in werkelijkheid naartoe gekomen?' vroeg meneer Bagley vervolgens.

'Inlichtingen.'

'Ach, kom nu toch, meneer Marion. Ik heb u niets verteld wat u niet al wist. Er moet een bepaald aspect zijn dat mevrouw Freyl nader wil bekijken. Anders hebt u uw tijd en de mijne verdaan.'

David keek om zich heen. 'Oké. Het faillissement dat uw bedrijf al die prachtige activa heeft opgeleverd moet toch wel zo'n - eens kijken - paar honderd miljoen hebben opgeleverd?'

'Waarschijnlijk wel.'

'Hoeveel hebt u daarvan in uw eigen zak weten te stoppen?'

De angst op het gezicht van meneer Bagley werd bijna onmiddellijk vervangen door gechoqueerde woede, maar het was de angst die David had willen zien en waarvoor hij het hele eind had gereden. Hier was de ruwe, onbewerkte, eenduidige materie - een walmende angst die elke veroordeelde zou opmerken, ongeacht hoe moeilijk hij het vond om in de vrije wereld gezichten te interpreteren - en het verschafte hem de bevestiging die hij nodig had ten aanzien van wat hij bij Hughs bankier en effectenmakelaar meende te hebben opgemerkt. David knikte waarderend, opende de deur en liet die openstaan terwijl hij door de riante receptieruimte naar de lift liep. 

Hoofdstuk 23

Het was bijna middernacht toen David in een taxi van Kennedy Airport op weg was naar de stad die nooit slaapt. Manhattan lag voor hem uit te glinsteren: dat is iets verbazingwekkends om voor het eerst in je leven te zien. Op deze werkelijkheid biedt de speelfilm je al evenmin een goede voorbereiding als op je eerste vliegreis. Een fantastisch netwerk van lichtjes - van op afstand zag het er in Da-vids ogen uit als een juwelenketting - bleek het schijnsel van de verlichting van de FDR Drive in de East River te zijn. De straten erachter leken onder de grond geduwd te worden door een almaar verder de hoogte in priemende gebouwenmassa die vast ergens daarboven, waar je het niet kon zien, samenkwam om zich met zo'n kracht op de bodem neer te persen dat de stoom ervanaf kwam. Daar beneden kon het verkeer — dat zelfs op dit late uur druk en lawaaiig was - zich alleen maar onder protest uit de voeten maken. De hier heersende grandeur en de schaal waarop dat gebeurde waren voor hem altijd onvoorstelbaar geweest - de stad is een handschoen die God zelf is toegeworpen - en ze boden hem een goede gelegenheid zich voor te bereiden op de glorie van het Plaza Hotel. Hij had een van de suites aan het Central Park gereserveerd en er was een reden om zo extravagant te zijn, zoals ook zijn eersteklas ticket uit Chicago een reden had, en die was niet dat de informatie die hij in zijn tas had meegebracht een fortuin waard was. Dit keer ging hij ervan uit dat er waarnemers zouden zijn - New Yorkse waarnemers, die bij hem in de buurt zouden blijven totdat hij de stad verliet - en hij wist precies wie ze zouden zijn als ze er waren; Samuel had benadrukt dat uiterlijke schijn allesbepalend was. De vlucht boeken was geen probleem. Twee jaar als ondernemer buiten de gevangenis en een goede beheersing van het internet zorgden ervoor dat de aanschaf van een eersteklas ticket geen echte uitdaging vormde. Bij het hotel had David Samuels hulp evenmin nodig gehad, ondanks zijn gebrek aan ervaring met dat soort zaken. Een van de eerste romans die hij in de gevangenis had gelezen was F. Scott Fitzgeralds The Great Gatsby. Hij herinnerde zich nog passages die hem toen als je reinste sprookje in de oren hadden geklonken: '...namen wij allemaal de minder verklaarbare stap om in een suite van het Plaza Hotel het salon te reserveren'. David had nu dus zelf die stap gezet - die in zijn geval verklaarbaarder was dan in dat van Gatsby - en de hal van het hotel was in overeenstemming met de stad waarin die zich bevond: uitgestrekt, vol kroonluchters, inlegwerk, tapijten, alles glansde en schitterde in een arrogante, aanmatigende, onbeschaamde weelde.

'Salons' werden ze nu niet meer genoemd. Dat was een beetje een teleurstelling; ze heetten nu 'woonkamers' en 'woonkamer' heeft niet helemaal dezelfde uitstraling. Maar dat was een eenmalige verspreking. Een bedaarde agitatie had als resultaat dat een jongen in livrei Davids koffer naar een indrukwekkende suite bracht waar de marmeren open haard het niet deed. Ook hier een kroonluchter, die zwaar van het plafond af hing, en die deed het wel; David knipte het lichtknopje verschillende keren aan en uit om dat te controleren. De kleerhangers in de kasten hadden hoesjes van gecapitonneerd satijn. Een verkenning van de badkamer bracht sanitaire wonderwerken aan het licht die hij niet eens wist te benoemen. Gatsby was een zomers boek. Dat gezelschap Plaza-bezoekers opende de ramen om warme, droge zomergeuren van het park binnen te laten en David rekende er meer dan half op dat de halfgoddelijke machten van deze stad ook in staat zouden zijn om dat te bewerkstelligen. Maar wat hem tegemoet waaide was lucht die net zo ijzig was als die in Springfield. Hij sloot de ramen en ging aan het werk aan een met krullen en houtsnijwerk versierd bureau; morgen werd het in het gunstigste geval moeilijk. Hij sloeg het dossier van Galleas Industries uit Jimmy's safe open en bekeek het eerste document: een afschrift van het originele, door Hugh getekende contract voor een consignatiezending 'keramische borst-en rugplaten' ter waarde van achttien miljoen dollar die naar Kirkuk getransporteerd moest worden. Maar waarvoor zouden keramische platen ter waarde van achttien miljoen dollar dienen? Het klonk als een komieke bestelling, alsof de inwoners van Kirkuk de merkwaardige gewoonte hadden zich net als Tweedledee en Tweedledum in Alice in Wonderland 'm borden te kleden. Het internet is het beste onderzoeksinstrument in de wereldgeschiedenis. Stel de juiste vraag - elke willekeurige vraag over elk willekeurig onderwerp - en het antwoord komt gewoon in je schoot gevallen. Bij het formuleren van de vraag komt soms natuurlijk zowel bedrevenheid als vindingrijkheid kijken, maar Kirkuk en geavanceerde keramiek zijn gemakkelijke onderwerpen. Kirkuk bleek een Koerdisch bolwerk te zijn, het centrum van de Iraakse olie-industrie vanwaar pijpleidingen naar Middellandse-Zeehavens liepen. Geavanceerde keramiek is een moderne vervanging van metaal en vormt daarop een in velerlei opzicht verbluffende verbetering. Het materiaal is stabiel bij hogere temperaturen, weegt weinig en is ongelooflijk hard. Het roest niet. De oude keramiek kon afbrokkelen; deze niet. Zulke eersteklas kwaliteiten in aanmerking genomen is het niet echt verbazingwekkend dat keramiek een gigantische rol speelt bij de moderne oorlogvoering. De huid van de Stealth-gevechtsvliegtuigen, die tijdens de Golfoorlog van 1991 de radar konden ontwijken, was ervan gemaakt. In de Golfoorlog van 2.003 was met name het kogelvrije vest dat Galleas Industries had besteld een belangrijke toepassing. En het is een verbijsterend vest: het heeft niet alleen een extreem laag gewicht, maar het kan meerdere a bout por- tant afgevuurde schotenreeksen uit een dertig tot vijftig kaliber mitrailleur tegenhouden. Maar het is duur - extreem duur. In een pe-riode van een halfjaar kan één zo'n leverancier het Amerikaanse ministerie van Defensie facturen tot een bedrag van honderd miljoen dollar sturen en het ministerie heeft veel van dat soort leveranciers. Maar alleen in hevige gevechten gewikkelde grondtroepen hebben keramische kogelvrije vesten nodig en alleen regeringen hebben het wettelijke recht een leger op de been te brengen. Een onderneming had geen openlijke reden om een dergelijke uitrusting aan te schaffen. De website van Galleas Industries had er in Davids ogen uitgezien als die van vele andere ondernemingen: een beknopte geschiedenis, een samenvatting van een recent ondernemingsplan, een blik op de rechtspersoonlijke structuur, links naar dochtermaatschappijen. Men had inderdaad aanzienlijke oliebelangen in het Midden-Oosten, maar niets wees op betrokkenheid bij de oorlogsmachine van het een of andere land. Maar toen David doorklikte op links die hem langs verschillende sites loodsten, kwam hij een vermelding van het concern tegen in een artikel in de Washington Post over bedrij f sfusies en de mysterieuze, maffia-achtige structuren die in de internationale handel van meer gewicht zijn dan wordt erkend - die net als wettige regeringen een eigen leger op de been brengen om op grote schaal bepaalde zaken af te dwingen. Toen begon hij in te zien hoe groot het wespennest was waarin Jimmy bij toeval was beland.

Op CNN vond hij ook een profiel van Galleas-topvrouw Christina Haggarty, die een cruciale rol had gespeeld in zijn lange gesprek met Samuel Clark vanochtend. CNN begon met pure vleierij - Christina was slim én een schoonheid - maar het profiel sloot af met speculaties over de connecties tussen haar onderneming en schimmige soortgenoten in criminele kringen. Vervolgens belandde David door stom geluk - een muisklik op een onschuldig uitziende verwijzing waar je op af gaat als je aandacht enkele seconden verslapt - bij een wetenschappelijke studie die vanwege het dorre, hoogdravende proza nagenoeg onleesbaar was (wat waarschijnlijk verklaarde waarom de auteur nog leefde): een uiteenzetting over Galleas' aandeel in na de tweede Golfoorlog toegekende wederopbouwcontracten en over de particuliere politiemacht van het concern, zogezegd ingezet om het werk aan de pijpleidingen bij Kirkuk te beschermen - een zeer forse politiemacht, het leek wel een klein leger.

Uit Jimmy's archief bleek maar al te duidelijk dat het Consortium gewoon zijn gang was gegaan met de uiterst gevaarlijke figuren van Galleas alsof het om het zoveelste simpele contractje van het ministerie van Defensie ging. Kopieën van de oorspronkelijke bestelling ter waarde van achttien miljoen dollar, factuur en kwitantie voor een voorschot van tien miljoen lagen boven op documenten die aantoonden dat niemand ooit van plan was geweest kogelvrije vesten aan te leveren. De leverancier die werd genoemd was een van de verwarrende dochtermaatschappijen met dooreen gehutselde initialen; uit de stukken bleek dat het bedrijf een dikke week voordat de onderhandelingen met Galleas waren begonnen al van de hand was gedaan. Vervolgens waren er documenten die althans deels in kaart brachten hoe de overmaking van het voorschot van Galleas via buitenlandse rekeningen op naam van een van de talloze andere aangesloten maatschappijen was geboekt; er waren ook kopieën van volkomen legale standaardverzoeken om de acht miljoen dollar te voldoen die nog verschuldigd waren in deze transactie - ook al waren de borst-en rugplaten nooit aangeleverd - omdat de oorspronkelijke contractant tegen die tijd failliet was. En ten slofte had Jimmy er natuurlijk zijn panische memo aan toegevoegd over de twee bezoekers van Galleas, haaien op zoek naar een diefachtige maatschappij waar ze hun tanden in konden zetten. Buiten Davids elegante hotelkamer was het een maanloze nacht. Om twee uur 's nachts was de asbak op het bureau propvol en de glinsterende fonkellichtjes van de stad vormden een half gesmolten omlijsting om de zwarte rechthoekige mat van het park onder hem. Niet de rusteloze stad trok hem aan, niet nu de morgen zich dreigend aandiende. Het was die bewegingloze zwarte rechthoek in het midden.

Tien minuten later stond hij buiten, bij de zuidingang van Central Park tegenover het Plaza; een politieagent hield hem tegen toen hij het park in wilde gaan.

'Daar kunt u beter niet alleen heen gaan, meneer,' zei hij.

'Is dat verboden?' zei David.

De agent lachte. 'Op dit tijdstip zijn het waarschijnlijk de gevaarlijkste driehonderddertig hectare van de hele beschaafde wereld.'

'Maar het is niet verboden om erheen te gaan?'

'Nee, meneer, het is alleen heel onver...'

'Dank u wel.'

De agent keek David na, die het park betrad en aan zijn hardloopronde begon. Niemand zou hem hier achterna komen; mocht dat toch gebeuren, dan zou dat volop aangekondigd worden. Het eerste, korte deel van zijn traject was helder verlicht; er stonden bankjes en de brede paden waren sneeuwvrij gemaakt. Uit het raam had het hele park er net zo vlak uitgezien als een maïsveld in Illinois, maar nu hij er dieper in doordrong voerden smalle paadjes hem over heuvels en door besneeuwde valleien. Er waren lange donkere stukken gevolgd door een snoer van lichtjes en dan werd het weer donker, bruggen, stroompjes, rotsblokken die tevoorschijn kwamen, een groot, bevroren wateroppervlak, een fontein met een gevleugeld schepsel. Een engel? Hij kon hooguit een vage gestalte onderscheiden. En mensen: helemaal geen. Het was intens stil. Op een verre claxon of een hond die zo nu en dan blafte na kwam het enige geluid van zijn voetstappen. Hij kwam bij de noordzijde van het park aan de noth Street uit en keerde weer om.

New Yorkse restaurants zoals de zaak die hij de volgende dag tegen lunchtijd betrad zijn aan voortdurend veranderende grillen onderhevig. Duchesse was momenteel de favoriete stek van de sterren van de stad, de rijken, verwenden, machtigen, beroemden; het restaurant lag weggestopt aan de East Side en was net zo moeilijk toegankelijk als de speakeasy's bij aanvang van de prohibitie - een zo goed bewaard geheim dat je alleen de naam maar hoefde te weten om als kenner te worden aangemerkt. Het tafeltje voor twee dat David in dit Land van Nooit had gereserveerd was een van de resultaten van zijn ochtendlijke gesprek met Samuel Clark; een telefoontje van een rechter van de Hoge Raad zet zelfs een gelegenheid als deze op haar kop.

David was enkele minuten te vroeg, maar Christina Haggarty onderwerp van het CNN-profiel dat hij voor zijn hardloopronde door het park had bestudeerd en lid van de raad van bestuur van Galleas Industries Incorporated - zat al aan tafel op hem te wachten. Ze was verbazingwekkend jong voor haar hoge status, ongeveer zijn leeftijd, volgens het profiel. Haar haar was rood en viel met zachte krullen rondom een ovalen gezicht, een wildebras met een vrouwelijke uitstraling die werd versterkt door de mannelijke charme van een handgemaakt kostuum dat letterlijk zijn gewicht in goud waard was; in mannenogen zag ze eruit als de ideale zakenvrouw. Het was een bedrieglijk beeld. Ze had haar positie bij Galleas Industries geërfd van haar vader, die in het jaar dat zij aan Harvard Business School afstudeerde was gestorven, wat haar als prille zesentwintigjarige grote macht in handen had gegeven. Hij was een legende geweest in de financiële wereld, meedogenloos, ambitieus, vindingrijk. CNN vergeleek haar met koningin Elizabeth i; de verslaggever zei dat ze een leeuwenwelp was met een leeuwenhart die zelfs het rode haar van die koningin had. Een zakelijk rivaal werd geciteerd en zei dat ze bovendien net zo angstaanjagend was als Elizabeth, met een machiavellistisch vernuft, een ijzig heldere geest en een vleugje van datzelfde koninklijke negeren van de wetten die gewone stervelingen aan handen en voeten binden. Volgens de geruchten was het haar initiatief geweest om de olieproducerende landen in het MiddenOosten bij Galleas' werkterrein te betrekken en ze zou haar grondgebieden daar als een leenvrouwe bestieren. Ook in haar vrouwelijke voorkeuren leek Christina op Elizabeth; beiden hielden van het ongepolijste en David viel haar op zodra hij het restaurant binnenkwam. Duchesse was een plek voor sieraden en chique handgemaakte kleding, zoals ook zijzelf droeg. Niet dat er iets mis was met zijn grijze pak en grijze, gebreide das van onbewerkte zijde, maar voor de rijke, mondaine toeschouwer waren beide al te zeer confectie, al te zeer prêt-a-porter. Ze hoorden hier eigenlijk niet thuis. En toch droeg hij ze met een nijdige minachting en een aangeboren gemak waardoor herkomst irrelevant werd en je onherroepelijk moest denken aan de wijze waarop de panter in de dierentuin zijn vacht droeg. Met andere woorden, hij had alles kunnen dragen, om het even wat, dan zou hij nog de ogen van een aantal andere gasten - zowel mannen als vrouwen - en die van Christina naar zich toe getrokken hebben. Ze had misschien al wel een hele minuut naar hem zitten kijken voordat ze besefte dat ze naar David Marion keek; het dossier dat haar medewerkers de afgelopen vierentwintig uur inderhaast hadden samengesteld was inclusief gevangenisfoto's. Hij werd door de maitre d'hôtel naar haar toe gebracht.

'Mevrouw Haggarty?' zei hij toen hij bij het tafeltje kwam.

'Meneer Marion,' zei Christina. De handdruk was net zo formeel als Duchesse, dat over de East River uitzag met in de verte de Brooklyn Bridge: de allereerste toepassing van staal in een hangbrug toen deze lang, lang geleden werd gebouwd. De maitre d'hôtel trok met een royaal gebaar Davids stoel onder tafel uit. David ging zitten, kreeg door het raam de brug in het oog en raakte terwijl hij ernaar keek enkele ogenblikken lang in de greep van de triomf van die buitengewone overspanning, en er begon zich een glimlachje te roeren in Christina's mondhoeken.

'Het is jarenlang de langste brug van allemaal geweest,' zei ze.

'Weet u, toen ze eraan begonnen dachten ze dat ze het achtste wereldwonder aan het neerzetten waren - zo noemden de kranten het indertijd - en vervolgens deden ze minderwaardig staaldraad in de kabels. Niets amusanter dan ouderwetse knoeierij, nietwaar?'

'Is hij toen afgebroken en weer opgebouwd?'

Ze schudde haar hoofd. 'Gewoon verstevigingen eromheen gewikkeld. In de kern van al die schoonheid en kracht loert oud, goedkoop, prullerig draad. Dat maakt het op de een of andere manier nog mooier, vindt u niet?'

'Nee.'

'O, kom nu, zeg. Walt Whitman heeft gezegd dat de brug Columbus' missie heeft voltooid. Hart Crane heeft gezegd dat hij de goddelijke volledigheid en eenheid van de hele geschiedenis bevestigt. Waar blijven die beweringen als de kern niet een klein beetje zonde herbergt?'

'Ik heb een hekel aan wanorde.' Een ober torende ongeduldig boven hen uit met de wijnkaart. David keek hem even aan, pakte de kaart, vouwde hem open. 'Een bepaalde voorkeur?' zei hij tegen Christina.

'Ik weet nog niet wat ik zal eten.'

'Lamsrack?'

'Dat lijkt me wel wat.'

Christina wachtte met ongeduld op wat er nu zou gebeuren. De introductie door een vooraanstaand rechter van de Hoge Raad, de belofte van inside-informatie over het faillissement van UACI en een achtergrond die bij een personage uit A Clockwork Orange of Papillon paste: David was alles bijeengenomen een verrukkelijk onvoorspelbaar element in een setting als Duchesse. In New York wordt een restaurant pas eersterangs gevonden als de obers afgrijselijk onbeschoft zijn tegen de klanten, en deze obers waren het onbeschoftst van heel Manhattan. Bovendien werd hier alleen Frans gesproken; geen enkele medewerker zou laten merken dat hij in het Engels gestelde aanwijzingen verstond. David bekeek de kaart. 'La Turque 1990,' zei hij. Zijn Frans klonk ongedwongen, ook al was er een Britse tongval in te bespeuren (Hugh had immers zijn Frans in Engeland geleerd). Hij gaf de wijnkaart weer aan de ober. Vervolgens voegde hij eraan toe: 'Carré d'agneau pour deux.'

'Nou, nou, nou,' zei Christina. 'Je bent een en al verrassing.'

David spreidde zijn handen in een gebaar van zelfgeringschatting dat hij had geleerd door Hugh gade te slaan. Becky's eettafel had hem de afgelopen twee jaar elke tweede zondag de algemene gevechtsregels bijgebracht; tijdens zijn gesprek met Samuel Clark had hij zorgvuldig notities gemaakt.

'Ik zou het lamsrack voorstellen,' had Samuel gezegd. 'Dat duidt op een delicaat evenwicht tussen eenvoud en elegantie. Vraag of ze hem bleu doen. De wijn... even zien. Je zou de... Nee, nee. Wat dacht je van een La Turque 1990? Ik weet dat die op hun kaart staat en het zal indruk maken op haar. Kijk even op internet voor wat informatie, ingeval ze ernaar vraagt. Dan krijg je het rituele wijnproeven.'

'Rituele?' had David gevraagd.

'Bij Duchesse gaat het er net zo stijf aan toe als bij een ceremoniële Japanse thee, een kwestie van timing, performance, elegantie, kennis. Wacht tot de sommelier iets voor je heeft ingeschonken, til het glas op om de kleur te controleren, draai het rond - schrijf je dit op?'

'Ja.'

'Ruik, neem een slokje, laat het over je tong rollen, slik...'

'Je houdt me voor de gek.'

'Nadat je hebt doorgeslikt wacht je even en dan knik je.'

'Dat is belachelijk.'

'Oefen een paar keer met een glas water. Ik maak je niets wijs, David. Eén afwijking en je hebt jezelf tot barbaar bestempeld.'

Terwijl hij tegenover Christina aan tafel zat en de sommelier nakeek die op weg was naar de kelder, nam David de stappen in gedachten door. 'Dus u bent gisteren met het vliegtuig uit Springfield aangekomen?' zei zij intussen. 'Dat is een heel eind weg om zoals u hierheen te komen en een smerig staaltje van vennootschapsfraude te bespreken waarbij u voorzover ik weet niet eens zelf betrokken bent. Ik neem aan dat u in uw hele leven nog geen zes keer in een vliegtuig hebt gezeten.'

'De fraude is niet wat me bezighoudt.'

'O?'

'Ik wil het over Hugh Freyl hebben.'

'De vermoorde jurist?' David knikte. 'Wat is er met hem?'

'Hij was niet degene die u moest hebben, mevrouw Haggarty.'

'U windt er geen doekjes om, zeg.'

'Ik jaag u toch niet op?'

'Nee, nee. Het bevalt me wel.' Christina wierp een blik op de brug buiten, keek toen weer naar hem. 'Bij de lunch gedragen de meeste mannen zich als een kater die geurvlaggen uitzet tegen de tuinmuur. Een paar maanden geleden moest ik in Koeweit zijn en het geurvlaggen uitzetten nam bijna twee uur in beslag. Er kon niets ter tafel worden gebracht totdat alle mannen hun territorium duidelijk hadden afgebakend. Vrouwen besparen zo'n hoop tijd.' Weer roerde zich een zweem van een glimlach om haar lippen. 'En dat doet u natuurlijk ook. Gaat u me vertellen waardoor u deze fascinerende visie bent toegedaan?'

'Wat vanuit uw oogpunt van belang is, is dat de cruciale documenten in mijn bezit zijn.'

'Dat is voor ons dus van belang?'

'Ja.'

'Dan denk ik dat u het me maar beter kunt zeggen.'

'Ik heb een kopie van een contract tussen UACI en Galleas dat op een interessante manier verband houdt met de registratie van de verkoop van een dochtermaatschappij die alle orders voor keramisch pantser behandelde. Ik heb ook enkele documenten die het voorschot in kaart brengen.'

'Dit klinkt alsof iemand zich opmaakt om iemand te chanteren.'

Ze liet haar kin op haar handen rusten. Haar ogen waren zachtgrijs.

'Wat uw loyaliteiten of overtuigingen ook mogen wezen, uw meneer Freyl vervulde zeer zeker een belangrijke rol in onze betrokkenheid bij de onderneming.'

'Dat weet ik.'

'Wij hebben voor het eerst contact met hem opgenomen in...'

'Ongeveer twee jaar geleden. Vier februari.'

Ze schudde haar hoofd. 'Ik begrijp niet waarom u bij ons komt.'

'De delegatie die u hebt gestuurd interesseert me.'

'Nicholson en French, bedoelt u? Hoe durft een crediteur van UACI acht miljoen dollar te vragen voor een niet-verwezenlijkte order?'

'Dat is de wet.'

'Niet voor mij dan toch. Ik had het zelf moeten regelen. Mijn collega's waren al te zeer onder de indruk van Hugh Freyl. Een man van zo'n gedistingeerde komaf - en met een al even gedistingeerde loopbaan - zou zijn naam niet aan een dergelijke kwestie moeten verbinden. Dat is misleidend.'

In haar gezicht wees niets erop dat ze zich bewust was van de ironie van haar woorden, dus David ging er niet op in. De sommelier verscheen bij het tafeltje en liet hem de fles wijn zien; hij las het etiket en knikte, zoals Samuel hem dat had geleerd.

'Monsieur?' zei de sommelier. Dit woord, op exact deze toon, gaf het startschot voor de ceremoniële wijnproeverij waarvan David ook nu nog maar half kon geloven dat ze echt bestond. En nu ze op het punt stond hem te overkomen, was de volgorde van de stappen om de een of andere reden door elkaar geraakt in zijn hoofd, terwijl die hem vijf minuten geleden nog glashelder voor de geest had gestaan. Eerst ruiken? Of een slokje nemen? Maar waarom zou hij?

'Schenk maar in,' zei hij in het Engels tegen de sommelier, aangezien zijn Frans hem al even plotseling in de steek had gelaten. De ober fronste. 'Pardon, monsieur?'

'Als we hem niet lekker vinden, sturen we hem wel terug.'

'Monsieur?' De toon kwam in de buurt van een grauw.

'Schenk de wijn nu maar in.' Davids blik, vol nauwelijks onderdrukt geweld, joeg de sommelier zo op stang dat hij onwillekeurig gehoorzaamde.

Christina hief haar glas. 'Santé,' zei ze. De La Turque van Guigal uit 1990 is complex en fruitig, vol aroma en tannine. 'Een Cóte Rötie, nietwaar? Je hebt vast veel over Frankrijk geleerd tijdens je studie.' David haalde onverschillig zijn schouders op en ze zette haar glas neer. 'Vertel eens, als jouw meneer Freyl niet de - hoe zullen we het noemen - de sturende hand was achter UACI, wat was hij dan?'

'Degene die de klappen krijgt.'

'Je bent wonderbaarlijk bot.'

'Zo zit dat.'

Ze vormden een prachtig paar, dit tweetal, maar wel een met een verontrustende kant. Christina zelf paste naadloos in een restaurant waar de muren met de hand waren geverfd, het glaswerk uit Murano werd geïmporteerd, het personeel uitstekend was getraind. Maar David, die tegenover haar zat, introduceerde een disharmonisch element. Daar had zijn kostuum niets mee te maken, de onstuimige irritatie op zijn gezicht des te meer. Het was alsof zij hem opving, weerspiegelde, aandikte; met haar deed hij hetzelfde. Samen evoceerden ze de stekelige dreiging die een roos zo aantrekkelijk maakt en kogelvis zo'n gewilde delicatesse. Zo verrassend was dat wellicht niet. Hier, in deze liefelijke ambiance, zaten immers een hoofdrolspeelster in een crimineel imperium en een beroepsmoordenaar samen aan tafel met voor zich een zo saignant bereid lamsrack dat het bloed op hun bord liep. De aanduiding 'beroeps' had in Davids geval ook betekenis. Becky had daarvoor gezorgd en terwijl Christina hem op dit gebied alleen als amateur kende, was zij een van de weinigen die wisten hoever zijn ervaring reikte. Bajesroddel - haar speurders hadden weinig tijd gekregen, maar die was hun toch ter ore gekomen - bevestigde wat Hugh nooit had kunnen raden; het aantal moorden van David beperkte zich geenszins tot drie. Er bestaat een moreel testament voor mensen zoals hij. Het is afkomstig van Mickey Cohen, de gangsterkoning die Johnny Stompanato met militaire eer naar zijn laatste rustplaats op Oakland Cemetery begeleidde, op nog geen vijfhonderd meter van Hugh Freyl vandaan: 'Ik heb niemand gedood die, gemeten met de maatstaven van onze manier van leven, niet verdiende te sterven.' Dat gold ook voor David. Enkele dagen na aankomst in een oord als Marion ben je als jongen van vijftien de slet van een oudere gedetineerde of zijn moordenaar. Alternatieven zijn er niet. Alle straatkinderen wisten dat. Toen hij bij de federale strafinrichting aankwam, gold zijn eerste prioriteit een mes; luttele uren nadat hij uit de politiecel was overgebracht had hij een smal, uit plastic gesneden lemmet te pakken, iets meer dan vijftien centimeter lang - ook wel vlijm genoemd - dat precies in zijn sok paste. Vanwege de door Hugh gearrangeerde overplaatsing van Marion naar de South Hams-staatsgevangenis — de vriendendienst die bedoeld was om een kwetsbare David in een gastvrijer oord te plaatsen - was een herhalingsoefening nodig geweest. Daar bleef het niet bij. Dat kon niet. De gevangenis is een gladiatorenschool; je leert er hoe je moet doden en de beste gladiatoren heersen over alle anderen. Gepakt worden ze niet, om de doodeenvoudige reden dat ze te belangrijk zijn voor de stabiliteit van het regime. Als zij de leiding hebben, kan de directie de gevangenispopulatie de baas. Als zij in opstand komen, kan de directie dood zijn voordat ze überhaupt weet dat er iets loos is. Met andere woorden, David was niet zomaar een moordenaar, maar een heel bekwame moordenaar; ondanks de vele keren dat hij wegens de een of andere overtreding in de isoleercel, de 'put' of de strafcel terechtkwam, heeft niemand hem ooit voor een moord laten opdraaien. Christina wist dit allemaal, maar kon de reikwijdte ervan niet bevroeden. Wat haar ontging was iets wat al in een donkere krocht van zijn geest op de loer lag sinds hij zijn pleegvader en -broer had omgebracht - en dat was het enige element van zijn vakbekwaamheid dat hem angst aanjoeg. Hij genoot ervan. Hij wist zelfs nog precies wanneer deze onaangename waarheid over hemzelf tot hem was doorgedrongen: toen Hugh tijdens zijn eerste bezoek aan de federale strafinrichting in Marion had verkondigd dat hij David naar een andere gevangenis zou laten overplaatsen, ongeacht wat David ervan vond. David had hem strak aangekeken, sprakeloos van afgrijzen omdat hij wist wat zo'n overplaatsing inhield en wat hij dan zou moeten doen. Terwijl Hugh liberale larie uitkraamde over jongens in de gevangenis, had het afgrijzen plotseling plaatsgemaakt voor de sensatie die de geboren vechter aan de vooravond van de strijd ervaart. Strategie en tactiek: hoe lok je iemand in een hinderlaag, welk wapen, hoe gebruik je dat. Maar het veelzeggendst was het voorproefje van de triomf die bij het doden zelf hoort, dat extatische ogenblik als de zelfbeheersing verdwijnt en de totale vrijheid wordt bereikt.

'U wilt toch niet zeggen dat u geen reden ziet om ergens anders dan in Springfield te wonen, meneer Marion,' zei Christina. Ze boog voorover om hem aandachtig op te nemen. 'Maar dat bedoelt u wel, nietwaar. U bent daarginds, in uw eigen stad, al vreemdeling genoeg.'

Ze nam een hapje lamsvlees, kauwde er nadenkend op. 'Wat wilt u precies van mij?'

'Dat u me over Hugh Freyl vertelt.'

'Over hem weet ik helaas bijzonder weinig.'

'Hij was blind. Hij is doodgeslagen. Iemand was ergens heel duidelijk over. De vraag is waarover.'

'Ah, ik begrijp het,' zei ze, terwijl haar ogen hem in zich opnamen en haar glimlach inmiddels breed was geworden. 'U wilt weten of wij...?' Ze trok haar wenkbrauwen op.

'Ja.'

'Zo gaat Galleas niet te werk, meneer Marion. Het is niet zo dat ik geen waarde hecht aan straf als iemand straf verdient, maar het beleid van Galleas is er niet op gericht blinden te martelen tot de dood erop volgt. Dat is niet efficiënt.'

'Ik begrijp het.'

'Dat is niet onze manier van zakendoen, meneer Marion.'

'Uw manier van zakendoen is in mijn ogen behoorlijk hard.'

'Wij gaan zo niét te werk.'

Een ober nam hun borden mee. Een andere ober veegde kruimels weg. Een derde noteerde Davids bestelling: kaas en een tweede fles wijn.

Vervolgens zei Christina: 'Laat me u verzekeren dat wij alles willen doen om u te helpen bij uw onderzoek. Wij zijn ook geschaad en we beschikken over middelen waar u nooit aan zou kunnen komen.'

'Ik heb alleen belangstelling voor Hugh Freyl.'

'Onze belangen lopen niet zo ver uiteen. We zijn op zoek naar de centrale figuur.'

De structuur van het geheime Consortium kwam niet aan het licht in de dossiers van Jimmy die David tot dusver had bekeken. Hugh werd genoemd als lid van de raad van bestuur van de failliete UACI. Zijn naam stond bij de bestuursleden van de dochtermaatschappij die nu vanuit St. Louis actief was, de onderneming die zijn bankier, Allen Madison, had gefinancierd; zowel Allen Madison als zijn effectenmakelaar, Piet, was lid van de raad van bestuur. Alle mensen in die raad waren erbij betrokken, ongeacht wie in feite zijn handtekening had gezet onder de officiële oprichtingsakte. Daarom ging David ervan uit dat Hugh als stroman fungeerde voor iemand die niét werd genoemd. Jimmy? Onmogelijk. Daar was Jimmy te schijterig voor. Bovendien was het enige andere dossier dat David had ingezien er een dat een zeer scrupuleus opgesteld overheidscontract bevatte en Jimmy beschikte niet over de juiste contacten om de toewijzingscommissies te bewerken die de defensiecontracten uitzetten.

'Dit is belangrijk voor me,' zei Christina. 'Ik ben mij persoonlijk voor deze zaak gaan interesseren. Anders zou ik niet in een ontmoeting met u hebben toegestemd. Ik vind het inderdaad vervelend om me te vergissen, maar ik vind het letterlijk pijnlijk om' - zelfs met de zinsnede leek Christina moeite te hebben - 'voor schut gezet te worden.'

David vond het merkbaar amusant.

'Als blijkt dat er een verband is tussen de machtsstructuur en de dood van de heer Freyl, wilt u ons dan laten helpen?' vervolgde ze.

'Ik zou er blij mee zijn.'

'Dat wilde ik graag horen.' Ze hief haar glas. 'In de tussentijd wil ik een forse toelage ter beschikking stellen - om in ieder geval onze welwillendheid te onderstrepen.'

'Nee.'

'Nee?'

'Dat is niet mijn manier van zakendoen.'

Eindelijk werd Christina's glimlach een lach - en wel een van puur plezier. De kaas was perfect, de tweede fles wijn nog beter dan de eerste en de bediening was geïntimideerd en behulpzaam, zoals dat een overwonnen volk betaamt. Toen David en Christina hun koffie op hadden, zei ze: 'Ik kan een man als u wel gebruiken. Soms ben je in den vreemde minder vreemd. Als u dat denkbeeld eens wilt uitproberen, kom dan naar New York.'

'Ik zal het in gedachten houden.'

'O, hemel, dat is heel formeel geantwoord, hoor. "Ik zal het in gedachten houden" betekent toch altijd "nee"?'

David betaalde de rekening; ze haalden hun jas en terwijl ze naar buiten liepen, het lawaai en de geagiteerde rusteloosheid van New York in, zei ze tegen hem: 'Mag ik u wat vragen?'

'Ga uw gang.'

'Heeft het echtpaar Monaghan er überhaupt enig idee van hoe hoe zal ik het formuleren - hoe gecompliceerd uw leven in de gevangenis was?'

Het echtpaar Monaghan? Ze had werkelijk gestudeerd op zijn verleden; David knikte waarderend. Hij wist ook dat ze het had over de moorden die in geen enkel officieel dossier waren geboekstaafd.

'Chantage?' zei hij.

'O, hemel, nee. Nieuwsgierigheid, meer niet. U interesseert me. Echt waar. Hoe lang werkt u al met Tony Schama?'

Nog zo'n indrukwekkend studieresultaat. 'Ik ken hem al heel lang.'

'Tonio Liberty Schama. Een hele mond vol - daar is geen twijfel over mogelijk - maar meneer Marion, u bent een ontwikkeld man.'

'Ik ken hem al heel lang,' zei David nogmaals.

'Ik neem aan dat ook hij niet volledig op de hoogte is van de bijzonderheden uit uw verleden?'

'Nee.'

'U kunt meer, weet u.'

'Het hangt ervan af wat "meer" inhoudt.'

'Dat is zo. Dat is zo,' zei Christina terwijl ze elkaar een hand gaven; het was net zo'n vormelijk gebaar als hun begroeting twee uur eerder. Toen glimlachte ze plagerig naar hem.

'Ik zal het in gedachten houden.'

Hoofdstuk 24

De man noemde zichzelf John Doe - zomaar iemand. Ik praatte alleen met hem omdat hij zei dat hij informatie had over Davids zaak, en toch leek hij onwillig om het gesprek telefonisch voort te zetten. Toen ik voorstelde dat we elkaar zouden ontmoeten, wilde hij helemaal terugkrabbelen.

'Hoor eens hier, ik begin te geloven dat ik een echte stommeling ben om alleen al met u te praten.'

'Kies een onopvallende locatie uit,' zei ik. 'Ik zal er zijn, waar en wanneer u zegt.'

'Ik weet het niet. Ik denk alleen...'

'Waarom niet in Washington Park?'

Toen zei hij: 'Ik weet niet eens waar ik bang voor ben. Misschien nergens voor.'

'Helpt het als u weet dat ik uw gezicht niet kan herkennen?'

Op zondagochtend stonden Athena en ik voor het carillon op hem te wachten. Het carillon van Springfield is het vijfde grootste ter wereld; de zesenzestig koperen klokken die erin hangen zijn stuk voor stuk gegoten in een driehonderd jaar oude klokkengieterij in het verre Holland. Er zijn niet veel klokkentorens in de Verenigde Staten die dit kaliber überhaupt benaderen; het geluid dat ze voortbrengen is glorieus, maar zeer, zeer luid van zo dichtbij. Die ochtend was er een repetitie voor een beiaardconcert. Ik besefte pas dat de heer Doe zijn afspraak was nagekomen toen ik Athena voelde verstrakken.

'Weet u wat een voordeel is van blind zijn?' zei hij - of liever gezegd, schreeuwde hij door de klokken heen - 'Dan kun je je hond overal waar je maar wilt mee naartoe nemen.'

'Meneer Doe? Bent u het?'

'Jawel. Min of meer, dan toch.' Hij hurkte om Athena aan te halen (dat wist ik omdat ze verstrakte in haar tuig). 'Hoe komt het dat u rondvraag doet over de zaak-Marion?'

We liepen het park in over een van de kronkelpaden. Zodra we ver genoeg van de klokken verwijderd waren voor een normaal gesprek, zei ik: 'Mijn assistente heeft een zeer scherp oog. Iets in mijn dossiers over David baarde haar zorgen, en het baarde mij zorgen omdat het haar zorgen baarde.'

'Gewoon geïntrigeerd of zo, hè?'

'Zo zou je het kunnen zeggen.'

'Denkt u dat u hem vrij krijgt?'

'Er zijn onregelmatigheden en hij is een ongewoon iemand.'

'Hij is een lastpak.'

'Dat ook.'

Ik vertelde hoe en waarom ik David had ontmoet en hij meldde dat hij iets over de beginperiode wist, omdat hij een gepensioneerde politieman was. Ik zag geen reden hem te vertellen dat ik van begin af aan had aangenomen dat hij banden had met het korps. Op het moment dat ik besefte waar zijn belangstelling lag, dacht ik aan de babbelzieke archiefmedewerkster op het politiebureau van Springfield, afdeling oude strafregisters; zij zou de eerste de beste die ze bij de koffieautomaat tegen het lijf liep, hebben lastiggevallen met die blinde die telkens naar een oud moordboek kwam vragen.

'Kijk, ik weet dat het afgezaagd klinkt,' zei hij. 'Maar verdomme, wij worden toch verondersteld de goeden te zijn en... Weet u, wat daar gaande was klopte niet.'

'Voor zijn arrestatie? Erna?'

'Hoofdzakelijk erna.'

We liepen eventjes in stilte verder. 'Gaat u me vertellen wat er is gebeurd?' zei ik.

'De goeden worden wel eens al te enthousiast. Weet u wat ik bedoel?'

'Ik kan ernaar raden, meneer Doe. maar dat doe ik liever niet.'

'Als u me nu eens een paar vragen stelt die ik met ja of nee kan beantwoorden.' We gingen op een bankje zitten en weer boog hij zich voorover om Athena aan te halen. Weer verstrakte ze onder zijn aanraking. 'Meestal kan ik best goed met honden overweg,' zei hij teleurgesteld. 'Deze ziet me echt niet zitten.'

'Dat ligt niet aan u, meneer Doe. Ze is een beroeps die aan het werk is. Vergelijkbaar met iemand van de inlichtingendienst.'

'O ja?'

'U zou haar eens op haar vrije dag moeten treffen.'

'Toeschietelijker, hè?'

Ik knikte. 'Een vraag die met een simpel ja of nee kan worden beantwoord?' Hij kuchte instemmend. 'Wist u dat een van de bewijsstukken tegen David een vingerafdruk was afkomstig van een moersleutel en dat die afdruk niet van David was?'

'Ja.'

Ik merkte dat meneer Doe zich nu al slecht op zijn gemak voelde en de gedachte flitste door mijn hoofd dat Stephanie nog opmerkelijker was dan ik had gedacht. Ik kon amper wachten totdat ik haar hierover zou vertellen. 'Wist u dat David een bekentenis had getekend?' Hij zei niets. 'Meneer Doe?'

'Kan ik geen antwoord op geven.'

'Waarom niet?'

'Past niet in de overeenkomst die wij daarnet hebben gesloten.'

'Geen simpele ja-of neevraag?'

Hij zuchtte. 'Nee.'

'Als ik hem eens herformuleer? Wist u dat er in het dossier staat dat David een bekentenis heeft getekend?'

'Ja.'

'Was er een bekentenis aan hem voorgelegd die hij moest ondertekenen?'

'Hoe kon hij goddorie tekenen als er niks was?' barstte meneer Doe uit. 'Ze hadden hem veel te erg in elkaar geslagen. De hele tent zat onder het bloed. Ach, kijk, sorry hoor. Ik moet niet zo schreeuwen. Ik heb hier zo'n godsgruwelijke hekel aan. Aan uw vragen. Aan mijn antwoorden. De hele zooi.'

'In het dossier staat dat hij heeft bekend.'

'Natuurlijk staat dat er. Wat dacht u dan?' Een ogenblik was het carillon helemaal stil, daarna begon het weer.

'Voordat u verdergaat, moet ik u vertellen dat ik weet wie u bent.'

'Ik dacht al dat u daar niet zo lang over zou doen.'

'U bent Wellwood, nietwaar? Ik herinner me u nog van de afschriften van uw verhoor van David. Brigadier was u toen. Dat bent u vast niet lang gebleven.'

'Nou, tot inspecteur heb ik het niet meer geschopt.'

'Het spijt me dat te horen.'

'Ja.'

'Je moet een ongebruikelijke agent zijn om zoveel uit die jongen los te krijgen als u hebt gedaan.'

'Die paar zinnetjes in anderhalf uur is niet veel om mee te pronken,' zei hij. We liepen nog een minuut of wat door. 'Ik zei het tegen zijn raadsman,' barstte hij los en ik kon bijna een snik horen in zijn stem, 'ik zei het tegen hem. Ik schreef het zwart op wit voor hem op - heb het persoonlijk in zijn handen gestopt. Het brandde als de ziekte, maar ik heb het hem met mijn eigen twee handen gegeven.'

Geen wonder dat hij zo voorzichtig was geweest met zijn inlichtingen. Ik kon moeilijk Davids dossier hebben gelezen zonder te weten wie zijn raadsman was geweest. 'U hebt het over mijn oude vriend John Calder, nietwaar?' zei ik.

Er zijn mensen die onkwetsbaar lijken. Senator John Calder was er daar een van. Iederéén zei dat hij de volgende gouverneur van Illinois zou worden. De Springfieldse elite, de gasten op Hughs begrafenis, gingen daar gewoon van uit. Evenals de media, die hem zelfs toen, op een moment dat hij officieel rouwde om zijn vriend, nog lastigvielen. Het publiek was dol op hem. Zijn kwajongensgrijns en jonge-jongensachtige enthousiasme waren wellicht niet te zien ge-weest op de begrafenis zelf - de dode was immers net zo goed Becky Freyls zoon als zijn vriend - maar vormden wel zijn handelsmerk. Hij was zo iemand die op een cocktailparty te zijner ere arriveert en naar boven verdwijnt met de tien jaar oude zoon van de gastheer en een modeltreinset, om vervolgens een halfuur later naar beneden te komen en naar het eindeloze gedram van een pretentieuze magnaat te luisteren alsof het de meest fascinerende conversatie ter wereld was. Hij kon om de onbenulligste grappen lachen, omvatte bij wijze van begroeting een hem toegestoken hand met beide handen, verzekerde de drammer dat diens verbijsterende inzichten morgen eerste prioriteit zouden krijgen. Tegen dat de party ten einde liep, schreef de magnaat een cheque uit ter waarde van tweeduizend dollar ten bate van Calders campagne - soms zelfs een cheque van twintigduizend dollar ten bate van het gezamenlijke herverkiezingscomité dat hem steunde - die hij in alle discretie in de zak van een van Calders naaste medewerkers liet glijden. En deze toekomstige gouverneur belichaamde zozeer wat elke viriele Amerikaan wilde zijn. Hij kon schieten en jagen en vissen. Hij had even gebokst en een tijdje gezeild. Hij had vier bastaardhonden in evenveel formaten en trok er met de hele meute op uit; hij reed in een voor de commando's vervaardigde Land Rover en bezondigde zich aan een passie voor single malt Schotse whisky. Zijn jonge, knappe vrouw was als arts verbonden aan een van de belangrijkere academische ziekenhuizen in St. Louis en al kocht ze wel eens kleding bij Neiman Marcus, haar persoonlijke assistente bezwoer dat ze soms haar eigen kleding maakte. Ze kocht haar handdoeken zelfs bij J.C.Penny.

Liever gezegd, sommige mensen lijken bijna de hele tijd onkwetsbaar. Waardoor er zo nu en dan momenten zijn waarop ze in ongenade vallen. De vader van de senator had het familiefortuin verspeeld. John kon nog altijd niet geloven dat hem een dergelijke calamiteit was overkomen. John Calder? Dé John Calder? Niets maakt een man aantrekkelijker dan een tragedie die hij te boven is gekomen, maar de schade die hij door deze tegenspoed had opgelopen had juist dat tikkeltje kwetsbaarheid toegevoegd aan zijn belangrijkste eigenschappen dat hem stemmen opleverde. Alles was zo eenvoudig, zo zeker geweest. Als iemand hem nu onverwacht het vuur na aan de schenen legde, werd het beeld vertroebeld door een toevloed aan twijfel en complicaties. Neem nu vandaag. Vandaag werd hij geïnterviewd door een notoir moeilijke journaliste uit Chicago en hij was toch al niet op zijn best. Gisteravond... Nou, gisteravond was heftig geweest.

Om het nog erger te maken: zijn assistente had hem gewaarschuwd. 'Weigeren, senator. Mevrouw Pickles heeft nog nooit iemand meer dan drie positieve interviews gegund. Dit is nummer vier. De kans dat ze u dit keer afkamt is veel te groot.'

John had dit uitstekende advies naast zich neergelegd. 'Kom op, ze mag me graag. Iedereen mag me graag. Zelfs jij.'

En toen zei de journaliste plompverloren: 'En, John, wat vind je zelf? Ben je een giechelende dronkelap of een sentimentele?'

'Ik ben helemaal geen dronkelap,' zei hij geërgerd voordat zijn naaste medewerkster (of zijn eigen, messcherp geslepen gezonde verstand) tussenbeide kon komen om hem tegen te houden.

'Kijk eens naar de wallen onder je ogen. Ik durf met wie dan ook te wedden dat je hem gisteravond flink hebt geraakt. Kom op, vertel eens aan je oude vriendin, blije dronk of tranendal?'

Bij hun vorige vraaggesprek hadden ze samen gelachen met een goed glas single malt in de hand. Ze hadden geklonken. Ze hadden allebei iets meer gedronken dan strikt genomen verstandig was en het gepubliceerde gesprek presenteerde exact het beeld dat hij het liefst van zichzelf zag: principieel, daadkrachtig, met precies genoeg pit en humor om het mengsel luchtig te houden. Dus dit keer lachte hij net als toen en zei: 'Nou, nu je zo aandringt, zou ik mezelf kunnen omschrijven als neigend naar het temperamentvolle.'

'"Temperamentvol", hè?'

Ze wierp hem een gekwelde blik toe; toen had hij moeten zien dat de trut voordat ze van huis ging om hem te spreken al had besloten dat ze hem voor het voetlicht ging brengen als iemand die de grenzen van zijn kunnen onderhand wel had bereikt. 'Zeg, je ziet er niet vriendelijker uit dan je klinkt,' zei hij. 'Wat is er met mijn oude drinkmaatje gebeurd?'

De gekwelde uitdrukking werd nog intenser. 'Kalm aan, John. Ik heb aandacht besteed aan je eerste verpletterende overwinning richting wetgevende macht. Ik heb aandacht besteed aan de staatssenaatscampagne, die je hebt verloren. Ik heb gelezen wat je als goddelijke aanjager van de doodstraf naar buiten bracht terwijl jij op je kont zat en je wonden likte: misdaad op straat, terrorisme in het buitenland, bla, bla, bla. Weer een verpletterende overwinning richting senaat. Heb ik ook over geschreven. Stuwende kracht achter de defensiebestedingen... Snap je?' zei ze terwijl ze zich tot zijn medewerkster wendde. 'Je bent maar een onderdeeltje van het machinepark en je zit al te slapen.'

Uiterste nauwgezetheid was Georgies handelsmerk; de naaste medewerkster was jong en heel streng, maar... tja, andere menselijke kenmerken waren zeldzaam. Uitstraling? Lang haar dat vanachter in een soort knoetje bijeengebonden was, een fijn gezichtje, maar een kostuum dat tegelijk mannelijk en keurig oogde en van tweed was. Blauw overhemd met een opstaand kraagje. 'Tenzij u zich weet te beperken tot de loopbaan van de senator' - zelfs de stem deed aan een computersimulatie denken - 'moet ik dit interview beëindigen.'

'Herinner je je die knaap nog,' zei Georgië alsof de medewerkster niets had gezegd. 'Even kijken...' Ze rommelde in haar tas. 'David Marion. Jij bent toch zijn raadsman geweest? Ik heb die zaak eens bekeken. Niemand die over jou rept in al die stukken over de moord op Hugh Freyl. Hoe is dat zo gekomen?'

Er viel een korte stilte. 'Hugh en ik zijn samen opgegroeid.'

'Ja, oké,' zei ze. 'Dat is heftig, maar hoe zit het met Marion?'

'Dus dat wordt jouw verhaal, nietwaar?'

'Hoe komt het dat niemand het verband heeft genoemd? Ik vind het best vreemd klinken: beroemde senator was raadsman van moordenaar die toen hij vrijkwam de jeugdvriend van die senator vermoordde.'

'Je weet dat ik met jou niet over die zaak kan praten, Georgië,' zei hij terwijl hij zich van haar afwendde. Ze wachtte. Ze wist dat hij verder zou praten; ze voelde het aan haar water. 'Kijk maar eens naar het aantal probleemkinderen dat op onze straten rondloopt. We weten allemaal dat ze er zijn, en kijk eens naar de dingen waarmee we ze grootbrengen. Opgehemeld geweld. De moordenaar als held. Bloed in technicolor. Hoe komt het dat we verbaasd zijn als hun kwaadaardigheid zich tegen ons keert? Kijk toch om je heen. Kinderen die waar we bijstaan in wilde roofdieren veranderen. Dat is al zeker dertig jaar gaande, misschien wel vijftig. Het zijn geen gewone roofdieren. Het zijn superroofdieren. Georgië, we hebben kruis of munt gespeeld met een gemuteerd gen: het moorddadige kind dat gedachteloos en zonder berouw moordt. Is er iets in het moderne leven wat angstaanjagender is?' De senator keek haar weer aan zonder de diepgang van* zijn gevoelens te hoeven simuleren. Ze zag het aan zijn gezicht - en was onwillekeurig onder de indruk. 'Wat misschien het ergste is van allemaal: wij zijn de enigen die wat te verwijten valt. Je weet hoe zelden openbare aanklagers een zaak winnen - het bleek een veel deprimerender baan dan mijn jeugdige optimisme me liet denken - maar het feit dat ik raadsman moest zijn voor superroofdieren was een belangrijke reden dat ik de staande magistratuur vaarwel heb gezegd.'

'Wat vertel je me nu? Zou je Marion voor de leeuwen hebben gegooid als je dat had gekund?'

John schudde zijn hoofd, spijt om het verleden, droefheid om de toekomst, een man die de dingen die er echt toe deden niet uit het oog verloren had: dit keer was zelfs zijn assistente onder de indruk.

'Vertel mij nu eens wat we in al die tijd aan het probleem hebben gedaan. We hebben gedubd en getreuzeld. We hebben gewelddadige misdadigers op onze straten lopen die nergens spijt van hebben toevallig zijn ze ook nog eens jong - en dan zeggen wij: "O, eigenlijk zijn het zulke lieve jongetjes en meisjes. Ze uiten zich, dat is alles. Daar groeien ze wel weer overheen." Hij zuchtte diep. 'Dus blijven er mensen doodgaan zonder dat hun familie de genoegdoening krijgt dat de moordenaar wordt bestraft naar de volledige reikwijdte van de wet. Wie weet, als we een doodstraf hadden ingesteld voor moordenaars ongeacht hun leeftijd toen daar al die jaren geleden voor het eerst behoefte aan bleek te zijn...' Hij haalde zijn schouders op.

'Dan zou Freyl misschien nog in leven zijn?'

'Dat zijn jouw woorden. Niet de mijne.'

'En toch is hij juist degene die Marion vrij gekregen heeft.'

John zuchtte nogmaals. 'Ik heb daarover met hem gediscussieerd. Ik heb er ruzie over gemaakt. Het was zo'n waanzinnig idee. Waarom? Wat kon daar nu voor goeds uit voortkomen? Hughs moeder was ook niet te vermurwen. Naar mij noch haar heeft hij willen luisteren.'

Brigadier Wellwood en ik liepen een hele poos in stilte; de klokken stierven weg. Ik wist dat hij ongerust was zonder helemaal zeker te weten wat hem van zijn stuk had gebracht.

'Ik denk dat ik misschien wel genoeg heb gezegd... meer dan genoeg,' zei hij. '<

'Omdat ik met John Calder bevriend ben?'

'Ik weet het niet. Misschien. Het spijt me echt als ik u heb gekwetst.'

'Ik mag hem graag, brigadier. Hij is charmant en schrander, maar ik ben niet sentimenteel. Ik koester geen illusies over hem. Mensen worden geen politici tenzij ze op het een of andere niveau corrupt zijn. John zou zich geen moment bedenken als mij onderuit halen in zijn kraam te pas kwam. Op dit moment ben ik voor hem van veel groter nut als hij me aardig en met respect behandelt.'

De stilte daalde weer over ons neer. We draaiden om. Toen zei de brigadier: 'Jezus, tien jaar met pensioen, bijna tien in elk geval, en toch... Godverdomme, dat ik geen inspecteur ben geworden vreet nog altijd aan me. Telkens als ik eraan denk...'

'Ik begrijp het.'

'Iemand als u?'

'Zelfs iemand als ik.'

'Ach, ga nu toch gauw. U weet niet wat u zegt.'

'Als ik even niet oplet, neem ik het mezelf net zo kwalijk dat ik blind ben geworden, en dat is nu bijna vijfentwintig jaar geleden gebeurd.'

Een plotselinge bries omringde ons weer met klokkengelui, alhoewel we nog een heel eind van het carillon verwijderd waren.

'Calder hield me op een middag in de gang staande,' zei de brigadier, 'en bedankte me netjes en vriendelijk voor mijn inlichtingen. Hij zei dat het van groot belang was dat ik ermee voor de dag was gekomen, maar vond niet dat ik iets "wezenlijks" te melden had. Ik zei: "O nee?" En hij zei: "In dit geval helaas niet, nee." Ik stond hem met open mond aan te staren. Ik bedoel maar, kom op zeg, ik ben misschien maar een onnozele diender, maar de raadsman van die knul - zijn eigen raadsman - staat me daar te vertellen dat een valse handtekening onder een bekentenis niets "wezenlijks" is?'

'Dus er stond een handtekening op de bekentenis?'

'Ja.'

'En u weet dat die niet van David was?'

'Ze droegen hem meteen na binnenkomst aan mij over en toen was hij al behoorlijk in elkaar getremd. Ik ging met hem naar het ziekenhuis en daar lapten ze hem weer wat op. Maar dan nog weet ik niet wat hij al had geïncasseerd voordat ze hem binnenbrachten en wat...'

'Voordat?'

'In de garage. Hoe dan ook, toen ik klaar was met hem, wist ik dat ze hem naar Allandale zouden brengen.'

'Allandale? Robin Allandale?'

'Ja.'

'Is hij degene...?'

'Ja.'

Mensen dienen voortdurend klachten in tegen de politie. Het is gebruikelijk en ingecalculeerd, een onderdeel van het werk. Het is zelfs te begrijpen: de politie klaagt over de mensen die zij arresteert; de mensen klagen terug. Aantijgingen worden in de regel onontvankelijk verklaard tenzij zich een patroon aftekent waar niemand omheen kan. In het geval van inspecteur Allandale stapelden de klachten over buitensporig geweld zich door de jaren heen op. De autoriteiten besteedden er minder aandacht aan dan te doen gebruikelijk, omdat zijn vader sheriff was van Sangamon County en het woord van de zoon van de sheriff zwaar weegt. Hij raakte echter betrokken bij een kloppartij op straat, zogenaamd wegens verzet bij arrestatie; helaas voor hem werd het incident vastgelegd door een beveiligingscamera: een overduidelijk geval van buitensporig geweld. De inspecteur werd berispt. Nog drie berispingen volgden elkaar in snel tempo op. Niet lang daarna verklaarde een advocaat onder ede dat hij zijn cliënt had bezocht, bewijzen van marteling had aangetroffen, deze had gefotografeerd en aan een medisch deskundige had overlegd. De deskundige staafde zijn beweringen. Inspecteur Allandale werd in staat van beschuldiging gesteld, evenals zijn trawanten, brigadier O'Hara en brigadier Sanchez. Terwijl de rechtszaak tegen hen liep, kwamen er andere gevallen aan het licht, waarvan enkele zeer schokkend waren: verbrijzelde kaakbeenderen en knieschijven, gebroken kaken, ribben, vingers, brandwonden veroorzaakt door sigaretten of door elektriciteit, inwendig letsel. Toen een jury de drie mannen veroordeelde - het was een van de meest openbare zittingen die Springfield ooit heeft beleefd - kopte de Il- linois Times: 'Eindelijkgerechtigheid: Springfieldse politiebeulen krijgen ervan langs'. Allandale werd naar de South Hams-staatsgevangenis gestuurd. Een paar dagen na aankomst werd hij vermoord, en ik moet toegeven dat het eerste wat in me opkwam toen brigadier Wellwood de naam noemde en met David in verband bracht, was dat David wel eens de dader kon zijn. Aan de andere kant moet South Hams vol met slachtoffers van Allandale hebben gezeten; hem daarheen sturen kwam neer op een doodvonnis. Vrijwel iedere gedetineerde of groep gedetineerden - had het kunnen doen en over Davids betrokkenheid had ik niets opgevangen. De klokken van het carillon in Washington Park begonnen aan een van die bewerkelijke, bevallige achttiende-eeuwse deuntjes, licht vermaak voor de rijken en geblaseerden van toen.

'Hoe ernstig heeft Allandale de jongen verwond?' vroeg ik aan de brigadier.

'Ach, jezus, dat weet ik niet. Allandale... Van dat soort dingen kreeg hij echt een kick. Er is een hoop elektrisch spul dat je kunt gebruiken als je weet hoe dat moet, maar Allandale gaf zeg maar de voorkeur aan lichamelijk contact. Uiteindelijk hebben ze er een dierenarts bij gehaald die verderop in de straat woonde.'

'Een dierenarts? Dat meent u niet.'

'Ze konden niet terug naar het ziekenhuis met hem, of wel soms?

Ziekenhuizen houden dossiers bij. Een dierenarts schrijft helemaal niks op - niet als de patiënt een mens is. Ze waren wel een dag of, weet ik veel, drie, vier met hem bezig geweest en ze waren bang dat hij onder hun handen het loodje zou leggen. Mensen slaan gewoonlijk namelijk best snel door, zeker jonge jongens als hij. Je geeft ze een klap en ze roepen al om hun moeder. Daarna heb je de wind in de rug. Je stelt een bekentenis op, sluit het dossier, belt mammie en iedereen is blij. Maar die David... Allandale raakte helemaal opgezweept en die jongen deed zijn mond niet open. Geen woord kwam eruit. Dus wou Allandale een ondertekende bekentenis, niet zomaar een bekentenis.'

Het bevallige carillondeuntje speelde verder en werd luider naarmate we dichter bij de klokkentoren kwamen. 'Heb je het hier nooit met iemand over gehad?'

'Allandale was een smeris, hè,' barstte de brigadier los. 'Hij mocht dan een klootzak zijn, maar hij was een smeris.' Er viel een ongemakkelijke stilte. 'Wat maakt het ook uit. Ik weet het niet. Misschien hadden we allemaal te lang in de zon gezeten of zo. Het kon niemand ook maar een reet schelen wat er met die David gebeurde. Calder niet. Mij niet. Hemzelf niet eens. Misschien dat dat nog het meest verdrietige was. Die jongen voelde zich schuldig. Hij heeft niet veel gezegd, maar ik had het gevoel...' De brigadier wachtte even.

'Ik weet het niet. Misschien dat dat schuldig niet helemaal klopt. Misschien zat het zo dat het enige waar hij bang voor was, was wat hij had gedaan. Van mij was hij beslist niet bang. Hij was niet eens bang van Allandale. Meer alsof hij iets gezien had wat bij hem diep vanbinnen zat en waarvan hij misschien niet geweten had dat het er zat en...' De brigadier viel weer stil.

'...dat hij vond dat hij verdiende wat ze met hem deden, wat het ook was?'

Hij zuchtte nog eens. 'Ja. Ik denk het wel. Zoiets.'