4
'Een voorstelling dus!' sprak de Grote Meester grimmig. Hij trok het bont om zich heen en éen magere hand omvatte de ijzeren staaf die hij als wandelstok gebruikte.
'En goud, Eerbiedwaardige.'
'En goud,' herhaalde de Grote Meester achteloos.
Ponyets zette de doos neer en opende hem zo zelfverzekerd mogelijk. Alles om hem heen ademde vijandschap. De halve cirkel gebaarde mannen, de raadslieden, iedereen staarde hem nors aan.
Pherl, de favoriet met het magere gezicht die naast de Grote Meester zat, werd door Ponyets herkend. Hij had hem al eerder ontmoet, en begrepen dat hij zijn grootste vijand was.
Buiten de hal wachtte een klein legertje op de dingen die komen zouden. Ponyets kon zijn schip niet bereiken en bezat geen wapens, behalve zijn voorgenomen omkoperij; Gorov was nog steeds gijzelaar.
Hij knutselde nog wat aan het lompe verzinsel waaraan hij een week besteed had en hoopte maar dat het met lood afgezette kwarts de spanning zou doorstaan.
'Wat is dat?' vroeg de Grote Meester.
'Een klein apparaat dat ik zelf heb gebouwd,' zei Ponyets terwijl hij een stap achteruit deed.
'Dat is duidelijk, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Is het een van die duivelse apparaten die in jullie wereld worden gebruikt, bedoel ik?'
'Het heeft inderdaad iets met kernenergie te maken,' antwoordde Ponyets, 'maar niemand van u hoeft het aan te raken en als het kwaad uitstraalt dan zal ik dat kwaad op mij nemen.'
De Grote Meester had dreigend zijn ijzeren staaf opgeheven en hij fluisterde snel een bezweringsformule. De raadsman met het magere gezicht en de slordige rode snor, boog zich naar de Grote Meester, maar de oude Askoniaan wendde zich ongeduldig van hem af.
'En wat is het verband tussen dit instrument van het Kwaad en het goud dat misschien het leven van uw landgenoot kan redden?' vroeg hij.
'Met deze machine,' begon Ponyets terwijl hij met zijn hand de doos betastte, '... met deze machine kan ik ijzer in goud van de allerhoogste kwaliteit veranderen. Het is de enige uitvinding waarmee het lelijke ijzer waarvan bijvoorbeeld uw stoel en deze wanden zijn vervaardigd in zwaar, glanzend, geel goud kan veranderen.'
Ponyets voelde dat hij het aan het verprutsen was. Zijn gebruikelijke verkooppraatjes klonken glad, eenvoudig en geloofwaardig, maar dit ...
Maar het was de inhoud, niet de vorm waarvoor de Grote Meester zich interesseerde.
'Zo zo. Transmutatie! Er zijn inderdaad idioten die beweren dat zij die kunst verstaan, maar dat is hun duur te staan gekomen.'
'Is het hun gelukt?'
'Nee.' De Grote Meester scheen op een kille manier geamuseerd. 'Succes bij het vervaardigen van goud zou een misdaad zijn die zijn eigen antidoticum zou voortbrengen. Nee, het is de poging ertoe en het falen wat fataal is. Laat maar eens zien wat je met mijn staf kunt doen,' voegde hij er aan toe en stampte er een paar maal mee op de grond.
'Het spijt me, Eerbiedwaardige, maar dit model is te klein. Uw staf is te lang.'
De Grote Meester liet zijn kleine glimmende oogjes om zich heen dwalen. 'Jij daar, Randel, kom op met je gesp. Goed goed, je kunt er eventueel twee terugkrijgen!'
De gesp ging van hand tot hand. De Grote Meester woog hem op zijn hand.
'Hier!' zei hij en wierp hem op de vloer.
Ponyets raapte hem op. Het kostte hem moeite om de cilindervormige doos te openen. Voorzichtig bevestigde hij de gesp aan het anodescherm. Later zou het gemakkelijker gaan, maar de eerste keer mocht het zeker niet mislukken.
De zelfgemaakte transmutator zoemde een minuut of tien boosaardig en verspreidde een vage ozongeur. De Askonianen deinsden achteruit. Pherl fluisterde opnieuw haastig in het oor van de Grote Meester: 'Eerbiedwaardige,' maar de oude man die even had geaarzeld wenkte hem opzij. Zijn blikken bleven op de transmutator gericht.
'Dit is goud, mijne heren,' zei Ponyets haastig. 'Zuiver goud. U kunt het aan iedere natuurkundige en chemische test onderwerpen, die u maar wilt. Het onderscheidt zich op geen enkele manier van natuurlijk goud. Iedere vorm van ijzer kan op dezelfde manier worden behandeld. Roest of kleine hoeveelheden van andere metalen, vormen geen bezwaar ...'
Ponyets had even goed tegen een muur kunnen praten. Het was het goud, de gouden gesp die voor hem sprak.
De Grote Meester strekte langzaam zijn hand uit, maar het was Pherl die nu op luide toon het woord nam. 'Eerbiedwaardige! Dit goud is afkomstig uit een giftige bron!'
Ponyets deed een tegenzet. 'Een roos kan op een mesthoop groeien, Eerbiedwaardige. U koopt allerlei materialen van uw buren zonder te vragen waar zij het vandaan hebben gehaald. Ik bied u niet de machine aan. Ik bied u het goud aan.'
'Eerbiedwaardige,' zei Pherl, 'U bent niet verantwoordelijk voor de zonden van vreemdelingen, maar het aanvaarden van dit vreemde pseudo-goud, op zondige wijze in uw tegenwoordigheid vervaardigd uit ijzer, is een belediging van de levende zielen van onze heilige voorouders.'
'Ja. Maar goud is goud,' zei de Grote Meester in gedachten verzonken.
'Tenslotte gaat het hier alleen maar om het inruilen van een heidens persoon die schuldig is bevonden aan verraad. Nee Pherl, je bent een beetje al te kritisch!' Toch trok hij zijn hand terug.
'U bent de wijsheid zelve, Eerbiedwaardige. Het vrijlaten van een heiden betekent niets voor uw voorouders, maar met het goud dat u er voor in de plaats krijgt, kunt u de altaren voor hun heilige geesten versieren. Zelfs al mocht het goud op zichzelf uit den boze zijn - als het voor een dergelijk vroom doel wordt gebruikt, verdwijnt het boze vanzelf.'
'Bij de beenderen van mijn grootvader,' zei de Grote Meester heftig, en hij begon schril te lachen. 'Hoor je wat deze jongeman zegt, Pherl? Hij heeft gelijk!'
'Misschien,' zei Pherl somber. 'Laten we hopen dat het geen verzinsels van den Boze zijn.'
'Ik heb nog een beter voorstel,' zei Ponyets plotseling. 'Houd het goud als pand. Leg het op uw altaren als een offer aan uw voorouders en sluit mij dertig dagen op. Als zich aan het eind van die periode geen enkel teken van ongenoegen heeft voorgedaan - zich geen rampen hebben voltrokken - dan is dat toch zeker een bewijs dat het offer werd aanvaard. Wat wilt u nog meer?'
Toen de Grote Meester uit zijn zetel oprees, gaf niemand een blijk van afkeuring. Zelfs Pherl, op zijn snor bijtend, gaf met een korte knik van zijn goedkeuring blijk. Ponyets glimlachte en prees bij zichzelf de waarde van zijn religieuze opleiding.