LUCHT
Waar heb je je in hemelsnaam mee ingelaten? Rustig zit je in je stoel te lezen...
... en tegelijk stik je bijkans in de duisternis, je bril is verdwenen, de slang van het persluchtapparaat uit je mond geslagen bij de klap, maar je bent nog steeds onder water, dat davert van de motoren.
Werktuiglijk, half verdoofd werk je je naar boven, waar je je hoofd tegen metaal stoot, maar daar is lucht. Half brakend hoest j e het zoute water uit j e longen en het is of je niet meer op de wereld bent, maar in een andere. Wat gebeurt er met je? De machine schudt en stampt in de storm, het water klotst alle kanten op, zodat je het steeds weer binnen krijgt je houdt je vast aan een uitsteeksel; door een kier tussen de ijzeren platen, waar de lucht doorheen fluit, schijnt wat licht. Je ziet, dat je in een langwerpig reservoir zit. Het kan niet anders of je bent gearresteerd. Op een of andere, misschien ultrasone manier is waargenomen, wat je aan het doen was met het beeld (inmiddels teruggezonken naar de zeebodem); meteen werd het patrouillerende vliegtuig gedirigeerd naar de plek, waar je boven moest komen; Wat moet je denken? Zo vangen ze diefachtige duikers� wat kan het anders zijn? Waar brengen ze je heen? Je trekt je op en kijkt door de kier. Onder de vleugel door zie je dat de machine landinwaarts vliegt, niet hoger dan tien of vijftien meter: je ziet nog juist het strand, mensen die omhoog kijken, de wuivende palmen, het hotel, je eigen bungalow en dan de kale heuvels.
Dadelijk zul je landen op een klein vliegveld van de politie, waar ze op je staan te wachten. Of misschien op een luchtmachtbasis, die van de nato; misschien houden ze je voor een spion, misschien is op de plek waar je dook iets geheims ge�nstalleerd, een apparaat om onderzee�rs te lokaliseren of iets dergelijks,� hoe zouden ze ten slotte van dat beeld af kunnen weten? Natuurlijk, dat is het. En dat je niet voor de russen werkt, kun je aantonen door ze naar de Hermafrodiet te brengen: die moet terug te vinden zijn.
Je hoofd loopt om, het is of je hele voorafgaande leven niet heeft plaatsgevonden, alsof het een film is die je hebt gezien, een boek dat je hebt gelezen en dichtgeslagen, en dit ijzer en water en lawaai hier is opeens de werkelijke werkelijkheid. Uitgeput houd je je vast aan de bout. Je voelt geen angst, alleen verbazing en verdoving en zwaarte. Het was maar een verhaal, meeslepend verteld, zodat je jezelf vergeten was. De tank is zo groot als vroeger je jongenskamer. Je opklapbed met de triplex ombouw en de roodbruine gordijnen. Als je 's ochtends de riemen niet vastmaakte, zakte al het beddengoed naar beneden; als je 's avonds de stalen poten niet voldoende naar voren trok, gleden ze onderuit en je bonkte op de grond. De ombouw boog door onder je boeken over sport, olympische kampioenen, zeilboten, diepzeeonderzoek, ruimtevaart. Je aquarium met de maanvissen, er op de glazen plaat, waaraan altijd grote, platte druppels kleefden; de houder met het scheermesje, waarmee je de groenige algenaanslag van het glas krabde. Op de vensterbank je verzameling cactussen in minuscule potjes, weerbarstige, oeroud ogende kleine bollen met witte haren en stekels, op asymmetrische plekken nieuwe bolletjes barend, die los zaten maar niet helemaal los. Je werktafel met je schoolboeken, en in de muurkast je speelgoed uit de voorafgaande paar jaar, voor jou al zo oud als de inhoud van een archeologisch museum. Je goocheldoos. Je buiksprekerspop. Zijn vrolijke, brutale gezicht -� had hij dat ook in het donker, als de kastdeur dicht was? Hoe snel je de deur ook opentrok, lachend keek hij je aan. Maar dat bewees natuurlijk niets. Je was een beetje bang voor hem, en juist daarom durfde je hem niet weg te doen, ofschoon je vriendjes hem graag wilden hebben. Maar er mee spelen durfde je ook niet meer, sinds hij op een keer een gesprek met je had gevoerd, met zijn open neerbewegende onderlip, op je knie zittend, waarin niet zo zeer jij hem maar hij jou dingen liet zeggen, die je helemaal niet wilde zeggen:
'Dag Dick.'
'Zo, Tom, hoe gaat het er mee?'
'Goed, en met jou? Waarom zit je hier zo alleen?'
'Ik mag mijn kamer niet uit.'
'Waarom niet?'
'Zeg ik niet.'
'Doe niet zo flauw. Zeg op, ik ben toch je beste vriend?'
'Dat is zo. Papa zegt, dat ik vijf gulden uit zijn portemonnee heb gepikt, terwijl hij sliep.'
'Is dat waar?'
'Helemaal niet!'
'Wat een vuile rotschoft.'
'Dat mag je niet zeggen, Tom.'
'Waarom niet? 't Is toch zo.'
'Omdat ... Ik weet niet, maar dat mag je niet zeggen.'
'Mag hij wel zeggen, dat jij een vieze vuile dief bent, terwijl het niet eens zo is?'
'Maar als hij nou denkt�
'Hij kan zo veel denken. De volgende keer denkt hij misschien, dat je iemand vermoord hebt.'
'Verdomd.'
'Als het niet zo is, wat moeten we dan met hem doen, Dick?'
'Hoe bedoelje: 'met hem doen'?'
'Het is toch zeker niet zo?'
'Dat zweer ik.'
'Dan moeten we hem vermoorden, Dick.'
'Wat zegje daar? Papa vermoorden?'
'Tuurlijk. Kop afhakken.'
'Denkje echt dat...'
'Tuurlijk. Durf je niet, h�?'
'Nee.'
'Zal ik het voor je doen, schijtert?'
'Wie moet er dan voor mama zorgen?'
'Jij natuurlijk.'
'Maar ik weet van niks, hoor.'
'Tuurlijk niet. Laat het maar aan mij over.'
'Doe maar. Net goed. Die vieze vuile rotschoft. Verdiende loon.'
Je kijkt op je horloge. Aan de instelling van de ring zie je, dat het zeven minuten geleden is dat je je van de zeebodem afzette; sinds vijf minuten zit je in het toestel. Met het water tot je nek kijk je weer door de fluitende kier. Langzaam stijgend, maar op dezelfde hoogte blijvend, nader je de bergen in het binnenland. Misschien ben je helemaal niet gearresteerd, denk je opeens, maar word je juist gered. Misschien dreigde er een gevaar, ten slotte hebben mensen je de zee in zien gaan. Misschien zoiets als die keer in Bonassola, in Noord-Itali�, toen je op een hete middag met Regina een eind de rustige zee in was gezwommen. Plotseling begonnen jullie te deinen, het ene moment kon je ver het land inkijken, het volgende was de kust verdwenen achter een voorbijtrekkende berg water. Later stond in de krant dat er een zeebeving was geweest, die slachtoffers had gemaakt; voorlopig moesten jullie zorgen, daar niet bij te horen. Jullie zwommen terug, maar vijf meter voor het punt waar de golven braken, hielden jullie in: watertrappend zagen jullie pas toen wat er aan de hand was. De golven waren drie tot vier meter hoog en stortten zich uit over de hele diepte van het strand, tot de spoorlijn. in een grote chaos dreef alles door elkaar. Er werd opgewonden naar jullie gebaard en geschreeuwd, maar jullie waren onbereikbaar. omdat je wist, dat in zulke hoge golven soms haaien mee naar de kust kwamen, opende je onder water je mond en schreeuwde zo hard je kon.
'We moeten er door,' riep je naar Regina,'er zit niks anders op. Ga jij maar eerst. Rol je helemaal in elkaar.'
Je gaf een kus op haar wang en keek haar na, tot zij plotseling verdween in de blauwe horizon van water. Toen je op de rug van de volgende golf was, zag je mensen naar voren rennen. Vervolgens ging je zelf� met maar ��n gedachte: dat ook jij geen rots zou raken. Je probeerde in het dal te blijven, maar bij de rand werd je beweging je uit handen genomen, je werd teruggetrokken, hoog opgetild en neergesmakt in een brullende baaierd, ontelbare keren rondtollend als een jojo. Verachtelijk werd je op het strand gegooid, je probeerde op te staan, maar duizelig tuimelde je omver en werd door het terugtrekkende water meegesleurd en in de volgende golf gezogen, waarin de carrousel zich herhaalde. Nu grepen handen je vast en trokken je weg,� naakt, net als Regina, wier bikini van haar lichaam was gescheurd. Versuft, geschaafd door de schelpen en kiezels, kusten jullie elkaar, terwijl er geapplaudisseerd werd.
Regina! Ergens daar beneden zit zij nu te picknicken met de kinderen, misschien zien zij de machine overvliegen. Je hebt ze heel wat te vertellen. En dan komt er een gedachte in je op, die nieuw voor je is, al ligt zij voor de hand: ook Regina was ooit een klein meisje. Terwijl jij al de moord op je vader beraamde met je pop, was zij nog zo'n klein, ongelooflijk wezen van drie jaar: zo'n samengebald pakket onschuld, bij benadering mensvormig, met ogen en handen en schoentjes aan. ook de grootste ploerten uit de wereldgeschiedenis waren eens zo'n verschijning,�- ligt daar misschien de bron van de liefde? Is dat het, wat later de liefhebber weer in iemand ziet, of de liefhebster: Eva Braun in haar vriend, Regina in jou, jij in haar? Die oorspronkelijke onschuld, verborgen onder dikke, verharde lagen, zoals een fossiele vis in een steen, opengezaagd door de liefde? is dat het? Heeft iedereen, van wie iemand houdt of hield, een uiterste argument voor de hemelpoort?
Het onafgebroken geraas van de motoren aan weerszijden van het sidderende ijzer is bezig je laatste weerstand af te breken. Je kin is op je borst gezakt,je ademt langzaam en diep, terwijl je oogleden zwaar open en dicht gaan. Aan het eind van de ruimte, bij de rammelende deuren waardoor je naar binnen bent gekomen, zie je een van je zwemvinnen drijven; ook de andere zit niet meer aan je voeten. Je zou je persluchtapparaat af willen doen, maar je hebt er de kracht niet meer voor. Plotseling begin je te snikken. Wat heb je misdaan?Je hele leven ben je toch eigenlijk zoet geweest, je hebt je vader niet vermoord en ook verder niemand iets onherstelbaars aangedaan, voor zo ver je weet. Ook nooit iemand geslagen? Moet ik je vertellen, wie je allemaal geslagen hebt? Je weet het. Het onverdraaglijke van slaag is, dat het meestal helpt; daarom is het verboden. Slaag wordt soms beantwoord met genegenheid� zou het niet beter zijn als de wereld niet bestond? En zelf� ben je zelf geslagen? Ik bedoel niet de draai om je oren van je vader, die je zelf een enkele keer hebt doorgegeven aan je kinderen, maar ben je geslagen?Je hebt Regina een paar keer geslagen, ook in haar gezicht; maar toen je zag wat je had aangericht, haar rode huid, de gebroken halskettingen waar zij naar tastte, sloeg zij jou heviger zonder je te slaan. Bloemen kopen, bloemen kopen! Goedmaken!
En overigens, waar is Tom gebleven? Op een nacht, vijf jaar geleden, ging je vader een brief posten, aan de Octrooiraad in Den Haag: nog verdiept in zijn uitvinding werd hij geschept door een auto en was op slag dood. De auto reed door en is nooit opgespoord? Wie was de chauffeur? Een brutaal lachend heerschap met op en neer bewegende onderlip? Na de begrafenis gaf je moeder jou de bruine, nog ongeopende envelop. Omdat aan doden geen octrooien worden verleend, moest je haar in elk geval openmaken; maar omdat je toch ook niet eenvoudig je pink er in kon steken en haar openscheuren, kocht je een zilveren briefopener en huurde een kamer in Den Haag, in Hotel des Indes, waar je de brief plechtig en geroerd opende. Hij bevatte een aantal vellen met technische tekeningen en beschrijvingen van Een inrichting voor universele transmissie: de omzetting van bewegingen in andere,� die nu bij je polissen en je testament in een bankkluis liggen.
Wegzakkend verslik je je in het water, met moeite trek je je op. En op dat moment balt je kracht zich nog eenmaal samen, uit alle macht bonk je op het ijzer en begint te schreeuwen; maar ofschoon de piloot vlakbij moet zijn, besef je dat hij je niet kan horen. Je hijst je weer op naar de kier. De helling is nu dichtbegroeid met olijfbomen, boven de kam zie je in de strakblauwe lucht de grauwe wolken van een optrekkend onweer. Radeloos zet je je af, alsof je hoopt ergens toch nog een uitgang te vinden, zwem je rond. Even later beginnen de motoren te loeien, je voelt dat de machine stijgt en een scherpe bocht neemt, je wilt je ergens vastgrijpen in het zwalpende water, maar je bent te laat: de bodem klapt weg en je hebt het begrepen.
VUUR
Mama!'
Het bos brandt. Met gespreide armen en benen, je gezicht omlaag, hang je in een grillige, veranderende gestalte van water, die het ene moment de vorm heeft van een danseres, het volgende die van een inktvis. Je neemt alles waar, eindelijk ben je op de top van je kunnen. Door het water en de rook heen zie je het vuur op de helling liggen als een filigraan netwerk van gouddraad, dat zich schikt tot het patroon van de aderen op een hand, die je een beker melk reikt. Je verdoving heeft op slag plaatsgemaakt voor een heldere gemoedsrust. dat je juist op de plek moest zwemmen, waar het vliegtuig water schepte, ervaar je niet als een absurd toeval, maar als de hogere bestiering die het is. Je valt. Je bent vrij. Je ziet brandweerauto's met nietige stralen, boeren en toeristen die met takken op de voortvretende uitlopers van het vuur slaan, je hoort hun geschreeuw. in het gebied, waar je zelf op af gaat, valt niets te blussen: in de egyptische storm zijn de knetterende vlammen daar soms meters hoog; de geur van de rook herinnert je aan kerstavond, wanneer je vader een dennentakje in een kaarsvlam hield om de kamer te bezwangeren met 'heidense wierook', zoals hij het noemde. Je ziet vluchtende geiten, springend alsof zij stalen veren in hun poten hebben. Je valt, maar je valt langzaam, nee, je valt niet, je hangt stil: het is het vuur, dat steeds langzamer op j e toekomt, zodat je zijn hitte voelt, terwijl het vliegtuig zich steeds langzamer van je verwijdert. Je ziet dat niemand ziet, dat je uit het vliegtuig in de vlammen valt, zo kort duurt het; pas dagen later zal op de geblakerde helling het verkoolde lichaam van een kikvorsman gevonden worden, waarna de gang van zaken ongelovig wordt gereconstrueerd, zodat je toch nog de wereldpers haalt. Maar kort duurt het alleen voor wie het niet overkomt. Als in de wachtkamer van de tandarts de tijd al langzamer verstrijkt, dan staat zij bij het sterven natuurlijk stil. Je verkeert in staat van ataraxie. Je geest verricht nu in seconden het werk, waar zij anders nog dertig of veertig jaar over had gedaan,� niet in het aantal gedachten of herinneringen, maar in de intensiteit van het besef, dat je bestaat� dat de wereld bestaat. Je kijkt in de ogen van een kleine, ultramarijnblauwe vis, die met je mee valt. Uit zijn hulpeloosheid spreekt het leed van de hele wereld en je vraagt hem om vergiffenis. Je bent niet meer waar je bent, je bent nu in al het andere, en vanuit al dat andere kijkje naar jezelf. Je ziet, dat je nu de brandende jeep ziet, maar nietje kinderen en hun moeder. Hebben zij zich weten te redden? Je zult het nooit weten; maar je weet, dat Regina haar sigaret weer niet goed heeft uitgemaakt. Ook dat laat de wereld onbewogen. En nu zie je, dat de brandende olijfbomen je bereiken. Een door het vuur ingesloten plek van een paar vierkante meter komt plechtig op je af en drukt zich zacht tegen je aan. Maar vervolgens houdt zij niet op, zich tegen je aan te drukken. Je voelt je neus breken,je tanden, je ribben, als op een reuzenplaneet met honderdvoudige aantrekkingskracht. Dodelijk gewond lig je in de laaiende oven; maar toch voel je nog, hoe ook iets anders zich tegen je aan drukt en bescherming bij je zoekt: het rotsharde voorhoofd van een verzengde, stervende bok. Je slaat een arm om hem heen� en dan zie je, hoe jullie beiden omarmd worden door de vlammen. Het vuur, de lucht, het water, de aarde, alles valt nu samen in dit moment, dat niet meer tot de tijd behoort maar tot de eeuwigheid...
QUINTESSENS
... wantje hebt nog een oneindige weg te gaan, goede vriend, zodat ik nog een oneindig aantal bladzijden heb te schrijven. Aangezien dat niet mogelijk is, en jij nu niettemin sterft, zal ik je voor dit moment na alles wat ik je heb aangedaan� de oneindigheid in een eindige vorm schenken. Dat ben ik je schuldig. Ik bied je daarom nu mijn intiemste bezit aan,� een exaltatie, waarover ik nooit heb gesproken, hoeveel ik ook gesproken heb, en die mij een paar keer in mijn leven is overkomen. Iets bliksemends. Het gebeurt in een ogenblik, dusdanig ondeelbaar, dat ik eigenlijk onmiddellijk ben vergeten dat het is gebeurd. Het heeft iets met licht te maken, het heeft werkelijk iets van de bliksem, maar dan een onzichtbare bliksem, die, aan een onbewolkte hemel, bliksemt bij volle zonneschijn, en die je zou kunnen schrijven als
want het is meer dan licht: voor jou nu het laatste en blijvende. Om je dat tenslotte te kunnen schenken, heb ik je dit alles aangedaan.
Of ken jij die verrukking ook? Staar je nu naar dit tekenen denk je: - Hij zal toch niet dat bedoelen, dat, wat niemand weet? Dat, wat mijn unieke, onvervreemdbare, allergeheimste eigendom is en dat ik zelf eigenlijk niet eens ken, nauwelijks weet dat ik het bezit?
Ja, dat is precies wat ik bedoel: dat.
Aangenomen nu, dat dit allemaal zo is. Sla dan dit kleine boek dicht, Phoenix: verrijs uit je as!
Augustus 1987 - februari 1988