i2

Hans Kneifel.

De Crest V, het nieuwe solaire vlaggeschip, heeft een gewaagde sprong ge­maakt naar de broedplaneet van de Baramo's, waar het neo-bilatium, het mysterieuze elixer van de Eerste Impulsmacht, wordt gemaakt. Het neo-bila­tium werd volgens plan buitgemaakt - maar de experimenten, die werden uitgevoerd met deze raadselachtige stof, hadden gruwelijke consequenties. Het kwam zelfs zover, dat 5000 mensen hulpeloze schimmen werden. Nu wachten de 'groene geesten' op de zeebodem van een stervende planeet op de komst van hun redder. De toestand van de Crest-bemanning is bijna hopeloos - de Terranen staan op de DREMPEL VAN HET NIETS ...

 


HOOFDPERSONEN VAN DEZE ROMAN:

Perry Rhodan - De opperregent - een hulpeloze schim op de drempel tus­sen zijn en niet-zijn - wacht op redding.

Gucky en Paladijn - De enige 'normalen' van de Crest V.

Overste Vivier Bontainer - Een man van de laatste seconden.

John Sanda - Bontainers vriend en plaatsvervanger.

Oomph Amber - Gevoelspeiler en kleptomaan.

Dr. Armond Bysiphere - Een man met een idee.

Julian Tifflor - Zonne-maarschalk en drager van een cellenactiveerder.


1.

 

Tussen het blinde intercomscherm en de ingebouwde schrijfplaat stond de zware stoel. Het licht uit de stalen focuslampen viel recht op het kleine doosje, een leestoestel, dat de man in zijn hand hield. Lang­zaam wisselden de pagina's. Bijna onhoorbaar zoemde de luchtver­versingsinstallatie. Nu begon de muziek weer. Niet hard, maar in­dringend genoeg om de ruimte te vullen. De man kende deze melo­dieën; het waren zijn lievelingsme­lodieën.

Singh Boncard: victory in space.

De man was zesenveertig jaar oud en erg slank, bijna mager. Over zijn gebruinde gezicht lag een netwerk van kleine plooitjes, waaraan je kon zien, dat hij meer meegemaakt had dan de andere mannen van zijn leeftijd. Zijn haar, donkerbruin, bij­na iets te lang voor een overste van de Terraanse ruimtevloot, was aan zijn slapen zilvergrijs geworden. Nu zweeg de man. Maar ook als hij spreken moest, deed hij dat met een zachte, indringende stem.

De man: Vivier Bontainer.

Zijn beroep: galactopsycholoog.

Zijn rang: Hij was na het avontuur in de Zuidzee door Perry Rhodan bevorderd tot overste.

Niemand aan boord van het schip benijdde hem daarom. Bontainer legde het leestoestel neer, pakte zijn kop koffie, nam een slok - de koffie was koud geworden. Al da­gen wachtte Bontainer, en met hem wachtten dertienhonderd mannen en vrouwen.

Waarop?

Bontainer dacht na...

Nadat de gevechtspatrouilles de ba­sis in de diepzeekloof hadden inge­nomen en daardoor het gevaar voor de aarde uit de weg hadden geruimd, had hij na afloop van zijn vakantie een nieuw commando ge­kregen, tegelijk met zijn bevorde­ring. Met dit commando ging ge­paard een nieuw schip, dat een van de modernste was, dat door Terraanse werven vervaardigd kon worden. Een type van de nieuwe speciale schepen van de Explorervloot met de benaming EX-8703.

Dertienhonderd vrouwen en man­nen waren aan boord van het bol­vormige schip, bovendien bevatten de sluishangars tien sloepen, zo groot als normale korvetten. De ver­snellingswaarden van dit supermo­derne schip lagen hoger: Bontainer kon de snelheid van de EX met zeshon-derdvijftig vierkante kilo­meter per seconde opvoeren. Twaalf zware transformatiekanon­nen waren aan boord - men had ingezien, dat in deze onzekere tij­den ook de wetenschappelijk ge­oriënteerde scheepstypes niet hul­peloos konden blijven. Tientallen expedities, waarvan Explorerschepen niet meer waren teruggekeerd, hadden deze noodzaak glashelder duidelijk gemaakt aan de verant­woordelijke personen.

Twaalf kanonnen met explosieven, die per stuk duizend gigaton in energie konden omzetten. En wat voor Vivier Bontainer bijna net zo belangrijk was als de transforma­tiekanonnen - zijn twee vrienden waren ook aan boord.

John Sanda, de eeuwige vrijgezel en Oomph Amber, de diefachtige Lourener.

Er was nog iets speciaals met het schip aan de hand. Iets zeer belang­rijks: Iedere afzonderlijke Terraan aan boord had minstens twee func­ties. Hij was tegelijkertijd geleerde met alle diplo-ma's en volwaardig lid van de scheepsbemanning. Hij bediende een transformatiekanon even handig als een elektronenmicroscoop, of een superzware desin­tegrator met dezelfde snelheid en zekerheid als een testprogramma. Het hele trainingsprogramma van de Explorervloot was op deze twee­zijdigheid afgestemd. Technici of geleerden - allemaal konden ze op minstens twee gebieden geweldige prestaties leveren. John Sanda was bijvoorbeeld robotexpert; alleen voor Oomph Amber was niets pas­sends gevonden. Om hem een ple­zier te doen had Bontainer hem de functie van kok gegeven, die als 'bij­baan ' tot het wapenpersoneel van het korvet behoorde.

Bontainer wachtte; samen met hem wachtten het schip en dertien­honderd mensen.

Waar wachtten ze op!

Bontainer stond op, draaide zijn stoel om en dronk zijn kop koffie leeg. Daarna zette hij het intercomscherm aan en drukte op een be­paalde knop. Een onderdeel van een seconde later lichtte het beeld op en werd het smalle gezicht van John Sanda zichtbaar. Sanda be­vond zich in de commandocentrale.

'Overste Bontainer?'

'Juist,' antwoordde Vivier. 'Heeft Tifflor zich al gemeld, of is er nog wat anders gebeurd, John?'

John grijnsde zuur.

'Je weet hoe serieus ik mijn taak opvat, Vivier. In dat geval had ik je zeker al op de hoogte gebracht. Nee, er is  niets gebeurd. Nog steeds wachten. . . dat is weer eens het lot van onze bemanning.'

'Ik ben in mijn hut,' zei Vivier. 'Als de heren van de Crest V zich op een of andere manier melden, zeg het me dan alsjeblieft.'

John Sanda knikte en bracht zijn hand even naar zijn slapen.

'Heel goed, sir. Een afdeling in de peilcentrale,' hij liet zijn stem dalen tot een geheimzinnig gefluister, 'staat continu klaar om een radio­bericht van Terra op te vangen.'

Bontainer fronste zijn voorhoofd en vroeg zich af, wat Sanda kon bedoelen. Wat hij daarna zei, ont­nam hem de moeite van het naden­ken.

'Radiobericht... Terra?' vroeg hij.

Sanda grijnsde duivels.

'Natuurlijk. Een smachtend radio­bericht van mevrouw "Penelope" Bontainer, voorheen Arsali Hingurt, die je zeker wel zult herinne­ren.'

'Grapjas!' bromde Bontainer en ver­brak de verbinding, terwijl zijn vriend schallend lachte. Hij luister­de naar een paar maten van de muziek, knikte peinzend en ging weer zitten. Hij pakte het leestoe­stel en probeerde de tekst te blijven volgen, maar hij was afgeleid en zijn concentratie kwam niet meer terug.

Julian Tifflor had Bontainer bevel gegeven, om met de EX-8703 op het trefpunt Evergreen te wachten. Daar zouden de twee schepen el­kaar ontmoeten; de Crest V na de onderneming op Baykalob en de EX onder commando van Bontai­ner. Sinds bijna negen dagen wachtten dertienhonderd Terranen op een radiobericht of de ka­rakteristieke echo van de lange af­standspeiling. Het nieuwe Explorerschip was niet alleen erg snel, niet alleen met dodelijke wapens uitgerust, maar bovendien zeer mo­dern, wat betreft de wetenschappe­lijke apparatuur. Alle laboratoria, alle wetenschappelijke afdelingen waren hypermodern ingericht. Er was vrijwel geen enkel gebied van kennis, dat niet aan boord van dit schip ontgonnen kon worden. De fijnste onderzoeken en de meest exacte conclusies waren mogelijk en de kwaliteit van de geleerden hield gelijke tred met deze uitrus­ting.

Negen dagen wachtten ze al, negen lange dagen.

Bontainer drukte met zijn duim op de kleine knop aan de zijkant van het leesapparaat en de bladzijden verschoven opnieuw. Vivier las in een van de nieuwste werken op het gebied van zijn eigen wetenschap, een psychologische verhandeling over de verwantschap van Terraans taalgebruik met dat van andere ta­len. De deurzoemer verstoorde de stilte. Bontainer schrok.

'Binnen!' riep hij.

De metalen deur, met plastic be­dekt, rolde opzij. Een gestalte doemde op, geheel in het wit ge­kleed en mager. Boven zijn lange schort zag Bontainer de expressieve haakneus en grote, bruine ogen. Een krans blond haar liep van oor tot oor. Het was de scheepskok.

'Commandant!' begon hij. 'Ik ben gekomen om...'

Bontainer grijnsde. Hij vermoedde al wat. Hij stond op en leunde met zijn onderarmen tegen het rugge­deelte van zijn gelede stoel.

'Kom binnen, ga zitten, maak het je gemakkelijk en vertel op - dat zal de verveling aan boord een beetje do­den. Wat is er aan de hand? Is de soepketel ontploft?'

De kok liet zich in de tweede stoel vallen, veegde zijn handen aan zijn schort af en maakte een drama­tisch gebaar.

'Erwtensoep!' riep hij klagelijk. 'Erwtensoep! Begrijpt u, overste?'

Bontainer keek hem bevreemd aan.

'Ik weet wat erwtensoep is,' zei hij kalm. 'Erwtensoep is iets voortreffelijks. Dertienhonderd porties erwtensoep! Ongeveer zevenhon­derd liter erwtensoep.'

De kok knikte instemmend.

'Zevenhonderd. Dat klopt. Verder zevenhonderd worsten, mooi rond en sappig, met een eetbaar vel.'

'Hmmm,' zei Bontainer. 'Dat wordt smullen.'

'Nou en of! Verder veel gebakken uien, gebakken dobbelsteentjes spek, ongeveer zeventigdui-zend kleine dobbelsteentjes spek! En ge­bakken eieren, ook in dobbelsteentjesvorm gemengd door die lekkere erwten! Kunt u zich voorstellen, wat voor gastronomische avontu­ren je kunt beleven in deze keuken, als je tijd hebt? En ik heb de tijd, zeg zelf! Hebt u aan boord van een schip ooit zo goed gegeten als in de afgelopen acht dagen?'

Bontainer wist nog steeds niet waar de wapenman - of kok - naar­toe wilde. Maar hij zweeg en bleef luisteren. De kok was echt veront­waardigd en liet dit blijken door gebaar en toon.

'Ik moet zeggen, nee. Ik heb zelden zo goed en gevarieerd gegeten, be­halve in bepaalde etablissementen in Terrania City. Bijvoorbeeld in de "julishka"'

'Of in de "golden city"!'

'Juist. Maar wat heeft dat met die erwtensoep te maken, Rolf?'

'Ik moet u zeggen, dat er in deze erwtensoep geen stukjes spek en ook geen worst zal zitten.'

Het leek wel, alsof de kok ieder moment zou willen gaan huilen. Op zijn gezicht stonden diepe plooien, van zorgelijkheid en wanhoop. Het was hem in zijn hele vlootcarrière nog nooit zo naar den vleze gegaan, als onder Bontainers commando.

'Waarom niet?' vroeg Bontainer. Hij vermoedde, wat er nu ging ge­beuren, maar hij speelde het spel mee.

'Omdat ik  het reservoir met de zevenhonderd worsten en ook met de zeventigduizend kleine stukjes spek niet openen kan.'

Bontainer schudde zijn hoofd.

'Heeft Oomph Amber... ?'

De kok was verbijsterd.

'Ja, dat heeft hij, sir. Hij heeft net het element tussen de motor en het scherp van de blikopener gestolen en is sindsdien verdwenen. De be­manning zal honger moeten lijden of zich tevreden moeten stellen met smakeloze erwtensoep, zonder vlees!'

Bontainer stak zijn hand in een la, haalde er een glas uit en een recht­hoekige fles en vulde het glas voor de helft.

'Hier, Rolf,' zei hij troostend, 'drink eens uit en bedaar. Ik zal ervoor zorgen, dat dat belangrij-ke verbindingsstuk tussen jouw kunst en onze magen weer gevonden zal wor­den. We zullen Oomph wel vinden.'

Hoop blonk in de ogen van de kok, als een miniatuurzonsopgang.

'Maar daarvoor moet een omvang­rijke speuractie op touw gezet wor­den,' protesteerde Rolf. 'Is dat wel te verantwoorden?'

Bontainer draaide zich half om en zette de intercom aan.

'Ook al zoekt eenderde van de be­manning naar de Lourener, dan blijven we nog voldoende paraat. Zelfs als Rhodan zich nu plotseling zou melden, zouden we kunnen doen wat er op dat moment moet gebeuren. Ga alsjeblieft weer naar de scheepskeuken en hou de erw­ten warm.'

Rolf greep de hand van de commandant en stamelde:

'Hartelijk dank - werkelijk, harte­lijk dank, commandant. Ik zou niet weten, wat we zonder u moesten doen.'

Vivier knikte en antwoordde be­daard:

'Vermoedelijk zouden we allemaal verhongeren, middenin een gloed­nieuw schip. Wat een schande!'

De deur viel dicht achter de kok en Bontainer grijnsde. Daarna koos hij de knoppen uit, die dit apparaat met alle andere scheepstoestellen verbond en gaf een kort signaal.

'Hier Bontainer,' zei hij rustig. 'Geen reden voor opwinding. Wij zoeken allemaal naar mijn diefach­tige vriend, de Lourener. Hij heeft ervoor gezorgd, dat de kok de gamel met de worsten voor ons warme eten van vandaag niet kan openma­ken.

Opgelet - aan allen.

Mocht iemand Oomph Amber zien, dan moet hem een stuk glanzend metaal ontfutseld wor-den. Het is het koppelelement tussen motor en scherp van de half automatische blikopener. De "vinder" krijgt van de kok als beloning een biefstuk of een stuk suiker. Sluiten.'

Hij verbrak de verbinding en wist dat het gedaan was met de rust. Rhodan had zich nog niet gemeld, maar hij kreeg geen kans meer om het boek uit te lezen.

Langzaam doofde hij het licht, draaide de leesspoel weer terug en schakelde het bandapparaat uit. Al­leen de kleine lampjes naast de deur brandden nog. Bontainer deed zijn riem met dienstwapen om en ging het vertrek uit. Hij liep naar de commandocentrale en bleef naast John Sanda staan.

'Roet in het eten gooien, comman­dant, hè?' vroeg Sanda op de nasale toon van de Lourener.

'We zullen zien, eerste,' zei Vivier. 'Alles in orde?'

De mannen voor hun controlepa­nelen waren gespannen. Ze kenden Bontainer allemaal lang en goed genoeg om precies te weten, dat hij alleen snelheid en concentratie wenste, als het absoluut noodzake­lijk was - en dan zonder enige reser­ve.

'Alles in orde, Vivier,' zei John Sanda kalm. Afgezien van enkele mini­male verschillen wat betreft haar­ en oogkleur, konden de twee man­nen best eeneiige tweelingen zijn. Regelmatig werden ze de 'space-twins' genoemd.

Het ruimteschip bevond zich zon­der snelheid op de berekende posi­tie. Verschillende snijpunt-lijnen kwamen hierbij elkaar, op een plek exact 'tegenover' de noordpool van de kleine Wolk van Magelhaen. Een van de meest opvallende zonnen in het midden van het kleine Melk­wegstelsel was tot hypothetische pool van de sterrenconcentratie verklaard en de astrogatoren van de vloot richtten zich daarnaar. Ver­schillende sterren van hun eigen Melkweg en laatste schepen van de radio- en materiebrug tussen de beide Melkwegstelsels waren ook opgenomen in dit referentiekader. Het schip EX-8703 bevond zich tus­sen de lege ruimte, fictief op de korte as boven de hypothetische noordpoolster van de Kleine Magelhaense Wolk.

'Het lijkt er veel op,' zei Bontainer. 'Ik begin langzaam een beetje onge­rust te worden. Het is intussen 4 juli 2437, dus wachten we al negen dagen. Scheepstijd 11.35 uur. We gaan gewoon door met wachten.'

Sanda draaide zijn stoel om en staarde  naar de  panoramaschermen boven zijn instrumenten-bord. Het schip hing niet met zijn poolsluis naar de KWM toe, maar de denkbeeldige lijn, die begon bij de noordpool vormde een rechte hoek met de poolas. Aan een kant van de schermgalerij stonden de sterren van de wolk; in een cirkelvormige formatie door elkaar krioelend.

'Daar hadden astronomen een paar eeuwen geleden graag een oog voor gemist,' mompelde Bontainer. 'Al­leen om een kleine Melkweg, zo te kunnen zien!'

'Je hebt gelijk; wij hebben het van­daag de dag makkelijker. Maar de gevaren zijn ook groter geworden. Meer sterren, meer mogelijkhe­den... meer confrontaties, meer oorlogen, meer vechtpartijen.'

Bontainer zette de intercom aan en nam contact op met de peilcentrale.

'En meer mogelijkheden om ons te lokaliseren.'

'Sir?' vroeg een van de technici. Zijn andere beroep was microbioloog.

'Heb je sporen van scheepsverplaatsing kunnen ontdekken? Het dringende gevaar blijft bestaan, dat we gelokaliseerd worden. We zwe­ven hier letterlijk op een presen­teerblaadje.'

'Geen meldingen, overste. We heb­ben niets gezien en onze lange af­standspeiler draait continu en is met drie man bezet.'

Bontainer glimlachte even.

'Ik ben blij om dat te horen. Per slot van rekening kunnen wij niet concur­reren met een hele vloot kegelschepen. Ga door - er is erwtensoep!'

De peilexpert lachte schallend.

'Net werd doorgegeven, dat men zowel de Lourener als de koppeling van de blikopener heeft gevonden. De portie worst is dus veilig.'

'En daardoor ook de moraal aan boord, hoop ik,' zei Bontainer en keek de vrouwelijke technicus, die achter het bovenlichaam van de man op het scherm te zien was, even aan.

John Sanda verbrak de verbin­ding.

'Niets meer voor jou, Vivier,' zei hij. 'Jij bent getrouwd. Was dat, wat ik net uit jouw hut hoorde een stukje muziek of een band met kindergejank, dat je als training voor komende tijden hebt meegenomen?'

Bontainer stak een sigaret op en antwoordde grimmig:

'Dat waren de kreten van een eerste officier, die zijn intellectuele capaciteiten verspeelt met ongenuan­ceerd geklets.'

'Bedankt.'

Tot nu toe was de Explorer dus niet ontdekt en de waarschijnlijkheid van een ontdekking nam toe, hoe langer ze hier bleven rondhangen met uitgeschakelde machines. Een deel van de be-manning was in ge­deeltelijke alarmtoestand en bij de oefeningen, die Vivier de laatste da­gen had gehouden, kon hij vaststel­len, dat zijn keuze juist was ge­weest. Hij had de persoonlijke dos­siers van in totaal drieduizend mannen en vrouwen doorgeno­men, natuurlijk met behulp van een computer.

Je kon de bemanning niet anders bestempelen dan met 'excellent'.

'Kijk uit,' zei Bontainer. 'De Crest meldt zich precies op het moment, als Rolf die legendarische soep ronddeelt.'

'Je zou best wel eens gelijk kunnen hebben,' antwoordde Sanda. 'Wil jij de Lourener niet gaan troosten? Ik  kan me voorstellen, dat Rolf hem de komende tien jaar laat afwassen of zilver poetsen. Kerel! Wat een klus! Dertienhonderd messen, lepels en vorken poetsen! Dat zou ik graag willen doen, als ik eenmaal gepensioneerd ben.'

Hij stond op.

'Waar ga je naartoe,' vroeg Vivier.

Sanda haalde zijn schouders op.

'Onder ons gezegd...,' opnieuw fluisterde hij, '... op de afdeling logistiek van het schip zit een technica met donker haar, die ook de zorg heeft voor de koffieautomaat en de papieren bekertjes. Mis­schien mag ze me en geeft ze me een kop koffie.'

Bontainer schudde zijn hoofd en nam de plaats van de eerste officier in. Even maar, hoopte hij.

 

Het was onder andere de taak van de afdeling logistiek om uit te reke­nen, hoe de staat van paraatheid van het schip te lijden had, als er half alarm was geslagen en de be­manning in de verschillende kanti­nes probeerde het middageten naar binnen te werken. Voor dit geval was een precies programma ont­wikkeld; het ene deel van de beman­ning van de afzonderlijke stations loste steeds het andere deel af. In de gangen, liften en op de lopende ban­den heerste een druk, maar exact gepland verkeer.

John Sanda was snel in de kleine mess van het dek, waarop de commandocentrale de voornaamste af­deling was. De mess was niet zo vol en Sanda zocht totdat hij het meisje had gevonden. Hij ging op een van de barkrukken zitten en legde zijn onderarmen op de bar.

De vrouw met het zwarte haar kwam naar hem toe en bleef voor hem staan. Ze keek Sanda spottend aan.

'Wat mag het zijn, luitenant?' vroeg ze.

Sanda grijnsde en antwoordde:

'Ik zit met een klein probleempje. Als een eerste officier honderdzes­tig meter loopt om een meisje van de afdeling logistiek te treffen, wel­ke afstand legt een onderofficier dan af om te kunnen praten met een biologe?'

Ironisch antwoordde het meisje met het pagekapsel:

'Ongeveer zevenendertig millime­ter. Hoe wilt u uw koffie?'

'Liefdevol geserveerd, Dana,' zei Sanda.

'Met suiker?'

'Natuurlijk.'

Sanda haalde zijn eten aan de coun­ter, kwam terug en stak, toen hij klaar was en achterover leunde, een sigaret op.

'Hoe staat het met jouw post in de centrale?' vroeg Dana Norfolk.

Sanda keek haar ernstig aan.

'Commandant Vivier Bontainer heeft, deels uit vriendschap, deels uit verantwoordelijkheid, mijn werk overgenomen. Op het mo­ment is het rustig, zodat ik me niet geremd voel om gebruik te maken van deze omstandigheden. Wan­neer bent u hier klaar?'

'Om zestien uur scheepstijd. Wilt u mij vergezellen naar mijn werkter­rein?'

'Waar u ook heen gaat, ik zal u volgen - tenminste af en toe,' zei hij. 'Hoe langer ik je hier bekijk, duifje, hoe zekerder ik ervan word, dat je op zekere dag in mijn kleine zwarte boekje genoteerd zal worden. In het "boek van de honderd adressen".'

'Dat denk jij, Sanda!'

Hij knikte zelfbewust.

'Dat weet ik, Dana.'

'En wat zou je vriend en chef daar­van zeggen?' vroeg het meisje en begon doelbewust en met grote snelheid de sporen van het eten van ongeveer tweehonderd personen weg te vegen.

'Omdat we voortdurend wachten en er een algemene werkeloosheid heerst, zal hij blij zijn met iedere afwisseling aan boord.'

Hij keek op zijn horloge en zei:

'Vijf minuten voor zestien uur. Zou de Crest zich midden in de nacht melden?'

Er waren steeds minder borden, kopjes, vorken en lepels en asbak­ken te zien. De half geautomatiseer­de spoelkeuken functioneerde. Hij maakte de vaat schoon, droogde alles en stapelde het weer op in de kast. Daarna zette Dana Norfolk de installatie uit, schonk zichzelf een kop koffie in en ging naast Sanda zitten.

'Heb je misschien een sigaret voor me?' vroeg ze.

'Misschien ook wel vuur,' zei hij. 'Wie maakt de counter eigenlijk schoon, als jij niet meer in dienst bent en wij de koffie omgooien?'

Door de sigarettenrook heen keek ze hem met fonkelende ogen aan.

'Voor zo'n goed gekwalificeerd ie­mand als een eerste officier moet zijn, klets je soms een onzin bij elkaar, dat je niet goed wordt. Hoe is dat te verklaren, John?'

'Jouw nabijheid, Dana, brengt mij in verwarring,' zei hij. 'Ik ben plot­seling onzeker, begin te stotteren en krijg vochtige handpalmen, klets onzin en stel me er tevreden mee om in je fascinerende blauwe ogen te mogen turen, als naar het scherm van een pararuimteverkenner.'

Dana lachte.

'Laten we zakelijk blijven, John. Hoelang ken je Bontainer al?'

Hij glimlachte.

'Ongeveer zes jaar. Sinds drie jaar zijn we een soort vrienden gewor­den. Maar... Bontainer is getrouwd. Je maakt geen kans. Hou je maar aan mij.'

Ze legde haar hand op zijn onder­arm en antwoordde:

'Ik hou me aan mijn eigen voorzich­tigheid en de goede adviezen van mijn moeder. Ik vertrouw nooit een soldaat.'

Sanda was verbluft, daarna lachte hij.

'Je bent een schat,' zei hij, 'maar van mij weet je niets. Ik ben hier eerste officier, maar in Terrania City leid ik in mijn kleine woning in Atlan Village een geheim dubbel leven. Alleen hele goede vrienden weten, wat ik daar uitspook. Maar ik kan je verzekeren, dat dat met de Terraanse vloot niets te maken heeft. Hele­maal niets!'

Ze drukte haar sigaret uit en ant­woordde:

'Heel geheimzinnig. Wil je het me zeggen?'

Hij schudde zijn hoofd.

'Dan moeten we eerst hele goede vrienden zijn, meer dan goede vrienden, meisje. Dan... mis­schien.'

Ze tikte met haar wijsvinger tegen zijn voorhoofd en antwoordde:

'Misschien kom ik wel eens naar Atlan Village. Dan neem ik een paar sterke mannen mee of een robot en breek bij je in. Dan kom ik het zonder meer te weten.'

Hij boog zijn hoofd voorover om haar iets in het oor te fluisteren, toen plotseling de sirene begon te loeien.

Daarna gaven de luidsprekers een klik.

Bontainers stem was te horen, hard en luid. Terwijl John Sanda zich van de barkruk liet glijden, keek hij op zijn horloge en stelde vast, dat het dertig minuten over vier was en hoorde:

'Bontainer aan allen. Van nu af aan compleet alarm. Hyperradio-ont­vangers hebben gereageerd. Het is een noodkreet - SOS - PR! - in open radiotaal. Het volgende gecodeerde radiobericht werd zoëven ontcij­ferd. Iedereen op zijn post. Ik infor­meer u, zodra we meer weten. Slui­ten.'

Sanda stormde door de mess, duw­de een paar mannen opzij en draai­de zijn hoofd om.

'Denk aan me, Dana!' brulde hij. 'Op het ogenblik van het gevaar zal ik je redden. Als ik zin heb.'

Ze zwaaide terug en liep de andere uitgang uit.

Sanda zag een stoel over het hoofd, struikelde en botste met zijn hoofd tegen het open glijdende luik. Hij vloekte zachtjes, hoorde het gelach van de andere mannen en rende door de gangen. Een minuut en tien seconden later bleef hij naast Bon­tainer staan en zei kortaf:

'Hier ben ik, Vivier.'

Bontainer knikte kort en zei:

'Ik geef het over. Startklaar maken. Data's worden verstrekt, John.'

'Okay.'

04 juli 2437 galactische standaard­tijd. 16:31 uur.

Precies een minuut geleden was het radiobericht ontvangen. Bin­nen enkele seconden veran-derde het Explorerschip in een gevechtsklare, koortsachtige eenheid. Alle posten waren bezet, niemand was meer in de gangen te vinden. In de afzonderlijke secties van het schip gingen de luiken automatisch dicht. Veiligheidssystemen werden ingeschakeld, leidingen werden vrijgegeven.

 

 

 

 

2.

 

De hyperruimteontvangers hadden gereageerd. Met een zeer gering vo­lume, maar uitgesproken duidelijk te horen, had een zender het SOS-teken uitgezonden. De zender bezat een grote capaciteit, dus scheen het schip zeer ver verwijderd te zijn. Of de zender werd ergens door afge­schermd. In open radiotaal was het SOS-bericht ontvangen, daarna sloeg de korte impuls van het geco­deerde bericht neer op de ontvangstinstallaties van de EX-8103.

Twee minuten lang, met exacte in­tervallen, werd het gecodeerde be­richt herhaald en opgenomen. De technici van de radiocentrale na­men de impuls op een speciale band op, 'bliezen hem op' tot de normale lengte en draaiden daarna de tekst af.

Toen 16:32 uur, eindigde het radio­contact.

De lange afstandspeiling was inge­schakeld en probeerde de exacte coördinaten te peilen, waarvan het snijpunt de bron van de impulsen moest zijn.

In de commandocentrale brak ogenblikkelijk een akoestische hel los.

'Hierlangs afstandspeiler, com­mandant Bontainer.'

'Radiostation... we hebben het ge­codeerde bericht uitgerekt. We draaien de band af.'

'Rekencentrale. Moeten we de koers vastleggen?'

Bontainer haalde diep adem, dacht razendsnel na en zei toen luid en scherp:

'Rekencentrale! Leg de gegevens voor de ruwe koers vast en geef alles door aan de computer.'

Sanda draaide zich om en stak zijn hand op.

'Schip is startklaar, Vivier!'

Bontainer gaf een teken, daarna zei hij zachtjes:

'Start het schip. Gemiddelde snel­heid. Richting: Kleine Magelhaense Wolk.'

'Komt voor elkaar.'

Het schip zette zich in beweging. De machtige motoren startten, hun ca­paciteit werd gecoördineerd en de glanzende bol gierde weg met een acceleratie van driehonderd vier­kante kilometer per seconde.

'Coördinaten: 4529 tot 4391 Alpha/ II! Eerste snelheidsfase!'

'In orde.'

Als een meteoor 'viel' de EX-8103 naar beneden, naar de pool van de wolk. Daar lag ergens het doel: De Crest V, die om hulp had geroepen. De reusachtige positronische re­kenmachines van het schip draai­den op volle toeren, werden gevoed door drie of meer programma's tege-lijk. De schrijfapparatuur ratelde in een moordend tempo, de koers­instructies werden verstrekt aan de afzonderlijke controlepanelen en verschenen daar kant en klaar op de schermen, werden afgeroe­pen, nagerekend en getransfor­meerd naar het stuurgedeelte ver­zonden.

Bontainer wist, dat van zijn ingrij­pen en de paraatheid van zijn schip eindeloos veel afhing. Hij trok de microfoon naar zich toe, draaide een knop om en zei:

'Radiostation!'

'Wij zijn paraat!'

'Pak de tekst van het gecodeerde bericht, plaats hem achter mijn be­richt en zendt ze allebei in de rich­ting van de radiobrug uit. Let erop, dat het bericht duidelijk wordt ont­vangen.'

'In orde, commandant. Hoe luidt uw tekst?'

Deze dialoog vond binnen enkele seconden plaats.

'Als volgt: Schip EX-8103 vertrek naar het centrum van Magelhaense Wolk. Doelcoördinaten kunnen opgemaakt worden uit het gecodeer­de bericht. Het lijkt er veel op, dat de Crest in gevaar is. Spoed noodza­kelijk.'

'Okay!'

De reusachtige antennes van het schip werden omgedraaid en ge­richt naar de coördinaten, waar het volgende wachtende schip zich be­vond. De identificatiecode werd uitgezonden, daarna volgde het be­richt van Bontainer, tenslotte de complete tekst van het gecodeerde bericht. Tijdens deze actie voerde de EX constant zijn snelheid op, ging sneller en sneller en tenslotte was het bijna tijd voor een lineair­manoeuvre. De zware Kalupconverters begonnen te brommen, het ge­ratel van talloze machinecomplexen knetterde door de afzonder­lijke ruimtes van het schip. De bol­vormige romp begon te trillen. Glas begon zachtjes te klingelen, daarna overschreden de trillingen een be­paalde frequentie en bleef alleen het verzadigde gebrom over.

Wat was er nog te doen?

'Radiocentrale!' riep Bontainer.

Op de panoramaschermen waren de sterren van de Magelhaense Wolk te zien, niet veel aan de ran­den en het eindeloos gecompli­ceerd lijkende gewriemel in het centrum.

'Hier!'

'Zendt alstublieft via de scheepscommunicatie de tekst van het ge­codeerde bericht uit!'

'Een seconde, commandant.'

Een scherp, klikkend geluid, alsof metaal tegen metaal sloeg, drong uit alle intercomluidspre-kers van het schip. Ieder bemanningslid luisterde mee.

'Hier Harl Dephin...,' hoorden ze.

De man in de reusachtige Paladijn beschreef, wat er voorviel in de Crest. Hij vertelde snel, kort en informatief over het fenomeen aan boord, over de merkwaardige en angstaanjagende verandering, die alle mensen hadden ondergaan, be­halve de Ilt, Gucky en de Siganezen in de reusachtige stalen construc­tie van de robot. Harl Dephin be­schreef, hoe men besloten had om de wanhopige oplossing van een noodlanding in de oceaan van de planeet Neo-II te accepteren. Hij gaf een tamelijk exacte positie door, die door de kosmonauten van de Crest V berekend was, voordat het schip door de hypergolven van het neo-bilatium was opgepakt.

De laatste plaatsbepalingen had wel enige tijd geleden plaatsgevon­den, maar Harl Dephin baseerde zich erop en gebruikte de coördina­ten, om de kosmonauten van het hulpschip zoveel mogelijk steun te bieden. Het werk van de mannen was ten einde gekomen op het mo­ment, waarop ze in halfstoffelijke schepsels veranderd werden en de laatste cijfers waren niet precies. Maar dat was het werk voor de mannen aan boord van de EX in de komende uren - ze zouden er hun uiterste best voor moeten doen.

Dat was het einde van het bericht.

'Verdomme!' zei Bontainer tegen Sanda, maar zo hard, dat iedereen het in de centrale kon verstaan. 'Ik kan me ongeveer voorstellen, wat er daar in de Crest aan de hand is. Een hel voor die mensen! Alles is daar in gevaar!'

'Een vlucht is onmogelijk, deels vanwege die weigerende compu­ters, deels doordat de mannen hun apparatuur niet meer kunnen be­dienen. Ik huiver als ik eraan denk, dat de muisbever, die noch de ver­standigste noch de sterkste is, sa­men met het monster als Paladijn proberen moet om dit gigantische schip te starten! Waanzin!'

Hij zweeg even, keek snel op zijn instrumenten en zag dat het schip het kritieke tijdstip naderde voor de eerste lineairsprong. Daarna ging Bontainer verder, een verse sigaret tussen zijn vingers:

'Een vreemde zaak. Die rommel uit die eieren van de insectwezens ter­roriseert het hele schip. Vijfdui­zend mannen en vrouwen!'

Opnieuw dook het hoofd van de chef van de radiocentrale op.

'Commandant Bontainer?'

Vivier draaide zich razendsnel om en fronste zijn voorhoofd.

'Heb je...?'

'Ja. Het contactschip heeft onze melding bevestigd en wenst ons veel succes.'

Bontainer antwoordde ernstig:

'Dat kunnen we best gebruiken. Wij en de mannen van de Crest V!'

De verbinding werd verbroken.

Intussen - de minuten verstreken veel te snel en het tijdstip van de lineairmanoeuvre kwam nader - probeerden de verschillende cen­trales van het schip de vage gege­vens van de Paladijn uit te rekenen, de berekende exacte waarden aan de computer te voeren en de tijd na het eerste opduiken uit de lineair­ruimte zo kort mogelijk te houden.

De EX moest zo snel mogelijk bij zijn doel zijn en ingrijpen. Bontai­ner had het hyperradiobe-richt aan de vloot verzonden, die in sector Galaxis Noord wachtte, onder bevel van zonne-maarschalk Julian Tifflor als Vivier goed op de hoogte was.

De bevestiging was binnengeko­men, zodat de EX 8703 de lineair­ruimte in kon.

'Hier afdeling astrogatie. Overste Bontainer?'

'Ja?'

Bontainer tuurde naar het scherm.

'We hebben uitgerekend, dat het schip een afstand van meer dan drieduizend lichtjaren moet afleg­gen. Na de volgende lineairma­noeuvre weten we meer. De koers, die nu geprogram-meerd is, is juist, tenminste voorlopig.'

'Bedankt. Over drie minuten is het zo ver.'

John Sanda had alle voorbereid en de schakelingen uitgevoerd en hon­derdtachtig seconden later ging het schip de lineairruimte in.

Vivier leunde achterover en dacht na.

Hij vermoedde het volgende: Sinds het moment, waarop de noodkreet door de Crest was uit-gezonden, kon er veel gebeurd zijn. Voordat het schip in de buurt van Rhodans vlaggeschip zou zijn, gebeurde er onge­twijfeld nog veel meer. Of er nu een positieve of negatieve ontwikkeling zou plaatsvinden - Bontainer wilde niet te laat komen. Het kon om uren gaan. Om minuten zelfs; hij herin­nerde zich de expeditie, die hem voor het eerst in de buurt van Rhodan en Atlan had gebracht. Lang­zaam en aarzelend pakte hij de mi­crofoon, schakelde over op scheepscommunicatie en zei na even nadenken:

'Hier commandant. We staan misschien voor de tweede keer voor de noodzaak om de Crest te redden, of de bemanning beslis­send te helpen. Als Rhodan een noodkreet uitzendt, moet dat een goede reden hebben. We hebben geen idee van wat er tussen onze aankomst en het tijdstip van het verzenden van het bericht gebeurd is en nog gebeuren zal. We hebben ook geen precies doel. We hebben maar een ding: Haast. Grote haast.

De volgende uren en dagen zullen we ploegendienst invoeren. De helft van de bemanning slaapt, de andere helft is in voortdurende staat van alarm.

We moeten eerst drieduizend of meer lichtjaren diep in de buiten­ste regionen van het centrum bin­nendringen, dan zal het navigeren moeilijk worden en moeten we noodzakelijke veiligheidsmaatre­gelen helaas achterwege laten. Ik weet dat ik verantwoordelijkheid draag... maar we moeten alles ris­keren.

Daarop wilde ik u allemaal voorbe­reiden.'

Hij schakelde om en koos de peilcentrale.

'Als u de exacte gegevens hebt, breng ze dan alstublieft naar mij in de commandocentrale.'

Het antwoord volgde met de snel­heid, die kenmerkend was voor de Bontainer-bemanning.

'Natuurlijk, sir.'

Bontainer verbrak de verbinding.

Langs de provisorisch vastgelegde globale koers raasde Bontainer naar het centrum van de KWM. Hij hoopte, dat de radiobrug naar Tifflor toe, vlekkeloos zou functione­ren, hoopte verder, dat de EX zon­der noemenswaardige vertraging, van welke soort dan ook het doelge­bied kon bereiken en vermoedde, dat de tijd begon te dringen. De actie, waar hij zoëven aan begon­nen was, was meer dan halsbre­kend; het schip zou ongeveer zestig uur lang blootgesteld zijn aan de meest extreme risico's.

Nu waren de sterren van de panora­magalerij verdwenen. Het schip joeg met zoemende converters door de lineairruimte.

John Sanda testte zorgvuldig en bij­na schoolmeesterachtig alle instrumenten, daarna leunde hij achter­over en stak een sigaret op.

'De volgende uren zijn relatief vei­lig,' bromde hij. 'Wat ik op dit mo­ment mis is de assistentie van onze vriend met zijn dunne hals, Oomph!'

Bontainer haalde zijn schouders op.

'Ik weet niet waar hij zit, maar hij zal wel niet verdwaald zijn,' zei hij. 'Hij zeker niet.'

'Misschien iets an­ders, iets glimmends,' riposteerde John. 'Wat doen we nu verder, com­mandant?'

'Dat weet ik niet precies. Laten we eerst maar de eerste lineairetappe afwachten!'

'Akkoord.'

Bontainer gaf het commando aan John Sanda, knikte naar zijn ande­re mannen en ging naar de afdeling astronautica. Daar trof hij de ge­leerden over hun kaarten gebogen. De verschillende sectoren van de KWM waren door de verkennings­vluchten door de snelle ruimte-eenheden gedeeltelijk bekend, dus zou de EX niet zomaar een chaos invlie­gen.

Toch was nog niet iedere aparte zon geregistreerd. En van de meeste zonnen bestonden behalve de coör­dinaten in het nieuwe, ongebruike­lijke netwerk, geen andere gege­vens. Ze wisten niet of ze planeten hadden en hoeveel, men wist eigen­lijk tamelijk weinig.

Op de route naar het doel waren er maar enkele karakteristieke aan­knopingspunten. Niet meer. In de verschillende plankubussen be­stonden speciale zonnen en de kenlijnen waren beschikbaar. Een paar duizend spectra, enkele zonnen wa­ren al gecatalogiseerd. Men kende ook sterrenstelsels, waarvan het aantal planeten en zelfs de omvang van hun manen exact geregistreerd waren. Maar dat was ook alles.

'Dames en heren,' zei Bontainer en probeerde de lange getallen en hulplijnen uit elkaar te houden. 'Hoe staat het ermee?'

De leider van de afdeling schoof zijn rekentafel opzij en spreidde zijn armen uit, alsof hij wilde zeg­gen dat hij zich voor alles veront­schuldigde, zelfs voor het bestaan van die sterrenhopen, daar voor ze.

'Slecht, commandant,' antwoordde hij.

'En waarom dan wel!'

'We weten, dat het schip zich mis­schien een paar honderd lichtjaren kan vergissen. Doordat de bereken­de coördinaten niet exact zijn, is ons doelgebied een lange slang. Bin­nen deze slang liggen ontelbare zon­nen van het aangegeven type. Als het toeval ons niet te hulp komt, kunnen we wel een week zoeken.'

Vivier floot zachtjes tussen zijn tanden door.

'Dat ziet er inderdaad vervelend uit.'

'We hebben de gegevens, die Pala­dijn ons gegeven heeft goed getest. Het doel ligt vlak voor ons - we zijn op de juiste koers. We hebben een afstand van exact drieduizendeenhonderd lichtjaren berekend. Dan begint die slang. Daar zal het moei­lijk worden. We kunnen het beste van tevoren een aantal snelle li­neairmanoeuvres uitvoeren en de lange afstandspeilers drievoudig verzetten. Misschien vangen we een kort peilsignaal op.

Het spijt me: Ik kan u geen betere inlichtingen geven.'

Bontainer liet zich in een draaibare stoel vallen, strekte zijn benen uit en bromde:

'Een gele, normale zon, type Sol-Terra, G-type. Vier planeten. Nummer twee, van de zon uit-gerekend, is een voorwereldlijke waterwoes­tijn met een paar eilandcontinen­ten en zonder enige vorm van leven. Dat is een goed geschetst doel, maar zonder enige exacte aanwijzing.'

Hij noteerde een paar belangrijke getallen, bestudeerde de diagram­men en de afstandsberekeningen en stond toen op.

'Goed,' zei hij. 'We zien wel. We leggen eerst tweeëneenhalf dui­zend lichtjaren af in de lineairruim­te. Ga zo door, vrienden.'

Hij groette nonchalant en ging de centrale uit.

'Een overmoedig baasje,' zei de assi­stent. 'Raast met een helse snelheid door een onbekende ruimte, weet niet eens waar het doel is, en zegt, dat we wel zullen zien. Of hij is een zelfmoordenaar, of hij is werkelijk zo goed!'

De verantwoordelijke figuur keek de jonge man zwijgend aan, daarna antwoordde hij:

'Ik vlieg al drie jaren met Bontainer in de meest verschillende schepen. Bontainer is geen gokker. Hij weet precies wat hij doet. Denk niet, dat hij zomaar in het wilde weg het schip op het spel zet; hij zal ons alle­maal laten zien, dat hij nog steeds de oude is. Herinner je je niet de verhalen over de "actie Zuidzee"? Daar heeft kapitein Bonnie vrijwel alleen de situatie gered. En dat op huwelijksreis - dat moet een goed huwelijk worden!'

Hij grijnsde naar de jonge man, draaide zich om en zwelgde een paar seconden in zijn herinnerin­gen. Toen begon hij weer te werken. De experts in deze centrale moes­ten proberen om de massa zonnen, waar ze heen konden vliegen te beperken, door de bron van de zen­der exacter te bepalen...   of het tenminste te proberen.

Beneden, in de commandocentrale, schudde John Sanda zijn hoofd en zei hardop:

'Met deze karige gegevens zou ik zelfs niet proberen om het Goshunmeer over te steken. Maar Bonnie raast zomaar die wolk in.'

'Deze grond  hij ook  commander zijn, John-vriend!'

Tien gezichten draaiden zich om.

'Zonnen van het centrum,' loeide een van de mannen. 'Hou je aanste­kers, onderscheidingste-kenen  en ballpoints bij je. Amber is weer onder ons!'

Oomph Amber, de diefachtige Lourener, stampte door de centrale, ging nonchalant in Bontainers stoel zitten en keek triomfantelijk om zich heen.

'Snelle snelheid, schip EX, niet?' in­formeerde hij krakend.

De eerste maakte een onrustig ge­baar.

'Smeer hem, vriend. We hebben onze glimmertjes zelf nodig! En bo­vendien werken we hard. We heb­ben jouw moordende dialect niet nodig, en ook niet de geur van grap­penmakerij, waarin jij gehuld gaat.'

Amber was niet in het minst bele­digd.

'Zeker ergerlijk, Sanda, niet?' infor­meerde hij.

'Nitwit!' antwoordde de eerste. 'Er­uit!'

Oomph Amber bleef zitten, vroeg zich verbaasd af, waarom de glim­mende sterren van de beeldscher­men van de panoramagalerij ver­dwenen waren en zocht met grote, zwarte ogen zijn omgeving af, of er niet iets te vinden was, dat klein genoeg was om gestolen, verborgen en meegenomen te worden.

Hij vond niets. Nog niets.

 

Vele andere schepen zouden nu ge­strand zijn...

Maar niet de EX-8703, onder com­mando van Bontainer.

Continu stond de bemanning onder een spanning, waar betere mannen aan onderdoor zouden zijn gegaan. Bontainer scheen op alle kritieke punten aanwezig te zijn, verdeelde loftuigingen en sigaretten,beris­pingen en markante woorden, hielp en corrigeerde. John Sanda produ­ceerde zijn grappen voornamelijk in de overwegend vrouwelijk bezet­te afdelingen en de twee space-twins slaagden erin, de lange tijd te overbruggen. Tussendoor sliepen, werkten en aten ze ook nog, en het respect dat ze na de eerste vijfen­vijftig uren genoten, kon nauwe­lijks meer overtroffen worden.

In het zesenvijftigste uur dook de EX-8103 met de snelheid van het licht weer de normale ruimte in.

De sterren!

Ontelbare sterren van de buitenste regionen van het centrum. Duizen­den zonnen hingen hier en het schip joeg met de snelheid van het licht recht op de constellaties af. Onmiddellijk draaiden alle afdelin­gen op volle toeren. Camera's start­ten. De lange afstandspeiler zocht ieder plekje in de omgeving af, de astrogatoren werkten koortsachtig aan hun apparatuur en de compu­ters ratelden de nieuwe gegevens naar buiten.

'Koerscorrectie, John?' riep Bontai­ner

De space-twin gaf de waarden door.

'Moet ik corrigeren?' vroeg hij snel.

Bontainer dacht drie seconden na, vergeleek de afwijking van de bere­kende lijn en gaf een aantal cijfers door.

'Komt eraan, skipper!' zei Sanda en gaf de waarden door aan de stuurcomputer. Het schip draaide een nauwelijks waarneembaar stukje; dat kon je aan de sterren zien, die zich bewogen en daarna weer het gewone beeld vertoonden.

'Hier peiler!' schreeuwde een luid­spreker.

Dat klonk naar gevaar. De mannen in de centrale gingen plotseling kaarsrecht zitten en verstijfden.

'Zeg het maar, peiler!' riep Bonnie terug.

'Sector Blauw. Twee duidelijke im­pulsen. Het zijn grote schepen. Nu veranderen ze van koers. Naderen botskoers.'

'Afstand?' brulde Bontainer boven het lawaai van de apparaten uit.

'Veertig lichtjaren!'

'Val ons niet lastig met zulke wisse­wasjes, chef! Bij een lichtjaar wordt het kritiek!'

'Begrepen. Verder geen echo's.'

De chef van de lange afstandspei­ling keek de man naast hem aan, grijnsde verlegen en haalde zijn schouders op. Daarna zei hij:

'Wat is die koelbloedig!'

Zijn buurman mompelde:

'Koelbloedig en kennelijk gehaast.'

Het schip liet de hoge snelheid van de induikmanoeuvre niet dalen, maar raasde met de snelheid van het licht verder. De vreemde ruim­teschepen bleven ergens achter de EX hangen,  maar Bontainer be­kommerde zich geen seconde over deze twee echo's.

De mannen berekenden met koortsachtige snelheid de volgende lineairmanoeuvre, daarna ver­dween het schip weer in de tussen­ruimte. Het verdween van de scher­men van de vreemde schepen, die ongetwijfeld het explorerschip hadden gepeild. Ook dat kon Bontainer op dat moment niets sche­len.

'Over twintig seconden  duiken!' schreeuwde John Sanda. 'Opgelet!'

Het schip gierde verder, daarna, precies twintig seconden later, viel het terug in de lineairruimte.

Zo ging het verder.

Het schip, waarvan de helft van alle specialisten voortdurend in staat van alarm was, donderde door de lineairruimte, urenlang. Daarna dook het weer op, berekende een nieuwe koers of hield zich aan de oude, keerde weer terug naar de beschermende tussenruimte.

Het ene uur na het andere ver­streek.

De schoonmaakrobots, die asbak­ken leegden en bekertjes opruim­den, die vol koffie de centra-le inge­bracht waren, werkten geruisloos, maar continu verder. Opnieuw her­vatten  Bontainer en Sanda  hun zwerftocht door het schip. De Lourener herkende de stemming aan boord onmiddellijk. Hij als gevoelspeiler wist dat de zenuwspanning nog lang geen explosieve waarde had bereikt. Hij maakte zijn grap­pen, stal een paar keer glimmende dingetjes en werd achtervolgd. Ook dat werkte ontspannend.

Op een gegeven moment troffen drie Terranen elkaar in een van de kantines; dat was louter toeval.

Vivier Bontainer...

Dana Norfolk...

John Sanda...

Ze keken elkaar aan met roodomrande ogen, toch wel aangenaam verrast, daarna begonnen ze te la­chen.

Bontainer knikte even en zei:

'Ik heb vandaag een royale dag. Ik trakteer op drie koppen koffie en drie glazen alcohol. Op mijn verant­woording.'

Dana antwoordde vermoeid:

'De kapitein is altijd de eerste met het goede voorbeeld!'

'Zeker. We zullen vermoedelijk over enkele minuten arriveren in het doelgebied.'

De eerste officier keek snel op het horloge aan zijn pols en antwoord­de bliksemsnel; ondanks zijn ver­moeidheid:

'Nog veertig minuten, skipper. Ik weet precies hoelang we in de li­neairruimte blijven.'

'Veertig minuten...!'

Het was vier uur dertig; het waren de eerste uren van de 7de juli 2437.

Bontainer rook aan de hete drank, zag af van melk en suiker en schonk de alcohol in zijn kopje, nadat hij eenderde van de inhoud had opge­dronken. Dat verspreidde een be­dwelmende lucht.

'Dus moeten we vanaf vijf uur tien met die  waanzinnige speurtocht beginnen,' zei hij. 'Dat wordt een lolletje, John.'

Sanda was het ermee eens.

Maar alleen een enkele diepe blik in de unieke ogen van deze vrouw, zal mij in de juiste stemming brengen, om de afgrijselijke, wanhopige speurtocht naar Rhodans zon te kunnen overleven.'

Dana schudde haar hoofd en hield met een hand haar haar vast.

'Zeg eens, commandant: Is die man werkelijk zo goed als hij altijd voor­geeft te zijn?'

Bontainer zei rustig:

'Nog drie klassen beter, meisje. Als je handig bent, hou je je na het afsluiten van deze actie een beetje met hem bezig. Het zal je leven verrijken!'

Dana scheen meer dan verrast te zijn. Na een drukkende stilte vroeg ze:

'Meent u dat ernstig, commandant?'

Bontainer antwoordde:

'Sanda heeft met mij enkele Dolan-expedities gevlogen, die dat bewij­zen. Hij daalde af in de catacomben van Haloet en slechts door een on­voorzienbare gebeurtenis kwam het er niet van om samen met mij een geheime basis op te rollen, waarvan het bestaan de aarde ver­nietigd zou hebben. Hij is voorzien van een lichtelijk geperforeerde moraal, maar als man is hij een uniek verschijnsel.'

Sanda grijnsde scheef:

'Dat is reclame hè? En dan nog volkomen kosteloos van de kant van mijn baas!'

Bontainer drukte zijn sigaret uit, dronk zijn kopje leeg en gleed van de barkruk.

'Kom op!' zei hij en schraapte zijn keel. 'Laten we gaan, John. Rhodan roept ons en we moeten de richting nog opzoeken waar vandaan hij heeft geroepen!'

Sanda knikte naar Dana Norfolk en bleef naast Bontainer staan.

'Tot straks!' zei hij. 'En denk eraan: In Terrania City hebben wij samen een klein geheimpje!'

Ze gingen de mess uit en liepen terug naar de stuurcentrale. De gangen en lopende banden waren al drie dagen vrijwel leeg; de schotten waren gesloten en alleen de nood­verlichting brandde. Het schip maakte daardoor een spookachtige indruk.

'Te gek, niet?' vroeg Sanda opeens.

Bontainer bleef naast de antizwaartekrachtkoker in de centrale staan en vroeg:

'Wat is te gek? Het meisje of het noodbericht van Rhodan?'

Sanda grijnsde en ging zitten.

'Alle­bei,' zei hij. 'Allebei, commandant Bontainer!'

Bontainer haalde hulpeloos zijn schouders op en ging ook zitten.

 

3.

 

Het explorerschip gierde met acht­tiende van de lichtsnelheid door de normale ruimte. Rondom het schip waren overvloedig veel zonnen aan­wezig; je had er een klein Melkweg­stelsel van kunnen construeren. Duizenden felle zonnen, en alleen al in de gezochte regio van het heelal een paar honderd. Allemaal G-ty­pes. Uit snelle analyses bleek, dat ze ontelbare planeten moesten heb­ben. Bontainer staarde een paar seconden naar de massa, daarna zei hij zachtjes:

'Vervloekte mist! Het lijkt wel een doolhof!'

Een andere man in de centrale, die een uur geleden aan zijn dienst was begonnen, bevestigde deze moede­loze opmerking van Bontainer.

'Waar beginnen we met zoeken, ka­pitein?'

Bontainer lachte sarcastisch.

'Hebt u speciale wensen? Zullen we nummer zeventien van de lijst ne­men of nummer honderdtweeëntachtig?'

Sanda zei droogjes:

'Nummer een, skipper. Onze astro­nauten zijn geen stumpers; per slot van rekening heb jij  ze geselec­teerd.'

Voor de mannen lagen hele stapels sterrenfoto's. Het waren allemaal details van een sector. Op grond van de proportionele afstanden en af te leggen routes, waren de zonnen ge­nummerd, van een tot tweehonderddrieenzeventig. Tweehonderd­zeventig zonnen, die allemaal de standplaats van de Crest konden zijn. Of...

'Intussen kan de Crest V wel ergens anders geland zijn. Buiten deze sec­tor!' zei Sanda.

Bontainer scheen het er niet mee eens te zijn.

'In dat geval had Harl Dephin of Gucky vermoedelijk wel een twee­de bericht verzonden. Ze kunnen denken; en ze zullen zeker op ons wachten. Dus die mogelijkheid valt voor mij af.'

John Sanda deed er niet langer dan dertig minuten over, om met een gewaagde lineairmanoeu-vre naar de zon te vliegen. Daar voerden de peilspecialisten hun metingen uit en hadden een paar minuten later vastgesteld, dat deze zon slechts twee planeten had, absoluut niet meer.

'Verder! Nummer twee!' kreunde Sanda.

Weer met grote snelheid de lineair­ruimte in. Weer een lineairma­noeuvre, die de EX-8703 bij zon nummer twee bracht. Duur: Vier­entwintig minuten. Herhaalde me­tingen. Het resultaat was nog snel­ler beschikbaar. Niet een planeet. Terwijl de peilafdeling de eerste twee zonnen onderzocht, concen­treerde de belangstelling van de lange afstandspeiler, die nauw met de astronomen samenwerkte, zich op de laatste zonnen van de reeks. Ook deze analyses klopten - steeds minder mogelijkheden bleven over. Nog maar tweehonderddertig zon­nen.

Enkele uren verstreken met dit moeizame zoeken.

'Nu zouden we best eens door toe­val op de juiste zon kunnen stuiten!' mompelde Bontainer. 'Vier plane­ten!'

Het schip stopte op een afstand van twee astronomische eenheden van de zon.

Toen meldde de astronomische af­deling zich.

'Je zult ons niet geloven,' zei de spreker en haalde diep adem, 'maar deze zon heeft vier planeten. Hier volgen de coördinaten van nummer twee...'

John Sanda voerde de snelheid van het schip maximaal op en stelde de koers vast, terwijl de machines be­gonnen te functioneren. Het schip bereikte de helft van de lichtsnel­heid en vond de tweede planeet slechts enkele minuten later.

'Verdomme? schreeuwde Sanda, toen hij de bol op de panoramaga­lerij zag. 'Een woestijnplaneet. We zoeken het exacte tegendeel, kerel!'

'Het spijt me, eerste,' klonk de stem uit de luidspreker. 'We kunnen voor u planeten vinden. Planeten maken kunnen we nog niet!'

Sanda antwoordde vinnig:

'Laat je dan beter opleiden voor je taak in de toekomst! Lever me een tweede waterplaneet! Veel water, begrepen?'

Hij joeg het schip naar de volgende positie.

'Vanzelfsprekend. Wens je koud of warm water, John?'

Ergens achterin de centrale begon Oomph Amber hoog te lachen. Hij peilde de gevoelens van de beman­ning en wist dat de stemming nog steeds prima was en voorlopig nog wel zo zou blijven.

Sanda werd langzaam ongerust en keek op zijn horloge.

12:16 uur.

'In plaats van een middagmaal, zou­den we best wel eens een doelplaneet geserveerd kunnen krijgen,' mompelde hij.

Het schip zou binnen enkele secon­den de lineairruimte in verdwij­nen.

Naast Sanda klikte een luidspreker. Een opgewonden stem meldde zich:

'Hier peiler. Ik heb net een schokgolf gemeten!'

Sanda liet zich naar voren vallen en duwde de snelheidsregelaar een stuk terug. Daarna stelde hij de automatische apparatuur buiten werking. Die moest de Explorer de lineairruimte instoten.

'Graag exacte gegevens!' riep Bon­tainer.

Opnieuw maakte zich een onge­hoorde spanning van de mannen meester. De Lourener begon onder de indruk van zijn gevoelens onrus­tig te worden en gleed heen en weer in zijn stoel.

De stem zei:

'Om 12:16:35 uur heeft de dienst­doende Patrick Carey een hyper­schokgolf gemeten. Sector groen, deelstreep zeventien, scheepsniveau.

De energie-echo was zeer heftig; ze­ventien procent van het maximale scala. Het is de typische golf die bijvoorbeeld ontstaat, wanneer een Dolan uit de hyperruimte het Einstein-universum induikt. De eva­luatie van de schokgolf is exact - ik projecteer de waarden nu op een testscherm, opgelet!'

'Hier zijn ze!'

Sanda zei rustig:

'Bedankt, Carey!'

De specialisten van de Explorer-schepen kostten het geen moeite om deze schokgolven te peilen. Dat ging zo makkelijk, omdat de struc­tuurtasters, die in de XXI eeuw ontwikkeld waren, tot de vaste standaarduitrusting van dit schip behoorden.

Bontainer dacht aan Ken Scott, zijn beste man aan het transformatie­kanon en bromde:

'Dolans! Uitgerekend hier! Dolans... o, wat hou ik daarvan!'

Sanda's stem was luid en duide­lijk.

'Op wat voor afstand is de Dolan opgedoemd? Als het een Dolan was.'

Carey las de waarden af en ant­woordde snel:

'Tweehonderdachttien lichtjaren, eerste!'

Bontainer keek toe hoe Sanda het schip omgooide en de koersveran­dering uitvoerde. Hij had wel geen bevel gegeven, maar Sanda wist precies, hoe Bontainer zou reage­ren en had gehandeld, zoals Bontai­ner had gehandeld. Het schip ging opnieuw sneller en raasde precies op het punt af, dat tweehonderd­achttien lichtjaren verderop lag. Deze keer lagen de coördinaten on­wrikbaar vast.

'Tweehonderdachttien... maakt u zich allen gereed voor een recht­streekse lineairmanoeuvre!'

Sanda schrok.

'Eventueel razen we recht op een zon af, skipper!' waarschuwde hij.

Bontainer schudde zijn hoofd en antwoordde hard:

'We razen niet op een zon af, John. Is dat duidelijk?'

'Natuurlijk. Ik zal gauw naar buiten gaan en de ster opzij schuiven, zo­dat we er ongedeerd langs kunnen. Hoe stel je je dat voor... ?'

Hij werd onderbroken.

'Commandant! Een tweede hyper­schokgolf!'

Bontainer sprong overeind en staarde Carey aan, alsof de man een flauw grapje had gemaakt.

'Wat?'

'Geen vergissing! Naast de eerste schok. Zelfde positie, zelfde intensi­teit, zelfde afstand!'

Bontainer boog het hoofd, keek naar de sterren in deze sector van het centrum en zei daarna grim­mig:

'Bedankt - dat is voldoende.'

De space-twins communiceerden even met een lange blik. Het schip had vrijwel de snelheid van het licht bereikt en verdween in de lineairruimte. De Explorer schoot snel en met uiterste perfectie op het gepeilde doel af. Bontainer was ervan overtuigd, dat het noodbericht - of een ander bericht, dat hij niet had kunnen horen, omdat het schip zich in de lineairruimte be­vond - ook de twee Dolans had aangelokt. Voor de Crest vormden die twee halfbiologische oorlogs­schepen onder normale omstandig­heden zeker geen probleem. Maar nu lag de zaak anders. Een schip vol halfstoffelijke schimmen kon niet strijden.

Tien minuten verstreken.

Een uur... twee uur... vijf uur.

Tenslotte, om 23:45 uur, schoot de Explorer de lineairruimte uit en remde  met enorme  waarden  af. Vlak voor ze hing een gele zon. Dat het een G-type was, meende Sanda zelfs met zijn oververmoeide ogen te kunnen vaststellen.

'Peiler,' zei hij. 'Het normale onder­zoek!'

'Heel goed. De tweede planeet moet vol warm badwater zijn, indien mo­gelijk voor meneer Sanda met den­nennaalden extract geparfu­meerd!'

De afstand tussen schip en zon bedroeg een half lichtjaar. Dat kon je binnen een paar seconden vast­stellen.

De tweede conclusie was, dat er inderdaad vier planeten aanwezig waren. Men ontdekte de tweede, die zich in een baan rechts van het schip bevond; de EX-8703 was toe­vallig precies op het niveau van de baan van de planeet uitgekomen. Langzaam dreef de metalen bol er naartoe, recht op de zon af.

'Nu wacht ik alleen nog op de analy­se van de tweede planeet,' zei Bon­tainer, stond op en begon nerveus achter zijn commandostoel op en neer te lopen.

'Vermoedelijk. Iedere jager heeft geluk nodig,' zei Sanda. 'En ik heb acht uur slaap nodig en een liter koffie van Dana Norfolk.'

'Nix Norfolk,' zei Oomph Amber. 'Gevecht nu vermoedelijkheid!'

Sanda knikte berustend. 'Zeker-wijs,' zei hij, het gruwelijke Interkosmo van de Lourener ge­bruikend.

'Hier peiler. De tweede planeet is een waterwereld. De coördinaten staan al vast.'

Bontainer wees naar de panoramaschermen.

'Kom op! Met een snelle, zorgvul­dige lineairmanoeuvre precies naar de tweede planeet.'

Onder Sanda's vinger bewogen zich data, werden snelheidsfaserege­laars verschoven, begon-nen machi­nes te brommen en de computer zou het schip tot op de meter pre­cies op de gewen-ste plek brengen. De EX ging sneller, raasde op die positie af en verdween in de lineair­ruimte.

Ergens voor ze wachtten twee Dolans.

'Bontainer heeft al twee schepen door Dolans verloren!' dacht Sanda. 'Zal hij het risico nemen, dat hij ook nog een derde, supermodern schip verliest?'

Hij verbond de intercom door met de vuurleidingcentrale en zei halfluid:

'Ken Scott?'

Binnen enkele seconden wisselde het beeld.

'Hier! John... wat is er?'

'Je hebt natuurlijk meegeluisterd naar de gesprekken tussen de afzonderlijke centrales. Er moet ge­vochten worden. Laad je speel­goed!'

Scott schudde bijna verveeld zijn hoofd.

'Dat is allemaal allang gebeurd, eer­ste. Krijg je het benauwd?'

Sanda grijnsde vaag.

'Niet als ik met jou spreek. Dan gaat mijn hart opeens sneller kloppen. Succes, Ken!'

Ken groette nonchalant en ant­woordde:

'Bedankt, in ieder geval!'

Waar niemand op had kunnen re­kenen - maar wat iedereen  aan boord had gehoopt - dat was ge­beurd.

Vivier Bontainer had met zijn snel­le vlucht de planeet gevonden. Daar, ergens in deze nog abstracte wereld, moesten Rhodan, zijn man­nen en de Crest V zich bevinden.

Als ze intussen niet verder gevlogen waren...

 

Ongeveer vierduizend meter lag bo­ven het schip.

Het reusachtige schip was half weggezakt in de modder. De mach­tige landingspoten hadden onder het zwarte slib houvast gevonden. Zelfs de kleinste opening was afge­sloten. Ook de motoren waren door het veiligheidsmechanisme water­dicht gemaakt. Alle machines van het schip waren uitgeschakeld - de Crest scheen verdwenen te zijn... dood, onzichtbaar, niet meer te pei­len. De golven van de hyperstraling, die het binnenste van het schip veranderden in een geluidloze, door impulsen geteisterde hel, werden overstemd. Dit effect had men moe­ten betalen met de voorspelbare dood van de planeet Neo-II. Deze wereld was nog in het oerstadium en droeg geen leven. Rotsen, een paar lage plantjes, watervlaktes en zand waren de enige zichtbare ken­merken aan het oppervlak.

Een atoombom had de planeet ver­nietigd.

Nog niet helemaal.

Alleen de zware elementen van Neo-II waren opgelost. De atoombrand woekerde langzaam voort en gaf de groene schimmen aan boord nog enig uitstel van executie. Vijfdui­zend mannen en vrouwen waren veranderd in stralende schimmen, die zich aan boord bewogen als in een gevangenis; een vesting, waar­van de wanden en tralies transpa­rant waren geworden. Maar wat had je aan een land, waar je door­heen kon lopen, als je je daardoor alleen maar verplaatste naar een ander gedeelte van deze gevange­nis?

Perry Rhodan en Atlan, allebei niets anders dan stralende schim­men, zonder enige mogelijkheid om met de hand een enkele mecha­nisch werkende knop om te draaien, hadden dit gegeven voor ogen:

Volgens voortdurend herhaalde be­rekeningen was de definitieve ex­plosie van de waterplaneet op 8 juli standaardtijd, omstreeks twee uur te verwachten. Arriveerden er voor dat tijdstip redders?

Anders was Perry Rhodan gedwon­gen om te vertrekken uit de bran­dende hel van deze planeet, maar dan alleen met Paladijn en Gucky aan de instrumenten. Dat beteken­de practisch zelfmoord, want het vlaggeschip kon niet door twee in­dividuen gestart worden, omdat an­ders tientallen mannen recht­streeks deelnamen aan de startmanoeuvre.

Dus had Rhodan twee alternatie­ven:

Wachten tot redding kwam opda­gen, of zich, wat zelfmoord was, met een bliksemsnelle start door de patrouillerende schepen heen in de lineairruimte storten.

De communicatie tussen de vijfdui­zend Terranen vond nog steeds plaats, door middel van de vreemde hyperradioprocedure. De donker­groene gloed van de lichamen was intussen veranderd. Nu dwaalden vijfduizend Terranen in het schip rond en verspreidden een fellere gloed, een iriserend groen. De om­trekken van de lichamen en de gezichtsvormen waren nog steeds enigszins te herkennen. De speciale trekjes leken wat troebel maar de karakteristieke kenmerken waren nog even duidelijk als voorheen.

Zonder moeite liepen de mensen door de muren en luiken heen.

Rhodan wist met een dodelijke ze­kerheid: Als deze toestand nog lang duurde, zouden zijn mannen in de armen van de waanzin worden ge­dreven. Ze konden niets doen - ze waren veroordeeld tot werkeloos toezien. Alleen op hyperfrequente basis was er contact mogelijk, dat echter meestal werd gestoord en onduidelijk was. Rhodans pro­bleem was, dat hij met de Paladijn wilde spreken.

Uit een groep van felgroene, stra­lende mannen maakte de kolos zich los, toen de opperregent hem aan­sprak. Je hoorde geen geluid; alleen de golven werden uitgezonden en ontvangen. Maar er waren, behalve Gucky, geen oren die geluiden kon­den horen in dit schip.

'Ik hoor u, sir,' zei Harl Dephin.

De zendcapaciteit van Paladijn was zo gering, dat hij in het beste geval in een kleine sector van het schip, maar in geen geval buiten de zee gehoord kon worden.

'Waar zit Gucky, Paladijn?' vroeg Rhodan.

Aan Atlans gezicht kon je zien, dat de Arkonide de woorden maar vaag had verstaan.

'Gucky?' vroeg Harl Dephin terug.

'Waar is hij?' dacht Rhodan, of in ieder geval noemde hij in gedach­ten deze manier van communice­ren zo.

'Gucky is in de kombuis. Het arme ventje heeft honger, nu zijn maag weer tot rust is gekomen.'

Rhodan knikte.

'Haal hem of roep hem alsjeblieft hierheen, Harl Dephin,' zei hij met nadruk.

Het was een bizar tafereel. Dat wil zeggen, het zou bizar geweest zijn, als niet het dreigende gevaar het kenmerk van deze situatie was ge­weest. In de commandocentrale van het schip, voor de blinde en doffe armaturen, stonden de schimmen van de mannen, onder wie Rhodan en Atlan. Voor de twee mannen stond Paladijn, schimmig, maar wel goed te zien. Op de huid van de reuzenrobot werd de fluo­rescerende gloed van de andere mannen weerspiegeld.

'Waar heb je Gucky voor nodig?' vroeg Paladijn.

'Om twee uur spat deze planeet uit elkaar,' zei Rhodan. 'Spring met Gucky terug naar het kleine eiland en probeer eventuele reddingsschepen te peilen.'

Harl Dephin wist, dat Rhodan nog steeds sceptisch was.

Hij, die over verreikende ontvanginstallaties beschikte, meende een duidelijk bevestigingste-ken op zijn SOS-oproep ontvangen te hebben. Het scheen afkomstig te zijn van een Explorer-schip.

'Straks dan maar, sir?'

Alweer werd het contact verstoord; teveel dominerende golven maak­ten de ontvangst voor een gedeelte onmogelijk.

'Wat?' vroeg Rhodan.

Dephin concentreerde zich en vroeg terug:

'Zullen we nu meteen springen, sir?'

'Natuurlijk,' zei de opperregent. 'We hebben nog maar een paar uur de tijd!'

'Begrepen!'

De Paladijn stapte de ruimte uit, daarna bedacht Harl Dephin, dat hij zich hier niet hoefde in te hou­den en bewoog zich sneller en met vloeiender bewegingen.

Hij vond Gucky in de kombuis.

Nu verliep het contact normaal.

'Hallo, dwerg,' zei Dephin en draai­de het volume van de versterker wat lager. 'Rhodan heeft een nieu­we klus voor ons!'

Gucky stak afwerend zijn handjes in de dikke handschoenen omhoog en zei:

'Soms weer proberen om die kolos te verplaatsen? Nee hoor... ik ben nog uitgeput van de inspanningen.'

Dreigend antwoordde de Paladijn:

'Probeer niet te staken! Kom op, we moeten terug springen naar dat kleine eiland en daar uitkijken naar schepen. Rhodan hoopt, dat een deel van de vloot al om de planeet cirkelt en ons zoekt. Er is haast bij, Gucky!'

Gucky schudde geërgerd zijn hoofd.

'Altijd die haast,' zei hij. 'Nou, kom op dikke! Ik zal je optillen, naar het oppervlak. Zeg eens - heb jij gegeten de laatste tijd?'

Harl Dephin informeerde verward:

'Waarom?'

'Omdat je plotseling zo zwaar bent geworden, dikke!'

De Siganees probeerde maar niet om uit te leggen aan Gucky, dat de voorraden aan boord van Paladijn niets aan het gewicht van de con­structie veranderden, of ze nu in verpakking of in de magen van de zes Siganezen zaten. Hij tilde met zijn beide actiearmen de Ilt op, hield hem vast zonder hem te ver­pletteren en wachtte af.

Gucky concentreerde zich op het doel en sprong.

Plotseling verschenen ze op het op­pervlak van Neo-II. Hier heerste een ander soort chaos als in de Crest, maar geen geringere. Daar beneden waren het de groene gloed en de weigerende computers, hier waren het vuur en vlammen, damp en rook. Het oppervlak van de pla­neet werd geteisterd door een ener­gieorkaan.

De plek, waar ze weer stoffelijk waren geworden, bestond nog uit gesteente. Alleen was het gesteente zo heet, dat het water, dat tegen zijn flanken aansloeg, dadelijk ver­dampte. Het oppervlak van de zee, die zich nog een paar uur geleden van horizon tot horizon had uitge­strekt, kookte of scheen te koken. In ieder geval was het kleine rotsei­land in dikke wolken verpakt. Deze wolken werden door een Hurricane, die hier ontstaan was, meege­sleurd, waardoor je enkele secon­den lang de grotere naburige eilan­den kon zien.

Daar waren vulkanen uitgebar­sten.

Ze slingerden laaiende kolommen en vurige bollen omhoog naar de geteisterde atmosfeer. De luchtlaag van de planeet werd onophoudelijk door orkanen doorploegd en was voortdurend in beweging. Het ge­steente van de eilanden was witgloeiend en brede stromen lava baanden zich een weg naar de zee en deden daar het water verdam­pen. Regenbuien werden afgewis­seld binnen enkele seconden door asregens, de vuile neerslag werd opnieuw verdampt en omhoog geslingerd, vermengden zich met de gloeiend hete orkanen. Vlak naast het eiland stortte een reusachtig brok gesteente in het water, ge­volgd door een komeetstaart, be­staande uit gloeiende druppels lava. Door de vloedgolf werd een enorme massa water op het ge­steente geworpen. Het witgloeiende gesteente werd afgekoeld en knallend spatten de rotsen uit el­kaar. Dikke slierten gesmolten ge­steente werden omhoog geslingerd en vielen in de zee. De gloeiende adem van een hete storm veegde dertig seconden lang de omgeving van het kleine eiland leeg.

'Lekker warm hier, hè, dikke?'

Gucky draaide zich om naar Pala­dijn en wees loodrecht naar boven.

'Tijd om onze veiligheidsschermen in te schakelen,' zei hij.

Boven ze was een stukje van de hemel te zien. Het waterige blauw had plaatsgemaakt voor een dofgrijs, dat doorkliefd werd door ex­ploderende bliksemflitsen. De kleuren varieerden van kalkachtig wit tot een vuurrode gloed, die over­al scheen te domineren.

Harl Dephin keek op zijn horloge.

'We trekken de schermen op, maar wachten nog even. Een half uur. Ik zoek met mijn apparatuur de omge­ving af.'

Gucky zag, dat het energiescherm zich uitstrekte en damp en hitte tegenhield.

'Wanneer wordt de planeet een ko­mische bom?' vroeg hij hardop.

'Kosmische bom, kleintje!' ant­woordde de Paladijn. 'Om twee uur. Nu is het even voor enen, standaardtijd.'

'Gelukkig. Het kan alleen maar er­ger worden. Ongezellig landschap.'

'Nu stil wezen.'

De Paladijn zweeg en zette zijn peil­apparatuur in werking. Hij ontdek­te binnen de kortste keren de vijand, die nog steeds wachtte. De omloopbaan van de elf kegelschepen en die van de twee Dolans lagen zeer ver van de planeet af; kennelijk vermoedden de bemanningen, hoe gevaarlijk een ontploffende planeet kon worden. De Siganezen binnen in het metalen monster wisten daarentegen, dat het bestaan van de Terranen in groot gevaar was. Elf schepen en twee Dolans - dat waren dertien gevaarlijke eenheden, die op dit moment voor het vlaggeschip niet alleen een gevaar betekenden. De vijfduizend hulpeloze mensen aan boord, konden geen enkel ge­schut bedienen. Het einde was al­leen nog maar een kwestie van seconden.

Niet alleen het einde van de vijfdui­zend mensen.

Maar ook het einde voor de Paladijn en de muisbever.

'Hé, dikke,' zei Gucky na een tijdje. 'Wat zeggen je verstandige appara­ten?'

'Ze zeggen, dat dertien schepen eensgezind op ons wachten.'

Gucky schraapte zijn keel, om zijn panische angst niet te laten mer­ken.

'Mijn apparaten zeggen, dat mijn veiligheidsscherm gauw zal instor­ten. Bovendien zeggen mijn valken­ogen me, dat het eiland straks on­der ons wegvliegt, als het al niet in de lucht is gevlogen, als een kleine vulkaan. De zee kookt al!'

Onverstoorbaar antwoordde Harl Dephin:

'We blijven wachten.'

Gucky wist, dat ze zich op het beslissende moment door middel van teleportatie uit de voeten kon­den maken, maar dit moment was niet erg ver meer.

 

4.

 

Abrupt was de EX-8103 in complete alarmtoestand.

Terwijl de sirenes, zoemers en lichtsignalen de bemanning wek­ten en de mannen zich razendsnel klaar maakten om zich bij hun col­lega's te voegen, kwamen de eerste peilingen binnen.

'Dat is een vervloekt wespennest, waar we onze neus in hebben gesto­ken, commandant,' zei John Sanda. 'Kijk maar eens op de schermen!'

De lange afstandspeiler had binnen enkele  seconden vastgesteld, dat die tweede planeet alles behalve eenzaam en verlaten was. Hij scheen juist het trefpunt van talrij­ke schepen geworden te zijn.

'Keurig - elf eenheden,   nee... twaalf, dertien!'

Bontainer corrigeerde:

'Twee van die echo's zijn afkomstig van Dolans. Een ervan is tamelijk dicht bij de planeet, de andere komt uit de buurt van de wachtende kegelschepen. Ik zal...'

Hij dacht lang en ingespannen na.

Toen nam hij een besluit.

Hij pakte de microfoon en drukte een paar knoppen in, daarna ont­waakte de intercoms van het schip tot nieuw leven.

'Bontainer aan allen,' zei hij snel. 'Korvetten een tot vier gereedhouden in sluis. We zullen een aantal aanvallen uitvoeren. Het verzamel­punt voor allen is de rode dubbel­zon. Afstand hier vandaan 2328 lichtjaren. Daar komen we allemaal bij elkaar, wat er ook gebeurt. Be­vestigen overbodig, omdat de data aan boord van alle korvetten zijn.

De korvetten zijn over tien minuten startklaar.'

Vier keer klonk het 'akkoord'-teken.

'Bedankt.'

Bontainer keek Sanda aan.

'Wat zegt de radioafdeling?'

'Nog niets,' antwoordde de eerste en wreef in zijn roodomrande, ver­moeide ogen. 'Ze blijven naar signa­len zoeken, maar hebben nog steeds niets gevonden.'

'Goed. We wachten nog een paar minuten.'

In gedachten keek hij op zijn horlo­ge.

Het was 8 juli, 's nachts 01:20 uur.

Terwijl de bemanningen zich ver­zamelden en de vier sloepen be­manden, dacht Bontainer verder na. Deze vreemde schepen, die daar wachtten, wachtten natuurlijk ook op Rhodan of op een teken van hem. Twee tegen dertien, dat was geen goede verhouding. Hij herin­nerde zich de truc, die hij gebruikt had tegen de Akonenschepen; die scheen een tijdje gewerkt te heb­ben.

'Bontainer aan korvetcomman­danten,' zei hij luid. 'Intercom in­schakelen.'

Vier kleine schermen gloeiden aan boven zijn controlepaneel en hij zag de vier mannen, die stuk voor stuk verantwoordelijk waren voor een sloep. De strategisch belangrijke plaatsen in het schip waren, zo goed als dat indertijd mogelijk was ge­weest, bezet door mannen, die al langer met Vivier hadden gevlo­gen.

'Herinneren jullie je de truc, die we gebruikt hebben, toen we Rhodan oppikten van de oer-planeet?'

'Natuurlijk. We deden net of we met een hele vloot kwamen, com­mandant.'

'Goed,' antwoordde Bontainer. 'Denk daar goed aan, als jullie van mij opeens een hele reeks onbegrij­pelijke radioberichten binnen krij­gen.'

'Komt voor de bakker!' zei een van de vier mannen en hij lachte even.

'Als ik jullie een startbevel geef,' ging Bontainer verder, 'dan ver­dwijnen jullie ogenblikkelijk naar de lineairruimte, verwijderen jullie driehonderd lichtjaren, weg van de zon en wachtten daar op onze signa­len.'

'Akkoord!'

De commandant had een plan ge­maakt, dat opgebouwd was uit een grote hoeveelheid verschillende factoren. Al deze elementen moes­ten samenwerken, als kleine precisie tandraderen, om deze onder­neming tot een goed einde te bren­gen.

'Jullie weten wat je te doen staat en ik vertrouw op jullie,' besloot hij. 'Vanaf dit moment geef ik alleen nog maar het startbevel, verder niets. Houd je eraan. Radiosta­tion?'

Zijn vingers schoten omhoog van de contactknoppen en drukten op anderen.

'Hier!'

'Hebben jullie iets ontvangen?'

Het antwoord volgde ogenblikke­lijk.

'Ja en nee. De planeet is in een stadium van chaos. We ontvangen een grote hoeveelheid storingen die veroorzaakt worden door ontladin­gen binnen de luchtlaag. Maar onze richtantennes zullen ook nog wel andere signalen ontdekken. We ho­ren nog niets.'

'Ontladingen... de planeet is dus al in een stadium van vernietiging, waardoor deze storingen worden veroorzaakt. Laten we nog maar even wachten.'

En precies om 01:25 kwamen de eerste signalen duidelijk binnen.

 

De veiligheidsschermen van Gucky en Paladijn, die op het roodgloeien­de eiland stonden, flikkerden. Ze waren overbelast. De hitte, die de rotsen uitstraalden, was enorm. De atmosfeer had niet veel overeen­komst met een luchtlaag, maar leek wel een vurige orkaan. Vanuit de ruimte moest de planeet er zeer opvallend uitzien - hier beneden, vlak boven het zeeopper-vlak, was het niet langer uit te houden. Gucky's scherm zou het eerst instorten, omdat de capaciteit ervan geringer was.

'Kleintje?' vroeg de Paladijn.

i3 Text Box: Dat ben jij, Sanda!'

'Heb je ademhalingsmoeilijkhe­den, dikke?' vroeg Gucky terug en nam een wanhopige sprong, toen een stuk gesteente afbrokkelde en oploste in een hagelbui van witte, brandende vonken.

'Onder andere. Als mijn SOS opge­vangen is, is ook de Explorer nabij. Ik ga nu zonder mankeren zen­den.'

'Goed. Maar spreek snel, want an­ders worden we geroosterd. Jouw blik zal over de rotsen druppelen als honing.'

Harl Dephins opgewekte lach klonk door de luidspreker.

'Goed.'

De Paladijn schakelde zijn sterk hy­perradiozender in en begon te zen­den.

Hij zond in code.

 Eerst beschreef hij de situatie in het schip, de situatie zoals die nu op de planeet was. Hij vertelde met enkele woorden waar de twee ver­antwoordelijke figuren, Rhodan en Atlan, bang voor waren en gaf het aantal ruimteschepen van de vijand door. Hij vergat ook de twee Dolans niet, die op verschillende plaatsen wachtten. Nog steeds was Harl Dephin ervan over-tuigd dat hij vlak voor de haastige noodlan­ding in de zee van Neo-II een korte bevestiging van een Explorerschip gehoord had.

Nadat het hele verhaal afgewikkeld was, werd het gecomprimeerd tot de gewenste kortere lengte en daar­na uitgezonden.

De Paladijn richtte zijn antennes naar het punt, waar volgens zijn schattingen het schip uit de lineair­ruimte moest zijn gekomen.

Daarna zette hij de zender uit.

Zijn positie kon nu haarfijn gepeild worden.

'Luister eens, stuk blik,' mopperde Gucky luid. Hij begon zich meer dan onbehagelijk te voelen. 'Mijn veiligheidsscherm houdt het nog maar een paar minuten!'

De Paladijn wist, dat de muisbever gelijk had.

'We moeten het nog even uithou­den,' zei hij. 'Ik wacht alleen op de bevestiging.'

De bemanningen van de elf kegelschepen en de twee Dolans, die pas kortgeleden opgedoken waren, sloegen geen acht op het radiobe­richt. Het was duidelijk, dat zij het ontvangen hadden en de zender hadden gelokaliseerd, maar ze schenen van mening te zijn, dat die levende wezens op de planeet wel binnen enkele minuten zouden sterven. Ze veranderden niet eens van positie.

De Paladijn en de zes Siganezen, die zijn omvangrijke apparatuur be­dienden, bevonden zich net als de muisbever in levensgevaar. Gucky's veiligheidsscherm flikkerde even en doofde toen uit; het instru­ment gaf de geest. De hitte was te groot geworden. De machtige ag­gregaten van de Siganezen produ­ceerden nog wel genoeg energie om het scherm van de reuzenrobot in stand te houden, ook al werd het overbelast.

'Gucky - hierheen!' schreeuwde Harl Dephin.

'Ik kom eraan, schreeuw niet zo, biscuitblik!'

Gucky wachtte de halve seconde, waarin Paladijn zijn veiligheidsscherm uit- en weer inschakelde, daarna liet hij zich weer door zijn reusachtige arm grijpen en tegen zijn metalen lijf drukken. Het scherm van de robot beschutte ze allebei.

'Hoelang houdt hij het nog uit?' vroeg Gucky.

Hij voelde zich steeds minder op zijn gemak, in zijn speciale gevechtspak.

'Nog een hele tijd, kleintje!'

Opnieuw probeerde de Paladijn een lange afstandspeiling. De sche­pen hadden zich nog niet bewogen. Ze wisten, dat de exploderende pla­neet gevaarlijk voor ze kon worden en wachtten op veilige afstand tot het einde. Als de Neo-II in een reus­achtige explosie ten onder zou zijn gegaan, vlogen ze zeker weg. De planeet was nu in een kleine zon veranderd. Het water van de reus­achtige zee was bijna verdampt en al het land, dat je kon zien, was veranderd in witgloeiende lava. Steeds meer kloven barstten open, steeds dichter werden rook en de wolken van de laatste opgewekte damp. Ze hingen in een dikke laag boven het oppervlak en verborgen het inferno, dat plaatsvond vanaf het zeeoppervlak op drieduizend meter diepte, onder de voormalige zeespiegel.

Toch bleven Gucky en Paladijn wachten.

'Hoelang wil je nog wachten? Het is een uur vijfenveertig!' schreeuwde de muisbever.

'Tot het laatste moment, kleintje. We hebben alles klaargemaakt voor de noodstart. We zijn in een onder­deel van een seconde weer in de Crest. Hou je het zolang nog uit?'

Gucky zei meesmuilend:

'Voor die arme Terranen laat ik me hier in een karbonade veranderen en dat allemaal voor de karige soldij, die Rhodan betaalt. En dan winden zij zich op, als ik op mijn bescheiden manier begin over mijn heldendaden.'

'Spaar je zuurstof, knaagtand!' zei Dephin. 'Die zul je hard nodig heb­ben.'

'Wat?' Gucky deed verbaasd. 'De tand of de zuurstof?'

'Allebei.'

De afgelopen uren had Paladijn aan boord van de Crest alles voorbereid. Rhodan en de technici hadden hem verteld, wat er te doen was, in zover­re hij dat al niet zelf wist.

Men hoefde alleen nog maar een paar schakelaars om te draaien, daarna vertrok het reuzen-ruimteschip vanzelf uit de brokkelige, nu nog vochtige modderlaag, die hem tot aan de machi-nekamers bedekte. De grote overbrenger was ingescha­keld, zodat reddende bemannings­leden aan boord van de Crest kon­den komen en daar ingezet zouden worden. Rhodan en de groene gees­ten wisten dat de noodstart niet anders was dan een laatste, wanho­pige poging om aan de dood te ontsnappen. De op de loer liggende tegenstanders zouden het schip on­middellijk vernietigen, nog voordat het, traag en zonder computers kon verdwijnen in de lineairruimte. Nog steeds schenen de pseudo-Gurrads niet zeker te weten of het reuzenschip zich wel in of op Neo-II bevond; maar ze wilden zekerheid. Deze zekerheid hadden ze defini­tief, wanneer de planeet uiteen­spatte.

Het naar buiten sturen van een Space-jet was niets anders dan een afleidingsmanoeuvre geweest, die de Gurrads intussen doorzien moesten hebben. De oppervlakkige speurtocht van de Gurrads wees erop, dat ze misschien dachten, dat de Crest V zich had kunnen redden en nu met het neo-bilatium ergens anders uithing. Maar toen kwamen de radiosignalen, die hen letterlijk dwongen te wachten.

Men zou geen acht slaan op de twee eenzame wezens, die daar beneden stonden - ergens op een eiland, dat langzaam uit elkaar viel en veran­derde in louter vuur. Men wachtte alleen of een schip zich zou losma­ken van de brandende planeet.

De rest was op dit moment niet zo belangrijk.

'Verdomme!' zei Gucky. 'Mijn gevechtspak begint te smeulen. We moeten terug, Dephin!'

Hij keek angstig om zich heen.

Het kleine eiland rees eenzaam op uit een geweldige rookwolk, die van de hellingen afkwam. Het eiland begon van onderen te smelten en de rest van het water kookte kolkend. Overal hagelde het brokken steen, gloeiende slakken en vuur. Als een monument stond Paladijn daar, naast een rotswand, die onmerk­baar langzaam voorover boog. Je zou bijna kunnen uitrekenen, wan­neer hij zou instorten en in het water vallen, in het kolkende water van de reusachtige oceaan. Overal kwam land naar boven. Bliksem­flitsen schoten door de lucht, wol­ken balden zich samen en werden het volgende ogenblik aan stukken gescheurd door de gloeiende adem van de orkaan weggeblazen.

'Wacht nog even, kleintje!' bezwoer Harl Dephin hem.

'Voor mijn part. Nog een paar minu­ten, dan is het afgelopen. Hoe dan ook.'

Het leek wel, alsof de Crest V geen kans meer maakte.

Vijfduizend Terranen, Atlan en Rhodan wachtten... de groene schimmen aan boord van het schip waren vertwijfeld, koesterden een wanhoop, die iedere fantasie verre te boven ging. En het tijdstip, waar­op de planeet definitief uit elkaar zou spatten, kwam steeds dichter­bij.

Het waren nog maar een paar mi­nuten.

 

De volgende seconden, waarin de gecodeerde melding via de scheepscommunicatie werd uitgezonden, was het nog tamelijk rustig. Na de eerste woorden van de beschrij­ving, hoe Rhodan wanhopig pro­beerde om hyperpeiling van de imi­tatiewezens te voorkomen, begon­nen de mannen al te werken. Zachtjes, zodat geen enkel woord ze ontging. Toen het bericht duidelijk verstaan kon worden, riep Bontainer luid:

'Starten!'

Ogenblikkelijk stormde het schip met volle snelheid weg. Zijn doel was de planeet en het plan om met een ultrasnelle lineairmanoeuvre dit doel te bereiken, was eveneens duidelijk.

'Korvetten een tot vier - starten! Te werk gaan, zoals afge­sproken!'

De tweede instructie werd opge­volgd, toen het schip de planeet al tegemoet raasde. De sluispoorten gleden open, de EX-8103 spuwde de vier ronde sloepen uit, die op hun beurt met hoge waarden wegvlogen van het schip en de eerste lineair­manoeuvre tegemoet gierden, in een langgerekte keten.

'We zullen onze vrienden mislei­den,' beloofde Bontainer. 'Radiosta­tion?'

'Hier! Wat zijn de instructies?'

Bontainer antwoordde:

'Zendt met normale tekst. Breng verbinding tot stand met onze vier sloepen. De conversatie moet die van een vloot bestaande uit vijftig schepen met het vlaggeschip zijn. Bedenk maar wat!'

'Natuurlijk. Hoelang?'

'Tot ik zeg, dat je kunt ophouden!' zei Bontainer. 'Sluiten!'

Hij schakelde dit kanaal uit.

'Hyperradio!'

'Hier.'

Bontainer zag op de instrumenten dat het tijdstip voor een lineairsprong naderde en zei haastig:

'Breng ogenblikkelijk hyperradio­contact met Paladijn tot stand!'

'De golflengte is er over twee secon­den. .. nu: Spreken maar!'

De hyperradioverbinding was wel zwak, werd af en toe krachtig ge­stoord, maar was en bleef goed ver­staanbaar. De reusachtige, positronische versterker van de Explorer, werkte tot tevredenheid.

Terwijl vier sloepen en een paar mannen van de radiobasis de akoestische  correspondentie  van een reusachtige vloot simuleerden, sprak Bontainer met Paladijn.

Rhodan en zijn geleerden hadden in het kader van hun beperkte mo­gelijkheden  alles  gedaan  wat ze konden doen om de start van het vlaggeschip te realiseren.

De reusachtige overbrenger van de Crest was op 'ontvangst' ingesteld. De exacte controlecijfers en de instelmaat volgden.

i5  Text Box: Ze lieten het schip zonder computers starten.

Bontainer verbrak de verbinding, liet zijn eigen overbrengerperso­neel inzetten en stelde de grote overbrenger van de Explorer op zendactiviteit.

Als een hulpcommando inderdaad aan boord van de Crest V kon komen, dan kon dat alleen door de overbrenger. Bontainer drukte weer op de communicatieknop en zei scherp:

'Ik moet driehonderd specialisten hebben. Alle mannen, die in staat zijn om de machines van de Crest te bedienen, trekken nu hun zwaarste gevechtspakken aan en schakelen hun veiligheidsschermen in, voor­dat ze worden uitgezonden. Dit is een onvoorwaardelijk bevel. Bin­nen drie minuten verzamelen in de overbrengerruimte. Zodra de eer­ste man daar opduikt, wordt met het zenden begonnen. Hoogste spoed! Sluiten.'

 Enkele seconden later begonnen in de verschillende afdelingen van het schip de mannen te rennen. Ze ver­lieten hun posten, rukten hun zwaarste pakken uit de kast en testten de aggregaten. Daarna ren­den ze door de gangen, renden over lopende banden en zweefden in de antizwaartekrachtkokers naar be­neden.

Bontainer legde een hand op John Sanda's schouder.

'Zou jij de Crest een keer willen besturen, John?'

John Sanda sprong loodrecht over­eind uit zijn controlestoel en brul­de: 'Natuurlijk, de droom van iedere Space-cadet!' en rende de centrale uit.

Bontainer nam zijn post over.

Een minuut later, terwijl Bontai­ner met de Paladijn sprak kwamen de eerste mannen al uit de deuren en naderden de overbrenger. Tegelijk verdween de EX in de lineair­ruimte en kwam enkele seconden later weer in de buurt van de pla­neet tevoorschijn. Daar wachtte de vijand al, maar eindeloze afstanden scheidden de schepen.

Bontainer ontdekte verder:

Normaal  landen  of overstappen, wat voor veiligheidsmaatregelen je ook trof was uitgesloten. Maar dat was al voor elkaar. De planeet stond op het punt te exploderen - maar ook dat telde over enkele minuten niet meer.

Daarna meldde Paladijn zich af.

'Gucky - Bontainer komt. Hij zal over enkele seconden daar boven ons opduiken. We moeten terug!'

'Jammer. Het was net zo lekker warm,' mompelde Gucky, concen­treerde zich mateloos opgelucht op de commandocentrale van de Crest en teleporteerde met Paladijn terug naar het schip.

Het was werkelijk de laatste secon­de. Vaag hoorde Harl Dephin de stem van de opperregent.

'Zijn jullie... hebben jullie iets be­reikt?'

'Ja,' antwoordde de Paladijn. 'Het is gebleken, dat er een Explorerschip is gearriveerd en driehonderd man­nen door zijn overbrenger stuurt en ons zullen helpen. Ze kunnen iede­re seconde hier zijn.'

Atlan deed een stap naar voren.

'Klopt dat inderdaad?'

'Ja, natuurlijk. De naam van de commandant is Bontainer. Vivier Bontainer!'

'Alweer die Bontainer. Hij is werke­lijk de man van de laatste seconde!'

De situatie werd steeds kritieker. Het schip werd door elkaar ge­schud door onderzeese aardbevin­gen. De reusachtige landingspoten konden sommige schokken wel op­vangen, maar zware tektonische aardverschuivingen, die veroor­zaakt werden door de gloeiende kern van de uitdijende planeet, slin­gerden de Crest heen en weer. De scheepsromp galmde en jankte en door de steunberen ging een ge­kreun en gekrijs, alsof het staal levend was geworden.

Rhodan bedekte zijn ogen met bei­de handen.

'Dat was werkelijk een redding in de laatste seconde.'

Daarna draaide hij zich om en wachtte op de mannen in de ge­vechtspakken. De Explorerspe-cia­listen waren gekomen om het schip veilig en vooral snel te starten, voor­dat het samen met de planeet werd vernietigd. Gucky lag uitgeput in een hoek en had de zuurstofrege­laar van zijn pak ver opengedraaid.

'Wanneer komen ze nou eens!' schreeuwde Atlan.

Beleefd vroeg de Paladijn per hy­perradio:

'Wat bedoelt u, bevelvoerend admi­raal Atlan?'

'Geïrriteerd schudde Atlan zijn hoofd; een lichtgroene, fluoresce­rende schim, waarvan het enige ty­pische kenmerk het lange haar was.

Opnieuw wachtten ze...

 

John Sanda, de eerste officier van de EX-8103, was een van de laatsten, die door het stelsel van gangen, ban­den en kokers in de overbrenger­ruimte van de Explorer aankwam. Hij liep langzaam, omdat je met dit pak geen bijzonder snelle bewe­gingen kon uitvoeren, op de reus­achtige boog af. De helm van zijn pak stond nog open.

Zorgvuldig controleerde de eerste alle functies; van de werking daar­van hing af, of hij ook geteisterd zou worden door de mysterieuze straling of niet. Intussen keek hij hoe de mannen in de overbrenger verdwenen. Ze verschenen op het­zelfde moment in het centrum van de Crest V.

Daarna klapte hij zijn helm naar beneden, schakelde de verschillen­de verzorgingsfuncties in en de radioapparatuur, daarna draaide hij aan de schakelaar. Het veiligheidsscherm werd opgetrokken en om­hulde hem met een ondoordring­bare, onzichtbare laag.

Hij zag twee mannen van de tweede ploeg, die anders bezig waren in de commandocentrale en gaf ze een teken. Toen was hij er door, zag tegelijkertijd dezelfde wandplaten en instrumenten aan boord van de Crest en wist, dat alles nu afhing van zijn snelheid.

'Kom op!' riep hij en stak zijn hand op. 'Alle commandocentrale mannen komen met mij mee!'

Hij kende de plattegrond van de Crest wel niet precies, maar in­stinctief vond hij de uitgang, ont­dekte met vier andere mannen een antizwaartekrachtkoker en zweef­de naar boven.

Daar stond iemand... een groene schim, gloeiend als vloeibaar fos­for.

Hij wees met zijn hand naar links.

Sanda en zijn mannen, bij wie zich nog drie anderen hadden gevoegd, liepen zo snel mogelijk die kant op. Weer een korte pauze, terwijl ze door een antizwaartekrachtkoker zweefden, daarna stapten ze door de verschillende ronde ingangen de centrale in. De instrumenten gloei­den en de verbindingen met de niet-functionerende computers waren afgeklemd, dat zag Sanda op het eerste gezicht.

'Verdelen!' riep Sanda luid.

Een andere stem werd hoorbaar via het communicatiestelsel. Het was de hyperontvanger, die nu een sig­naal gaf.

'Hier Paladijn. Vraag maar. In geval van nood kan ik ook vertalen, wat Rhodan of Atlan zeggen.'

'Nauwelijks nodig,' zei Sanda, liet zich in de stoel van Merlin Akran vallen, schoof hem naar voren, om het verschil in lichaamslengte te compenseren.

Beneden in het schip, achter ze, kwamen onophoudelijk steeds meer mannen en vrouwen aan boord van de Crest. Ken Scott nam de leiding van de vuurleidingcentrale op zich en meldde zich bij Sanda. De simpele, niet via de com­puter verlopende verbindingen functioneerden vlekkeloos. John Sanda bekeek de instrumenten, zette alle machines op volle capaci­teit en zag toen, dat het veiligheids­mechanisme de jets van de aandrij­vingmotor gesloten hield. Een ge­stalte naast hem gesticuleerde wild met handen en armen en zijn mond bewoog zich smartelijk.

'Stil, geen storingen!' zei Sanda geïr­riteerd.

De stem van Paladijn voegde zich bij de stemmen van de vier andere mannen, die ook commando's ga­ven.

'De opperregent zegt, dat er haast bij is. Over drie minuten gaat de planeet de lucht in.'

Sanda gaf de juiste waarden door, trok een reeks handles naar zich toe en zei luid:

'Vertel hem, dat hij weer bevelen kan geven, als hij zich verstaanbaar kan maken.'

Harl Dephin lachte hartelijk en ant­woordde:

'Voor den ruimteduivel zal ik dat doen en doorgeven, arrogante held!'

Helden zijn meestal arrogant, dacht Sanda en ving een zware schok op, die het schip deed trillen en hem heen en weer slingerde in zijn stoel. Daarna stak hij zijn hand op en vroeg aan de mannen naast hem:

'Klaar?'

'Zeker. Sector drie zal moeilijkhe­den geven, maar ik bestuur hem met de hand.'

'Goed. Drie... twee... een... ja!'

Tegelijk met het ontsteken schoven de zware gepantserde platen van de jets af. Door de terug-stoot werd het water hier beneden gekookt, je zag dat verschijnsel op de panoramaschermen. Daarna verhief de Crest zich langzaam uit de modder, schudde het af, doorkruiste als een voorwereldlijk monster het beetje water wat nog over was en schoot door het oppervlak van de kokende oceaan. Het schip steeg op in een vuurstorm, sneller en sneller en schoot weg uit de wolken, toen John Sanda merkteken 650 bereik­te. Tegelijkertijd activeerde hij het overbelastingsscherm van het schip.

Enkele seconden verstreken.

De vlucht verliep zonder curves of afwijkingen. De mannen, die niet gesteund werden door de compu­ter, werkten als gekken, schakelden en vergeleken, en Sanda had zelfs nog tijd om het landingsgestel in te trekken. Een geweldige wolk zwart stof woei van de Crest af en werd één met de hurricane. Het was het verdroogde, verhitte en gebarsten slik van de zeebodem. Maar tenslot­te, met alle veiligheidsschermen in­geschakeld en met loeiende machi­nes, schoot het schip met volle kracht vooruit, weg uit de kolkende zee van de laatste, in witgloeiende toestand in de ruimte expanderen­de gassen. De gestalten in hun veiligheidspakken, omhuld door vei­ligheidsschermen, startten het reusachtige schip met behulp van computers.

De rest van de oceaan verdampte.

De reusachtige dampsluiers, ge­mengd met vette, zwarte rook, ver­vluchtigden, toen ze buiten de aan­trekkingskracht van de planeet wa­ren.

Brede kloven liepen door de pla­neet, kloven die vertakkingen kre­gen, groter werden en tenslotte los­te het oppervlak op in een witte gloed.

Driehonderd mannen zaten op de strategisch belangrijke punten van het schip en werkten razendsnel en betrouwbaar. Opnieuw wierp Bontainers training zijn vruchten af.

De Crest schoot uit de vlammenzee de duisternis in...

Alleen al de startmanoeuvre van het reuzenschip, uitgevoerd met in­geschakelde overbelas-tingsschermen, had de planeet in stukken kunnen rijten. Het laatste effect was, dat Neo-II explodeerde. De pla­neet spatte in verschillende stuk­ken uiteen, aangedreven door in­wendige krachten, waarna een ge­weldige vuurbal ontstond. Door de wilde, ongecontroleerde energie-uitbarstingen werd het peilen be­moeilijkt voor het schip.

Achter het schip ontstond nu een kleine Nova.

De Crest V raasde verder...

En precies voor ze, tussen de vijandelijke schepen en de reusachtige gloeiende bol, wachtte een Dolan. Met maximale snelheid donderde het vlaggeschip op de halfbiologi­sche gevechtsmachine af.

 

5.

 

De peilstations van de Crest waren bezet, maar er waren niet voldoen­de mannen om een effect van honderd procent te garanderen. Hetzelfde ging het in de radiocentrale. Maar de meeste stukken geschut waren wel bezet en Ken Scott, Bontainers beste vuurleidingofficier leidde ook in de Crest het gebruik van het transformatiegeschut.

John Sanda, die zich inspande om alle stuurmanoeuvres exact uit te voeren, hoorde in zijn helmradioluidsprekers de scherpe comman­do's, sprak met zijn medewerkers en hoorde plotseling een bekende stem al het gemompel domineren.

Een zender met hoge energie zond op de frequentie van de helmapparatuur.

Het was Vivier Bontainer.

'Hier Bontainer. Ik roep de vuurleidingcentrale, peiling en stuurafde­ling van de Crest op!'

'Hier. Ik luister!' meldde Sanda zich en voegde eraan toe: 'Sanda hier. Wat is...'

Ook Ken Scott en een man uit de peilafdeling meldden zich.

'Vlak voor jullie hangt een Dolan. Tegelijk is hij ook de zwakste scha­kel in de keten. Blaas zijn paratronscherm op, vuur een salvo af en vertrek dan onmiddellijk naar de lineairruimte. Ik houd de manoeu­vre in de gaten en we treffen elkaar zoals afgesproken. Sluiten!'

'Okay!' riep Sanda.

De kleine luidsprekers in het her­metisch afgesloten pak knarsten.

'Akkoord!'

'Ik doe mijn best!' besloot Ken Scott.

John Sanda begon opnieuw te scha­kelen. De waarden, die hij exact in zijn hoofd had, namelijk de coördi­naten van die rode dubbelzon, meer dan drieentwintighonderd lichtja­ren verderop, gierden door de halfmechanische autopiloot van het schip, waarvan de functies nu het positronische complex overnamen. Nu moesten de mannen moeizaam de controleappara-tuur bedienen en de berekende waarden in de gaten houden.

Achter het schip bleef de witte bol even groot.

Hij werd groter, terwijl de Crest hem ontvluchtte, zodat beide bewe­gingen elkaar compenseer-den. Nu zag Sanda ook duidelijk, de peilecho van de Dolan; de kleine bol bevond zich recht op de koers. Ook de twaalf andere echo's verander­den. De wachtende schepen stelden zich op in aanvalsformatie. De Crest was door ze gepeild en her­kend als de verdwenen vijand.

Opnieuw meldde Bontainer zich.

Hij gaf de positie van de Dolan door, daarna de voortdurend verande­rende positie van de Crest. Op deze manier hielp hij de mannen met de astrogatie, die teveel apparaten te bedienen hadden, om met de an­ders gebruikelijke precisie te kun­nen opereren.

De elf kegelschepen en de tweede Dolan veranderden ook van plaats en de dichtstbijzijnde Dolan schoot opzij. De Crest gierde erop af, Sanda corrigeerde de koers en riep:

'Scott - hier Sanda!'

Bedaard antwoordde Scott:

'Wat is er?'

'Ik koers op de Dolan af. Ben je klaar?'

Grimmig antwoordde Scott:

'Nou en of! Die kerel zal zich verba­zen!'

'Goed.'

De bedoeling was duidelijk. Bontainers schip raasde in een rechte hoek op de koers Dolan - Crest af. De Explorer was ook met een beman­ning van duizend mannen en volko­men gevechtsklaar en kon de Crest goed helpen. De mannen in de vuurleidingcentrale kenden hun taak; ze moesten eerst de Dolan vernieti­gen, om ongehinderd in de lineair­ruimte te kunnen komen.

Via de radio luisterde Sanda naar de instructies die Ken Scott aan zijn actiegroep gaf.

De Crest stormde onverstoorbaar verder, met de vuurbal in zijn rug.

'Contraveldstraler klaar... rich­ten. .. peilen...'

De Dolan was vermoedelijk een van die Dolans, die geregistreerd waren door de lange afstandspeiler van de Explorer en het schip veilig naar het doel hadden gebracht. De twee Dolans moesten vermoedelijk de vloot van elf kegelschepen verster­ken en zonder deze krachtige, ka­rakteristieke echo's had Bontainer het zonnestelsel en de planeet Neo-II nooit op tijd kunnen vinden.

'Een salvo, transformatiekanonnen klaar...'

De mannen van de Explorer vielen de Dolan aan. Ze openden met twee wapensystemen bijna tegelijker­tijd het vuur. Eerst gleed de cirkel­vormige echo naar het kruisvizier van de contra-veldstralers. De spe­ciale energie spleet het paratronscherm van de Dolan open, daarna had de helft van de transformatie­kanonnen hem op de korrel.

'Scherm ingestort!' meldde een hoge stem.

'Transformatievuur vrij!' riep Scott.

Een salvo van de Crest werd afge­vuurd. De buitenmicrofoons van de gevechtspakken reproduceerden het lawaai van het geschut en de scheepsromp trilde. Bijna tegelijk vuurden de transformatiekanon­nen van de twee schepen.

De Dolan ging ten onder in een krijtwitte gloed.

'Tien seconden tot volgende lineairmanoeuvre,' gaf Sanda door.

Nog een keer meldde Bontainer zich:

'Onberispelijk. Dolan vernietigd. Trefpunt zoals afgesproken!'

Toen was het schip in de lineair­ruimte.

De laatste indrukken op de schermgalerij waren angstaanjagend ge­weest. De schepen van de pseudo-Gurrads hadden zich opgesteld, de tweede Dolan was met waanzin­nige waarden aan komen stormen. De doorbraak van de Crest V was maar net op het nippertje gelukt. Sanda gunde zich de luxe van een diepe teug ademlucht en draaide daarna het zuurstofventiel weer te­rug naar zijn normale stand.

'Prima, mannen!' zei hij en zwaaide toen naar Paladijn.

'Als het al niet duidelijk was,' zei hij, 'dan zou ik Paladijn willen vragen om de opperregent het volgende mede te delen: Het schip bevindt zich in de lineairruimte, de Dolan is vernietigd en wij ontmoeten de EX-8703 op een afstand van precies 2328 lichtjaren.'

Harl Dephin antwoordde:

'Ik zal het doorgeven, Sanda.'

'Bedankt.'

De ontplofte planeet, die veranderd was in een kegelvormige lichtfeno­meen, de vernietigde Dolan, de vijandelijke schepen, de EX en de sterren... alles was van de scher­men van de pano-ramagalerij ver­dwenen. De Crest, gevuld met vijf­duizend groene gestalten en drie­honderd mannen en vrouwen in gevechtspakken, die hun veiligheidsschermen hadden ingescha­keld, raasde door de tussenruimte het verre doel tegemoet. Het directe gevaar was uitgeschakeld. Maar nog steeds terroriseerde het vreem­de effect van het neo-bilatium de bemanning van het vlaggeschip.

Rechts van Sanda hield een man op met schakelen, leunde uitgeput achterover en draaide zijn hoofd om achter het transparante vizier. Hij zwaaide met zijn hand om de aandacht van John te trekken. Ze hadden er een gewoonte van ge­maakt om niets te zeggen, zodat ze geen akoestische verwarring zou­den stichten. Nu vroeg de man naast Sanda zachtjes:

'We komen samen met Bonnie en de vier korvetten, niet?'

Even zachtjes antwoordde de eer­ste officier:

'Ja. Ik hoop, dat we de Crest even gemakkelijk de lineairruimte uit krijgen, als we de Einsteinruimte konden verlaten. Ik had geen Solar meer voor het schip gegeven, als we een minuut later gestart waren.'

De ander knikte, toen concentreer­de hij zich weer op de schalen en cijfers.

Het was nu rustig.

Sanda stond voorzichtig op, pro­beerde in het stijve materiaal van zijn pak zijn armen uit te rekken en vloekte geruisloos. Hij leunde tegen de stoel en keek naar het tafereel rondom hem. Toen ze hier binnen waren komen stormen, had hij geen tijd gehad om rond te kijken. Nu pas besefte Sanda de omvang van de catastrofe: Vijfdui­zend Terranen, wandelden hier door staal en wanden, vijfduizend fluorescerende spoken vormden de bemanning van dit moderne spookschip.

'Waanzin!' fluisterde Sanda.

Hij merkte, dat de straling, niet veel, maar meetbaar intenser was geworden, sinds hij hier binnen was gekomen. De communicatie via de helminstallaties werd slech­ter, zodra men de hyperradioapparatuur inzette. De gloed scheen in­tenser geworden te zijn. Sanda zag de opperregent, die in de buurt van zijn stoel stond.

Op de achtergrond, naast een paar officieren van de Crest, stond Atlan, die de kant van de eerste officier opkeek.

Overste Merlin Akran, de scheepscommandant werd zichtbaar.

De mannen vertoefden niet meer binnen het normale kader, maar ze waren ook nog niet door een vreem­de kosmos geabsorbeerd... op een abstracte manier bevonden ze zich op de drempel van twee manieren van bestaan. Ze bevonden zich nog steeds op deze smalle richel en het was duidelijk, dat ze vervluchtigd zouden zijn. Of dat dagen zou duren of uren, dat was alleen de vraag.

Sanda haalde zijn schouders op en gaf de reuzenrobot een teken.

'Wat wil je, Sanda?' vroeg Harl Dephin.

'Heb jij voor mij - of voor iemand anders van de EX een bevel van Rhodan of de Arkonide?'

'Nee,' zei Dephin meteen. 'Niets. Rhodan maakt zich alleen zorgen of we het ontmoetingspunt nog in een toestand zullen bereiken, die redding mogelijk maakt.'

Sanda boog het hoofd.

'Ik hoop het. Maar er is geen moge­lijkheid om het schip nog sneller te maken.'

'Juist. We kunnen voor de mannen niets doen. Ze mogen onder geen beding hun schermen uitschakelen of hun pakken openen. Ik zal dit blijven doorgeven.'

Sanda stak zijn hand op.

'Een uitstekend idee. Doe dat, Pala­dijn. Waar zit de muisbever eigen­lijk?'

Harl Dephin lachte even.

'Hij is geveld door de hitte. Hij ligt in zijn veiligheidspak met omhoog gedraaide koelinstal-latie in een hoek en zal wel slapen. Ik hoop dat hij goed en lang slaapt.'

'Ik gun het hem. Weet je waar hij is?'

'Ja. In zijn hut.'

'Voor het geval, dat we hem nodig hebben,' zei Sanda. 'Maar ik hoop, dat we hem niet in zijn slaap hoe­ven te storen.'

Hij zweeg.

De Crest raasde door de lineair­ruimte. Ook de EX-8103 was uit de normale ruimte verdwenen en koerste op het doel af. Ver voor ze, niet op de schermen te zien, draai­den de twee rode zonnen om elkaar, met kosmische traagheid.

Daar lag het doel.

 

De een na de ander schoten de sche­pen met de snelheid van het licht terug naar de Einsteinruimte.

Het was enkele dagen later.

Langzaam dreven de vier korvetten in de buurt van de zon. De rode stralen braken op de gewelfde scheepsrompen en de uitstulping in het midden vertoonde kleine, roodgloeiende reflexen. Daarna schoot de Explorer de lineairruim­te uit en remde zijn hoge induiksnelheid af. Bontainer bracht zijn schip tot vlakbij de korvetten, open­de vier sluizen en gaf de juiste com­mando's. De sloepen werden opge­pikt.

Terwijl de manoeuvre nog aan de gang was, dook de metalen reus op.

De Crest V.

Kennelijk ongedeerd. Het vlagge­schip minderde vaart, beschreef een flauwe bocht en naderde majes­tueus de EX. Radioberichten wis­selden elkaar in een razend tempo af en binnen enkele minuten was de commandant van de EX op de hoogte van de laatste gebeurte­nissen.

'John,' zei Bontainer, en niet alle mannen hoorden dit gesprek, 'ik ben hels blij, dat ons trefpunt al in de randzones van de Kleine Magelhaense Wolk ligt.'

'Bang, Bonnie?' vroeg Sanda iro­nisch.

'Ja, een beetje. Hier kunnen we tenminste niet zo snel verrast wor­den.'

De rode dubbelzon lag al in de onmiddellijke nabijheid van de ruimte zonder zonnen tussen de Melkwegen. Hier stonden de ster­ren al niet meer zo dicht op elkaar. Toch was er tussen de schepen en de lege ruimte een smalle strook, die gevuld was met sterren en pla­neten. In ieder geval was het tot de standplaats van de vloot niet meer al te ver.

'John?'

'Hier!'

'Ik ben bezig met het samenstellen van een geselecteerde bemanning van een korvet. Allemaal experts, die iets te maken hebben met hy­perfrequenties en aanverwante vakgebieden. Zorg ervoor, dat we veilig de sluis inkomen.'

'Okay, ik laat een korvet starten met een paar mannen van ons. Zij ma­ken plaats voor jullie.'

'Goed. En jij stuurt de specialisten terug, die we niet meer nodig heb­ben. Dagenlang rondlo-pen in zware gevechtspakken is geen lolletje. Dat weten we allemaal allang sinds Haloet.'

'Natuurlijk.'

Dertig minuten later was uitge­voerd, wat Bontainer had bevolen. De meeste Explorer-mannen wa­ren uitgewisseld. En ongeveer hon­derd nieuwe geleerden stapten de Crest in met Bontainer voorop. Nu had Bontainer er spijt van, dat hij alleen maar 'galactopsycholoog' of 'kosmo-psycholoog' was.

De Paladijn zorgde voor de verta­ling.

De Explorer-mannen spraken en de externe luidsprekers brachten het geluid over op de externe micro­foons van Paladijn. Hij vormde een schakel en gaf aan de groene gestal­tes, via de hyperradioverbinding door wat de 'normale' Terranen zei­den. Minder gecompliceerd ging het op dit moment niet.

'Ik ben geschokt,' zei Bontainer en schudde zijn hoofd achter zijn helm vizier. 'Dit spokenschip... hoe kunnen we helpen?'

Hij stond voor de fosforescerende schim, in wie hij Perry Rhodan kon herkennen.

Paladijn antwoordde in plaats van Rhodan:

'De opperregent zegt, dat hij er de voorkeur aan geeft om u in normale gestalte de hand te schudden. Hij zal dit inhalen.'

Rhodan scheen wel bij zijn posi­tieven te zijn, of hij gaf expres een betere indruk van de psy-chische invloed waarin zijn mannen en hij zich bevonden. Nu was de hyper­straling nog krach-tiger geworden en zelfs de radioverbinding werd daardoor gevoelig gestoord. De Siganezen schreeuwden hun kelen rauw en teisterden de versterker van hun robot.

'Bedankt. We voeren net de metin­gen uit.'

De specialisten van de EX zwerm­den uit, stelden apparaten op en maten de hyperstraling. Het bleek al gauw, dat er twee groepen getal­len bestonden. Een waarde, die door de apparatuur van de Paladijn enkele dagen geleden berekend was en de tweede waarde, die nu gold.

De straling was twee tiende-poten­ties gestegen!

En:

De intensiteit van de straling bleef stijgen!

John Sanda bleef naast zijn vriend staan en vroeg zachtjes:

'Die twee mannen daar -' het ge­knars stoorde de radioverbinding, '-zijn dat niet Doktor Bysiphere en Dokter Beriot?'

Hij meende in een van de schim­men de man te herkennen, met wie ze dagenlang in de grotten onder het oppervlak van Haloet rondgekropen waren. Doktor Beriot was de andere. Of niet? Hij vroeg het aan Harl Dephin en hoorde meteen, dat hij gelijk had.

'Ze zeggen allebei,' verklaarde Pala­dijn, 'dat ze tijdens die afgrijselijke dagen een theorie ontwikkeld heb­ben. Per slot van rekening voelen ze aan den lijve, hoe het met de Terra­nen gaat op dit moment.'

Bontainer vroeg:

'Vraag aan Bysiphere - en noem mijn naam erbij - wat hij van dit fenomeen zegt?'

Een poosje probeerden ze met inge­schakelde hyperradio-ontvangers mee te luisteren, daarna gaven ze het op.

Tenslotte klonk de stem van Pala­dijn:

'Dr. By zegt, dat het niets anders kan zijn dan een hyperinstabiele toestandsvorm van een atomaire structuurverandering in de richting van vijfdimensionale energie-eenheden.'

Bontainer en Sanda letten niet op de koortsachtige bedrijvigheid, die zich door het hele schip, in de commandocentrale en overal elders, be­gon te verbreiden.

Ze keken elkaar verbluft aan, toen bewoog Sanda zijn handen en maakte een gebaar van absolute hulpeloosheid.

'Dat is,' zei hij aarzelend, 'zeker uit­stekend geformuleerd, maar voor mij in ieder geval totaal onbegrijpe­lijk.'

Bontainer antwoordde sarcas­tisch:

'Niet voor jou, John!'

'Ik begrijp ook alleen maar de eer­ste letters,' gaf Harl Dephin toe en maakte een eind aan de vertaling. 'Maar Bysiphere en Beriot denken, dat er sprake is van een rematerialisatie van normale materie en mas­sa in de richting van een onbegrij­pelijk niets.'

'Ogenblikje,' dacht Bontainer hard­op. 'Dat betekent, dat de vaste voor­werpen veranderen en ergens ver­dwijnen, waar wij ze niet meer kun­nen vinden en ook niet meer kun­nen redden. Is dat juist? Vraag het, Dephin!'

De hyperfrequentietheoretici van de EX luisterden ook mee.

Beriot antwoordde, dat dat de jui­ste interpretatie is. Deze ontwikke­ling neemt voortdurend toe. Wat er ook gebeurt, men moet zich ontzet­tend haasten, anders verdwijnen vijfduizend mannen onder onze ogen.'

'Als hij ons zegt, wat we moeten doen, dan helpen we onmiddellijk!' verzekerde Bontainer hem.

Nu gesticuleerde Rhodan weer wild en Paladijn vertaalde:

'De medische wetenschap en de biologie vallen volgens de theorie van deze twee geleerden af.'

Bontainer knikte.

'Dat zou ik ook zeggen,' zei hij. 'Ik kan me voorstellen, hoe de vijfduizend mannen zich nu voelen.'

Hij probeerde een van de lichamen te pakken en moest ervaren, dat zijn hand door de groene gloed heen schoot, als door een dikke nevel. De figuren vloeiden wel niet in elkaar over, maar waren volkomen materieloos.

'Dus kan alleen nog hyperfysica uit­komst brengen,' stelde John Sanda vast.

'Ja,' zei Dephin.

Weer ging er een golf door het schip heen en de apparatuur stoorde. De hyperstraling had kennelijk een on­berekenbaar ritme.

'Dr. Bysiphere heeft voorgesteld om vrijwilligers met hyperfrequente golflengtes te beschieten.'

Bontainer antwoordde:

'Dat is een mogelijkheid. Zelfs iets, dat enig succes garandeert, is beter dan dat vervloekte niets doen.'

De geleerden gingen aan het werk. Ze bleven waar ze waren en ge­bruikten een gedeelte van de commandocentrale. Ze stelden de appa­raten op, stelden de straling in en haalden daarna een paar officieren voor hun schermen.

De mannen werden bekogeld met straalbuien. Niets was te zien.

'De lichamen moeten een ontkop­peling te verwerken krijgen, die het uitstralen van de opgenomen ener­gie veroorzaakt. Door oververzadi­ging moet een negatieve kortslui­ting teweeg gebracht worden,' ver­klaarde Paladijn.

'Misschien worden de mannen pas later stoffelijk - niet vlak na de bestraling?' vroeg Bontainer.

Hij zat naast Sanda in een van de stoelen en keek toe.

Er gebeurde niets...

De fluorescerende lichamen, we­zenloos en spookachtig geruisloos veranderden niet. Ze gloeiden niet minder, en werden ook niet stevi­ger. En bijna lichamelijk voelde Vivier Bontainer, hoe de tijd begon te dringen. Het was eindeloos bitter om nu op dit moment na deze dra­matische redding, eigenlijk aan de grens van de Kleine Magelhaense Wolk, te zien hoe de hele onderne­ming op deze manier moest misluk­ken. De onvervangbare mannen, op de eerste plaats Perry Rhodan en Atlan, schenen ter dood veroor­deeld te zijn.

'Heb je radioberichten verzonden?' vroeg Sanda na een poosje, zonder de werkende mannen en de wanho­pige vrijwilligers uit het oog te ver­liezen.

'Natuurlijk. Een vlooteenheid on­der commando van zonne-maarschalk Julian Tifflor heeft zijn komst aangekondigd.'

Sanda keek de commandant van opzij aan.

'Wanneer, Vivier?'

Vivier keek door het transparante venster van zijn helm naar de pols van zijn gevechtspak.

'Over ongeveer zes uur.'

Dat zouden de eerste uren van de 10de juli zijn.

'Zijn er verder nog schepen met wetenschappelijke teams bij?' vroeg Sanda.

'Vermoedelijk wel, want deze een­heden zijn niet alleen samengesteld uit oorlogsschepen.'

'Misschien zijn er daar een paar mannen, die een idee hebben. Per slot van rekening staan er vijfdui­zend mensenlevens op het spel.'

Toen liet ook John Sanda zich aflos­sen.

Hij zweefde uit een van de sluizen, naar de wachtende Space-jet, sa­men met zijn mannen. Uit andere afdelingen van de Crest kwamen mannen en vrouwen die nu afgelost waren. Op de gezichten van de be­manningsleden van de Explorer, die na de start van de volle Jet hun helmen afzetten, kon je verbijste­ring en deernis lezen, afgezien van de scherpe lijnen van vermoeid­heid.

'Verdomme!' zei een wapentechnicus. 'Toekijken is moeilijk, kunnen we die arme duivels niet helpen?'

Vermoeid antwoordde Sanda:

'Probeer het maar niet. Betere man­nen dan wij hebben geprobeerd om een uitweg te vinden. Laten we maar wachten. Ze komen wel op een idee. Terranen geven het niet zo snel op.'

De Jet schoot de sluis in en de mannen verdeelden zich. Sanda probeerde zelfs niet om Dana Nor­folk te zoeken; hij was zelfs voor koffie te uitgeput. De lineairma­noeuvres hadden zijn laatste krachtreserves aangetast.

John Sanda sliep negen uur lang en toen hij, gedoucht, geschoren en in schone kleren weer de mess inging, voelde hij zich stukken be­ter. Intussen waren er beslissende dingen gebeurd.

 

6.

 

In de eerste uren van de 10de juli verschenen op het trefpunt 'rode dubbelzon' achter elkaar honderd­vijftig Terraanse zware eenheden.

Julian Tifflors schip minderde als eerste snelheid, identificeerde snel de EX-8703 en de Crest V en daarna voegde de zilveren bol zich bij de kleine scheepseenheid.

Bontainer gaf vanaf de EX een kort commentaar en Tifflor zat voor het intercomscherm en luisterde zwij­gend naar wat de commandant te vertellen had. Toen de maarschalk het hele verhaal had gehoord, zag zijn jeugdige gezicht er gesloten uit, geteisterd door twijfels.

'Is dat alles, overste Bontainer?' vroeg hij tenslotte doodbedaard.

'Ja. Helaas. Ik kan er nog aan toevoegen, dat al mijn geleerden al ongeveer tien uur bezig zijn met het zoeken van een oplossing in de Crest.

Tot nu toe zonder enig succes.'

Tifflor knikte kortaf.

'Omdat drie Explorers en twee ex­perimentele schepen tot mijn vloot behoren, zal ik de juiste lieden met mijn apparatuur op pad sturen en hen zeggen, wat wij verwachten. Misschien is er iemand bij, die het idee van de eeuw heeft.'

'Nog iets...,' begon de comman­dant van de Explorer.

'Ja?'

'Ik heb de indruk, dat hoogste spoed geboden is. Maar het zal het beste zijn, als u ook naar de Crest vliegt en om u heen kijkt. U zult schrikken!'

'Goed, bedankt commandant. We zullen nog genoeg gelegenheid heb­ben om elkaar te spreken.'

Tifflor verbrak de beeldverbinding en begon te handelen.

Terwijl de oorlogsschepen om de twee, vlak naast elkaar zwevende ruimteschepen hun posities inna­men, naderden de vijf schepen van de geleerden en zonden hun korvet­ten de sluis uit. Tussen die en de Crest ontwikkelde zich een druk, maar geordend scheepsverkeer.

De tweede golf van actiecomman­do's was afgelost en kwam terug naar de EX-8103.

Uitgeruste geleerden uit vijf sche­pen stortten zich letterlijk op het werk in de Crest.

De mannen deden vertwijfelde po­gingen.

Maar - geen succes.

Urenlang werden theorieën uitge­werkt en dadelijk in daden omge­zet. Men probeerde het met allerlei types straling, onderwierp de fosforescerende schimmen aan een reeks onderzoeken, die in laatste instantie niets anders bewezen, dan de onmogelijkheid om hen te helpen. De stralingsintensiteit bleef toenemen; de curve werd steeds steiler. Langzaam verbreid­de zich paniek onder de geleerden. Aan de stemming bij de vijfduizend durfde niemand te denken. De voorstelling van hun wanhoop zou anders het werk verlamd hebben. Gucky, die een soort privé-inspectietocht door het schip maakte en van afdeling naar afdeling teleporteerde, hield het niet meer uit en dook op in de commandocentrale van de EX-8703 waar hij aan Bontai­ner vroeg of hij mocht blijven en zich door de officieren uit zijn ge­vechtspak liet helpen. Het leek wel, alsof hij het niet meer kon verdra­gen. Hij maakte ook niet een enkele domme opmerking, wat de man­nen als een zeer ernstig teken be­schouwden. Het lette zelfs niet op Oomph Amber, die de chaos mis­bruikte door vele glanzende dingen te stelen. Kennelijk verliepen voor John en Dana de pauzes tussen de diensturen identiek; in ieder geval zagen Dana Norfolk en de eerste officier elkaar in de mess.

Dana zat deze keer voor de counter en had het grote ontbijttableau voor zich staan. Zij scheen ook nog niet lang in dienst te zijn. John Sanda begroette haar, stelde zijn ontbijt samen en schoof zijn blad door, tot hij naast Dana zat.

'Ik mis je aanstekelijke humor, John,' zei Dana na een poosje en liet zich vuur door hem geven.

Hij knikte bitter.

'Die zal ik ook nauwelijks terugvin­den, zolang die groene schimmen daar rondzweven en door stalen wanden lopen, zoals wij door een lichtstraal.'

'Nog steeds geen succes?'

John keek haar aan en haalde zijn schouders op.

'Ik weet het niet. Heb jij Bontainer ergens gezien?'

'Nee. Maar tien minuten geleden kwam er iemand binnen, die zei dat Vivier net met Tifflor had gespro­ken. Ze schijnen een nieuwe poging te willen wagen.'

'Dan slaapt hij niet. Als hij niet slaapt, dan is hij om deze tijd in de commandocentrale,' zei Sanda, drukte zijn sigaret uit en ging naar het dichtstbijzijnde grote intercomscherm.

Hij koos de centrale.

'Goeie morgen,' begroette hij een van zijn collega's. 'Is de chef bereik­baar?'

De officier draaide zich half om en zei halfluid:

'Commandant, de eerste wenst u te spreken. Wilt u gebruik maken van deze intercom?'

Bontainer zei iets, dat John niet verstond en verscheen op het beeld.

'Hallo, John,' zei hij. 'Uitgeslapen?'

'Gaat wel, Bonnie: Ik hoorde een gerucht. Willen ze een nieuwe po­ging wagen?'

'Ja. Maar wij zijn er niet recht­streeks bij betrokken.'

'Kun je het uitleggen?'

'Ja,' antwoordde Bontainer snel. 'Door een speciaal soort instelling van een zendoverbrenger en het bij­behorende ontvangstapparaat in een van de andere Explorers hoopt men de normale stoffelijkheid weer te herstellen, of liever gezegd: te kunnen opwekken. Drie vrijwilli­gers hebben zich net gemeld.'

'Ik begrijp het. Dat wil zeggen, ik begrijp er niets van, maar ik weet waar het over gaat. Is de zonne-maarschalk daar in de Crest?'

'Ja. Hij is net zo sceptisch als wij.'

'Bestaat er een mogelijkheid,' vroeg Sanda geïnteresseerd, 'om dit expe­riment te bekijken?'

'Dat kan. We hebben hier boven twee schermen. Het ene levert beel­den op uit de Crest en de andere uit de overbrenger van de Explorer. Intussen wemelt het in de Crest van geleerden, maar alles is tot nu toe mislukt.'

Sanda knikte en antwoordde:

'Ik kom eraan. Bovendien breng ik Dana mee. Het zal haar interesse­ren.'

Bontainer glimlachte nauwelijks waarneembaar.

'Dat is al jaren niet gebeurd, dat jij een dame meenam naar de centrale. Ik durf te wedden, dat je hart in gevaar is!'

John grijnsde minachtend.

'Dat zou jou misschien overkomen, omdat je een stumper bent in dit soort dingen. Maar een Sanda over­komt zoiets niet! Sluiten.'

Hij schakelde het scherm uit.

'Ga je mee?' vroeg hij en trok Dana Norfolk mee. Het meisje keek hem verbluft van opzij aan en zei tenslotte:

'Vreemd! Als je jullie tweeën hoort, de commandant en de eerste offi­cier, zou je denken dat je twee onrij­pe cadetten voor je hebt. Vreemd genoeg draaien deze gesprekken al­leen maar om privédingen. Hoe is dat te verklaren?'

Zonder enig sarcasme antwoordde John Sanda:

'Bonnie is hier de chef. In alles, wat het schip en de leiding ervan be­treft, is hij superieur. Maar er zijn dingen, die zelfs een kosmo-psycholoog niet begrijpt. Daarin ben ik beter. Dus botsen onze vakgebie­den nooit. Dat is het geheim van de successen van de Space-twins!'

'Misschien heb je gelijk...,' begon ze.

'Ik heb gelijk!' zei Sanda koppig.

Ze bleven in de commandocentrale voor de twee schermen staan. Er stond een cirkel van offi-cieren om­heen en onder andere zag Sanda ook de muisbever. Omdat het schip zonder snelheid in de ruimte hing en het gevaar van botsen of afdrij­ven niet bestond, konden de stuurborden verlaten worden. Maar van tijd tot tijd liep een van de mannen naar het controlepaneel en testte het zorgvuldig.

Op het eerste scherm zag men de zendklare overbrenger van de Crest.

Het tweede scherm toonde de ont­vangstoverbrenger op een van de Explorers.

'Daar zijn ze, de drie vrijwilligers!' bromde Bontainer. De spanning was in zijn stem te horen.

Op een of andere manier was het gelukt om de overbrengerhal vrij te houden voor de groene, doorzich­tige schimmen. In plaats daarvan was de reusachtige ruimte vol met geleerden, die omvangrijke meet­apparatuur hadden opgesteld. Je kon de gezichten van de Terranen duidelijk zien; zonder uitzondering waren ze erg zenuwachtig. De drie doorzichtige gestaltes liepen lang­zaam naar de overbrenger, bleven een paar meter voor de gloeiende zuilen staan en zetten zich daarna op een teken van de verantwoorde­lijke hyperfysicus in beweging.

Ze bereikten het middelpunt van de overbrenger.

En verdwenen...

... en doken op hetzelfde moment weer op in het contra-apparaat. Een gemompel van verrassing ging door de ruimtes, waarin de inge­schakelde beeldschermen zich be­vonden.

'Vervloekt!' fluisterde Bontainer.

De toestand van de drie lichamen was op geen enkele manier veran­derd. De drie bemannings-leden van de Crest waren nog steeds half doorzichtig en verspreidden een groene gloed.

'Weer een poging mislukt,' consta­teerde John Sanda. Hij keek Dana Norfolk aan.

'Nu heb je gezien, hoe het er daar boven toegaat, meisje. Stel je eens voor, dat hele schip is vol van die figuren!'

Bedaard antwoordde ze:

'Ik was acht uren in de Crest. Ik ken de toestand uit de eerste hand.'

'Oh!' zei Sanda verrast.

De officieren verspreidden zich en Gucky, Sanda, Dana en Bontainer wachtten nog totdat de twee over­brengers omgeschakeld waren. De drie vrijwilligers zouden weer te­ruggezonden worden naar de Crest en doken daar op te midden van de wachtende geleerden - en de teleur­stelling was groot.

'Men heeft mij net meegedeeld,' zei Bontainer, 'dat de situatie steeds erger wordt. De stralingsintensiteit blijft stijgen.'

Sanda keek de drie mannen na, die als diffuse gestaltes in het felle licht van een gang verdwenen.

'De lichamen zijn nog doorzichtiger geworden, vergeleken met het mo­ment, waarop wij naar het vlaggeschip sprongen. Maar wij weten zelfs het tijdstip niet, waarop ze definitief zullen verdwijnen. Ook een superberekening heeft geen waarden opgeleverd, waar je je aan vast kan houden.'

Bontainer en Sanda keken elkaar recht in de ogen.

'Dat betekent, dat plotseling, mid­den onder het werk alle vijfduizend mannen kunnen verdwijnen?' vroeg de eerste officier.

De commandant knikte ernstig.

'Dat betekent het precies, John!'

Sanda ging met zijn hand door zijn kortgeknipte haar en bromde:

'En wat kunnen wij doen?'

Bontainer haalde zijn schouders op en hield zich vast aan de zijkant van het controlepaneel.

'Noch jij noch ik kan helpen. Al onze hyperfysici en allemaal die denken dat ze een goed idee hebben, zijn daar in de Crest. We kunnen maar een ding doen...'

Sanda stootte een kort en wanho­pig lachje uit.

'We wachten, nietwaar?'

'Ja, wachten. Verder niets.'

Ze wachtten exact twintig uur, tot het gebeurde. Maar dat was niet de redding van de vijfduizend Terranen voor het verdwijnen in de vijfdimensionale ruimte, het was wat anders.

 

Op 11 juli van dit jaar, in de eerste uren van deze dag, arriveerden er nog meer schepen uit de lineair­ruimte. Een reusachtige vloot was hier naartoe gestuurd.

In totaal drieduizend schepen om­ringden het dubbelgesternte en de wachtende ruimteschepen met een bolvormige, beschermende barriè­re. Het zonnestelsel was volkomen afgegrendeld.

In de EX-8703 ging het leven zijn gewone gang.

Afgezien van het feit, dat de geleer­den, wier optreden enig succes ga­randeerde, continu in twee ploegen tussen de Explorer en het vlaggeschip heen en weer vlogen. Deze eigenschap-pen deelden ze met de andere commando's. Binnen de an­dere schepen vormden zich werk­groepen, die het fenomeen onder­zochten en probeerden uit te rekenen, wanneer alles afgelopen zou zijn. Bontainer liet de Explorer weer helemaal oppoetsen, begon aan de opruimingswerkzaamheden en was overal in het schip te vinden. Met een paar van zijn man­nen onderhield hij voortdurend ra­diocontact.

Hij wilde er zeker van zijn, dat hij als een van de eerste op de hoogte werd gebracht van een verandering in de omstandigheden.

John Sanda zat op zijn post, had de checklist naast zich en testte alle functies van de scheepsaandrij­ving. Ook de Explorer bewoog zich, net als alle andere schepen in dit metalen planetenstelsel, met een minimale, practisch niet meer vast te stellen afwijking op de rode zon af. Maar dat daardoor de afstand tot de andere schepen niet veran­derde, was tegensturen onzinnig en bleef dat achterwege.

Zoals verwacht functioneerden alle stuurleidingen goed en was een proef start met gesimuleerde waar­den niet nodig.

Midden onder het werk kwam Bon­tainer binnen.

'Jij hier?' vroeg hij, kennelijk ver­rast.

'Waar anders?' vroeg Sanda. 'Heb je eigenlijk de laatste dagen onze dief­achtige vriend gezien?'

Bontainer lachte even en stak een sigaret op.

'Nee. Ik heb hem al een hele tijd niet gezien. Maar de meldingen van diefstal hopen zich op.'

Sanda schakelde virtuoos de afzon­derlijke sectoren van zijn stuurpaneel uit en draaide daarna dyna­misch zijn controlestoel om. Hij remde zijn vaart af met de zolen van zijn laarzen en keek Bontainer met zijn hoofd scheef en met grote, vragende ogen aan.

'Dat kan maar een ding betekenen, Bonnie!'

Vivier maakte zijn dienstwapen los.

'Je hebt weer eens gelijk,' zei de Explorercommandant en liep lang­zaam naar het luik. Sanda volgde hem op de hielen en nog geen dertig meter verderop, in de brede gang, voegde de muisbever zich bij hen. De mannen stapten van de lopende band en bleven staan. De Ilt had geen gevechtspak meer aan en zijn knaagtand fonkelde in het licht van de ganglampen.

'Waar gaan jullie naartoe?' vroeg hij.

John Sanda wist, dat Gucky zijn gedachten kon lezen en moest ge­amuseerd grijnzen, toen hij zich voorstelde dat hij Gucky naar de Lourener zou brengen.

'We houden een razzia!' zei hij.

Gucky deed alsof hij het niet be­greep.

'Razzia? Wat zoeken jullie!'

Hij sloot zich bij de twee mannen aan, die doelbewust de weg insloe­gen naar de hut van de diefachtige Lourener.

Sanda verklaarde: 'We hebben een fantastische vriend aan boord. Hij heeft alleen last van een onweer­staanbare drang om kleine, glim­mende voorwerpen weg te nemen. Vooral als ze niet van hem zijn en lüsker glanzen.'

'Lüsker?' vroeg Gucky.

Ze waren nog drie meter van de deur van de hut van de gevoelspeiler verwijderd.

'Lüsker, ja. Dat is een kunstwoord, dat Oomph heeft bedacht. Het kan van alles beteke­nen.'

'Ik begrijp het,' zei Gucky, die de gedachten van de twee mannen had doorzien en zich bliksemsnel weer teruggetrokken had. Hij kende de Lourener nu goed genoeg en hoopte op een aardig drama.

Bontainer trok zijn dienstwapen en hamerde met de kolf op de deur.

'Wie is buiten?' gilde Oomph Amber en hoestte schril. Natuurlijk ont­ving hij de emotionele straling van de twee mannen en van het niet-menselijke wezen en zou het hem niet veel moeite kosten om zich voor te stellen, wat hem te wachten stond.

'Boordpolitie!' riep Bontainer. 'Opendoen!'

Traag schoof Amber de deur open en zag de twee Terranen met de muisbever tussen zich in.

'Wat is...' vroeg hij, maar Bontainer schoof hem opzij en zette daar na de straler op zijn borst. De veren van zijn halsring gingen recht over eind staan en zijn reusachtige ogen werden nog groter.

Gucky en Sanda drongen de hul binnen en bleven staan, toen de deur dicht was.

'Dit is een record!' kreunde de eerste.

Hij keek om zich heen.

De diefachtige Lourener scheen het halve schip gedemonteerd te heb ben. Het blonk hier als in een juwelierswinkel. Overal zag je afneembare naambordjes en letters, glanzende handles en schakelaars draaiknoppen en onderscheidingstekens, een enorme voorraad kleine reserve-onderdelen voor cybernetische bouwstenen... een bric-à-brac uit alle soorten van het schip.

'Je schijnt een vriend van de Terranen te zijn!' zei Gucky en lachte luid.

'En ik kenne niet vreemdrassige Wie ben?' vroeg Oomph en probeerde de rekenstift van de tweede officier achter zijn rug te verstoppen.

'Wie ben? Kan de vriend niet eens juist Terraans spreken?' vroeg Gucky schijnheilig.

'Misverstanding eclatant!' jammer­de Oomph. 'Alles hier gevonden!'

Bontainer bedreigde Oomph nog steeds met de straler, die natuurlijk nog niet schietklaar was. De com­mandant stond wijdbeens voor zijn vriend en zei dreigend en met snij­dende stem:

'Ik kan me herinneren, dat ik je ingedeeld heb bij het keukenperso­neel. Hoe komt het, dat we je hier aantreffen?'

Amber stak verbijsterd zijn dunne armpjes in de lucht.

'Kok boosaardigheid, Bontainer! Kok dreigde met braadspit en hete soep. Ik niet gewenste persoon.'

Bontainer wees naar het voorhoofd van de gevoelspeiler.

'Serieus,' zei hij langzaam. 'Je kent natuurlijk onze stemming, maar ik bedoel het niet als grapje. Je gaat nu dadelijk naar de keuken en doet, wat de kok je zegt. Anders was dit onherroepelijk de laatste tocht met mij.'

De Lourener merkte, dat Bontainer het ernstig meende.

'Je hebt van nu af aan tien uur dienst in de keuken. Eerder wil ik je niet zien - alleen daar beneden. Ik zal contact houden met de kok. En dit warenhuis zullen we zo spoedig mogelijk weer leeghalen. Er zouden werkelijk schepen moeten bestaan zonder demontabele onderdelen! De uitvinding van de schroef was noodlottig. Vooral voor jou!'

Met een vreselijk dramatisch ge­baar dreef hij de Lourener voor zich de hut uit en ging daarna voor de intercom staan.

Eerst bracht hij de kok op de hoog­te.

Daarna riep hij de technici, om met een paar zweefplateaus hierheen te komen om de objecten op te halen en te proberen ze weer terug te geven aan de eigenaars, of daar te bevestigen waar de Lourener ze losgeschroefd of uitgedraaid had.

'Dat wordt werkelijk onaange­naam,' zei Sanda en keek nog steeds hoofdschuddend naar de verzame­ling. 'Dit kan eventueel gevaarlijk worden. Met Oomph wordt het steeds erger. Onderdelen van het schip heeft hij nog nooit losgeschroefd!'

Gucky verbaasde zich echt.

'Dit schijnt een merkwaardig schip te zijn,' stelde hij vast en marcheer­de door de hut. 'Hier stelen beman­ningsleden delen van hun eigen schip! Die Terranen!'

Kalm antwoordde Bontainer:

'... en hun vrienden, de zogenaam­de namaak-Terranen!'

'Zo!' reageerde de muisbever en stak zijn arm op. 'Ik vind dat hele­maal niet leuk en teleporteer eens naar Tiff! Hij zal blij zijn met mijn bezoek!'

'Gucky!' smeekte Sanda. 'Neem als­jeblieft die Lourener mee!'

'In geen geval. Misschien jat hij de onderscheidingstekenen van Tifflor of zijn cellenactiveerder!'

'Dat is helemaal niet uitgesloten!' bromde de eerste, knikte naar de muisbever en zag, dat Gucky plotse­ling verdween. De lucht schoot het vacuüm in, dat zijn pelsachtige li­chaam had achtergelaten.

Bontainer deed zijn wapen weer in het holster en zei tegen Sanda:

'Laten we naar de centrale gaan. Misschien is er intussen een oplos­sing gevonden.'

De druk van de tijd en het feit, dat de gestalten steeds meer verbleek­ten en de straling toenam, maakten de komende uren tot een hel, voor technici en geleerden. Wat het betekende voor de vijfduizend Terra­nen van het vlaggeschip, durfde niemand hardop te zeggen.

Maar ten overvloede peilden de pseudo-Gurrads een reusachtige vloot rondom het stelsel.

Even later naderde de voorhoede van de kegelschepen. Ze stelden zich op, vlogen midden in het woe­dende vuur van de Terranen en spatten uiteen. Toen de aanval ten einde was, schakelde Julian Tifflor over op het universele kanaal. Zijn woorden werden in alle schepen rond dit stelsel, en ook aan boord van de experimentele ruimtesche­pen en de Explorers ontvangen.

'Zoëven heeft een aanval van de Gurrads plaatsgevonden. Deze aan­val werd afgeslagen. Snel en zonder eigen verliezen.

Het waren nu nog kegelschepen, maar vermoedelijk zullen Dolans hierna volgen. Ik weet dat noch een der schepen, noch een enkele Dolan er doorheen zal komen. De vijand schijnt nog steeds geen middel ge­vonden te hebben, om onze contraveldstraler buiten gevecht te stel­len. Dat betekent voor ons, dat we ons wel geen erge zorgen hoeven te maken, maar veel meer dan uitstel van executie kan het niet beteke­nen. Ik verzoek de vlootcommandanten om zeer strikte discipline; we verzetten ons, maar vallen niet rechtstreeks aan!'

Tifflor stak zijn hand even op en groette, toen kwam de verbinding tot stand die Bontainer had ge­vraagd met de chef van de solaire vloot.

'Jij, Bontainer?' vroeg Tifflor en wachtte.

'Ja, sir,' antwoordde Vivier. 'Als het nodig mocht zijn, dan is mijn schip beperkt gevechts-klaar. Een derde van mijn bemanning zit op de Crest, maar met de resterende tweederde kunnen we helpen om de verdedigingsgordel te verster­ken. Wat denkt u daarvan?'

Tifflor dacht een paar seconden na, daarna schudde hij energiek zijn hoofd.

'De Explorers zijn op dit moment hier op de juiste plek, Vivier,' ant­woordde hij zachtjes. 'Blijf hier, mocht het nodig zijn, dan roep ik je op.'

Bontainer groette terug en zei:

'Akkoord, zonne-maarschalk!'

De verbinding werd verbroken, maar de nieuwslezer van een ver verwijderd slagschip verzond beel­den van de tweede aanval, die slechts enkele minuten na de eerste had plaats-gevonden. Drie Dolans hadden geprobeerd om de barrière te doorbreken. Hun paratronscher-men waren opengespleten door de contraveldstraler, daarna had een gericht bombardement met trans­formatiekanonnen de pseudo-biologische gevechtsschepen vernie­tigd. Het was een snelle overwin­ning geweest voor de solaire vloot. De Terranen bleven wachten.

De schepen zweefden nog steeds roerloos in de ruimte. Hun flanken werden gedompeld in het licht van de rode dubbelzon en tussen de afzonderlijke ruimteschepen in schoten de kleine Jets heen en weer en op gezette tijden ook andere tenders, die een veerdienst hadden opge-bouwd. Ze transporteerden ge­leerden en materiaal, namen de uit­geputte en gedeprimeerde mensen mee en brachten nieuw personeel. Het aantal theorieën, die men de afgelopen dagen had ontwikkeld, steeg tot boven de honderd.

Men had er meer dan dertig pro­cent van uitgevoerd en kleine, snel­le experimenten bedacht. Het resultaat was in alle gevallen hetzelf­de gebleven:

De fluorescerende schimmen ble­ven wie ze waren.

Ze vulden de Crest.

Vijfduizend gloeiende spoken, wanhopig en voor het merendeel niet in staat om te communi-ceren. Onder elkaar spraken ze via hypergolven, maar het contact met de Terranen werd steeds maar slech­ter.

En in de eerste uren van de 12de juli gebeurde het.

 

De gestalte liep door een kleine zaal, liep zonder moeite door het stalen luik en begon de lange gang af te lopen. Op een gegeven moment bot­ste de schim tegen de machtige gestalte van de Paladijn, die hier, gestuurd door zes Siganezen, on­vermoeibaar dienst deed, als ver-taalstation.

De camera's van Paladijn keken, wie hij daar voor zich had.

Het was de hyperfysicus Doktor Armond Bysiphere. Het was eerder iets dat in de verte enige overeen­komst met deze man vertoonde, want de fysicus was al meer ver­dwenen, dan aanwezig. De gloed die hij uitstraalde was intenser gewor­den en je kon door hem heen kijken als door groen glas, dat beschenen wordt door schijnwerpers.

'Een laatste poging,' zei Bysiphere.

'Wat?'

De fysicus herhaalde zijn woor­den.

'Wat bent u van plan, doktor?' vroeg Harl Dephin.

'Roep Bontainer. Hij moet dadelijk horen, wat ik te zeggen heb.'

De verbinding met de commandocentrale van de EX-8703 kwam bin­nen enkele seconden tot stand, want de mannen waren er intussen op getraind om bliksemsnel voor reserves te zorgen om personen van het ene schip naar het andere te transporteren.

Bontainer begreep wat men van hem verlangde en antwoordde snel:

'Ik zal met John Sanda en Ken Scott in drie minuten in de overbrenger­ruimte van de Crest zijn, vier minu­ten later ben ik op mijn post. Het experiment kan over exact tien mi­nuten klaar zijn.'

Hij verbrak de verbinding en liet het werk over aan een team, dat de Paladijn in grote haast bijeen riep. Vliegensvlug werd een Space-jet startklaar gemaakt.

Bontainer en de twee andere man­nen persten zich in hun gevechtspakken, controleerden de syste­men en schakelden de veiligheidsschermen in. Daarna hoorden ze dat de overbrengver-binding inge­steld was, zoals Bontainer dat wen­ste, gingen naar beneden naar de overbrenger-ruimte van de Explo­rer en kwamen in de Crest aan.

'Zoals beloofd!' meldde Bontainer zich. 'We zijn op onze posten!'

Voor ze flikkerden de controlepa­nelen. Het was de vuurleidingcentrale van de Crest.

'Wat moesten ze in de vuurleidingcentrale? Uitgerekend daar?'

 

7.

 

Drie schimmen bevonden zich in de Space-jet.

Op de eerste plaats was het Dr. Bysiphere gelukt om zich met zijn laatste krachten naar de kleine sloep te slepen. Onderweg had zich een andere man bij hem aangeslo­ten en met zijn vervagende zintui­gen, herkende Dr. By de biofysicus, die het hele onheil door zijn onder­zoek eigenlijk had opgeroepen: Doktor Anko Merztelar.

De derde man was Dr. Beriot.

De Jet werd door nog een vrijwil­liger gestuurd; het was een geleerde en korvetcommandant uit de EX-8703. Hij zat met gesloten gevechtspak en  ingeschakeld veiligheidsscherm voor het controlepaneel en sloot net de poolsluis. Sinds Bontainers antwoord, waren er negen mi­nuten verstreken.

Negen keer zestig seconden.

De binnenste sluisdeuren sloten zich, de Terraanse bemanning in de controlekamer openden de buiten­ste stalen platen. Langzaam verliet de Jet het magnetische veld, zweef­de omhoog en verplaatste zich daar­na in een rechte lijn de sluis uit. De piloot kende de aangegeven plek en stuurde zonder al te grote haast de schotel naar de projectors toe.

'Myers aan Bontainer,' zei hij kort. 'Positie bereikt.'

'Bedankt. Begrepen.'

Op het doelscherm van het toestel zweefde, niet ver van de machtige romp van de Crest V verwijderd, de Space-jet.  Bontainer knikte  naar Ken Scott en mikte precies, daarna drukte hij op de knop. De machi­nerie van de contraveldstraler be­gon te functioneren.

John Sanda fluisterde:

'Hier... het gebeurt...'

Dr. Bysiphere had zijn laatste ener­giereserves aangesproken, om de theorie, die hij had ontwikkeld ook naar buiten te brengen. Hoewel de verstandelijke prestaties van de mannen, die op de drempel van de dood stonden, niet direct stabiel en zeer logisch waren geweest, had By­siphere het gered. Hij had zich her­innerd, dat de contraveldstralers een energieverterende, respectie­velijk energieafleidende werking hadden, met behulp waarvan je de paratronscher-men kon openbreken.

Op de optische schermen, waarop je zoëven nog het duidelijke beeld van de Jet kon zien, schoten witte flitsen weg. De Jet, midden binnen de stralingssector van het contraveld, was plotseling gedompeld in felle lichtbundels, die flitsend ver­dwenen. Ze werden afgeleid naar de hyperruimte.

'Ik werd bijna verblind,' zei Scott en merkte, dat zijn ogen langzaam het beeld weer konden registreren. De omtrekken werden scherper, toen schakelde Bontainer de straler weer uit.

De Jet zweefde in de ruimte. Onge­deerd, zonder sporen van vlammen, kennelijk onveranderd. Het lichtfe­nomeen was vervluchtigd. In het schip hing nu een stilzwijgen, dat zo intens was, dat het begon te vreten aan de zenuwen van de wachtende mannen.

'Deze beeldradioverbinding moet ons helderheid verschaffen,' zei Sanda en schakelde.

Vier Terranen stonden plotseling voor de drie mannen in de vuurleidingcentrale.

Vier normale Terranen!

Doktor Beriot, Doktor Bysiphere en Doktor Metselaar waren in hun vol­le lengte zonder een spoortje van fosforescerende straling volkomen stoffelijk te zien. Daarna deed een van de drie mannen zijn mond open en zei ademloos en zei daarna knar­send:

'Bedankt, commandant Bontai­ner.'

Bontainer knikte.

'Hoe voelt u zich,' vroeg hij zacht.

Bysiphere, zijn collega tijdens de lange marsen onder het oppervlak van Haloet, knikte nauwelijks merkbaar.

'We zijn weer mensen, Vivier,' zei hij. 'Breng ons terug naar de Crest!'

'Natuurlijk, Dr. By!' zei Bontainer.

Het was gelukt. Terwijl ver buiten de grenzen van het zonnestelsel de ene strijd na de andere werd gestre­den, had het idee van de hyperfysicus de situatie gered. Drie van de vijfduizend Terranen waren weer veranderd. En er was geen reden om aan te nemen, dat ook niet de rest van de Terranen weer normale mensen zouden worden.

Sanda zei tegen de piloot van de Space-jet:

'Meyers! Stuur die Jet weer terug in het schip organiseer een patrouille die alle korvetten van de Crest uitjaagt. We zullen proberen, om die gloeiende schimmen in de korvet­ten te krijgen.'

Hij sprak kort via een andere ver­binding met de Paladijn.

'Uitstekend,' antwoordde Harl Dephin. 'Ik zal doen wat ik kan. Als ik het goed begrepen heb, dan moeten alle bemanningsleden emigreren naar de korvetten.'

'Precies!'

Sanda grijnsde naar Bontainer, die voor het stuurtoestel van de contrastralers stond en keek hoe de Jet wegzweefde uit het doelscherm en terugkeerde naar het vlaggeschip.

'De energieverspreidende werking van de stralen heeft die energiestralen aangetast, die als vreemd bestanddeel binnen het Einstein-universum aanwezig waren. Ver­moedelijk zullen we hetzelfde be­leven, met de korvetten.'

'Juist. We blijven hier en contro­leren de manoeuvres.'

Een groep technici in veiligheidspakken kwam binnen, bracht de afzonderlijke radiobeeldver-bin­dingen tot stand. Bontainer bracht intussen Julian Tifflor op de hoog­te van de ommekeer en liet daarna de radioverbinding binnen de EX-8703 overschakelen op universeel kanaal. Enkele minuten later wa­ren alle bemanningsleden van de Explorer van de actie en de vooruit­zichten op de hoogte. Bontainer liet de knop los en draaide zich om.

'We gaan verder!' zei hij. 'Het eerste korvet zal over een paar minuten in de ruimte zijn.'

Plotseling was de stemming van de mannen omgeslagen, binnen zeer korte tijd. De commando's, die door het schip liepen, probeerden via hy­perradio de gloeiende schimmen te vertellen, wat er te doen stond. Mochten er communicatieproble­men zijn tussen beide groepen, dan greep Paladijn in. In de Crest stel­den zich lange rijen gloeiende men­sen op, die zich in de verschillende richtingen van de korvethangars verplaatsten. Omdat het denkver­mogen van de fluorescerende Ter­ranen niet was uitgeschakeld, wis­ten de groepen, bij welk korvet iedereen hoorde. De lange rijen splitsten zich. Langzaam liepen de sloepen vol met zwijgende mannen en vrouwen. In het schip vervaagde de groene, intense gloed meer en meer - hoe meer Terranen zich in sloepen verzamelden, hoe minder de gloed werd. De geleerden demon­teerden de experimentele installa­ties, verzamelden zich in de buurt van de teamleider en bleven daarna voor de ingeschakelde optische schermen staan. Daar was de ruim­te voor de Crest te zien; de andere schepen waren zover verwijderd, dat de contraveldstraler ze niet kon bereiken.

Eindelijk kwamen de eerste patrouilles.

Het eerste korvet was vol. Hij start­te, bemand door een kleine beman­ning in veiligheidspak-ken. De bol vloog weg van de Crest, vloog om het schip heen en bleef op zijn aangewezen positie hangen.

'Laten we het niet te gek maken,' zei Sanda. 'De tijd dringt. Als ik eraan denk, hoeveel honger die schim­men moeten hebben,  als ze op­nieuw veranderd zijn...'

Bontainer richtte de straler en drukte op de knop.

Drie projectoren waren aan elkaar gekoppeld en concentreerden zich op de sloep.

Plotseling werd hij gebombar­deerd. Felle vlammenbundels scho­ten laaiend weg uit de romp van het kleine ruimteschip. De geruisloze, nagloeiende ontladingen verdwe­nen op geringe afstand van de sloep. Het leken lange, trillende ton­gen, die in het niets verdwenen; de vijfde dimensie absorbeerde ze. Aan boord van het eerste korvet doofde abrupt de gloed en toen het beeld op de optische schermen weer helder was, zei de korvetcom­mandant luid en goed hoorbaar:

'In mijn korvet is niet een schim meer. Ik vlieg terug naar de Crest!'

'In orde,' antwoordde Bontainer.

Het tweede korvet kwam al aangezweefd en minderde vaart. Op­nieuw begon het gerichte bombar­dement, met de drie elkaar krui­sende contraveldstralers. En op­nieuw werd de boot gedompeld in een wilde orkaan van wit licht in een vurige zee van bliksemstralen. De camera's van de externe verbin­ding weigerden even dienst, daarna werden de schermen weer helder. Het tweede korvet vloog terug, terwijl het wachtende derde korvet op het focus van de stralen af­schoot.

Het duurde drie uur.

Daarna hadden de patrouilles, die intussen met medewerking van de getransformeerde Terranen aan de slag waren gegaan, ook de laatste hoek van het ruimteschip door­zocht. Men sprak met de afzonder­lijke verantwoordelijke figuren, die hun mannen telden. Hier en daar vond men nog een van de fluoresce­rende Terranen en legde hem uit wat er hier in het schip aan de hand was.

Daarna bracht men hem naar het laatste korvet, dat langzaam vol liep met treuzelaars. In het vierde uur was er aan boord van de Crest geen enkele veranderde Terraan meer.

Op alle schermen van het schip, die nu gekoppeld waren aan een ka­naal, verscheen het bovenlichaam van de Explorercommandant. Langzaam en met nadruk zei Vivier Bontainer:

'Het afgrijselijke avontuur schijnt voorbij te zijn. Maar dat betekent nog niet, dat we een mijl-paal heb­ben bereikt. We moeten het schip nog bevrijden van de effecten van de hyperstraling. Tot dit doel, ver­vaardig ik de volgende instructies uit:

Alle geleerden van alle Explorers en alle experimentele schepen verla­ten, zo mogelijk met hun appara­tuur de Crest. Liefst zo snel moge­lijk.

Ten tweede: Ik heb een commando nodig, dat een serie contraveldstra­lers in een korvet plaatst. Dat moet betrekkelijk snel en makkelijk te doen zijn.

Ten derde: De speciale patrouilles van de EX, die onder mijn bevel staan, blijven voorlopig nog in de Crest en houden hun normale radioapparatuur ingeschakeld. Ik heb vermoedelijk nog een paar op­drachten voor u, mijne heren. Dat was het voorlopig.'

Hij verbrak de verbinding. Daarna richtte hij zich tot Sanda en Ken Scott.

'Vrienden,' zei hij goedgehumeurd, 'we zullen nu proberen om Rhodan en Atlan te vinden. Op de eerste plaats zou ik de beide heren willen begroeten en op de tweede plaats hebben we een groot glas alcohol verdiend. Omdat onze met moeite geredde vrienden intussen probe­ren zullen om hun honger te stillen, zullen we Rhodan en de Arkonide wel in een van de kantines vinden.'

Zo was het ook.

Het eerste, wat de getransformeer­de Terranen deden, in ieder geval een klein groepje, was het sluiten van de fles met neo-bilatium, nadat hij voorzien was van een extra laag isolatiemate-riaal. Daarna had Rho­dan zich via Tifflor gewend tot een commandant van een snelle een­heid. Bontainer trof de opperregent in een hangar. Voor de Crest wacht­te een snelle kruiser. De comman­dant stond voor Rhodan en salueer­de net, toen Bontainer met zijn mannen binnenkwam.

'Breng dit stuk naar Terra, naar de laboratoria voor hyperfysica. Daar moet met inachtneming van alle veiligheidsmaatregelen geprobeerd worden de inhoud te analy­seren en het raadsel op te lossen. Ik geef u deze man mee. Hij is assi­stent van Doktor Metslaar en weet precies wat we niet moeten doen met het neo-bilatium.'

De commandant knikte en ant­woordde:

'Natuurlijk, opperregent!'

Binnen enkele minuten was de fles aan boord van de snelle kruiser. Het zilverglanzende schip vertrok van de Crest, raasde langs de posi­ties van de andere wachtende sche­pen en verdween als lichtpuntje tussen de sterren.

Rhodan keek Bontainer aan.

'Vivier!' zei hij bedaard. 'Ik ben blij, dat ik je hier met normale handen kan begroeten. Het lijkt er veel op dat we ons leven aan jou te danken hebben!'

De beide mannen keken elkaar even grijnzend aan en schudden langdurig elkaars handen. Toen zag Rhodan Sanda en Ken Scott. Ook die werden begroet.

'Het is niet de moeite waard, sir,' antwoordde Bontainer. 'Een lange keten van toevalligheden heeft ons bij elkaar gebracht. Maar we zijn nog niet klaar. Wat stelt u voor om te doen?'

Rhodan gooide de lege beker in een vuilnisbak en antwoordde lang­zaam:

'We moeten de Crest nog "desinfec­teren", Vivier. Laten we de mannen nog wat rust gunnen. Ze hebben een vreselijke honger. Dan verlaten we allemaal het schip. Ik heb ge­zien, dat intussen het ombouwen van de contraveldstralers in een korvet van de EX tamelijk snel ver­loopt.'

'Goed. Mag ik u uitnodigen om gast aan boord van de EX te zijn?'

Rhodan lachte.

'Bedankt, maar Tifflor was iets sneller dan jij. De verantwoorde­lijke mannen zullen daar in een ruimte van zijn schip samenkomen en de situatie bespreken. Ik nodig je daarvoor uit, over drie uur. Kom je?'

Bontainer salueerde even en zei:

'Natuurlijk. Hartelijk bedankt.'

'De korvetten van de Crest zullen alle inzittenden van het vlaggeschip aan boord van de andere schepen droppen. Daarna manipu­leren we de sloepen weer de sluis in en kun jij je taak als beëindigd beschouwen, Vivier.'

'Natuurlijk,' antwoordde de com­mandant.

Rhodan wees naar het luik en liep, een paar mannen naast en achter zich er naartoe.

'Graag ook een paar contraveldstra­lers. We zullen zien of het gebruikte procedé ook juist is voor onze positronische aggregaten.'

'Ik twijfel er niet aan,' zei John Sanda en volgde Rhodan het schip in.

Terwijl de snelle kruiser met de verzegelde fles aan boord op de Melkweg af raasde, ging de reorga­nisatie aan boord van de Crest ver­der. De Terranen werden weer in de afzonderlijke korvetten gestopt. Zodra een korvet vol was, vlogen de Bontainer-patrouilles de sloep naar een van de Explorers, naar Tifflors schip of naar de hangars van een experimenteerschip.

Daar werden de mannen en vrou­wen afgezet.

De bemanningsleden zorgden heel goed voor de verwaarloosde, ver­moeide en uitgeputte Terranen. Ze konden baden, werden medisch verzorgd en kregen een uitstekend maal voorgezet. Daarna werden ze naar de lege ruimtes van de dienst­doende bemanningsleden gebracht en konden ze uitslapen. Twintig uur later zou ook het laatste restant van deze afgrijselijke transforma­tie vergeten of minstens ineffectief geworden zijn.

De korvetten gingen terug en scho­ten de Crest binnen.

Een explorerkorvet nam de man­nen aan boord, die met hun gevechtspakken uit de geopende slui­zen zweefden. Een paar uur later was er niemand meer aan boord van de Crest. Ook de robot van de Siganezen was naar Tifflors vlaggeschip gebracht.

Een schaars bezet korvet van de EX-8103 zweefde voor de Crest.

Uit de geschutskoepels staken de projectors van vier contraveldstra­lers. Weer zat Bontainer naast Ken Scott aan de vuurleidingapparatuur van het kleine ruimteschip.

'Dit is misschien de laatste acte,' mompelde hij. 'Omdat er zich geen enkel levend wezen aan boord van de Crest bevindt, is ons optreden zonder gevaar - ik hoop alleen, dat de positronische machines zich net zo houden als groengloeiende Ter­ranen.'

Sanda antwoordde:

'Dat zien we zo. En als het niet zo is, dan krijgen onze technici nieuwe klussen op te knappen.'

Het korvet richtte de contraveld­stralers op de machtige romp van de Crest, daarna gaf Bontainer be­vel tot vuren. Vier contraveldstra­lers begonnen te functioneren.

'Het lukt!' schreeuwde Ken Scott enthousiast.

Uit de flanken van de Crest sloegen bliksemflitsen de ruimte in. De vreemde energie, keerde terug naar de plaats waar hij vandaan geko­men was: de vijfdimensionale ruimte. De laaiende slangen draai­den schokkend door de duisternis en verdwenen abrupt. Langzaam vloog het korvet om het vlaggeschip.

'Zorgvuldigheid is onze plicht,' zei Vivier Bontainer. 'We moeten iede­re sector van de romp even inten­sief bestrijken.'

In een spiraal met een variërende middellijn, cirkelde het korvet om de Crest heen. Het leek wel, alsof een insect rond een reusachtige lamp snorde. Continu werden de stralers ingezet, terwijl de energie­producenten in het korvet op volle toeren draaiden.

Op de plaatsen waar achter de romp bio-positronische rekeninstallaties stonden, sloegen vlam­men en bliksemstralen uit het schip. Het heelal was urenlang vol met felle ontladingen en de man­nen in de andere schepen, die zich op grote afstand van de Crest opge­steld hadden, zagen de lichtver­schijnselen ook goed.

Toen kwam het korvet bij de poolsluis en Bontainer staakte het bom­bardement.

'Uit!' zei hij en leunde achterover.

Het korvet draaide bij en raasde op de X-8703 af.

'De lange, afgrijselijke transforma­tie is hiermee verleden tijd,' zei John Sanda.

'Ja, juist. En het schip is weer hele­maal intact. Ieder aggregaat zal in de toekomst weer functioneren zo­als het moet.'

Ken Scott schakelde het controle-instrumentarium uit en stond op.

De mannen hadden hun normale scheepskleding aan; nu waren alle voorzorgsmaatregelen overbodig. Je kon de Crest zonder veiligheidsscherm in.

Rhodans vreselijke avontuur was afgelopen.

'En als ik het goed gehoord heb,' zei Sanda, 'moeten we de dappere man­nen, die al uren aan boord van Tifflors schip zijn, assisteren.'

Scott stak zijn welverdiende siga­ret op.

'Waarbij we minstens anderhalf uur te laat zijn gekomen. Maar ons werk is een goed excuus. Per slot van rekening hebben wij Rhodans schip weer hersteld.'

Het korvet werd in een sluis van de EX gemanoeuvreerd en de mannen gingen andere uniformen aantrek­ken. Daarna lieten ze zich door een Jet naar het andere schip brengen.

'Overigens,' zei Bontainer tegen zijn piloot, 'geef alsjeblieft door aan mijn schip, dat alle bemannings­leden van de Crest, zodra ze zich daartoe in staat voelen, ongehin­derd terug naar hun schip kunnen keren.'

'In orde, commandant.'

 

Nadat de Space-jet in de sluis was geland bracht een koerier de drie mannen naar de conferentiezaal, die men snel had ingericht. Daar waren Atlan, Perry Rhodan, Julian Tifflor en een paar chef-geleerden te vinden. Verder nu Bontainer, Sanda en Ken Scott.

Bontainer had voor zijn vertrek bevolen om tussen deze zaal en het rekencentrum aan boord van de EX een verbinding tot stand te brengen.

Hij begroette de mannen een voor een en ging daarna tussen zijn twee mannen inzitten. De zaal was met ongeveer vijfentwintig mannen nu voor tweederde gevuld.

Sommige mannen spraken zachtjes in groepjes met elkaar. Aan het peil van de drank in hun glazen en aan de weinige restanten in de asbakken kon je duidelijk zien, dat Bontainer niet veel te laat was gekomen. Kennelijk had deze bijeenkomst vertraging opgelopen.

Bontainer keek om zich heen.

De gezichten van de mannen van de Crest droegen de duidelijke sporen van de vreselijke gebeurtenissen. In de dagen, waarin ze niet met eigen handen een knop konden be­wegen, waarin ze contact met de buitenwereld hadden, gedoemd te leven als een non-Terraan hadden de hersens van de mannen geleden. Ze waren niet ingestort, maar de schok zat er nog diep in. Er werd vandaag bijvoorbeeld weinig gela­chen.

Bontainer bleef rustig ademhalen en leunde achterover. Hij ving een onderzoekende blik van de opperregent op en keek naar de stukken, die voor hem lagen.

Eindelijk begon Rhodan te spre­ken.

'Mijne heren,' zei hij langzaam. 'Ik heb nog geen tijd gehad om u te bedanken. Ik doe dat hierbij ook als vertegenwoordiger van al mijn be­manningsleden. We zijn gered. U bent daar allemaal bij betrokken geweest en later zal ik de betref­fende personen ook persoonlijk be­danken voor zover dat mogelijk is. Het was werkelijk een redding op het nippertje, zoals we intussen al­lemaal weten.'

Hij zweeg even en keek langzaam om zich heen.

'Voor ons heeft deze actie twee din­gen opgeleverd. Op de eerste plaats moesten we een planeet vernielen. Omdat er op Neo-II geen enkele vorm van leven was, voelen we ons niet schuldig. Bovendien was het noodweer.

Op de tweede plaats hebben we een belangrijke ontdekking gedaan. Dr. Bysiphere zal vertellen, wat er ont­dekt werd.'

Bysiphere begon zonder overgang te spreken:

'We weten nu dat het geheime ex­tract van de Baramo-eieren voor de nog steeds mysterieuze macht­hebbers van de Kleine Wolk van Magelhaen geen enkel levensver­lengend effect hebben. We waren al een tijd geleden op dit idee geko­men, maar bij gebrek, aan echte onderzoekresultaten kwamen we niet verder - noch met het aanne­men van deze theorie, noch met afwijzen ervan. Intussen is de hy­pothese, dat het extract in geen geval het leven kan verlengen, bevestigd. We hebben zekerheid.'

Dr. By zweeg even. Ook deze man had nog last van het effect van de hevige en psychische lichamelijke schok, zag Bontainer. Intussen had­den de mannen gegeten, uitvoerig gebaad en schone kleren aange­trokken; maar de schrik en de ver­bijstering over de onbegrijpelijke transformatie lag dieper.

'Om over alle dingen, die te maken hebben met het extract een helder beeld te kunnen vormen, hebben we de gegevens doorgegeven, waar­na we weer contact konden opne­men met onze vrienden. De data zijn in handen van de mannen van de Explorer, die onder leiding van Bontainer als eersten aan boord van de Crest zijn gekomen. Ze be­loofden ons alles na te rekenen met de computers. Hoe staat het daar­mee, Vivier?'

Bontainer boog zich voorover, leg­den zijn handen op tafel en ant­woordde:

'Ik weet het nog niet, sir. Toen ik hier naartoe ging, was hef onder­zoek nog in volle gang. Maar ik heb een verbinding tot stand laten bren­gen. Ik kan het navragen. Zal ik het doen?'

De opperregent knikte en zei:

'Ja, graag!'

Bontainer stond op, liep naar het intercomscherm, dat een deel van de wand in beslag nam en drukte op een paar knoppen. Plotseling keek hij in het gezicht van een man uit de communicatieafdeling van Tifflors schip.

'Bontainer hier,' zei Vivier. 'Hebt u verbinding met mijn schip?'

'Ja.  We hebben een continu ka­naal.'

'Goed. Graag nu een verbinding.'

De officier drukte op een knop en een nieuw beeld sprong naar voren op het scherm. Bontainer keek in de felverlichte ruimte van zijn ei­gen rekencentrale. De aandacht van de mannen en vrouwen die daar werkten werd getrokken door een signaal.

'We wachten op de computerresultaten,' bracht Bontainer ze in herin­nering.

'Die zijn nu voor negentiende geëva­lueerd. Maar het laatste tiende deel komt eraan.'

Bontainer schudde zijn hoofd.

'Bespaar me gedetailleerde versla­gen; dat komt later wel. Wat is er gebleken uit de evaluatie van het Crest-materiaal?'

De leider van het rekencentrum hield een blad papier op en over de rand ervan keek hij Bontainer in zijn ogen.

'Met honderd procent zekerheid werd vastgesteld...' Bontainer draaide de knop van de volume­regelaar verder naar rechts en de stem van de spreker werd luider, zodat de aanwezigen konden mee­luisteren.

'... dat de onbekende machtheb­bers van de KWM dit extract met al zijn stralende, merkwaar-dige ei­genschappen nodig hadden om hun eigen lichamen in lichamen van een ander formaat en een ander uiterlijk te kunnen veranderen.

Dit transformatieproces bestaat uit een gestuurde stoffelijkheidsverandering die plaatsvindt binnen het kader van manipuleerbare hy­perenergieprocessen. Ik herhaal:

Een gestuurde stoffelijkheidsverandering binnen het kader van mani­puleerbare hyperenergie-proces­sen.

Dit is de kern van alle berekende conclusies. Wij werken verder, commandant.'

Bontainer stak zijn hand op en onderbrak zijn geleerde, omdat hij gemerkt had, dat Atlan iets wilde zeggen.

'Ogenblikje, een vraag. Lordadmiraal?'

Atlan schudde geïrriteerd zijn hoofd en zwaaide zijn lange haar naar achteren.

'Dus schijnt ondubbelzinnig vast te staan, dat onze onbekende vrien­den over een volkomen onbekend metabolisme beschikken. Ik kan me niet voorstellen, dat wij ons tijdens de transformatie ook in Baramo's of andere soorten hadden kunnen veranderen.'

Opnieuw keek de cyberneticus op zijn vel met resultaten.

'Dat klopt, lordadmiraal Atlan,' zei hij. 'Het metabolisme, dat reageert op de straling van neo-bilatium, kan in geen geval overeenkomst vertonen met een menselijk li­chaam. Was dat namelijk het geval - dus waren de beide lichaamssche­mata gelijksoortig of ongeveer van hetzelfde type - dan zou neo-bila­tium geen effect hebben voor de vreemdelingen en zou het voor de Terranen uiterst schadelijk zijn, zo­als de afgelopen dagen duidelijk hebben aangetoond. De computer beweert, dat ieder soort met een metabolisme, dat enigszins lijkt op dat van de Terranen, er last van zou hebben, mijne heren.'

'Bedankt,' zei Bontainer droog en richtte zich weer tot de aanwezi­gen. 'Zijn er nog vragen, die door mijn afdeling beantwoord kunnen worden?'

'Op het ogenblik niet,' zei de opper-regent en wees naar de chefcyber­neticus. 'Zorg er alstublieft voor dat alle evaluatieresultaten in een exemplaar aan mij overhandigd worden. De rest is voor Dr. Bysiphere. Duidelijk?'

De cyberneticus knikte even en ant­woordde:

'Natuurlijk, sir.'

Bontainer schakelde het scherm uit en ging weer zitten.

'De theorie, dat de geleerden van de Okefenokee's ongeveer zeventig­duizend jaar geleden samen met hun merkwaardige retortwezens op de vlucht zijn geslagen, schijnt te wankelen. Die indruk heb ik tenminste,' zei John Sanda.

Dr. Beriot keek de eerste officier aan en spreidde zijn handen.

'Deze theorie, die gebaseerd is op het verdwijnen van de Okefeno­kee's, is natuurlijk door het hoge lichaamsgewicht van deze intelli­gente wezens, die ons maar blijven bestrijden, gaan wankelen. We we­ten nog steeds niet, hoe de pseudo-Gurrads in dit beeld passen. Hun hoge gewicht en hun capaciteit om zich te transformeren zijn buiten kijf. Maar we weten nog steeds niet, met wie ze eigenlijk te maken heb­ben in de KWM.'

Dat was in laatste instantie het feitelijke resultaat van deze bespre­king.

Met een aarzelende glimlach zei de opperregent:

'We staan dus weer eens - na een ongelooflijk avontuur - voor een situatie, die niemand van ons weet te taxeren. We kennen onze vijand en we kennen hem ook niet. We beschikken over talloze situaties, kwamen onophoudelijk in contact met de superzware wezens, maar we weten ook, dat er zich achter hun masker iemand verbergt. Wie dit is weten we niet en we hebben zelfs geen miniem gaatje in deze sluier kunnen ontdekken. '

'Ik sluit dit gedeelte van onze be­spreking met deze conclusie af.

We weten niet wie onze vijand is.'

Hij maakte een vaag gebaar en schoof zijn stoel naar achteren.

De uren daarna overlegden de man­nen wat er nu te doen stond. Nog steeds woedden er korte, maar ver­nietigende veldslagen; de pseudo-Gurrads met hun kegelschepen vie­len op alle mogelijke plaatsen de reusachtige bolvormige barrière aan. Ze werden gesteund door Dolans, maar de solaire vloot sloeg iedere aanval af. Snel en meedogen­loos.

De bemanning van de Crest rustte uit, verspreid over de verschillende schepen.

Een testcommando van Explorer-technici was aan boord van de Crest en werkte met de computers. Die deden het uitstekend, alsof er nooit iets was gebeurd, dat een totale chaos had veroorzaakt in de rekenapparatuur.

Verder was er nog niemand van de Crest-bemanning aan boord van het vlaggeschip.

Na drie uur ging men weer uit elkaar.

De weg, die de Terranen de komen­de vierentwintig uur zouden betre­den, was duidelijk voor de afzon­derlijke mannen. Rhodan hield vanuit de commandocentrale van Tifflors schip een korte toespraak tot de commandanten van de vloot en maakte bekend wat er besloten was.

De volgende minuten begonnen de Terraanse schepen zich terug te trekken naar het centrum van de bol. Ze zouden als een gepantserde schaal de enkele schepen omgeven, die hier naast de roodgloeiende dubbelzon roerloos in de ruimte hingen.

Met in het midden de lege Crest V.

 

8.

 

Op  het intercomscherm  was de commandocentrale van het schip te zien. Voor de controle-panelen waren de mannen bezig met het controleren van hun instrumenten. Het schip was in de lineairruimte en vloog naar de nieuw berekende basis voor verdere acties.

Licht uit een metalen focusarmatuur, die aan een van de muren bevestigd was, viel op het hoofd van de man, die uitgestrekt in de hori­zontaal gelede stoel lag. De man had zijn ogen dicht en je kon niet zien of hij werkelijk sliep of alleen maar zwijgend nadacht.

Muziek was te horen. Het waren weer de fijne, steeds zachter wor­dende slotakkoorden van Singh Boncards 'victory in space'.

Vivier had nu eindelijk rust, anderhalf uur nadat het Explorerschip teza­men met andere vlooteenheden in de lineairruimte was verdwenen. Het laatste bevel van de opperregent was:

'Alle schepen van de solaire vloot en de Explorerschepen trekken zich terug naar de aangegeven coördi­naten van de sector Galaxis Noord!'

Eerst hadden ze de bolvormige bar­rière kleiner gemaakt, soms onder woedend vuur. Daarna, toen de en­kele bewapende eenheden en de Crest V, die langzaam weer tot leven kwam, voldoende beveiligd waren, waren de afzonderlijke vlooteenheden vertrokken.

Twee mannen van de Crest-bemanning waren na hun redding ziek geworden - dat waren alle verliezen van dit avontuur.

Tenslotte was de Crest gestart.

En als voorlaatste groep waren de twee experimentele ruimtesche­pen en de Explorerschepen ver­trokken. Ook zei zouden de andere schepen op het afgesproken punt ontmoeten.

Langzaam bewoog Bontainer zich. Hij voelde zich uitgeput en moe, letterlijk geloogd. Sinds de Explo­rer het eerste signaal van het vlaggeschip had ontvangen, had Bontai­ner niet langer dan vijftien uur geslapen.

De muziek ebde weg en het bandap­paraat schakelde zichzelf uit.

'Zo!'bromde Vivier. 'Dat was dat.'

Hij bedoelde de lange en zware actie van zijn schip.

Hij stond op, rekte zich voorzichtig uit, alsof hij iets kon breken en wreef zich daarna in zijn ogen. Ten­slotte liep hij meer struikelend dan normaal lopend naar de douchecabine, douchte lang en heet, trok daarna langzaam zijn kleren aan. Dertig minuten later was hij in de centrale en legde zijn hand op John Sanda's schouder.

'Aflossing, Bonnie?' vroeg de Space-twin.

Bontainer grijnsde.

'Voor mijn part, hoewel de automa­tische piloot het schip bestuurt. Ik had eigenlijk meer zin om samen met jou dat meisje met dat zwarte haar te bezoeken en te kijken hoe jij ingepakt wordt. Voel je je daar sterk genoeg voor?'

John sprong elastisch overeind uit zijn stoel, bleef met zijn voet haken en slingerde bijna de commandant omver, toen hij probeerde houvast te vinden. De mannen in de centrale begonnen hard te lachen.

'Verdomme,' bromde Sanda. 'Altijd als je bewijzen wil hoe goed je bent, val je op je gezicht.'

'Dat, beste vriend,' verkondigde Bontainer met de wijsheid van een Salomon, 'overkomt niet alleen jou.'

Hij richtte zich tot de andere man­nen.

'Als jullie het er over eens kunnen worden, wie van jullie hier de wacht houdt en ons bij de geringste storing haalt, nodig ik jullie alle­maal uit voor een geweldige eetpar­tij, met als extra gegarandeerd natuurzuivere jenever. Het mag geen drinkgelag worden, maar we moe­ten in ieder geval onze heldendaden vieren.'

'Akkoord, kapitein!'

Het duurde niet lang of twee bijzon­der fatsoenlijke officieren hadden zich bereid verklaard om dienst te doen. Het groepje verliet de centra­le, lachend en met betuigingen van medelijden aan het adres van de twee slachtoffers.

De mess werd bestormd.

'Dana, liefste, zou je zo lief willen zijn om met ons mee te doen?' vroeg John Sanda, die van vermoeidheid nauwelijks meer uit zijn ogen kon kijken.

Dana Norfolk antwoordde:

'Ik ben je liefste niet! Denk erom!'

De collega's van Sanda hadden het nodige commentaar op dit ant­woord en barstten in lachen uit.

'Nog niet,' mompelde Sanda luid. 'Maar kom maar eens naar Terrania City, naar Atlan Village! Dan word je wel hopeloos verliefd op me!'

Dana Norfolk gaf eerst de negen mannen een kop koffie, daarna zorgde Bontainer voor een fles alcohol. Vervolgens stelden de tien per­sonen een uitgebreid menu samen en zetten twee tafels aan elkaar, wat niet zonder technische moei­lijkheden verliep. Midden onder het eten riep Vivier plotseling:

'Wat zie ik? Onze gestrafte vriend!'

Negen hoofden draaiden zich om. Oomph Amber, de Lourener, kwam met een gelukkige uitdrukking op zijn gezicht op het gezelschap af. Bij  hem betekende  gelukkig gezicht, dat de Lourener, die bijna zo groot was als een mens, zijn onder­lip nog verder naar voren stak in zijn bolvormige hoofd, dat een doorsnede had van dertig centime­ter, en er een golflijntje van had gemaakt.

Zijn ogen met de loodrechte spleetpupillen waren groot en rond en er lag een soort kinderlijke verbazing over zijn gezicht. Door de transpa­rante huid van dit vreemde wezen, dat een van Bontainers beste vrien­den was, kon je de pulserende orga­nen zien. De verschillende beman­ningsleden van de schepen die met Bontainer gevlogen hadden, moes­ten er lang over nadenken om aan de weet te komen, om welke reden Bontainer dit wezen zo graag mocht. Zijn uiterlijk was in ieder geval een ramp. En de taal die hij bezigde ook.

'Keukendienstbaarheid helemaal niet lüsker, Bonnie!' gilde Amber.

Bontainer gaf een teken en wees naar een lege stoel.

'Kom hier, ga naast me zitten. Waarom is keukendienst niet lüs­ker?'

'Kok afschuwelijkheid!' stelde Oomph vast. Bontainer plukte het zoutvaatje uit zijn vingers; het was van glas en had een rond, glimmend dekseltje met veel kleine gaatjes.

'Is Rolf, onze chef-kok, zoiets af­schuwelijks?' vroeg Bontainer. 'Zo ken ik hem helemaal niet. Hij is echt erg menselijk. Hij wordt alleen maar boos, als je iets van hem steelt.'

'En - vermoedelijk heb jij iets van hem gestolen!' zei Sanda en wees met zijn vork naar Amber.

Oomph boog het hoofd.

Zijn oren aan de zijkant van zijn hoofd waren spits aan de toppen en voorzien van dikke bossen haar.

Het gerucht ging, dat Oomph Am­ber door deze sensitieve haartjes de stemming aan boord wist te analy­seren als een seismograaf. Bontainer wist wel beter en behalve hem nog enkele andere mannen. Snel keek de Lourener om zich heen en zei:

'Geimig, kapitein Bonnie. Wij grote massa Crest-mannen scheperszijds gehebt, hè?'

Bontainer probeerde het te verta­len en meende gehoord te hebben, dat Oomph de Terranen bedoelde, die aan boord van de EX-8703 tot rust waren gekomen en tenslotte enigszins  hersteld  teruggebracht waren naar het vlaggeschip.

'Wat is er met ze?'

Oomph giechelde nerveus, schraapte zijn keel en zei daarna:

'Ik stemming vastgesteld. Eenmoedigheid groot - commandant Bon­nie geweldige klasse! Alles te saam, reuzenachtelijke begeesteling.'

De mannen uit de centrale keken elkaar enkele seconden aan, daarna barstte er een brullend gelach los.

'Daar zie je het maar weer,' zei Sanda droogjes, 'hoe beroemd je bent in de vloot. Merkwaardig... iedereen heeft het alleen over Bontainer en wij dappere mannen -' en na een snelle blik naar Dana Norfolk 'en meisjes blijven naamloze tuindwergen!'

Bonnie grijnsde laagdunkend.

'Ik  weet om  welke reden  ik zo geliefd ben, John.'

'Ja? Kan ik er iets van leren?'

Bontainer knikte.

'Natuurlijk. Mijn grote tijd brak aan, toen ik trouwde. Sinds het mo­ment waarop ik mijn blikken boor­de in de ogen van Arsali ben ik, wat ik ben.'

'Namelijk getrouwd,' zei John. 'Dat is geen reden. Ik zou liever proberen om op een andere manier be­roemd te worden.'

'Wat betreft beroemd,' antwoordde Bontainer. 'Ik hoor voortdurend, in ieder geval geruime tijd, dat jij in Atlan Village een geheimzinnig dubbel leven leid. Wat is daarvan waar?'

Sanda zei nors:

'Alles.'

'En wat doe je daar in je geheime hol? Orgieën? Feesten? Of denk je na?'

'Ik... ik probeer... nee, dat gaat je niets aan. Het moet een verrassing blijven.'

Ze gaven het op.

Toen ze na het eten afscheid had­den genomen, alsof ze de komende minuten voor duizenden lichtjaren uiteen zouden gaan, liep Sanda met het meisje mee tot zijn hut.

Dana legde voorzichtig haar armen om Sanda's hals.

'Zeg eens, eerste, wat doe je daar nou eigenlijk in Atlan Village?' vroeg ze.

Hij veegde een piek haar van zijn voorhoofd; meer energie had hij niet.

'Kom zelf maar, kom maar eens kijken.'

Ze haalde haar schouders op, kuste hem op zijn voorhoofd en ver­dween.

Enkele minuten later, toen hij uit­gestrekt onder de dunne dekens lag, vlak voordat hij definitief weg­gleed in een lange droomloze slaap, dacht hij aan zijn kleine apparte­ment in Atlan Village. Zelfs Bonnie kende het geheim van Sanda niet.

Sanda werkte aan een Epos.

Het was een reusachtige montage, die bestond uit eigen ervaringen, uit flarden van gedichten, uit Johns eigen koker, uit computerlyriek en uit krantenberichten, een geweldige ode van alleen maar kleine stukjes, een gigantisch mozaïek, waarin de avonturen van een Explorer-schip werden bezongen. San­da was van plan om het met een gedetailleerde rolverdeling, voor­zien van geluid, met muziek en commentaar uit te geven. Hij was al drie jaar bezig en het gigantische werk was nog maar in de beginfase van de start.

Hij was nog lichtjaren verwijderd van het einde.

 


Ook nu scheen het lot Vivier Bontainer, de redder van de Crest IV, uitverkoren te hebben om ook de Crest V te redden. Perry Rhodan en zijn mannen waren van groene schimmen weer veranderd in mensen ...

Zij spelen niet de hoofdrol in de volgende aflevering. Wel de mannen van een patrouille-kruiser, die in de ruimte van de materiebrug tussen de Melkweg­stelsels op een dodenschip stuit...


 

Perry Rhodan 0393 - De drempel van het niets
0393 - De drempel van het niets.htm
Section0001.xhtml