25
Dankzij de supervoorbereiding van Hans en zijn gedegen kennis van alles wat met fusies te maken had, rolde ik glansrijk door de besprekingen. Het was doodvermoeiend en er werd ons geen seconde rust gegund. We gingen van de ene bespreking in de andere en die avond rekenden we op de hotelkamer alles nog eens goed door, met een glaasje cola en een broodje, terwijl de bruisende geluiden van het nachtleven vaag tot in onze hotelkamer doordrongen. Het ontging ons compleet.
Vanaf het moment dat het vliegtuig was geland, had ik me naar Dubock formeel opgesteld. Na Rob had ik even geen zin in getrouwde mannen. De enige reden dat ik hem te vriend wilde houden en zijn zaken meer dan fantastisch wilde behartigen, had te maken met het feit dat ik daarmee de partners tevredenstelde, en dus mijzelf want zo kwam een mens aan het ovaal terecht.
Ik wist wat me te doen stond, en dat was buffelen als een idioot tot zaterdagochtend elf uur. Dan zou ik weer in het vliegtuig stappen en begon wat mij betreft mijn zuurverdiende skiweekend. Met in mijn achterhoofd beelden van prachtige witte skihellingen verzachtte ik het leed dat ik er vierentwintig uur totaal voor moest gaan.
Dubock, ook niet geheel achterlijk, vroeg wat er aan de hand was, en ik antwoordde dat ik mij volledig moest concentreren om zijn zakelijke belangen zo goed mogelijk te behartigen.
‘Geen tijd voor ontspanning?’ vroeg hij lachend.
‘Absoluut niet!’
‘En na dit weekend?’
‘Vergeet het maar. Zaken en privé wens ik strikt gescheiden te houden,’ zei ik met een arrogante blik in mijn ogen.
‘Jammer,’ zei hij oprecht.
Daarna liet hij mij met rust, en behalve over zakelijke aangelegenheden hoorde ik hem niet meer. Na een nacht met veel te weinig slaap en een tollend hoofd vanwege allerlei ingewikkelde berekeningen zat ik zaterdagochtend in alle vroegte in mijn eentje aan het ontbijt in de gigantische eetzaal die met kroonluchters en goudbrokaat was behangen.
‘Mag ik aanschuiven?’
Verstoord keek ik op. Het was Dubock.
‘Natuurlijk,’ zei ik. Ik kon hem tenslotte moeilijk weigeren.
‘Eet je altijd zo weinig?’
‘Ik ben nog maar net begonnen,’ antwoordde ik, en ik zuchtte geïrriteerd.
‘Ben je tevreden over hoe het tot nu toe is gegaan?’ vroeg hij belangstellend.
‘De vraag is niet of ik tevreden ben. De vraag is of jij tevreden bent.’
‘Beantwoord jij een vraag altijd met een wedervraag? En ja, ik ben heel erg tevreden. Aan al mijn voorwaarden is voldaan en ik ben hartstikke blij dat Six Unlimited akkoord is gegaan. Dat betekent dat ik er een bedrijf bij heb, en wel in Londen. Dat is toch geweldig!’
Ik keek hem aan en ik moest lachen om zijn kinderlijk enthousiasme. Alsof hij een potje monopolie had gewonnen.
‘Ik moet je bedanken, dame. Ik vind dat je het meer dan goed hebt gedaan.’
‘Dank je. Hans blijft nog tot na het weekend om een aantal zaken af te ronden. Ik vertrek zo meteen.’
‘Dat weet ik. Mag ik je uitnodigen om volgende week met mij te gaan dineren?’
‘Dat lijkt me geen goed idee.’
‘Ik wil je bedanken voor iets wat je zakelijk voor mij hebt gedaan. Dan is het dus een zakelijk etentje,’ zei hij op een toon die geen tegenstand duldde.
Een stemmetje in mijn achterhoofd zei dat ik als de sodemieter de ontbijtzaal moest verlaten. Tegenover mij zat een onweerstaanbaar lekker ding. Als we hier het komende halfuur samen zachte eitjes zouden leegslurpen, wilde ik de rest van mijn leven zakelijk met hem dineren. Met de affaire-Rob in mijn achterhoofd leek me dat geen strak plan!
‘Sorry, maar ik heb het erg druk. Jij bent niet de enige die wil fuseren.’ Ik stond op en gaf hem een hand. ‘Het was prettig samenwerken en ik hoop dat ik je bedrijf in de toekomst nogmaals van dienst kan zijn.’
Zonder om te kijken, liep ik weg. Mijn maag rommelde en ik had ongelofelijk de pest in dat een heerlijk ontbijt aan mijn neus voorbijging.
Meer dan een uur te vroeg kwam ik op het vliegveld aan, vastbesloten om mijn extra uur al shoppend door te brengen, maar de prijzen waren dusdanig dat ik in plaats van een lekker geurtje een enorme, dikke chocoladecroissant kocht, die zo lekker was dat ik het niet bij die ene hield.
Eindelijk mocht ik na lang wachten inchecken, en met een zucht ging ik zitten. Er was maar één ding dat ik ging doen. Ik ging slapen. De safety instructions zou ik deze keer langs me heen laten gaan. Als ik niet zorgde dat ik snel wat slaap kreeg, ging ik namelijk sowieso dood. Ik kneep mijn ogen samen en met mijn vuisten tot ballen geklemd wachtte ik de akelige start af, maar er gebeurde niks.
Na een halfuurtje werd het onrustig in het vliegtuig en ik zag de stewardess zenuwachtig heen en weer lopen.
‘Gaat er nog wat gebeuren?’ hoorde ik een boze man op de stoel achter mij vragen aan de stewardess.
‘We hebben enigszins vertraging,’ zei het jonge meisje.
Zenuwachtig keek ik op mijn horloge. Shit, nou moest het niet fout gaan.
‘Mevrouw, mevrouw!’ riep ik naar de jonge stewardess, die verstoord opkeek en duidelijk andere dingen aan haar hoofd had. ‘Ik heb om twee uur een aansluitende vlucht, die wil ik wel graag halen.’
‘Dat gaat wel lukken, mevrouw,’ zei ze zo vriendelijk mogelijk.
Nu was het hek van de dam en overal om mij heen begonnen mensen vragen te stellen. Van heel eenvoudig tot bijzonder ingewikkeld, en het jonge meisje kreeg het zichtbaar Spaans benauwd, omdat ze met name de laatste categorie vragen niet kon beantwoorden.
Voordat we het in de gaten hadden, waren we weer een halfuur verder en nu begon ik me toch echt serieus zorgen te maken. Dat gold ook voor de rest van de passagiers. Eentje stond zelfs op en wilde naar de cockpit lopen en dit was het teken voor het boordpersoneel dat het beter was om het gepeupel in te lichten. Een keurige piloot verscheen en sprak ons toe.
‘Passagiers, ik heet u allen welkom op deze KLM-vlucht van Heathrow, London Airport naar Amsterdam Airport. Wij hebben helaas enige uren vertraging, en dat wordt deze keer niet veroorzaakt door een technische storing. Ook zitten we niet te wachten op een passagier die te laat is. Dat wilde in het verleden nog wel eens gebeuren maar met dat probleem weten wij inmiddels veel beter om te gaan.’
Ik begon nattigheid te voelen. Deze man draaide om iets heen en het was mij duidelijk dat hij niet wist hoe hij het verhaal moest brengen. Zweetdruppels verschenen op mijn voorhoofd.
‘Onze vertraging heeft te maken met veiligheidsaspecten. Zoals u weet, staat de veiligheid bij KLM voorop. Wij zijn al jaren…’
‘Wat is er nou aan de hand?’ schreeuwde de man op de stoel achter mij.
‘Ja, wat is er aan de hand?’ riep weer een ander.
De piloot begon wat zenuwachtig van zijn ene been op het andere te wippen. ‘Er is sprake van een bommelding. Niemand mag het vliegtuig verlaten. We zijn nu bezig om alle bagage uit het bagageruim te halen en daarna zal het vliegtuig zelf onderzocht worden.’
‘Is het dan niet verstandiger dat wij nu als de sodemieter het vliegtuig verlaten?’ riep de man achter mij weer.
‘Op grond van de aanwijzingen die wij hebben verkregen, is er door de terreurbrigade besloten dat we beter in het vliegtuig kunnen blijven.’
Het woord terreurbrigade had de beste man beter niet in zijn mond kunnen nemen want massaal stond iedereen op en begonnen ze allemaal door elkaar te schreeuwen. Er verschenen zweetdruppels op het voorhoofd van de piloot en een paniekerige blik kwam in zijn ogen. Het kostte hem enige minuten voordat hij iedereen weer tot bedaren had gebracht.
‘Er is geen enkel gevaar. Neemt u dat nou maar van mij aan. Aan uw veiligheid wordt juist gewerkt. Alles komt goed, zolang u rustig blijft zitten en de veiligheidsmensen hun werk kunnen doen. Ik hoop over niet al te lange tijd te kunnen vertrekken,’ zei de piloot en hij maakte zich vervolgens haastig uit de voeten, de woedende menigte aan de arme stewardessen overlatend.
Een hoogblonde stewardess op naaldhakken wist iedereen zover te krijgen dat ze weer rustig gingen zitten. ‘Dit heb ik al een paar keer meegemaakt,’ zei ze sussend. ‘Het is gewoon een hoop protocol en procedures. Voordat u het in de gaten heeft, gaan we de lucht in.’
Ondanks mijn zenuwen moest ik lachen. De oudere man die naast me zat, keek me verbaasd aan.
‘Grappige beeldspraak,’ zei ik.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Dat we de lucht in gaan,’ zei ik lachend.
‘Ik kan er niet om lachen,’ zei de man en hij keek afkeurend voor zich uit.
Ik vreesde dat ik elk moment in huilen zou uitbarsten. Ik wilde maar één ding en dat was dit griezelige koekblik verlaten, maar tot mijn verwondering maakte zich er opeens een merkwaardige rust van mij meester, die mij deed berusten in de situatie. Het enige wat ik kon doen was mijn lot in handen leggen van de mannen van de terreurbrigade. Ik kon er toch niets aan veranderen, hoewel ik het uitermate droevig zou vinden als ik hier het leven zou laten. Als je al doodging in een vliegtuig moest dat toch zijn omdat je neerstortte, ook al was het typisch iets voor mij om de startbaan nooit te halen en toch de lucht in te vliegen.
Ik draaide mij om en viel in slaap. Af en toe werd ik wakker van lawaai en gedoe om me heen. Het was inmiddels halftwee. Mijn vliegtuig naar Zwitserland zou ik niet meer halen, en bellen kon ik niet want het gebruik van mobiele telefoons was tot nader order verboden. Om me heen begonnen mensen te mopperen dat ze honger kregen, en de toiletten begonnen inmiddels al een beetje te stinken. De sociale onrust begon op mijn zenuwen te werken, en weer probeerde ik me af te sluiten door mijn ogen dicht te doen en me te onttrekken aan mijn omgeving.
Ik dommelde weg en heel langzaam voelde ik mijzelf zwaar worden en droomde ik van een vreemde man die op het ene moment op Rob vervolgens op Boris en daarna op Dubock leek. Ik wandelde met hem in een park en het was een wandeling waar geen einde aan kwam. Net op het moment dat hij me wilde zoenen, stopte hij en trok aan mijn arm.
‘Niet doen, niet doen. Ik wil dat je me zoent,’ riep ik.
‘Mevrouw, wakker worden. U krijgt wat te eten,’ zei een vriendelijke stewardess die ondertussen aan mijn arm trok.
Geschrokken kwam ik overeind. Op een bordje voor mijn neus lag een in folie ingepakt bolletje met daarnaast een plakje zweterige kaas en een slaatje waar vieze stukjes kip hun hoofd boven de mayonaise probeerden te houden. Ondanks het feit dat ik twee dikke chocoladecroissants naar binnen had gewerkt, had ik best trek, maar ik besloot dat als ik moest kiezen tussen een dodelijke vergiftiging of een explosie, de laatste misschien wel beter zou zijn.
Zuchtend schoof ik het voedsel terzijde, waarop de oude man naast mij onmiddellijk vroeg of hij het dan mocht hebben.
Ik sloot meteen weer mijn ogen en probeerde wanhopig terug te kruipen in mijn droom, maar hoe ik het ook probeerde, ik werd niet meer gezoend door Dubock.
Om halfvijf kwam de piloot weer een mededeling doen en ik hoopte maar dat hij nu beter nieuws had. Inmiddels zaten de toiletten verstopt, was het water en het toiletpapier op en begon het akelig benauwd te worden in het vliegtuig. Een zweterig geurtje vulde de cabine en ik vermoedde dat het niet lang zou duren voordat er iemand over zijn nek zou gaan.
‘Dames en heren. Ik heb goed nieuws voor u. Over een halfuurtje gaan we het vliegtuig verlaten. Helaas krijgt u geen toestemming om het vliegveld te verlaten of door te reizen naar andere bestemmingen, aangezien u allen nog verhoord zult worden.
‘Wat krijgen we nou?’ schold de man achter mij.
‘Het spijt ons ook heel erg, maar er zijn aanwijzingen voor de veiligheidsmensen om nader onderzoek te doen.’
De piloot zweette. Ik vond het dapper van hem. Hij stelde zich toch kwetsbaar op om iedereen zo toe te spreken. Tenslotte nam hij het risico dat de woedende menigte hem zou lynchen. En hij leerde snel: het woord terreurbrigade gebruikte hij niet meer.
‘We zullen uiteraard ons best doen om te zorgen dat u vandaag nog op uw eindbestemming aankomt.’ Na deze woorden maakte de piloot weer rechtsomkeert.
Er ging weer een golf van gemompel en gemopper door het vliegtuig. Het was toch wat. Zaten we hier al meer dan vijf uur vast in een vliegtuig, werden we ook nog eens een keer verhoord.
Toen we uiteindelijk als slachtvee naar een zaaltje op het vliegveld werden gebracht, kon ik eindelijk Merel bellen en mijn vriendinnen op de hoogte brengen van mijn onvrijwillige opsluiting. Ze leefden met me mee, de lieve schatten. Daarna duurde het nog drie uur voordat ik eindelijk aan de beurt was en mij het hemd van het lijf werd gevraagd over mijn activiteiten en wat ik allemaal in Londen had gedaan. JVJ en Dubock werden gebeld om mijn verhaal te verifiëren en ik voelde me net een crimineel. Op een bepaald punt begon ik echt te huilen en zei ik met gierende uithalen dat het de bedoeling was dat ik nu in Zwitserland zou zitten bij een open haard met mijn vriendinnetjes. Dat ik het helemaal had gehad en dat ik een aantal nachten slecht had geslapen en alleen maar aan het werk was geweest. Jankend voegde ik eraan toe dat ik nu echt naar huis wilde. Dit was voldoende om mij te laten gaan, maar ik moest helaas tot de volgende dag wachten om terug te vliegen want alles zat vol.
‘En rechtstreeks?’ vroeg ik nog smekend. ‘Is er geen vlucht meer rechtstreeks naar Zürich?’
‘Helaas, alles zit vol, mevrouw. Maar als u kiest voor de viproom in plaats van een overnachting in een hotel, dan bent u als eerste aan de beurt als er iemand mocht uitvallen.’
Ik keek de vermoeid ogende dame aan en besloot dat ik de nacht in de viproom ging doorbrengen, maar dan wenste ik ook absoluut héél erg belangrijk behandeld te worden.
‘Ik blijf hier, maar ik heb bijna niets te eten gehad dus…’
‘Uiteraard zorgen wij voor een heerlijk driegangenmenu,’ viel ze me in de rede.
‘En een heel goede fles wijn.’
Ze knikte.
‘En de Nederlandse kranten graag.’
‘Uiteraard.’
‘En ik heb een vreselijk stijve nek. Kan er iemand langskomen die dat even masseert?’
Ze keek me aan met een blik in haar ogen die deed vermoeden dat ik mijn hand overspeelde. ‘Die is helaas niet meer aanwezig.’
‘Jammer. Ik heb overigens wel een vreselijke tijd gehad in dat afschuwelijke vliegtuig en ik vermoed dat het gruwelijke verhoor geen juridische grondslag had, dus ik zou een financiële tegemoetkoming bijzonder op prijs stellen.’
‘Daar kunnen wij helaas niet aan beginnen, mevrouw. U kunt wel een klacht indienen.’
‘Een fles parfum omdat ik inmiddels niet meer zo fris ruik?’
De dame keek me strak aan. Ze kon er de humor niet van inzien. Waarschijnlijk had ze inmiddels alle passagiers van deze vlucht onder moeten brengen en had ze de bizarste wensen te verwerken gekregen.
Ik draaide me om, maar een paaltje stond onhandig in de weg en om te voorkomen dat ik heel dramatisch languit zou gaan, maakte ik een rare beweging waardoor onder luid gekraak mijn hak afbrak.
Shit! Nu moest ik als een manke pinguïn mijn entree in de viproom maken.
Ik trok mijn schoen uit en met een verontwaardigd gezicht vroeg ik aan de dame achter de balie: ‘Een gratis opknapbeurt in de hakkenbar? Kan dat er nog vanaf?’
Met een chagrijnige kop wierp ze me een tube lijm toe. Ze had het helemaal met mij gehad.
‘Ook goed, ik heb tenslotte de hele nacht om voor schoenmaker te spelen.’
Zonder verder nog wat te zeggen, wees ze me de weg naar de viproom waar ik strompelend aankwam.
Binnen een halfuur kreeg ik een heerlijke maaltijd geserveerd. Net toen ik een hap wilde nemen, ging mijn mobieltje.
‘Hoi, met Merel. We wilden even weten hoe het met je gaat?’
‘Prima. Ik denk dat ik de nacht wel doorkom.’
‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ik ben aan het genieten van een Very Important Picknick.’
Merel begon te schateren van de lach en ik kon bijna niet wachten tot ik ze morgen allemaal weer zou zien.
26
Ik kreeg een welkom zoals ik zelden had gekregen. De dames hadden een heerlijke lunch voor mij klaargemaakt en hongerig viel ik aan.
‘Ongelofelijk zeg, dat heb jij weer,’ zei Merel.
‘Een bommelding! Gaaf zeg! Dat lijkt me nou echt spannend!’ voegde Bo eraan toe.
‘Zat er nou eigenlijk een bom in dat vliegtuig of niet?’ vroeg Kim, die uiteindelijk toch had besloten om mee te gaan.
‘Nee, die zit nog in mijn tas. De terreurbrigade heeft hem niet gevonden,’ antwoordde ik lachend.
‘Anne, jij maakt nog eens wat mee!’ zei Madelief met een enorme grijns op haar gezicht.
Anders jij wel, dacht ik bij mezelf.
‘Lieve Anne, jij gaat vanmiddag heerlijk genieten van die fantastische, glooiende hellingen. Daarna gaan we borrelen en in de sauna. Dat heb je wel verdiend!’
‘Anne, dit chalet is echt ongelofelijk,’ zei Kim enthousiast. ‘Ze hebben hier een badkamer, dat wil je niet weten. En een sauna!’
‘Na de sauna gaan we lekker eten, en daarna gaan we wild op stap,’ zei Merel.
‘Ja, en dan moet je morgen weer terug,’ zei Jasmijn een beetje vals. ‘Jeanna heeft nog nooit geskied. Ik denk dat ze het heel leuk zou hebben gevonden.’
‘Niet zo zeuren, Jasmijn,’ zei Bo. ‘Ik ben zo blij dat Anne er is. Nu zijn we tenminste compleet en kan het feest beginnen.’
Ik had een fractie van een seconde overwogen om niet door te vliegen, maar ik was dolblij dat ik anders had besloten. Ook al was het kort, ik was vast van plan om optimaal te genieten van dit miniweekend. En vanavond zou ik eens ouderwets uit mijn dak gaan.
‘Zeg, hebben jullie de tent al gevonden waar de skileraren zitten?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Wat denk jij?’ zei Madelief.
‘En?’
‘Ze zijn weer goed geconserveerd de zomer doorgekomen,’ zei Merel.
‘Ik vond die ene leuk,’ zei Bo.
‘Welke?’ vroeg Merel.
‘Nou, die ene met die rode skibroek aan.’
‘Wat ben jij een onnozele gans, zeg!’ zei Jasmijn. ‘Ze hebben allemaal een rode skibroek aan!’
‘Ik bedoel dat stoere gozertje met dat zwarte haar en die groene ogen.’
‘Ümbald?’ vroeg Merel.
‘Ik geloof het wel,’ zei Bo. ‘Rare naam eigenlijk. Ümbald, Ümbald.’ Ze liet de naam een paar keer uit haar mond rollen.
‘Anders noem je hem toch gewoon Tim,’ zei Madelief waar iedereen keihard om moest lachen en ik vooral.
‘Jongens, ik moet ski’s gaan huren. Waar kan ik dat doen?’
‘Er zit een verhuurder in het dorp maar die is pas om vier uur weer open,’ zei Merel.
‘Ah, dat meen je niet. Dan kan ik pas morgen skiën!’ riep ik teleurgesteld uit.
‘Wat voor schoenmaat heb je?’ vroeg Jasmijn.
‘Achtendertig,’ antwoordde ik.
‘Neem die van mij maar,’ zei Jasmijn.
‘En jij dan?’ vroeg ik bezorgd.
‘Ik heb hartstikke last van mijn rug. Ik ga toch niet meer vandaag, en als ik slim ben dan ga ik morgen ook niet. Ik houd Kimmie lekker gezelschap, dan ben ik vanavond weer helemaal fit. Dus neem die van mij nou maar,’ drong ze aan.
‘Kom op, meiden, we gaan die hellingen af,’ zei ik enthousiast.
Binnen een mum van tijd stonden Merel, Bo, Madelief en ik in zo’n gammel bakje, dat ons met een rotvaart naar de toppen van de bergen moest brengen.
‘Hoe vaak zou zo’n ding nou naar beneden vallen?’ vroeg Madelief angstig. Ze had zichzelf voor de gelegenheid in een gifgroen glanzend Gucci skipak gehesen, dat zo strak zat dat ik me afvroeg of ze er nog wel in kon bewegen.
‘Niet zo vaak,’ zei ik, ‘je leest het maar zelden in de krant.’
‘Ze willen nog wel eens blijven hangen. Dat heb ik laatst nog gelezen,’ zei Merel. ‘Dan zit je acht uur in zo’n bakje te wachten op het bevrijdingsteam.’
‘Ik heb ook wel eens gelezen dat een kabel van zo’n paal schoot en dat twintig bakjes naar beneden gingen, maar net boven de piste bleven hangen. Net te hoog natuurlijk om eruit te springen. Bewegen moest je niet want anders donderde je alsnog te pletter. Schijnt een heel gedoe geweest te zijn,’ zei Bo.
Net op dat moment ging ons bakje langs een paal. Met veel gekraak en lawaai namen we deze hobbel, waarop Madelief keihard begon te gillen en riep dat ze eruit wilde. Het kostte ons zeker vijf minuten om haar weer tot bedaren te krijgen, en toen we uiteindelijk bij het eindstation aankwamen, snotterde Madelief dat zo’n ritje met zo’n aftands bakje toch wel heel burgerlijk was. Als je het een beetje goed wilde doen, nam je een helikopter.
Het was even wennen, maar na drie bochtjes had ik de smaak weer te pakken en skiede ik als een dolle, jonge hond naar beneden. We namen de ene na de andere lift, en na alle spanningen van de afgelopen dagen voelde ik me weer helemaal de oude worden. Ik genoot, en lachend doken we na een paar uur skiën de eerste de beste après-skihut in waar ik me liet vollopen met glühwein.
We hadden al snel vier skileraren te pakken die al hossend en zuipend achter ons aan zaten, waardoor we compleet de tijd vergaten. Pas tegen acht uur gingen we naar huis waar Kim en Jasmijn op ons zaten te wachten met dampende schalen spaghetti.
Mijn enthousiasme en vrolijkheid over de geweldige middag werkten zo aanstekelijk dat de thuisblijvers al snel weer vergaten dat ze uren op ons hadden gewacht, en toen de flessen wijn werden geopend zat de sfeer er goed in.
‘Dames, om elf uur moeten we in Die Fröhliche Witwe zijn. Onze vrienden met hun strakke skibroekjes zijn daar ook,’ gilde Bo enthousiast.
‘Zit Ümbald daar ook bij?’ vroeg Jasmijn.
‘Ja,’ grijnsde Bo, ‘der Ümbald ist auch da!’
‘Je weet dat Ümbald in de zomer met zijn geiten de bergen in trekt?’ zei Jasmijn.
‘Het is nu winter, Jasmijn. In de winter heeft Ümbald een heel lekker figuur in dat snelle pakje van hem. In de zomer ben ik hier niet. Wat mij betreft loopt hij dan wekenlang in een korte broek met gezondheidssandalen door de bergen. Dat zal mij toch echt een rotzorg zijn. Ik was namelijk niet van plan om het product Ümbald en zijn driehonderd geiten mee te nemen naar Nederland.’
‘Dus jij gaat gewoon zoenen met de eerste de beste domme Zwitser die toevallig een beetje leuk kan skiën?’ zei Jasmijn weer.
‘Moet jij begrip voor hebben, dame,’ zei Bo kattig, ‘jij valt tenslotte ook op sportieve types.’
‘Jongens, kom op! Laten we nou genieten van de tijd die we samen hebben en lekker lol maken. Principes hebben we maandag wel weer als we in het vliegtuig stappen,’ zei ik optimistisch.
‘Daar ben ik voor,’ riep Bo en ze hief het glas.
‘En als der Ümbald nou eens keurig getrouwd is en kindjes thuis heeft die allemaal gevoed moeten worden van papa’s skilessen?’ vroeg Jasmijn met een zuinig mondje.
‘Ja, eh, het mannetje kan toch wel zelf nadenken. Dat hoef ik toch niet voor hem te doen. Als hij wil neuken dan gaat hij toch lekker neuken. Als het even kan graag met mij. Ik hoef de wereld toch niet te verbeteren,’ antwoordde Bo op de laconieke toon die zo eigen was aan haar.
‘Jij bent een enorme stomme trut,’ viel Kim plotseling boos uit. ‘Wat ben jij een ongelofelijke, egocentrische takkedoos.’ Woest stond Kim op en liep zo van tafel en met een knal sloeg ze de deur van de eetkamer achter zich dicht.
‘Dat komt er nou van,’ zei Jasmijn op een belerend toontje.
‘Hoezo?’ riep Bo verontwaardigd. ‘Wat heb ik nou weer fout gedaan?’
Merel en ik keken elkaar zuchtend aan.
‘Ik ga wel even bij haar kijken,’ zei Jasmijn.
De sfeer was eruit, en stilletjes keken we elkaar aan.
‘Dat was ook niet zo’n handige opmerking,’ zei Madelief, die vreselijk zat te zweten in haar gifgroene glanzende skipak. ‘We weten toch dat ze vreemdgaat? Daar mochten we het toch niet over hebben. Ze voelt zich natuurlijk aangesproken. Dat zou ik ook hebben als ik haar was.’
Ik keek haar aan en trok verbaasd en vragend mijn wenkbrauwen op. Die durfde! Madelief bleek mij strak aankijken en haalde even haar schouders op alsof ze zich afvroeg waar mijn verbaasde blik vandaan kwam. Het werd mij allemaal iets te ingewikkeld en ik schonk mijzelf nog een glas wijn in. Het enige wat ik hoopte was dat het gesodemieter snel afgelopen zou zijn. Ik kwam hier tenslotte voor de gezelligheid.
Na een halfuurtje kwam Jasmijn weer terug. Ze keek ernstig en ik kon niet anders concluderen dan dat ze haar roeping als begrafenisonderneemster misgelopen was.
Ik stootte Merel even aan en sloeg wanhopig mijn ogen ten hemel. Merel grijnsde even terug, wees op haar klok en daarna naar de deur. Ik knikte. Zeker weten! Om elf uur zat ik in Die Fröhliche Witwe en geen seconde later.
Jasmijn ging zitten en keek ons allemaal een voor een langdurig aan zonder iets te zeggen. Knap werk! Ze wist de spanning er aardig in te houden.
‘Zeg, Jasmijn, kun je een beetje haast maken. Ik wil zo op stap,’ zei Bo, die heel tactisch meldde wat Merel en ik dachten.
‘Ongelofelijk, wat kun jij bot zijn,’ snauwde Jasmijn. ‘Kim heeft het zwaar. Het is allemaal niet wat wij denken. Kim gaat niet vreemd. De olijvenman gaat vreemd.’
Geschokt keek ik Jasmijn aan. ‘Dat meen je niet!’
‘Dat heb ik altijd al wel gedacht,’ zei Madelief verontwaardigd. ‘Ik vond het altijd al een geniepig ventje. Dat gedoe met die olijven in dat kraampje. Ik vertrouwde het maar niks. Viespeuk. Ik vind het typisch zo’n mannetje dat het met zo’n vrouwtje van de bananen in het kraampje aan de overkant gaat aanleggen.’
‘Nou, het is de dame van de stoffen geworden,’ zei Jasmijn, die nog wel graag even de aandacht wilde. Tenslotte wist zij van de hoed en de rand.
‘Goh,’ zei Merel. ‘Arme Kim, hoe moet dat nu verder met haar en al die kinderen?’
‘En hoe zit dat nu met die man in het park?’ vroeg ik.
‘Die man met wie ze gesignaleerd is in het park is een goede huisvriend. Bij hem kan Kim fijn uithuilen,’ antwoordde Jasmijn.
‘Ja, ja,’ zei Madelief.
‘Wat nou, ja ja?’ hakte Jasmijn terug.
‘Leg nou niet op alle slakken zout, oké,’ zei ik sussend.
‘Weten jullie eigenlijk wel wat er gebeurt als je zout op een slak legt?’ vroeg Bo.
‘Nu even niet, Bo,’ zei Merel.
‘Nou, jongens, dit is wel een groot persoonlijk drama. Hoe gaan we Kim helpen om door deze moeilijke tijd te komen?’ vroeg ik zakelijk.
‘Dat weet ik niet,’ zei Bo. ‘Ik denk dat ik daar morgen eens over ga nadenken. Nu ga ik me omkleden want ik wil dansen. Wie gaat er mee?’
Ik kon mijn lachen bijna niet inhouden. Ik was ook niet van plan om hier de hele avond te gaan treuren over Kim en haar olijvenman, maar zo bot als Bo het kon maken! Gelukkig kwam Merel diplomatiek tussenbeide.
‘Jasmijn, jij hebt je over Kim ontfermd en dat vind ik heel goed van je. Ik weet niet of het verstandig is als wij vanavond allemaal rond haar bed gaan zitten. Misschien moeten we haar wat rust gunnen. Is het een goed idee als degene bij wie ze zich het meest vertrouwd voelt vanavond bij haar blijft?’
Alle ogen richtten zich op Jasmijn.
‘Dat lijkt me een prima idee. Ik hoef toch niet zo nodig op stap.’
Ik zuchtte opgelucht, waarop Merel, Bo en Madelief besloten dat we konden gaan.
Het was een drukte van jewelste in Die Fröhliche Witwe en we stonden al snel te hossen op de een of andere Zwitserse André Hazes. Madelief had zich voor de gelegenheid in een of ander te kort rokje gehesen, waarop ze een glinsterend topje droeg. Haar beha was opgevuld tot de gewenste cupmaat, die een dure chirurg over een maandje bij haar zou aanmeten. Om alvast te wennen aan een wat grotere boezem had ze voor veel geld een speciale opgevulde beha gekocht. Wild zwaaide ze met haar borsten in het rond en liet ze vol trots aan iedereen die het wilde zien de tekst op haar glittertop lezen. ‘Big Tits’ stond erop, met daaronder een met zilverglitter bestrooide varkenskop. De grap sloeg niet echt aan bij het Zwitserse publiek, maar dat maakte Madelief allemaal geen donder uit. Op een gegeven moment drong ze haar opgevulde borstpartij op aan Siebold, de achttienjarige skileraar die dit jaar voor het eerst mee mocht doen met het skiteam en de kleuters lesgaf.
Merel sloeg het bezorgd gade en vroeg zich af of we niet moesten ingrijpen.
‘Waarom?’ vroeg Bo.
‘Omdat ze getrouwd is en misschien wel strontbezopen. Straks weet ze niet meer wat ze doet,’ zei Merel.
‘Houden wij toch gewoon onze mond,’ zei Bo.
Merel keek mij aan en ik haalde slechts mijn schouders op. Een avontuurtje met een skileraar leek mij in Madeliefs geval een actie die niets voorstelde vergeleken met al haar andere escapades, maar dat kon ik Merel en Bo natuurlijk niet uitleggen.
Merel had ’s middags haar oog al laten vallen op een boomlange skileraar die een zilveren oorbelletje in zijn rechteroor droeg.
‘Wel een beetje ordinair, hoor,’ waarschuwde ik Merel.
‘Ordinair? Een eikelpiercing, dat is pas ordinair,’ zei ze lachend.
‘Heeft hij dat?’ vroeg ik met enige walging.
‘Niet dat ik weet, maar daar kom ik snel genoeg achter.’
Mijn held van de avond heette Jürgen en was veruit de mooiste van het viertal. Tot mijn grote schaamte hoorde ik dat hij nog bij zijn ouders thuis woonde, maar ik besloot dat ik deze gênante informatie niet met mijn vriendinnen ging delen. Ik had hem gewoon verkeerd begrepen!
We dansten en dronken tot sluitingstijd en tegen die tijd hadden we hem allemaal aardig om. Enigszins onvast ter been verlieten we giechelend Die Fröhliche Witwe.
Madelief ging lachend naast haar nog net niet minderjarige jonge god in de auto zitten en riep dat Siebold haar naar huis zou brengen. Deze informatie ging er bij Merel en Bo als zoete koek in, tenslotte was ze getrouwd, maar ik wist dat Madelief professioneel de weg zou kwijtraken en tussen nu en morgenochtend zes uur niet thuis zou arriveren.
Merel en Bo stapten in de auto bij Ümbald en het mannetje met de oorbel, van wie ik de naam niet wist, en ook niet wilde weten. De mannen deelden samen een huis, dus dat zou wel goed komen.
En daar stond ik dan met mijn Jürgen, die verantwoording bij zijn moeder moest afleggen als hij te laat thuiskwam.
‘Und jetzt?’ vroeg hij.
‘Keine Ahnung,’ antwoordde ik, en ik besloot voor de verandering de regie eens niet op mij te nemen.
Hij nam me mee naar zijn Opeltje, dat met geeloranje vlammen was bespoten. Ik zuchtte eens diep en vroeg me af of ik het dieptepunt in mijn leven ging meemaken. Mijn benevelde brein signaleerde dit alles wel, maar conclusies trekken zat er helaas niet meer in. Voordat ik het in de gaten had, gingen we via een klein weggetje de bossen in en kwamen we bij een houten skihut uit. Even flitste het door me heen dat ik hier ook vermoord kon worden, maar snel wuifde ik die gedachte terzijde. Mij begraven in deze bevroren grond leek mij een karwei waaraan der Jürgen zijn handen niet vuil wenste te maken.
Jürgen hield de deur uitnodigend open en ik stapte naar binnen. Binnen een mum van tijd had hij een knetterend haardvuurtje branden en zaten we met een glas wijn op een schapenvachtje naar de vlammen te staren. Zo bleven we een uurtje zitten waarna hij mij bij de hand nam, galant de deur van de auto voor mij opendeed en mij keurig netjes naar huis bracht.
‘Bis morgen,’ zei hij toen we voor de deur van ons chalet stonden.
Stomverbaasd over datgene wat mij was overkomen, rolde ik in mijn bed, maar niet voordat ik de slaapkamers van de anderen had gecontroleerd. De bedden van Merel en Bo waren nog onbeslapen. En in het bed naast mij was uiteraard geen Madelief te bekennen. Uitgeput viel ik in slaap.
27
Om een uurtje of zeven werd ik wakker van gestommel in huis. Het waren Merel en Bo, die giechelend door de gangen strompelden.
‘Laten we maar een ontbijtje klaarmaken,’ hoorde ik Merel zeggen.
‘Ja, goed idee. Met van die lekkere warme broodjes,’ zei Bo net iets te hard.
Zuchtend draaide ik mij nog een keer om, en tot mijn verbazing zag ik de blonde plukken haar van Madelief onder het dikke dekbed vandaan steken. Ik vroeg me af wanneer zij binnen was komen rollen.
Ik hoorde de deur van de badkamer open en dicht gaan en besloot nog even te wachten voordat ik mijzelf onder de douche zou zetten.
‘Ben je wakker?’ fluisterde Madelief.
‘Ja,’ fluisterde ik terug.
‘Hoe was jouw avond met Jürgen?’ vroeg ze.
‘Heel bijzonder. En die van jou met Siebold?’
‘Je raadt nooit wat mij is overkomen?’
‘Vertel,’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Niet vertellen aan de anderen, hè? Beloofd? Peter trapt me het huis uit als hij erachter komt.’
‘En terecht,’ mompelde ik.
‘Wat?’
‘Vertel nou maar. Ik ben hartstikke nieuwsgierig.’
‘Eerst hebben we een tijdje rondgereden in zijn auto. Dat was zo romantisch! Reden we daar in het donker terwijl hij van die hitsige Duitse teksten liep uit te kramen. Ik werd daar gewoon ongelofelijk geil van. Had jij dat ook?’
‘Eh…’ Ik hoefde er gelukkig verder niet op in te gaan want Madelief ratelde zoals gewoonlijk al weer door.
‘Op een gegeven moment kwamen we aan bij een of andere skihut. Nou, Anne, wat er toen gebeurde was niet te beschrijven. We kwamen binnen en het haardvuur brandde al, de wijn was al geopend en de glazen stonden klaar. Dat vond ik nou zo romantisch.’
‘Goh,’ zei ik verbaasd.
‘Toen ging hij op zo’n wit schapenvachtje zitten en staarde hij stilletjes naar de vlammen.’
‘En toen? Wat gebeurde er toen?’ drong ik aan.
‘Ik was natuurlijk botergeil, dat lijkt me duidelijk. Dus ik heb hem de kleren van zijn lijf gerukt en toen hebben we het zes keer achterelkaar gedaan. Fantastisch!’
‘Zes keer!’
‘Ja, wat denk jij! Zo’n knul van achttien die de hele dag in de bergen rondsjouwt. En jij? Vertel?’
Wat moest ik zeggen? Wanhopig zocht ik naar een goed antwoord. Ik vreesde dat ze me keihard zou uitlachen als ze de waarheid hoorde.
‘Wij hebben het in de auto gedaan,’ zei ik snel. ‘Ergens op een donker bospaadje. Zo spannend. Jaren geleden dat ik het in een auto heb gedaan. Nee, het was echt geweldig!’
‘Hé, wakker worden,’ gilde Bo, die onze slaapkamer binnenstampte. ‘We hebben voor jullie een ontbijtje klaargemaakt. Opschieten dames, hoe eerder we op de piste staan, hoe beter.’
Met een slaperig gezicht zaten we allemaal aan de ontbijttafel.
‘Nou, Mereltje en Bomans, ik ben heel erg benieuwd naar jullie verhalen,’ zei Madelief.
‘Heeft Siebold je nog netjes naar huis gebracht, Madelief?’ vroeg Merel.
‘Ja, de lieve schat. Nou, die weet wel hoe hij met getrouwde vrouwen moet omgaan. We hebben nog eventjes rondgereden en hij heeft me nog wat leuke dingen laten zien en daarna heeft hij me keurig thuis afgezet.’
‘Hoe laat was dat dan?’ vroeg Jasmijn, die de feiten even wilde checken.
‘Weet ik veel,’ zei Madelief en ze wuifde blasé met haar hand. ‘Ik ben op vakantie. Eindelijk eens een keer onder het juk van het gezin vandaan, dan ga ik toch niet op de tijd letten. Ik vond mezelf al heel stout om met een skileraar ’s nachts rond te rijden in een Zwitsers dorpje. Dat is voor mij al zo spannend dat ik niet meer op de tijd let.’
‘Ik vind het eigenlijk heel goed van je, Madelief. Fantastisch zoals jij jezelf laat gaan en toch je grenzen zo goed weet te bepalen,’ zei Kim.
Dit was het moment waarop ik mij verslikte in een kaiserbrötchen en hoestend naar mijn keel greep. Bo reageerde meteen en sloeg keihard op mijn rug. Er ontstond even paniek, maar gelukkig schoot het brokje witbrood uit mijn keel en vloog zo over tafel in het theekopje van Jasmijn. Na wat gemompel dat het allemaal niks had gescheeld of Anne was ter plekke dood neergevallen, nam Madelief het gesprek weer op en wilde weten hoe het Merel en Bo was vergaan.
‘We hebben ons helemaal gek gelachen,’ zei Bo. ‘Onze mannen wonen bij elkaar, en jullie raden nooit wat wij hebben gedaan.’
‘Zeg het nou maar,’ zei Kim een beetje jaloers.
‘We hebben een spelletje gedaan,’ zei Merel.
‘Dat verbaast ons niets, lieverd, maar wat voor spelletje?’ vroeg Madelief.
‘Risk,’ antwoordde Bo.
‘Wat?’ zei Kim.
‘Ja,’ zei Merel, ‘we hebben gewoon een spelletje risk gedaan. De mannen waren heel duidelijk: geen seks op de eerste avond.’
‘Apart hè?’ zei Bo. ‘Maar weet je wat nou zo gek is, het was gewoon hartstikke gezellig. We hebben ontzettend gelachen.’
‘Heb je ze nog uitgelegd dat er geen tweede avond komt,’ zei Jasmijn.
‘Nee,’ zeiden Bo en Merel tegelijkertijd.
‘Dan is Anne de enige die het heeft gedaan met een skileraar,’ zei Madelief laconiek.
Ik kreeg een kop als een boei en nam snel een slokje van mijn thee.
‘Gadver, Anne. Eigenlijk ben je gewoon een vieze afgelikte boterham,’ zei Kim afkeurend.
‘Dan zijn jullie ook niet lang bezig geweest, want volgens mij heb ik je thuis horen komen,’ zei Jasmijn.
‘Dat zal ik dan wel geweest zijn,’ zei Madelief met een glimlach.
Ik at snel mijn ontbijtje op en stelde voor om te gaan skiën. Jasmijn had besloten niet meer te gaan, zodat ik haar ski’s mocht gebruiken. We spraken af dat Kim en Jasmijn de boel zouden opruimen en dat wij om uiterlijk twee uur weer in het chalet terug zouden komen. Dan hadden we ruim de tijd om nog te douchen, waarna we naar het vliegveld zouden gaan.
Het mooie weer was verdwenen en het sneeuwde dikke vlokken. Ik had er zin in. Met een beetje mazzel konden we nog de Tiefschnee induiken, dan zou mijn minivakantie helemaal compleet zijn. De sneeuw was prachtig, alhoewel het ijzig koud was boven aan de top.
Door het slechte weer doken Madelief en Bo al meteen de eerste de beste berghut in, maar Merel en ik genoten van de geweldige sneeuw en gingen tot twaalf uur door, waarna we met ons viertjes in de bomvolle en supergezellige skihut gingen lunchen. Helaas kwamen we de skileraren niet meer tegen, maar de sfeer zat er ook zonder hen al snel in, en de glühwein kwam in rap tempo door.
Om halftwee besloten Merel en ik om nog één afdaling te maken. De allerlaatste. De ijzige kou en de sneeuw striemden in mijn gezicht en de harde wind benam me de adem. Met mijn muts ver over mijn oren getrokken, ging ik keihard naar beneden. Mijn ski’s klapperden van de snelheid en een ongelofelijk gevoel van vrijheid ging door mij heen. Achter mij hoorde ik Merel gillen van plezier. Ik ging nog verder door mijn knieën om nog meer vaart te krijgen.
Plotseling hoorde ik boven mij mijn naam roepen. Het waren Madelief en Bo die vanuit het skibakje naar ons zwaaiden. Ik keek op en wilde terugzwaaien, maar die beweging bracht mij een beetje uit balans. Op hetzelfde moment kwam ik in een dik pak verse sneeuw terecht, en voordat ik het in de gaten had, werd ik als uit een katapult gelanceerd.
Ik vloog door de lucht en met een enorme smak kwam ik weer op de grond terecht, waarna ik nog drie keer over de kop ging. Al die tijd ging mijn rechterski niet uit, en bij mijn laatste salto hoorde ik mijn knie letterlijk kraken.
Als verdoofd lag ik op de piste en durfde mijn been niet te bewegen. Een geschrokken Merel deed mij het ergste vermoeden en toen ik probeerde op te staan en kermend van de pijn weer naar achteren viel, wist ik al hoe laat het was.
Er onstond een heel gedoe om me heen en allerlei mensen begonnen zich met mij te bemoeien. Ondertussen had ik het ijskoud en lag ik te klappertanden in de sneeuw. Binnen tien minuten arriveerden de hulptroepen en werd ik door twee mannen vakkundig op een brancard naar beneden geskied. Onder bij de skilift stond de ambulance al klaar. Merel, Bo en Madelief lieten me weten dat ze naar het chalet gingen en dat ze op weg naar het vliegveld langs het ziekenhuis zouden komen. Jankend van ellende werd ik met dertig kilometer per uur naar het ziekenhuis gereden.
De diagnose loog er niet om. Ik had de kniebanden van mijn rechterknie gescheurd en ik kon pas woensdagavond met een gipsvlucht naar huis. Ik was nog aan het bijkomen van de schrik toen mijn vriendinnen aan mijn bed verschenen. Ik hoorde Merel met de Zwitserse arts praten en ik begreep dat ik weer zo’n amateur was die het aan zichzelf te danken had. Die idiote toeristen ook, die op verkeerd afgestelde ski’s en met een stoot alcohol achter de kiezen als gekken de bergen afsjeesden! Dan mocht je toch niet verbaasd zijn als het misging.
‘Hoeveel weeg jij eigenlijk, Jasmijn?’ vroeg ik zachtjes.
‘Tachtig kilo,’ antwoordde ze beschaamd.
Geen wonder dat die ski niet losging! Ik woog nog geen zestig kilo. Hoe had ik zo stom kunnen zijn! Dat had ik toch ook zelf kunnen bedenken?
Mijn vriendinnen stonden dralend en beteuterd naast mijn bed. Merel gaf mij een kort verslag van mijn letsel en eindigde met de opbeurende woorden dat het allemaal wel weer goed zou komen. Tot woensdag moest ik blijven liggen, daarna zou er een of andere constructie omheen komen waardoor ik in ieder geval weer mobiel was. Met krukken, welteverstaan.
‘We vinden het echt rot voor je, Anne,’ zei Bo.
‘Ja,’ zei Jasmijn, ‘maar helaas moeten we wel zo weggaan. We moeten tenslotte ons vliegtuig halen. We hebben het er nog over gehad of iemand kan blijven, maar we moeten allemaal weer aan het werk.’
‘Denk je dat je jezelf redt?’ vroeg Madelief bezorgd.
Ik keek Merel vragend aan, maar ze schudde haar hoofd.
‘Sorry, Anne, ik heb morgen dienst. Ik kan moeilijk wegblijven. Ik beloof je dat ik je woensdagavond ophaal van Schiphol, oké?’
Ik knikte droevig. Kim gaf me een kus en legde een dik boek op mijn nachtkastje en Bo gaf mij haar mp3-speler.
‘Nog één ding,’ riep ik. ‘De batterij van mijn mobieltje is leeg en mijn oplader ligt thuis. Willen jullie mijn werk bellen?’
‘Natuurlijk,’ riepen ze in koor.
‘Niet vergeten, hè?’
‘Ben je mal,’ zei Jasmijn.
‘Maak je maar geen zorgen,’ riep Madelief.
Daarna verdwenen ze met veel handkusjes en onder het uitroepen van beterschapswensen.
Zelden had ik me een grotere kneus gevoeld als die woensdagmiddag, toen het gipslegioen onder grote belangstelling het vliegtuig werd ingeschoven. De een na de ander met de meest onmogelijke gipsen constructies rond armen, benen en nek werd de buik van het vliegtuig ingeduwd.
Ik was het liggen helemaal zat en wilde niets liever dan zo snel mogelijk weer op mijn eigen benen staan. Vreemd genoeg was lopen pas gepermitteerd op het moment dat ik op Nederlandse bodem aankwam. Tot die tijd viel ik onder de verantwoordelijkheid van de Zwitsers, en die wilden geen enkel risico nemen.
Uiteindelijk werd ik in een rolstoel de ontvangsthal op Schiphol in gereden en de tranen sprongen mij in de ogen toen ik Merel zag staan met een grote bos bloemen in haar hand.
‘Hoe was je vlucht?’ zei ze, en ze gaf me twee dikke zoenen op mijn wang.
‘Fantastisch,’ antwoordde ik spottend.
Behendig nam Merel de rolstoel van de begeleider over, rolde me naar haar auto en hielp me met instappen. Ik was bekaf en ik wilde niets liever dan in mijn bed liggen.
Met mijn krukken in één hand hinkelde ik thuis de trap op. Onderweg nam ik twee pauzes en zwetend van ellende zat ik puffend op een tree uit te hijgen, met een geduldig wachtende Merel achter mij. Ik mocht het liggen dan zat zijn, voortbewegen was helemaal een ellende.
Toen ik eindelijk in mijn appartement aankwam, zag ik het lichtje van mijn antwoordapparaat druk flikkeren.
‘Jeetje, Merel, ik heb hartstikke veel berichten. Kun jij even op het knopje drukken?’ vroeg ik aan haar.
Het eerste bericht was van Voorstevoordehoeven, die zich bezorgd afvroeg hoe het was afgelopen met de bommelding. Daarna volgde een bericht van Petra, dat ze telefonisch een interview voor een tijdschrift had gegeven, en vervolgens stond Kees, mijn nieuwe uitgever, tot drie keer toe op het antwoordapparaat. Of ik zo snel mogelijk contact op wilde nemen. De rest van de berichten waren alleen nog maar van JVJ. Waar of ik was? Waar of ik bleef? Waar of ik mee bezig was? De laatste boodschap was een bulderende Voorstevoordehoeven die zich afvroeg of ik wel goed bij mijn hoofd was om gewoon niet meer op te komen dagen. Daarna hoorde ik de schelle piep ten teken dat het bandje vol was.
Met een rood hoofd van schaamte keek Merel mij aan.
‘Jullie stomme trutten zijn vergeten om naar mijn werk te bellen!’ gilde ik hysterisch.
‘Ik dacht dat Bo het zou doen?’ stotterde Merel beschaamd.
‘Bo? Bo kan je nog niet eens voor een pakje boter de deur uitsturen. Dat weten jullie toch ook wel?’ Inmiddels stroomden de tranen over mijn wangen.
‘Lieve schat, als je ze morgen uitlegt dat je in het ziekenhuis bent beland en dat je vriendinnen vergeten zijn te bellen, dan is er toch niks aan de hand?’
‘Er is wel wat aan de hand,’ zei ik snikkend. ‘Het is een doodzonde om zonder bericht niet op te komen dagen!’
‘Maar jij kon er toch niets aan doen?’
De vermoeidheid begon inmiddels zijn tol te eisen en mijn knie deed hartstikke zeer. Het enige wat ik wilde, was mijn bed in duiken.
‘Merel, kun je me helpen in mijn bed te komen? Ik ben zo moe.’
Binnen tien minuten lag ik in mijn bed. Met een zucht van verlichting schoof ik onder de dekens en hoorde ik Merel wat rommelen in de keuken. Even later kwam ze terug met een dienblad met thee en koekjes en zette dat naast mijn bed.
‘Ga maar lekker slapen. Morgenochtend ben ik hier om zeven uur. Dan help ik je met aankleden en zorg ik dat je op je werk komt. Dan kun je het zelf uitleggen. Dat is misschien beter dan bellen.’
Ik wierp haar een waterig glimlachje toe. Het was een stomme doos dat ze vergeten was om naar mijn werk te bellen, maar ergens was ze toch wel een lieve schat.
28
‘Anne, fijn dat je weer boven water bent,’ zei Mieke vriendelijk en ze pakte meteen de telefoon.
Ik zat op de tweede en nam altijd de trap, maar vandaag strompelde ik naar de lift. De lange gang naar mijn kantoor leek eindeloos, en ik voelde de ogen van mijn collega’s in mijn rug prikken. Het was duidelijk: iedereen was dodelijk ongerust geweest.
‘Waar was je nou? Ik stond bij de trap op je te wachten,’ zei Marjolein knorrig terwijl ze mij gehaast tegemoet liep. Ze keek een beetje wild uit haar ogen en haar haren zaten ook niet echt lekker op haar hoofd. ‘Wat is er met je gebeurd?’ zei ze ontzet terwijl ze naar mijn imposant ingepakte knie staarde.
‘Ik ben met skiën…’
Ze liet me niet uitpraten en zei: ‘Je moet je onmiddellijk melden op de vierde.’
‘Problemen?’ vroeg ik zo vriendelijk mogelijk.
Ze keek me aan met een blik van ‘ik ben maar een secretaresse, weet ik veel.’
Ik draaide me om en besloot ter plekke dat ik al dit gedoe voor een paar dagen afwezigheid schromelijk overdreven vond.
Ik strompelde weer terug naar de lift en op de vierde werd ik weer opgewacht. Nu door Janine, die me een kopje koffie aanbood en zei dat ik moest wachten. Zonder verder nog iets te zeggen, ging ze weg en liet me alleen.
Ik keek haar verbaasd na. Ze ging weer achter haar secretaressebalie zitten waar ze een perfect uitzicht had op alles wat zich afspeelde op de vierde.
‘Hé, Janine. Zeg nou even wat er aan de hand is?’
‘Sorry, ik mag niks zeggen.’
‘Heeft het te maken met mijn afwezigheid?’
‘Nou, ja, een beetje gek toch? Eerst wordt er gebeld omdat je verdacht wordt van een bommelding, en daarna kom je helemaal niet meer opdagen. We waren hartstikke ongerust en je nam je 06 niet op,’ zei ze verontwaardigd.
‘Mijn batterij was op en mijn oplader lag thuis,’ zei ik verontschuldigend.
Ze keek me slechts aan. Janine was een geordend en gedisciplineerd mens. Als zij op reis ging, nam ze haar oplader mee. Dat was duidelijk.
‘Wat is er met je gebeurd?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Ik ben gevallen met skiën. Ik heb een paar dagen in het ziekenhuis gelegen en mijn vriendinnen zouden jullie bellen om het door te geven.’
‘O,’ zei ze slechts.
‘Wie zitten er allemaal binnen?’ vroeg ik.
‘Wacht nou maar rustig af.’
‘Janine, vertel nou even waarom ik hier zit!’
‘Ze zijn er nog niet allemaal, dus het zal nog wel even duren,’ zei ze narrig.
‘Het lijkt de dag des oordeels wel.’
‘Ja, en die heb je over jezelf afgeroepen.’
Met kordate pasjes liep ze naar het kopieerapparaat. Wat een kreng.
Het kleine pingeltje van de lift deed mij opkijken.
Kortewind stapte uit en beende kordaat richting wenteltrap.
‘Meneer Kortewind, fijn u te zien,’ zei ik zo vriendelijk mogelijk.
Hij keek me aan met een bezorgde blik, zei niets en nam vervolgens met twee treden tegelijk de wenteltrap.
Ik keek hem na. Waarom zei hij niets? Ze zouden me toch niet officieel berispen omdat ik mij niet geheel volgens de regels had afgemeld? Nee. Belachelijk. Ik kon me wel wat permitteren. Ik was senior medewerker, ik stond op de nominatie om partner te worden en ik had een fantastische opdracht binnengehaald. Natuurlijk kreeg ik geen officiële waarschuwing. Dat zou toch wel heel erg kinderachtig zijn!
Ik stond op en strompelde naar Janine, die zich snel omdraaide toen ze mij aan zag komen hobbelen. Het was een duidelijke poging om mij te ontwijken. Dit ging me toch echt te ver!
‘Janine, doe normaal. Ik wil alleen nog een kopje koffie!’ zei ik geïrriteerd.
‘Komt eraan,’ snauwde ze terug.
Chagrijnig liep ik terug. Bij de wenteltrap keek ik even omhoog. Er viel niets te zien. Wat had ik verwacht? Dat Kortewind bovenaan op een traptrede op mij zat te wachten?
‘Je koffie, Anne.’ Ze zette het met een klap op het glazen tafeltje.
‘Janine?’
‘Wat is er nou weer?’ vroeg ze wrevelig.
‘Laat maar!’
Ik staarde wat naar het plafond. Het begon een beetje te bladderen. Gek, dat waren nou van die dingen die je nooit opvielen tenzij je niets omhanden had. Meestal rende ik hier de gang door en had ik geen oog voor details. Op het eerste gezicht zag het pand, en met name de vierde, er gelikt en gedesigned uit, maar een kritische blik gaf de haarscheurtjes perfect weer. Heel voorzichtig legde ik mijn been op een stoel. Mijn ogen dwaalden door de lange gang op zoek naar nog meer tekenen van verval. Ik hoefde niet lang te kijken. Het houtwerk kon ook wel een opknapbeurtje gebruiken. Ik zag dat Janine de telefoon opnam, en ook zij kreeg plotseling iets verlopens, alsof ze een tweederangs secretaresse was die JVJ met korting op de kop had getikt. De hele omgeving en het lange wachten begonnen op mijn zenuwen te werken. Ik kreeg het plotseling vreselijk benauwd en voelde hoe mijn wangen rood kleurden. Zweetdruppeltjes verschenen op mijn voorhoofd en ik draaide wat op mijn stoel. De prachtige, blauwe designstoeltjes waren een lust voor het oog, maar niet bedoeld om op te zitten. Dat wil zeggen: niet te lang. Ik voelde heel langzaam een onprettig stijf gevoel in mijn billen opkomen. Het tintelde een beetje, en hoe ik ook schoof en draaide, het nare houten gevoel kreeg ik niet weg.
‘Janine?’
‘Ja?’
‘Je hebt zeker niets te eten?’
‘Er staat hier nog wel een doos bonbons. Bestelling van Janssen, maar ze moeten terug. Het zijn de verkeerde.’
‘Alweer?’
Ze keek me verbaasd aan.
‘Berthold en zijn SinterKerstactie,’ zei ik lachend.
Eindelijk kon er een glimlachje bij haar af. ‘Ja, dat Janssen verslaafd is aan rumbonen weet toch iedereen.’
Een zoevend geluid deed mij opkijken en met een zachte zucht gingen de deuren van de lift open.
‘Morgen, Janine.’
‘Goedemorgen, meneer Jansma.’
Het was Jansma met zijn harde bulderende stem. Als hij je gedag zei, klonk het als een bevel. Zoals gewoonlijk ging hij rechtstreeks vanuit de lift naar het toilet. Waarom hij dat altijd deed was iedereen een raadsel. Het was in ieder geval een onderwerp waarover door iedereen altijd druk werd gespeculeerd. Ik had een bloedhekel aan Jansma. Dat kwam niet alleen door zijn zelfingenomen karakter maar vooral door zijn postuur. Jansma leed aan vetzucht. De man was onbehoorlijk dik. Dikke mensen kunnen heel mooi zijn, maar Jansma niet. Hij torste een enorm lichaam met zich mee dat ergens halverwege doormidden werd gesneden door een riem. Onder die riem kwabberde een homp vlees, die tussen zijn liezen eindigde. Dikke, korte pootjes moesten dat hele gewicht dragen, en ik vermoedde dat daarom zijn gang licht waggelend was. Als een enorme eend ging hij al bulderend door de gangen van JVJ. Zijn kin was verscholen onder drie lagen spek en zijn wangen waren net varkensbillen. Stuitend vond ik vooral zijn bril. Een hele grote bril waarvan de pootjes in het vlees gedrukt waren. Min tien. De beste man kon er niets aan doen, maar ik gruwelde als ik hem zag.
Zonder dat ik het in de gaten had, wiebelde ik nerveus op mijn stoel en door mijn gewiebel schoot de stoel waarop ik mijn been te rusten had gelegd een stukje naar achteren. Met een klap schoot mijn gezwachtelde been van de stoel, en de metalen constructie die mijn knie recht moest houden, kwam keihard tegen het glazen tafeltje, dat van dezelfde vormgever was als die van de stoeltjes en dus niet bedoeld voor daadwerkelijk gebruik. Een enorm harde knal volgde en een grote barst verscheen in het glas. Geschrokken keek ik naar het tafeltje. In één vloeiende beweging legde ik een glossy over verzekeringen over de barst en keek vervolgens onschuldig om me heen.
De deur van het toilet zwaaide open en de grote dikke varkenskop van Jansma stak om de hoek.
‘Janine?’
‘Ja, meneer Jansma.’
‘Hoorde jij dat ook?’
‘Ik hoorde ook wat, meneer Jansma.’
‘Wat was dat?’
‘Het leek wel of er glas brak.’
Hij keek me langdurig, doordringend en lichtelijk sarcastisch aan.
Mijn wangen kleurden vuurrood. Hij kon het onmogelijk gezien hebben. Hij was op de wc. Zelfs Jansma kon niet door dichte deuren kijken. Of was hij niet aan het schijten, rukken of plassen, maar loerde hij door het sleutelgat om te zien wat er allemaal gebeurde op de vierde?
Ik schudde mijn hoofd. Mijn gedachten gingen met me op de loop. Ik zat hier te lang. Jansma waggelde van wc naar wenteltrap zonder mij verder nog één blik waardig te keuren. Een geur van wc-eend sleepte hij achter zich aan. Met afschuw zag ik hoe zijn dikke kont bijna klem kwam te zitten tussen de trapleuning. Nog één vreetfestijn in het torentje en Jansma zou nooit meer naar beneden komen.
‘Janine, heb jij wel eens lang op deze stoeltjes gezeten?’
‘Nee.’
‘Moet je eens doen. Ze zitten echt vreselijk.’
Weer wiebelde ik wat op mijn stoel. Ik moest nodig. Onmiddellijk. De zachte spanning op mijn blaas was veranderd in een pijnlijke bal in mijn buik. Als ik zo nog een halfuurtje zou blijven zitten, zou het ondraaglijk worden. Ik keek naar de deur van het toilet. Zo-even had Jansma daar nog met zijn vette billen op de bril gezeten, en het idee dat ik daar moest plassen was verbazingwekkend walgelijk. Normaal zou ik boven de pot gaan hangen maar met mijn knie leek mij dat een volkomen onmogelijke opgave. De vierde had nog meer toiletten maar Janine zou vast niet toestaan dat ik over de verdieping ging zwerven. Ik had geen keus.
Zonder iets tegen Janine te zeggen, hinkte ik het toilet in. Het rook er naar limoen uit een spuitbus. Belachelijk eigenlijk dat ze op de vierde geen apart vrouwentoilet hadden. Dat leek me op zijn minst wettelijk verplicht.
Zorgvuldig drapeerde ik een aantal laagjes wc-papier op de zitting. Heel voorzichtig ging ik zitten. Viezig keek ik om me heen alsof ik elk moment verrast kon worden door een vette handafdruk van Jansma. Met een zucht van verlichting stond ik weer op. Ik was wat duizelig van de inspanning en trilde een beetje. Ik hield mijn polsen enige tijd onder het stromende koude water in de hoop dat ik me daardoor wat beter zou gaan voelen. Net op het moment dat ik de deur van het toilet wilde openen, hoorde ik Janine tegen iemand praten.
‘Nee, alsof ze het niet in de gaten heeft! Ze zit hier al meer dan een halfuur te wachten, maar volgens mij heeft ze niets in de gaten. Ja, ongelofelijk.’
Ik sloot de deur weer en keek naar mezelf in de spiegel. Mijn huid was vaal en ik had nare donkere wallen onder mijn ogen. Mijn gezicht verraadde een ellendig verblijf in een ziekenhuis.
Wat had ik niet in de gaten? Waar had Janine het over? Langzaam viel mijn mond een stukje open van verbazing. Was daarom al dit moeilijke gedoe? Ging het soms om de nieuwe partner! Dat was het! De heren hadden gekozen! Ik kon een grinnik niet onderdrukken. Jeetje, terwijl ze mij wilden benoemen, lag ik in een Zwitsers ziekenhuis en hadden ze zich bezorgd afgevraagd waar ik was gebleven. Wat een giller! Geen wonder dat ze pissig waren!
Snel en geroutineerd verzorgde ik mijn make-up. Dit was niet het juiste moment om er belabberd uit te zien. Stralen moest ik. In een mum van tijd zag ik eruit alsof ik een zonnige vakantie achter de rug had. Mijn ogen liet ik twinkelen door een wit, glinsterend poeder uit een doosje. Mijn lippen maakte ik voller door handig een potloodje te hanteren. Daarna was het nog een kwestie van invullen. Ik keek tevreden in de spiegel.
Met een zwaai opende ik de deur van het toilet en probeerde zo waardig mogelijk met mijn krukken het toilet uit te lopen. Een verbaasde Janine keek me aan.
‘Wat zie jij er opeens stralend uit,’ zei ze.
‘Mooie dag toch,’ zei ik lachend.
Ze keek me raar aan.
Ik ging weer zitten. De stoeltjes voelden nog steeds hard aan, maar het stoorde me nu minder. Ik zou straks te horen krijgen dat ik tot het heiligdom verkozen was. Ploppende champagnekurken! Een plek aan het ovaal! Wat een overwinning.
‘Janine, denk je dat het nog lang duurt?’
Ze keek me alleen maar aan en zuchtte diep.
Wat was het toch een afschuwelijke heks! Mijn eerste daad als partner zou zijn om haar te ontslaan. Vervolgens zou ik de plee tot de mijne maken en zo’n vrolijk vrouwenpopje op de deur plakken.
Ik bekeek Janine nog eens goed. Ze was typisch zo’n geval dat alleen maar wilde dienen onder mannen. Zou ze het doen met een van de partners? Of met allemaal? Nee, daar waren ze hier veel te truttig voor. Hier deden ze helemaal niks, behalve kleine lettertjes neuken.
De hangerige sfeer kreeg weer vat op me. Het wachten had nu wel lang genoeg geduurd. Verveeld pakte ik weer een blaadje van de tafel. Er lagen bijna alleen maar vaktijdschriften en daar stond mijn hoofd absoluut niet naar. Ik graaide wat door de stapel, op zoek naar iets zonder inhoud. Uiteindelijk vond ik onder aan de stapel een Cosmo, vast een oudje van mevrouw Voorstevoordehoeven. Ik bladerde er wat doorheen en bekeek de plaatjes.
‘Nieuwe doorbraak in de race tegen de kilo’s’, stond er met vette letters. Tot mijn verbazing las ik hoe je voor zestig euro per dag maximaal drie kilo per week vet kon verbranden. Dure grap. Niets eten leek mij goedkoper en efficiënter.
‘Janine, heb jij wel eens een dieet gevolgd?’
Ze keek me aan of ik haar een onzedelijk voorstel deed.
‘Nee, hoezo?’
‘Zomaar. Ik lees hier iets over een afslankproduct. Het kost zestig euro per dag. Dat is toch hartstikke duur?’
‘Ja.’ Ze was duidelijk niet geïnteresseerd.
Ik sloeg de bladzijde om. Een Sudanees jongetje met enorme bruine ogen en een dik oedeembuikje keek mij mistroostig aan. Onder de foto stond met sierlijke letters: ‘Voor slechts vijf euro per week, heeft deze jongen een kans!’ Hè bah, wat onsmakelijk. Ik was blij dat ik geen kinderen had. Konden die tenminste geen honger krijgen.
Ik keek richting wenteltrap. Er was geen beweging te zien. Ondertussen bladerde ik zonder te kijken gewoon door. Op de achterkant stonden nog wat hoopgevende advertenties: ‘anti-aging, anti-stress, anti-wrinkle’; grootse beloftes in potjes van slechts 30 ml.
‘Je mag naar boven,’ zei Janine plotseling kortaf.
‘Nu?’
‘Ja. Nu.’
Ik stond niet op, maar bleef gewoon zitten. Als ik straks die trap afstrompelde, zou ik partner zijn. Tweeëndertig, partner en vrouw. Vertwijfeld bleef ik zitten. Hoe kwam ik die trap eigenlijk op?
‘Zeg, ze hebben niet uren de tijd. Ga je nou nog of hoe zit dat?’
Moeizaam stond ik op. Morgen zou ik het kreng eerst drie uur op deze stoeltjes laten zitten, daarna zou ik haar ontslaan.
Als een kleuter klauterde ik de trap op. Ondanks het feit dat ik het gevoel had dat ik de Mount Everest aan het beklimmen was, voelde ik mijzelf groeien bij elke trede die ik nam. De narigheid en pijn van mijn knie probeerde ik achter me te laten. Met een beetje mazzel bezorgden al die negatieve gevoelens Janine een migraine. Toen ik de bovenste tree bereikt had, haalde ik diep adem. Ik was er klaar voor.
‘Goedemiddag, heren,’ zei ik vrolijk, terwijl ik naar binnen hinkelde.
‘Wat is er met jou gebeurd?’ zei Jansen, een blik op mijn knie werpend.
Kort en bondig deed ik uit de doeken wat mij was overkomen en waarom zij er niet eerder van op de hoogte waren geweest.
‘Ga zitten,’ zei Jansen op strenge toon.
Jansen speelde wat met zijn hamertje. Het hamertje waar hij reuzetrots op was, maar vandaag zag hij er niet uit als een reuzetrotse man, maar meer als eentje met zorgen. Dat hadden de partners wel vaker. Zorgen waar wij kantoorslaven geen weet van hadden. Zou ik ook zo worden? Zorgelijk kijkend met rimpels boven mijn neusbrug? Ik hoopte maar van niet.
Jansen en Janssen keken me ernstig aan. Jansma bladerde wat in een of ander damesblad, wat ik heel merkwaardig vond, Kortewind keek voor zich uit en Voorstevoordehoeven bestudeerde zijn nagels.
‘Anne, we hebben niet lang hoeven na te denken en ons besluit is unaniem.’
Ik voelde mijn hart sneller kloppen van trots. Ik geloof dat ik straalde. Tot partner gekozen worden is één ding, maar met instemming van alle partners was het ultieme compliment. In een fractie van een seconde voelde ik wat macht met mij deed. Ik was iemand. Ik was gekozen!
‘We hebben lang nagedacht of we je alle argumenten moeten geven. Het waarom nader moeten toelichten, maar we hebben besloten dat niet te doen. We houden het kort.’
Jammer, dacht ik bij mezelf. Wat mij betreft mocht dit uren duren. Ik voelde me weer het kind dat de dagen aftelde tot haar verjaardag. Tegen de tijd dat het nog maar één nachtje slapen was, namen bij mij de zenuwen de overhand en kon ik alleen nog maar denken aan de intense ontluistering die na twee nachtjes slapen zou volgen. Dat moment wilde ik nu graag voorkomen, maar de barse stem van Jansen deed zijn werking.
‘Anne, we hebben besloten dat jij JVJ moet verlaten. We hebben zojuist je kantoor leeggehaald. De dozen staan in de hal. We kunnen onze teleurstelling niet beschrijven en we gaan ervan uit dat je zonder problemen vrijwillig vertrekt.’
Ik hoorde niet meer wat hij zei. Een vreemde zoem zat in mijn oren. Volgens mij zag ik lijkbleek. Ik begreep er geen hol van. Mijn ogen zochten die van Kortewind, maar hij keek nog steeds strak naar de muur. Jansma keek me haatdragend aan en de blik van Jansen was er een van verontwaardiging.
‘Waarom?’ vroeg ik fluisterend.
‘Doe jezelf dit niet aan. Het is toch logisch.’
Ik wilde opstaan maar dat lukte niet. Mijn been zat klem achter een tafelpoot. Wanhopig probeerde ik nogmaals contact te zoeken met Kortewind, maar er was plotseling een kilte ontstaan die mij zo aangreep dat ik spontaan begon te huilen.
Janssen begon geïrriteerd te zuchten en uiteindelijk keek Kortewind mij aan.
‘Ga nou maar. Dat is beter voor jezelf.’
Zo snel als ik kon nam ik de wenteltrap, en ik vermoed dat nog nooit iemand met een door een metalen buitenboordconstructie omklemd been zo snel een wenteltrap heeft genomen. Ik pakte mijn krukken, die ik onder aan de trap had laten staan, en sleepte mijzelf naar de wc, waar ik nog net op tijd aankwam om vreselijk over mijn nek te gaan. De kots droop van de bril op de grond. Zo, daar kon Jansma het mee doen. In een roes sleepte ik mezelf het monumentale pand uit.
‘Anne, wat moeten we met die dozen doen?’ riep Mieke mij nog na maar ik haalde slechts mijn schouders op.
29
Ik strompelde over straat, alles om mij heen was mistig vanwege de dikke tranen in mijn ogen. Mijn knie deed vreselijke pijn en zonder erbij na te denken, liep ik naar Mo.
‘Mo,’ riep ik beverig terwijl ik met mijn krukken stond te wankelen in het lege café.
‘Ik ben hier,’ hoorde ik zijn stem vanuit de keuken.
Ik sleepte me richting keuken waar een totaal verslagen, lijkbleke en dodelijk vermoeide Mo aan het tafeltje zat dat midden in de keuken stond.
De keuken oogde kaal nu er geen enkele bedrijvigheid was. De witte tegeltjes aan de muur zagen er wat smoezelig uit, het houten aanrechtblad was op sommige plekken een beetje zwart uitgeslagen. Het was volkomen stil, alleen de koelkast liet af en toe winderig iets van zich horen. Het felle tl-licht maakte de sfeer er niet vrolijker op.
‘Mo, wat is er met je aan de hand?’
Hij keek bezorgd naar mijn knie. ‘Dat kan ik beter aan jou vragen.’
Net toen ik wilde antwoorden, ging de telefoon. Ik hoorde de teleurstelling in de stem van Mo toen hij de beller bedankte voor de moeite, en met een droevige blik in zijn ogen kwam hij terug.
‘Wat is er aan de hand, Mo?’ Gek genoeg was ik bezorgder om Mo dan om mijn eigen ontslag en ik pakte hem bij zijn arm. ‘Toe, zeg even wat er aan de hand is?’
‘De bank heeft vorige week mijn krediet opgezegd.’
‘Waarom?’
‘Geen idee.’
‘Maar dat kunnen ze toch niet zomaar doen?’ zei ik verontwaardigd.
‘Jij bent jurist. Als een bank twijfelt aan mijn kredietwaardigheid dan kunnen ze het krediet opzeggen.’
‘Daar heb je ze toch geen reden toe gegeven? Heb je achterstallige betalingen?’
‘Nee, die had ik niet, maar nu wel. Ik moet natuurlijk wel een periode overbruggen om de zaak weer draaiende te krijgen. Nu ze het krediet hebben ingetrokken, zit ik totaal aan de grond. Het gaat nu wel heel hard.’ Moedeloos keek hij me aan.
‘Maar Mo, de bank maakt je kapot!’ zei ik bijna huilend.
‘Het zijn meer de merkwaardige roddels dat ik in drugs handel die me kapotmaken.’ De tranen sprongen Mo nu in de ogen. ‘Ik ben al vier dagen bezig om ergens anders een lening te krijgen, maar ik heb tot nu toe weinig succes.’
Hij slikte een paar keer. ‘Wat moet ik doen, Anne? Voor het eerst van mijn leven heb ik schulden. Ik heb het vervallen pand hiernaast voor veel te veel geld gekocht omdat de JVJ’ers de zaak uitpuilden. Ik heb aanbetalingen aan de aannemer gedaan, en leveranciers die in mijn nek hijgen, en ik heb geen idee hoe ik het moet oplossen. Zie jij klanten? Ik heb geen klanten meer!’
‘Mo, luister nou eens…’
‘Er is niets mis met deze tent. Ik heb van mijn leven nog nooit drugs gebruikt, nog niet eens een sigaret gerookt! Al mijn geld stopte ik in de zaak. Het enige waar ik me aan te buiten ben gegaan is een auto. Een dure auto. Eén auto, Anne. Ik ben een jongetje. Jongetjes vinden dat mooi. Dikke banden, glimmende velgen, twee uitlaten, broembroem.’
Hij veegde met zijn mouw de traan weg die over zijn wang gleed. Hij keek me aan, gegeneerd over zijn emotionele uitbarsting. Italianen mogen huilen, Marokkanen niet.
‘Maar je hebt mijn vraag niet beantwoord. Wat is er met jou gebeurd?’ zei hij en keek me aan met zijn grote bruine ogen.
‘Gevallen met skiën. Niks bijzonders.’
‘Is dat de reden dat je niet aan het werk bent?’
Ik knikte een beetje halfslachtig. Weer rinkelde de telefoon en Mo stond zuchtend op. Toen hij terugkwam, keek hij mij aan en streek een plukje haar uit mijn gezicht.
‘Je hebt een dwarse krul, weet je dat? Die hangt altijd net voor je oog.’
‘Wie was dat?’ vroeg ik.
‘Een bankman.’
‘En?’
‘Ik kan even komen voor een gesprek. Hij ziet nog een heel klein gaatje voor wellicht een hele kleine mogelijkheid voor een lening. Banktaal.’
‘Dat is geweldig!’ riep ik enthousiast uit.
Hij keek me aan alsof hij er zelf weinig vertrouwen in had.
‘Gaat alles wel goed met je, Anne? Je ziet er zo beroerd uit.’
‘Ga nou maar snel naar die bankman,’ zei ik. ‘Ik zie je straks wel weer.’
Ik zag hem weglopen. Hoopvol. Zijn tred was hoopvol. Op dat moment wilde ik maar één ding: samen met hem die deur uit lopen. Hoopvol doorlopen. Zonder iets te zeggen, om te eindigen op een plek waar niemand was. Alleen wij. Ik voelde hoe mijn wangen nat werden van de tranen, mijn lichaam schokte van verdriet en verwondering. Ik en Mo?
Met trillende handen ging ik een kopje koffie zetten. Ik kon niet meer nuchter nadenken. Het café had iets akeligs gekregen op het moment dat Mo de deur achter zich dicht had getrokken. Het was te stil zo zonder het gebruikelijke geroezemoes van mensen en het gereutel van apparaten. Wat resteerde was een beklemmende stilte.
Ik keek naar mijn handen, die tot mijn verbazing nog steeds trilden. Mijn hele lichaam trilde. Ik ving een blik op van mezelf in het spiegelende metaal van de tapkast. Ik zag er afschuwelijk uit. Zwarte vegen onder mijn ogen, een vlekkerige nek en rommelige slierten haar. Ik weet niet op wie ik leek, maar in ieder geval niet op mezelf. Ik wendde mijn blik af, het was een beeld waar ik niet vrolijk van werd.
Ik liet het espressoapparaat nogmaals zijn werking doen en voelde mijn hart steeds sneller kloppen door de enorme hoeveelheid cafeïne die ik achterelkaar naar binnen werkte.
Een bonkende koppijn, die achter mijn ogen was begonnen, spreidde zich langzaam uit naar de achterkant van mijn hersenpan. Er ging zich een crisis in mijn hoofd afspelen en paracetamol in grote hoeveelheden leek mij de enige oplossing om de ellende te bezweren.
Als een junk gooide ik mijn tas leeg op zoek naar paracetamol om de vreselijke hoofdpijn te onderdrukken. Tot mijn eigen verbazing zat mijn hippe leren tas vol met rotzooi waar je totaal niets aan had. Stukjes touw, een tandenstoker, vier tampons waar de papiertjes half af waren en die dus al viezig waren nog voordat ze gebruikt moesten worden, tien elastiekjes, een grote berg bonnetjes en een lippenstift die qua kleur al jaren uit de mode was. Ik sleepte van alles met me mee, maar geen paracetamol.
Ik zette mijn zoektocht naar de pijnstillers voort achter de bar. In een laatje vond ik tussen de bierviltjes en papieren servetjes een pakje paracetamol. Achter in het laatje lag tot mijn grote verbazing een exemplaar van Donkere Wolken. Heel voorzichtig, alsof het een kindje was, haalde ik het boek uit de la. Mijn hand gleed over de glanzende kaft en ik sloeg het boek open. Op de eerste bladzijde stond in sierlijke letters geschreven: ‘Voor mijn liefste vriend, dat je de grootste uitbater van Amsterdam mag worden, Anne’. Ik had het aan hem gegeven op de dag van de presentatie.
Ik sloeg het boek met een klap dicht en staarde naar mezelf op de achterflap. Dit was één grote leugen en het eerste wat ik ging doen als Mo terugkwam was hem de waarheid vertellen. Dit afschuwelijke bedrog wilde ik niet langer met mij meedragen. Mijn gedachten werden onderbroken door het stomme deuntje van mijn mobieltje. Een fractie van een seconde overwoog ik om hem niet op te nemen, maar mijn nieuwsgierigheid won het van mijn twijfel. Het was Mira.
‘Ik heb het gehoord! Waarom luisterde je nou niet naar mij?’ sprak ze gehaast.
‘Waar heb je het over, Mira?’
‘Jansen heeft ons net toegesproken. Berthold wordt de nieuwe partner, maar ik vind het niet eerlijk. Je kantoor is al leeg en in de gangen gaat het gerucht dat je gedrag ontoelaatbaar was. Ik weet zeker dat jij niet in de boeken hebt geknoeid, Anne.’
Even was het stil. Ik wilde wat zeggen maar ik wist niet wat. Ik wist zelf niet eens waarom ik moest vertrekken!
‘Ik moet ophangen,’ fluisterde ze plotseling en de verbinding werd verbroken.
Verwonderd staarde ik voor me uit. Wat bedoelde ze? Wie had er in de boeken geknoeid? Als dat de reden was dat ze met spoed mijn kantoor ontruimd hadden dan kon ik bewijzen dat ik er niets mee te maken had. Als ik één ding zeker wist, dan was het wel dat ik niet met cijfers had geknoeid. Ik begreep sowieso niks van die cijfers, dus als er bewust mee geknoeid was, dan moest dat door iemand zijn gedaan die echt verstand van zaken had.
Verslagen ging ik aan een tafeltje zitten. Een grote vrachtauto stopte voor de deur. Hij reed iets naar achteren, wat begeleid ging met licht toeterende geluidjes en knipperlichten. Met een zucht kwam het gevaarte uiteindelijk tot stilstand.
Ik volgde de handelingen van de chauffeur, type te krap T-shirt ook in de winter. Een sjekkie had goed bij hem gepast, maar de griezelige waarschuwingen van de overheid hadden ongetwijfeld vat op hem gekregen. Met een ferme beweging stak hij zijn steekkar onder de kratten en duwde hij met zijn kont de deur van het café open.
‘Bestelling voor 57.’
Ik keek hem verbaasd aan.
‘Het is hier toch 57?’ bromde hij.
‘Je bedoelt het huisnummer,’ zei ik.
‘Ja, wat anders?’
‘Ik heb eigenlijk geen idee of dit 57 is?’
‘Ik heb meer te doen, mevrouwtje.’ De chauffeur begon nu geïrriteerd met zijn vingers op de kratten te trommelen.
‘Het zou heel goed 57 kunnen zijn,’ zei ik.
‘Mooi.’
Met veel herrie begon hij de kratten af te laden.
‘Maar ik wil die kratten niet.’
‘Daar ga ik niet over. Ik moet ze alleen maar bezorgen.’
‘Maar ik betaal ze niet,’ zei ik koeltjes. De problemen van Mo waren al groot genoeg. Zesentwintigduizend liter frisdrank kon hij daar niet bij gebruiken.
Stomverbaasd keek hij op en zei vervolgens uit de grond van zijn hart: ‘Zoek het toch uit kankerwijf.’ Met veel geweld knalde hij de kratten vervolgens weer op de steekkar en manoeuvreerde hij zichzelf weer een weg door de deur naar buiten. Kont eerst, de rest kwam erachteraan. Scheldend en tierend laadde hij de kratten weer in. Woest sloeg hij de deur van zijn wagen dicht en met veel lawaai reed hij weg.
‘Nooit geweten dat dit nummer 57 is,’ mompelde ik.
Ik keek wat om me heen en vroeg me af hoe lang ik hier nog alleen zou moeten zitten. Ik liep wat doelloos door het café. Op de bar lag een damesblad, maar ik had geen zin in lezen. Wanneer kwam Mo nou terug? Ik wilde met hem praten zoals we vroeger altijd deden. Eindeloos ouwehoeren over zes keer niks.
De deur van het café ging moeizaam open en een ouder echtpaar stapte binnen.
‘Bent u open? Wij willen graag twee koffie gebruiken. Kan dat?’
‘Wat mij betreft wel,’ antwoordde ik. Ik wist tenslotte hoe het apparaat werkte en het leek me dat Mo elke cent kon gebruiken. Een beetje bibberig zette ik de koffie op tafel.
‘U komt me bekend voor,’ zei de oude man vriendelijk.
‘Ik heb een alledaags gezicht,’ zei ik lachend.
‘Je hebt een mooi gezicht,’ zei de oude man. ‘Zeker wel lastig om te bedienen met zo’n been.’
Ik knikte, glimlachte vriendelijk en strompelde terug naar de bar waar ik net deed alsof ik het heel erg druk had terwijl ik ondertussen het oudere stel volgde. Ze mompelden wat tegen elkaar maar ik kon ze net niet verstaan.
Met een teder gebaar pakte de man de hand van zijn vrouw en streelde zachtjes over de verweerde huid. Ze waren verliefd! Tot mijn verbijstering zag ik dat deze twee oudjes verliefd waren. Met een glimlach streek de oudere man een kruimeltje van het koekje, dat ik bij de koffie had gedaan, bij haar mond weg. Een steek van jaloezie ging door mij heen. Zij wel. Ik bekeek ze eens goed. Ze leken me een beetje van de wereld.
Plotseling knalde de deur van het café keihard open. Het was Mo die hijgend binnen kwam rennen. Vlak voor de bar stopte hij abrupt en keek verbaasd naar mij en het oudere echtpaar. Binnen een paar seconden had hij een mapje achter de bar weggehaald en rende hij alweer richting deur.
‘Mo, waar ga je naartoe?’ riep ik naar hem.
‘Ik was de jaarcijfers vergeten. Stom, hè. Ben straks weer terug.’
Hij wierp me een kushand toe en rende de deur uit.
‘Je vriendje?’ vroeg de oude man.
Ik knikte en ging vervolgens als een echte cafésloerie met een nat lapje de tafels afnemen terwijl ik mijn gewonde been dramatisch achter me aan sleepte. Ondanks de ellende voelde ik me even heel erg goed: ik was het vriendinnetje van Mo.
‘Zonde van zo’n meisje. Het is vast zo’n Marokkaan,’ hoorde ik de oude dame tegen haar man fluisteren.
Geschokt keek ik op. Een rilling van afschuw gleed over mijn rug en de tranen sprongen in mijn ogen. Ik had het helemaal gehad!
‘Ik ga sluiten,’ zei ik op boze toon.
Met een verbaasde blik in hun ogen keken de twee oudjes mij aan en zonder nog wat te zeggen, dronken ze snel hun koffie op en verlieten ze gehaast het café. Op de tafel hadden ze het geld gelegd. Heel langzaam telde ik de muntjes. Als ik een fooi had, zou alles goed komen. Het was precies drie euro zestig! Ik had het kunnen weten!
Ik ging weer zitten en staarde naar de deur. Ik kon niet wachten tot Mo terugkwam en voelde me met de minuut ellendiger worden. Van opluchting sprong ik op toen hij uiteindelijk binnenkwam, maar mijn opluchting duurde niet lang. Eén blik op Mo’s verslagen gezicht was voor mij voldoende om te begrijpen dat het niet gelukt was. Langzaam liep ik op hem af en sloeg mijn armen om hem heen. Zo bleven we een tijdje staan.
‘Mo?’ zei ik zachtjes.
‘Ja.’
‘Zullen we samen weggaan en niet meer terugkomen. Zullen we met ons tweetjes ergens helemaal opnieuw beginnen?’
‘Jij en ik?’ fluisterde hij in mijn oor.
‘Ja,’ antwoordde ik hoopvol.
Hij zuchtte diep, deed een stapje terug en nam mijn gezicht in zijn handen. ‘Ik vind je fantastisch, Anne, maar ik heb enorme financiële problemen en dat wil ik je niet aandoen.’
‘Ja, maar…’
‘Ik meen het Anne, dat wil ik je niet aandoen. Daar komt nog bij dat jij wel heel spannende boeken schrijft…’
‘Mo, daar wil ik iets over zeggen…’
Hij legde zijn vinger op mijn lippen. ‘Nee, niet doen! Ik hou van jou, maar tussen ons kan het nooit wat worden.’
Ik keek hem diep in zijn ogen en ik zag dat hij meende wat hij zei. Verdrietig maakte ik me los uit zijn armen en liep de deur uit.
‘Anne!’ hoorde ik hem roepen.
Ik draaide me om en hij kwam naar me toe met het tijdschrift dat al die tijd op de bar had gelegen. Hij drukte het in mijn handen en gaf me een dikke zoen op mijn wang. ‘Wat ben je toch een gekke meid.’
Verward keek ik hem aan en zonder nog iets te zeggen, strompelde ik naar huis terwijl de tranen over mijn wangen liepen.
30
Het kostte me minstens tien dodelijk vermoeiende minuten om de trap op te komen. Uitgeput viel ik op de bank neer. Ik had er wel vaker in mijn leven een puinhoop van gemaakt, maar zo diep als ik nu in de stront terecht was gekomen, was me nooit eerder gebeurd.
Afgewezen door Mo, bedrogen door Rob, mijn knie aan gruzelementen en mijn baan naar de filistijnen. Met een beetje mazzel kwam alleen mijn knie weer goed.
Ik keek naar het tijdschrift naast me, en pas nu viel me op dat mijn naam op de voorkant prijkte. ‘Intiem gesprek met Anne de Bree’, las ik tot mijn eigen stomme verbazing. Zo snel als ik kon bladerde ik door het tijdschrift.
Met mijn hand voor mijn mond om een kreet te onderdrukken staarde ik op pagina 12 naar mijn eigen foto. Mijn hart klopte zo hard dat ik vreesde dat het uit mijn borstkas zou springen, en totaal geschokt vlogen mijn ogen over de letters.
‘Komt er nog een vervolg op Donkere Wolken?’ las ik de vraag van de interviewster.
‘Ja, ik ben bezig met een nieuw boek. De hoofdpersoon heet Page de Traver. Het boek gaat over haar belevenissen. Ze is een hoer, een dure hoer.’
Buiten adem en trillend van ellende sloeg ik het tijdschrift dicht, om het onmiddellijk weer te openen.
‘Kun je iets meer vertellen over je nieuwe boek? Een tipje van de sluier oplichten?’ Ik las haastig het antwoord en het schaamrood steeg mij naar de kaken toen ik las over de escapades van Page de Traver die met veel plezier het topsegment van Nederland bediende.
‘Is het werkelijkheid of fictie? Moet het zakenleven zich zorgen gaan maken?’
‘Werkelijkheid en fictie lopen altijd door elkaar. Het kan goed zijn dat iemand zich herkent in de aan rumbonen verslaafde sm-slaaf die veelvuldig in mijn nieuwe boek opdraaft. Maar ja, of dat ook daadwerkelijk die persoon is. Wie weet kent Nederland er wel meerdere!’
Shit, rumbonen… Dat is… Het werd me zwart voor mijn ogen en een blinde woede deed mijn bloed suizen in mijn oren. Wat moest Mo niet van mij denken! Mijn ouders! JVJ! Iedereen! Ik wilde opspringen en het gore kreng van een Petra wurgen, maar mijn knie zat dusdanig in de weg dat ik bij de deur al jankend van de pijn moest omdraaien.
Petra de Grave, Vera de Pagret, Page de Traver. Een en dezelfde persoon. Mijn vriendin. Ze had mijn leven geruïneerd.
Ik dwong mezelf te gaan zitten om rustig na te denken. Binnen vierentwintig uur moest Petra bekendmaken dat zij de schrijver was. Niet dat het veel zou uitmaken, mijn vertrek bij JVJ zou heus niet teruggedraaid worden, daarvoor was mijn rol als pseudoniem te dubieus. Maar misschien dat ik Mo wel terug kon winnen en de schade kon beperken. Dat alleen al was mij op dit moment heel wat waard.
Zenuwachtig en bibberend belde ik het nummer van Petra en hoorde de telefoon vijf keer overgaan. Ze was natuurlijk niet thuis. Net toen ik wilde ophangen, werd er opgenomen.
‘Met Petra,’ zei ze vrolijk.
‘Dag Petra, of moet ik Vera zeggen? Of ben je vandaag Page?’ zei ik met een stem die verwrongen klonk vanwege mijn ingehouden woede.
‘Hé, Anne. Waar zat jij al die tijd?’
‘In een ziekenhuis in Zwitserland. Ik ben gisteren teruggekomen en vanochtend hebben de partners mij vriendelijk verzocht mijn carrière ergens anders voort te zetten. Ik had geen idee waarom, maar ik heb hier een tijdschrift voor me liggen, zo’n tijdschrift waar de vrouwen van de partners van JVJ op geabonneerd zijn. En zo langzamerhand begint het mij duidelijk te worden waarom de partners mijn kantoor leeggehaald hebben.’
‘O, dat interview. Ik wilde nog met je overleggen, maar ik kon je niet bereiken. Ik heb nog wel je antwoordapparaat ingesproken!’
‘Ik heb maar één vraag en ik wil maar één antwoord: wanneer gaan we aan de rest van de wereld vertellen dat jij de bedenker van dit soort vunzige werkjes bent en niet ik?’ Mijn mond voelde droog aan en ik was verbaasd over de rust waarmee ik Petra te woord stond.
‘Tja, Anne, weet je wat het is? Petra was sneu, Vera werkte hard, maar Page krijgt aandacht en verdient bakken met geld. Als ik het allemaal op een rijtje zet dan bevalt die Page mij het beste.’
Ik slikte een paar keer. Waar wilde ze naartoe?
‘Wanneer gaan we het vertellen, Peet?’
‘Nou, weet je, om mijn nieuwe boek te schrijven moest ik eerst research doen, en daar ben ik eigenlijk in blijven hangen. Je zult het niet geloven maar ik vond het enig werk. Ik ben er hartstikke goed in, het loopt storm. Ik heb er weer vijf klanten bij! Dit leventje bevalt me wel. Dus ik blijf lekker Page. Dat schrijven is het ook niet helemaal, hoor. Dan zit je maar op je kamertje, dat is best eenzaam werk.’
‘Wil jij zeggen dat je mij met de shit laat zitten?’
‘Nou nee, het geld dat je verdient met Donkere Wolken komt jou gewoon toe. Dat lijkt me niet meer dan eerlijk.’
‘Dan breng ik het zelf naar buiten,’ schreeuwde ik door de telefoon.
‘Moet je niet doen,’ zei ze heel rustig, ‘er is niemand die jou gelooft! Lieve schat, ik moet ophangen. Ik heb straks weer een klant. Gewoon alles laten bezinken en over een jaartje is iedereen het weer vergeten.’
‘Ik heb geen baan meer! Waar moet ik van leven?’ gilde ik door de telefoon.
‘Heus, dat komt wel weer goed. Niet zo hysterisch doen. Ik ga hangen. Doei.’
Als verdoofd bleef ik op de bank zitten, stokstijf en voor me uit starend. De voordeurbel ging, maar ik deed niet open. De telefoon ging, maar ik nam niet op. Ik bleef zitten en verroerde me niet. Zo bleef ik zitten totdat ik ergens midden in de nacht in slaap viel.
31
Rond een uur of elf werd ik wakker van de continu aanhoudende deurbel. Ik wilde het negeren, maar het was zo dwingend dat ik niet anders kon dan opendoen. Met veel lawaai kwamen Merel, Madelief, Jasmijn en Bo naar boven.
‘Hé, Anne. We komen je opvrolijken,’ riep Bo vanaf de trap.
Zuchtend liet ik de deur openstaan en strompelde terug naar de bank.
‘Lieve schat, wat zie je er beroerd uit,’ zei Madelief bezorgd.
‘Heb je zoveel pijn? Je ziet helemaal bleek,’ vroeg Jasmijn.
Merel kwam als laatste binnen met in haar handen een grote taart. ‘Kijk eens, Anne, wat we voor je hebben meegebracht? Ik ga eerst koffie zetten.’
Ze liep naar de keuken en de anderen begonnen onmiddellijk de troep om mij heen op te ruimen. Het tijdschrift werd achteloos op de stapel oude kranten gelegd en Madelief klopte als een bezetene op de kussens van de bank om ze weer een beetje in vorm te krijgen. Bo deed hetzelfde maar richtte zich op de fatboy, wat vrij kansloos was. Ondertussen keken ze me allemaal bezorgd aan, en om onder de bezorgde blikken uit te komen, luisterde ik de voicemail van mijn mobieltje af.
Ik had één berichtje, van Mo. Dat hij het heel erg jammer vond dat hij geen toekomst in ons zag, maar dat ik nooit moest vergeten dat hij heel veel van me hield. Ik begon bijna te janken. Op hetzelfde moment kwam Merel uit de keuken met een pot koffie en hing Madelief al gevaarlijk met een mes boven de taart te zwaaien.
‘Hoe is het gisteren afgelopen op kantoor? Ik heb je gebeld maar je nam niet op. Begrepen ze het een beetje, die partners van jou?’ vroeg Merel.
‘Ze hebben me vriendelijk verzocht mijn heil elders te zoeken.’
Stokstijf keken ze me met grote schrikogen aan.
‘Dat kunnen ze toch niet zomaar doen. Ze kunnen je toch niet zomaar ontslaan?’ zei Jasmijn verontwaardigd.
‘Dat heb ik op mijn geweten,’ zei Bo zachtjes en de tranen stonden in haar ogen.
‘Nee, nee, Bo. Daar kon jij niks aan doen. Echt niet. Het is helemaal mijn eigen schuld.’
Vragend keken mijn vriendinnen mij aan.
‘Wat heb je dan gedaan, Anne?’
Ik wist absoluut niet waar ik moest beginnen. Peinzend keek ik voor me uit en schoorvoetend begon ik te vertellen over de Rollormozaak en mijn onvrijwillige promotie naar Fusies & Overnames. Ik had verwacht dat ze me een slappe trut zouden vinden omdat ik de zaak niet had doorgezet maar tot mijn verbazing vonden ze me een held. Tegen de stroom in roeien had tenslotte niet zoveel zin en ik was wel heel dom geweest als ik mijn kansen op het partnerschap had laten lopen.
‘Lief dat jullie dat zeggen,’ zei ik opgelucht, ‘maar er is nog meer.’ Mijn wangen kleurden rood. ‘Donkere Wolken heb ik niet geschreven,’ zei ik snel en keek zenuwachtig om me heen. Wat was dit vreselijk!
Jasmijn keek me vragend aan en Madelief prikte wat met haar vorkje in de taart. Ik had de indruk dat ze het niet helemaal meer kon volgen.
‘Dat verklaart een hoop,’ zei Merel droogjes met een grote glimlach rond haar mond.
‘Wie heeft het dan wel geschreven?’ vroeg Bo nieuwsgierig.
‘Petra,’ zei ik zachtjes.
‘Maar waarom staat jouw naam dan op dat boek?’ vroeg Madelief verbaasd.
‘Dat is een heel lang verhaal.’
‘O, jee. De partners zijn erachter gekomen! Is dat de reden van je ontslag?’ zei Merel.
‘Nee, als dat het geval was geweest, was ik waarschijnlijk naar het archief verbannen. Dan was de afloop nog onschuldig geweest. Zetten jullie je maar schrap. Het is allemaal nog veel erger.’
Ze keken me aan met een onwaarschijnlijke blik in hun ogen. Nog erger? Dat kon toch niet!
‘Bo, wil je dat tijdschrift even voor me pakken?’ vroeg ik en wees op de stapel oude kranten. ‘Er staat een artikel over mij in. Een interview dat ik niet heb gegeven. Het gaat over mijn zogenaamde tweede boek dat ik niet zal schrijven!’
Met zijn vieren stonden ze voorovergebogen te lezen. Af en toe grepen ze elkaar van afschuw bij de arm en kreten van ongeloof vlogen door de kamer. Ik bekeek het tafereel en zag hoe mijn vriendinnen mijn eigen ondergang aan het lezen waren. Plotseling begon ik te lachen. Niet dat ik daar ook maar één reden toe had, maar ik vermoed dat het de opluchting was dat ik eindelijk dit stomme geheim kon delen.
Verbaasd keken ze op en het was Bo die als eerste mee begon te lachen.
‘Spannend leven houd jij erop na!’ zei Merel giechelend.
Madelief wilde ook wat zeggen maar slikte haar woorden in.
‘Hé, maar als Petra nou eventjes uitlegt hoe het daadwerkelijk zit, dan is er toch niks aan de hand?’ vroeg Jasmijn.
‘Nou, ik vrees dat Petra haar ware roeping gevonden heeft.’ Er viel een totale stilte nadat ik het hele verhaal had verteld.
‘Zoiets bizars heb ik nog nooit gehoord,’ zei Madelief. ‘Ongelofelijk wat een verhaal! Dus jij bent een nepschrijver en Petra verkoopt zichzelf? Dus jij krijgt geld voor een boek dat je niet geschreven hebt en Petra verdient een aardig centje met…’
Ik zag haar denken.
‘Goh,’ zei ze, en ze beet op haar lip terwijl ze peinzend uit het raam staarde.
‘Aangezien er niets te vieren valt, moeten we maar voor straf aan de drank,’ zei Bo.
Ik stond op en liep resoluut naar de deur. ‘Ga je gang, Bo, er ligt nog wel iets met bubbeltjes in de koelkast. Ik moet even wat doen. Over een uurtje of twee ben ik wel weer terug.’
‘Je gaat toch geen gekke dingen doen?’ vroeg Merel bezorgd.
‘Ben je gek. Ik ga ervoor zorgen dat er weer wat te vieren valt!’
32
Voor zover mijn krukken het toelieten, hobbelde ik zo snel mogelijk naar JVJ. Voor het monumentale pand stond de gele cabrio van Berthold geparkeerd, en ik vroeg me af wanneer ze hem gingen vragen wat discreter met zijn vervoermiddel om te gaan.
Toen ik de grote hal binnenliep, keek Mieke mij verbaasd aan. Ze wilde wat zeggen, maar hield wijselijk haar mond. Zonder iets te zeggen, liep ik naar de lift. Zuchtend sloten de deuren en ik drukte op het knopje van de vierde.
Mijn krukken maakten een bonkend en dreigend geluid, en Janine keek verschrikt op toen ik opeens voor haar neus stond.
‘Anne!’
‘Janine, ik wil graag de partners spreken.’
Ze keek me spottend aan. ‘Ze zijn toevallig aan het vergaderen in het torentje, maar ze zijn met belangrijke zaken bezig en willen niet gestoord worden.’
‘Kun je het niet even voor me proberen?’
‘Dat dacht ik niet.’ Ze keek me spottend aan.
‘Ik denk dat het beter is dat je me helpt, Janine, want anders laat ik jou in mijn volgende boek als een ware Monica Lewinsky onder alle bureaus van JVJ kruipen.’
Met een zeldzaam woeste blik in haar ogen pakte ze de telefoon en even later strompelde ik de wenteltrap op. Het koude zweet brak me uit; ik had nog helemaal niet nagedacht over wat ik ging zeggen.
‘Anne, ik weet niet wat je komt doen, maar ik denk dat wij gisteren alles gezegd hebben,’ zei Jansen nog voordat ik de drempel over was.
‘Meneer Jansen, ik heb een héél onprettig gevoel overgehouden aan ons gesprek van gisteren, en om te beginnen wil ik u laten weten dat ik er alle begrip voor heb dat ik moet vertrekken.’ Ik keek de partners een voor een aan.
‘Ik heb gisteravond uitgebreid met mijn uitgever gesproken en ik heb besloten dat ik mijn tweede boek niet ga uitgeven.’
De zweetdruppels op het voorhoofd van Janssen verdampten bijna van opluchting. Jansen ontspande zichtbaar en Kortewind knikte mij bemoedigend toe.
‘Dat is mooi,’ bulderde Jansma. ‘Maar dat betekent natuurlijk niet dat we je kantoor weer gaan inrichten.’
‘Nee, nee. Dat begrijp ik. Daarom ben ik hier ook niet. Ik heb uw vertrouwen beschaamd en dat kan ik niet meer goedmaken, maar ik heb gisteravond met mijn uitgever besloten dat er een ander boek gaat komen. En daarvan wil ik u nu alvast op de hoogte stellen. Ik zou het echt vreselijk vinden als u dat weer via een tijdschrift moet vernemen. Ik vind dat u het als eerste behoort te weten, tenslotte heb ik hier jarenlang met veel plezier gewerkt.
‘Waar gaat dat boek over?’ vroeg Janssen, die nattigheid begon te voelen.
‘Nou,’ zei ik enthousiast. ‘Het gaat over het advocatenkantoor PVP. Pietersen, Verschuren, Pietersma.’
‘Dat lijkt verdacht veel op ons…’ zei Voorstevoordehoeven met schorre stem.
‘Nee, hoor, elke overeenkomst berust op louter toeval. Het gaat over een ambitieuze advocate die haar cliënten niet alleen met raad maar vooral met de daad terzijde staat. Op kantoor zelf is het natuurlijk een en al roddel en ellende. En elke vrijdagavond na de partnervergadering worden er wilde seksfeesten gehouden. Vooral de heer Pieterssen, met dubbel s, maakt er een zooitje van. Hij laat zich al kersenbonbons etend door strenge in toga geklede advocates met wetboeken op zijn blote billen slaan. Heel ziek, als je het mij vraagt.’
Janssen kromp ineen en met stomheid geslagen keken de andere partners mij aan. Voorstevoordehoeven hapte benauwd naar adem en Jansen trok zijn das los.
‘Mijn uitgever was razend enthousiast. Daarnaast hebben we het nog over mijn dilemma gehad.’
‘Dilemma?’ vroeg Jansma met een opmerkelijk piepstemmetje.
‘Als ik echt doorga met schrijven dan kan ik een verdere juridische carrière wel vergeten. Dan krijg ik het zo druk. Moeilijk hoor. Dat zijn lastige beslissingen! Waar ligt nu echt mijn hart? Bij het schrijven of bij het recht? Ik hoef er natuurlijk niet over na te denken.’
‘Waarom niet? Je moet niet te snel beslissen. Dit zijn belangrijke keuzes,’ zei Jansen snel.
‘Ik ben een werkeloze advocate. Terecht, hoor. Ik beschuldig u nergens van, maar dankzij u moet ik wel verder gaan met schrijven. Ik zal toch mijn brood moeten verdienen.’
‘En als geld nou eens geen rol speelde. Waar ligt je hart dan, Anne? Stel dat je mocht kiezen?’ vroeg Voorstevoordehoeven.
‘Je bent natuurlijk een fantastische advocate,’ voegde Jansen eraan toe. ‘Zoals jij Van Dongen hebt binnengebracht!’
Ik kon mijn lachen bijna niet inhouden. Van Dongen had ik inderdaad handig naar binnen gewipt. Ik sloeg mijn armen over elkaar en deed net of ik heel erg moest nadenken. ‘Waar echt mijn hart ligt? Ik denk toch… ja, bij het recht. Maar ja, die carrière is nu voorbij en volgens mijn uitgever kan ik echt veel geld gaan verdienen met dit boek. Dus…’
‘Anne, wij betreuren wat er is voorgevallen maar wij vinden jou nog steeds een geweldige advocate. Ik denk dat wij van JVJ er alles aan moeten doen om jou tegemoet te komen.’
Ik deed net of ik ze niet begreep en keek ze hologig aan. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Een financiële tegemoetkoming. Daarmee krijg je de tijd ergens een baan te zoeken en je juridische carrière voort te zetten. Uiteraard krijg je van ons de beste papieren mee.’
‘O, dat werpt een heel ander licht op de zaak. Aan wat voor bedrag denkt u, als ik vragen mag?’
Jansen schreef iets op een papiertje en nadat de andere partners goedkeurend hadden geknikt werd het papiertje mij toegeschoven. Ik begon keihard te lachen.
‘Nou, dat zijn niet de bedragen die mijn uitgever voor ogen had. Hij kan ernaast zitten, maar met de oplage die hij mij voorhield, kom ik stukken beter uit. Nee, ik denk toch dat ik er verstandiger aan doe om het boek te schrijven. Jammer van mijn carrière, maar ik ga voor het geld.’
Janssen begon zenuwachtig te kuchen en het hele ritueel van het passeren van het briefje herhaalde zich. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik het bedrag zag en ik begon bijna zenuwachtig te giechelen.
‘Dit komt een beetje in de buurt. Misschien moet ik een voorstel doen.’ Met een simpele pennenstreek veranderde ik een getal en schoof het weer over tafel.
Jansen trok wit weg en ik zag de spiertjes trillen bij het ooglid van Voorstevoordehoeven. Janssen begon al een beetje blauw te zien en ik hoopte maar dat hij deze vergadering zou overleven. Voorstevoordehoeven wilde wat zeggen maar bedacht zich en ik zag Kortewind stilletjes grijnzen. Hij doorbrak uiteindelijk de stilte en zei: ‘Ik denk dat we hiermee akkoord moeten gaan.’
Ik stond op en knikte ze allemaal toe. ‘Het was ontzettend fijn om hier te mogen werken.’ Ik wilde nog veel meer zeggen, ik wilde een speech van een halfuur houden maar het zat er niet in. Ik moest zo ontzettend lachen dat ik het bijna niet meer hield, en ik zou deze meer dan fantastische actie alsnog verprutsen als ik hier nog langer bleef. Zo snel als ik kon maakte ik me uit de voeten.
Ik nam voor de allerlaatste keer de wenteltrap en ik had me nog nooit zo goed gevoeld. Ik wist mijn gezicht in de plooi te houden toen ik langs Janine liep en nam de lift naar beneden, en toen ik uitstapte, liep ik bijna tegen Mira aan. Breeduit lachend keek ze me aan. Ze had een complete metamorfose ondergaan nu al het metaal verwijderd was.
Ze pakte me onmiddellijk bij de arm en sleepte me mee naar de damestoiletten.
‘Wat doe je hier? Ik wilde je net bellen. Je raadt nooit wie er in de boeken heeft geknoeid. Het is Berthold. Hij heeft in de zaak-Gelders geknoeid, en daarna ook nog eens een keer in de miljoenenzaak van De Jong versus Elektro. Het is toch niet te geloven. En dat wordt nog partner ook!’
Ik keek haar lachend aan en gaf haar twee dikke zoenen. Dit was echt mijn dag! ‘Dank je, Mira!’
Met een brede grijns op mijn gezicht strompelde ik de grote hal weer in. ‘Mieke, wil jij voor de allerlaatste keer nog iets voor mij doen?’
‘Zeg het maar.’ Ze gaf me een knipoog.
‘Wil jij Berthold bellen en zeggen dat er een wielklem…’ Ze begon keihard te lachen en pakte al de telefoon.
Voor zover ik kon hollen, rende ik naar buiten en stelde me verdekt op bij zijn auto. Nog geen minuut later kwam een hijgende en paniekerige Berthold naar buiten gerend.
‘Hoi Berthold. Ik heb ze al weggestuurd hoor. Ik heb ze verteld dat deze auto van een crimineel is, vuurwapengevaarlijk en knettergek. Toen waren ze snel verdwenen. Ze hebben nog wel je nummer genoteerd.’
Inmiddels moest ik bijna in mijn broek plassen van de lach. Ik zag hem slikken. ‘Nu ik je toch zie, Berthold, wil ik nog even iets met je bespreken.’
‘Ik neem aan dat je me wilt feliciteren?’ Hij keek me sarcastisch aan.
‘Dat spreekt voor zich maar ik wil je eigenlijk om raad vragen.’
‘Je hebt je eigen carrière verprutst, dame. Nou ga je toch hopelijk niet mij om advies vragen?’
‘Nee, ben je mal. Tijdens mijn verblijf op Fusies & Overnames is mij wat opgevallen.’
‘Je korte verblijf, bedoel je,’ zei hij spottend.
‘Ja, precies. Dat hele korte verblijf. Maar lang genoeg om erachter te komen dat er nogal wat mis is gegaan in de zaakGelders en in die van De Jong versus Elektro.’
Berthold trok bleek weg.
‘Wat zou jij doen als je erachter komt dat een oud-collega in de boeken heeft geknoeid?’
‘Je kunt niets bewijzen!’
‘Misschien niet, maar misschien ook wel.’ Ik klakte met mijn tong. ‘Ik kom net bij de partners vandaan. Ik heb uiteraard niks gezegd maar wat niet is kan nog…’
‘Wat ga je doen?’
‘Nou, grappig dat je dat zegt. Jij gaat namelijk iets doen.’
Met zijn ogen tot spleetjes geknepen, keek hij me aan.
‘Jij vindt Mo toch zo’n lekker ding? Nou, Mo zit gigantisch in de problemen en jij gaat ervoor zorgen dat de beste mensen van JVJ hem uit deze shit helpen, en weet je wat nou het leukste is?’
Hij schudde met zijn hoofd.
‘Dat Mo daar geen cent voor hoeft te betalen.’
‘Maar dat kan ik niet maken! Dat weet je zelf ook wel!’
‘Jij kunt zo creatief boekhouden. Daar vind je vast wel een oplossing voor.’
Hij keek me hulpeloos aan. Ik liep weg maar draaide me nog even om. Verstijfd stond Berthold nog op dezelfde plek.
‘O, en dan is er nog wat. Jij gaat die vuile roddel over Mo de wereld uit helpen.’
Zijn ogen werden zo groot als theeschoteltjes.
‘Vertel maar aan iedereen dat jij die roddel hebt verzonnen.’
‘Maar…’
‘Je weet niet hoe je dat moet doen? Hou het gewoon op een valse nichtenactie, Berthold. Je was verliefd op Mo maar toen bleek dat hij mij leuker vond, werd je zo jaloers dat je hem een hak wilde zetten. Zo’n verhaal komt op mij best geloofwaardig over.’
‘Maar Anne, dat is helemaal niet zo,’ piepte hij verontwaardigd.
‘Dat weet ik ook wel maar dat maakt toch niet uit? Je kunt het ook niet doen, maar dan laat ik de partners weten wat ze het torentje binnen hebben gehaald. Ik kan je uit ervaring vertellen dat die gasten handig kunnen inpakken. Binnen vijf minuten is je kantoor leeg!’
Ik keek hem glimlachend aan, zwaaide nog even en liep naar huis. Ik had Mo gered en was zo gelukkig dat het wel leek alsof ik al dansend met mijn krukken over straat ging. Ik had weer de regie, en hoe!
Ik was nog geen twee straten verder of naast mij werd getoeterd. Verstoord keek ik op. Het was zo’n dikke SUV en door de getinte ramen kon ik amper zien wie er achter het stuur zat. Het raampje ging zoevend naar beneden en het vrolijke hoofd van Dubock stak naar buiten.
‘Wat is met jou gebeurd?’
‘Ongelukje met skiën.’
Achter hem begonnen auto’s ongeduldig te toeteren.
‘Stap in.’
‘Nee, dank je. Ik loop liever.’
‘Noem jij dat lopen?’
‘Zeg tyfuslijer, als je nou niet snel met die pleurisbak doorrijdt, dan snij ik je strotteklep doormidden,’ schreeuwde een taxichauffeur, die stapvoets achter Dubock aan moest rijden.
Tot mijn verbazing moest Dubock heel hard lachen en stak hij vrolijk zijn middelvinger op. Ik zag de woeste man achter hem rood aanlopen van woede.
Ik bedacht me nog heel even, maar besloot dat ik een bloedbad kon voorkomen door gewoon in te stappen, en even later zat ik naast Dubock, die mij lachend aankeek. Hij gaf een dot gas en scheurde met zijn dikke auto over de Amsterdamse grachten.
‘Hoe is het eigenlijk afgelopen met die bommelding?’ vroeg hij aan mij.
‘Dat was niet bepaald een pretje,’ antwoordde ik.
‘Kan ik me voorstellen. Ik was woest op die stomme Engelsen want ik mocht niet naar je toe,’ zei hij verontwaardigd.
Ik keek hem verbaasd aan. ‘Wat bedoel je?’
‘Op het moment dat ik het hoorde, ben ik meteen naar Heathrow gegaan, en toen je eindelijk het vliegtuig mocht verlaten, wilde ik naar je toe. Dat mocht niet! De passagiers mochten met niemand praten. Dat vond ik echt schandalig!’
‘Ben jij naar Heathrow gegaan?’
‘Ja, natuurlijk.’
Ik keek naar zijn grote handen die om het leren stuur lagen. Om zijn ringvinger zat een hele bijzonder zegelring. Hij was van jade en er was een apart teken in gegraveerd. Hij zag me kijken.
‘Mooi hè?’
‘Familiewapen?’ vroeg ik.
‘Deze ring is van mijn vader geweest. Hij is twee weken geleden overleden. Op zijn sterfbed gaf hij deze aan mij. Ik heb de ring aan mijn vinger geschoven en mezelf beloofd om hem niet meer af te doen. Hij was alleen een maatje te groot en ik was als de dood dat ik hem zou verliezen, dus toen we naar Londen gingen, heb ik hem afgedaan. Ik heb hem inmiddels een maatje kleiner laten maken. Nu gaat hij nooit meer af.’
‘O,’ zei ik slechts, en ik voelde mezelf rood worden van schaamte. Het was dus niet een knellende trouwring geweest maar een te grote rouwring die hij in het vliegtuig had afgedaan!
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij belangstellend.
‘Gaat wel. Hé, je rijdt verkeerd. Je moet hier rechtdoor. Mijn huis is…’
Hij keek me grijnzend aan en ik kon er niets aan doen, maar die o, zo herkenbare kriebel ging als een razende door mijn buik.
Hij stopte bij een oud kerkje, dat was omgebouwd tot café en nam me mee naar binnen. Het eerste wat me opviel was de magische sfeer van het licht dat door de talloze glas-in-loodraampjes naar binnen viel. Het café was niet groot en ook niet supermodern ingericht, maar de sfeer was bijzonder prettig.
‘Wat wil je drinken?’
‘Doe maar een witte wijn.’
‘Ik ben blij dat ik je ben tegengekomen,’ zei hij nadat we aan een tafeltje waren gaan zitten. ‘Ik wil je namelijk iets vragen.’
‘Zeg het maar,’ zei ik zo zakelijk mogelijk.
‘Ik zoek iemand die 4US in Londen wil gaan leiden. Ik vertrouw die jongens van Six Unlimited niet helemaal en ik wil er zelf iemand aan het roer zetten. Ik ben van plan om me er veel mee te gaan bemoeien, maar ik kan niet continu in Londen zitten. Weet jij nog iemand?’
‘Nee, sorry.’ Ik zat niet echt te luisteren. In gedachten was ik mijn afscheidsbonus aan het uitgeven aan de meest geweldige dingen. Opeens realiseerde ik me dat ik iets vergeten was. Geschokt keek ik hem aan. ‘Wat ben ik een rund! Mijn vriendinnen zitten bij mij thuis op me te wachten. Ik moet gaan.’
‘Waarom bel je ze niet even? Zeg je toch dat je hier bent.’
Merel nam onmiddellijk op en toen ik haar vertelde dat ik in In de Here zat, besloot ze dat ze het drankfestijn dat bij mij thuis gaande was, maar beter bij mij in het café kon voortzetten. Dat was tenslotte wel zo gezellig.
‘Sorry, ze komen ook,’ zei ik verontschuldigend tegen Dubock nadat ik had opgehangen.
Hij gaf me een knipoog. ‘Hoe meer zielen. Dus jij weet niemand?’
Ik keek hem vragend aan.
‘Voor 4US. Londen! Ik zoek iemand. Waar zit je?’
Met grote ogen keek ik hem aan. ‘Jij zoekt iemand voor 4US?’
‘Ja.’
‘Wat voor iemand moet dat zijn?’
‘Een leuk iemand want ik zal er veel mee moeten samenwerken. Iemand die zelfstandig kan werken, leiding kan geven, betrouwbaar is. Het liefst met een beetje juridische kennis.’
‘Die heb ik voor je,’ zei ik enthousiast.
‘Geweldig! Mail mij morgen de naam dan bel ik meteen.’
‘Dat is niet nodig. Ze zit voor je. Ik wil die baan.’
‘Is dit een grap?’
‘Nee, ik meen het.’
Hij keek me verbaasd aan.
‘Ik meen het echt! Kijk niet zo ongelovig, dat past niet in dit café.’
Een glimlach brak door op zijn gezicht. ‘Aangenomen!’
‘Echt?’ zei ik enthousiast. Voor het eerst sinds tijden voelde ik weer een beetje hoop dat alles goed zou komen. Ik had een vette bankrekening, een baan, en ik had Mo gered. Mijn hart bonkte van blijdschap. Dus zo voelde het als je de regie weer over je eigen leven had.
‘Wanneer kun je beginnen?’
‘Morgen,’ zei ik lachend.
‘Ik moet je wel hoogstpersoonlijk inwerken, en je zult me vaak tegenkomen.’
‘Dat moet dan maar.’
‘En je moet met mij uit eten!’
Ik keek hem aan en moest lachen. Het sprankeltje hoop dat ik een paar minuten geleden koesterde, was veranderd in gloeiend enthousiasme.
Op dat moment kwamen mijn vriendinnen luidruchtig binnenvallen.
‘Hé, Anne, jij bent ook een lekkere,’ riep Bo.
‘Ja, je zegt dat je iets moet doen en ondertussen zit je in het café,’ zei Merel verontwaardigd.
‘Misschien kun je ons even voorstellen,’ zei Madelief, die Dubock bijna met haar ogen zat uit te kleden.
‘Nou, Anne zit hier anders heel serieuze dingen te doen,’ zei Dubock. ‘We hebben net een zwaar sollicitatiegesprek achter de rug.’
Ik zag dat zijn ogen twinkelden van pret. Stomverbaasd keken mijn vriendinnen mij aan.
Heel langzaam gingen ze een voor een zitten. De monden open van verbazing.
‘Volgens mij mis ik iets,’ zei Bo uiteindelijk. ‘Maar dat interesseert me helemaal niks. Laat de drank maar doorkomen.’
‘Sollicitatiegesprek…?’ stotterde Merel.
‘Anne gaat mijn bedrijf in Londen leiden.’
‘Van die fusie tijdens ons skiweekend,’ zei ik, en ik kon mijn lachen bijna niet inhouden bij het zien van de verbaasde hoofden.
‘Goh,’ zei Merel.
‘Hebben jullie de arbeidsvoorwaarden al geregeld?’ vroeg Bo.
‘Nou, daar waren we nog niet helemaal aan toe,’ antwoordde Dubock.
‘Misschien is het handig als wij daar dan ook even over meepraten,’ zei Bo en ze keek mij voldaan aan.
‘Een riant salaris, misschien moeten we daarmee beginnen,’ zei Merel, die er na de eerste schrik goed voor ging zitten.
‘En wij moeten één keer per maand naar Anne toe. Dat is absoluut noodzakelijk. Uiteraard op kosten van de zaak,’ grinnikte Bo.
‘Plus wat kleedgeld,’ voegde Madelief eraan toe.
‘Het appartement van Anne moet dus wel van enige omvang zijn,’ zei Jasmijn bedeesd. Ze vond waarschijnlijk dat ze overvroeg.
‘Ja, en graag hartje centrum.’ Ik keek hem aan met een voldane glimlach op mijn gezicht. Als hij het niet ging betalen, regelde ik het zelf wel, maar dat hield ik wijselijk voor me.
‘Ik ga een appartement kopen in Mayfair dus als je er geen bezwaar tegen hebt om met mij een keuken en een badkamer te delen…’ Dubock keek me doordringend aan.
Mijn hart bonkte wild in mijn borstkas. Ik wilde dolgraag met mijn blote voeten op zijn badmat staan, uitglijden over zijn zeepje en me stiekem afdrogen met zijn handdoek.
Hij gaf me een knipoog. ‘Deal?’
Ik knikte. Mooie ogen, dacht ik bij mezelf. Heel mooie ogen!