De druppels kaarsvet
Dit was een van die zeldzame zaken die aan de hand van
situatietekeningen en documenten opgelost had kunnen worden, door
middel van analyses en de wetenschappelijke methodes van
politieonderzoek. Maigret had alle gegevens trouwens in zijn hoofd
toen hij het hoofdbureau verliet, tot en met de wijnvaten ... Hij
had gedacht dat hij maar een klein reisje zou hoeven maken, maar
het werd een vermoeiende rit. Bij Vitry-aux-Loges, nog geen honderd
kilometer van Parijs stapte hij uit het voorwereldlijke
boemeltreintje, van het type dat je alleen nog op prenten van
Epinal aantreft, en toen hij over een taxi begon werd hij
bestraffend aangekeken, want men dacht dat hij een grapje maakte.
Hij had de rest van de reis bijna met paard en wagen van de bakker
gemaakt, maar op het allerlaatste moment wist hij de slager toch te
bewegen om hem met zijn bestelwagen te brengen. 'Gaat u er vaak
naar toe?' vroeg de commissaris en daarmee doelde hij op het kleine
dorpje waar hij voor deze zaak heen moest.
'Twee keer per week ... Dank zij u krijgen ze me nu een keer extra
aan de deur,' zei de slager met een doodgraversgezicht.
Maigret was op nog geen veertig kilometer hiervan-118 daan geboren,
in een dorp aan de Loire, maar hij had toch niet verwacht dat er in
deze contreien zulke droefgeestige figuren rondliepen. Ze waren nu
midden in de bossen van Orléans. Een kilometer of tien reed de
bestelwagen tussen niets dan hoge woudreuzen door en toen kwamen ze
bij een dorpje dat midden in een open plek in het bos lag. 'Is het
hier?'
'Nee, het volgende dorp ..
Het regende niet, maar het was vochtig in het bos en de lucht was
schraalwit. De bomen hadden bijna al hun bladeren verloren en die
begonnen al te rotten op de grond. Af en toe kraakte er iets in het
bos en ook klonk er soms een schot in de verte. 'Wordt er hier veel
gejaagd?' 'Dat zal meneer de baron wel zijn .. Nu kwamen ze weer
bij een open plek, kleiner dan de vorige, en daar lagen een
dertigtal kleine lage huisjes dicht om een kerkje met een punttoren
gegroepeerd. Allemaal nors uitziende huisjes van minstens honderd
jaar oud, met donkere leistenen daken. Een weinig uitnodigend
gezicht!
'Zet u me maar bij het huis van de gezusters Potru af..
'Daar had ik al zo'n vermoeden van ... Het is tegenover de
kerk.'
Maigret stapte uit, terwijl de slager even verderop de achterklep
van zijn auto uitnodigend opendeed; maar de huisvrouwen waren niet
van plan buiten de vaste dagen vlees te kopen.
Maigret had de plattegrond van het huis, die de mannen van de
rijkspolitie gemaakt hadden, zo grondig bestudeerd, dat hij er met
zijn ogen dicht de weg had kunnen vinden. Wat hem nog wel van pas
kwam trouwens, want het was er aardedonker. Toen de commissaris het
winkeltje binnenkwam had hij werkelijk het gevoel dat de klok een
eeuw terug was gezet. Het licht was er even schaars als op een oud
schilderij, de muren hadden diezelfde grijsbruine kleur met hier en
daar een lichtvlek op een glazen stolp, of op een koperen ketel,
precies als op sommige oude meesters.
Al zo'n vijfenzestig jaar, sinds hun geboorte, woonden de gezusters
Potru in dat huis, waar vroeger ook hun ouders altijd gewoond
hadden. Alles was kennelijk bij het oude gebleven, de toonbank met
de weegschaal en de zuurtjesflessen, de planken met garen en band,
de afdeling met kruidenierswaren waar het naar cichorei en kaneel
rook, en de tapkast waar een glaasje gedronken kon worden. In een
hoek stond een vat petroleum met een kleiner vaatje slaolie
ernaast. Achterin stonden twee tafels en links nog een, lange
tafels - gepolijst door jarenlang gebruik - met kale houten banken
ernaast. Er ging een deur open, links in de hoek. Er kwam een vrouw
van in de dertig met een baby op haar arm binnen, ze keek Maigret
aan. 'Wat zal het zijn?'
'Ik ben van de politie ... Ik vind het wel hoor ... U bent zeker de
buurvrouw?'
'Ik ben Marie Lacore, de vrouw van de hoefsmid .. Toen hij de
petroleumlamp aan de zoldering bemerkte besefte Maigret dat er in
het gehucht geen elektriciteit was.
In de achterkamer, waar hij ongevraagd naar binnen stapte, was het
aardedonker. Gelukkig brandde er een open haardvuur en bij het vage
schijnsel daarvan kon Maigret nog iets onderscheiden. Een groot bed
met een paar matrassen op elkaar, een rode donsdeken eroverheen als
een bolle ballon en in dit bed een oude onbeweeglijke vrouw, een
strak wit gezicht waarin alleen de ogen nog schenen te leven. 'Doet
ze nog steeds geen mond open?' vroeg Maigret aan Marie
Lacore.
Ze schudde van nee en de commissaris haalde zijn schouders op, ging
op een rieten stoel zitten en haalde allerlei papieren te
voorschijn. Het was vijf dagen geleden gebeurd. Op zichzelf was het
niets opzienbarends. Er werd gezegd dat de gezusters Potru, die
alleen in het huisje woonden, geld gespaard hadden. Ze bezaten
zelfs nog drie huizen in het dorp en stonden erom bekend dat ze
aartsgierig waren.
In de nacht van vrijdag op zaterdag hadden de buren gemeend iets te
horen, maar daar verder geen aandacht aan besteed. In de vroege
morgen, die zaterdag, was er een boer voorbijgekomen, hij had het
raam wijd open zien staan,was gaan kijken en had om hulp
geroepen.
Voor het open raam hadden ze Amélie Potru aangetroffen, in haar
nachthemd, badend in een plas bloed. Op het bed lag haar zuster
Marguérite, dood, met drie messteken door haar borst, de
rechterwang opengereten en een oog uitgestoken.
Amélie leefde nog. Ze had het raam opengedaan en geprobeerd om hulp
te roepen maar was buiten bewustzijn geraakt door het vele
bloedverlies. Ze had elf verwondingen, vrijwel alleen aan haar
rechterschouder, maar geen daarvan was ernstig. De tweede la van
het buffet was open, het linnengoed was overhoop gehaald en tussen
het linnengoed had men een oude beschimmelde aktentas gevonden
waarin de gezusters hun paperassen bewaarden. Op de grond lagen nog
een spaarbankboekje, allerlei waardepapieren en rekeningen van
leveranciers.
Orléans had het vooronderzoek gedaan. Maigret beschikte daardoor
over een gedetailleerde situatietekening, talloze foto's en het
proces-verbaal van de verhoren.
Twee dagen daarna was Marguérite begraven. En Amélie had zich fel
verzet toen men geprobeerd had haar naar het ziekenhuis te brengen,
ze had zich aan de lakens van het bed vastgeklampt en met haar
blikken te verstaan gegeven dat ze thuis wenste te blijven. Ze had
sinds de aanslag nog geen woord gesproken, en de politiedokter
schreef dit toe aan een shock, aangezien ze geen enkel ernstig
letsel opgelopen had. En nu lag ze al vijf dagen onbeweeglijk,
zwijgend in bed en volgde met argusogen alles wat er om haar heen
gebeurde. Ook nu, want ze verloor Maigret geen moment uit het
oog.
Hoe dan ook, een paar uur na het begin van het vooronderzoek had de
politie van Orléans een man aangehouden die vermoedelijk de
moordenaar was. Dat was Marcel, de buitenechtelijke zoon van de
overledene. Want op haar drieëntwintigste had Marguérite een zoon
gekregen, die nu zelf negenendertig was en die na eerst
paardeknecht te zijn geweest bij de baron, zoals iedereen zei, nu
als houthakker werkte in het bos. Hij woonde tien kilometer
verderop in een ver-vervallen boerderijtje, bij het meer van
Loup-Pendu. Maigret was deze man gaan opzoeken in zijn cel. Het was
een beest van een vent die soms wekenlang van huis wegbleef en zijn
vrouw en zijn vijf kinderen meer slaag gaf dan eten. Bovendien
altijd dronken, dus werkelijk een liederlijke figuur. Maigret
wilde, nu hij ter plaatse was, de verklaring nog eens overlezen die
Marcel hem van de bewuste avond gegeven had.
'Ik kwam om omstreeks zeven uur aan, toen "de vrouwen" juist aan
tafel zouden gaan. Ik heb een borreltje gedronken aan de toog en
toen heb ik een konijn geslacht op het erf, ik heb het gevild en
daarna heeft mijn moeder het klaargemaakt. Mijn tante was razend,
zoals gewoonlijk, want ze heeft me nooit kunnen uitstaan
..
De buurtbewoners hadden bevestigd dat Marcel de gewoonte had om af
en toe te komen uitvreten bij zijn moeder, die hem niets durfde
weigeren. En zijn tante scheen bang van hem te zijn. 'We hebben nog
even ruzie gemaakt omdat ik een kaas uit de winkel had gepakt en
die aangesneden heb..
'Wat voor wijn werd er gedronken?' had Maigret gevraagd.
'Gewoon de wijn uit de winkel.. 'Wat voor licht hadden jullie aan?'
'De petroleumlamp ... Na het eten is mijn moeder op bed gaan liggen
omdat ze weer last van haar rug had
en toen vroeg ze of ik haar papieren uit de tweede la van het
buffet wilde halen. Ze heeft me de sleutel gegeven. Ik ben met die
papieren bij haar gaan zitten en toen hebben we samen de
boekhouding gedaan, omdat het het eind van de maand was .. 'Wat zat
er verder nog in de aktentas?' 'Effecten... Obligaties ook, een
heel pak, voor meer dan dertigduizend frank...'
'Bent u niet in het berghok geweest? Hebt u nog kaarsen
aangestoken?'
'Helemaal niet!... Om rond halftien heb ik de paperassen weer in de
la gelegd en ben weggegaan ... In het voorbijgaan heb ik nog een
borrel gepakt in de winkel... Ze zeggen dat ik die twee oudjes heb
vermoord, maar dat zijn allemaal leugens... U kunt de Yougo beter
eens aan de tand voelen .. Tot grote verbazing van de advocaat van
Marcel had Maigret het verhoor hierbij gelaten. Yarko, die door
iedereen 'de Yougo' werd genoemd omdat hij Joegoslaaf was, bleek
ook een fraai heerschap te zijn. Hij was na de oorlog in het dorp
verzeild geraakt en er blijven hangen en woonde nu, alleen, in het
huis naast de gezusters. Hij werkte als bomensleper in het
bos.
Hij was ook een sterke drinker en de laatste tijd hadden de
gezusters hem niet meer willen schenken omdat hij al te zwaar bij
hen in het krijt stond. Op een keer had Marcel, die er toevallig
was, de Yougo de deur uitgewerkt en hem daarbij een bloedneus
geslagen.
De dames Potru konden zijn bloed wel drinken, vooral ook omdat ze
de oude stal die ze achter op het erf hadden aan hem verhuurden om
zijn paarden in te zetten en hij nooit een cent huur betaalde. De
Yougo was op dit uur van de dag waarschijnlijk aan het werk in de
bossen.
Maigret werkte rustig verder volgens plan, met zijn papieren in de
hand. Hij liep naar de open haard toe, waarin men de morgen na de
misdaad een reusachtig keukenmes tussen de as gevonden had waarvan
het heft geheel verbrand was. Dat was natuurlijk het moordwerktuig,
maar het vuur had alle vingerafdrukken uitgewist.
Op de la van het buffet en op de aktentas daarentegen hadden ze
vingerafdrukken genoeg gevonden, allemaal van Marcel en van hem
alleen. Op de kandelaar die op tafel stond, zaten alleen
vingerafdrukken van Amélie Potru, die Maigret nu onafgebroken met
haar kille blik volgde. 'Ik neem aan dat u nog steeds niet van plan
bent een mond open te doen?' gromde hij voor alle zekerheid en stak
een pijp op.
En toen ging hij met krijt de bloedsporen op de vloer tekenen die
hij op de situatietekening had staan. 'Blijft u nog even?' vroeg
Marie Lacore. 'Dan zou ik mijn eten kunnen gaan opzetten ...' En zo
was de commissaris dus alleen in huis met de oude juffrouw. Hij
kwam er voor de eerste keer binnen, maar van tevoren had hij een
hele dag en een nacht op de plattegrond zitten studeren. Orléans
had een uitstekend dossier samengesteld en Maigret was dan ook
voortreffelijk op de hoogte van de situatie. Alleen was de
werkelijkheid nog triester dan hij zich voorgesteld had.
En toch was hij zelf een boerenzoon! Hij wist dat er nog gehuchten
bestonden waar de mensen nog in de middeleeuwen leefden. Maar hier
in deze uithoek, verscholen tussen de bomen, in dit huisje, in die
kamer met deze gewonde vrouw die vast veel beter bij haar
positieven was dan ze voorgaf, was alles even naargeestig en
luguber.
Aan het begin van zijn onderzoek, in Parijs nog, had hij een paar
gedachten in de kantlijn van het rapport op schrift
gezet:
1. Waarom zou Marcel wel het mes in de open haard gegooid
hebben maar zich verder niet hebben bekommerd om de vingerafdrukken
op het buffet en de aktentas?
2. Waarom heeft hij een kaars aangestoken, die vervolgens
meegenomen naar de slaapkamer en hem toen weer
uitgedoofd?
3. Waarom liepen de bloedsporen niet in een rechte lijn van
het bed naar het raam?
4. Waarom is Marcel toen hij om halftien wegging niet door de
achterdeur gegaan die op de weilanden uitkwam, maar heeft hij
gewoon de voordeur genomen, op gevaar af herkend te worden?
Daarentegen was er een ding waar de advocaat van Marcel zich nogal
bezorgd over maakte: in het bed van de twee zusters was een knoop
van de jekker van Marcel gevonden, zo'n oud jagersjasje van
ribfluweel met van die typische knopen.
'Toen ik dat konijn aan het villen was ben ik ergens aan blijven
haken en daarbij heb ik een knoop verloren,' beweerde
hij.
Maigret had deze aantekeningen nog eens doorgelezen en stond nu op,
met een vreemde glimlach, omdat ze hem niet meer in de gaten kon
houden bij wat hij nu ging doen. Hij deed namelijk de deur open van
het berghok en ging er naar binnen. Er viel wat zwak licht binnen
door een klein raampje, overal lagen stapels hout, en links tegen
de muur stonden de befaamde wijnvaten.
De twee voorste waren vol, een met rode en een met witte wijn. De
andere twee waren leeg en op een daarvan hadden de specialisten van
de recherche een paar druppels kaarsvet aangetroffen, die afkomstig
waren van de kaars die in de slaapkamer gevonden was. De
commissaris van Orléans had hierover in zijn rapport geschreven: .
.Het is heel waarschijnlijk dat Marcel deze sporen achtergelaten
heeft toen hij hier wijn is gaan drinken ... Zijn vrouw heeft
verklaard dat hij volkomen dronken was toen hij thuiskwam en dit
wordt bevestigd door de slingerende sporen van zijn fiets over de
weg ...'
Maigret keek zoekend om zich heen, vond niets, ging toen terug naar
de slaapkamer, deed het raam open en zag alleen twee jongetjes die
voor het huis stonden te kijken.
'Zeg ventje, wil jij eens even een zaag voor mij gaan
halen?'
'Een gewone zaag? Natuurlijk meneer ...' Steeds maar dat
uitgemergelde gezicht achter hem, die kille ogen die de zware
gestalte van Maigret onafgebroken volgden. Het jongetje kwam terug
met twee zagen van verschillende lengte. Tegelijk kwam Marie Lacore
weer binnen.
'Zo, ik heb u hopelijk niet laten wachten? ... Ik heb de
kleine maar thuisgelaten... Ik moet nu buurvrouw gaan verschonen ..
'Wacht u daar nog even mee ...' 'Goed, maar ik zal alvast water
opzetten .. Ja! Dat tafereel woonde Maigret maar liever niet bij!
Hij ging het berghok weer in, knielde neer bij het vat met het
kaarsvet erop, zette de zaag erin en begon zijn werk.
Hij wist wat hij zou vinden. Hij was zeker van zijn zaak. Die
ochtend had hij nog enige twijfel gehad, maar die was weggenomen
door de sfeer in dit huis. En Amélie Potru was precies zoals hij
zich voorgesteld had!
Het hele huis ademde immers een sfeer van gierigheid en haat. En
bij het binnenkomen had de commissaris een stapel kranten op de
toonbank zien liggen. Dat was heel belangrijk en het stond niet in
de rapporten vermeld: de gezusters Potru verkochten ook kranten!
Amélie had een bril, maar die droeg ze overdag niet: dus had ze die
nodig om te lezen! En dus las ze...
En daarmee was het laatste beletsel voor de theorie van de
commissaris van de baan. Een theorie die berustte op haat, de
langzaam gegroeide haat van twee mensen die jaren en jaren samen in
een klein huisje leven, elke nacht samen in éen bed, met precies
dezelfde belangen ... Marguérite had een kind gekregen, ze had de
liefde gekend, terwijl haar oudere zuster dat genoegen niet eens
gesmaakt had! Vijftien, twintig jaar lang had het kind aan hun
rokken gehangen en daarna, eenmaal het huis uit, kwam het nog
dikwijls terug, altijd om
te eten, te drinken, of geld te vragen. Geld, dat evengoed van
Amélie was als van Marguérite. Eigenlijk had zij, Amélie, er nog
meer recht op dan haar zuster, omdat ze de oudste was en er dus
langer voor gewerkt had!
Een haat die stelselmatig aangewakkerd werd door duizend en éen
kleine voorvallen uit het dagelijks leven, zoals bijvoorbeeld het
konijn dat speciaal voor Marcel geslacht moest worden, of de kaas
die bestemd was voor de winkel en die hij onbeschaamd had
aangesneden, zonder dat zijn moeder er iets van durfde te zeggen
...
Ja, Amélie las de krant. Ze verslond ongetwijfeld de
rechtbankverslagen, de processen en ze wist hoe belangrijk
vingerafdrukken waren! Amélie was bang van haar neef. Ze was razend
dat haar zuster hem had laten zien waar ze hun geld verstopt
hadden, en dat ze Marcel die effecten had laten pakken waar hij
natuurlijk al lang op zat te azen! 'Op een goeie dag vermoordt hij
ons.. Maigret zou er een eed op durven doen dat deze woorden
menigmaal uitgesproken waren in dit huis. Hij was nog steeds aan
het zagen. Hij kreeg het warm en deed zijn jas uit en zijn hoed af.
Het konijn ... de kaas... En dan ineens bedenkt hij zich dat Marcel
zojuist het buffet en de leren akten-tas heeft aangeraakt... zijn
vingerafdrukken staan er dus op!...
En als dat nog niet genoeg was, dan had je de knoop nog, die van
zijn jekker afgeraakt was en die zijn moeder er niet meer aan had
kunnen naaien omdat ze al in bed lag.
Want als Marcel de moord gepleegd had, waarom zou hij de inhoud van
de aktentas dan niet meegenomen hebben in plaats van hem op de
grond te gooien? En Yarko helemaal, want die kon niet eens lezen,
dat had Maigret nog speciaal laten navragen! De steekwonden van
Amélie zaten allemaal aan de rechterkant, ze waren heel ondiep en
het waren er te veel... daar was het al mee begonnen. Maigret kon
zich wel voorstellen hoe dat gegaan was, ze had niet goed gedurfd,
ze was bang dat ze zichzelf te veel pijn deed ... Ze wilde niet
doodgaan, en niet te veel pijn lijden en ze moest de buren nog
kunnen roepen door het raam ...
Een moordenaar zou haar nooit de tijd gelaten hebben om naar het
raam te lopen!
Het noodlot had gewild dat ze toch buiten bewustzijn geraakt was,
nog voordat ze om hulp had kunnen roepen en zo had ze de hele nacht
bij het open raam gelegen!
Dat was het! Zo moest het gegaan zijn! Ze had haar zuster vermoord
terwijl deze al bijna sliep, en toen had ze met een doek om haar
hand de la van het buffet opengetrokken en de aktentas leeggehaald.
Want om de verdenking op Marcel te schuiven moest het geld
verdwenen zijn! Vandaar die kaars...
Daarna had ze zichzelf heel voorzichtig en stuntelig die
verwondingen toegebracht met een mes, en was toen naar het
haardvuur gelopen, zoals de bloedsporen uitwezen, om de
vingerafdrukken op het mes te laten verdwijnen in het vuur! Toen
was ze naar het raam gelopen en...
Maigret was bijna klaar met zijn werk. Achter hem klonk het geluid
van stemmen, het was of er twee mensen ruzie maakten. Hij draaide
zich om. Hij zag de deur opengaan en daar verscheen in de
deuropening de zonderlinge en tegelijk huiveringwekkende gestalte
van Amélie Potru, met een vreemde onderjurk en een jak aan, en haar
borst en armen in het verband. Ze keek met starre ogen naar
Maigret, terwijl Marie Lacore achter haar nog stond te mopperen dat
het zo onverstandig was wat ze deed. En Maigret kon de moed niet
opbrengen om iets te zeggen. Daarom zaagde hij maar verder en toen
het wijnvat tenslotte in tweeën viel was hij niet eens tevreden met
wat er te voorschijn kwam: allerlei papieren, obligaties van de
spoorwegen, aandelen die er door het spongat ingestopt waren. Hij
was het liefst meteen weggegaan. Of hij had, net als die onbehouwen
Marcel, zich vol willen gieten met rum, zo uit de fles.
Amélie zei nog steeds geen woord. Haar mond stond een eindje open.
Als ze flauw zou vallen kwam ze zo in de armen van Marie Lacore
terecht, die ook niet erg sterk was.
Niets aan te doen! Het was een beeld uit een andere tijd, uit een
andere wereld. Maigret pakte de waardepapieren bijeen en liep naar
de deur, terwijl Amélie achteruitliep. Hij legde het pak papieren
op de tafel. 'Gaat u de burgemeester even halen ..zei hij met
schorre stem tegen Marie Lacore, want hij had het gevoel of zijn
keel dichtgeknepen werd. 'Ik heb hem nodig om te getuigen .. En
tegen Amélie: *U kunt maar beter weer in bed kruipen .. .* Ondanks
zijn beroepsmatige nieuwsgierigheid en ook al was hij heel wat
gewend keek hij haar maar liever niet aan. Hij hoorde alleen de
spiralen van het bed knerpen. Hij bleef met zijn rug naar haar toe
staan wachten totdat er een boer in de deur verscheen die de
burgemeester van het gehucht was en die niet binnen durfde
komen.
Er was geen telefoon in het dorpje. Ze moesten een man op de fiets
naar Vitry-aux-Loges sturen. De veldwachters arriveerden vrijwel
tegelijk met de bestelwagen van de slager.
De hemel was nog steeds even helder wit en de westenwind speelde in
de bomen. 'Heeft u iets kunnen vinden?' Hij gaf een ontwijkend
antwoord, met een somber gezicht, en toch wist hij al dat deze zaak
uitvoerig als studiemateriaal gebruikt zou worden voor de
politiearchieven, niet alleen in Parijs maar ook in Londen,
Berlijn, Wenen en zelfs in New York. Zo te zien maakte hij de
indruk of hij dronken was!