Heeft u wel eens iets gemerkt van een zekere spanning tussen de echtgenoten?... Ik weet het, die dingen zijn vaak moeilijk te zeggen... Ieder leidde zijn eigen leven?... Dat verwonderde u niet?... In het begin alleen maar?... U bent eraan gewend geraakt-

Kwamen ze ze wel samen opzoeken?... Zelden?... Ik ben u heel dankbaar voor uw medewerking... Ik begrijp dat u mij niet meer kunt vertellen... Ik dank u vriendelijk... Dag, juffrouw Jobé...

Maigret loosde een diepe zucht en stak zijn pijp weer aan, die hij had laten uitgaan.

-En nu het corvee... Eigenlijk zeg ik dat alleen maar uit gewoonte, want mr. Cayotte is heel aardig... Hij nam het rapport van zijn vriend Pardon van het bureau en ging zonder zich te haasten naar de andere kant van het Paleis van Justitie, waar het domein was van de rechter-commissarissen. Mr. Cayotte was niet aan een kamer in het gemoderniseerde gedeelte toe en zijn kamer leek op de beschrijving van de romanschrijvers uit de vorige eeuw.

Zelfs de griffier leek weggelopen uit een tekening van Forain of Steinlen en het ontbrak er alleen nog aan dat hij stijve manchetten droeg.

Aangezien de zwart geschilderde planken langs de wanden vol stonden, lagen er grote stapels dossiers op de vloer en de lamp die boven het bureau van de magistraat hing, had zijn kap verloren. - Gaat u zitten, mijnheer Maigret... En?... De commissaris probeerde niet het mooier voor te stellen dan het was. Meer dan een uur zat hij, op een slechte stoel, te vertellen wat hij wist. Toen hij tenslotte vertrok, vormde de rook van zijn pijp en van de sigaretten, die de rechter de een na de ander rookte, een dichte nevel om de elektrische lamp.

Om half tien 's morgens was Maigret al op de luchthaven, hoewel het vliegtuig uit Amsterdam pas om 9u.57 verwacht werd.

Het was zondag. Terwijl hij zich stond te scheren, had hij de radio de automobilisten horen waarschuwen niet dan in uiterste noodzaak te rijden, want de sneeuwkorst op de wegen was gladder en harder dan ooit. Lucas had hem gebracht en zat op hem te wachten in een dienstwagen. In de hallen van de luchthaven was het drukker dan in de straten van Parijs en het was er heel warm. Het was een bijna menselijke warmte, die het bloed naar het hoofd deed stijgen. De commissaris, die aan een van de bars een glas bier gedronken had, had het gevoel dat zijn gezicht vuurrood was en hij had er spijt van, dat hij zich door zijn vrouw had laten overhalen de dikke wollen das die zij voor hem gebreid had, om te doen. Uit de luidsprekers kwam de mededeling, dat het vliegtuig uit Kopenhagen, via Amsterdam, vertraging had en tien minuten later zou landen. Hij liep wat heen en weer, ging een ogenblik staan kijken bij de politiemannen die bij de uitgang de passen controleerden, een korte blik op de gezichten van de passagiers wierpen, in sommige paspoorten een stempel zetten en in andere niet, al naar het geval vereiste.

De vorige avond, omstreeks 8 uur, had Keulemans hem op de Boulevard Richard-Lenoir opgebeld, op het moment dat hij aan tafel ging na de televisie aangezet te hebben.

-Lina Nahour heeft twee plaatsen besproken in het toestel dat morgenochtend om 8u.45 opstijgt voor Orly.

-Gaat Alvaredo met haar mee?

-Neen. Die tweede plaats is voor haar vriendin, Anna Keegel. De jonge man heeft een plaats besproken in het toestel van llu.22. dat om 12u. 45 in Parijs is.

-Hebben ze elkaar nog opnieuw opgebeld?

-Om een uur of vijf, ja. Lina Nahour heeft hem toen alleen maar meegedeeld hoe laat ze vertrok en erbij verteld, dat haar vriendin met haar meeging. Hij zei daarop, dat hij het volgende vliegtuig zou nemen. Toen hij vroeg hoe het met haar ging, antwoordde ze dat ze zich heel goed voelde en dat de temperatuur tot 37.5° gezakt was.

Eindelijk werd de landing van het toestel aangekondigd en Maigret ging met zijn voorhoofd tegen de koude ruit gedrukt staan, volgde met zijn blik het traditionele heen en weer geloop rondom het toestel. Hij kon de jonge vrouw niet ontdekken tussen de passagiers, waaronder vier kinderen waren, die als eersten uitstapten en hij begon al te vrezen dat ze van plan veranderd was, toen hij een jonge vrouw zag in een mantel van zeeotterbont, die bij het afdalen van de trap steunde op de arm van haar vriendin.

Anna Keegel, die klein en donker was, droeg een mantel van een grove stof in een helgroene kleur. De stewardes hielp Lina, als laatste, bij het instappen in de kleine bus, waarin de andere passagiers al op elkaar gepakt zaten en sloeg het portier achter haar dicht.

De beide vrouwen waren het laatst uit het vliegtuig gestapt en ze waren ook de laatsten van wie de passen gecontroleerd werden, zodat Maigret, die tegen het hekje geleund stond, ze op zijn gemak van dichtbij kon gadeslaan.

Was Lina Nahour inderdaad mooi? Dat was een kwestie van smaak. Ze had de lichte, blanke huid van de vrouwen uit de Germaanse landen waarover Pardon het gehad had, een kleine, spitse neus, porseleinblauwe ogen. Ze zag er vermoeid uit en men had het gevoel dat ze zich slechts met grote inspanning overeind kon houden. Anna Keegel was lelijk, maar met iets heel sympathieks en al keek ze - in overeenstemming met de omstandigheden ernstig, toch voelde men dat ze van nature opgewekt en goedlachs was.

Hij volgde hen op enige afstand tot de douane, waar ze enkele minuten moesten wachten op een groene koffer en nog een andere, van minder dure kwaliteit, die van Anna moest zijn.

Een kruier nam de beide koffers op en riep, op het trottoir gekomen, een taxi aan, terwijl Maigret naast Lucas plaatsnam.

-Zijn ze dat?

-Ja. Pas op dat je ze niet kwijtraakt.

Dat was niet moeilijk, want de chauffeur van de taxi was erg voorzichtig en het duurde drie kwartier voor ze bij het Pare de Montsouris kwamen.

-Had u gedacht dat ze ergens anders heen zouden gaan? -Ik had niets gedacht. Ik wilde alleen zekerheid hebben waar ze naar toe gingen. Ga achter de taxi staan zodra hij stopt en wacht dan op me.

De beide vrouwen stapten uit en Lina Nahour keek, voor ze naar het tuinhek liep, naar het huis, van onder tot boven, scheen te aarzelen, liet zich eindelijk meetrekken door haar vriendin.

Maigret liep hen voorbij, zodat hij het eerst bij de deur was.

-Wie bent u? vroeg Lina, de wenkbrauwen fronsend. Ze had een heel licht accent.

-Commissaris Maigret. Ik leid het onderzoek naar de moord op uw man. U vindt wel goed, dat ik mee naar binnen ga...

Ze protesteerde niet, maar leek nerveuzer opeens en trok haar mantel vaster om zich heen. De chauffeur haalde de koffers, die hij op de stoep neerzette en Anna Keegel haalde haar portemonnaie uit haar tas om de rit te betalen.

De dikke Torrence, die Baron 's morgens afgelost had, deed de deur open zonder iets te zeggen en Lina keek ook hem, eerder verwonderd dan ongerust aan. Men voelde dat ze niet wist waar ze naar toe zou gaan, dat ze aarzelde of ze naar boven, naar haar kamer zou gaan of naar de studeerkamer.

-Waar is hij? vroeg ze aan Maigret.

-In het Instituut voor Gerechtelijke Geneeskunde. Was het een opluchting voor haar dat hij niet meer in huis was? Het leek of er een huivering door haar heen ging, maar ze was zo gespannen, dat haar bewegingen eerder op reflexen leken.

Ze strekte tenslotte haar hand uit naar de knop van de studeerkamerdeur, maar toen ze die wilde omdraaien werd de deur aan de binnenkant geopend en men zag Pierre Nahour verschijnen, die met verwondering vier mensen in de gang zag staan.

-Dag, Pierre... zei ze terwijl ze hem de hand toestak. Was er werkelijk een moment van aarzeling bij de bankier uit Genève? Tenslotte stak hij in ieder geval ook zijn hand uit.

-Waar is het gebeurd?

Pierre Nahour ging opzij om Lina, haar vriendin en de commissaris naar binnen te laten gaan, terwijl Tor-rence in de gang bleef.

-Hier... Achter het bureau...

Ze deed enkele aarzelende stappen, zag de bloedvlek en wendde haar hoofd af.

-Hoe is het gebeurd?

-Er is op hem geschoten.

-Was hij onmiddellijk dood?

Pierre Nahour bleef onbewogen, ijzig kalm, terwijl hij zijn schoonzuster gadesloeg, zonder dat er ook maar iets op zijn gezicht te lezen was.

-Dat weten we niet... De huishoudster heeft hem gevonden, toen ze hier kwam gistermorgen... Haar vriendin, die zag dat ze wankelde, bracht haar naar een fauteuil, waarin Lina zich behoedzaam liet zakken, want haar rug deed haar waarschijnlijk veel pijn. Ze wenkte dat ze een sigaret wilde hebben en Anna gaf er haar een na hem voor haar aangestoken te hebben. Er viel een pijnlijke stilte. Maigret zelf voelde een zekere gegeneerdheid tegenover de jonge vrouw in deze fysieke en geestelijke toestand en wier zenuwen tot het uiterste gespannen moesten zijn.

-Is het niet bekend of hij geleden heeft?

-Niet bekend, neen, zei Pierre Nahour kortaf.

-Hoe laat is... is het gebeurd?

-Waarschijnlijk tussen twaalf en één uur 's nachts...

-Was er niemand thuis?

-Fouad was naar de club an Nelly sliep... Ze beweert dat ze niets gehoord heeft...

-Is het waar dat er een bijeenkomst bij de notaris is waar ik ook bij moet zijn?

-Hij heeft mij opgebeld, ja... Morgenmiddag... Mijn vader is vannacht aangekomen en rust nu uit in het Hö-tel Raspail...

-Wat moet ik doen? vroeg ze zonder zich tot iemand in het bijzonder te richten.

Na een stilte die nog onaangenamer was dan de vorige, antwoordde haar vriendin haar in het Nederlands. -Dacht je?... vroeg ze, in het Frans. Ja, dat is misschien het beste. Ik zou niet de moed hebben in dit huis te slapen...

Haar ogen zochten Maigret.

-Ik ga in een hotel logeren, met mijn vriendin en mijn kamermeisje...

Ze vroeg geen permissie daarvoor, als een verdachte, maar deelde eenvoudig haar beslissing mee. Dan wendde ze zich opnieuw tot haar zwager.

-Is Nelly boven? Waar is mevrouw Bodin? -Die is niet gekomen. Nelly is op haar kamer.

-Ik ga boven wat ondergoed en een paar jurken halen-Ga jij mee me helpen, Anna?...

Toen de twee mannen alleen waren, keken ze elkaar aan zonder iets te zeggen.

-Hoe is uw vader er onder, mijnheer Nahour?

-De slag is hard aangekomen... Mijn zuster is met hem meegekomen en ze zijn allebei in het hotel gaan uitrusten... Ik heb erop aangedrongen dat ze niet hier zouden blijven...

-Blijft u zelf wel hier?

-Ik blijf liever hier, ja... Begint u al een idee te krijgen wie misschien de moordenaar zou kunnen zijn, mijnheer Maigret? -U?

-Ik weet het niet... Waarom heeft u mijn schoonzuster niet ondervraagd?

-Ik wacht tot ze haar intrek in een hotel genomen heeft. Op het ogenblik kan ze echt niets meer hebben...

Ze bleven zwijgend tegenover elkaar staan en de blik van Pierre Nahour was hard.

-Ik zou u nog één ding willen vragen, zei de commissaris zacht. U heeft de correspondentie van uw broer gelezen en u heeft de gelegenheid gehad om met Ouéni te praten... Hij schijnt niet genegen met ons mee te werken... Misschien dat hij, tegenover u,...

-Ik heb geprobeerd iets uit hem te krijgen, gisteravond, maar zonder veel succes...

-Het aantal van de mogelijke schuldigen schijnt maar heel beperkt, tenzij...

-Tenzij?...

-Veronderstel dat uw broer niet, zoals u dacht dat de laatste jaren het geval was, alleen voor eigen rekening speelde, maar dat hij dat ook voor een combinatie deed, zoals hij dat ook in het verleden wel gedaan heeft... -Ik begrijp waar u heen wilt, commissaris, maar ik verzoek u een dergelijke hypothese buiten beschouwing te laten... Mijn broer was een integer mens, zoals alle Nahours... Hij was zelfs overdreven nauwgezet, zoals ik geconstateerd heb bij het doorkijken van zijn correspondentie...

Als hij met anderen samengewerkt heeft, dan is het

eenvoudig ondenkbaar dat hij iemand ook maar een cent te kort gedaan heeft en zodoende het slachtoffer van een wraakneming geworden is...

-Ik ben blij dat van u te horen... U moet het mij niet kwalijk nemen... Wij zijn, in ons beroep, nu eenmaal verplicht geen enkele mogelijkheid te verwaarlozen... Misschien komt het door de aanwezigheid van Ouéni hier in huis, dat ik op dat idee gekomen ben...

-Ik begrijp u niet...

-Vindt u de positie van Ouéni ook niet enigszins duister? Het is niet helemaal de positie van een secretaris, ook niet helemaal van een huisknecht of chauffeur, en een gelijke is hij ook niet... Vandaar dat de gedachte, dat hij bij uw broer de rol van bewaker, van vertegenwoordiger van de combinatie vervulde...

Nahour glimlachte ironisch.

-Als iemand anders dan u dat tegen me zei, zou ik hem antwoorden dat hij te veel detectiveromans gelezen had... Ik heb het al over de sterke familiezin bij de Li-banezen tegen u gehad... Maar de familie houdt niet op bij de meer of minder verre bloedverwanten... Het komt meermalen voor, dat oude bedienden er ook deel van uitmaken, dat vrienden op voet van gelijkheid bij een gezin in huis wonen...

-Zoudt u Ouéni als huisvriend gekozen hebben? -Neen... In de eerste plaats niet, omdat de man mij niet sympathiek is en vervolgens, omdat ik vroeg getrouwd ben en ik genoeg heb aan mijn vrouw... Maar vergeet u niet dat Félix tot zijn vijfendertigste jaar vrijgezel gebleven is... Wij waren er, bij ons thuis, van overtuigd dat hij nooit zou trouwen...

-Mag ik even?...

Maigret, die voetstappen op de trap hoorde, liep naar de deur en deed die open. Lina had een andere japon aangetrokken en droeg nu haar nertsmantel. Nelly Velthuis liep achter haar aan met een afwezige blik en aan haar ene hand een koffer en daarna volgde Anna Keegel, die ook een koffer droeg en nog andere bagage.

-Wil jij even een taxi voor me bellen, Pierre?... Ik had de mijne niet weg moeten sturen...

Ze keek de commissaris met een vragende blik aan en Maigret vroeg:

-Naar welk hotel gaat u?... Ritz?

-O, neen! Daar zouden veel te veel herinneringen bij mij bovenkomen... Wacht eens, hoe heet dat hotel op de hoek van de Rue de Rivoli, bij de Place Vendöme—

-Het Hotel du Louvre?

-Ja... - Daar gaan we heen...

-Ik zal zo vrij zijn u daar straks te bezoeken, want ik moet u verschillende vragen stellen...

-De taxi komt direct...

Het was bij twaalven. Janvier was nu op weg naar Orly om Alvaredo op te wachten en te schaduwen. -Tot ziens, Pierre... Hoe laat moet ik morgen bij de notaris zijn en welke notaris is het?

-Om drie uur, bij mr. Leroy-Beaudieu, op de Boulevard Saint-Germain...

-U hoeft het niet te noteren, zei Maigret tegen haar. Ik zal u straks in het hotel het adres wel geven-Het duurde even eer de bagage ingeladen en de drie vrouwen in de auto gestapt waren. Lina stond op het trottoir duidelijk zichtbaar te rillen en ze keek om zich heen alsof ze de omgeving, die haar toch vertrouwd was, niet herkende.

Pierre Nahour had de deur weer gesloten en Maigret meende dat hij een gordijn zag bewegen achter het raam dat van Ouéni's kamer moest zijn. Hij zei tegen Lucas, terwijl hij naast hem ging zitten: - Rijd maar achter die taxi aan... Ze gaan naar het Hotel du Louvre, maar ik wil het graag met eigen ogen zien-Ik ben er tot nog toe in deze zaak niet zeker van, of er wel iemand éénmaal de waarheid gesproken heeft... De straten waren even verlaten als in de maand augustus, zonder de bussen met toeristen. De taxi stopte voor het Hotel du Louvre. Lina en haar vriendin gingen eerst naar binnen, waarschijnlijk om te horen of er kamers vrij waren. Enige ogenblikken later kwam een bagageman de bagage halen, terwijl het kamermeisje op de meter keek en de rit betaalde.

-Ga de wagen ergens parkeren en kom dan naar me toe in de bar. Ik moet haar toch even de tijd gunnen om een en ander uit te pakken en wat op haar gemak te komen...

Bovendien, hij had dorst.

In de bar was het donker en stil. Twee Engelsen, die op hoge krukken zaten, bewogen wel hun lippen, maar men hoorde niets van hun gesprek. De wanden waren bekleed met eikehouten panelen, met om de vier of vijf meter een bronzen wandlampje, die slechts een zwak licht verspreidden. Een jonge vrouw zat in een hoek te wachten, met een roodachtige cocktail voor zich. In de tegenovergestelde hoek zaten vier heren, die zich af en toe naar elkaar toe bogen.

Hier was het ook zondag, een lege dag, buiten de werkelijke tijd. Men zag nauwelijks, door de crèmekleurige gordijnen, een beetje vuile sneeuw, zwarte bomen, het bewegende hoofd van een voorbijganger. -Vestiaire, mijnheer?

-Pardon...

Zijn werk bracht hem vaker in kleine kroegjes in de volksbuurten of in de luidruchtige bars in de omgeving van de Champs-Elysées dan in de grote luxehotels. Hij trok zijn overjas uit, deed met een zucht van opluchting zijn dikke wollen das af.

-Een pils... zei hij tegen de barman, die hem aankeek

alsof hij zich trachtte te herinneren waar hij zijn gezicht eerder gezien had. -Carlsberg, Heineken?

-Kan me niet schelen...

De brave Lucas werd ook tegengehouden door de juffrouw van de vestiaire.

-Wat wil jij?

-Wat neemt u? -Bier.

-Goed, ook maar bier dan...

Boven een openstaande deur, waardoor lichte geluiden van borden, vorken en messen kwamen, las men in zwak lichtende letters de woorden Grill Room.

-Heb je honger? -Niet erg...

-Weet je het nummer van de kamers?

-437, 438 en 439. Twee slaapkamers en een kleine sa-Ion.

-En Nelly?

-Die slaapt in een van de twee slaapkamers. 437 is een grote kamer met twee bedden, voor mevrouw Nahour en haar vriendin...

-Ik kom direct terug...

Maigret liep de grote marmeren gang in, naar een deur waarop Telefoon stond.

-Mag ik kamer 437 van u, alstublieft? -Een ogenblikje...

-Met mevrouw Nahour?

-Met wie spreek ik?

-Met commissaris Maigret.

-Neen, u spreekt met Anna Keegel. Mevrouw Nahour is in het bad.

-Wilt u haar even vragen of ik over een minuut of tien bij haar kan komen of dat ze liever eerst wil lunchen? Hij moest geruime tijd wachten. Hij hoorde praten maar kon niets verstaan.

-Bent u daar?... Ze heeft geen honger, want ze heeft in het vliegtuig gegeten, maar ze heeft liever dat u nog een half uur wacht.

Maigret en Lucas begaven zich enkele minuten later naar de grillroom, waar het even schemerig en stil was als in de bar, met dezelfde eikehouten panelen, dezelfde wandlampjes en kleine staande lampjes op de tafeltjes. Er waren er maar drie of vier bezet en iedereen fluisterde als in een kerk. De maitre d'hotel en de kelners bewogen zich geruisloos, op de manier van misdienaars tijdens de mis.

Maigret schudde het hoofd toen de maitre d'hotel hem een grote witte kaart toestak.

-Geeft u mij maar een schotel koud vlees. -Mij ook.

-Met bier.

-Ik zal u de sommelier sturen.

-Wil jij even naar de Quai bellen om te zeggen dat wij hier zijn? En laten ze proberen Janvier ook te waarschuwen, die nog op Orly moet zijn. Geef ze het nummer van het appartement op.

Maigret was loom en afwezig opeens en Lucas, die dat symptoom kende, zorgde ervoor hem geen onnodige vragen te stellen.

De maaltijd verliep bijna zwijgend, onder de laatdunkende, verveelde blikken van de maitre d'hotel en de kelners.

-Gebruikt u koffie?

Een man in Turks nationaal kostuum kwam hun die met precieuze gebaren serveren.

-Het is beter dat je met mij mee gaat naar boven...

Ze kwamen op de vierde etage, vonden no 437 en klopten op de deur, maar de deur van kamer 438 ging open.

-Komt u maar hierdoor, alstublieft... zei Anna Keegel. Zij had waarschijnlijk ook een bad of een douche genomen, want er hing nog een natte lok over haar voorhoofd.

-Gaat u binnen... Ik zal Lina waarschuwen...

In de salon, die niet groot was, lag een heel dik tapijt en alles was in pastelkleuren. De muren waren zacht-grijs, de fauteuils blauw, ook in een heel zachte tint, de tafel ivoorwit. In het aangrenzende vertrek hoorde men iemand heen en weer lopen. Nelly Velthuis, waarschijnlijk, die de bagage verder aan het uitpakken was. Ze moesten geruime tijd wachten. Ze stonden beiden, niet erg op hun gemak in deze omgeving. Eindelijk kwamen de beide vrouwen binnen, tot Maigrets verwondering, want hij had verwacht dat Lina Nahour hem op bed liggend zou ontvangen.

Ze had haar haar zojuist gedaan, maar ze had zich niet opgemaakt. Ze droeg een ochtendjapon van oudrose fluweel.

Ze zag er teer, broos uit. Als het haar inspanning kostte hen te ontvangen, dan was dat toch niet te merken en haar gespannenheid van 's morgens was verdwenen. Ze was verbaasd twee mannen aan te treffen in plaats van de ene die ze verwachtte en ze bleef een ogenblik aarzelend naar Lucas staan kijken.

-Een van mijn inspecteurs, legde Maigret uit.

-Gaat u zitten, heren...

Ze nam zelf plaats op de canapé, waar haar vriendin naast haar kwam zitten.

-Het spijt me dat ik u direct na uw aankomst al lastig val, mevrouw, maar u zult wel begrijpen dat ik u enkele vragen te stellen heb.

Ze stak een sigaret op en de vingers die de lucifer vasthielden, beefden een beetje.

-U mag wel roken...

-Dank u...

Hij stopte niet direct zijn pijp.

-Mag ik u vragen waar u in de nacht van vrijdag op zaterdag geweest bent?

-Hoe laat?

-Ik had graag dat u mij vertelde, in chronologische volgorde, wat u 's avonds en 's nachts gedaan hebt. -Ik ben ongeveer acht uur 's avonds de deur uitgegaan.

-Dus tegelijk ongeveer met uw man?

-Ik weet niet waar hij op dat moment was.

-Was u gewend zo uit te gaan, zonder hem te zeggen waar u naar toe ging?

-Wij lieten elkaar volkomen vrij...

-Bent u met uw auto weggegaan?

-Neen. De straten waren erg glad en ik had geen zin om te rijden.

-Heeft u een taxi opgebeld? -Ja.

-Met het toestel dat in uw kamer staat?

-Ja. Natuurlijk.

Ze sprak met de stem van een klein meisje dat haar les opzegt en haar onschuldige ogen deden de commissaris ergens aan denken. Pas nadat ze nog even gepraat hadden wist hij het: aan de bijna doorzichtige ogen en kinderlijke uitdrukking van het kamermeisje. Dezelfde houding, dezelfde gebaren vond hij terug bij Lina. De gelaatsuitdrukking, de hele mimiek, zelfs het af en toe even knipperen met de ogen, was bij beide vrouwen zo volkomen gelijk, dat de een de ander tot model genomen moest hebben.

-Waar heeft u zich toen heen laten brengen?

-Naar een groot restaurant op de Champs-Elysées, Le Marignan.

Ze had even geaarzeld voor ze die naam noemde.

-Ging u vaak in Le Marignan eten?

-Nu en dan...

-Alleen?

-Meestal wel.

-Waar bent u gaan zitten?

-In de grote zaal.

Waar gewoonlijk meer dan honderd gasten zaten, zodat haar alibi niet te controleren was.

-Kwam er niemand bij u zitten?

-Neen.

-Had u geen afspraak met iemand?

-Ik heb er tot het eind toe alleen gezeten.

-Dat wil zeggen, tot hoe laat?

-Dat weet ik niet. Ik denk tot een uur of tien.

-Bent u vóór het eten niet in de bar geweest? Nogmaals een aarzeling alvorens ontkennend het hoofd te schudden.

De meest nerveuze van de twee was nu de vriendin, Anna Keegel, die beurtelings van Lina naar de commissaris keek, steeds het hoofd wendend naar degene die sprak.

-En verder?

-Toen heb ik wat over de Champs-Elysées gewandeld, om wat frisse lucht te hebben.

-Ondanks de spiegelgladde trottoirs?

-De trottoirs waren schoongemaakt. Ongeveer ter hoogte van Lido heb ik een taxi genomen en me thuis laten brengen.

-Heeft u ook toen uw man niet gezien? Hij was toch om tien uur al weer thuis...

-Ik heb hem niet gezien. Ik ben naar mijn kamer gegaan, waar Nelly juist klaar was met mijn koffer te pakken.

-Omdat u van plan was op reis te gaan? '

Ze antwoordde, met volmaakte onbevangenheid:

-Dat was ik al een week.

-En waar was u van plan heen te gaan?

-Wel, naar Amsterdam natuurlijk.

En ze begon in het Nederlands tegen Anna Keegel te praten. Deze stond op, ging naar de slaapkamer, kwam even later terug met een brief. Het was een brief van 6 januari en hij was niet in het Engels, noch in het Frans.

-U kunt hem laten vertalen. Het is een brief aan Anna, waarin ik haar vertel dat ik 15 januari in Amsterdam kom.

-Had u ook een plaats in het vliegtuig besproken?

-Neen, want ik was eerst van plan met de trein te gaan. Er gaat er dagelijks een om 1 u. 12.

-Had u niet de bedoeling uw kamermeisje mee te nemen?

-Neen. Daarvoor is Anna's appartement te klein. Maigret liet haar rustig verder gaan tot zij zich zou vast-praten. Hij voelde een soort van bewondering voor de

rust en de argeloosheid, waarmee ze haar leugens debiteerde.

-Bent u, toen u wegging, niet even de studeerkamer binnengegaan?

-Neen. De taxi die Nelly gebeld had stond al voor de deur.

-Heeft u uw man niet goedendag gezegd?

-Neen. Hij wist dat ik zou gaan.

-En toen bent u naar het Gare du Nord gereden?

-Ja, maar we kwamen te laat, door de gladheid van de straten. En omdat de trein weg was, heb ik me naar Orly laten brengen.

-Via de Boulevard Voltaire?

Ze vertrok geen spier. Anna Keegel wel: zij fronste de wenkbrauwen.

-Waar is dat?

-Dat weet u even goed als ik. Het spijt me dat ik dat zo ronduit zeggen moet. Hoe bent u aan het adres van dokter Pardon gekomen?

Er viel een lange stilte. Ze stak een verse sigaret op, stond op, deed een paar stappen in de kamer, ging dan weer zitten. Als ze geschrokken was, dan was daar in ieder geval niets van aan haar te zien. Ze scheen eerder na te denken, alsof ze een besluit ging nemen.

-Wat weet u? vroeg ze op haar beurt, terwijl ze Maigret scherp in de ogen keek.

-Dat u in de studeerkamer gewond bent door een kogel die uw man afgeschoten heeft uit een revolver met paarlemoeren kolf, die vroeger van u geweest is en die hij in een la van zijn bureau bewaarde.

Ze steunde met haar elleboog op de leuning en haar kin rustte op haar hand, en ze keek de commissaris nog steeds aan. Op haar gezicht stond alleen maar nieuwsgierigheid, belangstelling te lezen. Ze leek, zoals ze daar zat, op een voorbeeldig schoolmeisje, dat vol aandacht naar de leraar luistert.

-U bent niet in een taxi weggegaan, maar in de rode wagen van een vriend, Vicente Alvaredo. Hij heeft u naar de Boulevard Voltaire gebracht, waar hij een onwaarschijnlijk verhaal opgehangen heeft over een aanslag vanuit een rijdende auto-

Dokter Pardon, bij wie u geen mond opengedaan heeft, heeft een noodverband bij u aangelegd. U bent teruggegaan naar de spreekkamer en terwijl hij zijn witte jas uittrok en zijn handen waste, bent u er stilletjes vandoor gegaan...

-Wat wilt u van mij?

Ze was niet in het minst van haar stuk gebracht. Het leek of ze tegen hem glimlachte, nog steeds als een schoolmeisje dat op een fout betrapt wordt en dat een leugen niet als iets ergs beschouwt.

-Ik wil de waarheid van u horen.

-Ik had liever dat u mij vragen stelde.

Ook dat was geslepen, want op die manier zou ze er achter kunnen komen, wat de politie precies wist. Maigret deed niettemin wat ze vroeg.

-Is die brief werkelijk de 6de januari geschreven? Bedenkt u wel, voor u mij antwoord geeft, dat wij dat kunnen controleren door de inkt in het laboratorium te laten onderzoeken.

-Ik heb hem de 6de januari geschreven.

-Was uw man ervan op de hoogte?

-Hij zal het wel vermoed hebben.

-Wat zal hij wel vermoed hebben?

-Dat ik niet lang meer zou blijven.

-Waarom niet?

-Omdat zó leven allang niet meer uit te houden was.

-Hoe lang was dat al zo?

-Al maanden.

-Twee jaar?

-Dat kan wel...

-Sedert u Vicente Alvaredo ontmoet hebt?

Anna Keegel werd steeds nerveuzer en haar voet raakte als bij toeval Lina's rose muiltje aan.

-Ongeveer, ja...

-Wist uw man van die liaison?

-Dat weet ik niet. Het is mogelijk dat iemand ons wel eens samen gezien heeft, Vicente en mij. Wij deden niets om onze verhouding geheim te houden.

-Vindt u dat normaal, dat een getrouwde vrouw...

-Getrouwd! -Wat bedoelt u?

-We leefden al jaren als vreemden, Félix en ik.

-Twee jaar geleden heeft u toch nog een kind gehad... -Omdat mijn man per se een zoon wilde hebben. Gelukkig, dat het niet weer een meisje was...

-Is die jongen van hem?

-Zonder enige twijfel. Ik heb Alvaredo pas na de geboorte van mijn zoontje ontmoet, een van de eerste keren toen ik weer uitging.

-Heeft u nog meer minnaars gehad?

-Hij was de eerste. U kunt mij geloven of niet...

-Wat was u eigenlijk van plan op de avond van de 14de?

-Ik begrijp u niet...

-U had uw vriendin geschreven dat u de 15de in Amsterdam zoudt komen...

Anna Keegel begon in het Nederlands tegen haar te praten, maar Lina, die volkomen zeker van zichzelf was, schudde het hoofd en bleef de commissaris met dezelfde onbeschroomdheid aanzien. Maigret had eindelijk zijn pijp opgestoken. -Ik zal proberen het u uit te leggen. Alvaredo wilde dat ik zou scheiden om met hem te trouwen. Ik vroeg hem nog een week geduld te hebben, want ik wist dat het niet gemakkelijk zou gaan. Er is nooit een echtscheiding geweest in de familie Nahour en Félix wilde graag de schijn redden.

We besloten dat ik de 14de met hem zou spreken en dat we, wat hij ook zou zeggen, onmiddellijk naar Amsterdam zouden vertrekken. -Waarom naar Amsterdam?

Ze scheen verbaasd over het onbegrip van de commissaris.

-Omdat dat de stad is waar ik een groot deel van mijn jeugd doorgebracht heb. Vicente kende Holland niet. Ik wilde het hem laten zien. Als de scheiding er eenmaal door was, zouden we zijn ouders zijn gaan opzoeken, in Columbia, alvorens te trouwen.

-Heeft u geld van uzelf?

-Neen, niets. Maar we hebben het geld van de Nahours niet nodig.

Ze voegde er met een tikje naïeve trots aan toe: -De Alvaredo's zijn rijker dan zij. De meeste goudmijnen in Columbia zijn van hen.

-Goed. U bent dus omstreeks 8 uur vertrokken zonder iets tegen uw man te zeggen. Alvaredo wachtte u op in zijn Alfa Romeo. Waar heeft u gegeten?

-In een klein restaurant op de Boulevard du Montparnasse, waar Vicente bijna altijd eet, want hij woont daarnaast.

-Maakte u er zich niet ongerust over, hoe uw man zou reageren als u hem uw besluit meedeelde?

-Neen.

-Waarom niet? Hij was toch tegen een scheiding?

-Omdat hij mij op geen enkele manier kon tegenhouden.

-Hield hij nog steeds van u?

-Ik ben er niet zeker van, of hij wel ooit van mij gehouden heeft.

-Waarom zou hij dan met u getrouwd zijn? -Misschien Om zich in het openbaar te kunnen vertonen met een knappe, goedgeklede vrouw. Het was in Deauville, het jaar waarin ik tot Miss Europa gekozen ben. We waren elkaar verscheidene malen tegengekomen in de zalen en de gangen van het casino. Op een avond toen ik bij een roulettetafel stond, schoof hij een stapeltje grote, rechthoekige fiches naar me toe en fluisterde:

-Speelt u op 14...

-En kwam dat nummer uit?

-Niet de eerste keer, maar de derde. Het kwam twee keer achter elkaar uit en ik had nog nooit zoveel geld gezien als die avond, toen ik zijn fiches aan de kassa ging inwisselen.

De rollen waren omgedraaid. Haar waarheid scheen nu de meest aannemelijke, en bijna evident.

-Hij zorgde dat hij achter het nummer van mijn kamer kwam en stuurde me bloemen. We hebben een paar maal samen gegeten. Hij scheen heel verlegen. Je voelde dat hij niet gewend was met vrouwen te praten.

-Hij was toch al vijfendertig jaar...

-Ik waag het te betwijfelen of hij, vóór mij, ooit omgang met vrouwen gehad heeft. En toen nam hij me mee naar Biarritz.

-Nog steeds zonder iets van u te verlangen?

-In Biarritz waar hij, evenals in Deauville, zijn nachten in het casino doorbracht, kwam hij op een morgen om vijf uur mijn kamer binnen. Hij dronk praktisch nooit. Maar die nacht merkte ik aan zijn adem dat hij gedronken had.

-Was hij dronken?

-Neen. Hij had een of twee glazen gebruikt om zich moed in te drinken.

-En is het toen gebeurd?

-Ja. Hij is niet langer dan een half uur bij mij gebleven. En in de vijf maanden daarop is hij niet meer dan een keer of tien bij mij teruggekomen. Toch vroeg hij mij met hem te trouwen. Ik heb ja gezegd.

-Omdat hij rijk was?

-Omdat ik van het leven hield dat hij leidde, van het ene hotel naar het andere, van casino naar casino. We zijn getrouwd in Cannes. We bleven gescheiden slapen. Dat wilde hij. Hij was erg preuts. Ik geloof dat hij zich een beetje schaamde omdat hij zo dik was, want in die tijd was hij dikker dan de laatste jaren.

-Was hij lief voor u?

-Hij behandelde me als een klein meisje. Hij bleef precies hetzelfde leven leiden dat hij gewend was en Ouéni ging overal met ons mee naar toe. Met hem was hij meer samen dan met mij.

-Hoe was uw verhouding met Ouéni?

-Ik mocht hem niet.

-Waarom niet?

-Ik weet het niet... Misschien omdat hij zoveel invloed op mijn man had. Misschien ook omdat hij tot een ander ras behoort, dat ik niet begrijp.

-En hoe was Ouéni's houding tegenover u?

-Hij scheen mij niet te zien. Hij heeft waarschijnlijk een diepe verachting voor mij, want hij veracht alle vrouwen. Op een keer toen ik me verveelde, vroeg ik of ik een Hollands kamermeisje mocht hebben. Ik heb een advertentie geplaatst in de Amsterdamse bladen en ik heb toen Nelly uitgekozen, omdat ze me zo opgewekt leek. Ze glimlachte nu, terwijl haar vriendin de wenkbrauwen fronste, zich bezorgd scheen te maken over de wending die het gesprek nam.

-Laten we naar de vrijdagavond terugkeren. Hoe iaat bent u thuisgekomen?

-Omstreeks half twaalf.

-Zat u tot die tijd met Alvaredo in het restaurant? -Neen. We zijn naar zijn kamer geweest om zijn koffer te halen. Ik heb hem helpen pakken. We zijn nog even gaan zitten en we hebben wat gepraat, en nog wat gedronken.

-Toen u thuis kwam, bleef hij toen in de wagen zitten? -Ja.

-Bent u toen naar de studeerkamer gegaan?

-Neen. Ik ben naar mijn kamer gegaan en ik heb me verkleed. Ik vroeg aan Nelly of Félix beneden was en ze zei, dat ze hem had horen thuiskomen.

-Zei ze ook of hij alleen was of met zijn secretaris?

-Met zijn secretaris.

-Vond u dat niet vervelend, met het oog op wat u wilde bespreken?

-Ik was het gewend, dat Ouéni er altijd bij was. Ik weet niet hoe laat het was toen ik naar beneden ging. Ik had mijn mantel al aangetrokken. Nelly kwam achter me aan met de koffer, die ze in de gang neerzette en we namen afscheid.

-Zou zij u achterna komen?

-Ja. Zodra ze bericht van mij kreeg.

-Ging ze weer terug naar haar kamer? Of wachtte ze het resultaat van het onderhoud af?

-Ze wist dat ik mijn besluit genomen had en dat ik me niet zou laten bepraten.

De telefoon op het kleine ronde tafeltje rinkelde. Maigret gaf Lucas een wenk even aan te nemen. -Ja... Die is hier, ja... Ik zal hem je geven... Maigret wist dat hij de stem van Janvier zou horen.

-Hij is gearriveerd chef... Hij is thuis nu, op de...

-Op de Boulevard du Montparnasse...

-O, wist u het al? Hij heeft een gemeubileerde kamer op de tweede etage. Ik ben hier in een klein cafeetje, vlak tegenover het huis...

-Goed. Blijf daar... Tot straks...

Lina vroeg, alsof dat vanzelf sprak, nog steeds met hetzelfde onschuldige gezicht:

-Is Vicente aangekomen?

-Ja. Hij is op zijn kamer.

-Waarom worden zijn gangen door de politie nagegaan?

-Het is de taak van de politie, de gangen van alle verdachten na te gaan.

-Waarom zou hij verdacht zijn? Hij heeft nooit een voet in het huis op de Avenue du Parc-de-Montsouris gezet.

- Dat zegt u...

-Gelooft u mij niet?

-Ik weet niet wanneer u liegt en wanneer u de waarheid spreekt. Wat ik u vragen wilde, hoe bent u aan het adres van dokter Pardon gekomen?

-Dat heeft Nelly me gegeven. Ze had het van onze huishoudster, die in die buurt gewoond heeft. Ik moest me zo gauw mogelijk laten behandelen, zo ver mogelijk weg van huis...

-Zo! bromde hij zonder overtuiging, want hij nam tenslotte niets meer voor zeker aan. U neemt afscheid van Nelly Velthuis in de gang, waar ze de koffer neergezet had. Ze gaat weer terug naar boven, naar haar kamer. U gaat de studeerkamer binnen. U vindt daar uw man, die samen met Ouéni zit te werken. Ze knikte instemmend.

-Bent u direct over uw vertrek begonnen?

-Ja. Ik vertelde hem dat ik naar Amsterdam ging, vanwaar ik hem zou laten schrijven door mijn advocaat om de kwestie van de echtscheiding te regelen.

-En hoe nam hij dat op?

-Hij keek me een hele tijd aan zonder iets te zeggen, en eindelijk zei hij zacht:

-Dat is onmogelijk.'

-Kwam hij niet op het idee Ouéni de kamer uit te sturen?

-Neen.

-Zat uw man achter zijn bureau? -Ja.

-Met Ouéni tegenover zich?

-Neen. Ouéni stond naast hem, met een bundeltje papieren in zijn hand. Ik herinner me niet meer welke woorden ik precies gebruikte. Ik was ondanks alles erg zenuwachtig.

-Had Alvaredo u aangeraden een revolver mee te nemen? Had hij er u een gegeven?

-Ik had helemaal geen revolver. Wat had ik daar mee moeten doen? Ik zei dat mijn besluit vaststond, dat niets mij meer van gedachte kon doen veranderen en ik had me al half omgedraaid om naar de deur te gaan. Op dat moment hoorde ik een knal en tegelijk voelde ik een brandende pijn in mijn schouder.

Ik moet toen omgekeken hebben, want ik herinner me Félix, die achter het bureau stond met een revolver in zijn hand. Vooral zijn ogen zie ik nog duidelijk, grote, wijdopengesperde ogen, alsof hij zich opeens bewust werd van wat hij gedaan had.

-En Ouéni?

-Die stond naast hem en verroerde zich niet.

-Wat deed u toen?

-Ik was bang om flauw te vallen. Ik wilde niet dat dat in huis zou gebeuren, waar ik aan die twee mannen overgeleverd zou zijn. Ik rende naar de deur en ik kwam buiten, bij de auto. Vicente hield het portier voor me open.

-Heeft u niet nog een knal gehoord?

-Neen. Ik zei tegen Vicente dat hij naar de Boulevard Voltaire moest rijden, naar een dokter die ik kende...

-Maar u kende dokter Pardon toch niet?

-Ik had geen tijd om het allemaal uit te leggen. Ik voelde me heel naar.

-Waarom bent u niet naar de kamer van Alvaredo gegaan? Dat was vlakbij en daar kon hij zijn dokter opbellen...

-Omdat ik geen schandaal wilde. Ik verlangde ernaar in Holland te zijn en ik was ervan overtuigd dat de politie nergens achter zou komen. Daarom heb ik ook niets gezegd bij de dokter, om mijn accent niet te laten horen. Ik had niet verwacht dat de dokter ons vragen zou stellen. Ik wist niet eens dat de kogel nog in de wond zat en ik dacht dat de wond maar heel oppervlakkig was. Ik wilde alleen maar dat het bloed gestelpt zou worden...

-Hoe had u gedacht naar Amsterdam te reizen, Vicente en u?

-Met zijn wagen. Maar toen ik bij de dokter vandaan kwam, voelde ik mij te zwak om urenlang in de auto te zitten en Vicente stelde toen voor het vliegtuig te nemen. Ik herinnerde me dat er 's nachts een toestel gaat, want dat heb ik een keer genomen. Op Orly moesten we lang wachten en het was niet zeker of het toestel zou kunnen opstijgen, vanwege de sneeuw en de ijzel.

In Amsterdam heeft Vicente mij direct met een taxi naar Anna's huis gebracht en ik heb hem een hotel opgegeven waar hij zou wachten tot ik voldoende hersteld was. Tot de scheiding uitgesproken was, zouden we apart wonen, elk op een eigen kamer...

-Om de beschuldiging van overspel te vermijden?

-O, neen, daar hoefden we niet bang meer voor te zijn. Na dat schot kon Félix de scheiding toch niet meer weigeren...

-Zodat, als ik het goed begrijp, dat schot eigenlijk een buitenkansje voor u was.

Ze keek hem aan en kon een sluwe glimlach niet onderdrukken terwijl ze toegaf: -Ja.

Het merkwaardigste was dat het allemaal sloot als een bus en dat men niets liever zou doen dan haar geloven, zo oprecht en zo argeloos antwoordde ze op alles wat haar gevraagd werd, ogenschijnlijk tenminste. Terwijl Maigret dat gezichtje, dat even kinderlijk gebleven was als dat van Nelly Velthuis, gadesloeg, begreep hij dat Nahour haar als een klein meisje behandeld had en dat Vicente Alvaredo zo verliefd op haar geworden was, dat hij besloten had met haar te trouwen, ondanks haar man en haar twee kinderen.

Het was behaaglijk warm in de intieme, gezellige salon en men kreeg er vanzelf de neiging zich in een dolce far niente te laten wegzakken. Men zag het ook aan Lucas: hij zat daar als een grote dikke poes, die ligt te snorren.

-Neemt u mij niet kwalijk dat ik het zeg, mevrouw Nahour, maar er is niemand om uw verklaringen te bevestigen. Volgens u was u met zijn drieën in de studeerkamer toen het eerste schot viel.

-Maar Fouad kan het toch getuigen?

-Hij beweert, ongelukkig voor u, dat hij pas na één uur 's nachts thuisgekomen is en we hebben het bewijs, dat hij inderdaad omstreeks die tijd weggegaan is uit een club op de Boulevard Saint-Michel

-Dan liegt hij.

-Maar de eigenaar van het restaurant daar heeft hem gezien.

-Hij kan daar toch na dat schot heen gegaan zijn?

-Dat zullen we proberen vast te stellen.

-U kunt Nelly ook nog ondervragen.

-Zij verstaat geen Frans, is het wel?

Hij voelde een lichte aarzeling en ze antwoordde indirect:

-Ze spreekt Engels.

Het massieve lichaam van Maigret scheen zich opeens dubbel te vouwen en zonder het minste geluid te maken schoot hij naar voren, naar de deur van de aangrenzende slaapkamer, die bij met een ruk opende. Het kamermeisje viel hem bijna in de armen en had alle moeite haar evenwicht te bewaren.

-Staat u daar al lang te luisteren?

Ze schudde van neen, hevig geschrokken en op het punt in tranen uit te barsten. Ze had haar mantelpakje verwisseld voor een zwarte satijnen jurk met een gefestonneerd wit schortje en ze had een wit mutsje op haar hoofd.

-Heeft u verstaan wat wij zeiden?

Ze stamelde eerst ja, toen neen, keek hulp zoekend naar haar meesteres.

-Ze verstaat een beetje Frans, kwam Lina tussenbeide, maar de mensen lachten haar altijd uit als ze het probeerde te spreken, vooral de winkeliers bij ons in de buurt.

-Kom eens hier, juffrouw. Blijft u niet zo tegen die deurpost hangen. Hoe lang wist u al dat mevrouw Nahour vrijdagavond naar Amsterdam zou reizen?

-One week...Een week...

-U moet niet naar mevrouw kijken, maar naar mij. Ze keerde zich schoorvoetend naar de commissaris, maar durfde hem nog niet goed in het gezicht te zien.

-Wanneer heeft u de koffer gepakt?

Men voelde dat ze die vraag in zichzelf probeerde te vertalen.

-Om acht uur...

-Waarom heeft u mij voorgelogen, toen ik u gisteren ondervroeg?

-Ik weet het niet... Ik was bang...

-Waarvoor?

-Ik weet het niet.

-Had iemand in huis u bang gemaakt?

Ze schudde ontkennend haar hoofd, zodat haar witte mutsje scheef op haar haren kwam te staan.

-Tegen tienen heeft u mevrouw Nahour weer teruggezien. Waar was dat?

-In slaapkamer.

-Wie heeft de koffer naar beneden gedragen? -Ik.

-Waar ging mevrouw toen naar toe?

-Studeerkamer.

-Heeft u toen een schot gehoord? -Ja.

-Een of twee schoten?

Haar blik zocht opnieuw Lina Nahour en ze antwoordde:

-Een.

-Bent u niet naar beneden gegaan?

-Neen.

-Waarom niet?

Ze haalde de schouders op, als om te zeggen dat ze het niet wist. Het was niet zo dat een van de twee vrouwen de andere tot voorbeeld genomen had en haar in alles imiteerde. Elk van beiden had trekken van de andere overgenomen, zodat het kamermeisje nu min of meer een kopie van Lina leek.

-Heeft u Ouéni niet naar boven horen gaan toen hij thuiskwam?

-Neen.

-Bent u direct ingeslapen? -Ja.

-Probeerde u niet te weten te komen wie er gewond of dood was?

-Door raam van mevrouw gekeken. Deur geboord en mevrouw gezien en auto... ,,

-Ik dank u. Ik hoop alleen dat u morgen, als uw verklaringen opgenomen worden, ons niet weer iets anders zult vertellen...

Die zin was kennelijk te lang en te moeilijk voor haar en mevrouw Nahour vertaalde hem voor haar in het Nederlands. Het jonge meisje kreeg een hoogrode kleur en maakte zich haastig uit de voeten.

-Wat ik zojuist gezegd heb, geldt ook voor u, mevrouw. Ik heb u niet nu vandaag al een officieel verhoor willen afnemen. Morgen zal ik u opbellen om een afspraak te maken. Dan kom ik zelf, of een van mijn inspecteurs, om uw verklaringen schriftelijk op te nemen.

-Er is nog een derde getuige, zei ze.

-Ik weet het. Alvaredo. Ik ga naar hem toe als ik hier wegga. Aangezien ik telefoons nooit vertrouw, zal inspecteur Lucas hier bij u blijven tot ik hem terugroep. Ze protesteerde niet.

-Kan ik iets boven laten brengen om te eten? Mijn vriendin Anna heeft altijd honger. Ze is een echte Hollandse. En zelf ga ik naar bed.

-Mag ik even in uw slaapkamer kijken?

Het was er nogal rommelig. Kleren waren haastig neergegooid op het bed en er lagen schoenen op het tapijt. Het telefoontoestel had, op de manier van een schemerlamp, een draad met een stekker, die in een stopcontact zat. Maigret haalde de stekker eruit en zette het toestel in de salon, deed dan hetzelfde met het toestel dat in Nelly's kamer stond.

Nelly was bezig ondergoed in de laden op te bergen en ze wierp hem een blik vol wrok toe, alsof hij haar een standje gemaakt had.

-Ik hoop dat u mij deze voorzorgsmaatregelen niet kwalijk neemt... zei hij, terwijl hij afscheid nam van de beide jonge vrouwen. En Lina antwoordde, met een glimlach:

-Het is uw beroep, nietwaar?

De portier floot een taxi voor hem. Men zag vaag, achter de wolken, een bleek zonnetje en in de tuinen van het Luxembourg waren kinderen bezig baantje te glijden. Er waren er zelfs twee of drie die hun slee meegebracht hadden.

Hij keek rond en zag het cafeetje waar hij vermoedde dat Janvier op hem zat te wachten. Hij vond daar inderdaad de inspecteur, achter het beslagen raam zittend, dat hij van tijd tot tijd schoonveegde.

-Een pils... bestelde hij, op vermoeide toon.

Dat verhoor had hem uitgeput en hij voelde zijn kleren aan zijn lichaam plakken door die broeikastemperatuur in de kleine salon.

-Is hij niet uitgegaan?

-Neen. Ik denk dat hij in het vliegtuig gegeten heeft. Hij wacht waarschijnlijk op een telefoontje.

-Dan kan hij lang wachten.

Maigret had, evenals zijn collega in Amsterdam, de gesprekken kunnen laten afluisteren, maar die methode stuitte hem - waarschijnlijk doordat hij nog tot de oude school behoorde, of, waarschijnlijk door de manier waarop hij opgevoed was - tegen de borst, behalve wanneer hij met beroepsmisdadigers te doen had.

-Lucas is in het Hotel du Louvre gebleven. Jij gaat met me mee naar die jonge man, die ik nog niet ken. Wat is het eigenlijk voor iemand?

Het bier was heerlijk koel en hij kwam weer wat bij. Het deed hem goed: weer een echte zinken toonbank, zaagsel op de grond, een kelner met een blauw schort. -Een heel knappe jonge man, chic, met iets nonchalants, en ook iets hooghartigs...

-Keek hij ook uit of hij gevolgd werd?

-Daar heb ik niets van gemerkt.

-Kom mee.

Ze staken de boulevard over en gingen een deftig huis binnen, waar ze de lift namen.

-Derde etage, zei Janvier. Ik heb al geïnformeerd. Hij woont al drie jaar op die kamer.

Men zag geen bordje of visitekaartje op de deur. Maigret belde aan en even later ging de deur open. Een vrij lange, jonge man met een heel donkere gelaatskleur zei, op bijzonder hoffelijke toon:

-Komt u binnen, heren... Ik had u wel verwacht... Commissaris Maigret, neem ik aan?...

Hij stak hun geen hand toe, maar ging hen voor naar een lichte salon met moderne meubelen en moderne schilderijen, en met een balkon aan de straatkant.

-Wilt u uw jas niet uitdoen?

-Een vraag, mijnheer Alvaredo. Gisteren heeft mevrouw Nahour u in Amsterdam opgebeld om u te vertellen dat haar man overleden was. 's Middags heeft ze u nog een keer opgebeld om u te zeggen welk vliegtuig ze met haar vriendin zou nemen. U bent vanmorgen uit Amsterdam gekomen, maar de Hollandse kranten van gisteravond kunnen nog niet over de zaak geschreven hebben...

Alvaredo draaide zich om naar de canapé en greep nonchalant een Parijse krant van de vorige avond.

-Er staat zelfs een foto van u in, op de derde pagina, merkte hij op met een spottende glimlach.

De beide mannen trokken hun overjassen uit.

-Wat mag ik u aanbieden?

Op een laag tafeltje stond een aantal flessen met diverse spiritualiën en een blad met glazen. Eén glas stond er naast, met nog een bodempje amberkleurige likeur.

-Luistert u eens goed, mijnheer Alvaredo. Voordat ik u een paar vragen ga stellen, wil ik u eerst even zeggen, dat ik in deze zaak voortdurend met mensen te maken heb gehad, die erg vrij met de waarheid omsprongen.

-Slaat dat op Lina?

-Op haar ja, en op anderen, die ik niet noemen zal. Vertelt u mij eerst eens, wanneer u voor het laatst in het huis van de Nahours geweest bent.

-Ik vind dit een vrij lompe manier om mij erin te laten lopen, commissaris. Neemt u mij niet kwalijk dat ik u dit ronduit zeg. U weet heel goed, ik geloof tenminste wel dat ik dat mag aannemen, dat ik nooit in dat huis geweest ben. Nooit, en dus ook vrijdagavond niet. -Was Nahour op de hoogte van uw liaison met zijn vrouw, voor zover u weet?

-Dat weet ik niet, want ik heb hem maar twee of drie keer vanuit de verte gezien, en altijd aan een speeltafel.

-Kent u Fouad?

-Lina heeft het wel eens over hem gehad, maar ik heb hem nooit ontmoet.

-Maar u heeft zich toch niet verborgen gehouden, vrijdagavond, en u heeft, vlak voor het hek, in een zeer opzichtige wagen, zitten wachten.

-Wij behoefden ons niet meer te verbergen, omdat ons besluit genomen was en Lina dat aan haar man ging meedelen.

-Maakte u ach ongerust over de afloop van dat onderhoud?

-Waarom zou ik me ongerust gemaakt hebben? Lina had besloten weg te gaan en hij kon haar dus niet tegenhouden.

Hij voegde eraan toe, op een toon waarin een zekere wrok klonk:

-We zijn hier niet in het Midden-Oosten.

-Heeft u het schot gehoord?

-Ik heb een dof geluid gehoord, ja, dat ik niet direct kon thuisbrengen. Even daarna ging de deur open en kwam Lina, die met moeite haar koffer meesleepte, naar buiten gerend. Ik kon nog maar net op tijd het portier voor haar opendoen. Ze leek helemaal uitgeput. Pas onderweg vertelde ze me alles...

-Kende u dokter Pardon?

-Ik had nooit van hem gehoord. Lina gaf me zijn adres op.

-Was u nog steeds van plan met de auto naar Amsterdam te gaan?

-Ik had geen idee hoe ernstig de wond was. Ze bloedde hevig. Ik maakte me verschrikkelijk ongerust...

-Maar dat belette u niet de dokter voor te liegen. -Ik vond het voorzichtiger hem de waarheid niet te vertellen.

-En toen stilletjes uit de spreekkamer weg te sluipen...

-Ja, om onze namen niet te hoeven opgeven.

-Wist u dat Nahour een revolver in de la van zijn bureau had liggen?

-Neen. Lina had me nooit zoiets gezegd.

-Was ze bang voor haar man?

-Het was geen man om bang voor te zijn.

-En Ouéni?

-Ze sprak zelden over hem.

-Hij speelde toch een belangrijke rol in het huis.

-Bij Nahour misschien, maar met Lina had hij niets te maken.

-Weet u dat zeker?

Het bloed steeg hem plotseling naar de wangen en zelfs zijn oren werden rood. Hij klemde zijn tanden op elkaar van woede, vroeg dan:

-Wat wilt u insinueren?

-Ik insinueer niets. Ik bedoelde alleen maar, dat Fouad door zijn invloed op Nahour, misschien indirect ook invloed op het leven van mevrouw Nahour had.

De jonge man kalmeerde, geneerde zich nu dat hij zich zo had laten gaan.

-U bent erg hartstochtelijk, mijnheer Alvaredo.

-Ik houd van haar... zei hij kortaf.

-Mag ik u vragen hoe lang u al in Parijs woont?

-Drie en een half jaar.

-U bent student?

-Ik heb rechten gestudeerd in Bogota. Ik ben hier gekomen om colleges te volgen aan het Instituut voor Vergelijkende Rechtswetenschap... En daarbij werk ik als volontair bij mr. Puget op de Boulevard Raspail, hier vlak bij, die hoogleraar is in het volkenrecht...

-Zijn uw ouders rijk?

Hij antwoordde, met een gezicht of hij er zich voor verontschuldigde:

-Voor Bogota, ja.

-Bent u enig kind?

-Ik heb nog een jongere broer die in Berkeley studeert, in de Verenigde Staten...

-Uw ouders zijn zeker katholiek, zoals de meeste Columbianen, als ik me niet vergis?

-Mijn moeder is heel vroom.

-Bent u van plan mevrouw Nahour mee te nemen naar Bogota?

-Dat is mijn bedoeling, ja.

-Verwacht u geen moeilijkheden met uw familie, wanneer u gaat trouwen met een gescheiden vrouw?

-Ik ben meerderjarig.

-Mag ik even van uw telefoon gebruik maken? Maigret belde naar het Hotel du Louvre.

-Lucas?... Je kunt ze wel alleen laten nu... Maar je moet wel in het hotel blijven... Ik zal je aan het eind van de middag laten aflossen... Alvaredo glimlachte bitter.

-U heeft een van uw mensen in Lina's kamer achtergelaten om te voorkomen dat ze mij op zou bellen, is het niet?

-Het spijt me, maar dat zijn maatregelen die ik nu eenmaal moet nemen...

-Uw inspecteur gaat mij nu zeker ook in het oog houden?

-Ja, inderdaad. U ziet, ik speel open kaart met u...

-Mag ik haar wel gaan opzoeken?

-Daar heb ik nu geen bezwaar meer tegen. -Heeft de reis haar niet te veel kwaad gedaan? -Het lijkt me niet. Ze heeft tenminste niets van haar koelbloedigheid en haar gewiekstheid verloren...

-Het is een kind.

-Ja, en een bijzonder uitgeslapen kind...

-Wilt u nog steeds niets drinken?

-Neen, liever niet, dank u.

-Dat wil zeggen dat u mij nog steeds als een verdachte beschouwt?

-Het is mijn beroep in iedereen een verdachte te zien. Op het trottoir gekomen zuchtte hij, haalde diep adem.

-Ziezo, dat is dan dat!

-Denkt u dat hij gelogen heeft, chef? Maigret vervolgde, zonder te antwoorden:

-Je kunt wel vast in de auto gaan zitten. Het zal heus niet lang duren voor die rode wagen naar de Rue de Ri-voli wegstuift. Tot ziens... Houd de Quai op de hoogte, zodat ze je kunnen aflossen...

-En u?

-Ik ga terug naar de Avenue du Parc-de-Montsouris. Morgen moeten we al die verhoren een beetje officiëler overdoen. Er moeten er een paar heen, want voor één man is dat niet te doen...

Met zijn handen in zijn zakken liep hij naar de standplaats voor taxi's op de hoek van de Boulevard Saint-Michel, in zichzelf scheldend op de gebreide wollen das, die hem benauwd zat en in zijn hals kriebelde. Van buiten gezien leek het huis van de Nahours leeg. De commissaris vroeg de chauffeur op hem te wachten, liep de tuin door, waar de sneeuw onder zijn voetstappen knerpte, belde aan.

Torrence kwam hem met een slaperig gezicht en geeuwend opendoen.

-Nog iets nieuws?

-De vader is gekomen. Hij zit met zijn zoon in de studeerkamer.

-Wat is het voor iemand?

-Een man van een jaar of vijfenzeventig, met dik wit haar en een gerimpeld gezicht, maar nog een en al energie.

De deur van de studeerkamer ging op een kier open en Pierre Nahour, die zag dat Maigret er was, vroeg:

-Heeft u mij nodig, commissaris?

-Ik zou Ouéni graag willen spreken.

-Hij is boven.

-Heeft uw vader hem al gezien?

-Nog niet. Maar straks zal hij hem waarschijnlijk wel verschillende dingen willen vragen. Maigret hing zijn jas, zijn hoed en zijn das aan de kapstok en liep de trap op. Het was donker in de gang boven. Hij klopte op de deur van Fouads kamer en een stem binnen riep iets in het Arabisch. Toen hij de deur open deed, zag hij Ouéni in een fauteuil zitten. Hij las niet. Hij deed niets. Hij wendde zijn hoofd in de richting van Maigret, met een blik die volkomen uitdrukkingloos was.

-U mag wel binnenkomen... En wat hebben ze u wel verteld?...

Het was de soberste, de eenvoudigst ingerichte kamer van het huis. De schilder die het gemeubileerd aan de Nahours verhuurd had, had waarschijnlijk een grote zoon, want de kamer van Ouéni zag eruit als een echte studentenkamer. De secretaris had er blijkbaar alles precies zo gelaten als het was en men zag nergens iets van hem zelf.

De man, die daar met zijn benen uitgestrekt, in een houding van volkomen ontspanning, in zijn leren fauteuil zat, was even onberispelijk gekleed als de vorige dag. Hij droeg een donker kostuum van voortreffelijke snit. Hij was glad geschoren. Zijn overhemd was smetteloos wit en zijn nagels waren gemanicuurd. Maigret ging, schijnbaar zonder zijn onbeschofte houding op te merken, vlak voor hem staan en keek hem recht in het gezicht, als om de kracht van zijn tegenstander te meten, en terwijl ze elkaar zo, zwijgend, zonder zich te verroeren, aankeken, deden ze denken aan het spelletje van kinderen, die doen wie de ander het langst kan aankijken zonder met de ogen te knipperen. - U werkt niet erg mee, mijnheer Ouéni.

Er was niet de minste onrust op het gezicht van de secretaris te lezen. Het leek eerder, alsof hij er behagen in schepte Maigret met zijn zelfverzekerde en ironische glimlach te irriteren.

-Lina...

Fouad veinsde verwondering bij die gemeenzaamheid.

-Pardon?

-Mevrouw Nahour, als u dat liever hoort, is het niet helemaal eens met uw verklaringen omtrent vrijdagavond. Zij beweert dat, toen ze tegen twaalven in de studeerkamer kwam, u daar was met mijnheer Nahour. Ze vertelde er zelfs nog bij, dat u naast mijnheer Nahour stond, terwijl hij zelf achter zijn bureau zat. Maigret verwachtte een antwoord, maar Fouad bleef zwijgen, nog steeds met dezelfde glimlach op zijn gezicht. -Dat is dan haar woord tegenover het mijne, nietwaar? zei hij tenslotte op koele toon. Gedurende het hele onderhoud zou hij op diezelfde toon blijven spreken, opzettelijk langzaam en met een klemtoon op iedere lettergreep.

-U ontkent dat dus?

-Ik heb gisteren uw vragen al beantwoord.

-Dat betekent niet, dat u mij toen de waarheid gezegd hebt.

Zijn vingers klemden zich om de leuning van zijn fauteuil, als reactie op wat hij als een belediging beschouwde. Hij beheerste zich niettemin en bleef zwijgen. De commissaris liep naar het raam, waar hij een ogenblik bleef staan, begon dan, met zijn handen op zijn rug en zijn pijp in zijn mond, de kamer op en neer te lopen.

-U beweert, dat u even na één uur 's nachts uit de Bar des Tilleuls weggegaan bent, wat door de eigenaar bevestigd wordt... Hij kan daarentegen niet zeggen hoe laat u gekomen bent... Er is tot nog toe geen enkel bewijs, dat dat niet na twaalven geweest is en dat u alleen maar even gekomen en direct daarna weer weggegaan bent om op die manier in het bezit van een alibi te komen.

-Heeft u alle leden van de club, die die nacht in de beide speelzalen aanwezig waren, ondervraagd?

-U weet heel goed, dat wij daar nog geen gelegenheid voor gehad hebben en dat de bar en de club vandaag, zoals altijd zondags, gesloten zijn.

-U heeft al de tijd. Ik ook.

Had hij besloten deze houding aan te nemen met het doel Maigret buiten zichzelf te brengen? Hij had de koele onbewogenheid, de stalen zenuwen van een schaker en het zou moeilijk zijn hem op een fout te betrappen. De commissaris ging opnieuw voor hem staan en vroeg op onschuldige toon:

-Bent u getrouwd geweest, mijnheer Ouéni? Fouad antwoordde met een zin, die misschien een Libanees spreekwoord was:

-Wie niet tevreden is met het genot dat een vrouw hem in één nacht kan schenken, steekt zijn hoofd in de strop.

-Was dat soms het geval bij mijnheer Nahour?

-Zijn privé-leven gaat mij niet aan.

-Heeft u maitresses?

-Ik ben geen homo als u dat soms bedoelt. Zijn verachting was dit keer nog duidelijker.

-Dat betekent, veronderstel ik, dat u van tijd tot tijd wel eens omgang hebt met een vrouw? -Als de Franse justitie werkelijk zo nieuwsgierig is, dan kan ik u wel namen en adressen opgeven...

-Bent u misschien een vrouw gaan opzoeken, vrijdagavond?

-Neen. Ik heb u al verteld wat ik die avond gedaan heb.

Maigret keerde naar het raam terug en keek verstrooid over de Avenue du Parc-de-Montsouris, waar een dikke laag sneeuw lag en waar men ondanks de koude nog een paar zondagswandelaars zag.

-Bent u in het bezit van een revolver, mijnheer Ouéni? Ouéni stond langzaam op, alsof het hem moeite kostte uit zijn gemakkelijke stoel te komen, trok de la van een laag kastje open en haalde er een lang pistool uit. Het was geen wapen om in de zak te dragen, maar om mee te gaan oefenen en de loop was minstens twintig centimeter lang Het kaliber kwam niet overeen met de kogel die uit Nahours hersenkas gekomen was.

-Bent u nu voldaan?

-Neen.

-Heeft u dezelfde vraag aan mijnheer Alvaredo ge-steld?

Nu was het Maigrets beurt om niet te antwoorden. Dit was een verhoor in vertraagd tempo, dat nog steeds verliep als een partij schaak, waarbij de beide mannen zorgvuldig hun zetten en tegenzetten overdachten. Het gezicht van de commissaris was ernstig. Hij deed lange halen aan zijn pijp, waarin de tabak zachte knettergeluidjes maakte. Stilte omringde hen; geen enkel geluid drong uit de witte wereld buiten tot hen door. -Wist u dat mevrouw Nahour al bijna twee jaar pogingen deed om te scheiden?

-Ik heb u al gezegd dat die dingen mij niet aangaan. -Maar gezien uw intieme betrekkingen, is het toch

waarschijnlijk dat mijnheer Nahour u daar wel eens iets van verteld heeft? -Dat zegt u...

-Ik zeg niets. Ik vraag alleen, maar u antwoordt niet.

-Ik antwoord op vragen die mij aangaan.

-Wist u ook, dat mevrouw Nahour al meer dan een week van plan was naar Amsterdam te gaan en niet meer bij haar man terug te keren?

-Daar moet ik hetzelfde op antwoorden als op uw vorige vraag.

-U blijft erbij, dat u op het moment van het drama niet in de studeerkamer was?

Fouad haalde de schouders op, beschouwde de vraag als overbodig.

-U kende Nahour sedert een jaar of twintig. U bent praktisch al die tijd in zijn onmiddellijke omgeving geweest. Hij is beroepsspeler geworden, wetenschappelijk speler, zou men kunnen zeggen, en u hielp hem bij zijn wiskundige berekeningen.

Ouéni had weer in zijn fauteuil plaats genomen en zat erbij alsof hij niets hoorde. Maigret greep een stoel bij de leuning en ging er schrijlings op zitten, op minder dan een meter afstand van hem.

-U bent arm in Parijs gekomen, is het niet? Hoeveel betaalde Nahour u?

-Ik ben nooit in loondienst geweest.

-Maar u had toch geld nodig?

-Als dat zo was, dan gaf hij mij dat.

-Heeft u een bankrekening?

-Neen. *

-Hoeveel gaf hij u tegelijk?

-Wat ik hem vroeg.

-Grote bedragen? Heeft u gespaard?

-Ik heb nooit iets anders bezeten dan mijn kleren. -Was u een even goede speler als hij, mijnheer Ouéni?

-Het is niet aan mij daar over te oordelen.

-Heeft hij u nooit gevraagd hem te vervangen aan de roulette- of de b::ccarattafel?

-Dat is wel gebeurd, ja.

-Won u dan?

-Soms won ik en soms verloor ik.

-Heeft u die winsten bewaard?

-Neen.

-Is er nooit sprake geweest van samenwerking tussen u beiden? Hij had u, bijvoorbeeld, een bepaald percentage van wat hij won kunnen geven.

Hij volstond met een ontkennend knikje.

-U was dus niet zijn compagnon, en evenmin zijn gelijke, want u was volledig van hem afhankelijk. Dat wil zeggen dat de betrekkingen tussen hem en u, ondanks alles, die van werkgever en werknemer waren. W:.s u niet bang, toen hij trouwde, dat die betrekkingen minder nauw zouden worden?

-Neen.

-Hield Nahour niet van zijn vrouw?

-Dat had u hem zelf moeten vragen.

-Daar is het nu wat laat voor. Hoe lang weet u al, dat mevrouw Nahour een minnaar heeft?

-Zou ik daarvan op de hoogte moeten zijn?

Als hij gedacht had Maigret woedend te maken, dan was zijn moeite tevergeefs, want de commissaris had zich zelf zelden zo in bedwang gehad.

-Het kan u niet onbekend zijn dat de verhouding tussen man en vrouw, die toch al niet erg intiem was, de laatste twee jaar steeds slechter geworden was. U was er ook van op de hoogte, dat mevrouw Nahour steeds sterker op scheiding aandrong. Bent u haar wel eens gevolgd, en heeft u mijnheer Nahour ingelicht over haar verhouding met Alvaredo? Een glimlach, minachtender dan ooit. -Hij heeft hen zelf ontmoet op een avond toen ze samen uit een restaurant in het Palais-Royal kwamen. Ze deden niets om hun verhouding te verbergen.

-Was Nahour razend?

-Ik heb hem nooit razend gezien.

-Toch dwong hij zijn vrouw, ofschoon hij geen enkele omgang meer met haar had en wist dat zij van een ander hield, met hem onder één dak te leven. Wat dat niet een soort wraak?

-Misschien wel.

-En is die ontdekking ook niet de oorzaak geweest, dat hij de kinderen naar het Zuiden gestuurd heeft? Om haar van haar kinderen te scheiden?

-Ik kan niet, zoals u, in de gedachten van de mensen lezen, van dode of levende mensen.

-Ik ben er van overtuigd, mijnheer Ouéni, dat mevrouw Nahour niet liegt als ze beweert, dat u vrijdagavond bij haar man in de kamer was. Ik ben zelfs geneigd te geloven, dat u van haar plan om weg te gaan op de hoogte was en dat u ook wist wanneer ze zou gaan.

-Ik kan het u niet beletten...

-Haar man haatte haar...

-Haatte zij hém niet?

-Laten we zeggen dat het wederkerig was. Ze had besloten, haar vrijheid tot elke prijs te hernemen...

-Tot elke prijs. Heel juist.

-Beschuldigt u mevrouw Nahour ervan, haar man vermoord te hebben?

-Neen.

-Beschuldigt u zichzelf?

-Neen.

-Wie dan?

Ouéni antwoordde, langzaam en nadrukkelijk:

-Iemand die belanghebbende is in deze zaak.

-Alvaredo?

-Waar was die?

-In zijn wagen, voor het huis.

Nu was Fouad degene die het verhoor leidde, die de vragen stelde.

-Gelooft u dat?

-Ja, totdat het tegendeel bewezen wordt.

-Die jonge man is zwaar verliefd, is het niet?

Maigret liet hem spreken, benieuwd waar hij heen wilde.

-Waarschijnlijk wel.

-En zeer hartstochtelijk, nietwaar? Heeft u zelf niet zojuist gezegd dat hij al twee jaar de minnaar is van mevrouw Nahour? Zijn ouders zullen een huwelijk met een gescheiden vrouw met twee kinderen, heel slecht opnemen. Dat hij dat risico neemt, wijst dat niet op wat men een grote liefde noemt?

Zijn blik werd wreed opeens en om zijn mond kwam een sarcastische trek.

-Hij wist, ging hij verder, nog steeds onbeweeglijk en diep in zijn stoel weggezakt zittend, dat die avond een gesprek zou plaatsvinden, dat beslissend was voor zijn verdere leven. Dat bent u met mij eens? -Ja.

-Vertelt u mij eens, mijnheer Maigret, zoudt u, als u in zijn plaats en in zijn gemoedstemming van vrijdagavond was, uw maitresse alleen naar haar onverzettelijk, koppige echtgenoot laten gaan? Gelooft u werkelijk, dat hij bijna een uur buiten heeft zitten wachten, zonder zich een moment ongerust te maken over wat zich daarbinnen afspeelde?

-Heeft u hem gezien?

-Als u mij erin wilt laten lopen, moet u dat op een minder doorzichtige manier doen. Ik heb niets gezien, omdat ik hier niet was. Ik wil u alleen maar aantonen, dat de aanwezigheid van die jonge man in de studeerkamer veel aannemelijker is dan de mijne.

Maigret stond op, ontspannen opeens, alsof ze eindelijk op het punt gekomen waren waar hij wezen wilde.

-Er waren minstens twee personen in de kamer, zei hij, op een luchtiger toon nu: Nahour en zijn vrouw. Als we aannemen dat er verder niemand was, dan volgt daaruit dat mevrouw Nahour gewapend was met een revolver van zwaar kaliber, die moeilijk in een handtas te verbergen is. Dan volgt daar ook uit, dat Nahour het eerst gevuurd heeft en dat zij hem daarna neergeschoten heeft.

-Dat hoeft niet. Zij heeft het eerst kunnen schieten, terwijl haar man de revolver in zijn hand had om zich te verdedigen, en het is niet onmogelijk dat hij machinaal op de trekker gedrukt heeft toen hij in elkaar zakte. Dat zou dan ook verklaren dat dat schot zo slecht gericht was.

-Voorlopig doet het er weinig toe wie het eerst geschoten heeft. Laten we nu eens veronderstellen, dat u er ook bij was. Mevrouw Nahour haalt een revolver uit haar tas tevoorschijn en u schiet, om uw meester te verdedigen, in haar richting, want u staat vlak bij de la, waarin de 6.35 ligt.

-Goed. En dan zou zij niet op mij, die gewapend is en die haar dus opnieuw kan treffen, schieten maar op haar man?

-En laten we nu eens aannemen dat u de man die u mijnheer Félix noemt, haat...

-Waarom zou ik?

-U bent al twintig jaar zoiets als het arme familielid, al bent u dan ook geen echt familielid. Uw positie in huis is nooit vastgesteld, maar u knapt allerlei karweitjes op, u brengt mijnheer zelfs een zachtgekookt eitje op bed, 's morgens. U wordt niet betaald. U krijgt kleine bedragen, zakgeld en... nu ja, als u wat nodig heeft.

Ik weet niet of het feit, dat u niet van het zelfde ras bent, ook nog een rol speelt. In ieder geval, uw positie heeft iets vernederends en er is niets waardoor haat zo aangewakkerd wordt als vernedering. De gelegenheid doet zich voor, dat u zich kunt wreken. Nahour schiet op zijn vrouw op het moment waarop ze naar de deur loopt om voorgoed bij hem vandaan te gaan. Dan schiet u, niet op haar, maar op hem, wel wetend dat zij of haar minnaar beschuldigd zal worden. Vervolgens heeft u alleen nog maar voor een alibi in de Club Saint-Michel te zorgen.

Wij hebben een middel om binnen het uur vast te stellen of het zo is, mijnheer Ouéni. Ik ga Moers opbellen, een van de beste vakmensen van de Identificatiedienst. Als hij niet op de Quai is, vind ik hem wel thuis. Hij zal materiaal meebrengen voor de paraffineproef, die we ook bij mijnheer Nahour namen. Die proef zal ons vertellen of u met een vuurwapen geschoten heeft.

Ouéni vertrok geen spier. Integendeel, zijn glimlach werd ironischer dan ooit.

Toen Maigret naar de telefoon liep, hield hij hem tegen.

-Dat heeft geen zin.

-U bekent dus?

-U weet even goed als ik, mijnheer Maigret, dat die proef sporen van kruit in de huid aanwijst tot vijf dagen nadat er geschoten is.

-U weet heel veel, van heel veel dingen... -Donderdag ben ik, zoals ik dat geregeld doe, wezen oefenen bij Boutellean en Zoon, een wapenhandel in de Rue de Rennes, waar het souterrain als schietbaan ingericht is.

-Met dat pistool dat u mij heeft laten zien?

-Neen. Ik heb er nog zo een, precies eender, dat ik altijd daar laat, zoals de meeste mensen doen die er geregeld oefenen. U zult dus waarschijnlijk wel sporen van kruit in de huid van mijn rechterhand aantreffen.

-Waarom oefent u zich in het schieten? vroeg Maigret wrevelig, want op zoiets had hij niet gerekend. -Omdat ik tot een stam behoor, waarvan de mannen altijd een wapen bij zich hebben en die de beste schutters van de wereld onder haar leden telt. De jongens gaan van hun tiende jaar af al met het geweer om.

Maigret hief langzaam het hoofd op.

-En als wij nu eens geen sporen van kruit bij Alvaredo en ook niet bij mevrouw Nahour zouden vinden? -Alvaredo kwam van buiten, waar de temperatuur 12° onder nul was. We mogen dus veronderstellen dat hij handschoenen droeg en zelfs dikke handschoenen. Heeft u dat niet nagegaan?

Hij deed zijn best, zo beledigend mogelijk te zijn.

-Neemt u mij niet kwalijk, dat ik uw werk van u overneem. Mevrouw Nahour maakte aanstalten om te vertrekken. Ze had een mantel aan, veronderstel ik, en waarschijnlijk ook haar handschoenen al aangetrokken.

-Is dat uw verdediging?

-Ik dacht dat ik geen verdediging nodig had, zolang de rechter-commissaris mij nog niet in staat van beschuldiging had gesteld.

-Ik verzoek u morgen om tien uur op de Quai des Or-fèvres te verschijnen voor een officieel verhoor. Misschien dat de rechter-commissaris, die u zojuist noemde, dan ook nog zin krijgt, u persoonlijk te verhoren.

-En tot zolang?

-Tot zolang verzoek ik u het huis niet te verlaten. Een van mijn inspecteurs zal hier op wacht blijven.

-Ik heb veel geduld, mijnheer Maigret.

-Ik ook, mijnheer Ouéni.

Niettemin had Maigret rode wangen, toen hij de kamer uitging, maar dat kon ook van de warmte zijn. In de gang maakte hij een amicaal gebaar tegen Torrence, die op een ongemakkelijke, harde stoel een tijdschrift zat te lezen, klopte dan op de deur van de studeerkamer.

-Komt u binnen, mijnheer Maigret.

De beide mannen stonden op. De oudste, die een sigaar rookte, kwam naar de commissaris toe, stak hem een magere, krachtige hand toe.

-Ik had u liever onder andere omstandigheden ontmoet, mijnheer Maigret.

-Mag ik u wel mijn condoleanties aanbieden... Ik wilde niet weggaan zonder u te zeggen dat we alles in het werk zullen stellen, bij de Recherche en bij het Parket, om de moordenaar van uw zoon te vinden.

-Heeft u al een spoor?

-Ik zou te ver gaan als ik dat durfde beweren, maar de rol van de verschillende personen die bij deze zaak betrokken zijn, begint zich af te tekenen.

-Denkt u dat Félix op die vrouw geschoten heeft?

-Dat lijkt me wel vast te staan, hetzij dat hij opzettelijk afgedrukt heeft, hetzij dat het een reflexbeweging van hem geweest is op het moment dat hij zelf getroffen werd. De vader en de zoon keken elkaar verbaasd aan. -Denkt u dat die vrouw, die hem al zo veel aangedaan heeft, hem tenslotte...

-Ik ben nog absoluut niet zo ver, dat ik al iemand kan beschuldigen. Goedenavond, heren.

-Ik moet zeker blijven? vroeg Torrence even later in de gang.

-Fouad mag de deur niet uit. Ik heb liever dat je naar boven gaat. Dan weten we het ook als hij soms nog mensen opbelt. Ik weet nog niet wie je komt aflossen.

De taxichauffeur bromde:

-Ik dacht dat u maar een paar minuten binnen bleef!

-Naar Hotel du Louvre.

-Maar daar blijf ik niet weer wachten! Mijn dienst is om elf uur begonnen en ik heb nog geen moment tijd gehad om iets te eten.

De avond begon te vallen. De chauffeur had zeker af en toe de motor een poosje laten draaien want binnen in de taxi was het warm.

Maigret keek, weggedoken in zijn hoekje, met vage blik naar de donkere, kouwelijke gedaanten die zich dicht langs de huizen voort haastten en hij was er per slot van rekening niet zeker van, of hij wel voldaan was over zichzelf.

Lucas zat, met zijn handen gevouwen op zijn buik, in een van de zwarte fauteuils in de hall te soezen, toen hij door zijn halfgesloten oogleden heen de gestalte van de commissaris op zich toe zag komen. Met een sprong stond hij overeind en vroeg, terwijl hij zijn ogen uitwreef:

-Gaat het goed, chef?

-Ja... Neen... Is Alvaredo er?

-Nog niet... Van de dames is er niemand uit geweest... Eén is er - de vriendin - even beneden geweest om kranten en tijdschriften te kopen, daar, achter in de hall... Maigret aarzelde, bromde dan:

-Heb je dorst?

-Ik heb een kwartier geleden een glas bier genomen... Maigret liep alleen naar de bar, gaf zijn jas, zijn hoed en zijn sjaal af in de vestiaire, ging half op een van de hoge krukken zitten. Er was verder niemand in de bar, behalve de barman, die naar het verslag van een voetbalwedstrijd door de radio zat te luisteren.

-Een whisky... bestelde hij tenslotte.

Die had hij nodig voor hij begon met het werk dat hij zich voorgenomen had. Waar had hij ook weer die regel gelezen: Altijd aanvallen op het punt van de minste weerstand?

Hij had er onderweg, in de taxi, aan zitten denken. Vier personen kenden de waarheid, of een gedeelte van de waarheid, omtrent de zaak Nahour. Hij had hen alle vier ondervraagd, enkelen tweemaal. Allemaal hadden ze gelogen, minstens op één punt en misschien wel op meer.

Bij wie van de vier mocht hij de minste weerstand veronderstellen?

Hij had een ogenblik aan Nelly Velthuis gedacht. Haar naïviteit kon niet helemaal geveinsd zijn, maar juist omdat zij geen besef had van de ernst van haar leugens was het risico groot, dat ze maar in het wilde weg wat zou vertellen.

Dan was er Alvaredo, die per slot heel sympathiek was. Een hartstochtelijk man. Zijn liefde voor Lina scheen oprecht, wat geëxalteerd zelfs, zodat hij hardnekkig alles zou verzwijgen, wat in het nadeel van de jonge vrouw zou kunnen zijn.

Maigret kwam nog maar net van Ouéni vandaan, die sluw genoeg was om alle valstrikken te voorzien en te doorzien.

Bleef over Lina, over wie hij nog aarzelde zich een mening te vormen. Op het eerste gezicht was het een kind, dat hulpeloos heen en weer geslingerd werd tussen de grote mensen, niet wetend wat te beginnen. Als jonge typiste in Amsterdam had de in haar ogen zoveel belangrijker, glansrijker rol van mannequin haar aangelokt, voordat ze zich in een onbezonnen ogenblik voor een schoonheidswedstrijd had laten inschrijven. En het onverhoopte wonder was gebeurd en het jonge meisje was van de ene dag op de andere in een milieu terechtgekomen, dat haar totaal vreemd was. Een rijk man, die elke nacht om grote sommen speelde en eerbiedig gegroet werd door het personeel van het casino, stuurde haar bloemen, nodigde haar uit met hem te gaan dineren in de beste restaurants zonder enige tegenprestatie van haar te verlangen. Hij nam haar mee naar Biarritz, nog steeds zonder iets te eisen, en toen hij zich eindelijk op een nacht verstoutte bij haar in haar kamer te komen, bood hij haar onmiddellijk aan met hem te trouwen

Hoe had zij de psychologie van een Nahour kunnen begrijpen? Laat staan die van een Fouad Ouéni die zonder blijkbare reden, het paar overal volgde. Toen ze een Hollands kamermeisje bij zich had willen hebben, was dat eigenlijk zoiets als een noodkreet geweest en ze had - op een foto afgaande? - de kinder-lijkste en de opgewektste kandidate uitgekozen. Ze had japonnen, sieraden, bontmantels gekregen, maar in Deauville, Cannes, Evian, overal waar ze mee heen gesleept werd zonder dat haar mening gevraagd werd, was ze alleen en ze ging van tijd tot tijd voor een paar dagen of een week naar Amsterdam om vrijuit te kunnen praten met Anna Keegel, zoals toen de beide meisjes het appartement in de Lomanstraat bewoonden. Ze had een kind gekregen. Was ze op het moederschap voorbereid geweest? Was het uit vrees, dat die verantwoordelijkheid te zwaar voor haar zou zijn, dat Nahour een kinderjuffrouw in dienst genomen had? Had ze in die tijd al minnaars, avonturen gehad? De jaren gingen voorbij, maar haar trekken bleven even jong, haar huid even blank en glad. Maar haar geest? Had ze iets geleerd?

Een ogenblik had haar man toenadering tot haar gezocht, maar dit was slechts van korte duur geweest, want toen ze hem een zoon geschonken had, had hij alles wat hij van haar begeerde.

Toen had ze Alvaredo ontmoet... Opeens had haar leven een andere kleur gekregen...

Maigret stond op het punt medelijden met haar te krijgen, maar hij hield zich zelf voor: -Dat kleine meisje met haar onschuldige ogen is toch maar de oorzaak van het drama geweest...

En had sedert vrijdagavond een wonderbaarlijke koelbloedigheid aan de dag weten te leggen... Hij aarzelde of hij nog een whisky zou bestellen, besloot van niet en enige ogenblikken later stapte hij uit de lift op de vierde etage. Nelly het hem in de salon binnen.

-Slaapt mevrouw Nahour?

-Neen. Ik heb haar juist thee gebracht.

-Zegt u haar dan even dat ik haar wens te spreken.

Hij vond haar rechtop in haar bed zittend, met een wit zijden bedjasje over haar schouders, terwijl ze in een Engels of een Amerikaans tijdschrift bladerde. Op het nachtkastje stond thee en een schaaltje met cake en Anna Keegel, die waarschijnlijk op het andere bed gelegen had, streek haar haar glad en zocht zich een houding te geven.

-Ik zou u graag onder vier ogen spreken, mevrouw Nahour.

-Mag Anna niet hier blijven? Ik heb nooit geheimen voor haar gehad en...

-Laten we dan maar zeggen, dat ik vrijer spreek als we alleen zijn-

Dat was ook bijna waar. Toen de deur weer dicht was, zette Maigret een stoel tussen de beide bedden en ging ietwat onhandig zitten.

-Heeft u Vicente gesproken? Maakt hij zich niet te veel zorg over mij?

-Ik heb hem gerustgesteld. Dat heeft u trouwens zelf ook gedaan, door de telefoon. U verwacht hem zeker?

-Over een half uur. Ik had hem gevraagd om half zes te komen, want ik dacht dat ik langer zou slapen. Hoe vindt u hem?

-Hij leek me heel erg verliefd. Ik wilde u juist iets over 152

hem vragen, mevrouw Nahour. Ik begrijp, dat u het onmogelijke doet om hem buiten deze zaak te houden, want als zijn naam genoemd werd, zou dat de toekomstige verhouding tussen zijn ouders en u beiden moeilijker maken.

Ik van mijn kant zal alles doen, om te voorkomen, voor zover dat mogelijk is, dat zijn naam in de kranten komt. Maar er is één ding dat mij hindert. U heeft mij gezegd, dat hij vrijdag al die tijd dat u in de studeerkamer was, dat wil zeggen een uur ongeveer, in de wagen is blijven zitten.

Hij kende uw besluit. Hij wist dat uw man niet van echtscheiding wilde horen. Hij kon dus verwachten dat het een stormachtig, een dramatisch onderhoud zou worden. Hoe kon hij u in die omstandigheden alleen laten, in plaats van zijn plicht als man te doen? Terwijl hij zo sprak, zat zij op haar onderlip te bijten.

-Het is toch de waarheid, was alles wat ze antwoordde.

-Ouéni is van een andere mening.

-Wat heeft die u dan verteld?

-Dat Alvaredo tegelijk met u de studeerkamer binnengekomen is en hij wist zelfs nog een bijzonderheid: uw vriend had dikke winterhandschoenen aan. En toen uw man schoot, haalde Alvaredo - nog steeds volgens Ouéni

-een revolver uit zijn zak en schoot ook.

-Dat liegt Ouéni.

-Weet u hoe ik me voorstel wat er gebeurd is? U heeft eerst een twistgesprek gehad met uw man, te- wij! Alvaredo bescheiden bij de deur bleef staan. Toen Nahour begreep, dat uw besluit onherroepelijk was, haalde hij de revolver uit de la en bedreigde u. Uw vriend, die dacht dat hij zou schieten, schoot toen het eerst, om u te beschermen, en Nahour heeft, toen hij viel op de trekker gedrukt.

-Zo is het niet gegaan.

-Verbetert u mij dan.

-Ik heb het u al verteld. Om te beginnen, dat Vicente in de auto bleef zitten, was omdat ik dat van hem geëist had. Ik heb zelfs gedreigd niet met hem mee te gaan, als hij naar binnen zou gaan.

-Zat uw man aan zijn bureau? -Ja.

-En Ouéni?

-Die stond naast hem, rechts.

-Dus, voor de la met de revolver.

-Dat geloof ik wel...

-Gelooft u het alleen maar of weet u het zeker?

-Ja, ik weet het zeker.

-Maakte Ouéni geen aanstalten om de kamer uit te gaan?

-Hij veranderde wel van plaats, maar hij ging niet weg.

-In welke richting liep hij?

-Naar het midden.

-Voor het gesprek begonnen was, of nadat u al een en ander gezegd had?

-Toen het gesprek al aan de gang was.

-U mag hem niet, heeft u mij bekend. Waarom vroeg u uw man niet hem de kamer uit te sturen?

-Dat zou Félix toch niet gedaan hebben. Bovendien, ik was zo ver, dat het mij niets kon schelen.

-Hoe bent u begonnen?

-Ik zei:

'- Ziezo! Mijn besluit is genomen en het is onherroepelijk. Ik ga weg...'

-Sprak u Frans?

-Engels. Ik heb dat geleerd toen ik nog heel jong was, terwijl ik het Frans pas veel later geleerd heb.

-Wat zei uw man toen?

Met je minnaar? Is hij dat, die daar in die auto zit?'

-Hoe was het gezicht van Nahour op dat moment?

-Heel bleek. Hard. Hij stond langzaam op en ik geloof dat hij op dat ogenblik de la een eindje opentrok, maar ik wist toen nog niet wat hij van plan was. Ik zei verder, dat ik niet boos op hem was, dat ik hem dankbaar was voor alles wat hij voor mij gedaan had, dat ik de beslissing, wat er met de kinderen gebeuren zou, aan hem overliet en dat mijn advocaat zich met hem in verbinding zou stellen.

-Waar was Ouéni toen?

-Ik lette niet op hem. Niet ver van mij vandaan, veronderstel ik. Hij maakt nooit veel leven.

-En heeft uw man toen geschoten?

-Neen. Nog niet. Hij zei nog eens, wat hij al vaak gezegd had, dat hij onder geen beding in een scheiding zou toestemmen. Ik antwoordde hem dat hij dat wel zou moeten. Pas toen drong het tot me door, dat hij een revolver in zijn hand had...

-En toen?

Maigret zat iets voorovergebogen, naar haar toe, als om te beletten dat ze hem opnieuw zou ontsnappen.

-Toen vielen...

Ze verbeterde zichzelf onmiddellijk:

-Toen viel er een schot.

-Neen. Er vielen twee schoten, zoals u op het punt stond te zeggen. Ik ben ervan overtuigd dat Alvaredo in de kamer was, maar dat hij niet geschoten heeft.

-Denkt u dat ik het gedaan heb?

-U ook niet. Ouéni heeft de revolver uit zijn zak gehaald voor of nadat uw man geschoten had...

-Zolang ik in huis was, is er maar éen keer geschoten. Dat kan Nelly getuigen.

-Nelly kan bijna even goed liegen als u, mevrouwtje. Ditmaal was het een bijna dreigende Maigret, die opstond. Hij speelde nu niet meer. Hij zette zijn stoel in een hoek en begon met grote passen de salon op en neer te lopen. Lina herkende de man niet meer die, even tevoren nog, zo goedmoedig, vaderlijk bijna, met haar had zitten praten.

-U zult op een gegeven ogenblik, en hoe eerder dat is hoe beter, moeten ophouden met liegen. En als dat mij te lang duurt, bel ik de rechter-commissaris op en vraag hem een bevel tot inhechtenisneming.

-Waarom zou Ouéni op mijn man geschoten hebben?

-Omdat hij van u hield.

-Ouéni? Fouad van iemand houden?

-Houdt u zich maar niet van den domme. Hoe lang heeft Ouéni, na uw eerste ontmoeting met Nahour, nodig gehad om uw minnaar te worden?

-Heeft hij u dat verteld?

-Dat doet er niet toe. Geeft u mij antwoord...

-Een paar maanden na mijn huwelijk... Ik was er niet op verdacht... Ik had hem nog nooit met een vrouw gezien... Hij maakte de indruk of hij ze verachtte...

-En toen heeft u zich in het hoofd gezet hem te verleiden...

-Wat denkt u wel van mij?

-Het spijt me. Het doet er trouwens weinig toe, wie er begonnen is. Tot op dat ogenblik had hij Nahour, in zekere zin, voor zich alleen gehad. En nu was hij hem, gedeeltelijk althans, kwijt, door u. Door uw minnaar te worden, nam hij wraak voor alle vernederingen in het verleden en in de toekomst.

Haar gezicht vertrok en ze was opeens bijna lelijk. Ze huilde, zonder op het idee te komen haar tranen weg te vegen.

-Aangezien u en uw man in de hotels en de villa's, waar u achtereenvolgens woonde, gescheiden sliepen, was het voor Ouéni niet moeilijk 's nachts bij u te komen. Op de Avenue du Parc-de-Montsouris...

-Daar is nooit iets gebeurd...

Ze was nu werkelijk diep ongelukkig, want ze zag geen uitweg meer en keek hem hulpeloos aan met smekende ogen.

-Ik zweer het u! Toen het, met Alvaredo, ernst werd...

-Hoe bedoelt u dat?

-Toen ik begreep dat hij echt van mij hield en ik van hem, heb ik alle contact met Fouad verbroken.

-En legde hij zich daar bij neer?

-Hij heeft op allerlei manieren, een keer zelfs met geweld, geprobeerd mij weer terug te krijgen...

-Hoe lang is dat geleden?

-Bijna anderhalf jaar.

-Wist u dat hij nog altijd van u hield? -Ja.

-Toen u die avond met uw man sprak, waar hij bij was, was dat voor hem toen niet het openrijten van een oude wond?

-Daar heb ik geen moment bij stilgestaan. Trouwens, ik wist niet eens waar hij was.

-De twee schoten gingen zeker bijna tegelijk af?

Ze antwoordde niet. Ze was zichtbaar vermoeid en ze speelde geen komedie meer. Haar schouders waren in de kussens weggezakt en ze lag met haar knieën opgetrokken onder de deken.

-Waarom heeft u mij dat feit niet direct bij het eerste verhoor verteld?

-Welk feit?

-Dat Fouad geschoten heeft. Ze antwoordde, heel zacht:

-Omdat ik niet wilde dat Vicente erachter zou komen.

-Waar achter?

-Van Fouad en mij... Ik schaamde me. Ik heb, heel lang geleden, een avontuur gehad, in Cannes, en dat heb ik hem opgebiecht. Maar van Fouad niet! Als ik hem beschuldig, zal hij bij het proces alles vertellen en dan is ons huwelijk voorgoed onmogelijk...

-Was Alvaredo niet een en al verbazing toen hij Ouéni uw man zag doodschieten?

Ze keken elkaar een tijdlang zwijgend in de ogen. Die van Maigret verloren langzaam hun strengheid, terwijl in de blauwe ogen van Lina vermoeidheid en berusting allengs toenamen.

-Hij sleurde me naar buiten en in de auto heb ik hem verteld, dat Fouad mijn man altijd al gehaat had...

En ze voegde er, heel zacht, aan toe, terwijl haar onderlip iets trilde:

-Waarom bent u zo hard tegen mij geweest, mijnheer Maigret?

Het was maandagmorgen elf uur, toen Maigret uit een der kamers op de Quai des Orfèvres kwam, waar hij zojuist zijn vierde getuige een officieel verhoor afgenomen had.

Hij was begonnen met Alvaredo, wie hij slechts een twintigtal vragen gesteld had. Lapointe had die in steno opgenomen, evenals de antwoorden. Er was er een bij van kapitaal belang en de jonge Columbiaan had lang gewacht alvorens te antwoorden.

-Denkt u goed na mijnheer Alvaredo. Het is waarschijnlijk ,de laatste keer dat ik u ondervraag, want de rechter-commissaris gaat de zaak nu zelf in handen nemen. Zat u in uw wagen of bevond u zich in het huis?

-In het huis. Lina had mij binnengelaten voor ze naar de studeerkamer ging.

-Leefde Nahour toen nog? -Ja.

-Was er nog iemand anders in het vertrek?

-Ja. Fouad Ouéni.

-Waar was u?

-Ik stond bij de deur.

-Heeft Nahour niet geprobeerd u weg te sturen?

-Hij deed of hij mij niet zag.

-Waar stond Fouad op het moment dat er geschoten werd?

-Een meter van Lina ongeveer, in het midden van de kamer.

-Dat wil zeggen, op enige afstand van Nahour?

-Iets meer dan drie meter.

-Wie schoot het eerst?

-Ik geloof Ouéni, maar daar ben ik niet zeker van, want de twee schoten klonken bijna tegelijk.

Dan, terwijl de Columbiaan zat te wachten tot hij permissie kreeg te vertrekken, was de beurt aan Anna Keegel geweest, in het aangrenzend vertrek. Dat onderhoud had maar kort geduurd.

In een derde kamer had hij Nelly Velthuis ondervraagd. Hij had haar het vuur niet al te na aan de schenen gelegd. Waar ze heel verwonderd over geweest was.

-Hoeveel schoten hebt u gehoord?

-Ik weet het niet.

-Kan het ook zijn, dat er twee schoten heel dicht op elkaar geweest zijn?

-Ik geloof het wel.

Lina had hij een groot deel van wat ze hem de vorige dag verteld had, laten herhalen, maar hij had bij zijn vragen zorgvuldig alles vermeden wat betrekking had op haar intieme relaties met Fouad.

Het sneeuwde niet meer. Het weer werd zachter en de sneeuw was bezig in modder te veranderen. In de lange brede gang van de Recherche tochtte het zoals altijd, maar in de vertrekken was het bloedheet. In het hele gebouw voelde men een zekere opwinding, want de inspecteurs, ook die van andere afdelingen, hadden begrepen, dat er een belangrijke operatie aan de gang was.

Journalisten, waaronder de onvermijdelijke Maguille, zaten op de banken en bestormden de commissaris elke keer wanneer hij een deur uitkwam.

-Straks, kinderen... Ik ben nog niet klaar...

Een ochtendblad had, de hemel mag weten hoe, waarschijnlijk door het personeel op Orly uit te horen, de korte reis van Lina naar Amsterdam ontdekt in gezelschap van een mysterieuze begeleider, die men Mijnheer X noemde. Dat betekende, dat de zaak nu al een sensationele wending begon te krijgen, hetgeen Maigret nu niet bepaald prettig vond.

Er was nog één getuige, met wie hij de strijd moest aanbinden: Ouéni.

Mevrouw Maigret had zondagavond, toen de commissaris tegen zevenen, na nog even op de Quai aan geweest te zijn, maar één blik nodig gehad om te zien in wat voor stemming hij was. -Moe?

-Och, het is niet zozeer moeheid...

-Een beetje moedeloos?

-Is dat een vak! had hij gebromd, zoals hem dat eens in de twee of drie jaar bij dergelijke gevallen overkwam. Ik heb niet het recht, mijn oren en mijn ogen te sluiten, maar als ik dat niet doe, loop ik het gevaar het leven van mensen die dat niet verdienen, te ruïneren...

Ze had zich ervoor gewacht hem iets te vragen en na het eten hadden ze zwijgend naar de tv zitten kijken. Hij stond, met Lapointe, helemaal aan het eind van de gang. Hij haalde diep adem, zei, met een zucht:

-Zullen we dan maar, Lapointe?...

Hij had nog hoop. Hij deed de deur van de kamer open waar Ouéni opgesloten was en trof deze in zijn gebruikelijke houding aan, diep weggezakt in de enige fauteuil in het vertrek, met zijn benen voor zich uit gestrekt. Ook nu weer bleef de secretaris zitten, maakte niet de minste beweging om de beide mannen te groeten, die hij beurtelings met zijn koude ironie gadesloeg. Maigret herinnerde zich hoe hij op school, in de literatuurles, had horen spreken over de 'afschuwelijke glimlach' van Voltaire, en hoe hij het, als hij naar het portret van de grote man in het boek keek, nooit met die uitdrukking eens geweest was. Sindsdien had hij heel wat gezichten met een uitdagende of valse glimlach gezien, maar dit was de eerste keer, dat die uitdrukking 'afschuwelijke glimlach' hem weer voor de geest kwam. Hij ging op een stoel zitten achter een tafel van ongeverfd hout, waarover bruin papier lag en waarop een schrijfmachine stond. Lapointe ging aan een punt van de tafel zitten en legde zijn blocnote voor zich.

-Uw naam en voornamen.

-Fouad Ouéni, geboren te Takla, Libanon. -Leeftijd?

-Eenenvijftig jaar.

Hij haalde een vreemdelingenkaart uit zijn zak en stak die naar voren, in de ruimte, maar zonder uit zijn stoel te komen, zodat Lapointe moest opstaan.

-Dat zegt de Franse politie tenminste... zei hij ironisch.

-Beroep?

-Rechtskundig adviseur.

Bij het uitspreken van deze twee woorden klonk zijn stem nog spottender.

-Nog steeds volgens uw politie. Leest u maar... -Bent u vrijdag 14 januari op een tijdstip tussen elf uur 's avonds en één uur 's nachts in de studeerkamer van uw werkgever geweest, de heer Félix Nahour, op de Avenue du Parc-de-Montsouris?

-Neen. Ik verzoek u er nota van te nemen dat de heer Nahour mijn werkgever niet was, aangezien ik geen salaris ontving.

-In welke hoedanigheid hebt u dan op diverse plaatsen en in het bijzonder op de Avenue du Parc-de-Montsouris bij hem gewoond?

-Als vriend.

-U was dus niet zijn secretaris?

-Ik hielp hem als hij mijn adviezen nodig had.

-Waar was u vrijdagavond na elf uur?

-In de Club Saint-Michel waarvan ik lid ben. -Kunt u de naam noemen van enkele personen die u daar gezien hebben?

-Ik weet niet welke mensen mij gezien hebben. -Hoe groot schat u het aantal mensen die zich in de beide, vrij kleine zaaltjes van de Club bevonden? -Tussen de dertig en de veertig. Het wisselde. -Heeft u met niemand van de aanwezigen gesproken?

-Neen. Ik was er niet om te praten, maar om de nummers die uitkwamen bij het roulettespel, te noteren.

-Waar stond of zat u?

-Achter de spelers. Ik zat in een hoek, bij de deur.

-Hoe laat was het toen u op de Boulevard Saint-Michel kwam?

-Ongeveer half elf.

-Hoe laat bent u uit de Club weggegaan?

-Tegen één uur 's nachts.

-U beweert dus dat u twee en een half uur in een gezelschap van meer dan dertig personen geweest bent zonder dat iemand u opgemerkt heeft?

-Er is geen sprake van, dat ik dat beweerd heb.

-Maar u kunt geen enkele naam noemen?

-Ik bemoei me nooit met de andere spelers. Het zijn in hoofdzaak studenten.

-Toen u wegging, kwam u door de bar, die beneden is. Heeft u daar iemand gesproken?

-Ja. De eigenaar.

-Wat zei u tegen hem?

-Dat de 4 acht maal uitgekomen was in minder dan een uur tijd.

-Hoe bent u naar de Avenue du Parc-de-Montsouris teruggekeerd?

-Met de wagen waarmee ik gekomen was.

-De Bentley van mijnheer Nahour?

-Ja. Ik was gewend daar mee te rijden en ik mocht hem gebruiken als ik ergens naar toe ging.

-Drie getuigen beweren, dat u zich omstreeks middernacht in de studeerkamer van mijnheer Nahour bevond, waar u aan zijn rechterzijde stond.

-Die hebben er alle drie belang bij om te liegen.

-Wat heeft u gedaan toen u thuiskwam?

-Ik ben naar mijn kamer en naar bed gegaan.

-Zonder nog even in de studeerkamer te kijken? -Ja.

-Mijnheer Ouéni, u leefde al twintig jaar op kosten van Félix Nahour, die u als een arm familielid behandelde. U vervulde niet alleen de rol van secretaris, maar ook die van huisbediende en van chauffeur. Voelde u zich daardoor niet vernederd?

-Ik was hem dankbaar voor het vertrouwen dat ik van hem genoot, en dat ik hem allerlei kleine diensten bewees, was volkomen vrijwillig.

Hij bleef Maigret met zijn blik uitdagen en het leek of hij inwendig het grootste plezier had. De woorden die hij zei, konden opgenomen en tegen hem gebruikt worden. Daarom koos hij zijn woorden dan ook met de grootste zorg. Maar het was onmogelijk om zijn blik en zijn gelaatsuitdrukkingen, die éen voortdurende uitdaging waren, op het papier vast te leggen.

-Toen mijnheer Nahour trouwde, nadat hij bijna vijftien jaar lang alleen met u had samengewoond, voelde u zich toen niet opzij gedrongen?

-Onze betrekkingen waren niet van seksuele aard, als u dat soms wilt insinueren. Ik had geen redenen om jaloers te zijn.

-Was mijnheer Nahour gelukkig toen hij trouwde? -Hij deed mij nooit confidenties over zijn huwelijksleven.

-Dacht u dat mevrouw Nahour, in het bijzonder gedurende de laatste twee jaar, tevreden was met het leven dat ze had bij haar man?

-Daar heb ik mij nooit in verdiept.

Ditmaal werd de blik van Maigret strakker, strenger. Het leek of zijn ogen een waarschuwing, of liever, een soort uitdaging uitzonden en Ouéni begreep dat heel goed. Maar hij liet zich niet intimideren; hij nam die uitdaging aan en volhardde in zijn cynische houding, die een contrast vormde met de objectiviteit van zijn antwoorden.

-Hoe waren uw relaties met mevrouw Nahour?

-Er is nooit van enige relatie sprake geweest.

Nu het een officieel verhoor gold, dat in de toekomst een rol van het grootste belang zou spelen, was ieder woord als met dynamiet geladen.

-Heeft u geen pogingen gedaan haar te verleiden?

-Dat idee is nooit bij mij opgekomen.

-Is het wel eens voorgekomen dat u alleen met haar in een kamer was?

-Als u een slaapkamer bedoelt, neen.

-Denkt u eens goed na.

-Dat zal er niets aan veranderen. Het blijft neen.

-In uw kamer is een revolver met een kaliber van 7.65 mm gevonden. Bezat u nog een andere revolver en waar is die nu?

-Bij een wapenhandelaar in de Rue de Rennes, waar ik vaak ging oefenen.

-Wanneer bent u daar voor het laatst geweest?

-Donderdag.

-Donderdag 13 januari, dat wil zeggen de dag voor de moord. Wist u toen, dat mevrouw Nahour van plan was de volgende dag haar man te verlaten?

-Zij nam mij nooit in vertrouwen.

-Haar kamermeisje wist het wel.

-Wij stonden niet op erg goede voet, Nelly en ik.

-Omdat u haar het hof gemaakt hebt en zij daar niet van gediend was?

-Ik zou zeggen dat het eerder andersom was.

-Dus, die schietoefening van donderdag komt uitstekend van pas om de kruitsporen te verklaren, die u waarschijnlijk op uw vingers heeft. Er waren vrijdagavond, even voor of even na twaalf uur, minstens twee personen in de studeerkamer van mijnheer Nahour aanwezig. Allebei verklaren ze onder ede dat u daar ook was.

-Wie zijn die twee personen?

-In de eerste plaats mevrouw Nahour.

-En wat deed ze daar?

-Zij kwam haar man vertellen, dat ze besloten had diezelfde nacht nog te vertrekken en echtscheiding aan te vragen.

-Heeft ze u soms ook verteld dat haar man bereid was met die scheiding in te stemmen? Was het de eerste keer, dat ze met hem over die kwestie sprak? Wist ze niet dat hij er zich met alle middelen tegen zou verzetten?

-Zelfs door op haar te schieten?

-Is het bewezen dat hij dat opzettelijk gedaan heeft? En, is het volgens uw ervaring gebruikelijk, om op een afstand van drie of vier meter, op iemands keel te mikken? Heeft mevrouw Nahour u ook verteld waarom ze opeens zo'n haast had met die echtscheiding?

-Om te kunnen trouwen met Vicente Alvaredo, die zich op het moment van de schoten bij haar in de kamer bevond.

-Het moment van de schoten? Of van het schot?

-Er zijn twee schoten geweest, bijna gelijktijdig, en het schijnt dat het eerste schot Nahour in de keel getroffen heeft.

-Dat zou dus betekenen, dat het tweede schot door een dode afgevuurd is?

-De dood hoeft niet onmiddellijk ingetreden te zijn. Nahour heeft, zonder dat hij het zelf besefte, op de trekker kunnen drukken vóór hij viel, toen hij nog, hevig bloedend en wankelend, achter zijn bureau stond...

-En wie zou dan dat eerste schot gelost hebben? -U.

-Waarom?

-Misschien om Lina Nahour te beschermen, misschien ook uit haat tegen uw meester.

-Waarom Alvaredo niet?

-Het schijnt dat hij nog nooit in zijn leven een vuurwapen in handen heeft gehad en dat hij er ook geen bezit. Of dit juist is wordt op het ogenblik nog onderzocht.

-Maar ze zijn toch gevlucht, nietwaar?

-Ze zijn naar Amsterdam gegaan, zoals dat al een week geleden vastgesteld was, en ze zijn onmiddellijk naar Parijs teruggekeerd toen de Nederlandse politie hun dat aangeraden had.

-Namens u? Met de belofte dat ze niet rechtstreeks lastiggevallen zouden worden? Droeg mijnheer Alvaredo geen handschoenen?

-Dat is juist.

-Waren het geen dikke, leren handschoenen, die niet teruggevonden zijn?

-Ze zijn wel teruggevonden, gisteravond, op Orly, en het laboratorium heeft er geen enkel spoor van kruit op kunnen ontdekken.

-Droeg mevrouw Nahour ook geen handschoenen, want ze stond immers op het punt te vertrekken? -Die handschoenen zijn ook onderzocht, met hetzelfde resultaat.

-Bent u er zeker van dat dat dezelfde handschoenen waren?

-Het kamermeisje heeft dat bevestigd.

-In het begin heeft u gesproken over drie getuigen. Die derde is Nelly Velthuis, veronderstel ik?

-Zij stond op de gang op de eerste etage, over de leuning gebogen, te wachten tot het onderhoud afgelopen zou zijn en daar heeft zij de twee schoten gehoord.

-Heeft ze dat zaterdag ook verklaard?

-Dat gaat u niet aan.

-Kunt u mij dan zeggen, waar zij die zondag was?

-In het Hotel du Louvre, bij haar meesteres en een vriendin van mevrouw Nahour.

-Hebben die drie dames daar, behalve het uwe, nog bezoeken ontvangen? Want ik veronderstel toch, dat u hen bent gaan ondervragen, zoals u dat ook mij bent komen doen op de Avenue du Parc-de-Montsouris?

-Op het eind van de middag is Alvaredo bij hen geweest.

Waarop Ouéni, de rollen omdraaiend, op effen toon en kortaf, besloot:

-Dan weet ik nu genoeg. Van nu af aan spreek ik alleen nog maar in het bijzijn van mijn advocaat.

-Maar er is één vraag, die ik u al een keer gesteld heb en waarop ik toch graag nog wel antwoord wil hebben: hoe was nu precies uw verhouding tot mevrouw Nahour? Er gleed een ijskoude glimlach over het gezicht van Ouéni en zijn ogen waren donkerder en tevens fonkelender dan ooit toen hij de commissaris, zo verachtelijk hij maar kon, toesnauwde:

-Er bestond geen enkele verhouding tussen ons. -Dank je, Lapointe. Wil je even de twee inspecteurs roepen?

Hij was opgestaan, om het bureau heen gelopen, bleef staan voor Ouéni, die nog steeds in zijn stoel zat. De commissaris vroeg bitter, terwijl hij op hem neerzag:

-Is dat wraak?

Fouad vergewiste zich ervan, dat ze alleen in het vertrek waren en dat de deur gesloten was, antwoordde dan nonchalant:

-Misschien...

-Sta op.

Hij gehoorzaamde.

-Uw polsen.

Hij stak zijn handen uit, zonder dat de glimlach van zijn gezicht verdween.

-Krachtens bevelschrift van de rechter-commissaris mr. Cayotte, arresteer ik u...

Dan, tot de beide inspecteurs die binnenkwamen:

-Breng deze man naar het Huis van Bewaring.

De bladen stonden vol over wat nu 'De zaak Nahour' geworden was. Acht dagen lang uitgebreide artikelen op de voorpagina van de kranten en vele kolommen in de sensatieweekbladen. Dag en nacht hingen er journalisten op de Avenue du Parc-de-Montsouris, op jacht naar roddelpraatjes, en mevrouw Bodin, de huishoudster, die opeens een belangrijke persoon geworden was, genoot met volle teugen van haar kortstondige glorie. Maquille reisde naar Amsterdam en vervolgens naar Cannes, van waar hij een interview met de kinderjuffrouw, haar foto en die van de kinderen meebracht. Hij bezocht ook speelbanken en casino's en sprak daar met directeuren en croupiers.

Ondertussen waren de mensen van de Identificatiedienst doende het huis van Nahour van onder tot boven met de uiterste zorgvuldigheid te onderzoeken, in de hoop daar de een of andere aanwijzing te ontdekken. Ook de tuin kwam aan de beurt en zelfs de riolering in de hoop de revolver, waarmee Nahour neergeschoten was, terug te zullen vinden.

De bijeenkomst bij de notaris had maandagmiddag plaats gehad, waar Pierre Nahour en zijn vader alsook Lina aanwezig geweest waren.

Maigret werd door een telefoontje van mr. Leroy-Beau-dieu op de hoogte gesteld. Bij zijn tweede testament liet Félix Nahour zijn vrouw geen cent meer na dan het door de wet voorgeschreven minimum. De rest ging naar de kinderen en hij maakte de wens kenbaar, dat deze aan de zorg van zijn broer toevertrouwd zouden worden en dat, zo dit onmogelijk was, deze toeziend voogd werd.

-Krijgt Ouéni niets?

-Dat heeft mij ook getroffen. Ik kan u nu wel vertellen, dat Nahour bij zijn eerste testament, dat door het tweede geannuleerd wordt, een bedrag van vijfhonderdduizend francs aan zijn secretaris naliet 'uit dankbaarheid voor zijn toewijding en voor alle bewezen diensten'. Maar in het definitieve testament wordt Ouéni's naam zelfs niet meer genoemd.

Had Nahour in die tussentijd de verhouding, die er tussen Fouad en Lina bestaan had, ontdekt? Zesendertig leden van de Club Saint-Michel, eveneens de directeur en de croupiers, werden door de rechtercommissaris gehoord.

De journalisten stonden hen bij de uitgang op te wachten, wat aanleiding gaf tot incidenten, want sommige van de getuigen vlogen hen woedend in de haren. Er kwamen ook vergissingen voor. Een student uit Cambodja beweerde Ouéni al om elf uur 's avonds in zijn hoekje te hebben zien zitten. Er waren twee dagen van geduldig onderzoek voor nodig geweest om vast te stellen, dat die student op vrijdag helemaal niet in de club geweest was, maar dat hij met de woensdag daar voor in de war was geweest.

Buren die omstreeks half twaalf uit de bioscoop thuisgekomen waren, zwoeren dat ze geen auto voor de bar hadden zien staan.

Rechter-commissaris Cayotte was een nauwgezet en geduldig man. Drie maanden lang liet hij Maigret bijna dagelijks bij zich komen om hem nieuwe nasporingen op te dragen.

In de kranten had de politiek weer de overhand gekregen en de zaak Nahour werd naar de derde en dan naar de vijfde pagina verbannen alvorens helemaal te verdwijnen.

Lina, Alvaredo en Nelly mochten Parijs niet zonder officiële toestemming verlaten en pas toen het vooronderzoek gesloten was kregen ze toestemming zich te gaan verbergen in een klein landhuisje in de omgeving van Dreux.

Er werden inderdaad termen voor verdere vervolging van Ouéni aanwezig geacht, maar de rol van de rechtbank was zo bezet, dat het proces pas in januari van het volgend jaar plaats vond, een jaar nadat dokter Pardon de zwijgende patiënte en haar minnaar in zijn spreekkamer op de Boulevard Voltaire ontvangen had. De beide mannen hadden het, merkwaardigerwijze, bij hun maandelijkse diners steeds vermeden de Nahours ter sprake te brengen.

Eindelijk kwam de dag waarop Maigret, wiens gezicht ietwat roder was dan gewoonlijk, zijn verklaringen voor de balie moest afleggen. Tot op dat ogenblik was er nog geen enkele toespeling gemaakt op de verhouding tussen Lina en de verdachte.

De commissaris antwoordde zo zakelijk en zo kort mogelijk op de vragen van de president. Toen hij de Officier zag opstaan, begreep hij onmiddellijk dat het geheim van de jonge vrouw bedreigd was.

-Mijnheer de President, staat u mij toe de getuige een vraag te stellen?

-Het woord is aan Mijnheer de Officier.

-Kan de getuige de jury vertellen, of hem tijdens het onderzoek al dan niet ter ore is gekomen, dat er op een gegeven moment intieme betrekkingen bestaan zouden hebben tussen de verdachte en mevrouw Nahour? De commissaris stond onder ede en hij moest de waarheid spreken. -Ja.

-Heeft de verdachte dat uitdrukkelijk ontkend? -Ja.

-Heeft zijn houding u niettemin geen aanleiding gegeven aan te nemen dat het de waarheid was? -Ja.

-Heeft de getuige geloof gehecht aan het bestaan van

dergelijke betrekkingen?

-Ja.

-Heeft die overtuiging niet een rol gespeeld bij de arrestatie van Ouéni, aangezien daardoor een nieuw licht op de motieven van zijn daad geworpen werd? -Ja.

Dat was alles. Het publiek had zwijgend toegeluisterd, maar nu steeg er een rumoer in de zaal op en de president greep naar zijn hamer.

-Als het niet onmiddellijk stil is, zal ik de zaal laten ontruimen...

Maigret had de rest van de zitting naast mr. Cayotte kunnen bijwonen, want die had een plaats voor hem vrij gehouden, maar zijn hoofd stond er niet naar.

Toen hij alleen door de verlaten gangen liep, waar zijn voetstappen weergalmden, stopte hij langzaam een pijp zonder dat hij zichzelf bewust was wat hij deed. Enige ogenblikken later zat hij in de koffiekamer van het Paleis, waar hij met norse stem een glas bier bestelde. Hij had niet de moed naar huis te gaan. Hij dronk zijn glas bijna in één teug leeg, bestelde een tweede, liep dan met trage stappen naar de Quai des Orfèvres. Dit jaar sneeuwde het niet. Het weer was zacht. Men had het gevoel van een voortijdige lente en de zon was zo helder, dat men de knoppen verwachtte te zien openspringen.

In zijn kamer gekomen, deed hij de deur van de inspecteurskamer open. -Lucas!... Janvier!... Lapointe!... Het leek of ze alle drie al op hem hadden zitten te wachten.

-Trekken jullie je jas aan en kom mee...

Ze volgden hem zonder te vragen waar ze heen gingen. Enkele minuten later gingen ze de uitgesleten treden van Café Dauphine op.

-En, mijnheer Maigret, hoe staat het met de zaak Nahour? vroeg de caféhouder opgewekt.

Hij had spijt van zijn vraag, want de commissaris zei niets, haalde alleen zijn schouders op. Hij haastte zich eraan toe te voegen:

-Wat ik zeggen wilde, we hebben kalfsworstjes vandaag...

Van een reis naar Bogota was nu geen sprake meer voor de twee jonge mensen. En zou de verhouding tussen Lina en Alvaredo, na de zitting van deze morgen, wel ooit weer dezelfde zijn?

De zaak Nahour was weer voorpaginanieuws geworden. De avondbladen hadden al een verhaal over 'de vrouw met drie mannen'.

Zou de jury misschien, zonder het nieuwe motief, waarop de Officier zijn eis baseerde, het 'onschuldig' uitgesproken hebben?

Het wapen was niet teruggevonden. De beschuldiging berustte slechts op verklaringen van getuigen die allen meer of minder belang hadden bij een veroordeling van Ouéni.

De volgende middag werd Fouad Ouéni veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf, terwijl Lina en Alvaredo, die men door een achterdeur liet vertrekken, in de Alfa Romeo stapten en wegreden in onbekende richting. Maigret hoorde nooit meer iets van hen.

-Ik heb het verloren, moest hij de dinsdag daarop aan Pardon, bij wie hij at, bekennen.

-Misschien als ik je die avond niet opgebeld had... -Dan zouden de gebeurtenissen toch hun loop gehad hebben, alleen met wat vertraging... En Maigret voegde eraan toe, terwijl hij zijn hand naar zijn glas cognac uitstak:

-In de grond van de zaak heeft Ouéni gewonnen...