De haarlok


Het was tegen middernacht toen Maigret op de Quai des Orfèvres aankwam. De storm woedde op zijn hevigst. De bomen van de kade werden flink heen en weer geschud en het water klotste tegen het woonschip.
De lokalen van het politiebureau waren bijna geheel verlaten. Jean was echter op zijn post in de wachtkamer, aan het begin van de gangen, waaraan tal van lege kantoorlokalen lagen. Van de wacht klonk het geluid van stemmen. Verder, hier en daar onder een deur door, zag men een streepje licht: een commissaris of een inspecteur, die het een of ander onderzoek voortzette. Op de binnenplaats stond een van de auto's van de prefectuur. De motor liep nog.
-Is Torrence al thuis? informeerde Maigret.
-Hij komt net terug.
-En mijn kachel?
-Ik heb het raam moeten openzetten, zo warm was het bij u. Het water sijpelde langs de muren.
-Bestel een paar halve flesjes bier voor me en wat broodjes. Geen zachte hoor!
Hij duwde een deur open en riep: Torrence! Brigadier Torrence volgde hem naar zijn bureau. Voordat Maigret het Gare du Nord verliet, had hij hem getelefoneerd en opgedragen het onderzoek in die richting voort te zetten.
Torrence was pas dertig. Maar er was reeds iets massiefs aan hem, waardoor hij een verkleinde reproduktie van Maigret leek.Zij hadden samen menig onderzoek geleid zonder één overbodig woord te spreken. De commissaris trok zijn overjas en zijn colbertje uit en maakte zijn das losser. Met de rug naar het vuur liet hij de warmte een ogenblik in zich doordringen. Toen vroeg hij:
-En?
-Het Parket heeft een dringende bijeenkomst gehad. Er zijn foto's genomen, maar men heeft geen vingerafdrukken kunnen vinden, behalve die van het slachtoffer natuurlijk! Zij komen met geen enkele van de bestaande vingerafdrukken overeen.
-Als ik me goed herinner, bezit de dienst geen staat van de Let?
-Niets dan zijn signalement. Geen afdrukken, geen maten.
-Dus niets bewijst dat de dode Pietr niet is.
-En niets bewijst, dat hij het wel is!
Maigret had zijn pijp genomen, maar zijn tabakszak bevatte slechts een beetje bruin stof. Automatisch reikte Torrence hem een aangebroken pakje tabak aan.
Er volgde een stilte. De tabak knetterde. Toen hoorde men voetstappen en het gerinkel van glazen achter de deur. Torrence deed open. De kelner van de Brasserie Dauphine kwam binnen, zette een blad met zes halve flesjes bier en vier flinke belegde broodjes op tafel.
-Is dat genoeg? vroeg hij, toen hij zag dat Maigret niet alleen was.
-Het zal wel gaan.
Zonder met roken op te houden, begon de commissaris te eten en te drinken, nadat hij de brigadier een flesje toegeschoven had.
-Verder?
-Ik heb al het treinpersoneel ondervraagd. Het is uitgekomen dat er één persoon zonder kaartje heeft gereisd. De dode of de moordenaar? Men veronderstelt dat hij in Brussel is ingestapt aan de verkeerde kant. Het is gemakkelijker zich in een Pullmannwagen te verbergen dan in een andere, dank zij de grote bagageruimte in die wagons. De Let heeft tussen Brussel en de grens thee gedronken, terwijl hij een pak Engelse en Franse kranten doorbladerde, waaronder verscheidene financiële bladen. Tussen Maubeuge en Saint-Quentin is hij naar het toilet gegaan. De ober herinnert het zich, omdat de Let tegen hem zei, toen hij hem voorbij liep. 'Breng mij straks een whisky.'
-En heeft hij later zijn plaats weer ingenomen?
-Een kwartier later zat hij achter zijn whisky. Maar de ober heeft niet gezien, dat hij terugkwam.
-Is niemand daarna naar het toilet willen gaan?
-Zeker! Een reizigster heeft de deur geprobeerd, maar het slot werkte niet. Pas te Parijs is een beambte er in geslaagd het slot te forceren en toen heeft men ontdekt, dat het mechanisme door ijzervijlsel was vastgezet.
-Had niemand nog de tweede Pietr gezien?
-Niemand! Anders zou hij de aandacht wel getrokken hebben, want hij droeg versleten kleren, die men bijna nooit in luxe treinen ziet.
-En de kogel?
-Er is van dichtbij geschoten, met een automatische 6 mm-revolver. Het schot heeft een zodanige brandwond gemaakt, dat de dokter beweert, dat die wel voldoende was om de dood te veroorzaken.
-Geen sporen van een worsteling?
-Geen enkele! De zakken waren leeg.
-Dat weet ik...
-Pardon! Toch heb ik dit gevonden in een binnenzakje van het vest, dat met een knoopje gesloten was. Torrence nam uit zijn portefeuille een zakje van zijdepapier, waar doorheen men een bruine haarlok kon zien.
-Geef eens hier...
Maigret hield niet op met eten noch met drinken.
-Haar van een vrouw of van een kind?
-Van een vrouw, beweert de politiedokter. Ik heb hem er enige van gegeven, die hij beloofde grondig te zullen bestuderen.
-De lijkschouwing?
-Om tien uur was alles afgelopen. Leeftijd waarschijnlijk 32 jaar. Lengte 1 m 68. Geen enkel erfelijk gebrek. Eén nier echter was niet in orde en deed veronderstellen, dat de man alcoholist was. De maag bevatte nog thee en bijna verteerde spijzen, die men niet dadelijk heeft kunnen analyseren. Morgen zal er aan gewerkt worden. Als alle onderzoekingen afgelopen zijn, zal het lichaam, dat in het Gerechtelijk Medisch Instituut is, in ijs bewaard worden.
Maigret veegde zijn mond af, nam zijn geliefkoosd plaatsje voor de kachel weer in en strekte een hand uit, waarin Torrence als vanzelfsprekend zijn pakje tabak legde.
De commissaris zei toen: Ik van mijn kant, heb gezien dat Pietr, of wie zijn plaats ingenomen heeft, zich installeerde in Hotel Majestic; ik heb hem zien dineren in gezelschap van de Mortimer Levingstons, met wie hij een afspraak scheen te hebben.
-De miljardairs?
-Ja! Na het diner is Pietr naar zijn appartement gegaan. Ik heb de Amerikaan gewaarschuwd. Mortimer is op zijn beurt naar boven gegaan. Zij hadden ongetwijfeld het plan gemaakt samen uit te gaan, want Mrs. Mortimer is een ogenblik later beneden gekomen in avondtoilet. Tien minuten later constateerde men, dat de beide mannen verdwenen waren. De Let had zijn smoking verwisseld voor minder opvallende kleren. Hij heeft een pet opgezet, zodat de portier hem heeft kunnen houden voor iemand van het keukenpersoneel. Levingston is vertrokken, zoals hij was, in avondkostuum.
Torrence zei niets, en tijdens de lange stilte, die volgde, hoorde men duidelijk het geluid van de orkaan, die de ruiten deed rammelen en de kachel deed snorren.
-De bagage? vroeg Torrence eindelijk.
-Dat is gebeurd. Niets! Kleren. Linnengoed. Typische uitrusting van een luxueuze reiziger. Maar geen papieren. Mrs. Mortimer bezweert, dat haar man is vermoord.
Er sloeg ergens een klok. Maigret deed de la van zijn
bureau open, waarin hij 's middags de telegrammen
betreffende Pietr de Let had gelegd.
Daarna keek hij op de kaart. Met zijn vinger trok
hij een lijn Krakau-Bremen-Amsterdam-Brussel-Parijs.
In de buurt van Saint Quentin oponthoud: een dode.
In Parijs plotseling einde van de lijn. Twee mannen verdwijnen midden op de Champs-Elysées. Slechts de bagage blijft in een appartement achter en dan nog Mrs. Levingston Mortimer even leeg aan gedachten als de koffer van de Let in het midden van zijn kamer.
De pijp van Maigret maakte zo'n irriterend geluid, dat de commissaris een bosje kippeveren uit de andere la haalde, de pijp schoonmaakte en de kachel opendeed, om er de vuile veren in te gooien. Vier flesjes waren leeg, de glazen waren beslagen met vettig schuim. Een man verliet een der aangrenzende kantoren, deed de deur op slot en ging weg door de gang.
-Eén die klaar is! merkte Torrence op. Het is Lucas. Hij heeft vanavond twee handelaren in verdovende middelen gearresteerd, dank zij een rijkeluiszoontje, die het zaakje verraden heeft.
Maigret pookte het vuur op en strekte met een rood gezicht zijn rug.
Werktuiglijk greep hij het papieren zakje, waaruit hij het haar haalde en liet het licht er doorheen spelen. Toen ging hij opnieuw voor de kaart staan; de onzichtbare lijn, die de reis van de Let voorstelde, was duidelijk een kromme lijn, bijna een halve cirkel. Waarom van Krakau naar Bremen alvorens naar Parijs te gaan? Hij had nog altijd het zijdepapieren zakje in de hand. Hij mompelde: Er is een portret in geweest.
Het was inderdaad een zakje of enveloppe, zoals fotografen gebruiken om de eerste afdrukjes voor hun klanten in te doen. Maar het was van een formaat, dat nog slechts gangbaar was op het platteland en in kleine provinciestadjes en dat men vroeger albumformaat noemde. De foto die in dit pakje gezeten had, moest zon kartonnetje zijn geweest, ongeveer zo groot als de helft van een prentbriefkaart, waarop het gefotografeerde beeld op een dun glimmend velletje papier geplakt was.
-Is er nog iemand op het laboratorium? informeerde de commissaris plotseling.
-Ik denk het wel! Zij moeten werken aan de zaak van de trein en ze moeten hun foto's ontwikkelen. Er stond nog één vol glas op tafel. Maigret dronk
het in één teug leeg en trok zijn colbert aan.
-Ga je mee? Op die portretten staat gewoonlijk de naam en het adres van de fotograaf ingedrukt of in reliëf.
Torrence begreep het. Ze gingen een ingewikkeld net van gangen en trappen door, dwaalden door de hoogste verdieping van het Paleis van Justitie, waar zij bij het laboratorium kwamen van de identiteitsdienst. Een specialist nam het papier, bevoelde het en scheen het zelfs op te snuiven. Toen ging hij onder een sterke lamp zitten en trok een onbegrijpelijk toestel op wielen naar zich toe. Het principe is eenvoudig: een wit blad papier, dat een zekere tijd in contact is geweest met een bedrukt of met inkt beschreven blad, wordt ten slotte doortrokken met de letters, die op het andere blad stonden. Het resultaat is met het blote oog niet te zien. Maar de foto brengt de letters aan het licht. Daar er een kachel was in het laboratorium moest Maigret voor die verleiding wel bezwijken. Hij bleef er gedurende bijna een uur voor staan, onafgebroken rokend, terwijl Torrence de fotograaf in al zijn bewegingen volgde.
Eindelijk ging de deur van een donkere kamer half open en een stem kondigde aan: Het is gelukt!
-En?
-Het portret was getekend: Léon Moutet, kunstfotograaf, Belgische Kade, Fécamp.
Het was alleen het oog van de vakman, dat dit kon lezen op de nauwelijks ontwikkelde plaat, waarop
Torrence bijvoorbeeld slechts onduidelijke schaduwen onderscheidde.
-Wilt u de foto's van het lijk zien? vroeg de specialist goedgehumeurd. Ze zijn prachtig. En men had toch niet te veel ruimte in die retirade in de wagon. Zoudt u wel willen geloven, dat we het toestel aan het plafond hebben moeten ophangen ...
-Bent u verbonden met de stad? vroeg Maigret, wijzend op de telefoon.
-Ja. Na negen uur is de telefoniste er niet meer, dan ben ik doorverbonden.
De commissaris belde Majestic op en kreeg een tolk aan de lijn.
-Is meneer Mortimer Levingston al terug?
-Ik zal even informeren, meneer. Met wie heb ik de eer?
-Politie!
-Hij is niet teruggekomen.
-Meneer Oswald Oppenheim ook niet?
-Ook niet.-Wat doet Mrs. Mortimer? Stilte.
-Ik vraag u wat Mrs. Mortimer doet.
-Ik geloof, dat ze in de bar zit.
-Anders gezegd, ze is dronken, hè?
-Ze heeft wel enige cocktails gedronken. Ze verklaart, dat ze niet naar haar kamers gaat vóórdat haar man terug is. Is ...?
-Wat?
-Hallo! Hier de gérant... zei een andere stem.
Hebt u nieuws? Denkt u, dat deze geschiedenis in de kranten vermeld zal worden?
Maigret legde cynisch de hoorn op de haak. Om de fotograaf genoegen te doen, wierp hij een blik op de natte en glanzende afdrukken die stonden te drogen.
Tegelijkertijd zei hij tegen Torrence:
-Jij, ouwe, gaat je installeren in Majestic. En stoor je vooral niet aan de gérant.
-En u, meneer?
-Ik ga naar mijn kantoor. Om half zes gaat er een trein naar Fécamp. Het is de moeite niet nog naar huis te gaan en mijn vrouw wakker te maken. Zeg eens... De Dauphine moet nog open zijn. Als je er voorbij gaat bestel dan voor mij een halve fles bier.
-Eén? herhaalde Torrence met het onschuldigste gezicht.
-Zoals je wilt, mijn beste. De kelner is ondeugend genoeg om er drie of vier van te maken. Laat-ie er een paar broodjes bij doen.
Zij gingen achter elkaar de oneindig lange wenteltrap af.
De fotograaf in zijn zwarte kiel bleef alleen achter, bekeek voor zijn eigen genoegen de afdrukken, die hij pas gemaakt had en begon ze te nummeren. Op de ijskoude binnenplaats namen de beide politiemannen afscheid.
-Als je het Majestic om de een of andere reden verlaat, laat er dan iemand van onze mannen achter, beval de commissaris. — Dan zal ik in geval van nood daarheen telefoneren.
Hij ging weer naar zijn kantoor en pookte de kachel zo heet op, dat het rooster bijna smolt.
De tweede stuurman van de 'Zeeduivel
Het station La Bréauté, waar commissaris Maigret om half acht 's morgens de grote lijn Parijs-Le Ha-vre verliet, gaf hem een voorproefje van Fécamp. Een slecht verlichte restauratie met vuile muren, een toonbank waarop enige uitgedroogde taartjes stonden te schimmelen en enige bananen en sinaasappelen trachtten een pyramide te vormen. Hier voelde men de storm heviger. De regen stroomde neer. Om van het ene spoor naar het andere te gaan moest men tot aan zijn enkels door de modder baggeren. Een lelijk treintje van afgedankte wagons. Boerderijen nauwelijks te onderscheiden in het bleke morgenlicht, bovendien verdoezeld in de regen. Fécamp! Een doordringende geur van kabeljauw en haring. Stapels tonnen. Masten achter de locomotieven. Ergens loeide een sirene. De Belgische kade? informeerde Maigret. Het was rechtuit. Men behoefde slechts door smerige plassen te lopen, waarop visschubben glinsterden en waarin ingewanden van vis en ander afval lagen te rotten.
De kunstfotograaf was tegelijkertijd winkelier en agent van dagbladen. Hij verkocht zuidwesters, rode zeildoekse kielen, henneptouw en nieuwjaarsbrief-kaarten.
Een zwak, bleek mannetje, dat z'n vrouw te hulp riep, zodra het woord politie' genoemd werd. En zij, een mooie Normandische, keek Maigret recht in de ogen en scheen hem te tarten.
-Zoudt u me ook kunnen zeggen, welke foto er in deze enveloppe geweest is?
Het duurde lang. Hij moest de fotograaf telkens aanmoedigen en hem de woorden figuurlijk uit de mond trekken.
In ieder geval was het portret zeker acht jaar oud, want de fotograaf maakte sinds acht jaar geen foto's meer van dat formaat. Hij had een nieuw toestel gekocht voor briefkaartformaat. Wie had zich acht jaar geleden laten fotograferen? Meneer Moutet had een kwartier nodig om zich te herinneren, dat hij in een album een exemplaar bewaarde van alle portretten, die door hem waren gemaakt. Zijn vrouw ging het album halen. Zeelui kwamen en gingen. Jongens kwamen om een stuiver zuurtjes. De takels van de schepen knarsten buiten. Men hoorde het gerommel van de zee, tegen de keien langs de dijk.
Maigret bladerde in het album, en omschreef nauwkeurig:
-Een jonge vrouw met heel fijn blond haar. Dat was voldoende.
-Mevrouw Swaan! riep de fotograaf uit.
En hij vond het portret dadelijk. Het was de enige keer geweest, dat hij een toonbaar model gehad had. De vrouw was mooi. Ze leek twintig jaar. De foto paste precies in de enveloppe.
-Wie is dat?
-Ze woont nog altijd in Fécamp. Maar nu bezit ze een villa opzij van de rotsen, op vijf minuten afstand van het Casino.
-Getrouwd?
-Toentertijd niet. Zij was cassière in het Spoorweghotel.
-Tegenover het station?
-Ja, u hebt het in het voorbijgaan moeten zien. Ze is een wees, uit een klein plaatsje in de omtrek. Les Loges ... Kent u het? Ze heeft daar in het hotel kennis gemaakt met een reiziger, die was afgestapt, een vreemdeling. Ze zijn getrouwd. Op het ogenblik woont ze in de villa met haar twee kinderen en een meid.
-Woont meneer Swaan niet in Fécamp?
Er volgde een stilte, de fotograaf en zijn vrouw wisselden blikken. De vrouw sprak:
-Omdat u van de politie bent, is het beter alles te zeggen, niet? Bovendien zoudt u het toch wel vernemen. Maar het zijn maar geruchten. Meneer Swaan is bijna nooit in Fécamp. Als hij er komt, is het maar voor een paar dagen. Soms komt hij er maar in het voorbijgaan even aan. Hij kwam hier kort na de oorlog. Ze waren toen bezig de visvangst te Terre-Neuve te reorganiseren, want vijf jaar lang had men dat werk in de steek moeten laten. Hij wilde zogenaamd het vraagstuk bestuderen en geld steken in de zaken, die weer opkwamen. Hij beweerde een Noor te zijn. Zijn voornaam is Olaf. De vissers van de haringvangst, die soms tot in Noorwegen komen, zeggen, dat er daar veel mensen van die naam zijn. Niettegenstaande dat heeft zich het gerucht verspreid, dat hij in werkelijkheid een Duitse spion was. Daarom, toen hij trouwde, heeft men zijn vrouw een beetje links laten liggen. Later hoorde men, dat hij zeeman was, dat hij als tweede stuurman vaarde op een Duits koopvaardijschip en dat hij daardoor zo zelden thuis kwam. Men heeft er zich ten slotte niet meer druk om gemaakt, maar mensen als wij vertrouwen het toch nog niet.
-U hebt me verteld, dat ze kinderen hebben?
-Twee. Een meisje van drie jaar en een baby van een paar maanden.
Maigret haalde het portret uit het album en liet zich de villa aanwijzen. Het was een beetje te vroeg om er op bezoek te gaan.
Twee uur lang wachtte hij in een café aan de haven en hoorde de zeelui over de haringvangst praten, die in volle gang was. Vijf visserspinken lagen op een rij aan de kade. Met volle tonnen werd de vangst er uit gehaald en ondanks de storm was de hele atmosfeer doordrongen van de vislucht. Om de villa te bereiken liep hij langs de verlaten dijk, rondom het gesloten Casino, waarvan de muren nog versierd waren met de aanplakbiljetten van de vorige zomer. Tenslotte beklom hij een steil pad, dat aan de voet van de rots begon. De villa die hij zocht, was in rode baksteen opgetrokken, middelmatig groot en zij leek geriefelijk. Je kon zien dat in de zomer de tuin met de witte grintpaden goed onderhouden werd. Vanuit de vensters moest men wel een ruim uitzicht hebben. Hij belde aan. Een Deense dog met een woest uiterlijk besnuffelde hem door het hek zonder echter te blaffen, doch zichtbaar op zijn hoede. Bij de tweede bel verscheen een meid, die de hond eerst in zijn hok sloot en toen vroeg: 
-Wat blieft u?
Ze had het accent uit die streek.
-Kan ik misschien meneer Swaan spreken? Ze scheen te aarzelen.
-Ik weet niet of meneer thuis is. Ik zal het even vragen.
Ze had het hek niet opengedaan. Het stortregende. Maigret was doornat. Hij zag de meid de treden opgaan en in huis verdwijnen. Toen bewoog er een gordijn voor het raam. Een poosje later kwam het meisje terug.
-Meneer zal pas over enige weken thuiskomen. Hij is in Bremen.
-Dan zou ik mevrouw Swaan graag spreken.
Ze aarzelde opnieuw en deed eindelijk het hek open.
-Mevrouw is nog niet gekleed. U zult even moeten wachten.
Druipend van de regen werd hij in het nette salonnetje gelaten; voor de ramen hingen witte gordijnen en de parketvloer was met boenwas gewreven. De meubels waren nieuw en van het soort, dat men in ieder klein-burgerlijk milieu vindt. Ze waren van goede kwaliteit, van een stijl die men in 1900 modern noemde. Licht eikehout. Bloemen stonden in een zogenaamd artistieke vaas van aardewerk midden op tafel. De kleedjes waren van Engels borduursel. In tegenstelling met dit alles stond op een klein tafeltje een prachtige zilveren geciseleerde samovar, die alleen meer waard was dan al het overige meubilair.
Op de eerste verdieping hoorde men enig geluid. Ook huilde er beneden ergens een baby en je hoorde een zachte eentonige stem, als om de baby te troosten.
Eindelijk zachte glijdende stappen in de gang. De deur ging open en commissaris Maigret bevond zich tegenover een jonge vrouw, die zich haastig gekleed had om hem te ontvangen. Zij was van middelmatige lengte, eerder gezet dan slank en ze had een mooi, ernstig gezicht, waarop een lichte ongerustheid te lezen stond. Toch glimlachte ze en zei:
-Wilt u niet gaan zitten?
Waterstraaltjes liepen uit zijn jas, broek en schoenen op de gewreven parketvloer en vormden er kleine plasjes. Hij kon zó niet op de met lichtgroen fluweel beklede stoelen van de salon gaan zitten.
-Mevrouw Swaan, nietwaar?
-Inderdaad.
Ze keek hem vragend aan.
-Neemt u me niet kwalijk, dat ik u stoor. Het gaat om een simpele formaliteit. Ik ben van de vreemdelingenpolitie. Wij zijn nu bezig met een telling. Ze zei niets. Ze scheen niet gerustgesteld, maar het verhoogde, zo te zien haar ongerustheid evenmin.
-Ik meen dat meneer Swaan een Zweed is, is het niet zo?
-Pardon, een Noor. Maar voor een Fransman is dat hetzelfde. Ikzelf in het begin ...
-Is hij zeeofficier?
-Hij vaart als tweede officier op de 'Zeeduivel' van Bremen naar...
-Juist; hij werkt dus voor een Duitse maatschappij. Ze kleurde.
-De reder is een Duitser, ja; ten minste op papier.
-Dat wil zeggen?
-Ik geloof niet, dat ik het voor u behoef te verzwijgen. U weet ongetwijfeld, dat er sinds de oorlog* een crisis bij de koopvaardij is. Men kan u hier kapiteins op de grote vaart noemen, die bij gebrek aan werk, zich aan laten monsteren als tweede of derde officier. Andere gaan op de visvangst naar Terre-Neuve of naar de Noordzee.
Ze sprak een beetje vlug, maar met zachte stem.
-Mijn man heeft geen contract voor de Pacific willen tekenen, waar meer te doen is, omdat hij dan hoogstens maar een keer in de twee jaar kon thuis komen. Na ons huwelijk hadden Amerikanen onder de naam van een Duitse reder de 'Zeeduivel' bevracht. En juist om te zien of er hier geen andere schepen te koop waren is Olaf in Fécamp terug-
De eerste wereldoorlog. Vert.
gekomen. U begrijpt het nu, misschien, het ging over het smokkelen van alcohol naar de Verenigde Staten. Grote maatschappijen zijn gesticht met Amerikaans kapitaal. Ze zijn gevestigd in Frankrijk, Holland en Duitsland. Voor een van deze maatschappijen werkt mijn man. De 'Zeeduivel' vaart, wat zij noemen de Avenue van de Rhum. Hij heeft dus niets met Duitsland te doen.
-Is hij nu op zee? vroeg Maigret, zonder zijn blik van het mooie gezichtje af te wenden, dat iets openhartigs, soms iets ontroerends had.
-Ik geloof het niet. U kunt begrijpen, dat die reizen niet zo regelmatig zijn als die van mailschepen. Maar ik probeer altijd zo ongeveer de positie van de 'Zeeduivel' te berekenen. Op het ogenblik moet hij in Bremen zijn of er bijna aankomen.
-Bent u al eens in Noorwegen geweest?
-Nooit. Ik heb eigenlijk Normandië nooit verlaten. Ik ben maar twee of drie keer even in Parijs geweest.
-Met uw man?
-Ja, voor onze huwelijksreis bijvoorbeeld.
-Hij is blond, nietwaar?
-Ja, waarom vraagt u dat?
-Heeft hij een klein blond, kort geknipt, snorretje?
-Ja. Ik kan u zijn portret wel laten zien.
Ze deed een deur open en ging weg. Maigret hoorde haar rondlopen in de aangrenzende kamer. Ze bleef langer weg dan nodig scheen. En in de villa hoorde men het geluid van open- en dichtslaande deuren, van moeilijk verklaarbaar heen en weer geloop. Eindelijk kwam ze een beetje verward en aarzelend terug.
-Neem me niet kwalijk, zei ze. Ik kan het portret niet vinden. Met kleine kinderen is een huishouden nooit op orde.
-Nog één vraag. Aan hoeveel mensen hebt u dit portret van uzelf gegeven?
Hij liet haar de foto zien, die de fotograaf hem gegeven had. Mevrouw Swaan werd vuurrood en stamelde:
-Ik begrijp het niet.
-Ongetwijfeld heeft uw man zon exemplaar.
-Ja; we waren verloofd toen...
-Bezit geen enkele andere man deze foto?
Ze stond op het punt te gaan huilen. Haar trillende lippen verrieden haar verwarring.
-Geen enkele.
-Ik dank u, mevrouw.
Toen hij naar buiten ging sloop een klein meisje de kamer binnen. Maigret hoefde haar trekken niet te ontleden. Ze was het evenbeeld van Pietr de Let!
-Olga! bromde haar moeder, terwijl ze het kind naar een halfopenstaande deur duwde.
De commissaris stond weer buiten in de regen en de storm.
-Tot ziens, mevrouw.
Hij zag haar nog een ogenblik in de deuropening staan en hij kreeg het gevoel, dat hij deze vrouw, die hij in haar villa overvallen had, geheel van streek achterliet.
Er waren raadselachtige, bijna onmerkbare tekenen van ongerustheid in de ogen van de jonge moeder, die de deur sloot.