1

Zondag 9 juli, 21.40 uur

Luke Haggerty wrong zichzelf het kleine toilet binnen en trok de deur achter zich dicht.

Dat heet geen toilet, verbeterde hij zichzelf. Dat heet de hijs. Luke wist dat hij de komende maand tot deze boot veroordeeld zou zijn. Wat hij niet wist, was dat hij er in die tijd onvoorstelbaar veel woorden bij zou leren. Je had hier geen muren, maar scheidingswanden. Je sliep niet in bedden, maar in kooien. De keuken was een kombuis, een kamer was een hut. Maakte het wat uit?

Plotseling hoorde hij gebons op de deur – of heette dat ook geen deur meer?

“Wat ben je daarbinnen aan het doen?” gromde Radford, de eerste stuurman van de Phoenix. “Zit je soms een opera te schrijven? Kom eraf, Theo!”

Luke greep naar zijn broekriem en stootte met zijn elleboog tegen het fonteintje. Dit toilet – deze hijs – was niet groter dan een schoenendoos! “Au!”

Weer werd er gebonsd. “Alles in orde, Theo?”

“Ik heet Luke.”

Terwijl hij het zei, wist hij dat het verspilde moeite was. De hele weg van het vliegveld van Guam naar de jachthaven, had Radford op de claxon gehangen en gescholden tegen Theo de vrachtwagenchauffeur, Theo de smeris, Theo de voetganger, Theo de fietser en zelfs Theo de priester.

Door zichzelf in de hoek te drukken en met zijn linkerheup tegen het fonteintje te steunen, lukte het Luke om zijn broek dicht te krijgen. Hij aarzelde. De stortbak was een soort pomp. De gebruiksaanwijzing stond op een geplastificeerde kaart gekrabbeld die op de muur – scheidingswand – geplakt was: DEKSEL OPENEN, DRIE KEER POMPEN, DEKSEL SLUITEN, DRIE KEER POMPEN, BUKKEN.

Bukken? Waarom bukken?

Béng! Op weg naar buiten stootte hij zijn hoofd tegen de lage deurpost.

“Kijk uit voor je hoofd,” gromde de stuurman toen het al te laat was. “Heb je het deksel wel dichtgedaan?”

Luke knikte. “Waarom is dat zo belangrijk?”

“De hijs spoelt met zeewater. Het laatste wat je op een boot wilt doen, is de zee aan boord halen. Dat betekent een enkeltje naar de bodem.”

Luke voelde zich misselijk. Sinds hij geweten had dat hij hierheen zou gaan, had hij massa’s benauwde dromen gehad over allerlei manieren om op zee aan je einde te komen – orkanen, vloedgolven, gigantische haaien en aanvaringen met supertankers, om er maar een paar te noemen. Nu moest hij toiletten ook nog toevoegen aan zijn lijstje met dingen om zich zorgen over te maken.

“Oké,” zuchtte hij. “Waar is mijn hut?”

Radford barstte in schaterlachen uit. “Daar sta je middenin, Theo.”

“Maar dit is toch alleen maar de… eh…” Zijn stem stierf weg. Hij had willen zeggen: “De gang naar het toilet.” Maar in het zwakke licht kon hij vier smalle stapelbedden onderscheiden – of waren het stapelkooien? – twee aan elke kant, en twee mini-ladekastjes; allemaal pal tegen de hijs aan gebouwd.

“Dit is jouw onderkomen.”

“Onderkomen?” herhaalde Luke. “Moet dit een kamer voorstellen?”

“Dit is geen luxe cruiseschip.” Radford haalde zijn schouders op. “Theo, dit is Theo. Lichten uit om 22.00 uur.” Hij hees zichzelf de kajuitstrap op, die uitkwam op het dek.

Luke liet zijn ogen ronddwalen. Een hoofd met blond stekelhaar stak uit een van de bovenste bedden. “Hoe laat is het?” Boven een stel ronde wangen vol sproeten tuurde een paar slaperige ogen omlaag.

“21.45,” antwoordde Luke. “Dus nog een kwartier tot 22.00 uur.”

De jongen kreunde en gaapte tegelijkertijd. “Mijn hele systeem is ontregeld. Ik heb tweeëntwintig uur in het vliegtuig gezeten om hier te komen.”

“Vertel mij wat,” zei Luke. Ondertussen begon hij een smalle la te vullen met de inhoud van zijn plunjezak. “Waarom Guam?”

“Het is de bedoeling dat wij hier helemaal alleen zijn met de oceaan,” antwoordde de andere jongen. “Geen havens, niets. Volgens de brochure zullen we de hele maand niet eens een andere boot tegenkomen.”

Hij zei het alsof het een doodvonnis was.

Luke duwde met zijn heup de overvolle la dicht. “Niemand heeft mij een brochure laten zien.”

“Echt niet? Hoe ben je hier dan terechtgekomen?”

Voor de zoveelste keer speelde de vreselijke film zich af in Lukes hoofd. De slag van de rechtershamer, dat ene woord: schuldig, de tranen van zijn moeder. En later, in het kantoor van de rechter: “Ik stuur een dertienjarige niet graag naar jeugdgevangenis Williston, zeker niet als het zijn eerste overtreding is. Er is nog één andere mogelijkheid. Een programma dat DNW heet – De Nieuwe Weg…”

Luke lachte even vreemd naar zijn kamergenoot. “Ik ben een veroordeelde misdadiger.” Hij stak zijn hand uit. “Luke Haggerty.”

“Wauw!” De ogen van de jongen werden groter. “Ik ben alleen maar hier omdat ik altijd ruzie maak met mijn zus. Ik heet Will,” voegde hij daaraan toe. Hij schudde Lukes hand. “Will Greenfield.”

“Ruzie met je zus?” Luke trok een wenkbrauw op. “Dus je ouders moesten zorgen dat er een oceaan tussen jullie lag?”

“Niet! Ze zit in de meisjeshut hiernaast. Je hebt meteen een hekel aan haar, let op mijn woorden. Ik had enig kind moeten zijn.”

Luke lachte kort. “Ik ben enig kind. Het helpt niet. Als je geen broers en zussen hebt, gaan je ouders jou extra op je nek zitten.”

De lichten knipperden één keer en gingen vervolgens uit. Met uitzondering van het zwakke schijnsel vanuit de patrijspoort, was de hut in volledige duisternis gehuld.

“Nou, ik geloof dat ik besloten heb om te gaan slapen,” zei Luke sarcastisch. Hij ging zitten op het benedenbed – de benedenkooi! – aan de andere kant van de kamer. Hij krulde zich ongemakkelijk op in het koelste hoekje dat hij kon vinden.

Een paar minuten lang hoorde je alleen het kraken van de ankertouwen en het zachte kabbelen van het water tegen de romp van het schip. Toen…

“Wat voor misdaad heb je gepleegd?” vroeg Will.

Luke lachte vreugdeloos. “Geen moord, als je daar soms bang voor was.”

Maar zelfs toen hij dat zei, klonk de stem van de openbare aanklager in zijn oren: Illegaal bezit van een vuurwapen.

“Zeg het nou,” drong Will aan. “Ik heb je ook verteld waarom ik hier ben. Wat heb je gedaan? Ingebroken? Iets gemold? Ik weet het al – je hebt iemand in elkaar geslagen?!”

“Dat wordt ongetwijfeld mijn volgende misdaad,” geeuwde Luke, “als ik ooit die knul te pakken krijg die dat pistool in mijn kluisje heeft gelegd.”