DE VERMISTE CAMERA

Een ogenblik aarzelde de figuur en hield de waker nauwlettend in het oog. En toen sloop hij, nog steeds in een wijde zwarte cape gehuld, het vertrek binnen.

Plotseling klonken voetstappen in de gang en een zeeman, die een melodietje neuriede naderde de deuropening. De gedaante maakte zich achter een grote krat onmiddellijk zo klein mogelijk.

Gelukkig voor de indringer was de matroos ergens anders heen op weg en keek hij zelfs niet naar binnen. Een ogenblik later was alles weer stil. De zwarte geest gleed zachtjes naar de stapel dynamiet en staarde enkele ogenblikken naar de ontplofbare stof. Plotseling schoot een gehandschoende hand tussen de plooien van zijn cape vandaan. En toen, bijna even snel als hij was gekomen, verdween de gedaante in het donker buiten het vertrek.

Intussen verlieten de Hardy’s en Chet met meneer Perry het ziekenhuis.

’Ik heb echt medelijden met Chipsley, die arme kerel,’ zei Frank. ’De dokters geven hem niet veel kans dat hij binnen zes tot acht maanden is genezen.’

’Hij mag dankbaar zijn dat hij nog leeft,’ merkte Perry op. ’Zo’n avontuur breng je er meestal niet levend af!’

’Maar als hij beter wordt,’ voegde Joe er aan toe, ’dan is hij rijk. Met die camera kan hij in minder dan geen tijd een fortuin maken.’

’Dankzij het feit dat jullie het ding hebben bediend,’ zei Perry. ’Jullie hebt ons meer geholpen dan — nou ja, zoals John Crux al zei, ik zou niet weten hoe het er met onze firma voor zou staan als jullie er niet waren geweest.’

’Nou, nou, zoveel hebben we niet gedaan,’ zei Frank ernstig. ’Wacht eerst maar eens af tot de schat van de Katawa boven water is en Kuntz in de gevangenis zit. Dan hebben we iets om over op te scheppen.’

De jongens lachten hartelijk, want ze wisten wel dat Frank wel de laatste was om over zijn successen, hoe ook, op te scheppen.

Tenslotte kwamen ze bij de pier en Perry sprong uit de wagen.

’Ik geef nog steeds de voorkeur aan de lichter boven een hotel,’ verklaarde hij toen de jongens wegreden. ’Ik hou er niet van mijn tijd te verslapen als ik met een karweitje bezig ben. Ik hou graag voeling met mijn mensen.’

Toen Frank de deur van hun kamer openduwde slaakte hij een uitroep. ’Zeg nou niet dat er weer een waarschuwing ligt!’ sidderde Chet achter hem.

’Wat is het?’ vroeg Joe en hij keek over de schouder van zijn broer, die naar een groot voorwerp op de grond staarde.

’Dynamiet!’ gilde Frank. ’Een staaf dynamiet! En kijk eens, daar ligt weer een briefje!’

Onder de staaf explosieve stof lag een stuk papier. Het was weer geschreven in het bekende potloodgekrabbel.

’Jullie zullen allemaal binnen achtenveertig uur een afschuwelijke dood sterven!’

Chet slikte een brok van ontzetting weg. Toen barstte Joe los.

’O, nou weet ik ineens waar al die waarschuwingen vandaan komen!’ Zijn broer keek hem vragend aan.

’Het is die waker aan boord, zo zeker als twee maal twee vier is!’

’Hoe kom je daarbij, Joe?’ vroeg Frank. .

’Nou, ik heb al eens woorden met hem gehad. Het is een nare, oude kerel. Hij heet Garret. Hij heeft me neergeslagen toen ik een duikerpak wilde halen, op die dag dat jij en Chipsley in die hut vastzaten. En hij houdt de wacht bij het dynamiet!’

’Tja, dan kan hij het wel zijn,’ gaf zijn broer toe. ’En toch...’

’Het zou me helemaal niet verwonderen als die Garret een vermomde Bock of Simon is,’ opperde Chet.

Joe glimlachte.

’Dat zou een hele vermomming zijn! Garret is een oude man.’

’Het ziet er naar uit dat Joe gelijk heeft,’ zei Frank, ’want ik zie net dit etiket op het uiteinde van de staaf. ’Aan de firma Crux,’ staat erop. Er is geen twijfel aan dat het van de voorraad aan boord is gestolen.’

Die nacht hielden de jongens weer om beurten de wacht. De volgende ochtend haastten zij zich naar de pier om Perry van het gebeurde in kennis te stellen. De duiker was razend toen hij hun verhaal hoorde.

’Dat kost die kerel zijn baantje!’ brieste hij. ’Waarom hebben we hem anders als waker aangesteld.’

’Het kan natuurlijk best zijn dat hij het niet zelf heeft gedaan,’ zei Joe.

’Of hij het zelf heeft gedaan of niet maakt geen verschil,’ antwoordde de duiker. ’Of hij heeft het zelf gedaan òf hij heeft het een ander laten doen. En het ziet er naar uit dat hij de schuldige is. Voorzover wij weten, kan hij best in dienst van Kuntz zijn!’

De waker werd onmiddellijk ontslagen en een lid van de vaste bemanning werd in zijn plaats aangesteld. Garret was zeer verbitterd toen hij in een vlet naar land roeide.

’Daar zal iemand voor boeten!’ dreigde hij, terwijl hij zijn vuisten in de richting van de lichter schudde.

Tijdens het werk vergaten de jongens de kwaadaardige kerel. Er was heel wat te doen, zelfs ondanks het feit dat de hele staf duikers van Perry beslag had gelegd op de beschikbare duikerpakken en de jongens dus de hele dag aan boord moesten blijven.

John Crux liet de Hardy’s even nadat zij waren aangekomen bij zich komen en nam hen in vertrouwen wat betreft de uitgewerkte plannen om de schat aan de oppervlakte te brengen. De bespreking duurde de hele ochtend en Perry kwam er af en toe ook bij.

Het deed de Hardy’s bijzonder veel genoegen dat de ouderen een aantal suggesties over de manier waarop de waardevolle lading van de Katawa zou moeten worden geborgen aannamen.

Gedurende de middag zaten ze in de radiokamer en spraken met Perry en de andere duikers die op het gezonken schip aan het werk waren. De dag ging zonder incidenten voorbij en toen het donker werd gingen de jongens op weg naar het hotel. Chet had verteld dat hij nog wat in de radiokamer wilde blijven.

’Laten we maar eens flink slapen vannacht, Frank,’ stelde de jongste Hardy na het avondmaal voor.

Net toen zij op het punt stonden zich uit te gaan kleden, werd er stevig op de deur geklopt. Frank ging kijken wie het was en een oude man drong ruw de kamer binnen.

’Zijn jullie de Hardy’s? Aha!’

Hij bleef hen met bloeddoorlopen ogen aanstaren en wankelde onvast op zijn benen.

’Wie ben je en wat wil je hier?’ vroeg Frank.

’Hij is dronken,’ zei Joe. ’Wat zoek je hier, Garret?’

De man keek woedend naar de jongste Hardy en hij vertrok grauwend zijn mond.

’Ik ben dronken, hè? Nou, dat zullen we dan eens zien!’

Voor de jongens een beweging konden maken, haalde de waker bliksemsnel een ploertendoder uit zijn zak en gooide het wapen naar Joe’s gezicht.

’Dat zal je leren mensen uit hun baantje te laten gooien, schoelje!’ gilde hij toen de jongen wegdook. Het projectiel suisde over zijn hoofd en kwam met een klap tegen Chipsley’s camera die op de tafel lag.

Frank sprong op de oude man toe en greep hem bij zijn armen. Garret, door de alcohol twee maal zo sterk geworden, worstelde wild en siste allerlei bedreigingen tegen de jongens.

Joe, die even was blijven staan om de camera te bekijken, sprong zijn broer te hulp. Op dat moment vloog de deur open en de directeur van het hotel stapte naar binnen, vergezeld van de hoteldetective.

’Wat is dat voor herrie hier?’ wilde laatstgenoemde weten.

’Er is net een dronken vent in onze kamer gekomen,’ hijgde Joe, die opzij stapte toen Frank de man in een jioe-jitsoe-greep pakte, zodat hij zich niet meer kon bewegen. Dit verhinderde hem echter niet om uit alle macht te schreeuwen, waarop Joe hem een zakdoek in zijn mond stopte.

’Dat is genoeg, jongens, ik neem hem wel van jullie over,’ zei de detective, een stevige knaap. ’O, het is Garret! Ja, die ken ik wel. Die is vrij gevaarlijk als hij dronken is. Ik zal hem voor vannacht maar opsluiten.’

Hij probeerde de armen van de man op zijn rug te draaien, maar merkte al gauw dat hij de kerel niet de baas kon. Slechts met de hulp van de jongens kon hij de indringer aan handen en voeten binden.

’Zo, Garret, jij en ik gaan eens een klein tochtje naar de nor maken!’

De waker staarde hem woest aan maar was hulpeloos. De detective gooide hem over zijn schouder en marcheerde de kamer uit, met de directeur op veilige afstand achter zich.

’Ik hoop dat de camera nog intact is!’ zei Frank en hij liep vlug naar de tafel en nam het apparaat op.

’Kapot!’ kreunde hij en hij overhandigde de camera aan Joe.

’Goeie help! Wacht eens, de lens is nog goed, Frank. Misschien kunnen we de verbogen onderdelen zelf weer recht krijgen.’

Terwijl de jongens aan het beschadigde apparaat werkten kreeg Frank plotseling een idee.

’Joe, ik verwed er wat onder dat we vannacht nog een indringer krijgen. Waarom stellen we dit ding niet zo af, dat er automatisch opnamen worden gemaakt van degene die binnenkomt?’

’Prachtig, zeg! En dat is gemakkelijk te doen. Hebben we hier ergens wat draad?’

Een half uur later deed Joe trots een paar stappen achteruit en bekeek zijn knutselwerk. De camera stond op een plank verborgen en de lens was op de deur gericht. Van de deurknop naar de ontspanner van de camera liep een dunne draad.

’Nou, laten we het licht maar uitdoen en er het beste van hopen,’ lachte Frank. ’Waarschijnlijk komt onze geheimzinnige bezoeker niet, nu we alles hebben ingesteld. We kunnen ons in ieder geval beter in de kast verbergen.’

De klok wees een uur later. Plotseling greep Joe zijn broer bij de mouw. ’Hoor eens!’ fluisterde hij.

Zij hoorden gedempte voetstappen op het tapijt buiten hun kamer. De stappen kwamen naderbij en hielden toen op. Langzaam draaide de knop van de deur om.

Plotseling volgde er een verblindende lichtflits, gevolgd door een kreet. Frank sprong naar de lichtschakelaar en draaide die om.

In de deuropening stond Chet, trillend en met een wit gezicht. In een opgeheven hand hield hij een grote, rode appel.

Joe barstte in lachen uit.

’Kijk onze geheimzinnige verspieder eens aan, Frank!’ piepte hij.

De dikzak keek het tweetal nijdig aan, maar was al gauw weer in zijn gebruikelijke goede humeur, ofschoon hij hevig was geschrokken. Tegen de tijd dat Joe de foto in de tijdelijke donkere kamer in de kast had ontwikkeld, lachte de dikzak met de anderen mee.

Het was bijna middernacht toen de jongens klaar waren met het opnieuw afstellen van de camera. Ze besloten nog even iets te gaan eten voor zij naar bed gingen.

’Wacht eens, jongens,’ zei Joe. ’Hoe komen we in de kamer terug, zonder dat we een foto van onszelf maken?’

’Dat is in orde, Joe,’ antwoordde zijn broer. ’Ik heb de zaak zo afgesteld dat de deur een eindje open kan, zonder dat het mechanisme in werking treedt. Zelfs Chet zou nog door de opening kunnen als we hem helpen.’

Twintig minuten later kwam het drietal terug.

’Ga jij maar eerst, Frank,’ stelde de jongste Hardy voor.

’Nou moet je opletten, Chet,’ fluisterde hij tegen de dikkerd. ’Ik wed dat hij de deur te ver opendoet en op de foto komt.’

Frank deed de deur gedeeltelijk open en wrong zich naar binnen. ’Misschien is onze bezoeker al geweest,’ zei hij met een vreemd voorgevoel dat hun een verrassing te wachten stond.

Hij knipte het licht aan. De camera was met draad en al verdwenen!