* * *

Op de terugweg naar het hotel staarde Haydon uit het raampje. De rokerige nevel en de vochtige avondlucht spanden samen om de avenidas een spookachtig uiterlijk te geven. Bennett Pittner was alles wat je van een ciA-man mocht verwachten. Hij was minzaam, weinig inspirerend en in een menigte zou hij nagenoeg onopgemerkt blijven. Zelfs zijn manier van doen, die Haydon niet helemaal op het conto van de Amerikaanse whisky schreef, verried een man die de gewoonte had alles wat hem onder ogen kwam in alle rust te beoordelen. Hij vond het niet nodig om even snel te handelen als hij dacht. Kennis, niet handelen, was zijn kracht. Dat leek Taylor Cage uitstekend van zijn voormalige baas te hebben afgekeken. Janet Pittner was emotioneel de tegenpool van haar ex-echtgenoot, en Haydon vermoedde dat ze om die reden vaak werd onderschat. Hij veronderstelde ook dat zij het soort mensen waren die niet met, maar evenmin zonder elkaar konden leven. Haydons komst leek een toch al verhitte discussie over wat er gedaan moest worden om Lena op te sporen te hebben verstoord. En afgaande op wat Janet zojuist buiten bij de poort tegen Haydon had gezegd, scheen Pittner haar allerminst te hebben overtuigd. Het was kenmerkend voor hun verhouding.

De taxi reed de oprijlaan van het Residencial Reforma Hotel op en bleef met een ruk stilstaan. Zoals van tevoren was gezegd, had het personeel de hekken gesloten. Haydon betaalde de taxichauffeur, die meteen wegreed, en drukte op de knop op de pilaar. Hij noemde zijn naam, gaf zijn kamernummer door aan de nachtreceptionist en duwde, zodra hij de klik hoorde, het hek open.

Toen hij het hek achter zich sloot en over de oprijlaan naar de hoofdingang liep, lichtten de onmachtige sterveling en de hem koes-terende engel bleek op in de fontein van rode magnolia's. Het oude huis lag in duisternis gehuld. Hij nam zijn sleutel aan van de nachtreceptionist, een jonge man die een of ander studieboek zat te lezen, en liep de kleine foyer in. Voor de televisie zaten een paar Amerikanen onderuit, alsof ze thuis in Dayton, Ohio, waren. De heldere lichtflitsen van apocalyptische explosies in de Arnold Schwarzenegger-film beschenen hun verveelde, bleke gezichten als dodenmaskers. Aan de andere kant van een lage muur bevond zich de bijna duistere eetzaal, en vanuit het bovenlicht boven de mezzanino bescheen een zacht groenachtig licht de langwerpige zaal. Toen Haydon langzaam de trap opliep, voelde hij hoe moe hij eigenlijk was. Het gedempte geluid van explosies en het geratel van machinegeweren stierven achter hem weg, toen hij de wenteltrap opliep naar de eerste verdieping. Boven aan de trap bleef hij een ogenblik stilstaan, om nog eenmaal zijn blik op de eetzaal te richten. Lange stroken klimop hingen vanaf de balustrade omlaag, de ruimte zelf begrensd door marmeren zuilen die de mezzanine waar hij stond schraagden en die ruimte scheidde van de omringende hal. El Reformador wist hoe je een huis in stijl moest bouwen. Hij ging naar zijn kamer, kleedde zich uit, hing zijn kleren in de grote kast en waste zijn gezicht. Nadat hij zijn pyjamabroek had aangetrokken, pakte hij de dossiermap met contactpersonen in Guatemala, stapte in bed en begon de papieren door te nemen. De eerste man die hij zou benaderen was Efran Borrayo, een agent bij een afdeling van de veiligheidsdienst die bekendstond als het Departement voor Technische Recherche, het DIC, een onderdeel van de federale politie dat banden scheen te onderhouden met de doodseskaders. Haydon kende de reputatie van die divisie, maar Borrayo had hem ontzettend goed geholpen, toen hij en een Colombiaanse rechercheur een man moesten arresteren, die ze tot tweemaal toe door heel Midden-Amerika hadden nagejaagd. Als hij beschikbaar was, zou Haydon graag zijn hulp opnieuw inroepen. Hij omcirkelde Borrayo's naam, legde de map op het bureau naast zijn bed en deed het licht uit.

Hij lag uitgeput in bed. Het enige licht in de kamer was een zwakke blauwe gloed, die door de kleine roze ramen boven zijn hoofd, die uitzicht boden op het voorplein en de Avenida La Reforma, naar binnen viel. Hij had de lange gordijnen opengetrokken en over de metalen beugels gehangen die het raam openhielden om zoveel mogelijk lucht binnen te laten. Elk geluidje werd door de ijle lucht meegedragen, af en toe een taxi op de boulevard, vuurwerk dat uiteenspatte als geweersalvo's - Guatemalteken waren gek op vuurwerk en het minste excuus voor een feestje was voor hen voldoende om het af te steken, een goede bui was al genoeg - iemand die zijn lon-gen uit zijn lijf schreeuwde vanuit een passerende auto op de verlaten boulevard. Krekels. Hij viel in slaap en werd weer wakker, zonder te weten of de ochtend al was aangebroken of dat er slechts enkele ogenblikken waren verstreken. Krekels. Hij weerstond de verleiding om zijn arm omhoog te houden en in het bleke licht op zijn horloge te kijken. Hij probeerde niet te denken aan Fosslers met bloed besmeurde kamertje, of aan Lena Muller, of zelfs aan Taylor Cage. Taylor Cage, zwetend. Taylor Cage, herinneringen ophalend aan Lena. Taylor Cage, bleek als het waterige licht. Hij schoot met een ruk overeind en hapte als een vis naar adem. Zijn lichaam, blootgesteld aan de koele lucht, droop van het zweet. Hij keek naar Cage die, groen als een Amerikaanse boeddha, aan het voeteneind van zijn bed stond.

'Kalm... nou maar,' zei Cage op zachte en bedaarde toon. 'Alles is in orde. Ik ben 't maar, oké?'

Haydon slaagde erin te knikken.

'Sta op en trek wat aan,' beval Cage, wiens geduld begon op te raken. 'We moeten ervandoor.'

Haydon wierp de dekens van zich af. 'Hoe laat is het?' Hij wist niet waarom dat er iets tt>e deed.

'Bijna twee uur.'

Cage ging op de divan voor de toilettafel tegenover Haydons bed zitten, terwijl Haydon door de grote kamer naar zijn klerenkast liep, zijn broek van de hanger pakte en onmiddellijk moest denken aan het gehavende overhemd in Fosslers kast.

'Wat is er aan de hand?'

Cage zat ontspannen op de divan en keek Haydon ongeïnteresseerd aan.

'Tijd om wat terug te doen.'

Haydon ging op een stoel zitten en trok zijn sokken aan.

'Onder het eten vroeg jij me wat ik terugverlangde voor alle hulp die ik je geef,' zei Cage, op een toon alsof hij hem had overspoeld met gegevens en de zaak al voor hem had opgelost. 'Nu krijg je de kans om wat terug te doen.'

'En wat mag dat zijn?'

'Dat valt best mee,' zei Cage.

'Prima.' Oké. Haydon mocht niet verwachten dat hij veel zou loslaten in een hotelkamer. Toen Haydon zich had aangekleed, liepen ze via de mezzanino de wenteltrap af naar de foyer, waar de televisie eindelijk de mond was gesnoerd. Achter de balie zat de jonge receptionist, gelukkig met zijn rug naar hen toe, toen ze naar buiten liepen, waar een kleine Ford-bestelbus met verduisterde ramen en draaiende motor op hen stond te wachten.

'Stap in,' zei Cage, en hij liep naar de andere kant van de auto om achter het stuur plaats te nemen.

Toen Haydon het portier opende zag hij tot zijn verbazing dat er een jong Indiaans meisje op de achterbank zat. Even keek hij in het vertrouwde gezicht van honderden jaren Maya-geschiedenis. Ze kon niet ouder dan achttien zijn. Ze zei geen woord en Haydon evenmin, toen hij naast Cage plaatsnam, die juist het portier had gesloten en gas gaf. Even later reden ze in noordelijke richting over de Reforma. Ze snelden over de verlaten boulevard, onder de wervelende cipressen, waarbij de koplampen zich in de waas van smog en nevel boorden. Vlak voordat ze het monument op de Plazuela Reina Barrios bereikten, sloeg Cage linksaf in westelijke richting, langs het langgerekte Parque Centro America en een halve kilometer daarna over de spoorbaan, de westelijke wijk van Zona 8 in, een buurt met nauwe straatjes en vervallen gebouwen en dolende zielei. Hij reed steeds duisterdere en onguurdere straatjes in, tot het busje bijna stapvoets moest gaan rijden, vanwege de bobbels en gaten in het wegdek. Haydon wist dat het geluid van de auto onheilspellend klonk voor de mensen die achter de muren van die verlaten stegen woonden. Velen van hen zouden wakker worden en met wijdopen ogen luisteren, hun adem inhoudend terwijl het busje voorbijreed. Cage reed een smal straatje in, waar geen straatlantaarns stonden, en schakelde terug toen het steegje omhoog begon te lopen. Zijn koplampen schoten op en neer over de ruwe bestrating en beschenen de krulstaart van een straathond, die net voor hen over de top van de straat verdween.

Boven aangekomen zette Cage de auto stil langs de kant van de weg, en het meisje stond op, schoof de zijdeur van het busje open en stapte uit. Het was een onverharde weg en Haydon rook zelfs het stof, vermengd met de stank van de vuilnisbelten. Het meisje liep over de stoep naar een deur iets verderop en klopte zachtjes aan. Het viel Haydon op dat ze moderne kleren droeg, geen Indiaanse, en dat ze haar goed stonden. De gepleisterde gebouwtjes waarnaast zij geparkeerd stonden waren vervallen en afgebladderd, de verf die er ooit op was gesmeerd was verschoten en nog maar vaag zichtbaar. Cage stak een sigaret op. Het vlammetje van zijn rode plastic Bic-aansteker was fosforachtig wit, en toen weer verdwenen. Haydon hoorde het meisje praten, een aangename stem in het duister. Hij haalde zich haar gezicht voor de geest. Toen kwam ze terug, de trap af, door de schuifdeur naar binnen en ze reden alweer. Cage bleef kriskras door de nauwe straatjes rijden, maar nu in een andere richting. Elke straat leek sprekend op de vorige, een bewijs van de monotonie van de armoede. Ze stopten opnieuw, en opnieuw stapte het meisje uit, fluisterde het een en ander in een deuropening, kwam terug en ze reden weer verder. Toen reden ze een andere buurt in en Haydon herkende enkele plekken en wist toen waar ze zich bevonden. Ze waren op avenida 43, in Zona 3, een van de oudere, bredere straten van de stad, die waren aangelegd onder het bewind van El Reformador, die grotere plannen had met de stad dan er uiteindelijk waren gerealiseerd. De gebouwen langs de weg waren geen grootse woonsteden in neo-classicistische stijl, zoals El Reformador zich wellicht had voorgesteld, zoals de grootse buitenhuizen rond de begraafplaatsen van Mexico City. Rufino Barrios' dromen bleken niet meer dan dromen. In plaats daarvan waren de gebouwen langs deze schuin zuidwaarts lopende weg naar het Cementerio General, de oudste begraafplaats van de stad, afstotelijke lage blokken gepleisterd cement, met elektrische draden over de weg gespannen, die als uitgerafelde zwarte spinnewebben afstaken tegen de rokerige, nachtelijke hemel.

Toen rees, links van hen, de lichtblauw gepleisterde muur van de begraafplaats zes meter hoog op. De muur was bijna een kilometer lang en daarachter, een necropolis, een waarlijke stad van de doden, met beboste lanen en straten en stegen en paden, nederige hoyas, pretentieuze crypten en pompeuze mausoleums. De stad van de doden was beter georganiseerd, schoner, mooier en gastvrijer voor haar bewoners dan de stad der levenden. En iedereen was genadig bevrijd van de voortdurende angst te worden wat zij al waren. Haydon was zich niet bewust van de politiewagen die hen volgde, totdat Cage vloekte en naar de zijkant van de weg reed, en het rode zwaailicht de voorruit en Cages hoofd bescheen. Cage reed de eerste de beste zijstraat in en parkeerde voor de gesloten luiken van een marmoleria, waarvan het uithangbord de vorm van een grafsteen had. De politiewagen volgde hen, reed hen langzaam voorbij en keerde toen. Even verderop in de straat bleef hij in tegenovergestelde richting stilstaan. De portieren van de politiewagen gingen open en er stapten drie mannen uit. De man die voorin naast de bestuurder zat was in burger.

'DIC,' zei Cage. De man in burger en een van de agenten bleven bij de auto en leunden op de bumper, terwijl de andere agent op hen toe kwam lopen.

'Lita,' beet Cage haar toe. 'jVen aqua... tu camisa! Haydon, neem haar op schoot, met haar gezicht deze kant op.' Het meisje kwam bij hen voorin zitten, kroop bij Haydon op schoot en maakte koortsachtig de knoopjes van haar blouse los, terwijl Cage zijn verduisterde raampje half opendraaide, het portier van het busje opende en uitstapte. Het meisje rukte haar blouse open; ze droeg geen beha. Cage liep de agent tegemoet en bereikte hem, voordat hij al te dicht bij het busje kon komen, midden op straat, juist toen het licht van de zaklantaarn van de agent op schouderhoogte was. Cage stond in zijn licht. De agent bleef stilstaan.

'Muevese,' zei hij, zijn hoofd enigszins schuin houdend en de lichtstraal uit zijn zaklantaarn gebruikend om Cage te gebaren opzij te gaan. 'Qué pasa?'

Het meisje sloeg haar linkerarm om Haydons nek. Hij kon de enigszins kruidige geur van haar ongeparfumeerde huid ruiken en hij voelde hoe ze hijgde van inspanning. Toen Cage opzij ging, bescheen de zaklantaarn Haydons gezicht van opzij en het lachende gezicht van het meisje met de ontblote borsten, net toen ze die met haar vrije arm wilde bedekken.

Cage lachte nerveus en de agent vloekte en grinnikte. Midden op straat wisselden zij enkele woorden. Haydon hoorde hoe Cage op gedempte toon de agent uitlegde dat 'mijn baas' al heel lang een oogje had op 'dat lekkere jonge ding'. Dus had Cage dat voor hem geregeld, begrijpt u, zo verdient iedereen er wat aan. Haydon deed zijn uiterste best om het gesprek te volgen. De borsten van het meisje bevonden zich nog steeds op enkele centimeters van zijn gezicht, en haar lichaam drukte hijgend tegen het zijne. Het was een wilde combinatie van angst en erotiek.

'Twee mans uit auto niet komen,' fluisterde ze met een zwaar accent in Haydons oor. Zijn gezicht was zo dicht bij het hare dat hij haar adem tegen zijn lippen voelde, en hij keek diep in de donkere amandelvormige Maya-ogen, toen zij zijn aandacht vestigde op de woordenwisseling op straat. 'La mordida,' fluisterde ze toen, doelend op de onvermijdelijke steekpenningen die Cage aanbood en die werden verwacht en aangenomen. Dicht genoeg bij haar ogen om het vocht erin te zien, raakte Haydon onder de indruk van de koelbloedigheid waarmee ze het spel speelde. Hoewel hij haar gejaagde ademhaling voelde, wist hij dat dat alleen van de plotselinge inspanning was, niet van angst. Het gezicht van het meisje was even sereen als dat van een houten altaarengel, hoewel ze in het licht van de zaklantaarn van de agent opeens wellustig had gelachen als een prostituee. Nu was haar gezicht weer vastberaden, onverstoorbaar. Zij was een van die mensen, van die uiterst zeldzame personen, die een dodelijke kalmte over zich kregen in noodsituaties. Cages stem klonk .innemend en de agent siste en lachte opnieuw, in macho bewondering voor wat de man in het busje te wachten stond. Ze waren bijna uitgepraat. Het meisje trok pijlsnel Haydons vrije hand op haar borst en bijna op hetzelfde ogenblik kon de omgekochte agent de verleiding niet weerstaan nog even zijn licht te laten schijnen op de twee mensen in het busje. Hij betrapte het meisje dat lachend haar hoofd afwendde van de scherpe lichtstraal, en Haydons hand in gespeeld protest wegduwde en 'per ongeluk' de politieman nog een blik gunde op haar blote borsten. Een minuut later was het voorbij. Cage liep terug naar het busje, stapte in en draaide zijn raampje dicht, terwijl het meisje opstond van Haydons schoot en weer achterin ging zitten.

'Godallemachtig,' zei Cage. Van achter het verduisterde glas keken ze hoe de politiewagen naar het kruispunt reed, avenida 4a opdraaide en uit het gezicht verdween. 'Dat bevalt me nou helemaal niks.' Hij was kwaad. Hij stak een sigaret op en nam nadenkend een paar trekjes. Het meisje achter hem knoopte haar blouse dicht en stopte die in haar rok, met haar hoofd gebogen, zodat haar zwarte haar voor haar gezicht hing.

'"Het DIC wil jou spreken," zei die klootzak.' Cage nam een flinke trek van zijn sigaret. 'Het DIC. Shit. Die micos, hoe groter de hond die ze bij zich hebben, hoe meer ze je laten betalen om niet door hem te worden gebeten. Het bevalt me maar niks. Het is een tijd geleden dat ik voor het laatst werd aangehouden. Dit hele zaakje stinkt. Ik wou dat ik die vent in burger eens goed had kunnen bekijken. Lita' - Cage hief zijn hoofd op en keek in het achteruitkijkspiegeltje naar het meisje - 'heb jij die vent gezien?' Ze trok haar blouse recht, haar gezicht was nog steeds van hen afgewend. Ze schudde alleen haar hoofd. 'Nou, mij bevalt 't maar niks,' zei Cage nogmaals. Toen startte hij de motor en keerde. 

* * *

Ze waren terug op avenida 43. Ze naderden de grote neo-classicistische ingang van het Cementerio General, die donker, massief, verlaten in de nacht opdoemde, en reden er voorbij. Aan het eind van de lange, kobaltblauwe wand, aan de noordkant van de begraafplaats, was de muur nog maar drie meter hoog en was de kleur veranderd in met een laag vuil bedekt grijs. Ze stopten op een kalkstrip voor een andere poort. Ze waren aangekomen bij het Morgue Organisme Judicial. Toen hij door de smerige voorruit van het busje keek zag Haydon boven de poort, aan een gebogen buisje een kaal peertje met een gedeukt kapje hangen. Het lampje wierp een zachte gloed op de kalkstrip. Net binnen het hek viel een even geelachtige gloed door het kleine raam en de open deur van het poort-huis. Alles in Guatemala was slecht verlicht, de lampjes waren te zwak, de stroomtoevoer was gebrekkig en overal hing die nevel. Cage trok de handrem aan, liet de motor stationair draaien en stapte uit. Hij liep om het busje heen naar het licht achter het hek, en riep iets door de tralies. In het gebouwtje werd een bewegende schaduw zichtbaar, en een tengere man met een kromme rug, die pompend met zijn armen zwaaide, liep naar het hek toe om te horen wat Cage te zeggen had. De oude man knikte heftig, trok de grendel van het hek los en opende het, terwijl Cage terugliep naar het bestelbusje.

'Jezus, ik heb nog nooit mensen gezien die zo dol op formaliteiten waren,' was alles wat Cage zei. Toen ze naar binnen reden hoorde Cage een predikant van de evangelische El Verbo kerk op de radio in het benauwde huisje tekeergaan.

Het grote, rechthoekige, omheinde kerkhof was verlaten op één auto na, die geparkeerd stond onder een eucalyptusboom op het middenpad dat naar de andere kant van het terrein voerde, waar een huis van twee verdiepingen en een stuk of vijf, zes kamers in een hoek van de begraafplaats tegen de hoge muren stond. Van architectuur was nauwelijks sprake. Het huis leek in de jaren vijftig te zijn gebouwd. Links op de begane grond bevond zich een open ruimte die als, nu schaars verlichte, foyer dienstdeed en naar rechts liep een witte muur met een serie raampjes juist boven ooghoogte, helemaal tot aan het eind. Op de eerste verdieping was een rij aanzienlijk grotere ramen, waar de kantoorruimtes zich bevonden. Daarop rustte een plat dak. Dat was alles.

'Ben je hier al eens eerder geweest?' vroeg Cage.

'Drie jaar geleden.'

'Daar is een nieuw lijkenhuis in aanbouw,' zei Cage en met een rukje van zijn hoofd gebaarde hij naar links. Nog zo'n laag gebouw, hetzelfde ontwerp. Maar het nog niet voltooide gebouw was donker, met uitzondering van een verlaten hal en twee ramen boven, die een fluorescerende gloed verspreidden die snel vervaagde in de donkere nacht.

'Het nieuwe lijkenhuis krijgt een vriesinstallatie,' zei Cage, terwijl hij de auto voor de ingang van het oude lijkenhuis stilzette. 'Ze lopen achter op het bouwschema. Maar ze hebben geprobeerd in ieder geval de vrieskasten af te maken, zodat ze de lijken langer goed kunnen houden.' Hij schakelde de motor uit en leunde voorover op het stuur. 'Vorige maand dachten ze dat ze klaar waren en hebben er een stuk of zes lijken ingestopt. Ze waren verdomme zo apetrots op die vrieskasten dat ze de lijkschouwingen uitstelden -je weet wel, om te demonstreren dat er geen reden tot haast was. Zo'n houding van "O, die doen we over een paar dagen wel. In die vrieskasten van ons blijven ze jaren goed. Geen probleem. Eerst maar een sigaretje. Eerst maar een cafecito." Enkele dagen later gingen ze er eindelijk eens heen om de achterstallige lijken te onderzoeken. Maar, god konijne, dat was een verrassing. Ze merkten dat er een lek in de koelstoftank zat en daardoor was de vriesinstallatie uitgegaan. Al die lijken waren zo heet geworden in de metalen ladenkasten dat ze waren opgezwollen en uit elkaar gebarsten. Wat een troep.' Cage trok de handrem aan. 'Kom mee.'

Haydon herinnerde zich het lijkenhuis nog tot in de kleinste details. Het was geen plek die je gauw vergeet. Evenals zoveel gebouwen in Midden-Amerika was het uiteraard opgetrokken uit steenblokken en vervolgens gepleisterd. Hoewel het wettelijk was toegestaan lijken, in afwachting van identificatie, verscheidene weken te laten liggen, maakte het ontbreken van koelcellen het in de praktijk noodzakelijk onmiddellijk sectie te verrichten en ze binnen vierentwintig uur te begraven. Natuurlijk ging er wel eens wat mis en bleven de lijken in de bewaarkamers liggen tot ze begonnen te stinken. In feite gebeurde dat zo vaak dat er een permanente geur van dood en verderf in die ruimte hing. In het regenseizoen rook het er zo sterk naar schimmel en dood dat je het gebouw al van een afstand rook. Ze stapten alle drie uit en het Indiaanse meisje, dat Cage nog steeds niet had voorgesteld, volgde de mannen het lijkenhuis in. Er had maar één bewaker dienst en die zat onderuit, met zijn voeten op een van de twee stalen bureaus, een sepiakleurig stripboekje te lezen. Toen Cage de smerige glazen deuren openduwde, sprong de man op en maakte de indruk weg te willen vluchten. Er was inderdaad niets veranderd. Het was er smerig met hier en daar op de muur, een stukje boven de grond, over het hoofd geziene bloedspatten, opgedroogd en roestbruin gekleurd. Hij wilde hier niet zijn, in deze kamers waar de vettige geur van de dood nadrukkelijk was, zelfs bij de snoepjesachtige zoetheid van desinfecterende middelen die ze gebruikten om de smerigheid te verdoezelen en de altijd aanwezige rokerige stank van de vuilstortplaatsen die de Rio La Barranca, net voorbij de lange rijen graven aan de andere kant van de muren, vulde. Uit de ravijnen steeg een zacht ruisende bries op, die door de open ramen naar binnen dreef en, als de onzichtbare hand van een ongeduldige engel, de klapdeuren die toegang gaven tot de opslagkamers, met een eenzaam zacht klappend ritme: flap-flap... flapflap... flap-flap in beweging bracht. Haydon keek naar de deuren, waarachter de lichamen in de zinderende hitte lagen en waar hij, zelfs op dat moment, een glimp van een wasachtige, blote voet ontwaarde. Haydon had maar met een half oor geluisterd naar Cages gesprek met de bewaker, maar toen drong het tot hem door dat Cage in-zage eiste in papieren die bekendstonden als Formulier 16. In feite doelde hij daarmee op het rapport van de onderzoeksrechter, alsmede alle bijbehorende politierapporten die worden opgesteld bij de vondst van een ongeïdentificeerd lijk, dat officieel als 'XX' werd betiteld. Uiteindelijk haalde Cage een stapeltje bankbiljetten te voorschijn en de man keek ernaar met een uitdrukking die op een tanende vastberadenheid duidde en draaide zich om naar de archiefkast. Hij grasduinde in wat dossiers en trok er een map uit. Hij en Cage staken gelijk over en Cage gaf de papieren door aan het Indiaanse meisje.

'Kom op, Haydon,' zei hij, en hij struinde in de richting van de klapdeuren.

Het was een kleine ruimte. Door een gebrekkige planning, of waarschijnlijker, door in 't geheel geen planning, waren er twee kleine opslagkamers in plaats van één grote. De tweede ruimte was uitsluitend bereikbaar via de eerste. Al even onbegrijpelijk was het feit dat de eerste ruimte altijd eerder vol lag met lijken dan de tweede, zodat lijken die er daarna nog bij kwamen moeizaam op brancards door de eerste naar de tweede ruimte moesten worden gemanoeuvreerd. Het was blijkbaar nooit bij iemand opgekomen dat het handiger was eerst de achterste ruimte te vullen. Maar op dat moment lagen er in de eerste ruimte slechts drie lijken, niet in lijkenzakken, maar op brancards, en bedekt met dunne lakens. De luchtdichte lijkenzakken zouden hun ontbinding in de verstikkende hitte alleen maar hebben versneld.

Zes voeten waren zichtbaar. Cage bleef even stilstaan, keek ernaar, liep naar de achterste van de drie brancards, en sloeg het laken terug. Haar gezicht was opgezwollen en misvormd, en haar blonde haar klitte aan elkaar van het bloed en vuil dat uit strootjes en takjes leek te bestaan. Omdat Haydon Lena Muller uitsluitend op foto's had gezien, had hij niet gedacht dat hij haar zou hebben herkend. De lijkschouwing had al plaatsgevonden. De bekende Y-vormige incisie was zichtbaar. De bovenste vertakkingen begonnen vlak onder haar borsten en de onderste liep over haar buik door tot in haar schaamhaar. De insnijding was met grote vaardigheid uitgevoerd en weer keurig dichtgenaaid. Maar er waren ook andere wonden zichtbaar, ruwe wonden, die getuigden van doelbewuste wreedheid en foltering. Haar bovenarmen lagen gekruist op haar borst en haar handen lagen los daarvan, boven op elkaar, op haar onderbuik.

'Oké, Haydon. In Guatemala zijn losse handjes eerder gewoonte dan uitzondering. Laten we haar in een zak stoppen.'

De bewaker stond vlak achter hen met een krakende plastic zak. Ze kregen haar erin door een tweede brancard naast die van haar te zetten, de zak te openen, en haar op te tillen en erin te leggen. Het was geen eenvoudig karwei en het gewicht van haar dode lichaam maakte een inwendige woede in Haydon los die hij lange tijd niet had ervaren en waarvan de heftigheid hem verbaasde, toen die in hem opwelde als een plotseling gevoel van misselijkheid. Ze reden haar brancard de opslagkamer uit en door de klapdeuren naar buiten die, toen ze open werden geduwd, de zachte maalstroom van rokerige lucht de gelegenheid gaven zich te vermengen met de mierzoete lucht van ontsmettingsmiddelen die zo intens was dat Haydon de indruk had dat er een laag zoetstof als roet op zijn gezicht achterbleef. Hij bleef met het Indiaanse meisje bij de brancard wachten tot Cage de bestelbus tot voor de hal had gereden en samen legden ze Lena achter in de bestelbus en sloten de portieren. De bezorgde en bange bewaker was blij toen ze vertrokken. De bestelbus reed naar de uitgang van het terrein en toen de kleine poortwachter de koplampen zag, kwam hij zijn huisje uit, scharrelde naar de poort toe, deed het hek van het slot en duwde het open. Hij zwaaide aarzelend naar Cage toen ze de poort doorreden, als een toonbeeld van discipline dat gewend was aan heimelijkheid. Cage deed er nog steeds het zwijgen toe, toen ze terugreden langs dezelfde weg die ze waren gekomen, langs de hoge muur tot ze de calle 20 kruisten die doodliep op het met Romeinse triomfbogen gegierde poorthuis van het Cementerio General, rechts van hen. Maar Cage sloeg linksaf en pas toen kon je zien dat de begraafplaats gelegen was op een heuvel die uitkeek op het oosten. Langzaam daalde de weg en Guatemala City spreidde zich in een uitgestrekte koperen gloed voor hen uit. Haydon reed zwijgend mee naar de verlichte stad en probeerde zich niet te laten afleiden door de doordringende geur van methanal die zich door de bestelwagen verspreidde. Guatemala heeft er een handje van onvergelijkbare gemoedsaandoeningen op onthutsende wijze samen te voegen. Je dacht aan dingen op een wijze die anders was dan ooit tevoren en soms leefde - en stierf - je op een manier die je je nooit had voorgesteld. Hij vroeg zich af of Lena Muller verbaasd was geweest over de wijze waarop ze haar einde had gevonden. Hij veronderstelde van wel; hij dacht dat de meeste mensen daar verbaasd over zouden zijn. Maar als ze dat niet was geweest, als ze ruimschoots de tijd had gehad om zich te realiseren welk lot haar wachtte, als het in wezen zo langzaam was gegaan dat ze de gruwelijke gelegenheid had gehad haar lot te overdenken, dan vroeg hij zich af of ze het oprecht onder ogen had gezien. Op dat moment wilde hij niets anders dan erachter komen wie had besloten dat Lena Muller moest sterven en dat ze op een dergelijke manier moest sterven.

* * *

Overdag is de straat waar de calle 20 steiler afbuigt naar de Avenida Bolivar, en waar de tunnel een scherpe bocht maakt naar de Calle de Castillo, een rumoer van levendige handel. De stoepen zijn bijna onbegaanbaar, vanwege de kraampjes en stalletjes van kooplieden die handelden in alle mogelijke snuisterijen, levensmiddelen en prullaria - niets zo onbeduidend dat het niet te koop kon worden aangeboden, in de hoop dat de ene behoefte de andere zou vinden, ten voordele van zowel de koper als de verkoper. De straat was ook een warboel van bussen, vrachtwagens, handkarren en wagens en mensen die zich tussen het hels drukke verkeer een weg baanden, met donkere Guatemalteekse gezichten die nog donkerder waren door de lagen dieselroet en vuil van hun werk. Toch duidde die luidruchtige hectische drukte niet op een profijtelijke handelsactiviteit. Het was veeleer een soort wanhopige bedrijvigheid, in het aangezicht van een ineenstortende economie. Artikelen werden verhandeld tegen voortdurend in waarde verminderende quetzals; hard werken vertraagde alleen maar het afglijden naar de onvermijdelijke afgrond. Alles werd in het werk gesteld om de naderende ramp uit te stellen, niet in het kader van de vooruitgang, waar zelfs de grootste optimisten al niet meer in geloofden.

Maar om halfdrie in de ochtend was de calle 20 verlaten. Uitputting en angst hadden daarvoor gezorgd. Bijna onder aan de lange, aflopende straat, en vlak bij de Avenida Bolivar, sloeg Cage plotsklaps rechtsaf een donkere nauwe steeg in, en de gladde plastic zak waar Lena's lijk in zat schoof naar links over de roestige metalen vloer van de bestelbus. Twee, drie portieken verder minderde Cage drastisch vaart en reed een overdekte oprijlaan in, met daarboven een zwart bord, waarop in gouden letters stond: CAPILLA DE SANTA CLARA, en onder die woorden stond een gouden beeltenis van een monnik in een pij, met gebogen hoofd. De oprijlaan naar de binnenplaats van het lijkenhuis liep enigszins omhoog, zodat Cage extra gas moest geven waardoor Lena's lijk, ditmaal naar de achterkant van de bestelbus gleed. Ze kwamen uit op een met klinkers bestrate vierkante binnenplaats, die aan alle kanten werd omringd door stenen muren en gepleisterde gebouwen.

Cage reed het pleintje op, schakelde de motor uit en trok de handrem aan.

'Een ogenblik,' zei hij, voor Haydon de kans had uit te stappen. Tijdens die korte rit hadden ze hun raampjes moeten opendraaien, omdat de aanvankelijk vage geur van methanal inmiddels ondraaglijk was geworden. Ze bleven zwijgend zitten, terwijl Cage ergens naar leek te luisteren. Een ogenblik later opende hij zijn portier, stapte de duisternis in, en onmiddellijk klonk er een diep gegrom van de muren rondom hen. Hoewel de honden in het duister verborgen bleven, deed hun aanhoudend gegrom Haydon denken aan het bovenaards gegrauw van de koppen van Cerberus.

'Ze horen aan de ketting te liggen,' zei Cage fluisterend door het raampje. Hij liep van de bestelbus het grijze licht van het plein in en Haydon zag zijn lichtgekleurde guayabera eerst naar de ene en dan naar de andere kant bewegen. Toen hij de honden naderde, begonnen ze allemaal een beetje luider te grommen, maar blaffen deden ze niet en ze kwamen evenmin uit het duister te voorschijn. Hij liep terug naar de bestelbus. 'Kom mee,' zei hij.

Haydon en Lita stapten uit en volgden Cage naar een deur aan de zijkant van het gebouw, recht tegenover de overdekte toegangspoort waardoor ze zojuist waren binnengekomen. De stenen boog van de portiek was omgeven door bougainville en voorzien van een met een hangslot afgesloten gietijzeren hek, dat precies even groot was als de houten deur erachter, en exact paste in de stenen omlijsting. Cage stak zijn hand door de tralies en drukte op een knopje. Bij het horen van de bel in de verte, voelde een van de honden zich genoodzaakt te janken, hetgeen een kettingreactie ontketende bij alle honden in de omliggende tuinen.

In een raampje van het trappenhuis boven hen ging het licht aan en zij wachtten op een volgend teken van leven; het openen van het raampje in de houten deur.

'Quién, es?' Een oog keek hen door de kleine opening aan.

'Macabeo, ik ben 't, Cage.'

'Cage. Ah. Momentilo' Het raampje klapte dicht, en van achter de zware deur klonk het gerinkel van sleutels. En toen ging de deur langzaam open met het krakend geluidseffect van een tweederangs griezelfilm.

'i'Perro! /Ca/latef

Macabeo riep de hond van achter de ijzeren tralies tot de orde, terwijl hij worstelde met het slot. De hond gehoorzaamde onmiddellijk en hield zich verder koest, maar de andere honden in de naaste omgeving trokken zich er niets van aan.

'Doe verdomme die garagedeur open,' zei Cage, die zich ergerde aan Macabeo's gehannes met de sleutels en wegliep van het hek. Onmiddellijk klonk het geruis van een elektromotor achter een aangrenzende muur en in een nis begon een golfplaten garagedeur omhoog te schuiven.

'Ik kan die kleine etterbak niet uitstaan,' zei Cage tegen Haydon, niet de moeite nemend zijn stem te dempen. 'Lijkbezorger zijn is één ding. Lijkbezorger in Guatemala zijn is een ander ding, maar lijkbezorger in Guatemala zijn met een bloeiende handel in "discrete" doden, doden met "connecties", is weer iets heel anders. Macabeo Micheo is niets meer dan een goedbetaalde worm.'

Cage liep weg en Haydon maakte aanstalten hem te volgen, maar voelde opeens Lita's kleine hand op zijn arm.

'Espera,' zei ze. Wacht.

Haydon keek haar aan. Ze hield nog steeds de dossiermap die Cage haar in het lijkenhuis had gegeven in haar hand en Haydon had het gevoel dat ze die vast zou houden tot het einde der tijden, tenzij Cage haar zei hem los te laten. Hij begon te geloven dat zij meer was dan een bekwaam hulpje, een lid van Cages merkwaardige, trouwe bent van handlangers, waarover hij in de loop der jaren zo veel had gehoord. Hij kreeg de indruk dat zij bijzonder was in opzichten die hem op dat moment nog onbekend waren. Toen hij naar haar keek, meende hij een vage glimlach op haar gezicht te bespeuren, hoewel dat moeilijk te zien was op het donkere pleintje. Nadat Cage de bestelbus achteruit de garage had ingereden, kwam hij terug en ze openden het gietijzeren hek en de zware houten deur. Ze betraden een kleine, schaars verlichte woonkamer, die geurde naar oude meubelen, met een trap die bijna uit het midden van de kamer omhoog liep. Lita sloot de deur achter hen en Cage bleef stilstaan en wendde zich tot Haydon.

'Ik heb de papieren betreffende Lena's zaak al ingekeken,' zei hij op gedempte toon. 'Die zal ik je geven. Maar van een paar dingen erin zul je vreemd opkijken. Het politierapport dat erbij zit is opgesteld door de subcomisario in Huehuetenango.' Cage wachtte even.

'Ik bedoel, zoals het nu geregeld is, zou ze in het lijkenhuis in Huehue moeten liggen, nietwaar? Volgens dit rapport is ze door een paar Indiaanse vrouwen naar Huehue gebracht. Er staat ook in dat een arts - een Guatemalteekse arts - haar naar Guatemala City heeft gebracht.'

'Hoe heet hij?'

'Uh, Gra... Grajeda, geloof ik.'

Haydon zei niets.

'Maar dat was zondagnacht, ver na middernacht, vroeg in de ochtend eigenlijk. Wie haar ook te pakken heeft genomen, hij heeft het gedaan zodra zij en Baine daarboven waren aangekomen.'

'Daarboven?'

'Ja, de Indiaanse vrouwen zeiden dat ze uit Yajaucü kwamen. Dat is ongeveer achtenvijftig, zestig kilometer ten oosten van Huehue. Vlak bij de grens met Quiché. Er is een hoop rottigheid aan de gang hier, Haydon. En het bevalt me niks.' Hij zuchtte. 'Oké, nu moeten we daar naar binnen om haar eens goed te bekijken. Let op de wonden, prent in je geheugen hoe ze eruitzien, want we moeten haar hier achterlaten.'

Cage draaide zich om en liep naar een kleine, gewelfde gang onder de afbuigende stenen trap. Haydon volgde hem naar een muf kamertje zonder ramen, waar Macabeo Micheo zijn zaken afhandelde. De benauwde kamer was schaars verlicht, met uitzondering van de twee witte autopsietafels die de ruimte volkomen domineerden. Beide tafels hadden een bloedgoot langs de randen en boven beide tafels hingen lange driehoekige constructies van neonbuizen die hun licht op de witte tegels wierpen. Links daarvan, in het halfduister, stonden vier glimmende roestvrijstalen kasten die in de stenen muur waren gemonteerd en een merkwaardig ouderwetse indruk maakten, als nissen in een middeleeuwse vesting.

De eerste tafel was leeg, met uitzondering van een plastic fles Shangrila mineraalwater. Lena lag op de tweede tafel. Haar bleke huid glom bijna in het witte licht. Door de bloedgoot stroomde gorgelend water dat uit een groene tuinslang kwam die op een van de hoeken was aangesloten. Het rondstromende water verdween in een afvoerpijp aan de achterkant van de tafel en vandaar waarschijnlijk in het stadsriool.

Macabeo en zijn assistent, een sullige en duidelijk weinig ontwikkelde, jonge Indiaan stonden, met een rubberen schort voor, aan het hoofd van de tafel te wachten.

'Buenos,' zei Macabeo. Hij was niet echt dik, maar pafferig, met een soort wasachtig lijf en grote druilerige ogen met korstachtig vuil op zijn oogleden. Hij had een vreemde gelaatskleur. Zijn huid was wat donkerder rond zijn ogen en zijn lippen, die hij in een uitdrukking van zedige ernst stijf op elkaar hield.

Cage wendde zich half om naar Haydon en nam opnieuw niet de moeite om op gedempte toon te spreken.

'Wat mij aan die vent altijd op mijn zenuwen werkt,' zei hij, terwijl hij met een ruk van zijn hoofd op Macabeo wees, 'is dat hij die lijken altijd behandelt alsof zijn vingers... bezig zijn de laatste decoraties aan te brengen op een dure verjaardagstaart. Zijn manier van doen is mij wat al te opgewekt voor zulk weerzinwekkend werk.'

Hij keek naar de twee mannen en toen weer naar Haydon. 'Die ander, die oliedomme Indiaan, is Nestor. Alles wat enige lichaamskracht vereist wordt door hem gedaan. Hij is de interessantste van, de twee. Dat domme gezicht zegt niets over wat hij doet. Hij werkt snel en netjes. Hij is krankzinnig goed in lijkschouwingen en zijn kennis van de menselijke anatomie is griezelig groot.' Hij schudde zijn hoofd. 'Die mafketels,' zei hij, 'worden regelmatig betadld door de Amerikaanse regering. Via omwegen, uiteraard. Ontraceerbaar.'

Haydon moest alles onthouden wat er werd gezegd. Cage was ie-mand die nooit iets uitlegde, dus Haydon moest maar gissen waarom hij was uitgenodigd op deze macabere zwerftocht. Maar wat de reden ook was, Haydon kreeg sterk de indruk dat het 'een bijzondere reden' moest zijn, dat het iets was dat Cage normaalgesproken zelf zou hebben gedaan, natuurlijk met hulp van Lita. Dat was waarschijnlijk de reden dat hij zoveel moeite had gedaan om de politiemannen om de tuin te leiden. Om de een of andere reden vond Cage het belangrijk dat Haydon dit allemaal had gezien, al kon Haydon op dat moment in de verste verte niet bedenken waarom. Evenmin begreep hij waarom zijn gezicht verborgen moest blijven voor de Die-agent die hen eerder op de avond had aangehouden, terwijl Cage zich niet druk maakte om deze twee lijkenpikkers. Cage keek even naar Lena.

'Opzij,' zei hij tegen Macabeo en Nestor, en ze schuifelden haastig weg van de tafel en gingen houterig tegen de stalen kasten staan, terwijl Cage en Haydon naar het lijk toe liepen.

Lena's armen lagen weer gekruist over haar borst. De stompjes waar haar handen hadden gezeten waren al zwart van het geronnen bloed. De afgehakte handen, die blijkbaar door de Indiaanse vrouwen naast het lichaam waren gevonden en helemaal hiernaartoe waren meegekomen als 'losse onderdelen', lagen weer op elkaar op haar onderbuik. Cage liep om de tafel heen en stelde zich tegenover Haydon op. Lita hield zich op de achtergrond.

De geur in Macabeo's kamer was zo sterk dat Haydon hem kon proeven en zelfs het gevoel had dat hij hem op zijn gezicht kon voelen, als een vettige zalf. Hij deed zijn uiterste best analytisch te blijven denken en zijn zintuigen uit te schakelen toen hij Lena's stoffelijk overschot bestudeerde. Behalve de incisie van de lijkschouwing die met zakelijke, regelmatige steken was dichtgenaaid, zag hij ook de andere wond, de wond die was aangebracht voor de lijkschouwer eraan te pas kwam, de rafelige, onregelmatige lijn, die over Lena's buik van de ene kant naar de andere liep. Het was een bekende wond en hij voelde een golf hitte over zich heen komen als een koortsaanval die maakte dat zijn knieën knikten en hij moeite had overeind te blijven.

Toen viel zijn oog op haar handen. Het vuil zat nog gekoekt aan de blootliggende zenuwen en van de helft van haar vingers ontbraken de nagels. Ze had wonden tussen haar benen waar hij niet naar durfde kijken. Maar hij dwong zichzelf ertoe zijn blik op haar gezicht te richten. Haar hoofd lag op een houten blok en haar lange blonde, nog steeds met vuil besmeurde haar hing stijf over de af*voergoot en het uiteinde van de tafel. De foltering die ze had ondergaan had haar gezicht vreselijk toegetakeld. Toen ze daar zo bleek en bewegingloos op de gladde tafel lag, was er bijna geen gelaatstrek meer die hij herkende. Hij bestudeerde de anatomie van haar gezicht en probeerde in die gruwelijke verminkingen iets te ontdekken dat hem herinnerde aan de knappe jonge vrouw van wie hij, sinds haar verdwijning uit Houston, drie maanden tevoren, zoveel foto's had gezien. Hij dacht aan Germaine Muller.

'Nergens aankomen, Macabeo,' beet Cage de man toe. Haydon keek op. Cages ogen waren ook op Lena's gezicht gericht. 'Was haar niet. Raak haar verdomme met geen vinger aan. Totaal niet!'

'Para servirle.' De Guatemalteek knikte haastig, met oosterse serviliteit. Hij had de geagiteerde toon in Cages stem maar al te goed gehoord.

'Helemaal niks, verdomme!' siste Cage, Nestor aankijkend. Nestor knipperde met zijn ogen.

'Stop haar in die klote kast en laat haar verdomme met rust.'

Nestor liep met stramme passen naar de muur en staarde Cage met een verwilderde blik in zijn ogen aan, terwijl hij de watertoevoer afsloot, met een achteloos gebaar dat bedoeld was om Cage te tarten. Daar stonden ze allemaal en luisterden naar het water dat gorgelend wegstroomde en met een luid zuigend geluid in de afvoerpijp verdween.

Niemand bewoog zich.

Plotseling draaide Haydon zich om en keek Lita recht in haar ogen. Ze bestudeerde hem, haar donkere ogen keken hem intelligent en begrijpend aan. Hij liep om de lege autopsietafel heen en het klamme kamertje uit, weg van de muffe lijkenlucht, door het smalle gangetje, naar de binnenplaats. Hij vond het vreselijk om Lena achter te laten bij die lijkenpikkers, alleen als het licht uitging, in een vreemd land, en wat hem betreft, angstig en eenzaam, zelfs in haar dood. Bij het geluid van Haydons voetstappen op de keien begon Cerberus weer in al zijn donkere hoeken te grommen. Jezus, wat een onwezenlijk land. Haydon haalde een aantal malen diep adem, alsof hij zijn longen wilde reinigen van al die doodsgeuren die hij het afgelopen uur had ingeademd. Hij keek omhoog, over de hoge muren van de binnenplaats, maar er blonk geen ster aan de hemel. Hij zag niets dan een donkergrijs firmament.

Hij hoorde voetstappen vanuit de deuropening achter zich, lichte voetstappen, die pas vlak bij hem stilhielden. Wetend wie het was draaide hij zich om. Lita stak haar hand uit en gaf hem een pakje sigaretten en een rode Bic aansteker. Hij pakte een sigaret, stak hem op en gaf het pakje en de aansteker aan haar terug. De rook was scherp maar verdreef de stank van het lijkenhuis uit zijn neusgaten. Hij inhaleerde een aantal malen diep en de rook bleef rond zijn hoofd hangen. In Guatemala vervlogen geuren niet snel. Ze bleven hangen, niet zeker wetend of ze werkelijk los waren van datgene wat hen had voortgebracht.

Lita stond zwijgend naast hem, met de sigaretten en de dossiermap. Ze keek hem aan.

'Dat meisje,' zei ze, 'is vriendin, goede vriendin?'

Haydon schudde zijn hoofd. 'Nee. Ik heb haar nooit ontmoet.' Hij wachtte even. 'Ik ken haar moeder.'

'Ahh,' zei Lita, die waarschijnlijk de situatie verkeerd beoordeelde, dacht Haydon.

'Cage,' zei ze, de naam met een zachte g uitsprekend. 'Ik geloof hij hier over... heel woedend. Dit doet hem veel verdriet,' zei ze en bracht haar hand naar haar hart. 'Zo gaat met veel mensen in Guatemala... lange tijd veel sterven.' Ze zweeg weer even. 'Lo siento mucho,' zei ze op gedempte toon. Het spijt me heel erg. 

* * *

'Ik zal je een paar dingen vertellen die ik begrijp en een paar dingen die ik niet begrijp,' zei Cage. Hij had een sigaret opgestoken. Ze reden door de sombere calles en avenidas terug naar Haydons hotel. 'Je weet dat hier een poosje geleden nationale verkiezingen zijn geweest. De Amerikaanse regering, die sinds de jaren vijftig op alle mogelijke manieren heeft geprobeerd dit land onder controle te krijgen, heeft een hoop ophef gemaakt over die verkiezingen, omdat het de eerste keer in de Guatemalteekse geschiedenis was dat de regeringsmacht van de ene burger werd overgedragen aan een andere burger. Democratie, weet je wel? Daar hebben ze op Buitenlandse Zaken de mond van vol. Maar het zo noemen betekent niet dat het dat ook is. Maar iedereen in de Verenigde Staten die graag wil geloven dat de democratie in Latijns-Amerika vooruitgang boekt kan een zelfvoldane boer laten, achterover gaan zitten, zijn poten op tafel leggen en naar de honkbalwedstrijd op televisie kijken, zonder zich er verder om te bekommeren... want Buitenlandse Zaken zegt dat de democratie aan de winnende hand is in Latijns-Amerika.'

Cage gooide zijn sigarettepeukje uit het raam van het bestelbusje.

'Maar in werkelijkheid ziet de situatie er totaal anders uit.' Hij stak zijn duim omhoog. 'Ten eerste: het leger heeft alle macht in handen.' Hij stak zijn wijsvinger omhoog. 'Ten tweede: er is een kleine welgestelde elite die het grootste deel van de landbouwgronden en de economische rijkdommen in bezit heeft. Ten derde: het leger houdt deze onrechtvaardige situatie in stand en de militairen en die rijke elite zijn twee handen op één buik. Maar wat belangrijker is, zij vullen elkaar aan en willen beiden dat de status-quo gehandhaafd blijft. Soms gaat het leger zijn boekje wel eens te buiten, maar over het algemeen is de verstandhouding tussen het grootkapitaal en het onderdrukkend geweld uitstekend. Ten vierde: de grote verliezer is 90

procent van het volk. Ten vijfde: daar komt voorlopig geen veran-dering in. Die burgerlijke "regering" is een aanfluiting. Zodra iemand een wezenlijke verandering aankondigt, zoals demilitarisatie, landbouwhervormingen, herverdeling van agrarische gronden, alles wat met werkelijk landsbestuur te maken heeft, dan worden plotseling overal lijken van wetgevers, politici, rechters en zakenlieden of de lijken van hun familieleden - gevonden. Opeens worden die veelbelovende woorden en idealen in pure doodsangst gesmoord.

"Democratisering" is nog steeds een verzinsel van de Verenigde Staten.'

Eindelijk had Cage de Avenida La Reforma bereikt. Ze waren vlak bij het Campo de Marte, het militaire hoofdkwartier in de stad, een vesting met kantelen, hoge muren en gewapende schildwachten. Het was grijsgeschilderd met witte omlijstingen, even netjes als een decor in een Disney-film.

'De Indianen,' zei Cage, 'hebben geen cent om hun kont te krabben. Dus ook niets te verliezen. Daarom zie je dat zij zich steeds meer gaan organiseren, vooral in gebieden waar ze weigeren mee te doen aan de burgerwachtpatrouilles, gebieden waar ze de arbeidsvoorwaarden proberen te verbeteren en een fatsoenlijk loon eisen nog vorige maand schreeuwden de rijke landeigenaren moord en brand, omdat de wetgevende macht "dreigde" het minimumloon van landarbeiders te verhogen tot twee dollar per dag. Ze beweerden dat dat hun faillissement zou betekenen.' Hij schudde zijn hoofd. 'En daarvoor worden mensen afgeslacht.'

Even reed hij zwijgend, af en toe een blik in zijn achteruitkijkspiegel werpend, verder.

'Ik kreeg deze boodschap na mijn afspraak met jou in het restaurant. "Ga naar het Cementerio General... je zult zelf wel begrijpen wie je naar Macabeo moet brengen." Godver. Ik voelde meteen nattigheid. Dus ik ernaartoe en daar vond ik Lena. Ik las het politierapport. Maar ik kreeg haar niet mee. Toen ben ik naar jou toe gegaan. Ik wilde dat je dit allemaal met eigen ogen zou zien, omdat ik niet zeker weet waar dit allemaal op uitdraait.'

Wat Cage bedoelde begreep Haydon niet helemaal, maar Cage zou hem dat kunnen uitleggen - als hij dat wilde. En dat zou hij ook doen - als hij de tijd daar rijp voor achtte. Maar op dit moment kon Haydon niets doen dan luisteren. Hij moest alles in zijn geheugen prenten, want er zou een moment komen dat hij deze gebeurtenissen in een groter verband moest plaatsen, en dan was het wel zaak dat hij daartoe in staat was.

'In 1988 en 1989 zijn er drie mislukte pogingen gedaan Vinicio Ce-rezo, de vorige presidentiële flapdrol, af te zetten. Elke poging werd op touw gezet door een ontevreden groep ijzervreters uit het leger en werd de kop ingedrukt door een deel van het leger dat trouw was aan de opperbevelhebbers. Na de derde poging besloten de president en de opperbevelhebbers de ijzervreters op sommige punten, of eigenlijk op de meeste punten, hun zin te geven. Een van die eisen was een stevigere greep van het leger op de politie. Dus nu bestaat er een nationale politie waarvan de rechercheurs - agenten zwaar zijn geïnfiltreerd door de militaire inlichtingendienst en in feite is veranderd in een afdeling van het leger. De topfiguren bij de politie zijn agenten van het Departement voor Nationale Recherche - het DIC. Binnen het leger zelf zijn de topfiguren de jongens van de militaire inlichtingendienst - 0-2. Een belangrijk deel van de activiteiten van de doodseskaders wordt gedaan door die twee groepen.'

Cage zocht in zijn guayabera naar een sigaret en stak hem, sturend met zijn ellebogen op. Hij was aanzienlijk langzamer gaan rijden om zich de tijd te geven zijn verhaal te vertellen. Hij blies een blauwe rookwolk het raam uit en legde zijn handen weer op het stuur.

'In het kader van haar werk voor USAID heeft Lena enige tijd doorgebracht in een klein stadje dat Soloma heet en dat ongeveer in het midden ligt van het departamento Huehuetenango en niet ver van een dorpje dat Yajaucü heet en dat vlak op de grens ligt met het departamento El Quiché. Vlak over de grens bij Yajaucü, in Quiché

heb je twee dingen. Ten eerste: een belangrijk "conflictgebied" dat

'bekendstaat als de Ixil Driehoek, waar het Guatemalteekse leger jarenlang een politiek van de verschroeide aarde heeft gevoerd tegen de guerrillastrijders. Er bevinden zich honderden militaire posten, kazernes, militaire bases, vliegvelden en voorraad-en wapenopslagplaatsen. Binnen dat verwoeste gebied hebben ze ook naargeestige

"modeldorpen" gebouwd en "heropvoedingscentra" gesticht... dat zijn mooie woorden voor gevangenkampen. Het is een vreselijke toestand, met alle gruwelen die voorkomen in gebieden waar de plaatselijke bevolking beschouwd wordt als een lagere diersoort. Ten tweede: er is daar een oerwoudgebied dat door het leger een

"schuilgebied" wordt genoemd. In wezen komt het erop neer dat dat gebied niet door het leger wordt beheerst, dus wordt aangenomen dat de guerrilla's zich daar schuilhouden. Het wordt voornamelijk bevolkt door een armzalig maar dapper stelletje Indianen van acht of negen verschillende stammen, die wat ze noemen "verzetsgemeenschappen" hebben gevormd. Eigenlijk zijn het mensen die het gewoon vertikken om alles op te geven en zich te vestigen in met golfplaten bedekte hutjes in modeldorpen, waar ze het leger voor iedere scheet die ze laten vooraf toestemming moeten vragen. Die gebieden worden regelmatig geteisterd door legerpatrouilles, rooftochten waarbij elk dorp dat ze vinden met de grond gelijk wordt gemaakt. Meestal worden die patrouilles voorafgegaan door strate-gische snelbombardementen door helikopters of Pilatus pc-7's of a- 37's. Degenen die het vege lijf weten te redden, vluchten dieper het oerwoud in. Wanneer ze terugkeren naar hun dorp - als ze terugkeren - dan is er niets over dan rook en as. Ik heb inzage in veel dossiers,' zei hij. Hij was het Residencial Reforma, dat aan de overkant van de brede boulevard lag, voorbijgereden, en koerste nu langzaam in de richting van het ovale Parque Independencia, om zichzelf de gelegenheid te geven zijn verhaal te voltooien, ik krijg dingen onder ogen van allerlei verbindingsofficieren in het Nationaal Paleis en de daaraan verbonden gebouwen. Een daarvan, de Presidentiële Inlichtingendienst, controleert de g-, 2. Ze hebben Lena in de gaten gehouden vanaf het moment dat ze, drie maanden geleden, uit Houston hier aankwam. Ik weet niet waarom, maar een duidelijke reden hadden ze niet. Ze hebben een lijvig dossier over haar. Het punt is, dat ik dat materiaal pas twee weken voor Jim Fossler hier opdook onder ogen kreeg, en ik heb alleen de rapporten over de eerste twee maanden gezien. Ik weet niet wat er daarna allemaal is gebeurd.

Toen ben ik elders mijn licht gaan opsteken. Het dic hier in de hoofdstad had ook gegevens over haar. En de Inlichtingendienst van het Amerikaanse ministerie van defensie hield haar in de gaten. De Israëlische adviseurs kenden haar. En nog anderen. Alleen bij de cia kreeg ik nul op het rekest. Daar keken ze me aan alsof ze niet wisten waarover ik het had. Toen kwam er plotseling verandering in de situatie - en dat is heel ongewoon - opeens werd ik overal buiten gehouden. Dat is me nog nooit overkomen. In dit soort zaken gaat het om geld. De cia, de Inlichtingendienst van Defensie, de Israëli's, allemaal betalen ze voor hun informatie. Allemaal behalve de Nationale Veiligheidsdienst, die zich naar willekeur met alles en iedereen bemoeit. Maar bij de rest gaat het om de poen. Loyaliteit, verheven idealen, vaderlandsliefde, vergeet het maar. Poen, daar gaat het om. Je koopt informatie. Hoe gevoeliger het produkt, hoe hoger de prijs. Eigenlijk is het een heel eenvoudig systeem.'

Ze reden om het Parque Independencia heen en terug naar de boulevard. Cages bestelbus was het enige voertuig dat zich in de smoezelige vroege ochtenduren op de weg bevond.

'Mijn contactpersonen zijn altijd uitstekend geweest, ik werd prima betaald en leverde een eersteklas produkt. Maar als het om Lena ging, kreeg ik geen poot aan de grond. Niets, geen ene moer. De kraan werd gewoon dichtgedraaid. Ik weet alleen dat ze, toen ze in Huehue voor aid werkte af en toe vrij nam en reisjes ondernam over de Rio Quisil, over de grens naar El Quiche, naar het gebied waar de vluchtelingen zich schuilhielden. De geheim agenten volgden haar tot ze erin verdween, maar dan moesten ze de jacht opgeven. Ze hebben haar er nooit uit zien komen. Ze verdween gewoon en dan dook ze opeens weer op in Huehuetenango of in Santa Cruz Del Quiche of hier in Guatemala City, en nam ze haar oude werkzaamheden weer op. En als ze hier in de hoofdstad was dan had het dic de grootste moeite haar bij te benen. Meer dan de helft van de keren wist ze haar achtervolgers van zich af te schudden.'

Toen zij het Camino Real passeerden wachtte Cage even om zijn gedachten te ordenen. Van de andere kant van de brede rijweg na-derde in de verte, in de buurt van het Plazuela Reina Barrios, een enkel paar koplampen. Cage schonk er geen aandacht aan.

'Ik moet zeggen,' zei hij, 'dat ik verbaasd was toen ik dat hoorde, maar ik had wel bewondering voor haar. Die meid was goed. Het enige is dat ik niet weet wat ze uitspookte. Maar wat het ook was, het heeft haar de kop gekost.'

Ze waren bij Haydons hotel aangekomen en Cage reed de oprijlaan op en stopte voor de hoofdingang. Hij nam de dossiermap van Lita, die achter hem zat, over en gaf hem aan Haydon.

'Bekijk dit maar eens,' zei hij. 'Vertel niemand van vannacht. Je kunt wel tegen Janet zeggen dat je mij hebt gesproken - daar kun je misschien zelfs je voordeel mee doen - maar geen woord over vannacht. Hou je op de vlakte. Je hoort nog van me.'

Het was een bekende frase die in het verleden niet altijd even betrouwbaar was gebleken, maar Haydon moest roeien met de riemen die hij had. Cage zette de wagen in zijn versnelling en Haydon wierp een blik op Lita, die hem met een donkere, ondoorgrondelijke blik aankeek. Hij keek opnieuw naar Cage, maar in plaats van het portier te openen en uit te stappen, zei hij: ik dacht dat jij alleen in informatie handelde.' Cage had een hand op de versnellingspook en ze keken elkaar recht in de ogen.

ik doe wat ik moet doen,' zei Cage. Er klonk niets verontschuldigends door in zijn stem.

'Lena's lijk voor Pittner naar Macabeo brengen was iets dat je moest doen?'

'Wis en waarachtig.'

'Waarom?'

'Omdat Lena toch niets meer te verliezen heeft, maar ik wel. Omdat de werkelijkheid is dat Pittner hier nog een flinke vinger in de pap heeft.'

'Waarom wilde hij dat je dit deed? Waarom vroeg hij het niet aan een van zijn ondergeschikten?'

'Dat heb ik hem niet gevraagd.'

'Weet je het niet?'

ik wil het niet weten.'

'Waarom wilde je dat ik met je meeging?'

'Daar kom je te zijner tijd nog wel achter,' zei Cage. 'Je kunt maar beter uitstappen.'

Terwijl Cage wegreed, drukte Haydon opnieuw op het knopje rechts van het hek. Toen er werd opengedaan, duwde hij snel het hek open en liep haastig over het verlaten voorplein. Bij de balie had dezelf-de nachtreceptionist als de vorige maal zijn sleutel al uit het kastje aan de muur gepakt en de wezenloze blik in zijn ogen, toen hij die van Haydon kruiste, maakte duidelijk dat hij geen enkele behoefte had aan een praatje.

Zodra Haydon op zijn kamer was aangekomen, trok hij zijn kleren uit en stapte, ongeacht het late uur, meteen onder de douche. Hij spoelde zich snel af, draaide de kranen dicht, trok zijn pyjama aan en stapte, met de dossiermap bij zich in bed.

Het politierapport uit Huehuetenango besloeg verscheidene pagina's, maar dat kwam alleen omdat de ambtenaar die het had opgesteld de dubbele regelafstand gebruikte. De tekst zelf was beknopt. Een groepje Indiaanse Ixil-vrouwen had Lena's stoffelijk overschot naar het militair commissariaat in Soloma gebracht. Ze kwamen uit Yajaucü, een dorpje aan de Rio Quisil, een zijrivier van de bredere Rio Ixcan, die verder noordwaarts vanuit Mexico Guatemala binnenkwam. Omdat ze uit een plaatsje zo vlak aan de grens met Quiche, een vluchtgebied, kwamen, hadden de vrouwen groot gevaar voor eigen leven getrotseerd door uit die streek te vertrekken met het lijk van een blanke vrouw dat ze, zo beweerden zij, bij toeval in hun milpa hadden ontdekt toen ze die ochtend aan het werk togen. Hoewel Soloma niet meer dan een stoffig plaatsje was, gelegen in wat waarschijnlijk ooit de bedding van een meer te midden van de Cuchumatanes was geweest, was het toch aangewezen als cabecera municipaU een districtshoofdkwartier. De mannen die daar de plaatselijke autoriteiten waren, kenden hun verantwoordelijkheid. De militaire commissaris - die geen stap verzette zonder voorafgaande toestemming van de commandant van het nabijgelegen garnizoen stelde een onderzoek in naar Lena's dood. Men kwam tot de slotsom dat de guerrilla's Lena hadden vermoord en 'aangerand'. Als Lena een Indiaanse zou zijn geweest, dan was ze ter plaatse begraven, maar niemand wilde de verantwoordelijkheid voor de begrafenis van een blanke vrouw, en dus 'vorderden' zij een plekje voor haar op een vrachtwagen die volgeladen was met cassave en andere groenten, bestemd voor de departementshoofdstad Huehuetenango. Ongetwijfeld blij zo snel mogelijk van dat gruwelijke vrachtje te zijn verlost, reed de vrachtwagenchauffeur 's nachts over de gevaarlijk bochtige en steile onverharde weggetjes door de Cuchumatanes naar Huehuetenango. Bij wijze van uitzondering werd deze 'XX', zoals Lena, en elk ander ongeïdentificeerd lijk, werd genoemd, naar het stadsziekenhuis gebracht, waar lijkschouwing werd verricht door dokter Aris Grajeda, een arts uit Guatemala City, die toevallig op bezoek was. Hem werd verteld dat de moeder van de XX graag wilde dat zij werd overgebracht naar Guatemala City. Dokter Grajeda zegde toe ervoor te zorgen dat zij daar kwam. Ze werd, samen

' met een aantal flinke blokken ijs in een grote plastic zak gelegd en in het busje van dokter Grajeda geladen. Einde rapport. Aan dat verslag was nog een apart document toegevoegd, dat was opgesteld door het afdelingshoofd van het Gabinete de Identificación, Zona 6, in Guatemala City. Het stoffelijk overschot van de onbekende vrouw werd zondagnacht 'anoniem' bezorgd, samen met het bijgevoegde rapport, dat in een envelop bij haar in de plastic zak werd aangetroffen. Ze werd gefotografeerd en haar foto opgenomen in het boek der doden. Haar lijk werd diezelfde nacht overgebracht naar het lijkenhuis van het Cementerio General. 

* * *

Haydon sliep de volgende morgen tot negen uur, toen zelfs zijn verwarde dromen over alles wat hij de vorige nacht, sinds zijn aankomst in Guatemala had gezien en gehoord en geroken en gevoeld, hem niet meer konden afleiden van het verkeerslawaai dat door de twee open ramen boven zijn bed naar binnen stroomde. Ergens in de vroege uren voor zonsopgang was er een kilte het hotel ingeslopen en hij had de dekens, die hij, toen hij ging slapen van zich af had gegooid, over zich heen getrokken. Toen de temperatuur die ochtend weer begon te stijgen had hij ze weer van zich afgegooid en zich omgedraaid. Zijn ledematen, die zwaar en gezwollen aanvoelden, en zijn stijve nek maakten het hem moeilijk, toen hij eenmaal wakker was, een comfortabele houding te vinden. Hoewel hij de afgelopen nacht al een douche had genomen, stond hij op van het bed, trok zijn pyjama uit en stapte opnieuw onder de douche. Hij had het gevoel dat hij anders niet helder zou kunnen denken. En hij moest helder kunnen nadenken. Lena Muller kon niet langer de reden zijn van Haydons verblijf in Guatemala. In de Verenigde Staten zou hij meteen tot zijn nek in een moordonderzoek zitten, hier kon hij maar het beste maken dat hij wegkwam. Tenminste, dat zou de logische gang van zaken zijn. Haar dood rapporteren en naar huis gaan. Het leek een schandelijke optie, maar hij wist dat het de enige reële was. Maar dan was er ook nog Fosslers verdwijning. En daar viel niet zo gemakkelijk mee af te rekenen. Daarin stond hij voor een keuze. Hij twijfelde er niet aan dat Cage gelijk had toen hij wegliep van Fosslers kamer. Als er iets was dat Haydon voor Fossler kon doen - en hij had geen flauw idee wat dat zou kunnen zijn - dan dacht hij niet dat hij dat zou kunnen via de ambassade, met haar langzaam draaiende bureaucratische raderen en haar onbekende, achterbakse machinaties met hun geheime programma's en officieuze karakters en operaties, waarvan men zich op elk willekeurig moment kon distantiëren. Overal in de wereld reageerden Amerikaanse ambassadeurs anders op de aanwezigheid van de cia in hun ambassades; sommigen probeerden de cia- activiteiten te beheersen en op z'n minst gedeeltelijk op de hoogte te blijven van de operaties die werden uitgevoerd onder de banier van de ambassade, terwijl anderen zich er gewoon van afwendden, hun handen tegen hun oren drukten en hun ogen dichtknepen. Ontkenning als vorm van morele distantie. Haydon had de tijd niet om te proberen met de vele gezichten van de bureaucratie tot een vergelijk te komen. Maar er waren andere manieren om naar Fossler te zoeken, en hij had Haydon zelf een paar aanwijzingen gegeven. Als Haydon Janet Pittner mocht geloven, en dat betwijfelde hij, dan wist zij niets van Jim Fossler af. Zij zou hem niet helpen, voorlopig tenminste niet. Cage had zijn aandeel geleverd. Baine was weg. En Lena was... verdwenen. Van de namen die Fossler hem door de telefoon had genoemd, bleef alleen dokter Aris Grajeda over, wiens naam ook weer was opgedoken in het politierapport dat Haydon luttele uren tevo-ren had gelezen. Grajeda was de eerste die Haydon een bezoek zou brengen.

Haydon stapte onder de douche vandaan en trok schone kleren aan. De kleren die hij de vorige dag had gedragen liet hij achter in de kamer, met een briefje voor het kamermeisje dat ze ze die dag moest laten reinigen, en ging naar beneden om te ontbijten in de langwerpige klassiek ingerichte eetzaal. Het Residencial Reforma was meestal behoorlijk vol en altijd als Haydon daar logeerde liep hij wel een stuk of wat Amerikanen tegen het lijf. Omdat het hotel in de nabijheid van de ambassade lag, was het populair bij mensen die daar iets te zoeken hadden, van zakenlieden tot reizende studenten. Het was een rustig, comfortabel oord dat relatief goedkoop was en het ademde de deftige sfeer met zijn twee lounges, zijn Amerikaanse televisienetten en zijn vriendelijk personeel - die in de smaak viel bij een wat interessantere clientèle dan het Club Med-volkje.

Hij at alleen, in een afgelegen hoekje tussen twee marmeren zuilen. Daar ontbijten vanaf zeven uur mogelijk was, hadden degenen die

*voor zaken in de stad moesten zijn al gegeten, en waren vertrokken. De mensen die nu zaten te ontbijten hadden hoogstwaarschijnlijk een veel minder druk bezette agenda. Hij zag een groepje mannen die sprekend leken op 'Amerikaanse adviseurs', van wie er massa's door Guatemala trokken, een meisje alleen, dat een studente leek te zijn, een jong paartje dat toeristenfolders over de Maya-piramides zat te lezen, een echtpaar van middelbare leeftijd, dat Duits sprak, en een jonge vrouw met kastanjebruin haar, die een Franse roman zat te lezen.

Om tien minuten voor tien liep Haydon in zuidelijke richting over de Avenida La Reforma naar het Camino Real, waar hij wist dat hij een auto kon huren. Om halfelf had hij een Japanse personenauto gehuurd en tien minuten lang een stratengids bestudeerd. Een gemakkelijke manier om in Mezquital te komen bestond niet. Hoewel het hemelsbreed niet zo ver weg was, bevond het dorp zich aan de andere kant van een van de grote ravijnen die de zuidkant van de stad doorsneden en waar de Rio Guadrón doorheen stroomde. Haydon moest noordwaarts over de Diagonal 12 rijden en dan bij het Trébol afslaan naar het zuiden en dan de Petapa, de hoofdweg naar de universiteit van San Carlos, volgen. Maar het doel van zijn reis lag ver voorbij San Carlos, waarvan hij de toegangspoort al na enkele minuten passeerde. Hij volgde de snelweg door de in toenemende mate geïndustrialiseerde wijk, langs de opslagterreinen van Shell en Chevron, en langs staalfabrieken, een olieraffinaderij en een zakkenfabriek. Er stonden maar weinig huizen, en die er stonden waren armoedig, en zelfs die werden steeds zeldzamer en maakten plaats voor uitgestrekte velden vol onkruid rond de industriegebieden. Hij reed langs een glasfabriek links en vervolgens langs een bandenfabriek. Rechts zag hij een lijmfabriek en een plasticfabriek. Toen stak hij de spoorbaan over. Links maakten de fabrieken plaats voor uitgestrekte, braakliggende, met on-kruid en struiken begroeide stukken grond, vol ernaartoe geblazen afval en, als een soort latere toevoeging, ontwaarde hij opeens rechts van hem een arme colonia. Daarna zag hij niets anders dan zwervershutten en, in de verte, de majestueuze, paarse hellingen en door wolken omgeven toppen van de vulkanen Pacaya en Agua, ten zuidwesten van de stad. Een vrouw kwam hem op blote voeten tegemoet lopen, met aan een dun touw een mager varken op hoge poten. Toen Haydon naderbij kwam, stak hij zijn arm uit het raampje en hief zijn hand op. Hij minderde vaart en stopte.

'Perdoname, senora. Buscando para un doctor, un guatemalteco, que vive aqui.'

De vrouw trok het varken naar zich toe en glimlachte. Haar gebit was een kerkhof, maar ze had prachtig gitzwart haar, dat op de traditionele Indiaanse wijze was gevlochten, met een glanzend groene cinta. Ze droeg de Indiaanse corte, een wikkelrok, maar haar huipil was vervangen door een wijd en doorzichtig nylon mannenoverhemd. Ze zei Haydon dat ze de dokter kende en dat hij een goede man was. Ze zei hem naar de pirul-boom te rijden en het pad langs de spoorbaan te volgen, tot hij bij de huizen tegen de helling aan de overzijde kwam. Aan de andere kant van de spoorbaan. De cli- nica lag een stukje naar links.

Haydon bedankte haar.

'Se va bien' zei ze en draaide zich om, terwijl Haydon gas gaf. Hij reed de korte afstand naar de peperboom en parkeerde zijn auto in de ijle, kantachtige schaduw ervan. Hij sloot de auto af en keek naar de spoorbaan, die vlak naast de weg oprees. Twee jongens observeerden hem van achter een haag verdroogd onkruid, als kleine bandieten die hun kans afwachtten. Hij wenkte hen en ze klauterden, een kleine stofwolk opwerpend, naar beneden. Hun haar was smerig en hun kleding bestond uit lompen. Hij gaf ze allebei wat geld om de auto te bewaken en liep het onverharde pad op. Zo had hij een kleine kans dat de auto niet kaal geplukt was als hij terugkwam. Toen hij boven op de spoorbaan was aangekomen bleek het pad uit te komen op een colonia van hutten en sloppen, opgetrokken tegen de vijftig meter omlaag lopende helling. Hij koos een van de breedste kronkelige paden, platgetreden door ontelbare blote voeten, en volgde het langs hutjes van karton en golfplaten en zo nu en dan een wat beter hutje van lepa, een goedkope, met de hand gehakte houtsoort, die overal in de stad veel werd gebruikt door onbehuisden of anderen die zaten te springen om een dak boven hun hoofd.

Hij kwam een in ganzenpas lopende rij vrouwen tegen, met plastic vaten water op hun hoofd, en langs het pad zag hij twee jongetjes die naast elkaar gehurkt hun behoefte deden. Het zweet stond op hun gezichten en hun grote, donkere ogen keken hem aan van onder een baldakijn van onkruid. Zij gaven openlijk en schaamteloos blijk van hun nieuwsgierigheid, alsof hij een grote kraanvogel was, die speciaal om hen afleiding te bezorgen langskwam.

• Langs de spoorlijn, vlak bij de rails, die naar beide zijden afbogen, speelden grote groepen kinderen. Hij hield een jongen staande die een kleine, door ongedierte aangevreten pop op een stuk hout had gezet dat hij over de hete, glanzende rails heen en weer schoof, en vroeg hem naar de dokter. Het jongetje had geen flauw idee wat hij bedoelde, maar een meisje van een jaar of tien hoorde wat hij vroeg en bood Haydon aan hem de weg te wijzen. Ze zag er netjes en verzorgd uit, in de kleurrijke kleding van een van de vele Guatemalteekse indianenstammen, en hoewel Haydon te weinig wist van hun traditionele kostuums om te zien tot welke stam zij behoorde, kon hij wel zien dat zij nog niet lang geleden van het platteland hiernaartoe was gekomen. Ze had nog niet de gejaagde blik die de bewoners van sloppenwijken op den duur in hun ogen kregen en haar jurk was nog niet aangetast door het onvermijdelijke vuil, en ze droeg nog niet de gerafelde stukken plastic en nylon die uiteindelijk de versleten huipil en corte zouden vervangen. Haydon volgde haar over de rails naar een andere doolhof van smalle paden en barakken. De geleidelijk hoger gelegen paden liepen kriskras door elkaar. Het geluid van huilende kinderen, pratende vrouwen en evangelisten op de radio, bereikten hem door de kieren in de hutjes. De geuren van houtvuurtjes en maïstortilla's en van de dierlijke en menselijke uitwerpselen, die langs de randen van de paden lagen, bereikten zijn neus en werden doordringender naarmate de temperatuur meer steeg.

Ze liep met gestage pas en wierp af en toe een blik achter zich om te zien of hij haar nog volgde. Met haar blote voetjes liep ze moeiteloos over het hobbelige pad. Onder het lopen slingerde ze een gerafeld touw met een rode knoop aan het eind in het rond en creëerde zo roze cirkels in de lucht. Ze was een levendig, zorgeloos kind, dat op goede voet stond met haar omgeving. Zo nu en dan bleef ze even stilstaan om een snelle blik te werpen door een deuropening of over een krakkemikkige afrastering. Dan groette ze degenen die zich daar bevonden en was al weer onderweg voor Haydon kans had gezien haar in te halen. Ze bleef even staan om een straathond te aaien die in een kuil lag die hij naast een muurtje had gegraven en ze bleef opnieuw stilstaan om een blote baby aan te raken, die in een deuropening op een maïskolf lag te knabbelen. Maar haar taak vergat ze geen moment, en voor Haydon er erg in had, hadden ze de plek bereikt waar af en toe een stenen huis de grens aangaf tussen de vaste achterbuurt van de stad en de sloppenwijken. Ze kwamen zelfs in een heuse straat, een smal, ongeplaveid weggetje, dat zo vol hobbels en kuilen zat dat een voertuig er onmogelijk overheen kon. Het kind ging automatisch in de smalle schaduwstrook van de stenen huizen lopen en verdween na enkele minuten plotseling in een deuropening. Haydon stond voor de ingang van een donkere kamer die riekte naar alcohol.

'£7 doctor,' kondigde ze trots, vanuit het donker, aan. Haydon keek de kamer in en zag haar voor een glazen kast staan, naast Aris Grajeda, die zich half afwendde van de werkzaamheden waarmee hij bezig was geweest.

'Dokter Grajeda?' vroeg Haydon en toen hij Grajeda's stilzwijgen begreep, voegde hij er snel aan toe: ik ben Stuart Haydon.'

'Ja,' zei de Guatemalteek. Hij rechtte zijn schouders en sloeg een arm om de schouders van het kind, dat zich vertrouwelijk tegen hem aandrukte. Hij was maar nauwelijks te onderscheiden in het duister, maar Haydon kon zien dat de man aanzienlijk kleiner was dan hij zelf, en de typisch Guatemalteekse lichaamsbouw had. Zijn schouders waren smal noch breed, maar goedgebouwd en hij was mager noch dik. Haydon had de indruk dat de dokter hem snel maar koelbloedig opnam.

'Mag ik een paar minuten van uw tijd in beslag nemen?'

'Bent u Amerikaan?'

'Ja. Ik wilde u wat vragen stellen over Lena Muller.'

'Wie?' Grajeda nam geen enkel risico.

'De Amerikaanse vrouw waarop u lijkschouwing hebt verricht in Huehuetenango, en wier stoffelijk overschot u hebt meegenomen naar Guatemala City.'

Grajeda keek Haydon zwijgend aan, maar vanwege het schaarse licht in de ruimte, kon Haydon zijn gezichtsuitdrukking niet zien.

'Bent u verbonden aan de Amerikaanse ambassade?' vroeg Grajeda. Zijn stem klonk gedempt en geduldig, beleefd zelfs. Zijn Engels was uitstekend en hij sprak zijn woorden zorgvuldig uit. Toen hij zich omdraaide naar het beetje licht dat door het raam, pal achter hem, naar binnen viel, weerspiegelde dat zich in zijn brilleglazen.

'Nee,' zei Haydon. ik heb niets met de ambassade te maken.'

Hij legde in enkele zinnen uit wie hij was en waarom hij in Guatemala was, en overhandigde Grajeda zelfs zijn politiepenning, die deze, in het licht dat door het raam naar binnen viel, nauwlettend bestudeerde. is Fossler een vriend van u?' vroeg hij, terwijl hij de penning te♦ ruggaf. Haydon knikte en vroeg zich af of hij hem zou vertellen van Fosslers kamer.

'Hij is dus gisterochtend bij u langsgekomen om met u te praten?'

vroeg Haydon.

ik mag Fossler graag.' Grajeda's stem klonk vriendelijker toen hij terugdacht aan zijn gesprek met de Amerikaan. 'Waarom is hij niet met u meegekomen?'

ik ben bang dat hem wel eens iets zou kunnen zijn overkomen,' zei Haydon. 'Hij zou me gisteravond van het vliegveld ophalen, maar hij kwam niet opdagen. Ik ben naar het adres gegaan dat hij me had opgegeven, naar zijn kamer, en die was volkomen overhoop gehaald. Overal zaten bloedspatten, maar Fossler was er niet.'

Grajeda hoorde hem aan zonder een spier te vertrekken en na een langdurige stilte vroeg hij: 'U hebt hem niet meer gesproken nadat hij met mij heeft gesproken?'

'Nee.'

Grajeda knikte en streelde zwijgend het haar van het meisje. Haydons ogen begonnen aan het duister te wennen. Ze stonden in een soort kantoortje. Onder het raam, achter Grajeda, stond een bureau, en een andere deuropening gaf toegang tot een kamer waarin een tafel stond met een laken eroverheen. Links van Haydon stonden een paar stoelen naast elkaar tegen de muur en overal hingen briefjes die mensen waarschuwden niet hun behoefte te doen op de aarden vloer van hun huizen - het Spaans was simpel: 'poepen' en 'pissen' - geen voedsel aan te raken voor je je handen had gewassen; niet zonder sandalen te lopen (deze raadgeving was geïllustreerd met een enorme schets van een mijnworm); geen seksuele gemeenschap te hebben zonder condooms, die el doctor gratis verstrekte; geen water te drinken dat niet eerst was gekookt of met pillen gezuiverd. Deze raadgevingen waren voorzien van eenvoudige tekeningetjes, waarop door het laakbare gedrag een kruis stond, ik heb zondagmiddag nog met Jim Fossler gesproken,' zei Haydon.

'Hij vertelde me toen dat u een vriend was van Lena, dat u in de westelijke hooglanden met haar had samengewerkt.'

Grajeda's gezichtsuitdrukking veranderde bij die laatste opmerking. Hoewel hij duidelijk een ladino was - van gemengd Europees, Indiaans bloed, in plaats van zuiver Indiaans had de dokter de Mayaogen van zijn voorouders geërfd; ze deden enigszins Aziatisch aan in verhouding tot zijn tamelijk ronde gezicht. Zijn huidkleur was donker en hij had het stugge zwarte Indiaanse haar. Hij had een keurig geknipte snor en sik en zowel zijn haar als zijn baardje was al grijs doorschoten.

'Ik ben bang dat meneer Fossler zich heeft vergist,' zei hij met een beleefde glimlach.

'Hoe bedoelt u?'

'Ik heb juffrouw Muller nooit gekend. Hij zei hetzelfde tegen mij, dat ik haar kende. Ik zei hem dat dat niet zo was. Wie heeft hem verteld dat ik haar kende?'

'Dat heeft hij niet gezegd.'

'Het spijt me als u beiden mij bent komen opzoeken in de veronderstelling dat ik haar kende.'

'Ik weet niet wie het hem heeft verteld,' zei Haydon, 'maar daar ik niet meer de kans heb gekregen hem te spreken, nadat hij met u heeft gesproken, weet ik niet waarover het gesprek met u ging.'

Daar dacht Grajeda over na. 'Tja, dan kunnen we daar maar beter over praten,' zei hij. Hij keek naar het meisje en pakte toen een verkreukelde papieren zak van de kast, waar duidelijk zijn lunch in zat. Hij opende de zak, stak zijn hand erin, haalde er een sinaasappel uit en gaf die aan het meisje. Hij bedankte haar, omdat ze zo vriendelijk was geweest deze gringo bij hem te brengen en zei dat ze kon gaan. Hij sprak op gemoedelijke toon, als iemand die gewend was met kinderen om te gaan. Hij keerde zich weer om naar de glazen kast, sloot de deuren, deed de kast op slot en stak de sleutel in de zak van zijn korte witte laboratoriumjas.

'Siéntese' zei hij tegen Haydon en hij wees op een van de gammele stoelen, die tegen de gepleisterde muur stonden. Hij liep om zijn bureau heen en ging zitten. Het licht viel over zijn rechterschouder door het kale venster naar binnen. Het werd snel heter, maar binnen de dikke muren bleef het tamelijk koel. Haydon hoorde ergens buiten kippen, en flarden van gesprekken tussen vrouwen, die de kliniek passeerden. Grajeda glimlachte opnieuw, vriendelijk, beschroomd, de glimlach van Boeddha. ik heb haar niet mee teruggebracht uit Huehuetenango,' zei hij met een diepe zucht. 'Het was een tragedie. Fossler wist dat ze dood was. Dat heb ik hem gisterochtend gezegd, toen hij hier was.'