9789044962482-Rechteloos-back.jpg

Van dezelfde auteur

 

Het recht van de macht

Op eigen gezag

Duister lot

Vuil spel

Onder druk

In het hart

Nachtreizigers

De laatste man

Onbewaakt ogenblik

De samenzwering

Het uur van de zonde

De verzamelaars

Geniaal geheim

De verraders

Niets dan de waarheid

De rechtvaardigen

Familieverraad

In het geheim

Verlos ons van het kwaad

 

 

 

 

 

 

Bezoek onze internetsite www.awbruna.nl

voor informatie over al onze boeken en dvd’s.

David Baldacci

Rechteloos

 

ebook editie, oktober 2010

A.W. Bruna logo zw-w.Ai

A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht

Oorspronkelijke titel

Hell’s Corner

© 2010 by Columbus Rose, Ltd

Published by arrangement with Lennart Sane Agency AB

Vertaling

Hugo Kuipers

Omslagontwerp

Studio Jan de Boer

© 2010 A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht

 

nur 332

 

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting pro (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

Voor Michelle

Twintig jaar huwelijk en twintig boeken

Een rit van een leven met de vrouw van wie ik houd.

 

·1·

Oliver Stone telde de seconden, iets wat altijd een kalmerende uitwerking op hem had. En kalmte had hij nodig. Hij zou die avond iemand ontmoeten. Iemand die erg belangrijk was. En Stone wist niet hoe het zou gaan. Eén ding wist hij zeker. Hij zou niet vluchten. Hij had genoeg van vluchten.

Stone was net teruggekomen uit Divine, Virginia, waar Abby Riker woonde, een vrouw die hij had leren kennen. Abby was de eerste vrouw geweest voor wie Stone iets voelde sinds hij dertig jaar eerder zijn vrouw had verloren. Hoewel ze duidelijk gek op elkaar waren, wilde Abby niet uit Divine weg en kon Stone daar niet wonen. Hoe het ook zij, in feite hoorde hij hier in Washington thuis, ondanks alle ellende die deze stad hem had bezorgd.

De ellende zou zelfs nog erger kunnen worden. Het bericht dat hij een uur na thuiskomst had ontvangen, was duidelijk genoeg geweest. Ze zouden hem om middernacht komen halen. Er was geen discussie mogelijk; er werd niet onderhandeld; een compromis was uitgesloten. Degenen die aan de andere kant stonden, dicteerden altijd de condities.

Even later hield hij op met tellen. Autobanden vraten het grind weg voor de ingang van de begraafplaats Mount Zion. Dat was een historische maar nederige begraafplaats voor Afro-Amerikanen die een vooraanstaande positie hadden verworven door te vechten voor dingen die blanken altijd voor vanzelfsprekend hadden aangenomen, bijvoorbeeld waar je mocht eten en slapen, in welke bussen je mocht zitten en waar je gebruik mocht maken van het toilet. Stone had de ironie dat Mount Zion zich hoog boven het chique Georgetown verhief, altijd kunnen waarderen. Nog niet zo lang geleden hadden de rijke mensen hier hun donkere broeders alleen in hun nabijheid getolereerd als ze een gesteven dienstmeisjespakje droegen of drankjes en hapjes serveerden en daarbij hun onderdanige blik op de glanzende vloer gericht hielden.

Autoportieren gingen open en dicht. Stone telde drie klappen van metaal tegen metaal. Een trio dus. Mannen. Hij dacht niet dat ze een vrouw voor zoiets zouden sturen, al was dat misschien alleen maar het vooroordeel van zijn generatie.

Ze zouden Glocks of Sigs hebben, of misschien speciaal voor hen vervaardigde wapens; dat hing ervan af wie ze hadden gestuurd om het te doen. In elk geval zouden de wapens dodelijke munitie bevatten en zouden ze in holsters onder de jasjes van hun mooie pakken zitten. Hier in het schilderachtige Georgetown, waar invloedrijke mensen woonden, hoefde je niet te verwachten dat er in het zwart geklede commando’s aan touwen vanaf de landingsgestellen van snelle helikopters kwamen afdalen. Hij zou in alle stilte worden weggehaald, zonder dat een belangrijk persoon in zijn slaap werd gestoord.

Ze klopten aan.

Beleefd.

Hij deed open.

Om respect te tonen.

Deze mensen koesterden geen persoonlijke wrok tegen hem. Ze wisten misschien niet eens wie hij was. Het was werk. Hij had het zelf ook gedaan. Al had hij nooit van tevoren aangeklopt. Het verrassingseffect, en dan een trekker die in een fractie van een seconde werd overgehaald: dat was zijn werkwijze geweest.

Gewoon werk.

Tenminste, dat dacht ik, omdat ik niet de moed had om de waarheid onder ogen te zien.

Als militair had Stone er nooit moeite mee gehad het leven te beëindigen van iemand die een eind aan dat van hem probeerde te maken. Oorlog was de efficiëntste vorm van darwinisme, en de regels waren dan ook heel nuchter, met ‘doden of gedood worden’ als voornaamste. Maar wat hij had gedaan nadat hij uit het leger was gegaan, was anders in die zin dat hij machthebbers nooit meer vertrouwde.

Hij stond in de deuropening, omlijst door het licht achter hem. Als hij aan de andere kant had gestaan, zou hij op dit moment hebben geschoten. Snel, zuiver, zonder het risico dat je misschoot. Hij gaf hun alle gelegenheid.

Ze grepen die kans niet aan. Ze zouden hem niet doden.

Het waren trouwens víér mannen. Het zat Stone een beetje dwars dat zijn waarneming niet correct was geweest.

De leider van het stel was slank en 1,75 meter lang. Hij had kort haar en een scherpe blik in zijn ogen die alles in zich opnamen en niets prijsgaven. Hij wees naar de auto die bij de poort geparkeerd stond, een zwarte Escalade. Ooit zouden ze voor Stone een peloton trefzekere moordenaars hebben gestuurd, die over land en zee en door de lucht naar hem toe zouden zijn gekomen. Blijkbaar was die tijd voorbij. Vier mannen in pak in een zware Cadillac: dat was genoeg.

Er werd geen onnodig woord gezegd. Hij werd vakkundig gefouilleerd en naar de auto geleid. Ze zetten hem midden op de achterbank, met een man aan weerskanten van hem. Hij voelde hun gespierde armen tegen zich aan. Ze waren gespannen. Ze zouden elke poging van Stone om bij hun wapens te komen onmiddellijk blokkeren. Stone was niet van plan zo’n poging te doen. Omdat het vier tegen één was, zou hij dat gevecht zonder enige twijfel verliezen. Hij zou een zwarte tatoeage op zijn voorhoofd krijgen, een derde oog als gevolg van een fatale misrekening. Tientallen jaren geleden zou de kans heel groot zijn geweest dat vier nog betere mannen dood zouden achterblijven terwijl hij ongeschonden wegliep, op weg naar een volgend gevecht. Maar die tijd lag ver in het verleden.

‘Waarheen?’ vroeg hij. Hij had geen reactie verwacht en zou die ook niet krijgen.

Even later stond hij in zijn eentje voor een gebouw dat bijna elke Amerikaan zou herkennen. Hij stond daar niet lang. Er kwamen nog meer mannen, beter en hoger in rang dan degenen die hem daar hadden afgezet. Hij bevond zich nu bij het centrum van de macht. Het personeel werd bekwamer naarmate je dichter bij het centrum kwam. Ze leidden hem door een gang. Een gang met veel deuren die allemaal dicht waren en dat kwam niet alleen door het late uur. Dit gebouw sliep eigenlijk nooit.

De deur ging open en dicht. Stone was weer alleen, maar dat bleef hij niet lang. In een ander deel van de kamer ging een deur open, en de man kwam binnen. Hij keek Stone niet aan, maar nodigde hem met een gebaar uit te gaan zitten.

Stone ging zitten.

De man ging achter zijn bureau zitten.

Stone was hier een onofficiële bezoeker. Normaal gesproken werd iedereen geregistreerd die hier kwam, maar vannacht niet. Hij niet. De man was informeel gekleed: katoenen broek, een van boven losgeknoopt overhemd, instapschoenen. Hij schoof een bril op zijn neus en sorteerde wat papieren op zijn bureau. Naast hem brandde één lamp. Stone bestudeerde hem. De man zag er alert en vastbesloten uit. Dat moest ook wel, anders kon je je hier niet staande houden en je eigen werkwijze hanteren in de moeilijkste baan van de wereld.

Hij legde de papieren neer en schoof de bril op zijn gerimpelde voorhoofd.

‘We hebben een probleem,’ zei James Brennan, president van de Verenigde Staten. ‘En we hebben je hulp nodig.’

 

·2·

Stone was enigszins verbaasd, maar liet dat niet blijken. In dit soort situaties was het nooit goed om verbazing te tonen. ‘Een probleem waarmee?’

‘De Russen.’

‘Oké.’ Dat is niets nieuws, dacht Stone. We hebben vaak problemen met de Russen.

De president ging verder. ‘Je bent daar geweest.’ Het was geen vraag.

‘Vaak genoeg.’

‘Je spreekt de taal.’ Ook dat was geen vraag, en dus zei Stone er niets op. ‘Je kent hun tactieken.’

‘Vroeger kende ik ze. Dat is lang geleden.’

Brennan glimlachte grimmig. ‘Het is blijkbaar net als met kleren en kapsels: als je maar lang genoeg wacht, komt alles weer in de mode. Dat geldt ook voor spionagetechnieken.’

De president leunde achterover en legde zijn voeten op het Resolute Desk, dat Amerika tegen het eind van de negentiende eeuw cadeau had gekregen van de Engelse koningin Victoria. Rutherford B. Hayes was de eerste president geweest die er gebruik van maakte, en Brennan de meest recente.

‘De Russen hebben een web van verschillende groepen spionnen die zich in ons land hebben ingegraven. De fbi heeft een stel van die groepen opgerold, is in andere geïnfiltreerd, maar er zijn er nog meer waarover we geen informatie hebben.’

‘Landen bespioneren elkaar altijd,’ zei Stone. ‘Het zou me enorm verbazen als wij geen inlichtingenoperaties in Rusland hadden.’

‘Daar gaat het nu niet om.’

‘Oké,’ zei Stone, die overigens vond dat het daar wél om ging.

‘De Russische kartels beheersen alle grote kanalen voor drugsdistributie op het oostelijk halfrond. Daar zijn gigantische bedragen mee gemoeid.’

Stone knikte. Dat wist hij.

‘Nou, tegenwoordig beheersen ze de drugsdistributie ook op het westelijk halfrond.’

Dat wist Stone niet. ‘Ik begreep alleen dat de Colombianen door de Mexicanen zijn verdrongen.’

Brennan knikte peinzend. Stone keek naar het vermoeide gezicht van de man en meende daarin de stapels briefings te zien die de president die dag zou hebben doorgenomen om zich grondig vertrouwd te maken met deze en nog tien andere hoogst belangrijke zaken. Het presidentschap slokte elk grammetje energie en intellectuele nieuwsgierigheid op dat je voor die baan beschikbaar had.

Brennan zei: ‘Distributie is belangrijker dan productie. Daar zijn ze eindelijk achter gekomen. Je kunt het spul overal maken, maar het gaat erom dat je het bij de koper krijgt. En aan deze kant van de wereld zijn Amerikanen de kopers. Maar de Russen hebben de Mexicanen eruit geschopt, Stone. Met moord en doodslag, marteling en omkoperij hebben ze zich een weg naar de top gevochten, en nu beheersen ze minstens negentig procent van de handel. En dat is een groot probleem.’

‘Ik heb gehoord dat Carlos Montoya...’

De president wees die opmerking met een geërgerd gebaar van de hand. ‘Dat zeggen de kranten. Fox en cnn zenden het uit, de experts bijten zich erin vast, maar het is een feit dat Carlos Montoya heeft afgedaan. Hij was de ergste van het uitschot in Mexico. Hij heeft twee van zijn eigen broers vermoord om de leiding van het familiebedrijf te krijgen, en toch bleek hij geen partij voor de Russen te zijn. De informatie waarover we beschikken, wijst er trouwens op dat hij is vermoord. De Russen zijn zo meedogenloos als ieder ander in de drugswereld.’

‘Oké,’ zei Stone kalm.

‘Toen we nog met de Mexicaanse kartels te maken hadden, was het allemaal nog beheersbaar. Natuurlijk was het niet ideaal, maar het raakte de nationale veiligheid niet. We konden ertegen vechten aan onze grenzen en in de grote steden, waar de kartels hun invloed vooral via bendes uitoefenden. Met de Russen ligt het anders.’

‘U bedoelt dat de spionagegroepen en de drugskartels met elkaar in verbinding staan?’

Brennan keek Stone aan, misschien verrast omdat hij zo snel het verband had gelegd. ‘Ja, dat is wat wij denken. We denken zelfs dat de Russische overheid en de drugskartels één geheel vormen.’

‘Dat is een forse conclusie,’ zei Stone.

‘En ook de juiste, geloven wij. Illegale drugs zijn een van de belangrijkste exportproducten van Rusland. Ze maken het spul in de oude sovjetlaboratoria, vooral in de landen die op “stan” eindigen, en verspreiden het met allerlei middelen over de hele wereld. Ze kopen de mensen om die ze nodig hebben en vermoorden de mensen die zich niet laten omkopen. Er zijn enorme bedragen mee gemoeid. Honderden miljarden dollars. Zo enorm dat ook de overheid haar deel wil. En er komt nog meer bij kijken.’

‘U bedoelt: hoe meer drugs ze aan Amerika verkopen, des te zwakker worden we als natie? Die drugs kosten ons dollars en hersencellen. Drugs leiden tot meer kleine en grote criminaliteit, onttrekken middelen aan onze economie en brengen een verschuiving van productieve naar niet-productieve terreinen teweeg.’

Opnieuw leek Brennan verrast door Stones soepel verwoorde inzicht. ‘Zo is het. En de Russen weten wat de gevolgen van verslaving zijn. Als er één volk is dat gek is op drugs en alcohol, dan zijn het de Russen. Maar nu hebben we lucht gekregen van een doelbewuste, intensieve poging van de Russen om Amerika zo ongeveer met drugs te overspoelen.’ De president leunde achterover. ‘En dan is er nog de voor de hand liggende complicerende factor.’

‘Ze zijn een kernmacht,’ zei Stone. ‘Ze hebben net zoveel kernkoppen als wij.’

De president knikte. ‘Ze willen weer aan de top komen. Misschien willen ze ons verdringen en de enige supermacht worden. Daar komt nog bij dat ze grote invloed hebben in het Midden-Oosten en Verre Oosten. Zelfs de Chinezen en Israëliërs zijn bang voor ze, al was het alleen maar omdat ze zo onvoorspelbaar zijn. De zaak raakt uit zijn evenwicht.’

‘Oké. Waarom ik?’

‘De Russen hebben hun oude tactieken weer opgepikt, Stone. Uit jouw tijd.’

‘Zo oud ben ik niet. Werken er geen spionnen uit mijn tijd meer voor de cia?’

‘Nee, eigenlijk niet. Voor 11 september hebben ze een tijdlang geen nieuwe mensen aangenomen en veel oudere agenten hebben de dienst vrijwillig of onvrijwillig verlaten. Toen die vliegtuigen in die gebouwen vlogen, is de hele dienst overhoopgehaald en als gevolg daarvan bestaat driekwart van de cia nu uit twintigers. Het enige wat die van Rusland weten, is dat ze daar goede wodka maken en dat het er koud is. Jij ként Rusland. Je spreekt de taal. Je kent de loopgraven van de spionage beter dan de meeste mensen die in de dure kantoren op het cia-hoofdkantoor in Langley zitten.’ Hij zweeg even. ‘En we weten allemaal dat je over bijzondere vaardigheden beschikt. Vaardigheden die dit land je tegen hoge kosten heeft bijgebracht.’

Het schuldgevoel. Interessant.

‘Maar al mijn contacten daar zijn weg. Dood.’

‘Dat is juist een voordeel. Je gaat er met een schone lei naartoe. Je bent een onbekende factor.’

‘Hoe beginnen we?’

‘Jij moet er natuurlijk onofficieel naartoe. We geven je een training om je op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen. Ik denk dat je over een maand zo ver bent dat je het land uit kunt.’

‘Ga ik dan naar Rusland?’

‘Nee, naar Mexico en Latijns-Amerika. We willen je in de landen hebben waar de drugs doorheen gaan. Je zult het niet gemakkelijk hebben. En het is gevaarlijk. Dat hoef ik je vast niet te vertellen.’ Hij zweeg even en keek naar Stones korte witte haar.

Stone wist precies waarom hij daarnaar keek. ‘Ik ben natuurlijk niet meer zo jong als vroeger.’

‘Dat zijn we geen van allen.’

Stone knikte. Hij was met zijn gedachten al bij het logische resultaat van dit alles. Eigenlijk had hij maar één vraag. ‘Waarom?’

‘Ik heb je al verteld waarom. In veel opzichten ben jij de beste die we hebben. En het probleem is heel reëel en wordt erger.’

‘Mag ik de rest horen?’

‘De rest waarvan?’

‘Waarom ik hier werkelijk ben.’

‘Ik begrijp het niet,’ zei de president geërgerd. ‘Ik dacht dat ik dat al duidelijk had gemaakt.’

‘De vorige keer dat ik hier was, heb ik u dingen verteld en op andere dingen gezinspeeld.’

De president reageerde daar niet op.

‘En toen werd me de Medal of Honor aangeboden.’

‘En die heb je geweigerd,’ zei de president op scherpe toon. ‘Voor zover ik weet, was dat een primeur.’

‘Als je iets niet verdient, moet je het afwijzen.’

‘Onzin. Met je daden op het slagveld had je hem ruimschoots verdiend.’

‘Ja, op het slagveld. Maar in het grotere geheel van de dingen verdiende ik hem niet. En als het om zo’n eer gaat, moeten álle dingen in overweging worden genomen. En dat is volgens mij de werkelijke reden waarom ik hier ben.’

Ze keken elkaar over het brede Resolute Desk aan. Aan zijn gezicht te zien begreep de president heel goed wat Stone met ‘alle dingen’ bedoelde. Een zekere Carter Gray. En een zekere Roger Simpson. Twee vooraanstaande Amerikanen. Twee vrienden van de president. En allebei dood. Dat was rechtstreeks het werk geweest van Oliver Stone. Die had een goede reden gehad om het te doen, maar evengoed had hij ze omgebracht. En daar was eigenlijk geen juridisch of zelfs moreel excuus voor. Al terwijl hij beide mannen doodschoot, had Stone dat geweten.

Toch hield dat me niet tegen, want als er ooit mensen verdienden dat ze werden omgebracht, dan waren het die twee.

‘Je hebt mijn leven gered,’ begon Brennan ongemakkelijk.

‘En ik heb twee anderen van het leven beroofd.’

De president stond abrupt op en liep naar het raam. Stone sloeg hem aandachtig gade. Hij had het gezegd. Nu zou hij de andere man laten praten en zien hoe zijn gok uitpakte.

‘Gray wilde mij vermoorden.’

‘Ja, dat wilde hij.’

‘Daarom zat het feit dat jij hem hebt omgebracht me niet zo dwars als het anders zou hebben gedaan, om het maar eens bot te zeggen.’

‘Maar Simpson?’

De president keek hem aan. ‘Daar heb ik me in verdiept. Ik kan me voorstellen waarom je hem wilde doden. Maar niemand staat los van de maatschappij, Stone. En koelbloedige moord wordt in een beschaafde wereld niet geaccepteerd.’

‘Tenzij er toestemming voor is gegeven door de juiste instanties,’ merkte Stone op. ‘Door mensen die in de stoel hebben gezeten waarin u nu zit.’

Brennan wierp een blik op zijn bureaustoel en wendde toen zijn blik af. ‘Dit is een gevaarlijke missie, Stone. Je krijgt alle middelen die je nodig hebt om te slagen. Maar er zijn geen garanties.’

‘Er zijn nooit garanties.’

De president leunde weer achterover en legde zijn vingertoppen tegen elkaar, misschien als een soort schild tussen zichzelf en de andere man.

Toen Brennan niets zei, vroeg Stone: ‘Dit is mijn boetedoening, nietwaar?’

De president liet zijn handen zakken.

‘Dit is mijn boetedoening,’ zei Stone opnieuw. ‘In plaats van een proces dat niemand wil omdat er dan te veel dingen boven water komen die onaangenaam zijn voor de regering en waardoor de reputatie van bepaalde dode overheidsdienaren zou worden aangetast. En u wilt ook niet tot mijn executie bevelen, want zoals u al zei: zo reageert een beschaafd volk niet op geschilpunten.’

‘Je legt je woorden niet op een goudschaaltje,’ zei Brennan kalm.

‘Is het zo of niet?’

‘Ik denk dat je begrijpt in welk dilemma ik verkeer.’

‘U hoeft u er niet voor te verontschuldigen dat u een geweten hebt, meneer de president. Ik heb mannen gediend die op uw stoel zaten en die helemaal geen geweten hadden.’

‘Als je faalt, faal je. De Russen zijn zo meedogenloos als het maar kan. Dat weet jij beter dan de meeste andere mensen.’

‘En als ik slaag?’

‘Dan hoef je nooit meer bang te zijn dat de overheid op je deur klopt.’ Hij boog zich naar voren. ‘Ga je akkoord?’

Stone knikte en stond op. ‘Ik ga akkoord.’ Bij de deur bleef hij staan. ‘Als ik niet terugkom, wil ik graag dat mijn vrienden te horen krijgen dat ik ben gestorven terwijl ik mijn land diende.’

De president knikte.

‘Dank u,’ zei Oliver Stone.

 

·3·

De avond daarop stond Stone op de plaats waar hij tientallen jaren eerder ook al had gestaan, namelijk in het drie hectare grote Lafayette Park tegenover het Witte Huis. Het had oorspronkelijk President’s Park geheten, maar die titel was overgegaan op het terrein bij het Witte Huis zelf en The Ellipse, een stuk land van twintig hectare groot aan de zuidkant van het Witte Huis. Lafayette Park had dus ooit deel uitgemaakt van het terrein van het Witte Huis, maar was van dat presidentiële stuk land gescheiden toen president Thomas Jefferson opdracht had gegeven Pennsylvania Avenue er dwars doorheen aan te leggen.

Het park was in de loop van de afgelopen twee eeuwen voor veel doeleinden gebruikt, onder andere als begraafplaats, slavenmarkt en zelfs als renbaan. En het stond er ook om bekend dat er meer eekhoorns per vierkante meter waren dan op enige andere plaats ter wereld. Tot op de dag van vandaag wist niemand waarom. Het park had grote veranderingen ondergaan sinds Stone daar de eerste keer zijn bord in de grond had gezet, het bord met ik wil de waarheid. Verdwenen waren de vaste demonstranten als Stone, met hun rommelige tenten en hun schreeuwerige spandoeken. De majesteitelijke Pennsylvania Avenue voor het Witte Huis was sinds de bomaanslag in Oklahoma City gesloten voor het gewone verkeer.

Mensen, instellingen en landen waren doodsbang, en Stone kon het ze niet kwalijk nemen. Als Franklin Roosevelt nog had geleefd en in het Witte Huis had gezeten, zou hij zijn beroemdste uitspraak weer hebben gedaan: ‘Het enige wat wij te vrezen hebben, is de vrees zelf.’ Maar zelfs die woorden zouden niet genoeg zijn geweest. De bangmakers slaagden er blijkbaar steeds meer in om de burgers aan hun kant te krijgen.

Stone keek naar het midden van het park, waar het ruiterstandbeeld stond van Andrew Jackson, de held van de slag bij New Orleans en zevende president van de Verenigde Staten. Het beeld had een voetstuk van majestueus Tennessee-marmer. Het was het eerste ruiterbeeld geweest dat in Amerika was gemaakt. Om het monument stond een laag smeedijzeren hek, waarbinnen ook enkele oude kanonnen een plaats hadden gekregen. De vier hoeken van het park werden gemarkeerd door een standbeeld ter nagedachtenis aan een buitenlandse held uit de Vrijheidsoorlog.

Ten noorden van Jackson stonden rijen kleurrijke bloemen en een grote, pas geplante esdoorn. Er was geel lint gespannen om kleine paaltjes die op drie meter afstand van de boom in de grond waren gezet, omdat daar een kuil zat van enkele meters diep, een meter breder dan de kolossale wortelkluit. Naast de kuil lagen blauwe dekzeilen met daarop de uitgegraven aarde.

Stone keek naar de daken. Hij wist dat daar scherpschutters zaten die het Witte Huis bewaakten, al kon hij ze niet zien. Hij veronderstelde dat velen van hen hun vizier op dat moment op zijn hoofd gericht hielden.

Niet per ongeluk de trekker overhalen, heren. Ik wil mijn hersenen graag houden waar ze zijn.

Het officiële diner in het Witte Huis was afgelopen. De weldoorvoede vips kwamen in groepjes het ‘huis van het volk’ uit. Een van de gasten was de Britse premier. De colonne die voor hem klaarstond, zou hem naar Blair House brengen, de residentie voor bezoekende hoogwaardigheidsbekleders aan de westkant van het park. Het was maar een klein eindje lopen, maar Stone nam aan dat regeringsleiders nergens meer veilig konden lopen. De wereld was voor hen ook al lang geleden veranderd.

Stone keek om en zag de vrouw op de bank zitten, bij de ovale fontein aan de oostkant van het park, halverwege tussen Jackson en het beeld van de Poolse generaal Thaddeus Kościuszko, die de jonge Engelse koloniën had geholpen zich van de Britse monarchie te bevrijden. De ironie dat de leider van diezelfde monarchie nu in een huis logeerde dat op dat monument uitkeek, ontging Stone niet.

De vrouw droeg een zwarte broek en een dunne witte jas. Ze had een grote tas naast zich staan. Zo te zien was ze ingedommeld.

Dat is vreemd, dacht Stone. Mensen zaten niet in Lafayette Park te slapen op dit uur van de avond.

Ze was niet de enige in het park. Toen Stone naar de bomen aan de noordwestkant van het park keek, zag hij een man in een pak met een aktetas. De man stond met zijn rug naar Stone toe. Hij was blijven staan om naar het beeld van de Duitse officier Friedrich Wilhelm von Steuben te kijken, die de kolonisten ook had geholpen om koning George de ‘Waanzinnige’ meer dan twee eeuwen geleden tegen zijn koninklijke achterste te schoppen.

Toen zag Stone een kleine man met een dikke buik die het park aan de noordkant binnenging, waar de St. John’s-kerk zich bevond. Hij droeg joggingkleren, al zag hij er niet uit alsof hij zelfs maar vlug kon lopen zonder aan een hartaanval te bezwijken. Iets wat eruitzag als een iPod zat aan een riem om zijn royale middel, en hij had een koptelefoon op.

Er was nog een vierde persoon in het park. Hij was gekleed als een lid van een straatbende: wijde gevangenisspijkerbroek, donkere halsdoek, strak shirt, camouflagejasje en hoge schoenen. Het bendelid liep dwars door het midden van het park. Ook dat was vreemd, want er kwamen bijna nooit bendeleden in Lafayette Park omdat er zoveel politie was. En om een voor de hand liggende reden was de politie deze avond extra waakzaam.

Officiële diners maakten iedereen gespannen. Er zat extra veerkracht in de tred van een patrouillerende bewaker. De hand van een politieman zat net iets dichter bij de trekker. Veel meer dan anders had iedereen de neiging eerst te schieten en later de scherven op te rapen. Als een regeringsleider werd vermoord, ontkwam niemand aan zijn verantwoordelijkheid. Dan rolden er koppen en pensioenen.

Toch was Stone hier niet gekomen om over die dingen na te denken. Hij was hier gekomen om Lafayette Park voor het laatst te bekijken. Over twee dagen begon hij aan zijn training, die een maand zou duren. En daarna vertrok hij naar Mexico. Zijn besluit stond al vast. Hij zou het niet aan zijn vrienden vertellen, de leden van de Camel Club. Als hij dat deed, vermoedden ze misschien hoe het zat, en daar kon niets goeds uit voortkomen. Hij verdiende het om te worden opgeofferd. Zij niet.

Hij haalde nog één keer diep adem en keek om zich heen. Hij glimlachte toen hij de ginkgo bij het beeld van Jackson zag. Die stond tegenover de esdoorn die net was geplant. Toen Stone voor het eerst in dit park was gekomen, was het herfst geweest en hadden de bladeren van de ginkgo een prachtige lichtgele kleur gehad. Het was echt adembenemend geweest. Er stonden ginkgo’s in de hele stad, maar dit was de enige in het park. Ginkgo’s konden wel duizend jaar oud worden. Stone vroeg zich af hoe het er hier over tien eeuwen zou uitzien. Zou de ginkgo er nog staan? En het grote witte gebouw aan de overkant?

Hij draaide zich om om het park voor de laatste keer te verlaten, toen zijn aandacht werd getrokken door iets wat op dat moment over de straat recht op hem afkwam.

En op zijn dierbare park.

 

·4·

Zware motorgeluiden, flikkerlichten en sirenes hadden Stones aandacht getrokken. Hij zag de colonne van de premier aan de 17th Street-kant van het Witte Huis vertrekken en met enige snelheid naar Blair House rijden. Dat gebouw, dat in feite uit drie aan elkaar gezette herenhuizen bestond, was groter dan je zou denken. Het had zelfs meer vierkante meters dan het Witte Huis en bevond zich onmiddellijk ten westen van het park waar het uitkeek op Pennsylvania Avenue. Daar stond het tegenover het monsterlijk grote Old Executive Office Building, waar een gedeelte van het personeel van de president en vice-president hun kantoren had. Het verbaasde Stone dat de Geheime Dienst de omgeving niet had ontruimd voordat de colonne vertrok.

Hij keek weer om zich heen. De vrouw was nu wakker en praatte in haar mobiele telefoon. De man in het pak stond nog met zijn rug naar Stone toe bij het standbeeld van Von Steuben. De jogger naderde het beeld van Jackson. Het bendelid liep nog door Lafayette Park te stampen, hoewel het park niet zo groot was. Hij had al aan het eind moeten zijn.

Er was duidelijk iets aan de hand.

Stone besloot eerst naar het westen te gaan. Hoewel hij geen demonstrant meer was, beschouwde hij Lafayette Park nog steeds als zijn territorium, dat hij tegen alle bedreigingen moest verdedigen. Zelfs zijn komende vertrek naar Mexico had dat niet in hem veranderd. En hoewel hij zich nog niet bedreigd voelde, had hij het gevoel dat daar snel verandering in kon komen.

Hij keek naar de jogger schuin tegenover hem, aan de andere kant van het park. De man was blijven staan en deed iets met zijn iPod. Stone keek naar de vrouw op het bankje. Ze stopte haar mobiele telefoon weg.

Stone liep nu naar het beeld van de Franse generaal comte de Rochambeau op de zuidwesthoek van het park. Terwijl hij dat deed, werd het nabijgelegen kruispunt van Jackson Place en Pennsylvania Avenue bezet door veiligheidstroepen. Ze vormden een haag van kogelwerende vesten en machinepistolen terwijl ze wachtten op de komst van de Britse premier. Het bendelid liep door, recht op Stone af. Het leek wel of de man in drijfzand liep; hij bewoog, maar kwam nergens. En er zat een pistool onder zijn jasje; Stone kon zelfs in het donker de vreemde maar vertrouwde bult in de stof zien. Dat getuigde van lef, dacht Stone. Je kwam hier niet gewapend naartoe, tenzij je wilde dat een scherpschutter op een dak voor alle zekerheid uitging van het ergste, met als gevolg dat je nabestaanden na je begrafenis misschíén een officiële verontschuldiging kregen. Dus waarom zou de man zijn leven op het spel zetten?

Stone keek of het voor het bendelid mogelijk was een schot te lossen op de plaats waar de premier Blair House zou binnengaan. Dat was niet mogelijk, tenzij hij een wapen had dat zich niet aan de natuurwetten hoefde te houden en met zijn kogels een hoekje om kon gaan.

Stone keek nu naar de man in het pak bij de noordwestelijke hoek van het park. De man keek nog steeds aandachtig naar het beeld, iets waar je normaal gesproken na een minuut wel mee klaar was. En waarom was hij hier eigenlijk op dit uur naartoe gekomen om dat beeld te bekijken? Stone keek naar de aktetas met zacht leren zijkanten die de man droeg. Vanwege de afstand tussen hen kon Stone die tas niet goed zien, maar hij leek hem groot genoeg voor een kleine bom. Niettemin was de afstand tussen de man en de premier te groot voor welke aanslagpoging dan ook.

De colonne vervolgde zijn weg over West Executive Avenue naar Pennsylvania Avenue. Het was maar een ritje van een half blok in gepantserde auto’s, maar er was geen gebrek aan sirenes en beveiligers. Ze zouden links afslaan naar Pennsylvania Avenue en stoppen bij de beroemde lange groene luifel boven de hoofdingang van Blair House.

Stone zag rechts van hem iets bewegen aan de andere kant van het park. De jogger was doorgelopen. Stone wist het niet zeker, maar hij dacht dat de dikke man in de richting van de man in het pak keek.

Stones aandacht ging nu naar de vrouw. Ze was ook opgestaan. Ze had de tas om haar schouder gehangen en liep nu naar de noordkant van het park, in de richting van de St. John’s-kerk. Ze was lang, zag Stone, en haar kleren zaten goed om haar lange gestalte. Hij schatte haar dichter bij de dertig dan bij de veertig, al kreeg hij haar gezicht niet goed te zien vanwege het zwakke licht, de afstand en de vele bomen tussen hen in.

Hij keek weer naar de andere kant van het park, waar de man in het pak nu in de richting van het Decatur House-museum liep. Stone keek achter zich. Het bendelid keek nu naar hem en kwam helemaal niet meer vooruit. Stone meende dat hij de wijsvinger van de man zag trillen alsof hij hem tegen een trekker had gelegd.

De colonne sloeg Pennsylvania Avenue in en stopte voor Blair House. De deur van de voorste limousine vloog open. Om voor de hand liggende redenen was het altijd zaak zo snel mogelijk uit zo’n limousine te stappen en naar binnen te gaan. Je wilde je zo kort mogelijk blootstellen aan een mogelijke kogel die op grote of kleine afstand werd afgevuurd. Maar vanavond ging het niet zo snel.

De stevig gebouwde, stijlvol geklede premier stapte langzaam uit en strompelde met hulp van twee adjudanten voorzichtig de trap op onder de luifel die de hoofden van veel wereldleiders had afgeschermd. Om de linkerenkel van de man zat een dik verband. Toen hij het gebouw binnenging, keek een muur van ogen naar alle kanten, bedacht op alles wat een bedreiging kon vormen. Er zat ook Brits beveiligingspersoneel tussen, maar de beveiliging was – zoals altijd wanneer buitenlandse regeringsleiders op bezoek kwamen – vooral in handen van de Amerikaanse Geheime Dienst.

Vanwege de situering van Blair House, kon Stone de premier niet met zijn gewonde been uit de limousine zien stappen. Hij hield zijn aandacht op het park gericht. De jogger liep met zijn hand in zijn zak naar het midden van het grasveld. Stone keek in een andere richting. De vrouw was nu bijna het park uit. De man in het pak was al op het trottoir bij H Street.

Er gingen nog vijf seconden voorbij. Toen klonk het eerste schot.

Het lood dat ruim een meter links van Stone in de grond sloeg, joeg een kleine geiser van aarde en gras omhoog. Er volgden nog meer schoten. De kogels boorden zich in het gras, verwoestten de bloembedden, sloegen tegen standbeelden.

Terwijl het ene na het andere schot viel, vertraagde alles om Stone heen. Hij liet zich plat op de grond vallen en keek intussen waar de schoten vandaan konden komen. De man in het pak en de vrouw waren uit zijn gezichtsveld verdwenen. Het bendelid was nog achter hem, maar lag ook op zijn buik. De arme jogger daarentegen rende voor zijn leven. En hij was opeens verdwenen. Hij was weg.

Er kwam een eind aan de schoten. Seconden van stilte. Stone kwam langzaam overeind. Toen hij dat deed, was hij niet gespannen, maar ontspande hij zich juist. Misschien redde dat zijn leven.

De bom ontplofte. Het midden van Lafayette Park was gehuld in rook en rondvliegende brokstukken. Het kolossale beeld van Jackson viel om; het voetstuk van Tennessee-marmer barstte in tweeën. Het beeld had meer dan honderdvijftig jaar over het park geheerst, maar dat was nu voorbij.

Stone werd door de schok van de explosie van de grond getild en tegen iets hards aan gesmeten. De klap tegen zijn hoofd maakte hem duizelig en misselijk. Een vluchtig moment lang was hij zich bewust van de brokstukken die om hem heen vielen. Zijn longen vulden zich met rook, stof en de misselijkmakende lucht van de bomresten.

Toen het geluid van de explosie afnam, maakte het plaats voor kreten, het geluid van sirenes, van het gieren van rubber over asfalt en nog meer kreten. Maar Oliver Stone hoorde of zag daar niets van. Hij lag met zijn ogen dicht op zijn buik.

 

·5·

‘Oliver?’

Stone rook het antiseptische middel en de latex en wist dat hij in een ziekenhuis lag. En dat was veel beter dan een lijkenhuis.

Zijn oogleden gingen knipperend van elkaar. Hij zag haar gezicht. ‘Annabelle?’

Annabelle Conroy, onofficieel lid van de Camel Club en voor zover bekend het enige lid dat oplichterstalenten bezat, omklemde zijn hand. Ze was slank, had lang rossig haar en was bijna een meter tachtig lang.

‘Je moet er eens mee ophouden om je te laten opblazen,’ zei ze.

Ze zei het luchtig, maar zo keek ze niet. Ze gebruikte haar andere hand om het haar uit haar gezicht te strijken en Stone zag dat haar ogen gezwollen waren. Annabelle huilde niet gauw, maar om hem had ze tranen vergoten.

Hij raakte zijn hoofd aan, waar het verband zat. ‘Niet gebarsten, hè?’

‘Nee,’ zei Annabelle. ‘Een lichte hersenschudding.’

Toen Stone om zich heen keek, zag hij dat de kamer zo ongeveer uit zijn voegen barstte van de mensen. Hij zag de kolossale Reuben Rhodes aan de andere kant van zijn bed, met de kleine bibliothecaris Caleb Shaw naast hem. Alex Ford, de lange agent van de Geheime Dienst, stond rechts van Annabelle en keek al even bezorgd. Achter hen zag hij Harry Finn.

Finn zei: ‘Toen ik hoorde dat er een bom was afgegaan in het park, wist ik dat jij er middenin zou zitten.’

Stone kwam langzaam overeind. ‘Wat is er gebeurd?’

Alex antwoordde: ‘Dat zijn ze nog aan het uitzoeken. Schoten en toen die explosie.’

‘Is er iemand anders getroffen? De Britse premier?’

‘Die was al voor de explosie in Blair House. Niemand is geraakt.’

‘Met al die schoten is het heel bijzonder dat er niemand geraakt is.’

‘Noem het maar een wonder.’

‘Geen theorieën?’ vroeg Stone. Hij keek Alex aan.

‘Nog niet. Het park is een puinhoop. Hermetischer afgesloten dan ik het ooit heb gezien.’

‘Maar de premier?’

Alex knikte. ‘Voorlopig wordt ervan uitgegaan dat hij het doelwit was.’

‘Dan was het wel een slechte poging,’ zei Reuben, ‘want de schoten en de explosie deden zich voor in een park waar hij niet was.’

Stone keek Alex weer aan. ‘Heb jij daar iets tegenin te brengen?’ vroeg hij langzaam. Bij elk woord dat hij sprak deed zijn hoofd nog meer pijn. Dertig jaar geleden zou hij het met gemak van zich af hebben gezet en verder zijn gegaan met waar hij mee bezig was. Nu niet.

‘Zoals ik al zei: het is nog vroeg. Maar ik geef toe dat het een groot raadsel is. Het was toch al niet zo’n goede dag voor de premier.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg Stone.

‘Hij had zijn enkel verstuikt. Daardoor kwam hij moeilijk vooruit.’

‘Weet je dat uit de eerste hand?’

‘Hij struikelde op een trap in het Witte Huis, voordat het diner begon. Nogal gênant voor hem. Gelukkig draaien er geen mediacamera’s in dat deel van het gebouw.’

Annabelle vroeg: ‘Wat deed je gisteravond in het park? Ik dacht dat je nog bij Abby in Divine, Virginia, was.’

Stone keek uit het raam en zag dat het ochtend was. ‘Ik ben teruggekomen,’ zei hij simpelweg. ‘En Abby is daar gebleven.’

‘O,’ zei Anna die teleurgesteld klonk, maar in haar ogen stond opluchting te lezen.

Hij keek Alex weer aan. ‘Er waren gisteravond nog vier andere mensen in het park. Wat is er met hen gebeurd?’

Alex keek om zich heen en schraapte zijn keel. ‘Dat is onduidelijk.’

‘Onduidelijk omdat je het niet weet of omdat je het ons niet kunt vertellen?’ vroeg Stone.

Annabelle keek de agent van de Geheime Dienst fel aan. ‘Oliver is bijna omgekomen, Alex.’

Alex zuchtte. Hij had er altijd moeite mee gehad om een evenwicht te vinden tussen zijn beroepsgeheim en de voortdurende behoefte van de Camel Club om op de hoogte gehouden te worden van geheime zaken. ‘Ze kijken naar de videobeelden en ondervragen de mensen die gisteravond het park konden zien. Ze proberen een compleet beeld te krijgen.’

‘En die vier andere mensen in het park?’ drong Stone kalm aan.

‘Vier mensen?’

‘Drie mannen en een vrouw.’

‘Daar weet ik niets van,’ antwoordde Alex.

‘Waar heeft de explosie zich precies voorgedaan? Dat kon ik niet goed zien.’

‘Ongeveer in het midden van het park. Bij het beeld van Jackson, of tenminste wat er van over is. Stukken van het beeld, en van het hek en de kanonnen, zijn over het hele park verspreid.’

‘Dus er was grote schade?’ vroeg Stone.

‘Alle delen van het park zijn getroffen, maar de grootste bomschade deed zich voor in een straal van vijftien meter. Binnen die ring lijkt het net een oorlogsgebied. Wat het ook voor een bom was, hij had een enorme explosieve kracht.’

‘Er was een dikke man in een joggingpak bij het beeld toen de schoten begonnen,’ zei Stone. Hij fronste zijn wenkbrauwen en probeerde het zich te herinneren. ‘Ik keek naar hem. Hij rende voor zijn leven bij de kogels vandaan, en toen was hij opeens verdwenen. Maar dat zou betekenen dat hij in het epicentrum van de explosie was.’

Ze keken Alex allemaal aan, die zich zo te zien niet op zijn gemak voelde.

‘Alex?’ vroeg Annabelle opnieuw op die verwijtende toon.

‘Oké, het ziet ernaar uit dat de man in een kuil is gevallen waar ze bezig waren om een nieuwe boom te planten. De explosie heeft zich daar of daar dichtbij voorgedaan. Maar er is nog geen zekerheid.’

‘Weten we wie hij was?’ vroeg Caleb.

‘Nog niet.’

‘De herkomst van de bom?’

‘Ook nog onbekend.’

‘Bron van de schoten?’ vroeg Reuben.

‘Weet ik niets van.’

‘Ik kwam tegen iets aan,’ zei Stone. ‘Toen ik viel. Er keek een man naar me.’

‘Het zou kunnen,’ zei Alex voorzichtig.

‘De zuster heeft me verteld dat ze een tand uit je hoofd hebben gegraven, Oliver,’ zei Annabelle.

‘Een tand? Dus ik kwam tegen die man aan toen de explosie zich voordeed?’

Annabelle knikte. ‘Daar ziet het naar uit. In dat geval mist hij een snijtand.’

‘Heb jij videobeelden gezien, Alex?’ vroeg Stone.

‘Nee. Formeel ben ik niet bij het onderzoek betrokken. Daarom heb ik niet veel antwoorden. Ze hebben me in de bewakingsdienst gezet. Dat betekent dat mijn baan nu met die van een heleboel anderen door de wringer gaat.’

‘De Geheime Dienst krijgt op zijn donder?’ vroeg Reuben.

‘Ja. Dit is nog wel een beetje erger dan mensen die ongevraagd op een feestje binnendringen.’

‘Het verbaasde me dat er gisteravond zoveel mensen in het park waren,’ zei Stone. ‘En ik had over het diner gelezen, maar volgens de kranten zou de premier in de Britse ambassade logeren, zoals gebruikelijk. Wat is er gebeurd?’

‘Het plan is op het laatste moment veranderd. De president en hij hadden de volgende ochtend een vroege werkbijeenkomst gepland. Logistiek makkelijker om de premier van Blair naar het Witte Huis te krijgen,’ zei Alex. ‘Maar het is niet openbaar gemaakt. En toch wist je dat hij naar Blair House ging?’ Stone knikte. ‘Hoe?’

‘Op weg naar het park kwam ik langs de colonne. Er ging maar één motorrijder voorop. Dat betekende dat ze geen grote afstand zouden afleggen en dus nergens het verkeer hoefden stil te zetten. De korpscommandant van Washington gaat geen kostbare middelen verspillen als ze dat niet hoeft. En de defensieve kegel was opgezet rondom Blair. Met al die vuurkracht die ze daar hadden moest het wel om een heel hoog personage gaan. De premier was de enige mogelijkheid.’

‘Waarom was je op dat uur in het park?’ vroeg Annabelle aan Stone.

‘Om herinneringen op te halen,’ zei hij nonchalant, en toen keek hij Alex weer aan. ‘Waarom was de beveiliging gisteravond zo slap?’

‘Die was niet slap. En het is een openbaar park,’ wierp Alex tegen.

‘Niet als de veiligheid op het spel staat. Dat weet ik beter dan wie ook,’ merkte Stone op.

‘Ik doe alleen maar wat me gezegd wordt, Oliver.’

‘Goed.’ Stone keek om zich heen. ‘Mag ik hier weg?’

‘Ja,’ zei een stem. ‘Met ons mee.’

Ze draaiden zich allemaal om en zagen twee mannen in pak in de deuropening staan. Een van hen was in de vijftig, gedrongen en met brede schouders en de bult van een pistool onder zijn pak. De ander was in de dertig en slank, nog geen een meter tachtig en had zijn haar zo kort als bij de mariniers. Hij was ook gewapend.

‘Nu meteen,’ voegde de oudere man eraan toe.

 

·6·

‘Niet hier,’ mompelde Stone toen de zwarte Town Car het campusachtige complex op reed van het National Intelligence Center, of nic, in het noorden van Virginia. Ze kwamen langs de weelderige, door de belastingbetaler gefinancierde tuinarchitectuur en reden naar het lage hoofdgebouw, waarin een groot deel van de Amerikaanse inlichtingenoperaties was ondergebracht.

Op een van de muren van de hal waren foto’s aangebracht van terroristische aanslagen die tegen de Verenigde Staten waren gericht. Op een plaquette aan het eind van die rij van beelden van verwoesting stond: ‘Nooit meer.’

Aan de andere muur hingen de officiële foto’s van de mannen die aan het hoofd van deze inlichtingendienst hadden gestaan. Het waren er niet veel, want het nic was pas na de aanslagen op 11 september in het leven geroepen. De prominentste ex-directeur was Carter Gray geweest, een ambtenaar die al veel hoge posities had bekleed. Grays brede gezicht staarde Stone en zijn begeleiders aan toen ze voorbijliepen.

Tientallen jaren geleden had Stone voor die man gewerkt, in de tijd dat Stone nog door het leven ging onder zijn echte naam, John Carr. Als bekwaamste moordenaar van zijn land had Carr al zijn moed en slimheid gebruikt om zijn land te dienen. De beloning die hij daarvoor had gekregen, was de vernietiging geweest van alle mensen om wie hij ooit iets had gegeven. Ze waren gedood door dezelfde mensen die hij zo trouw had gediend. Dat was een van de redenen waarom hij Gray had omgebracht. En alleen al die reden zou genoeg zijn geweest.

Brand jij maar in de hel, Carter, dacht Stone toen de deur achter hem dichtging.

En we zien elkaar terug als ik daar aankom.

Vijf minuten later zat Stone aan een houten tafeltje in een raamloze kamer. Hij keek in de kleine ruimte om zich heen en probeerde intussen rustiger adem te halen en niet aan zijn pijnlijke hoofd te denken. Het was duidelijk een verhoorkamer.

En nu gaan ze me dus verhoren.

Plotseling werd het donker in de kamer en verscheen er een beeld op de muur tegenover hem, geprojecteerd door apparatuur die discreet in het plafond was verwerkt.

Op de muur verscheen een man die in een comfortabele stoel achter een glanzend bureau zat. Stone kon over de schouder van de man zien dat hij in een vliegtuig zat. Hij was een jaar of vijftig en gebruind, met energieke groene ogen en piekerig haar dat kort was geknipt.

Voordat de man iets kon zeggen, zei Stone: ‘Krijg ik geen persoonlijk gesprek?’

De man glimlachte zuinig. ‘Ik ben bang van niet, maar je krijgt míj.’

Het was de nieuwe directeur van het nic, Riley Weaver. Hij was de opvolger van de overleden Carter Gray. Dat was nogal een uitdaging, maar in overheidskringen werd gezegd dat Weaver langzaam maar zeker zijn weg vond. Of dat al dan niet een goede zaak voor het land was, was voorlopig onbekend.

Zodra Weavers stem klonk, ging de deur van de kamer open en kwamen er twee andere mannen binnen. Ze gingen achter Stone tegen de muur geleund staan. Stone hield er niet van om gewapende mannen achter zich te hebben, maar hij kon daar op dat moment niets aan doen. Hij was het bezoekende team en de thuisploeg bepaalde de regels.

‘Vertel,’ beval Weaver, en hij keek Stone aan.

‘Waarom?’ zei Stone.

De glimlach gleed van Weavers gezicht weg. ‘Omdat ik het beleefd heb gevraagd.’

‘Werk ik voor jou? Ik kan me die memo niet herinneren.’

‘Doe nou maar gewoon je burgerplicht.’

Stone zei niets.

Ten slotte verbrak Weaver de stilte. Hij boog zich naar voren en zei: ‘Ik begrijp dat je een gunstige wind en de golven in de rug hebt.’

Weaver, herinnerde Stone zich nu, was marinier geweest, en uit die nautische opmerking bleek dat hij beter op de hoogte was dan Stone had verwacht. De president van de Verenigde Staten vormde Stones gunstige wind en golven. Dat waren bijzonder goede vaarcondities. Maar wist Weaver van zijn gesprek met de president? En dat Stone naar Mexico werd gestuurd om met de Russen af te rekenen? Zo niet, dan was Stone niet van plan hem op de hoogte te stellen.

‘Burgerplicht,’ zei Stone. ‘Voor alle duidelijkheid: dat werkt in twee richtingen.’

Weaver leunde achterover. Aan zijn gezicht was te zien dat hij Stone in het begin misschien had onderschat, maar dat hij snel op die misrekening was teruggekomen. ‘Akkoord.’

Stone deed in het kort zijn verslag van de aanslag in het park.

Toen hij klaar was, zei Weaver: ‘Goed. Draai je hoofd nu eens naar links en kijk goed.’

 

·7·

Even later keek Stone naar de videobeelden die de vorige avond in Lafayette Park waren gemaakt. Ze lieten ze in slow motion zien, zodat Stone elk detail op zijn gemak kon bestuderen. Toen het schieten begon, zag Stone mensen in alle richtingen rennen. De beveiligingstroepen namen defensieve posities in en zochten naar de bron van de schoten. De jogger rende op de onbeholpen manier van iemand die geen lichaamsbeweging gewend was. Zijn passen waren in feite korte, steeds zwakkere sprongetjes. Hij rende dwars door het gele lint heen en viel enkele ogenblikken later in de kuil waarin de grote esdoorn was geplant, of misschien sprong hij er opzettelijk in.

Nu begreep Stone hoe hij had kunnen denken dat de man in het niets was verdwenen. Die kuil was net een schuttersput, dacht Stone. Kogels konden je daar niet raken.

Toen kwam de explosie. Stone zag dat hijzelf van de grond werd getild en tegen het bendelid aan werd gesmeten. Ze gingen allebei tegen de vlakte. De tand in zijn hoofd. Hij wreef over de plek.

Een seconde later hielden de camera’s ermee op. De schok van de explosie had blijkbaar het signaal uitgeschakeld. Het beeld verdween weer van de muur.

‘Iets op te merken?’ vroeg Weaver.

‘Laat het nog eens zien,’ verzocht Stone.

Hij keek nog twee keer naar de beelden.

Stone dacht na over wat hij had gezien. De jogger was in de kuil rond de esdoorn gevallen en de explosie had zich enkele seconden later voorgedaan.

‘Wat was de bron van de ontploffing? De jogger?’

‘Dat weten we nog niet zeker. Het kan iets in die kuil zijn geweest.’

Stone keek sceptisch. ‘In de kuil? Zitten er geen gasleidingen onder het park?’

‘Nee.’

‘Wat bedoel je dan? Een bom die in Lafayette Park is gelegd?’

Weavers gezicht werd nog somberder. ‘De implicaties daarvan zijn ronduit schokkend, maar we kunnen de mogelijkheid niet uitsluiten.’

‘Dus je bedoelt dat de man misschien in die kuil sprong om de kogels te ontwijken en in plaats daarvan werd opgeblazen door een bom die daar eerder was gelegd?’

‘In dat geval had hij wel heel erg pech. Hij ontkomt aan de kogels en gaat toch dood.’

‘Wie zijn er ter plaatse?’

‘Op dit moment de atf en de fbi.’

Dat kon Stone begrijpen. De atf deed alle onderzoeken waarbij explosieven waren betrokken, totdat werd vastgesteld dat het een daad van internationaal terrorisme betrof. Dan nam de fbi het over. Maar Stone veronderstelde dat een bom die tegenover het Witte Huis ontplofte automatisch als een aanslag van buitenlandse terroristen zou worden beschouwd. Dat betekende dat de fbi het voortouw zou nemen. Waarschijnlijk was dat al gebeurd.

‘Oké,’ zei Stone, ‘laten we de explosie even buiten beschouwing laten. Weten we de bron van de schoten? Op de videobeelden lijkt het of ze van de noordelijke kant van het park komen. Van de kant van H Street of misschien daar nog voorbij.’

‘Ja, dat is in elk geval de voorlopige conclusie.’

‘Dus van noord naar zuid. Er waren geen vuurflitsen op de videobeelden te zien,’ merkte Stone op. ‘Dat betekent dat ze onzichtbaar waren voor de camera’s.’

‘Achter bomen,’ merkte Weaver op. ‘Daar staan er veel van aan het noordelijke eind van het park. De bewakingscamera’s zijn vooral gericht op ooghoogte. Dus het kan ook zijn dat ze de flitsen niet opgepikt hebben doordat de schutters daar hoog boven waren.’

‘De schoten moeten wel van enige hoogte zijn gekomen,’ zei Stone.

‘Waarom denk je dat?’ vroeg Weaver. Door de manier waarop hij dat zei geloofde Stone dat de man het antwoord al wist, maar hem op de proef wilde stellen. Stone besloot het spel voorlopig mee te spelen.

‘Als de kogels vanaf normale hoogte van achter de bomen waren afgeschoten, zouden ze waarschijnlijk door het park heen zijn gegaan, en over Pennsylvania Avenue naar het Witte Huis.’

‘Hoe weet je dat het niet zo is gegaan?’

‘Omdat je het me dan al zou hebben verteld, of omdat ik dan van meer gewonden zou hebben gehoord. Er zijn veel mensen aan de kant van het Witte Huis. Auto’s die langs Pennsylvania Avenue staan. Patrouillerende bewakers. Het is ondenkbaar dat er dan niemand geraakt zou zijn. Er is dus van boven naar beneden geschoten. Dat komt overeen met mijn waarnemingen. Voor zover ik kon zien, boorden alle kogels zich in de grond. En als ze eerst door boomkruinen zijn gegaan, moeten ze vanaf die hoogte of van nog hoger zijn afgeschoten. En veel van die bomen zijn hoog en hebben een grote kruin,’ voegde Stone eraan toe. ‘Heeft iemand aan de noordkant van het park iets nuttigs gezien?’

‘Er was daar bewaking. Parkpolitie, twee geüniformeerde agenten van de Geheime Dienst, geleiders van explosievenhonden. Ze worden nog ondervraagd, maar in eerste instantie hadden ze niet veel te melden over de bron van de schoten.’

Stone knikte. ‘En waarom was het park gisteravond niet ontruimd?’

Aan Weavers gezicht was te zien dat hij niet blij was met die vraag. ‘Ik wil echt alleen van je weten wat je over die videobeelden te zeggen hebt.’

‘Voordat ik iets van die beelden zeg, wil ik graag eerst wat meer weten van wat er aan de hand is.’

Weaver keek naar een map op zijn bureau. ‘John Carr?’

Stone bleef zwijgen. Hij keek strak naar het digitale beeld van de man op de muur.

‘John Carr,’ zei Weaver opnieuw. ‘Je dossier is zo geheim dat zelfs ik er niet alles van heb gezien.’

‘Soms kan zelfs een overheid verfrissend discreet zijn,’ merkte Stone op. ‘Maar we hadden het over de bron van de schoten en over de parkbewaking, of beter gezegd het gebrek daaraan.’

‘Er wordt nog onderzoek gedaan naar de bron van de schoten. De parkbewaking valt onder de Geheime Dienst, en ik heb geen briefing van hen gekregen.’

‘Natuurlijk wel,’ wierp Stone tegen.

Weaver keek nieuwsgierig. ‘Waarom zeg je dat?’

‘De veiligheid van de president gaat boven alles. Dat geeft de Geheime Dienst een overwicht ten opzichte van andere diensten dat ze anders niet zou hebben gehad. Meer dan vijftien uur geleden is er recht tegenover het Witte Huis iets gebeurd wat op automatisch geweervuur en een explosie lijkt. Jij geeft de president elke morgen om zeven uur zijn dagelijkse briefing over de nationale veiligheid. Als je nog niet met de Geheime Dienst hebt gepraat, kon je de president vanmorgen niet over de zaak inlichten. En als je de president vanmorgen niet kon inlichten over een aanslag in zijn eigen voortuin, zou je geen nic-directeur meer zijn.’

Er trilde iets bij Weavers rechteroog, een teken dat dit gesprek niet volgens plan verliep. De twee mannen die tegen de muur geleund stonden, schuifelden ongemakkelijk met hun voeten.

Weaver zei: ‘De Geheime Dienst heeft gezegd dat erover was gedacht het park te ontruimen, maar dat er verandering in dat plan was gekomen. Aangezien de premier rechtstreeks naar Blair House ging, dachten ze dat er geen bedreiging van het park uitging. Kortom, ze dachten dat ze alles hadden geregeld. Heb ik je vraag daarmee beantwoord?’

‘Ja, maar het roept wel een andere vraag op.’

Weaver wachtte af.

‘Welke plannen zijn er precies veranderd?’

In antwoord daarop kreeg Stone een lange, strakke mariniersblik. ‘Geef me nou maar de rest van je opmerkingen, als je die hebt.’

Stone keek de man aan om na te gaan wat hij bedoelde met zijn botte woorden. Hij kon dit op verschillende manieren spelen. Soms bleef je aandringen, soms niet.

Hij zei: ‘Er waren te veel mensen in het park die dingen deden die ze op dat uur niet zouden moeten doen.’

Weaver liet zich achteroverzakken in zijn comfortabele stoel. ‘Ga verder.’

‘Ik ben vaak in Lafayette Park geweest. Om elf uur ’s avonds zijn daar doorgaans geen andere mensen dan bewakers. Gisteravond waren er vier mensen die daar niet hadden moeten zijn. De man die eruitzag als een bendelid, de man in het pak, de vrouw op het bankje en de jogger.’

‘Ze kunnen stuk voor stuk een legitieme reden hebben gehad om daar te zijn,’ merkte Weaver op. ‘Het was een warme avond. En het is een park.’

Stone schudde zijn hoofd. ‘Als je ’s avonds ergens wilt zitten of de tijd wilt doden, ga je niet naar Lafayette Park. En de Geheime Dienst houdt er niet van als daar mensen rondhangen. Ze zullen je hetzelfde vertellen.’

‘Dat hebben ze al gedaan,’ zei Weaver. ‘Nou, wat denk je?’

‘Het bendelid had een pistool. Dat kon ik zonder optische hulpmiddelen zien. De scherpschutters op de daken hadden het dus moeten zien en de grondtroepen een seintje moeten geven. Ze hadden de man moeten grijpen zodra hij voet in de rode zone zette. Maar dat gebeurde niet.’

Weaver knikte. ‘Oké, ga door.’

‘De vrouw was goed gekleed. Misschien iemand die op een kantoor werkt. Ze had een tasje. Maar waarom zou ze om die tijd op dat bankje zitten? Ze praat in haar telefoon, en ongeveer op het moment dat de colonne komt aanrijden, staat ze op. Daar mag ze blij om zijn, want daardoor heeft ze de schoten gemist.’

‘Ga verder,’ moedigde Weaver hem aan.

‘De man in het pak bekeek een standbeeld en had daar wel heel veel tijd voor nodig. Toen liep hij in de richting van Decatur House terwijl de vrouw het park verliet. Toen het schieten begon, waren ze allebei uit mijn gezichtsveld verdwenen. Daarna zag ik de jogger naar het beeld van Jackson rennen. Het leek of hij in het niets verdween, maar nu weet ik dat hij in de kuil sprong om de kogels te ontwijken.’

‘En toen ontplofte de bom en vloog hij aan flarden,’ zei Weaver.

‘Dat laat nog steeds de mogelijkheid open dat een of meer van de andere mensen in het park er gisteravond wel bij betrokken waren.’

Weaver schudde zijn hoofd. ‘Dat lijkt me vergezocht. We hebben automatisch geweervuur in het park, en dan een bom die daar al was neergelegd en die waarschijnlijk per ongeluk tot ontploffing is gebracht door de arme sukkel die aan de kogels probeerde te ontkomen. Ik denk dat die man ons een dienst heeft bewezen. Hij heeft een bom onschadelijk gemaakt voordat er echte schade werd aangericht. Nu moeten we nog het “wie”, “hoe” en “waarom” van de schoten en de bom uitzoeken.’ Weaver keek hem aandachtig aan. ‘Is dat alles wat je op te merken hebt? Want eerlijk gezegd ben ik een beetje teleurgesteld in het weinige dat je me te vertellen hebt. Ik dacht dat je geweldig goed was en eigenlijk heb je me niet veel verteld wat ik zelf ook niet al had bedacht.’

‘Het leek me niet mijn taak om jouw werk te doen. Maar ik heb nog een gratis opmerking voor je.’ Stone wachtte even en zei toen: ‘Die man die eruitzag als een bendelid, was in werkelijkheid een politieman, klopt?’

Daarop ging het scherm op zwart.

 

·8·

Zonder dat hij er iets over had gezegd zette de auto Stone af bij begraafplaats Mount Zion. Dat was opzet, wist Stone. Ze wilden daarmee zeggen: ‘We weten precies waar je woont. We kunnen je komen halen wanneer we maar willen.’

Stone liep langs het smeedijzeren hek dat om de begraafplaats heen stond en ging naar het kleine beheerdershuisje waar hij woonde. De inrichting was spartaans en bestond uit tweedehands spullen. Het paste volkomen bij Stones persoonlijkheid en beperkte middelen. Er was één grote kamer die was onderverdeeld in een kleine keuken en een zitgedeelte. Tegen een van de muren stond een grote kast met boeken over esoterische onderwerpen in verschillende talen. Die boeken had hij in de loop van tientallen jaren verzameld. Daarvoor stond Stones beschadigde houten bureau, dat al in het huis had gestaan toen hij er kwam wonen. Enkele versleten stoelen stonden voor een zwartgeblakerde bakstenen haard. In een nis achter een rafelig gordijn stond het legerbed waarop hij sliep. Die kamer en een kleine badkamer vormden de kern van het huis.

Stone nam drie pijnstillers, spoelde ze weg met een glas water en ging op de stoel achter het bureau zitten terwijl hij over zijn hoofd wreef. Hij wist nog niet of hij nog steeds naar Mexico zou gaan of niet, maar voorlopig zou hij ervan uitgaan dat hij thuisbleef tot de mannen hem kwamen halen.

Hij hield vier vingers van zijn rechterhand omhoog en keek ernaar.

‘Vier mensen,’ zei hij tegen zichzelf. Al waren het er nu misschien nog maar drie, want de videobeelden hadden duidelijk gemaakt dat de jogger niet meer onder de levenden was. Toch wisten ze nog steeds niet wie hij was en waarom hij daar was. En dus hield Stone de vierde vinger omhoog.

‘Was de jogger gewoon op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats, of was hij erbij betrokken?’ vroeg hij zich hardop af. ‘En waar zijn de man in het pak en de vrouw? En hebben zij er iets mee te maken?’

En dan was er het bendelid dat waarschijnlijk een politieman was. Stone had beseft dat er maar één reden was waarom de man met een pistool naar Lafayette Park was gekomen. Hij had een insigne en hij had toestemming om daar gewapend te zijn. In het nic-gebouw was het scherm opeens zwart geworden; dat was alle bevestiging die Stone nodig had. Riley Weaver speelde het spel niet minder hard dan mensen als Carter Gray hadden gedaan.

Het zat Stone dwars dat de man in het pak en de vrouw allebei waren weggegaan voordat het schieten begon. Toeval? Hadden ze allebei gewoon geluk gehad, zoals de jogger pech had gehad?

Hij deed zijn ogen dicht en probeerde zich zo veel mogelijk van de vorige avond te herinneren. Zijn slapen deden nog pijn en zijn hoofdhuid schrijnde nog van de scherpe tand die erin geramd was, maar geleidelijk kwamen de beelden en geluiden terug.

‘MP5’s of misschien tec-9’s,’ zei hij hardop. In werkelijkheid konden het allerlei wapens zijn geweest. ‘Op de volautomatische stand gezet. Waarschijnlijk magazijnen voor dertig patronen die konden worden omgebouwd voor vijftig. Dus hoeveel schoten waren er gelost? Hij had natuurlijk niet elk schot kunnen tellen, maar hij kon een schatting maken op grond van de tijd die was verstreken. Volautomatisch, magazijnen met dertig patronen, twee tot drie seconden om er een leeg te schieten. Het vuren duurde ongeveer drie tot vier keer zo lang, dus twaalf tot vijftien seconden. Ongeveer honderd patronen. Maar alleen als er met maar één wapen was geschoten. Als er meer wapens waren geweest, waren het honderden patronen. Veel vuurkracht. Aangezien de meeste kogels blijkbaar in de grond waren terechtgekomen, zou de fbi het aantal vrij nauwkeurig kunnen vaststellen. Maar dan hadden ze nog steeds geen antwoord op een veel belangrijker vraag. Hoe was iemand zo dichtbij gekomen dat hij zo’n grootscheepse aanval kon ondernemen?

Stone stond op, keek uit het raam en probeerde zich de omgeving van het park voor de geest te halen. Ten noordwesten, aan H Street, stonden het gebouw van de Amerikaanse Kamer van Koophandel en het eerbiedwaardige Hay-Adams Hotel. In het noordoosten stond de St. John’s-kerk. Achter dat alles rezen gebouwen op van de federale overheid en commerciële kantoortorens. Hij herinnerde zich dat het Hay-Adams Hotel een daktuin had. En het was hoger dan de kerk. En hoogte was belangrijk in verband met de weg die de kogels hadden afgelegd.

Hij ging over op de volgende vraag. Waarom hebben ze me naar het nic gebracht? Alleen om te horen wat ik heb gezien en gehoord? Er zijn daar nog meer mensen geweest die hun precies hetzelfde kunnen vertellen als ik. Er moet nog een andere reden zijn. Gunstige wind en golven?

Stone keek uit het raam en zag de zwarte Town Car bij de poort stoppen. Toen de inzittenden uitstapten, keek Stone goed naar de mannen. Ze waren van de fbi, dacht hij. Agenten van die dienst besteedden vaak iets meer geld aan hun kleding. Stone betwijfelde of ze hem kwamen halen om hem naar een vliegtuig met bestemming Mexico te brengen. De president zou de fbi niet bij zoiets betrekken. Te veel juridische blokkades. De fbi was geneigd zich strikt aan de wet te houden. En de fbi-directeur had de macht om nee tegen de president te zeggen. Dus misschien waren de onderlinge verhoudingen weer veranderd.

En deze keer misschien in mijn voordeel.

Toen de vier mensen dichterbij kwamen, zag Stone dat zijn eerste indruk juist was. Hij had net een ring van de fbi Academy aan een vinger van een van de mannen gezien. Er was ook een vrouw bij hen, maar Stone dacht niet dat ze van de fbi was. Op grond van haar uiterlijke eigenschappen, van haar tanden en gezichtsstructuur tot haar manier van lopen, concludeerde hij dat ze Brits was. Waarschijnlijk van MI6. Belast met extern inlichtingenwerk, beveiliging en onderzoeken.

Dat zou ook niet vreemd zijn, als de Britse premier het doelwit was. Ze was samen met hem naar Amerika gekomen, of hier gestationeerd, of deze dag overgekomen, om twee uur vertrokken en om ongeveer dezelfde tijd aangekomen. Als Stone zo naar haar keek, gokte hij op het laatste.

Het was volkomen duidelijk waarom ze daar waren. De kogels waren tot daaraan toe geweest, maar die bom had tot doel gehad iemand de lucht in te laten vliegen en Stone geloofde niet dat het die dikke jogger was. Ze dachten klaarblijkelijk dat Stone hen op de een of andere manier kon helpen achter de waarheid te komen.

Ironisch, dacht hij. De waarheid.

Hij bleef naar hen kijken terwijl ze naar zijn huis liepen.

 

·9·

De vrouw was inderdaad van MI6. Ze heette Mary Chapman. Van dichtbij bleek ze midden dertig te zijn, ongeveer een meter zeventig, met donkerblond haar dat tot op haar schouders hing en dat met een klemmetje bijeen werd gehouden. Haar ogen waren levendig en zoekend. Ze had een compacte kin, dunne lippen en een slanke, pezige bouw, al waren de blote kuiten duidelijk gespierd. Ze had lange vingers en een handdruk als een bankschroef. De klassieke trekken van de Britse waren aantrekkelijk, maar niet overdonderend naar Stones mening. Mary Chapmans ogen waren diepgroen en ze had een actieve blik. Ze zou nooit ‘schattig’ worden genoemd, dacht Stone. Zelfverzekerd, zelfs intimiderend, maar nooit schattig.

‘Hoe was de vlucht over de plas? Een beetje een jetlag?’ vroeg Stone nadat ze allemaal aan elkaar waren voorgesteld en ze bij de lege haard waren gaan zitten.

Mary Chapman keek Stone aan en begon toen nadrukkelijk een vouw uit haar jasje te strijken. ‘Geen enkel verdomd bed in coach class, zelfs niet bij die goeie ouwe British Air.’ Door de manier waarop ze sprak en haar woordkeuze vermoedde Stone bescheidenheid maar ook gevoel voor grove humor.

‘Ze moeten wel een hoge dunk van je hebben als ze je bijna vijfduizend kilometer laten vliegen. Want MI6 heeft toch een vaste post in Washington?’

Chapman keek naar het armoedige interieur van het huis alvorens haar vizier weer op Stones versleten kleren te richten. ‘En ik dacht dat de Amerikanen hun mensen beter betaalden.’

Een van de fbi-agenten schraapte zijn keel. ‘Agent Chapman is hier om de fbi bij het onderzoek te assisteren.’

Stone richtte zijn aandacht op de man. Hij was vlezig, maar krachtig gebouwd. Een kantoorman, dacht Stone, gezien de omvang van zijn buik en het zweet op zijn voorhoofd. Het was duidelijk dat hij alleen maar de boodschapper en rapporteur was. Het echte werk zou niet door hem worden gedaan.

‘Ik ben al op het nic geweest. Die waren jullie voor. Ze zijn naar het ziekenhuis gekomen. Jullie zijn trager, maar eleganter.’

Vleesklomp keek geërgerd, maar ging gewoon verder: ‘En was het een nuttig gesprek?’

‘Ik dacht dat jullie tegenwoordig samenwerkten en alles met elkaar deelden.’

Vleesklomp keek ijzig naar hem terug.

Stone zei: ‘Ze lieten niet erg veel los. Ik hoop dat jullie meer te bieden hebben.’

Mary Chapman sloeg haar benen over elkaar en zei: ‘Sorry als ik een beetje muggenzifterig overkom, maar ik heb je papieren niet gezien.’

‘Die heb ik niet,’ antwoordde Stone vriendelijk.

Ze keek Vleesklomp vragend aan.

Hij zei stijfjes: ‘Een formaliteit die het onderzoek niet hoeft te belemmeren.’

Chapman trok haar wenkbrauwen op, maar zweeg.

‘Goed,’ zei Stone. Hij leunde op zijn bureaustoel achterover en keek ernstig. ‘Het park.’ Hij vertelde hun wat er van minuut tot minuut was gebeurd. Toen hij klaar was, voegde hij eraan toe: ‘Er lopen dus drie mensen los van wie we niets weten.’ Hij keek Vleesklomp aan. ‘En weten we de naam van die onfortuinlijke jogger?’

‘Er zijn menselijke resten gevonden. Overal,’ voegde Vleesklomp eraan toe, zijn mondhoeken opgetrokken van walging.

‘Identificeerbaar?’

‘Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar ook niet onmogelijk. We hebben dna-materiaal. Als hij ergens in een database zit, vinden we hem. We hebben zijn portret van de videobeelden gehaald, op onze websites gezet en aan de media verstrekt. Hopelijk meldt zich iemand of wordt hij op zijn minst ergens als vermist opgegeven.’

‘En de drie anderen?’

‘Wat de man in pak en de vrouw betreft, halen we de videobeelden die in het park zijn gemaakt door databases met gezichtsherkenning, al heeft de man niet in de richting van de bewakingscamera’s gekeken. Vier minuten geleden hadden we nog geen hits. We hebben die beelden ook aan de media gegeven en vragen het publiek om hulp.’

‘Denken jullie dat ze er misschien iets mee te maken hebben?’ vroeg Stone.

‘Het is te vroeg om daar iets over te zeggen. Misschien hebben ze alleen maar geluk gehad en zijn ze net op tijd uit het park vertrokken.’

‘En die man die gekleed was als een bendelid? Was hij van de politie?’

‘Heeft het nic je dat verteld?’

‘Niet met zoveel woorden. Maar ze ontkenden het ook niet.’

‘Dan ontken ik het ook niet.’

Stone zei: ‘Zijn tand stak in mijn hoofd tot de artsen hem weghaalden. Hij is met tandartsgegevens te identificeren, en misschien ook met dna.’ Stone hield zijn mouw omhoog. ‘En dit is zijn bloed. Heb je een setje in de kofferbak van je dienstwagen? Dan kun je nu meteen een monster nemen.’

‘Dat hoeft niet,’ zei Chapman.

Stone keek haar aan. ‘En waarom niet?’

‘Omdat de tand van een van onze veiligheidsmensen is, die in het park patrouilleerde. De artsen hebben hem zeker niet aan je teruggegeven? Hij wil hem namelijk graag terug.’

‘En waarom was een van jouw mensen gisteravond in het park?’

‘Omdat het de bedoeling was dat de premier, voordat hij op een trap in het Witte Huis struikelde en zijn enkel verstuikte, op zijn terugweg naar Blair House om precies twee minuten over elf door Lafayette Park zou lopen. Gelukkig voor hem heeft hij dat niet gedaan, want dan zou die bom zijn kop van zijn romp hebben gerukt.’

 

·10·

Toen de fbi-agenten en MI6-agente Chapman weg waren, ging Stone een halfuurtje op de begraafplaats aan het werk. Hij zette grafstenen overeind die door een zware storm waren omgevallen en haalde rommel weg die door diezelfde storm was veroorzaakt. Dat fysieke werk gaf hem de kans helder te denken. Er waren veel raadsels waarvoor hij een oplossing wilde. Terwijl hij wat grotere takken en twijgjes in een zak deed, verstijfde hij opeens en draaide hij zich langzaam om.

‘Ik ben onder de indruk.’

Hij zag Mary Chapman achter een struik vandaan komen. ‘Ik heb niet bewogen. Heb jij ogen in je rug of zo?’

‘Soms.’ Stone bond de zak dicht en legde hem naast een houten schuur. ‘Als het moet.’

Chapman liep naar hem toe. ‘Dit is een geweldig goede dekmantel voor een agent. Arbeider op een begraafplaats.’

‘Beheerder, om precies te zijn. Deze begraafplaats wordt niet meer gebruikt. Hij is van historisch belang.’

Ze bleef even staan om een been omhoog te brengen en een beetje vuil van haar eenvoudige, zwarte pump met lage hak te wrijven. ‘O. En vind je het prettig om de doden te beheren?’

‘Nou, eigenlijk wel.’

‘Waarom?’

‘Ze spreken me nooit tegen.’ Hij liep naar het huis terug. Ze volgde. Ze gingen op de veranda aan de voorkant van het huis zitten. Er verstreek een minuut van stilte, waarin ze naar het tjilpen van vogels en het geluid van passerende auto’s luisterden. Stone keek recht voor zich uit. Chapmans blik gleed steeds opnieuw over zijn gezicht, als een grillige lichtstraal.

‘Dus Oliver Stone?’ zei ze ten slotte met pretlichtjes in haar ogen. ‘Ik heb genoten van verschillende films van jou. Ben je hier om research te doen voor een volgende film?’

‘Waarom ben je teruggekomen?’ vroeg hij. Hij keek haar nu eindelijk aan.

Ze stond op en verraste hem door te zeggen: ‘Heb je tijd voor een kop koffie? Ik trakteer.’

Ze had een auto dus reden ze naar het centrum van Georgetown, waar ze een parkeerplek op straat vonden, een bijna ongehoorde meevaller in dat drukke deel van de stad.

Stone zei dat tegen haar.

‘Nou,’ zei ze, duidelijk niet onder de indruk, ‘dan moet je maar eens in Londen proberen te parkeren.’

Ze namen hun koffie mee naar het terras en gingen daar aan een tafeltje zitten. Chapman trok haar pumps uit, hees haar rok op tot het midden van haar dijen, legde haar voeten op een lege stoel, leunde achterover, deed haar ogen dicht en liet de zon op haar bleke gezicht en blote benen schijnen. ‘In Engeland schijnt de zon bijna nooit zo fel,’ legde ze uit. ‘En als hij schijnt, komen er meestal ook gauw wolken en regen. Daardoor lopen velen van ons met zelfmoordplannen rond. Vooral als het in augustus gaat regenen en je geen vakantie in het buitenland hebt geboekt.’

‘Ik weet het.’

Ze deed haar ogen open. ‘O ja?’

‘Ik heb twee jaar in Londen gewoond. Dat was lang geleden,’ voegde hij eraan toe.

‘Voor zaken?’

‘Ja, dat zou je kunnen zeggen.’

‘John Carr?’

Stone nam een slok koffie en zei niets.

Zij nam ook een slokje en liet de stilte even voortduren.

‘John Carr?’ zei ze opnieuw.

‘Ik had je de eerste keer al gehoord,’ zei hij beleefd, en hij wierp haar een zijdelingse blik toe.

Ze glimlachte. ‘Wil je weten waar ik die naam voor het eerst heb gehoord?’

Stone gaf geen antwoord, maar blijkbaar was zijn stilzwijgen voldoende aanleiding voor haar om verder te gaan.

‘James McElroy. Hij is veel ouder dan jij.’ Ze liet haar blik over zijn slanke, gespierde lichaam gaan. ‘En lang niet zo fit.’

Stone zweeg opnieuw.

‘Hij is een legende in Britse inlichtingenkringen. Heeft tientallen jaren aan het hoofd van MI6 gestaan. Maar dat zul je al wel weten. Tegenwoordig heeft hij een of andere bijzondere functie; ik weet niet precies welke. Maar hij doet wat hij wil. En dat is ook verdomd goed voor het land, neem dat maar van mij aan.’

‘Is hij gezond en wel?’

‘Ja, en blijkbaar komt dat tot op zekere hoogte door jou. Iran, 1977? Zes fanaten die op hem af waren gestuurd om zijn hoofd op de punt van een speer te zetten? Zes dóde mannen toen jij met ze klaar was. Hij zei dat hij niet eens de tijd had om zijn wapen te trekken en je te helpen. Toen waren ze dood. Zomaar. Hij had niet eens de kans om je echt te bedanken.’

‘Ik hoefde geen dank. Hij was onze bondgenoot. Het was mijn werk.’

‘Nou, evengoed zei hij dat hij je al tientallen jaren op een biertje wilde trakteren omdat je zijn leven had gered, maar je kwam nooit opdagen. Hij wil dat trouwens nog steeds.’

‘Nogmaals: dat hoeft niet.’

Mary Chapman rekte zich uit en zette haar voeten weer op de grond. Ze trok haar rok omlaag en deed haar schoenen weer aan. ‘Door zuiver toeval is hij hier in de stad.’

‘Ben je daarom teruggekomen?’

‘Ja en nee.’

Hij keek haar afwachtend aan.

‘Ja, in die zin dat ik wist dat hij je wilde spreken. Nee, in die zin dat ik mijn eigen redenen had.’

‘Welke?’

Ze boog zich naar voren en Stone zag het Walther ppk-pistool in de zwart leren schouderholster die tussen haar jasje en blouse te zien was.

Hij knikte met zijn hoofd naar het pistool. ‘De trekker gaat nogal zwaar, vind je niet?’

‘Je went eraan.’ Ze zweeg even en roerde met een houten stokje in het restje koffie in haar kopje. ‘Laten we het onder ogen zien: dit is vanaf het begin een fiasco geweest. De Amerikanen hebben zoveel inlichtingendiensten dat ik nergens een duidelijk antwoord kan krijgen. Mijn baas heeft dezelfde indruk. Aan de andere kant is Amerika onze belangrijkste bondgenoot en willen we die relatie natuurlijk niet verstoren. Evengoed was het onze premier die in gevaar kwam, en we moeten uitzoeken hoe dat mogelijk was.’

‘En nu ben je naar mij toe gekomen. Waarom?’

‘James McElroy vertrouwt jou. En dus vertrouw ik jou ook. En je was er gisteravond bij. Dat maakt je waardevol.’

‘Misschien wel. Maar Iran was lang geleden, agent Chapman.’

‘Sommige dingen veranderen nooit. McElroy zei dat jij daar een van was.’

‘Als ik tenminste echt John Carr ben.’

‘O, dat ben je. Daar twijfel ik niet aan.’

‘Hoe kun je daar zo zeker van zijn?’

‘Toen ik hier eerder was, heb ik je vingerafdrukken genomen van een glas in je plee toen ik daar ging pissen. Omdat ik het gezag van mijn baas achter me heb, mocht ik met voorrang in de database van het nic laten zoeken. Evengoed was er pas resultaat toen er acht beveiligingsniveaus waren gepasseerd, een paar computers doorgebrand waren en er twee keer toestemming op hoog niveau gegeven was.’ Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘John Carr. Van de helaas ter ziele gegane afdeling Triple Six van de cia.’

‘Die officieel nooit heeft bestaan,’ zei hij zachtjes.

‘Dat doet er voor mij niet toe. Ik was nog maar een klein meisje toen Triple Six voor het laatst de trekker overhaalde, of het nu officieel was of niet.’ Ze stond op. ‘Zullen we nu naar de man gaan wiens leven je hebt gered? Hij wil je echt graag op dat biertje trakteren, meneer Carr.’

 

·11·

James McElroy zat in zijn suite in het Willard Hotel toen Stone en Chapman naar binnen werden geleid. De Britse spionnenchef was nu 74 jaar oud, grijs en krom. Zijn aanzienlijke buik stak door zijn jasje naar voren. Toen hij van de stoel opstond, trilden zijn door artrose aangetaste knieën een beetje, maar aan de onderzoekende en intelligente blik van de man was duidelijk te zien dat de jaren hem weliswaar fysiek verzwakt hadden, maar dat hij geestelijk nog net zo lenig was als ooit. Hij was eens meer dan een meter vijfentachtig lang geweest, maar zwaartekracht en verzwakking hadden daar een paar centimeter afgehaald. Zijn uitgedunde haar was naar achteren gekamd, zodat hier en daar de roze hoofdhuid te zien was. Op de schouders van zijn blauwe jasje lag roos.

Toen hij Stone zag, straalden zijn ogen. ‘Je bent geen spat veranderd,’ zei McElroy. ‘Alleen is je haar wit geworden.’ Hij gaf een lichte klap op Stones platte, harde buik, stak toen zijn hand uit en omhelsde Stone. ‘En ik ben dik en jij bent dat niet.’

Toen ze zich van elkaar losmaakten, nodigde McElroy hen uit te gaan zitten. ‘Hoe is het je vergaan, John?’

‘Ik leef nog,’ zei Stone simpelweg.

De Brit knikte begrijpend en trok een somber gezicht. ‘Ja, ik weet wel ongeveer wat je daarmee bedoelt. Het is allemaal niet gemakkelijk voor je geweest.’

‘Zo kun je het beschrijven.’

McElroy kneep zijn ogen enigszins samen. ‘Ik hoorde van... je weet wel. Ik vind het heel erg.’

‘Zulke woorden heb ik van mijn eigen kant niet gehoord. Maar bedankt.’

Mary Chapman keek Stone en McElroy aan en zei: ‘Wilt u me daarover iets vertellen, meneer?’

‘Nee,’ zei Stone. ‘Dat wil hij niet.’

McElroy wendde zijn blik niet van Stone af, maar zei tegen haar: ‘John en ik behoren tot een generatie die de geheimen van ons werk tot aan het graf met zich mee draagt. Begrepen?’

‘Ja, meneer,’ antwoordde ze vlug.

‘Doe je mee met een drankje, John?’

‘Het is nogal vroeg voor mij.’

‘Maar het is al tamelijk laat in Londen, dus zullen we doen alsof we daar zijn? Twee oude vrienden.’

Een personeelslid bracht drankjes voor hen drieën. Stone nam bier, Chapman een Beefeater-martini en McElroy een klein glas whisky. Hij keek Stone over de rand van zijn glas aan. ‘Galstenen. Die verrekte dingen maken me gek. Maar ze zeggen dat een klein beetje whisky ze kapot kan maken. Tenminste, ik geloof dat ik dat ergens heb gehoord. In dit geval heb ik genoeg aan een gerucht.’ Hij hief zijn glas. ‘Cheers.’

Ze dronken alle drie en McElroy depte zijn lippen met zijn zakdoek.

‘Op de premier?’ zei Stone, en Chapman ging een beetje rechter op haar stoel zitten en beet in een dikke olijf uit haar glas.

McElroy keek gekweld, wreef over zijn zij en knikte plichtmatig. ‘Ja, op de premier. Een beste kerel. Ik heb zelfs nog op hem gestemd. Onder ons gezegd is hij in sommige opzichten een beetje onbetrouwbaar, maar welke politicus is dat niet?’

‘Onbetrouwbaar genoeg om slachtoffer van een aanslag te worden?’ vroeg Stone.

‘Dat denk ik niet, nee. Niet iets uit eigen land, met andere woorden.’

‘Er zijn overal veel vijanden.’ Stone keek Mary Chapman aan. ‘Jullie zijn onze grootste bondgenoot. Daarmee is jullie kleine eiland een doelwit geworden.’

‘Ja, dat is zo. Maar we gaan dapper verder, nietwaar?’

‘Wie wisten dat hij lopend door het park zou gaan?’

‘Niet veel mensen,’ antwoordde Chapman, terwijl McElroy zijn whisky dronk en over zijn zij bleef wrijven. ‘Ze worden op dit moment allemaal nagetrokken.’

McElroy keek ongeïnteresseerd, en Stone reageerde daar meteen op. ‘Heb je een andere theorie?’

McElroy snoof. ‘Ik weet niet of je het al een theorie kunt noemen, John.’

‘Ik heet tegenwoordig Oliver.’

Hij keek geërgerd. ‘Natuurlijk. Ik heb de briefingpapieren gelezen. Mijn geheugen is niet meer wat het geweest is. Nou, Oliver, het is maar een idee.’

‘Wat?’

Zoals Stone eerder had gedaan, hield McElroy nu vier vingers van zijn rechterhand omhoog. ‘Er waren gisteravond vier mensen in het park.’ Hij liet een vinger zakken. ‘Onze man was degene wiens tand je korte tijd in je bezit hebt gehad.’

‘Agent Chapman heeft me verteld dat hij een van jullie was, en dat hij patrouilleerde in het park. Maar waarom, als de premier er niet zou zijn?’

‘Dat is eenvoudig verteld. Hij had opdracht in het park te patrouilleren toen we het oude plan nog hadden, waarbij de premier lopend door het park zou gaan. Toen de premier zijn enkel verstuikte, lieten we hem als extra beveiliging in het park.’ McElroy hield de drie vingers nog hoger. ‘Maar weet je wat het rottige is, John? Neem me niet kwalijk: Oliver. Mijn collega’s hier kunnen me absoluut niets over de drie anderen vertellen.’

‘Ik heb de videobeelden gezien. Een van hen is dood.’

‘Daar komen we niet veel verder mee. Dan zijn er de man en de vrouw. Misschien waren die er toevallig, maar misschien ook niet. In beide gevallen moet ik zekerheid hebben.’

‘Waarom waren er gisteravond eigenlijk mensen in het park? Ik ben daar op elk tijdstip en het veiligheidsdetachement kent me. Maar laat op de avond heeft het park niet speciaal bezoekers.’

‘Een goede vraag. Ik vroeg het me zelf ook af. Heb jij een antwoord gevonden? Want ik niet.’

‘Nee, tenminste geen bevredigend antwoord. Geen onmiddellijke bedreigingen aan het adres van de premier?’

‘Niets geloofwaardigs.’

‘Hoe gaan jullie het dan aanpakken?’

‘Hem weghalen van de bedreiging.’ McElroy keek op zijn horloge. ‘Als het goed is, landt de premier over twintig minuten in Londen.’

‘En daarna?’

McElroy zag een vlokje roos op zijn schouder liggen en veegde het weg zoals hij met een onaantrekkelijke conclusie zou doen. ‘We kunnen het er niet bij laten, Oliver. Omdat het op Amerikaanse bodem is gebeurd, hebben we weinig mogelijkheden, maar we kunnen het er echt niet bij laten. Als we dat deden, zouden we een afschuwelijk precedent scheppen. We kunnen niet toestaan dat mensen straffeloos op onze premier schieten.’

‘Als hij het doelwit was.’

‘Dat moeten we aannemen, totdat de feiten het tegendeel bewijzen.’

Stone keek eerst Mary Chapman en toen zijn oude kennis weer aan. ‘Agent Chapman lijkt me heel capabel.’

‘Ja, dat is ze, anders zou ze hier niet zijn. Maar ik geloof dat ze nog veel capabeler is als ze jou aan haar zijde heeft.’

Stone schudde zijn hoofd al. ‘Ik heb al genoeg op mijn bord.’

‘Ja, je trip naar het nic. Ik heb gehoord dat Riley Weaver razendsnel zijn territorium afbakent. Hij zal natuurlijk fouten maken, en laten we hopen dat er dan niet te veel mensen doodgaan. En de fbi heeft ook belangstelling voor jou, heb ik begrepen.’

‘Een populaire meneer,’ voegde Chapman eraan toe.

McElroy en Stone wisselden een blik van verstandhouding. McElroy zei: ‘Ik weet niet of ik het woord “populair” zou gebruiken. Houden ze je kort aan de lijn, Oliver?’

‘Dat zou kunnen.’

Stone keek de oudere man een tijdje aan.

Ik vraag me af of hij weet dat ik met de president heb gesproken en weer actief word.

Stone had geen reden om aan te nemen dat McElroy hem kwaad toewenste, maar als je in zijn vak iemand het leven redde, betekende dat niet automatisch dat je een bondgenoot voor het leven had. En Stone was er vrij zeker van dat de premier en dus ook James McElroy hem zouden opofferen als de Amerikanen dat van hen verlangden.

Toen begon er Stone iets te dagen. Daarom ben ik hier. McElroy heeft opdracht gekregen de boodschap van de president rechtstreeks aan mij door te geven.

Hij besloot dat vermoeden te testen. ‘Ik heb al een opdracht. Het is zelfs de bedoeling dat ik morgen vertrek.’

‘Ja. Nou, plannen kunnen veranderen, nietwaar? Je moet altijd rekening houden met nieuwe ontwikkelingen.’

‘O ja?’

‘Door de dingen die in het park zijn gebeurd is een nieuwe regeling mogelijk,’ zei McElroy zonder omhaal.

‘Waarom? Alleen omdat ik daar was?’

‘Voor een deel. Bovendien heb ik een zekere invloed in de desbetreffende kringen. En ik vond dat je beter hier kon worden ingezet dan in zuidelijker delen van dit halfrond.’

Dus hij wist van de Russen en de Mexicaanse pijplijn.

‘Heb je mij verdedigd? Dat is gevaarlijk.’

‘Dat was Iran in 1977 ook. Dat heeft jou toch ook niet tegengehouden?’

‘Het was mijn werk. Je bent me niets verschuldigd.’

‘Dat is niet helemaal waar, hè?’

Stone hield zijn hoofd een beetje schuin.

McElroy ging verder: ‘Ik heb daarna het een en ander onderzocht. Je had al toestemming om naar huis te gaan. Formeel was je zelfs buiten dienst. Het team dat me te hulp had moeten komen, is onderweg overvallen. Het werd tot op de laatste man omgebracht. Waarom heb ik nu het gevoel dat je al deze dingen al weet?’

Na die opmerking keek Chapman met nog meer belangstelling naar Stone.

Stone zei: ‘Je verkeerde in moeilijkheden. Ik was daar. Jij zou hetzelfde voor mij hebben gedaan.’

‘Niet met dezelfde goede resultaten, vrees ik.’ Hij voegde er vlug aan toe: ‘Niet uit onwil. Maar ik zou nooit zo goed kunnen schieten.’

‘Vertel me dan in het kort wat de bedoeling is.’

‘Je gaat op onderzoek uit. Je slaagt. En dan...’ McElroy haalde zijn schouders op. ‘Wat je hiervoor is beloofd, blijft onveranderd.’

‘En als ik niet slaag?’

McElroy zei niets.

‘Oké,’ zei Stone.

‘Oké, je doet het?’

‘Ja.’

‘Uitstekend.’

‘Hoe gaat het nu verder?’ vroeg Stone. ‘Ik ben er een hele tijd uit geweest. Je springt er niet zomaar weer in.’

‘Ik heb aan een paar touwtjes getrokken. Dat deed ik met de zegen van onze premier. Hij en jullie president zijn heel goede vrienden. Ze spelen golf, ze voeren samen oorlog. Je weet hoe het gaat.’

‘Wat bedoel je?’

‘Ik bedoel dat ze het een fantastisch goed idee vinden als Mary en jij deze zaak gaan onderzoeken.’

‘Voor de goede orde: ik ben niet meer degene die ik vroeger was.’

McElroy keek zijn oude vriend aandachtig aan. ‘Sommige mensen herinneren zich jou alleen om je buitengewone fysieke prestaties, om je schoten die nooit misten, om je onwankelbare moed. Maar ik herinner me jou ook als een van de behoedzaamste agenten die ooit voor de Amerikaanse overheid hebben gewerkt. Velen probeerden je te pakken te krijgen, sommigen dicht bij huis. Maar niemand is daar ooit in geslaagd. Ik denk dat jij precies bent wat we nodig hebben. En ik denk dat het ook gunstig zou zijn voor jou persoonlijk. En niet alleen om de voor de hand liggende redenen.’

‘Dus om mijn vijanden dicht bij me te houden?’

‘Je vijanden én je vrienden,’ verbeterde McElroy hem.

Stone keek Chapman aan. ‘Wat vind jij ervan?’

Luchtig antwoordde ze: ‘Mijn baas heeft gesproken. En ik hou me aan de regels.’

‘Dat vroeg ik niet,’ zei hij op scherpe toon.

Mary Chapman keek opeens niet zo speels meer. ‘Ik moet uitzoeken wie de premier dood wilde hebben. En als jij me daarbij kunt helpen, dan ga ik met jou door het vuur.’

‘Goed gezegd,’ zei McElroy, terwijl hij opstond waarbij hij op de Fuateuil steunde. ‘Ik kan je niet zeggen wat een genoegen het was je weer te zien. Dat heeft mijn oude hart goed gedaan.’

‘Eén ding. Weaver heeft me de beelden van de bewakingscamera’s in het park laten zien. Jammer genoeg hielden die camera’s er meteen na de explosie mee op. De beelden staan dan stil.’

‘O ja?’ McElroy keek Chapman aan. ‘Mary, misschien kun jij Oliver aan de volledige videobeelden helpen.’

‘Ik dacht al dat er meer zou zijn.’

McElroy glimlachte. ‘Er is altijd meer.’

Stones mondhoeken gingen omhoog. ‘Nog terug geweest in Iran?’

McElroy glimlachte. ‘Ik zou daar niet over peinzen, tenzij jij met me meegaat. Mary zal je alle gegevens verstrekken die we tot nu toe hebben. Veel succes.’ Enkele seconden later was hij naar een andere kamer verdwenen. Chapman en Stone bleven alleen achter.

‘Ik heb een lift naar huis nodig,’ zei hij.

‘En dan?’

‘Dan nemen we jullie gegevens door.’

‘Oké, maar misschien hebben we niet veel tijd meer.’

‘O, daarover is geen twijfel mogelijk. De tijd is bijna op.’

 

·12·

Toen Mary Chapman en hij in het beheerdershuisje terug waren, zette Stone water op voor thee, terwijl de MI6-agente de dossiers uit haar tas pakte en ze op Stones bureau naast elkaar legde. Ze stopte ook een dvd in haar laptop.

Ze fronste haar wenkbrauwen en zei: ‘Weet je, ik zou dit liever op een veiliger plaats hebben gedaan. Deze dossiers zijn allemaal geheim.’

Stone keek van het gasstel op en zei opgewekt: ‘Maak je geen zorgen. Ik heb geen enkele betrouwbaarheidsverklaring, dus zodra ik die gegevens heb bekeken, zijn ze niet geheim meer.’

‘Jezus christus,’ mompelde Chapman.

Met hun theekopjes in de hand gingen ze aan het bureau zitten en namen de documenten en rapporten door. Stone liet zijn blik vlug over de papieren en foto’s gaan. Zijn snelle, ervaren brein scheidde de belangrijke van de onbelangrijke dingen.

Toen hij klaar was, zei Chapman: ‘Wil je de volledige beelden zien?’

Hij knikte. ‘Ik vraag me af waarom ze me op het nic niet alles hebben laten zien.’

‘Dat moet je mij niet vragen. Dat is het werk van jouw mensen, niet de mijne.’

‘Ik vraag me ook af of die ingekorte versie de enige is die ze hebben.’

Nu keek Chapman alleen maar stoïcijns naar het scherm.

Ze keken naar de beelden. Er was geen geluid bij. Na de explosie was er even statische ruis, maar niet langer dan een seconde, alsof de ontploffing de signalen van het elektronische bewakingssysteem alleen maar tijdelijk had verstoord. Toen de video verderging, zag Stone de rest. Het beeld van Jackson, of beter gezegd de plaats waar het had gestaan, was in vlammen en witte rook gehuld. Het hek en de kanonnen waren weggeslingerd alsof ze zo licht als veertjes waren. Het was een wonder dat er niemand was omgekomen. Gelukkig was het park op dat uur van de avond bijna uitgestorven, en de beveiligingsteams bleven meestal aan de rand van het park.

Stone zag zichzelf bewusteloos op de grond liggen, terwijl de Britse agent langzaam opstond en wankelend wegliep.

‘Jullie man is zo te zien ongedeerd. Behalve dan die tand.’

‘Het is een harde kerel, maar hij zei wel dat toen jullie botsten het was of hij tegen een stenen muur werd geworpen.’

Stone keek aandachtig naar de beelden. De man in pak en de vrouw waren niet meer te zien. Hij zag mensen rennen; de beveiligingspaaltjes in Pennsylvania Avenue verdwenen in het wegdek en de politiewagens en suv’s van de Geheime Dienst reden met grote snelheid weg. Blair House werd in een ommezien hermetisch afgezet.

‘Kun je me de laatste dertig seconden nog eens laten zien?’

Ze drukte op een paar toetsen en Stone zag de explosie opnieuw. Hij leunde verbaasd achterover.

‘Wat is het probleem?’ zei Chapman toen ze de videobeelden stopzette.

‘Kun je het nog langzamer afspelen?’

‘Ik zal het proberen.’ Ze drukte op een paar toetsen. ‘Dit is het beste wat ik voor elkaar kan krijgen, vrees ik.’

Ze zagen alles nog eens uiterst langzaam aan zich voorbijtrekken.

Stone volgde de route van de jogger, die langs twee geüniformeerde agenten en een hondengeleider kwam voordat hij in het park was.

‘Nogal een dikke vent voor sportschoenen,’ zei Chapman. ‘Niet echt het type hardloper, hè?’

‘Mensen die joggingpakken dragen, zijn niet altijd hardlopers. Misschien ging hij alleen maar een eindje wandelen.’

‘Als jij het zegt.’

‘De bom kan met die iPod verbonden zijn.’

Mary Chapman knikte. ‘Dat dacht ik ook. C-4 of semtex of iets nog krachtigers. In dat geval moeten er sporen van te vinden zijn.’

‘Ja en nee. Ja, de iPod vliegt uit elkaar, maar dat zou hij sowieso doen, of hij nu deel uitmaakte van het explosief of niet.’

‘Maar dat kunnen ze nagaan,’ zei Chapman. ‘Ze zien het aan schroeisporen, aan de misvorming van de onderdelen, naar buiten toe en niet naar binnen toe enzovoort.’

Stone keek haar aan. ‘Weet je iets van explosieven?’

‘Dat is ook een reden waarom ze mij hebben laten komen. Ik heb drie jaar op een stel gemene Ieren gejaagd die niet geloofden dat de ira echt een vredesverdrag had getekend. Ze mochten graag dingen de lucht in laten vliegen. Veel geleerd toen.’

‘Ongetwijfeld.’ Stone keek weer naar het scherm. ‘Hij dook het plantgat van die boom in.’

‘En een paar seconden later was er de explosie. Misschien was het een zelfmoordterrorist.’

Stone keek sceptisch. ‘Die zichzelf alleen kan doden door in een kuil te duiken?’

‘Nou, hoe denk jij dat het landschap eruitziet?’

Hij keek haar nieuwsgierig aan. ‘Het landschap?’

‘Jullie landschap van veel te veel Amerikaanse inlichtingendiensten. Ik zit nog geen dag op deze zaak en ik krijg al last van claustrofobie.’

‘Ooit van Hell’s Corner gehoord?’

Chapman schudde haar hoofd.

Stone boog zich naar voren en tikte op het stilstaande scherm, waarop Lafayette Park te zien was. ‘Dit is Hell’s Corner,’ zei hij. ‘Pennsylvania Avenue, de straat zelf, is van de politie van Washington. De trottoirs om Lafayette Park heen behoren tot het territorium van de Geheime Dienst, en het park zelf valt onder de jurisdictie van de parkpolitie. Agenten van de Geheime Dienst hebben opdracht iemand voor wie ze zich interesseren van de straat of uit het park te trekken, hem naar het trottoir te sleuren en hem dan te arresteren om problemen over de jurisdictie te voorkomen.’

‘Oké,’ zei Chapman langzaam.

‘Hell’s Corner,’ zei hij opnieuw. ‘De fbi en de politie hebben er de pest aan, maar ze moeten er allemaal mee leven. De explosie is daar een goed voorbeeld van. De parkpolitie heeft het daar voor het zeggen, maar de fbi en de atf – want er is een explosief bij betrokken – gaan over het onderzoek. En het ministerie van Binnenlandse Veiligheid, de Geheime Dienst, het nic en de cia zullen er als gieren boven hangen.’

Chapman nam een slokje thee. ‘Wat nu?’

‘We moeten naar het park gaan, met de onderzoekers praten en de identiteit van de jogger achterhalen, en ook die van de vrouw en de man in het pak.’ Hij keek Mary Chapman aan. ‘Jullie man? Waar is hij?’

‘Hij is beschikbaar voor ondervraging. Maar we hebben zijn volledige verslag. Hij heeft minder gezien dan jij.’

‘Goed.’

Ze pakte haar jasje. ‘Dus nu naar het park?’

‘Ja.’

‘Zullen we met mijn auto gaan?’

‘Dat lijkt me een prima idee, want zelf heb ik er toevallig geen.’

 

·13·

Annabelle Conroy ging met de lift naar de eerste verdieping, stapte eruit en liep naar de leeszaal voor zeldzame boeken in het Jefferson Building van de Library of Congress. Ze keek de grote zaal door en zag Caleb Shaw aan zijn bureau achterin zitten. Ze wachtte tot hij haar ook zag en hij vlug naar voren kwam.

‘Annabelle, wat doe je hier?’

‘Kun je even pauze nemen? Reuben en Harry Finn staan buiten. We willen praten.’

‘Waarover?’

‘Wat denk je? Oliver. Die kerels hebben hem uit het ziekenhuis gehaald, en daarna hebben we niets meer van hem gehoord.’

‘Als iemand op zichzelf kan passen, is het Oliver.’

‘Maar misschien heeft hij onze hulp nodig.’

‘Oké, geef me even de tijd.’

Toen ze met de lift naar beneden gingen, zei Caleb: ‘Dit is een heel opwindende dag voor me geweest.’

‘Waarom?’

‘We hebben net een F. Scott binnengekregen. En niet zomaar een F. Scott. Dé F. Scott.’

‘De F. Scott wat?’ vroeg Annabelle.

Caleb keek haar vol afgrijzen aan. ‘F. Scott Fitzgerald. Een van de grootste Amerikaanse schrijvers aller tijden.’ Hij sputterde: ‘Allemachtig, Annabelle, waar heb je al die jaren gezeten?’

‘Blijkbaar niet in een bibliotheek.’

‘Het boek is De grote Gatsby, volgens velen zijn grootste prestatie en in elk geval zijn bekendste werk. En het is niet zomaar een grote Gatsby, want daar hebben we er wel meer van. Het is natuurlijk een eerste druk, eerste staat. Maar hij heeft het heel zeldzame, bijna niet meer te krijgen stofomslag nog.’ Annabelle keek hem nietszeggend aan. ‘Je weet wel, dat omslag met die beklemmende vrouwenogen. Het is een van de zeldzaamste beroemde omslagen uit de klassieke literatuur. Het omslag is namelijk ontworpen voordat Fitzgerald klaar was met het schrijven van het boek. Hij vond het zo mooi dat hij een scène in de roman schreef waarin die afbeelding een rol speelde.’

‘Heel interessant,’ zei Annabelle beleefd, maar in haar stem klonk weinig belangstelling door. Ze had eens twee dagen een busje met Caleb gedeeld, en toen had hij haar bijna non-stop met literaire wetenswaardigheden bestookt. Ze was daar nooit helemaal van hersteld.

Ze stapten uit de lift en liepen naar de uitgang.

Caleb ging verder: ‘En dat is nog niet het mooiste. Het mooiste is dat het Zelda’s exemplaar is. De herkomst staat volkomen vast.’

‘Wie is Zelda?’

‘Wie Zelda is?’ sputterde Caleb weer. ‘Zijn vrouw natuurlijk. Scott en Zelda. Een tragischer stel zou je moeilijk kunnen vinden. Zij is in een inrichting gestorven en Fitzgerald heeft zich dood gedronken. Hij heeft het boek voor haar gesigneerd. Wat een coup voor de bibliotheek. Een uniek exemplaar,’ voegde hij eraan toe. ‘Daar zijn we gek op.’

‘Volkomen uniek?’

‘Absoluut.’

‘Hoeveel hebben jullie ervoor betaald?’

Caleb keek geschokt. Hij stamelde: ‘Nou, eh, dat is niet voor het algemene...’

‘Kom op. Een ruwe indicatie.’

‘Het is een heel eind in de zes cijfers voor de komma. Daar moet ik het bij laten,’ zei hij een beetje pompeus.

Nu keek Annabelle geïnteresseerd. ‘Mijn oma heeft me haar persoonlijke exemplaar van Woeste Hoogten nagelaten. Ik vraag me af hoeveel het waard is. Het verkeert in uitstekende conditie.’

Caleb leek geboeid. ‘Woeste Hoogten? Eerste drukken van dat boek in ongerepte staat zijn zeldzaam. Hoe is ze eraan gekomen?’

‘Bij een boekwinkel, acht jaar geleden. Het is een pocket. Is dat een probleem?’

Caleb keek haar ijzig aan en zei stijfjes: ‘Grappig.’

Buiten stonden Reuben en Harry Finn op hen te wachten. Finn was een tientallen jaren jongere versie van Stone, slank en dodelijk. Tenzij het nodig was dat hij bliksemsnel in actie kwam, bewoog Finn zo min mogelijk, alsof hij zijn energie opspaarde voor crisissituaties. Reuben had zijn werkkleding van het laadplatform verwisseld voor zijn gebruikelijke tenue: spijkerbroek, sweatshirt en mocassins aan zijn voeten. Ze gingen op de brede trap van de bibliotheek zitten.

‘Nou, wat gaan we doen?’ vroeg Annabelle.

‘Wat kunnen we doen?’ zei Reuben.

‘Misschien zit Oliver in de problemen,’ antwoordde ze.

‘Oliver zit vaak in de problemen,’ merkte Caleb op.

‘Die mannen die hem uit het ziekenhuis haalden...’ begon Annabelle.

Finn onderbrak haar: ‘Die zijn van het nic. Jongens van Riley Weaver. Ik hoorde het van een vriend van me. Ze hebben hem bijna meteen weer vrijgelaten. Ik denk niet dat Oliver ze heeft verteld wat ze wilden horen.’

‘Dan zit hij in de problemen,’ zei Annabelle. ‘En we moeten hem helpen.’

‘Waarom wachten we niet tot hij ons om hulp vraagt?’ zei Caleb.

‘Waarom zouden we?’ zei Annabelle meteen.

‘Elke keer dat ik hem help, kom ik hier in de problemen,’ zei hij, achteromkijkend naar het enorme bibliotheekgebouw. ‘Ik ben hier eigenlijk nog op proef, en dat is op zichzelf al afschuwelijk voor iemand van mijn leeftijd, niveau en ervaring.’

‘Niemand verlangt van je dat je je baan op het spel zet, Caleb. Maar ik heb iets ontdekt. Daarom wilde ik jullie allemaal vandaag spreken.’

‘Wat heb je ontdekt?’ vroeg Reuben.

‘Dat Oliver op het punt stond ergens heen te gaan.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Ik vond een volgepakte tas in zijn huis. Samen met boeken die volgens mij in het Russisch geschreven zijn.’

‘Je bedoelt dat je in zijn huis hebt ingebroken en die tas hebt gevonden,’ zei Caleb. ‘Jij hebt absoluut geen respect voor andermans eigendom, Annabelle Conroy. Geen enkel. Het is schandalig. Echt waar.’

Ze haalde een boek uit haar zak en liet het aan de bibliothecaris zien.

‘Ja, het is Russisch,’ zei Caleb met een blik op de titel. Hij keek nog eens wat beter. ‘Het is een boek over Russische politiek, maar het is tientallen jaren oud. Waarom zou hij dat in godsnaam willen meenemen?’

‘Misschien ging hij naar Rusland en moest hij zijn Russisch wat bijspijkeren,’ opperde Finn. ‘Dat kun je onder andere doen door iets in zo’n taal te lezen.’

‘Waarom zou Oliver naar Rusland gaan?’ vroeg Reuben. ‘Wacht eens even, hoe zou hij daar zelfs kunnen komen? Hij heeft geen paspoort. Hij heeft zelfs helemaal geen papieren. Om nog maar te zwijgen van geld voor de reis.’

‘Het kan maar op één manier,’ zei Annabelle.

‘Je bedoelt namens de Amerikaanse overheid?’ zei Finn.

‘Ja.’

‘Namens de overheid!’ riep Caleb uit. ‘Hij werkt niet voor de overheid. Tenminste, niet meer.’

‘Misschien is daar verandering in gekomen,’ zei Annabelle. ‘Ik bedoel, ze hebben hem wel de Medal of Honor aangeboden.’

‘Oliver die weer in dienst treedt,’ mijmerde Reuben. ‘Na al die jaren. Ik kan het bijna niet geloven.’

‘En na alles wat ze hem hebben aangedaan,’ voegde Finn er zachtjes aan toe.

‘Waarom zou hij dat doen?’ vroeg Caleb. ‘Als we één ding van Oliver weten, dan is het dat hij de overheid niet vertrouwt.’

‘Misschien had hij geen keus,’ zei Finn.

‘Maar hij is geen twintig meer,’ wierp Annabelle tegen. ‘Hij is gisteravond bijna omgekomen. Als hij naar Rusland gaat, komt hij misschien nooit meer terug.’

Reuben zei: ‘Hij mag dan ouder zijn, hij is ook wijzer. Verkijk je niet op wat hij nog in de tank heeft zitten.’

‘Hij is in die gevangenis in Divine bijna doodgegaan, Reuben,’ merkte ze op. ‘En Milton is echt doodgegaan,’ voegde ze er genadeloos aan toe.

Reuben, die erg goed met Milton Farb bevriend was geweest, sloeg zijn ogen neer. ‘Misschien zijn we allemaal te oud voor dit gedoe.’

Finn zei: ‘Hoe wil je dit met Oliver spelen? We weten allemaal dat hij ons niet om hulp zal vragen. Niet na wat er in Divine is gebeurd.’

‘Dat klopt,’ zei Caleb. ‘Hij zal niets doen wat ons in gevaar brengt.’

‘Misschien moeten we dan niet wachten tot hij ons om hulp vraagt,’ zei Annabelle. ‘Misschien moeten we proactief optreden.’

‘Wat bedoel je precies?’ vroeg Reuben. ‘Toch niet dat we hem gaan bespioneren?’

‘Nee, maar we kunnen een verenigd front vormen en tegen hem zeggen wat we denken.’

‘Dat is misschien niet zo’n goed idee,’ zei Reuben.

Annabelle stond op. ‘Goed. Als jullie op zijn overlijdensbericht willen wachten, moeten jullie dat weten. Ik doe dat niet.’ Ze draaide zich om en liep weg.

‘Annabelle!’ riep Reuben haar na.

Ze draaide zich niet om.

‘Ze is erg koppig,’ bromde Caleb. ‘Net als de meeste vrouwen. Daarom ben ik waarschijnlijk nooit getrouwd.’

Reuben keek hem uitdagend aan. ‘O, ik denk dat daar nog een paar andere redenen voor zijn, Caleb.’

 

·14·

Het verkeer in Washington was veel drukker dan normaal, en dat alleen omdat iemand tegenover het Witte Huis een bom had laten ontploffen. Tenminste, dat dachten waarschijnlijk sommige gefrustreerde forensen. Tot een heel eind in de omtrek waren er wegafzettingen, waardoor de hoofdstad van het land op een mengelmoes van veedrijfplaatsen leek. Voor en achter die barrières stonden politieauto’s en zwarte suv’s van de Geheime Dienst schuin naar elkaar toe om iemand die dichterbij wilde komen nog meer te ontmoedigen.

Stone en Chapman moesten, ondanks haar papieren, haar auto achterlaten en lopend verdergaan. Bij elke controlepost werden telefoongesprekken gevoerd; de papieren van de MI6-agente werden bestudeerd en voor elke volgende etappe moest contact worden opgenomen met een hoge functionaris die niet ter plaatse was. Stone kon begrijpen dat de straatagenten er niets voor voelden om voor de bijl te gaan omdat ze hen ten onrechte hadden doorgelaten. Daarom kregen chefs een hoger salaris en hadden ze iets grotere kantoren. Hun hachje stond op het spel als iemand die hoger in de voedselketen stond zich wilde laten gelden.

Ze waren eindelijk voorbij de laatste horde en naderden de plaats van de aanslag, Lafayette Park. Stone kende het park misschien beter dan wie ook, maar ook voor hem was het bijna onherkenbaar veranderd. Het midden van het park was een zwartgeblakerde massa: bomen en planten vernietigd, gras verbrand, aarde opgeworpen tot hopen. Het beeld van Jackson lag in puin. Een wiel van een kanon had bijna het trottoir aan de kant van Pennsylvania Avenue bereikt. Een stuk van het hek was op meer dan twintig meter afstand in een boom terechtgekomen.

De atf had zijn mobiele commandopost op het midden van Pennsylvania Avenue ingericht. De eenheid van de fbi had zich op Jackson Place ten westen van het park geïnstalleerd. Overal waren honden en bewakers. Alle bedrijven en overheidsdiensten aan Jackson Street en aan de andere kant van het park, aan Madison Street, waren gesloten.

Hoewel het park net een politiecongres leek, werden de mensen in uniform nog steeds in aantal overtroffen door mensen in pak. Stone en Chapman liepen langs een grote truck van de atf, een zogeheten nrt-truck. nrt was een afkorting van National Response Team en Stone wist dat er maar drie nrt-trucks bestonden. De nrt-leden waren de beste explosievendeskundigen in het land. Welk scenario ze ook tegenkwamen, ze konden binnen een paar dagen zeggen wat er was ontploft en hoe dat was gebeurd.

Stone zag dat technici in beschermende pakken de ravage op de plaats van de explosie doorzochten. Hij zag ook mensen in luchtdichte kleding. Ze leken net chirurgen vlak voor een operatie en ze zochten intensief naar sporen en dna-resten. Overal stonden gekleurde tentjes. Stone nam aan dat elk daarvan was neergezet op de plaats waar een spoor was gevonden.

Sommige mannen in pak waren van de fbi. Dat was niet zomaar een vermoeden van Stone, want ze droegen hun fbi-jack. Andere jassen en dassen voorbij die binnenste ring waren van leden van de Geheime Dienst. Dat was ook te zien aan hun oordopjes en aan de zure gezichten waarmee ze naar die ‘buitenstaanders’ op hun territorium keken.

Stone en Chapman liepen naar de groep fbi-agenten toe, maar voordat ze bij de onderzoekers waren aangekomen, werden ze onderschept door een lange man.

‘Meneer Stone?’

Stone keek hem aan. ‘Ja?’

‘Wilt u met me meekomen?’

‘Waarheen?’

De man wees naar de overkant van de straat.

‘Het Witte Huis? Waarom?’

‘U kent Alex Ford, agent van de Geheime Dienst geloof ik? Hij wacht daar op u.’

Stone wierp een blik op Chapman. ‘Ze hoort bij mij.’

De man keek haar aan. ‘Agent Chapman?’ Ze knikte. ‘Mag ik uw papieren zien?’ vroeg hij.

Ze liet ze zien.

‘Laten we gaan.’

Ze werden door de poort aan de voorkant geleid, al had Chapman eerst haar pistool moeten inleveren.

‘Ik wil het terug hebben,’ zei ze tegen de agent die het in beslag nam. ‘In exact dezelfde conditie. Ik ben erg gehecht aan dat wapen.’

‘Ja, mevrouw,’ antwoordde de man beleefd.

Ze liepen langs een graafmachine en een stel mannen in groen-en-kaki uniformen die de stomp van een boom op het terrein van het Witte Huis aan het verwijderen waren. Een van de mannen knipoogde naar Mary Chapman. Ze keek hem kwaad aan. Toen ze het gebouw binnengingen en door de hal werden geleid, fluisterde Chapman: ‘Dus dít is het Witte Huis, hè?’

‘Ben je hier nog nooit geweest?’ vroeg Stone.

‘Nee. Jij wel?’

Stone gaf geen antwoord.

Op dat moment kwam Alex Ford door een deuropening en sloot hij zich bij hen aan. Hij knikte de agent die hen begeleidde toe. ‘Chuck, ik neem het over. Bedankt.’

‘Oké, Alex.’ Chuck liep terug in de richting vanwaar ze gekomen waren.

Stone stelde Alex en Chapman aan elkaar voor en vroeg toen: ‘Waarom zijn we hier?’

‘Ik heb begrepen dat je eerder vandaag met Sir James McElroy hebt gepraat,’ zei Alex.

‘Sir? Hij heeft me niet verteld dat hij geridderd is.’

‘Hij wilde het eigenlijk ook niet,’ merkte Chapman op, ‘maar je zegt niet nee tegen de koningin, hè?’

‘Ja, ik heb met hem gesproken,’ zei Stone.

‘Voor de goede orde: het besluit om jou weer in dienst te laten treden, is niet goed gevallen bij sommige andere diensten.’

‘Ook niet bij die van jou?’

‘En bij sommige andere mensen hier.’

‘Met wie gaan we praten?’

‘De stafchef en de vicepresident.’

‘Ik ben onder de indruk.’

‘Ik denk dat de vicepresident erbij is om de zaak meer gewicht te verlenen.’

‘Zijn ze volledig ingelicht?’

‘Dat weet ik niet. Daar ben ik niet hoog genoeg voor.’

Ze kwamen bij een deur. Alex klopte aan.

‘Binnen,’ zei een stem.

‘Ben je er klaar voor?’ vroeg Alex, en Stone knikte.

Chapman trok haar manchetten recht, streek een haarlok weg en mompelde: ‘Waar heb ik me in godsnaam mee ingelaten?’

‘Ik dacht precies hetzelfde,’ merkte Stone op.

 

·15·

Vanuit de voorkamer werden ze toegelaten tot de kamer van de vicepresident. Dat was een lange, weldoorvoede man met wit haar, een geruststellende glimlach en een krachtige handdruk, die hij ongetwijfeld had opgebouwd in duizenden campagneoptredens. De stafchef was klein en pezig en had ogen die de ruimte om hem heen voortdurend in zich opnamen, alsof hij een radarinstallatie was.

Stone bedacht ineens dat de vicepresident er niet alleen bij was om de zaak gewicht te verlenen. Hij had zitting in de Nationale Veiligheidsraad van de president. Eigenlijk verbaasde het Stone dat de man rechtstreeks met hem wilde praten, en niet via een ondergeschikte. Aan de andere kant was het moeilijk om je president iets te weigeren.

De beleefdheden werden snel afgewikkeld. Alex Ford bleef bij de deur staan, niet meer als vriend, maar als beveiliger.

De vicepresident zei: ‘De president heeft ons gevraagd met u te praten.’ Hij knikte in Chapmans richting. ‘Met u beiden. We willen natuurlijk zo snel mogelijk precies weten hoe deze, eh, delicate zaak in elkaar steekt.’

In gedachten vertaalde Stone dat in normale taal. In feite had de vicepresident zojuist gezegd: ‘Dit is niet mijn idee, en hoewel ik enige loyaliteit ten opzichte van de president voel, neem ik de schuld niet op me als het mislukt. Daarom is de stafchef erbij. Mijn baas gaat misschien naar de bliksem, maar ik niet.’

Stone vroeg zich af of een van beide mannen op de hoogte was van het oorspronkelijke plan om Stone naar Mexico te sturen en hem in te zetten tegen de nachtmerrie van de Russische kartels. Amerikaanse presidenten vertelden hun vicepresident niet altijd alles. Stafchefs wisten meestal wel alles wat de president deed.

De vicepresident knikte met zijn hoofd naar de stafchef, die Stone een pasjeshouder van zwart leer voorhield. ‘Uw identiteitsbewijzen,’ zei de man.

Stone nam het aangeboden voorwerp langzaam aan, maakte het open en keek naar zijn eigen gezicht, dat naar hem terugkeek vanuit de diepten van de officiële foto die ten behoeve van zijn nieuwe opdracht was gemaakt. Hij vroeg zich af wanneer ze dat hadden gedaan. Misschien toen hij in de kamer van het nic zat. Dat zou betekenen dat Riley Weaver hiervan wist. Hij kon een glimlach niet onderdrukken toen hij de getypte naam zag:

 

Oliver Stone

 

Naast de foto zat zijn identiteitskaart. Daarop stond officieel vermeld dat hij agent was van de nsc, de dienst van de Nationale Coördinator voor Veiligheid, Infrastructuurbescherming en Contraterrorisme. Dat alles was te begrijpen, dacht Stone. De Nationale Coördinator werkte binnen de Nationale Veiligheidsraad en rapporteerde via de Nationale Veiligheidsadviseur aan de president. Er was contact met het Witte Huis, maar er zat één stapje tussen. De president hield rekening met alles. Net als zijn slimme vicepresident. Stone ging naar het volgende vakje van de houder en vond daar zijn glanzende badge met het insigne van de dienst.

‘Die dienst is een interessante keuze,’ zei hij.

De vicepresident toonde hem zijn innemende, ondoorgrondelijke glimlach. ‘Ja, dat is het.’

Toch was het Stone gelukt duizend van zulke ondoorgrondelijke gezichten te doorgronden. En de vicepresident was geen uitzondering.

Hij vindt dit alles volslagen krankzinnig, en waarschijnlijk heeft hij gelijk.

De stafchef voegde eraan toe: ‘Die dienst legt evenveel gewicht in de schaal als het ministerie van Binnenlandse Veiligheid en de fbi. Misschien zelfs een beetje meer. Er zijn maar weinig deuren die voor die dienst gesloten blijven. En de meeste daarvan zijn in dit gebouw te vinden.’

Nou, laten we dan maar hopen dat ik niet hoef te proberen hier deuren open te maken, dacht Stone. Tegen de stafchef zei hij: ‘U dient uw president.’ Voordat de geschrokken man iets kon zeggen, wendde Stone zich tot de vicepresident. ‘En u vertrouwt blijkbaar op het oordeel van uw president, of tenminste, u hoopt dat het geen grote fout van hem is om mij zoveel gezag toe te kennen.’

Beide mannen leken Stone nu in een ander licht te zien.

De vicepresident knikte. ‘Hij is een goede president. Daarom hoop ik dat zijn vertrouwen uiteindelijk gerechtvaardigd zal blijken. Ik neem aan dat u er ook zo over denkt.’

Zonder antwoord te geven stopte Stone zijn nieuwe identiteitsbewijzen in zijn zak.

De stafchef zei: ‘U wordt na dit gesprek beëdigd door een vertegenwoordiger van de nationale coördinator. Daarmee krijgt u ook de bevoegdheid om tot arrestaties over te gaan. U hebt ook het recht een vuurwapen te dragen. Als u dat wilt,’ voegde hij er aarzelend aan toe.

Het was duidelijk dat de stafchef het ook waanzin vond om zoveel gezag toe te kennen aan een man als hij. Stone vroeg zich even af hoe lang de stafchef met de president over deze beslissing had gestreden voordat de laatste de knoop had doorgehakt.

Stone keek Chapman aan. ‘Mijn vriendin van MI6 hier heeft een erg mooie Walther ppk. Dat lijkt me voorlopig wel genoeg.’

‘Goed.’ De vicepresident stond op en gaf daarmee te kennen dat het gesprek was beëindigd. Stone wist dat de werktijd van de vicepresident was ingedeeld in perioden van vijftien minuten en dat de man nog een reden had om een eind aan deze ontmoeting te willen maken.

Als je nog veel langer wacht, vicepresident, blijft de stank van dit alles voorgoed aan je kleven.

Ze gaven elkaar allemaal een hand. De vicepresident zei: ‘Veel succes, agent Stone.’

Toen ze achter Alex aan door de hal liepen, merkte Chapman droogjes op: ‘Hé, als ik had geweten hoe gemakkelijk het was om een Amerikaanse agent te worden, was ik hier al lang geleden naartoe gekomen.’

‘Het ging een beetje te glad,’ zei Stone met een blik op Alex.

De agent van de Geheime Dienst zei: ‘In de afgelopen vijftien jaar zijn er dingen veranderd. Er lopen meer freelancers met pistolen en badges rond dan je je kunt voorstellen. Niet alleen om troepen in het buitenland te beschermen, maar ook hier in ons land. Zo gaat het nu eenmaal.’

Buiten gehoorsafstand van Mary Chapman voegde hij eraan toe: ‘Luister, je moet begrijpen dat mensen weten dat John Carr terug is.’