IV
Francesca
Toen wij de Straat van Gibraltar opkruisten, kwam Coertze met het voorstel rechtstreeks koers te zetten naar Italië. Ik zei: 'Hoor es, we hebben tegen Metcalfe gezegd dat we naar Spanje gingen en dus gaan we naar Spanje.'
Hij gaf een dreun op de schaarstok. 'Daar hebben we niet voldoende tijd voor.'
'We zullen tijd moeten maken,' zei ik koppig. 'Ik heb je verteld dat we tegenslagen zouden ontmoeten, die aan onze reserve zouden knabbelen; dit is een van die tegenslagen. Het zal ons in plaats van veertien dagen een maand kosten om Italië te bereiken, waardoor onze reserve wordt teruggebracht tot veertien dagen, maar er zit niets anders op. Misschien kunnen we die verloren tijd in Italië inhalen.'
Hij mopperde dat ik overdreven bang was voor Metcalfe. Ik zei: 'Jij hebt vijftien jaar op deze kans gewacht - je kunt je veroorloven veertien dagen langer te wachten. We gaan naar Gibraltar, naar Malaga en naar Barcelona; vervolgens gaan we naar de Rivièra, naar Nice en Monte Carlo; en daarna gaan we naar Italië. We gaan naar stierengevechten kijken en gokken in casino's en alles doen wat iedere andere toerist ook doet. We gaan ons gedragen als de meest onschuldige heden die Metcalfe ooit gezien heeft.' 'Maar Metcalfe is in Tanger gebleven.'
Ik glimlachte vreugdeloos. 'Waarschijnlijk zit hij op dit ogenblik al in Spanje. Hij kan ons ieder ogenblik gepasseerd zijn in die Fairmile
van hem. Hij kan zelfs het vliegtuig hebben genomen of de veerboot naar Gibraltar, vervloekt nog toe. Als hij vermoedt dat wij iets in ons schild voeren, zal hij ons onafgebroken in het oog blijven houden, daar ben ik van overtuigd.' 'Die verrekte Walker,' barstte Coertze uit. 'Gelijk heb je,' zei ik. 'Maar gedane zaken nemen geen keer.' Ik telde de fouten op die wij begaan hadden. Bovenaan het lijstje stond Walkers onvoorzichtige uitlating tegenover Aristide, dat hij geld had opgenomen op een kredietbrief. Dat was een regelrechte leugen - een overbodige tevens - want de kredietbrief stond op mijn naam en dat had Walker rustig kunnen zeggen. De enige manier waarop ik kon voorkomen dat Coertze de overhand op mij kreeg, was door de financiën onder mijn beheer te houden. Ik wist nog steeds niet waar het goud verborgen was.
Wel, Aristide zou natuurlijk informeren bij zijn collega-bankiers naar de financiële status van die rijke Mr. Walker. Die informaties kon hij heel gemakkelijk krijgen - alle bankiers trekken één lijn en van beroepsethiek hebben ze geen last - en zodra ze binnen waren, zou hij ontdekken dat Mr. Walker bij geen enkele bank in Tanger geld had opgenomen. Zorgen zou hij zich daar niet over maken, maar de mogelijkheid bestond dat hij er Metcalfe naar zou vragen en dat zou Metcalfes argwaan doen toenemen. Als hij dan Aristide uithoorde, zou hij ontdekken dat Walker en Halloran een overmatige belangstelling aan den dag hadden gelegd voor de in- en uitvoer van goud.
Vervolgens zou hij naar de Casa Saeta gaan en daar rondsnuffelen. Hij zou er niets aantreffen dat in tegenspraak was met het door Walker opgehangen verhaal, maar juist dat verhaal moest zijn argwaan hebben gewekt sinds hij Walker dronken had gezien. Bij het woord goud zou bij zijn oren spitsen - een man als Metcalfe zou zeer snel reageren als bij de lucht kreeg van goud - en als ik in zijn plaats was zou ik het doen en laten van de varende Sanford met de grootste aandacht in het oog houden.
Dit alles was gebaseerd op de veronderstelling, dat Walker niet over het goud gesproken had toen hij dronken was. Had hij dat wél gedaan, dan was de boot natuurlijk helemaal aan.
We hepen Gibraltar binnen en besteedden een dag aan de bezichtiging van de apen en de door prehistorische mensen gemaakte grotten.
Daarna vertrokken we naar Malaga en hoorden aanzienlijk meer flamenco-muziek dan ons hef was.
Op de tweede dag in Malaga, toen Walker en ik als degelijke toeristen een bezoek gingen brengen aan de zigeunergrotten, kwam ik tot de ontdekking dat we geschaduwd werden. Overal waar we kwamen, stootten we op een geelbleke jongeman met een snorretje. Hij zat een eindweegs van ons aftoen wij een hapje aten op een terrasje, hij dook op bij de jachthaven, hij stond de flamenco-dansers toe te juichen, toen wij een bezoek brachten aan de zigeuners.
Ik zei niets tegen de anderen, maar het bevestigde mijn vermoedens aangaande Metcalfes capaciteiten. Hij had ongetwijfeld vrienden in iedere Middellandse zeehaven en het zou hem niet moeilijk vallen hen in te schakelen. Een zeiljacht is gemakkelijk in het oog te houden en hij zat waarschijnlijk in Tanger als een spin in zijn web en kreeg telefoontjes uit iedere plaats die wij aandeden. Hij was ongetwijfeld volledig op de hoogte van ons doen en laten en wist tot op de peseta nauwkeurig hoeveel wij uitgaven.
Er zat niets anders op dan de onschuldige toeristen te blijven spelen in de hoop hem uit te putten, hem net zo lang op sleeptouw te houden tot hij wel tot de conclusie moest komen dat zijn verdenkingen ongegrond waren.
In Barcelona gingen wij naar een stieregevecht - gedrieën. Voordien had ik bij wijze van spelletje proberen te ontdekken wie dit keer onze schaduw was. Hij was niet moeilijk te vinden als je naar hem uitkeek. Het bleek een lange bandiet met ingevallen wangen te zijn en hij volgde dezelfde gedragslijn als zijn collega in Malaga.
Ik was er vrijwel zeker van dat, als er op de Sanford werd ingebroken, een van Metcalfes vrienden de dader zou zijn. Waar men er van op de hoogte was, dat hij achter ons aan zat, zouden de kleinere boeven ons wel met rust laten. Ik huurde een wachtsman die er uitzag of hij voor tien pesetas zijn eigen grootmoeder zou verkopen en gezamenlijk gingen we naar het stieregevecht.
Voor ons vertrek had ik zorgvuldig het een en ander in scène gezet. Ik had een reeks aantekeningen geprepareerd die betrekking hadden op de kosten die de installatie van een jachtwerf in Spanje met zich mee zou brengen en die de nodige technische gegevens bevatten. Ook het ik een reisplan slingeren, waarin onze plannen tot en met een bezoek aan Griekenland waren uitgewerkt en een lijst met adressen van mensen die ik bezoeken wilde. Vervolgens noteerde ik tot op de millimeter nauwkeurig de positie van ieder stuk papier.
Toen we terugkwamen, zei de wachtsman dat er zich niets bijzonders had voorgedaan en dus betaalde ik hem, waarna hij vertrok. Maar de papieren waren verplaatst en dus was de afgesloten kajuit ondanks -of waarschijnlijker dank zij - de wachtsman toch met een bezoek vereerd. Ik vroeg mij af hoeveel men hem betaald had - en tevens of mijn enscènering er Metcalfe van overtuigd had, dat wij onschuldige plezierzeilers waren.
Van Barcelona staken we de Golf du Lion over naar Nice, Mallorca overslaand in verband met het nijpende gebrek aan tijd. Ik bezocht de ene scheepswerf na de andere en weer ontdekte ik onze schaduw, maar dit keer beging ik de fout het aan Coertze te vertellen.
Hij kookte onmiddellijk over. 'Waarom heb je me dat niet eerder verteld?' vroeg hij.
'Wat zou dat voor zin hebben?' vroeg ik terug. 'We kunnen er toch niets tegen doen.'
'O nee?' zei hij duister en verzonk vervolgens in een somber stilzwijgen.
In Nice gebeurde niet veel. Het is een aardige stad als er elders geen belangrijke bezigheden op je wachten, maar wij bleven slechts lang genoeg om onze rol van onschuldige toeristen overtuigend te spelen en zeilden vervolgens een paar mijl verder, naar Monte Carlo, eveneens een aardig plaatsje voor bezoekende toeristen.
In Monte Carlo bleef ik de eerste avond aan boord van de Sanford terwijl Coertze en Walker aan wal gingen. Buiten de gebruikelijke huishoudelijke karweitjes viel er niet veel te doen en dus had ik een rustige avond. De anderen bleven laat uit en toen ze eindelijk terugkeerden, was Walker opvallend zwijgzaam.
Coertze ging benedendeks en ik zei tegen Walker: 'Wat is er aan de hand? Heeft de kat je tong opgegeten? Hoe vond je Monte Carlo?'
Hij knikte naar de kajuittrap. 'Hij heeft iemand afgedroogd.'
Ik verstijfde. 'Wie?'
'Een vent, die de hele middag achter ons aangehangen heeft. Coertze kreeg hem in de gaten en zei dat hij daar wel eens even een eind aan zou maken. We hebben hem zijn gang laten gaan tot het goed donker was en toen heeft Coertze hem in een steegje afgetuigd.'
Ik stond op en ging benedendeks. Coertze was in het kombuis bezig zijn gezwollen knokkels te betten. Ik zei: 'Dus jij moest met alle geweld die vervloekte vuisten van je gebruiken in plaats van je hersens. Je bent nog erger dan Walker; die heeft tenminste nog de verontschuldiging dat hij ziek is.'
Coertze keek me verbaasd aan. 'Wat mankeert jou?'
'Ik hoor zojuist dat je iemand hebt afgetuigd.'
Coertze bekeek zijn vuist en grijnsde tegen me. 'Die zal ons niet meer lastig vallen - ik heb hem voor een maand het ziekenhuis ingeslagen.'
'Je hebt de zaak mooi verpest,' zei ik woedend. 'Ik had er Metcalfe zo goed als van overtuigd dat er met ons niets aan de hand was. Nu heb jij een van zijn mannetjes afgetuigd en dus weet hij, dat we hem in de gaten hebben en dat we iets verbergen. Je had hem voor hetzelfde geld kunnen opbellen en zeggen: 'We gaan een partijtje goud halen; als je zin hebt kun je het ons afhandig komen maken.' Je bent een stomme idioot.'
Zijn gezicht betrok. 'Niemand kan ongestraft dergelijke dingen tegen me zeggen.' Hij hief zijn vuist op.
'En toch zeg ik ze,' zei ik. 'En als je me met één vinger aanraakt, kun je dag met je handje zeggen tegen het goud. Jij bent niet in staat een boot te hanteren en Walker zal geen hand voor je uitsteken - hij heeft de pest aan je. Als je mij slaat, zit je er naast. En voorgoed. Ik weet dat je mij waarschijnlijk in stukken zult breken en als je wilt, mag je het gerust proberen, maar dat grapje kost je dan een half miljoen pond.'
De kaarten lagen eindelijk op tafel.
Hij aarzelde. 'Jij vervloekte Engelsman,' zei hij onzeker.
'Kom op - sla dan,' zei ik, terwijl ik me gereed maakte om zijn stormloop op te vangen.
Zijn spieren ontspanden zich en hij wees dreigend met zijn vinger op mijn borst. 'Wacht maar, tot we dit achter de rug hebben,' zei hij. 'Wacht jij maar - we zoeken het nog wel uit.'
'Best, als we dit achter de rug hebben, zoeken we het verder uit,' zei ik. 'Maar tot dan ben ik de baas. Begrepen?'
Weer betrok zijn gezicht. 'Ik laat niemand de baas over mij spelen,' bulderde hij.
'Best,' zei ik. 'Dan keren we terug langs dezelfde weg die we gekomen zijn - Nice, Barcelona, Malaga, Gibraltar. Walker assisteert mij bij het zeilen, maar voor jou steekt hij geen vinger uit.' Ik draaide mij om.
'Wacht even,' zei Coertze. Ik wendde mij nogmaals om. 'Goed,' zei hij hees. 'Maar pas op je tellen als dit achter de rug is; bij God, dan zul je op je tellen moeten passen.' 'Maar tot dan ben ik de baas?' 'Ja,' zei hij gemelijk. 'En je volgt mijn bevelen op?'
Zijn spieren spanden zich, maar hij hield zich in. 'Ja.' 'Dan zal ik maar meteen beginnen,' zei ik. 'Van dit ogenblik afdoe je niets, maar dan ook niets alvorens er met mij over gesproken te hebben.' Ik begon de kajuittrap te beklimmen, maar halverwege viel me iets in en ik ging weer naar beneden.
Ik zei: 'Ik heb je nog iets te vertellen. Haal het niet in je hoofd mij of Walker te bedriegen, want als je dat doet, krijg je niet alleen met mij te maken, maar tevens met Metcalfe. Als je ons probeert te bedriegen, bied ik Metcalfe een aandeel aan. En houd er rekening mee, dat je nergens ter wereld veilig bent, als Metcalfe je achter je vodden zit.' Hij staarde me nors aan en wendde zich af. Ik ging aan dek. Walker zat in de kuip. 'Heb je het gehoord?' vroeg ik. Hij knikte. 'Ik ben blij dat je mij als bondgenoot ziet.' Ik was geprikkeld en zo gespannen dat ik er van trilde. Het was heus geen grapje 0111 overhoop te liggen met zo'n beer als Coertze - hij liet zich volkomen leiden door zijn reflexen en niet door verstandelijke overwegingen en hij had mij in stukken kunnen breken met hetzelfde gemak, waarmee een ander een lucifershoutje in stukken breekt. Een dergelijke man moest je behandelen als een weerspannig paard.
Ik zei: 'Vervloekt nog toe, ik laat me hangen als ik weet waarom ik deze krankzinnige tocht begonnen ben met een dronkie als jij en een maniak als Coertze. Eerst breng jij Metcalfe op ons spoor en vervolgens doet hij er nog een schepje bovenop.'
Walker zei zacht: 'Ik heb het niet met opzet gedaan. Ik geloof niet dat ik Metcalfe iets verteld heb.'
'Nee, dat geloof ik ook niet, maar toch heb je op de een of andere manier onwetend het spel verraden.' Ik rekte mij uit in een poging
mijn spieren te ontspannen. 'Enfin, het doet er niet toe. Of we krijgen het goud in handen of het gaat onze neus voorbij. Dat is alles.'
Walker zei: 'Je kunt er op rekenen dat ik je tegen Coertze zal helpen, als dat ooit nodig mocht zijn.'
Ik glimlachte. Ik kon evengoed tijdens een wervelstorm mijn vertrouwen stellen in een gebroken mast. Coertze had iets van een wervelstorm - hij legde dezelfde blinde, elementaire kracht aan den dag. Een overweldigende man, al met al.
Ik klopte Walker op de knie. 'O.K. Van nu af ben jij mijn man.' Er kwam een hardere klank in mijn stem, want ook Walker moest onder appel worden gehouden. 'Maar blijf van de drank af. Wat ik in Tanger tegen je heb gezegd, was woord voor woord gemeend.'
2
De volgende plaats die wij aandeden was Rapallo, dat wij hadden uitverkoren als Italiaanse basis, vooropgesteld dat wij er een geschikte plek konden vinden om ons werk te doen. Op de motor voeren wij de jachthaven binnen en ik mag hangen als ik geen Falcon aan de steiger zag liggen. Ik wist dat er een stuk of wat bouwpakketten naar Europa verkocht waren, maar ik had niet verwacht er een tegen te zullen komen.
Aangezien we afkomstig waren uit een buitenlandse haven moesten we ons onderwerpen aan het gebruikelijke medische en douane-onderzoek - niet meer dan formaliteiten want plezierjachten kunnen in de Middellandse Zee overal op een prettige behandeling rekenen. Ik praatte wat met de douanebeambten over zeiljachten en vertelde dat ik jachtontwerper en bootbouwer was en er over dacht in de Middellandse Zee een jachtwerf te beginnen, waarbij ik nonchalant de Falcon aanwees als een staaltje van mijn kunnen.
Dat maakte indruk op hen. Een bootbouwer wiens werkstukken gebruikt werden op zesduizend mijl afstand van de plaats waar zij vervaardigd waren, was iemand om rekening mee te houden. Ze wisten maar weinig van de plaatselijke omstandigheden, maar verschaften mij een paar bruikbare adressen.
Het gaf mij een zekere voldoening. Als ik dan toch de mensen moest overtuigen van mijn integriteit, was het niet gek om bij de douane te beginnen. Die verdwaalde Falcon kwam uitstekend van pas.
Ik ging aan wal en beval Walker en Coertze aan boord blijven. Een dergelijk bevel was in feite overbodig, maar ik wilde mijn pasverworven leiderschap op de proef stellen. Coertze was weer de oude, min of meer. Zijn humeur was gelijkmatig en net als vroeger maakte bij van tijd tot tijd een grapje. Maar ik koesterde geenszins de illusie dat hij ook maar iets vergeten was. De Afrikaander is berucht om zijn wraakzucht.
Ik begaf mij naar de Jacht Club en overhandigde mijn geloofsbrieven. Een van de prettigste dingen van de zeilerij is dat je overal ter wereld verzekerd kunt zijn van een hartelijk welkom. De camaraderie die er onder zeilers bestaat is hartverkwikkend in een wereld die op het punt staat zichzelf naar de hel te jagen. Die internationale broederschap, in combinatie met het feit dat ingevolge het zeerecht voor het besturen van kleine boten geen patent verlangd wordt, maakt de oceaanzeilerij tot een der prettigste dingen ter wereld.
Ik praatte wat met de secretaris van de club, die uitstekend Engels sprak en weidde breedvoerig uit over mijn plannen. Hij nam mij mee naar de bar, bood mij een borrel aan en stelde mij voor aan een aantal leden en passanten. Nadat we een tijdje gebabbeld hadden over de tocht die mij van Kaapstad naar Rapallo had gebracht, begon ik te informeren naar de plaatselijke scheepswerven.
Na ons vertrek uit Tanger was ik tot de conclusie gekomen, dat het verhaaltje dat ik bedacht had, helemaal geen verhaaltje behoefde te zijn - dat het heel goed de waarheid kon zijn. Ik had ten aanzien van het goud een flegmatische houding verworven - vooral na die rare kunsten van Walker en Coertze, en mijn interesse in de economische mogelijkheden van de Middellandse Zee werd voortdurend groter. Ik was er verre van zeker van dat wij gedrieën het zaakje tot een goed einde zouden kunnen brengen - de zo sterk uiteenlopende karakters veroorzaakten spanningen die gemakkelijk het door ons ontworpen en voor het welslagen essentiële gedragspatroon aan flarden konden scheuren. En derhalve nam ik het zekere voor het onzekere en stelde een serieus onderzoek in naar de zakelijke mogelijkheden die het Middellandse Zee bekken te bieden had.
De gouddorst, die in Aristides kluis bezit van mij had genomen, beheerste mij nog steeds, maar latent. Hij was desondanks sterk genoeg om mij voort te zwepen, sterk genoeg om mij Coertze en Walker te doen trotseren en er mij toe aan te zetten mij met Metcalfe te meten.
Maar als ik toen geweten had dat nog meer belanghebbenden zich in de strijd zouden mengen, zou ik het op dat ogenblik, daar in de bar van de Jacht Club in Rapallo, hebben opgegeven.
In de loop van de middag bezocht ik verscheidene scheepswerven. Niet alleen uit zakelijke overwegingen - de Sanford had een lange reis achter de rug en haar onderwaterschip was aangegroeid. Ze moest nodig op de helling om afgeschraapt te worden, waardoor ze niet onaanzienlijk in snelheid zou winnen. We waren het er over eens dat dit een voor de hand liggende reden was om haar uit het water te halen en de terloopse opmerking in de Jacht Club, dat er iets niet in orde was met de kielbouten, zou voldoende zijn om de kiel te vervangen. Ik was derhalve op zoek naar een rustig plekje waar we onze gouden kiel konden gieten.
Het verontrustte mij dat ik dit keer niet in staat bleek te ontdekken wie mij in opdracht van Metcalfe schaduwde. Als hij zijn speurhonden had teruggeroepen omdat hij ons onschuldig dacht, was alles natuurlijk in orde. Maar dat kwam mij hoogst onwaarschijnlijk voor, nu Coertze zich had laten gaan. Veel waarschijnlijker leek het mij dat de een of andere actie werd voorbereid - een actie die ongetwijfeld gericht zou zijn op de Sanford. Ik brak mijn onderzoek af en haastte mij terug naar de jachthaven. 'Ik ben niet geschaduwd geworden,' zei ik tegen Coertze. 'Ik heb je toch gezegd, dat mijn methode de juiste was,' zei hij. 'Ze hebben de schrik te pakken gekregen.'
'Als jij denkt dat je Metcalfe kunt afschrikken door de een of andere gehuurde kaaidraaier in elkaar te slaan, heb je het grondig mis,' zei ik. Ik keek hem strak aan. 'Als je straks aan wal gaat om je benen te strekken, mag ik er dan op rekenen dat je niet iedereen die je naar jouw mening scheef aankijkt een pak rammel geeft?'
Hij probeerde even strak terug te kijken, maar na enkele ogenblikken wendde hij de ogen af. 'O.K.,' zei hij nors. 'Ik zal voorzichtig zijn.
Maar je zult op den duur zelf wel merken dat mijn methode de beste is.'
'Goed. Walker en jij kunnen aan wal gaan om een hapje te eten.' Ik wendde mij tot Walker. 'Er wordt niet gedronken, denk er aan. Zelfs geen wijn.'
Coertze zei: 'Nee, daar zorg ik wel voor. We zullen elkaar geen ogenblik uit het oog verhezen, wat jij?' Hij sloeg Walker op de schouder.
Ze klauterden op de kade en vertrokken, Coertze met grote passen voorop en Walker op een sukkeldrafje op zijn hielen. Ik vroeg mij wederom af wat Metcalfe in zijn schild zou voeren, maar dat was een zo onvruchtbare bezigheid, dat ik benedendeks ging om een lijstje te maken van de dingen die wij de eerstkomende dagen nodig zouden hebben. Ik strekte mij op de slaapbank aan stuurboord en ik moet wel erg moe zijn geweest, want toen ik wakker werd was het donker.
Op hetzelfde ogenblik hoorde ik iets aan dek!
Ik bleef een moment roerloos liggen, hoorde weer iets, stond voorzichtig op, liep op mijn tenen naar de kajuittrap en riep zacht: 'Coertze?'
Een vrouwenstem vroeg: 'Bent u signor Halloran?'
Ik klom haastig naar boven in de kuip. 'Wie is daar?'
Een donkere gedaante kwam op mij toe. 'Mr. Halloran, ik moet u spreken.' Ze sprak goed Engels met slechts een zweem van een Italiaans accent en ze had een prettige lage stem.
Ik vroeg: 'Wie bent u?'
'We zullen de kennismaking uitstellen tot wij elkaar kunnen zien.' Er klonk iets bevelends door in haar stem, alsof zij gewoon was haar zin te krijgen.
'Best,' zei ik. 'Laten we dan maar benedendeks gaan.'
Ze glipte langs me heen en ging de kajuittrap af. Ik volgde haar en draaide de lampen aan. Ze draaide zich om, zodat ik haar zien kon en ze was de moeite van het bekijken waard. Ze droeg een simpele wollen jurk, die haar gestalte schitterend deed uitkomen. Het was een jurk die zowel afkomstig kon zijn uit het plaatselijke warenhuis als van een Parijse couturier; ik achtte de laatste veronderstelling de juiste - ik was lang genoeg getrouwd geweest om op dergelijke dingen enige kijk te hebben.
Ze hield haar schoenen in de hand en stond op haar kousen; dat sprak
in haar voordeel. Het meisje dat honderd pond weegt oefent op haar naaldhakken een druk van omstreeks twee ton uit en dat is de pest voor je dekplanken. Of ze wist iets van schepen af...
Ik wees op de schoenen en zei: 'U hebt met veel ervaring als inbreekster. U had die schoenen om uw nek moeten hangen, dan had u uw handen vrij gehad.'
Ze lachte. 'Ik ben geen inbreekster, Mr. Halloran. Ik houd alleen niet zo erg van schoenen en ik ben vaker aan boord van een zeiljacht geweest.'
Ik ging op haar toe. Ze was lang, bijna even lang als ik. Ik schatte haar achter in de twintig, misschien voor in de dertig, maar het laatste achtte ik minder waarschijnlijk. Haar lippen waren bleek en ze had zich slechts weinig opgemaakt. Ik vond haar een bijzonder mooie vrouw.
'Mag ik weten met wie ik het genoegen heb?' zei ik. 'Ik ben de Contessa di Estrenoli.' Ik gebaarde naar de slaapbank. 'Gaat u zitten, Contessa.' 'Niet Contessa - Madame,' zei ze, terwijl ze zitten ging, de schoenen naast zich zettend en met de andere hand haar jurk over haar knieën trekkend. 'Zolang wij geassocieerd zijn kunt u mij Madame noemen.'
Ik ging langzaam tegenover haar zitten. Metcalfe wist hoe hij iemand verrassen moest. Ik zei, zorgvuldig mijn woorden wegend: 'Wij gaan ons dus associëren? Ik zou niemand weten met wie ik mij liever associeerde. Wanneer neemt deze associatie een aanvang?'
Haar stem klonk ijskoud. 'Ik vrees dat u vooralsnog een verkeerde voorstelling van de zaak heeft, Mr. Halloran.' Ze veranderde van onderwerp. 'Ik zag uw ... eh ... metgezellen aan wal. Zij hebben mij niet gezien - ik wilde u alleen spreken.' 'We zijn alleen,' zei ik kortaf.
Ze dacht even na en zei vervolgens afgemeten: 'Mr. Halloran, u bent naar Italië gekomen met Mr. Coertze en Mr. Walker om iets kostbaars te halen. U bent van plan het clandestien en illegaal buitenslands te brengen, en het welslagen van uw onderneming staat of valt met het geheim blij ven daarvan. U kunt niet - laten wij zeggen - 'opereren', wanneer er iemand over uw schouder kijkt. Ik ben van plan over uw schouder te kijken.'
Ik kreunde inwendig. Metcalfe was volledig op de hoogte. Het enige dat hij klaarblijkelijk niet wist, was de plek waar de schat verborgen was. Het meisje had volkomen gelijk als ze zei, dat wij er ons niet van meester konden maken, wanneer wij gadegeslagen werden en dus wierp hij de sluier af en vroeg een aandeel. Walker had dus toch zijn mond voorbijgepraat in Tanger, als Metcalfe kon berekenen dat Rapallo de meest voor de hand liggende havenplaats was. Ik zei: 'Goed, Contessa; wat weet Metcalfe nu eigenlijk precies?' Ze trok haar wenkbrauwen op. 'Metcalfe?' 'Ja, Metcalfe; uw baas.'
Ze schudde het hoofd. 'Ik ken geen Metcalfe. En ik kan u verzekeren dat ik mijn eigen baas ben.'
Ik geloof wel dat het mij gelukte mijn gezicht strak te houden. De verrassingen stapelden zich op. Indien die Contessa Estrenoli geassocieerd was met Metcalfe, waarom zou zij het dan ontkennen? En als zij niet met hem geassocieerd was, wie was ze dan, voor de duivel, en hoe was zij achter het bestaan van deze schat gekomen? Ik zei: 'Stel dat ik u vriendelijk vertelde dat u overboord kon
springen?'
Ze glimlachte. 'Dan zou u nooit die kostbaarheden buiten Italië krijgen.'
Dat klonk als een concessie, dus ik zei: 'En als ik niet tegen u zeg, dat u overboord kunt springen, krijgen we het spul wél het land uit?'
'Voor een deel,' stemde zij toe. 'Maar zonder mijn medewerking zult u geruime tijd in een Italiaanse gevangenis moeten doorbrengen.'
Daar moest ik eens rustig over nadenken, als ik tijd had. Ik zei: 'Goed. Wie bent u en wat weet u?'
'Ik wist dat in de havenwijk het consigne was uitgegeven om uit te zien naar het jacht Sanford. Ik wist dat het jacht het eigendom was van Mr. Halloran en dat Mr. Coertze en Mr. Walker eveneens aan boord waren. Dat was voor mij voldoende.'
'En wat heeft de Contessa di Estrenoli van doen met geruchten die de ronde doen in de havenwijk? Wat heeft een Italiaanse aristocrate van doen met de bajesklanten voor wie dat bericht bestemd was?'
Ze glimlachte en zei: 'Ik heb zonderlinge vrienden, Mr. Halloran. Mij komt uit de havenwijk alles ter ore, wat van belang kan zijn. Ik begrijp nu, dat wellicht die Mr. Metcalfe van u verantwoordelijk is voor de uitgevaardigde instructies.' 'U vernam dus dat een zeiljacht met een bemanning van drie koppen onderweg was naar Rapallo en u zei onmiddellijk bij uzelf: 'Aha, die drie mannen komen hierheen om illegaal iets buiten Italië te brengen," zei ik ironisch. 'U zult heus iets beters moeten verzinnen, Contessa.'
'Ja, maar ik ken Mr. Coertze en Mr. Walker, weet u,' zei ze. 'Die zware, onhandige Mr. Coertze is al heel vaak in Italië geweest. En ik wist altijd wanneer hij komen zou en ik heb hem altijd laten schaduwen.' Ze glimlachte. 'Hij gedroeg zich als een hond, die jankend voor een konijnehol zit omdat het te klein is en hij er niet in kan. Iedere keer opnieuw moest hij met lege handen Italië verlaten.'
Dat deed de deur dicht. Coertze moest zich op een van zijn periodieke reizen naar Italië in de kaart hebben laten kijken. Maar hoe kende zij Walker, voor de duivel? Hij was sinds de oorlog niet meer in Italië geweest - of had hij mij voorgelogen op dat punt?
Ze ging voort. 'Toen ik dus hoorde dat Mr. Coertze terugkeerde met Mr. Walker en de mij onbekende Mr. Halloran, wist ik dat er grote gebeurtenissen op til waren. Dat u gereed was om de begraven schat, waaruit deze dan ook mag bestaan, weg te halen.'
'U weet dus niet precies waar wij achteraan zitten?'
'Ik weet dat het iets heel kostbaars is,' zei ze eenvoudig.
'Ik zou een archeoloog kunnen zijn,' zei ik.
Ze lachte. 'Nee Mr. Halloran, u bent geen archeoloog, u bent scheepsbouwer.' Ze zag mijn verraste blik en voegde er aan toe: 'Ik weet een massa over u.'
Ik zei: 'Laten we open kaart spelen; hoe bent u van dit alles op de hoogte gekomen?'
Ze zei langzaam: 'Een zekere Alberto Corso was bezig er mijn vader een brief over te schrijven. Hij werd gedood eer hij de brief kon voltooien en daardoor waren de inlichtingen onvolledig. Maar ze waren desondanks volledig genoeg om mij te doen begrijpen dat Mr. Coertze in het oog gehouden moest worden.'
Ik knipte met mijn vingers. 'U bent het dochtertje van de graaf. U bent... eh ... Francesca.'
Ze knikte. 'Ik ben inderdaad de dochter van een graaf.'
'Maar niet zo klein meer,' zei ik. 'Dus de graaf is op buit uit.'
Haar ogen werden groot. 'O nee. Mijn vader weet er niets van. Helemaal niets.'
Ik wilde daar wel een nadere verklaring van hebben, maar op het ogenblik dat ik haar woorden in twijfel dacht te trekken, hoorde ik iemand aan dek springen. 'Wie is dat?' vroeg de Contessa.
'Waarschijnlijk de anderen, die thuiskomen,' zei ik en wachtte. Misschien zou de avond nog wel meer verrassingen brengen.
Walker kwam de kajuittrap af en bleef staan toen hij haar zag. 'O pardon,' zei hij. 'Ik stoor toch niet, hoop ik?'
Ik zei: 'Dit is de Contessa di Estrenoli - Mr. Walker.' Ik observeerde hem om te zien of hij haar zou herkennen, maar dat gebeurde niet. Hij keek haar aan zoals je een mooie vrouw aankijkt en zei in het Italiaans: 'Aangenaam, signora.'
Ze glimlachte hem toe en zei: 'Kent u mij niet meer, Mr. Walker? En ik heb nog wel uw been verbonden, toen u binnengebracht werd in het kamp in de heuvels.'
Hij keek haar onderzoekend aan en zei ongelovig: 'Francesca!'
'Inderdaad, ik ben Francesca.'
'Je bent veranderd,' zei hij. 'Je bent volwassen geworden. Ik bedoel . . . eh ...' Hij zweeg in verwarring.
Ze keek hem aan. 'Ja, we zijn allemaal veranderd,' zei ze. Ik meende iets van spijt in haar stem te horen. Ze babbelden een paar minuten lang en toen nam zij haar schoenen in de hand. 'Ik moet weg,' zei ze.
Walker merkte op: 'Maar je bent hier net.'
'Het spijt me, maar ik heb over twintig minuten een afspraak.' Ze stond op en liep naar de kajuittrap en ik deed haar uitgeleide aan dek.
Ze zei: 'Ik kan Coertze begrijpen en nu ik hem gezien heb, kan ik ook Walker begrijpen, maar u kan ik niet begrijpen, Mr. Halloran. Waarom neemt u hieraan deel? U bent een geslaagd man, u hebt u in uw beroep een goede naam verworven. Waarom bemoeit u zich hiermee?'
Ik zuchtte en zei: 'Aanvankelijk had ik een reden; misschien heb ik die nog - ik weet het niet. Maar nu ik eenmaal tot hier ben gekomen, moet ik er wel mee doorgaan.'
Ze knikte en zei: 'Op de havenkade is een café dat de Drie Vissen heet. We zullen elkaar daar morgenochtend om negen uur ontmoeten. Kom alleen, zonder Walker of Coertze. Ik heb Coertze nooit gemogen en ik geloof dat ik Walker nu ook niet meer mag. Ik geef er de voorkeur aan niet met hen te praten.' 'Goed,' zei ik. 'Ik zal er zijn.'
Ze sprong lichtvoetig op de steiger en trok haar schoenen aan. Ik keek haar na en hoorde het scherpe geklikklak van haar hakken nog geruime tijd nadat het duister haar verzwolgen had. Toen ging ik omlaag.
Walker zei: 'Waar kwam ze vandaan? Hoe wist ze dat wij hier waren?'
'Verraden werk,' zei ik. 'Ze weet alles - of praktisch alles - en ze is van plan ons de duimschroeven aan te doen.' Walkers mond viel open. 'Weet ze van het goud?' 'Ja,' zei ik. 'Maar ik ben niet van plan er over te praten voor Coertze er is. Ik heb geen zin alles twee keer te vertellen.'
Walker protesteerde, maar hij bedwong zijn ongeduld toen hij zag dat ik het meende. Een half uur later hoorden we Coertze aan boord komen.
Hij was in een plezierige bui, want hij had lekker gegeten en een paar borrels gedronken. 'Man,' zei hij, 'wat kunnen die Italianen goed koken.'
'Francesca is hier geweest,' zei ik.
Hij keek me aan, verschrikt. 'De dochter van de graaf?'
Ja.
Walker zei: 'Ik zou wel eens willen weten hoe ze ons gevonden heeft.'
'Wat wilde die verwaande teef?' vroeg Coertze. Ik trok mijn wenkbrauwen op. De antipathie was blijkbaar wederzijds. 'Ze wil meedelen in de schat,' zei ik plompweg.
Coertze vloekte. 'Hoe is ze voor de duivel daar achter gekomen?' 'Alberto heeft voor zijn dood een brief geschreven.' Coertze en Walker wisselden een blik en na een loodzware stilte zei Coertze: 'Dus Alberto was ten slotte toch van plan ons te verraden.' Ik zei: 'Hij hééft jullie verraden.' 'Waarom ligt het goud daar dan nog steeds?' 'De brief was onvolledig,' zei ik. 'Hij vermeldde niet waar het goud precies lag.'
Coertze zuchtte van opluchting. 'Nou, dan is er eigenlijk niets aan de hand.'
Ik werd kwaad om zijn gebrek aan inzicht. 'Hoe wil je het in handen krijgen en het land uit brengen als half Italië je op de vingers kijkt?, vroeg ik. 'Ze heeft je al die tijd in de gaten gehad - iedere keer dat je in Italië was heeft ze je geschaduwd en in haar vuistje gelachen om je. En ze weet dat er nu grote gebeurtenissen op til zijn.'
'Ja, dat dat kreng om me gelachen heeft, neem ik wel aan,' zei Coertze nijdig. 'Ze heeft me altijd als oud vuil behandeld. Ik veronderstel dat de graaf zich ook de beroerte gelachen heeft.'
Ik wreef peinzend mijn kin. 'Ze zegt dat de graaf er niets van af weet. Vertel me eens wat meer over hem.'
'De graaf? Ach, die telt tegenwoordig niet meer mee. Hij heeft na de oorlog zijn landgoederen niet teruggekregen - waarom weet ik niet -en hij is zo arm als een kerkrat. Hij woont in een armoedig flatje in Milaan, waar je nauwelijks je armen kunt uitstrekken.'
'Wie onderhoudt hem?'
Coertze haalde de schouders op. 'Zij misschien - ze kan het zich veroorloven. Ze is getrouwd met de een of andere Romeinse graaf; ik heb gehoord dat hij stinkend rijk is, dus ik veronderstel dat ze de oude heer wel een deel van haar huishoudgeld zal toestoppen.'
'Waarom heb je een hekel aan haar?'
'Omdat ik die verwaande societysletten nu eenmaal niet mag. We hebben ze in Houghton ook bij de vleet, maar hier zijn ze erger. Ze is nog te beroerd om iemand behoorlijk goeiendag te zeggen. Haar ouwe heer is heel anders. Daar kan ik uitstekend mee overweg.'
Ik veronderstelde dat Coertze bij een van zijn bezoeken aan Italië misschien een keer zijn handen naar haar uitgestoken had en beloond was met een tik op zijn vingers.
Ik zei: 'Heb je haar vaak ontmoet als je in Italië was?'
Hij dacht er even over na en zei: 'Vrij vaak. Iedere reis minstens één keer.'
'Dat was voor haar voldoende. Om je in de gaten te kunnen houden, bedoel ik. Ze schijnt een aantal bruikbare vrienden te hebben van een heel ander soort dan je verwachten zou. Ze heeft het alarmsignaal van Metcalfe aan de Middellandse-Zeehavens opgevangen en op de juiste wijze geïnterpreteerd, dus ze schijnt zowel intelligent als mooi te zijn.'
Coertze snoof. 'Mooi! 't Is een mager kreng.'
Hij had wel grondig de pest aan haar. Ik zei: 'Dat kan zijn, maar ons heeft ze in de hoek gedreven. We kunnen geen bliksem doen zolang zij op onze nek zit. Om nog maar te zwijgen van Metcalfe, die binnenkort ook wel zal opduiken. Eigenaardig dat we hier in Rapallo nog niets van hem gemerkt hebben.'
'Ik zeg je dat hij de schrik te pakken heeft,' gromde Coertze.
Ik ging er niet op in. 'Hoe dan ook, we kunnen geen plannen maken voor we weten wat zij nu precies wil. Ik spreek haar morgenochtend, dus misschien kan ik je daarna meer vertellen.'
'Ik ga met je mee,' zei Coertze onmiddellijk.
'Ze wil mij spreken, jou niet,' zei ik. 'Dat heeft ze nadrukkelijk gezegd.'
'Dat kleine kreng!' barstte Coertze uit.
'En bedenk in hemelsnaam een ander woord; teef en kreng heb ik nou al zo vaak gehoord,' zei ik geprikkeld.
Hij keek me woedend aan. 'Heb je het te pakken van haar?'
Ik zei vermoeid: 'Ik ken de vrouw niet - ik heb haar precies vijftien minuten gesproken. Maar ook daarover kan ik je morgenochtend meer vertellen.'
'Heeft ze nog iets over mij gezegd?' vroeg Walker.
'Nee,' loog ik. Het had niet de minste zin ze allebei tegen haar in te nemen - waarschijnlijk zouden wij allemaal nauw moeten samenwerken en hoe minder wrijving er dan was, hoe beter. 'Maar het lijkt me beter dat ik haar alleen spreek.'
Coertze bromde iets en ik zei: 'Maak je geen zorgen; we weten geen van beiden waar dat goud is. We hebben jullie nog steeds nodig - zij en ik en Metcalfe. We moeten Metcalfe vooral niet vergeten.'
3
De volgende ochtend ging ik al vroeg op zoek naar de Drie Vissen. Het bleek een doodgewone havenkroeg, het soort kroeg dat je op iedere havenkade aantreft. Toen ik hem gevonden had, maakte ik een wandeling rond de jachthaven en bekeek de slanke zeiljachten en de grote motorkruisers van de rijke Europeanen. Een groot deel werd gevaren door een betaalde bemanning, terwijl de eigenaar en zijn gasten er hun gemak van namen, maar er waren er ook die wel in mijn smaak vielen - kleine, handige zeilkruisers, in het bezit van eigenaars die niet tegen een beetje werk opzagen.
Na een prettig uurtje begon ik honger te krijgen en dus ging ik terug naar de Drie Vissen voor een laat ontbijt. Op slag van negenen stapte ik er binnen. Zij was er niet en dus bestelde ik een ontbijt, dat beter uitviel dan ik verwacht had. Ik was juist begonnen te eten toen ze in de stoel tegenover mij gleed.
'Neem me niet kwalijk dat ik te laat ben,' zei ze.
'Dat is niet zo erg.'
Ze droeg een lange broek en een sweater, het soort dat je tegenkomt in damesbladen maar zelden dragen ziet. De sweater stond haar uitstekend.
Ze keek naar mijn bord en zei: 'Ik heb vroeg ontbeten, maar ik geloof dat ik het nog eens over ga doen. Hebt u er bezwaar tegen dat ik u gezelschap houd?'
'Integendeel.'
'De keuken is goed hier,' zei ze en riep een kelner om in rap Italiaans haar bestelling op te geven. Ik bleef dooreten en zei niets. Het was aan haar de eerste zet te doen.
Ze zei echter evenmin iets, maar keek hoe ik at. Toen haar eigen ontbijt was opgediend, viel ze er op aan alsof ze in een week niets gegeten had. Het was een gezonde jonge vrouw met een gezonde eetlust. Ik legde mijn mes en vork neer en haalde een pakje sigaretten tevoorschijn. 'U hebt er geen bezwaar tegen dat ik rook?' vroeg ik.
Ze had haar mond vol, maar ze schudde het hoofd en dus stak ik een sigaret op. Eindelijk schoof zij haar bord met een zucht van zich af en nam de sigaret die ik haar aanbood. 'Kent u onze espresso?' vroeg ze.
'Ja, die ken ik.'
Ze lachte. 'O ja, ik vergat dat hij zelfs tot in uw donkere Afrika is doorgedrongen. Espresso is eigenlijk bedoeld om na het diner te worden gedronken, maar ik drink hem de gehele dag. Houdt u mij gezelschap?'
Ik zei ja, en zij riep de kelner toe: 'Due espressi' om zich vervolgens
weer om te wenden naar mij. 'En, Mr. Halloran, hebt u nagedacht over ons gesprek van gisterenavond?' Ik zei dat ik dat inderdaad gedaan had. 'En dus?'
'En dus,' herhaalde ik, 'dus zult u mij nog heel wat meer over uzelf moeten vertellen, Contessa, eer ik vertrouwen in u kan stellen.'
Ze scheen verbaasd. 'Noem mij niet Contessa,' zei ze korzelig. 'Wat wilde u van mij weten?'
Ik tikte de as van mijn sigaret. 'Om te beginnen, hoe hebt u de boodschap van Metcalfe onderschept? Dat u als Contessa daar zo maar op gestoten zou zijn, klinkt mij enigszins onwaarschijnlijk in de oren.' 'Ik heb u al verteld dat ik vrienden heb,' zei ze koel. 'Wie zijn die vrienden?'
Ze zuchtte. 'U weet dat mijn vader en ik tijdens de oorlog gerebelleerd hebben tegen de fascistische regering?' 'U was bij de partizanen, dat weet ik.'
Ze maakte een gebaar met de hand. 'Goed, bij de partizanen, als u het zo wilt noemen. Maar laat mijn vrienden het niet horen - de communisten hebben het tot een obsceen woord gemaakt. Mijn vrienden waren eveneens partizanen en ik ben altijd met hen in contact gebleven. Weet u, ik was destijds nog maar een klein meisje en de brigade beschouwde mij als een soort mascotte. Na de oorlog zijn de meesten weer aan hun werk gegaan, maar sommigen hadden nooit iets anders geleerd dan Duitsers doden. Dergelijke dingen vergeet je niet zo gemakkelijk, begrijpt u?'
Ik zei: 'U bedoelt dat zij de smaak van het avontuur te pakken hadden gekregen en niet goed meer zonder konden.'
'Ja. Ook na de oorlog waren er nog voldoende avonturen te beleven. Sommigen van hen schakelden over van Duitsers doden op communisten doden - Italiaanse communisten. Het was afschuwelijk. Maar de communisten waren te sterk voor hen. Een paar zochten andere avonturen - ze gingen het pad van de misdaad op - al bedrijven ze geen zware misdaden; een beetje smokkelen, ook wel ernstiger dingen maar in de meeste gevallen toch geen halsmisdrijven. Als misdadigers kennen zij natuurlijk andere misdadigers.'
Ik begon te begrijpen hoe het in elkaar zat; het was in feite allemaal heel logisch.
'In Genua woont een zekere Torloni, die aan het hoofd staat van een misdadigersbende, een heel belangrijk man op zijn terrein. Hij heeft op een gegeven ogenblik bericht gezonden naar Savona, naar Livorno, naar Rapallo, zelfs naar Napels en andere plaatsen in het zuiden, dat hij belang in u stelde en bereid was voor iedere inlichting over u te betalen. Zijn bericht bevatte de naam van de boot én de namen van de drie opvarenden.'
Het was een aardig staaltje van de invloed die Metcalfe had. Waarschijnlijk stond Torloni op de een of andere wijze bij hem in de schuld en loste hij deze thans af.
Francesca zei: 'Mijn vrienden vingen de naam Coertze op. Dat is in Italië een heel ongewone naam en zij wisten dat ik in een man van die naam belang stelde, dus brachten zij mij op de hoogte. Toen ik bovendien de naam Walker hoorde, was ik er zeker van dat er iets te gebeuren stond.' Ze haalde even de schouders op. 'Van Halloran had ik nog nooit gehoord. Dus won ik informaties in.'
'Is Torloni omtrent ons op de hoogte gebracht?'
Ze schudde het hoofd. 'Ik heb mijn vrienden opgedragen er voor te zorgen, dat dit niet gebeurde. Mijn vrienden zijn heel machtig aan dit deel van de kust - tijdens de oorlog waren wij de baas in deze heuvels, niet de Duitsers.'
Het beeld werd steeds duidelijker. Francesca was de mascotte van de partizanenbrigade geweest en bovendien was zij de dochter van de vereerde leider. Zij kon in de ogen van haar volgelingen geen kwaad doen.
Het zag er tevens naar uit dat Metcalfe door de samenloop der omstandigheden was uitgeschakeld - althans tijdelijk. Maar ik zat opgescheept met Francesca en haar vrolijke vrijbuiters, die het voordeel hadden precies te weten wat zij wilden.
Ik zei: 'Er is nog iets. U zei dat uw vader van dit alles niet op de hoogte was. Hoe is dat mogelijk, als Alberto Corso hem een brief geschreven heeft?'
'Die brief heb ik hem nooit gegeven,' zei ze eenvoudig.
Ik keek haar ongelovig aan. 'Is dat de manier waarop een dochter zich jegens haar vader gedraagt? Niet alleen zijn brieven lezen, maar ze nog achterhouden ook?'
'Zo is het helemaal niet gegaan,' zei ze op scherpe toon. 'Ik zal u precies vertellen hoe het gegaan is.' Ze zette haar ellebogen op de tafel. 'Ik was in de oorlog nog erg jong, maar mijn vader zette mij aan het werk, iedereen moest werken. Het was een van mijn taken de bezittingen van de gesneuvelden bij elkaar te zoeken, opdat er geen bruikbare dingen verloren zouden gaan en de persoonlijke eigendommen aan de familie konden worden afgedragen. Toen Alberto dood was, heb ik zijn paar dingen bij elkaar gezocht en vond de brief. Hij was gericht aan mijn vader, en hij bestond uit twee velletjes, maar hij was niet af. Ik las hem vluchtig door en hij leek me wel belangrijk, maar hoe belangrijk hij was begreep ik niet omdat ik nog zo jong was. Ik stak hem in mijn zak om hem aan mijn vader te geven, maar de Duitsers vielen aan en we moesten weg. We vonden onderdak in een boerderij, maar ook daar moesten we weer uittrekken. Ik had al mijn spulletjes in een blikken bus gedaan en liet deze door de haast achter in de boerderij. Pas in 1946 was ik in de gelegenheid daarheen terug te keren en de mensen die ons onderdak hadden verschaft te bedanken. Zij schonken mij een glas wijn in en de boer haalde de bus tevoorschijn en vroeg of die misschien van mij was. Ik was het bestaan geheel vergeten en ik wist ook niet meer wat er allemaal in zat.' Ze glimlachte. 'Dat was onder andere een pop - nee, geen pop; wat de Engelsen noemen een ... teddybeer?'
'Een teddybeer.'
'Dat is het; een teddybeer - ik heb hem nog. En dan zaten er nog 'n paar dingen in en daarbij was Alberto's brief.'
Ik zei: 'Maar ook die keer gaf u die niet aan uw vader. Waarom niet?'
Ze sloeg met haar vuist op de tafel. 'Het Italië van kort na de oorlog is voor u moeilijk te begrijpen, maar ik zal proberen het u uit te leggen. De communisten waren heel sterk, vooral hier in het noorden en zij hadden mijn vader na de oorlog geruïneerd. Ze zeiden dat hij collaborateur was geweest en dat hij tegen de communistische partizanen had gestreden in plaats van tegen de fascisten. Mijn vader nota bene, die zijn hele leven tegen het fascisme gestreden had! Maar zij brachten vervalst bewijsmateriaal ter tafel en niemand wilde naar mijn vader luisteren.
Zijn landgoederen waren geconfisqueerd door de fascistische regering en hij slaagde er niet in ze terug te krijgen, want Togliatti, de vice-premier, was tevens de leider van de Italiaanse communistische partij. Ze zeiden: 'Nee, die man is een collaborateur en dus moet hij gestraft worden.' Ondanks hun vervalst bewijsmateriaal durfden zij hem niet voor een rechtbank te brengen, maar zijn bezittingen kreeg hij niet terug en vandaag de dag is hij een doodarm man.'
Francesca's ogen stonden vol tranen. 'Die communisten met hun zogenaamde strijd tegen het fascisme. Mijn vader heeft tien keer harder gevochten dan wie van hen ook. Hebt u wel eens gehoord van de 52e Partizanen Brigade?'
Ik schudde het hoofd.
'Dat was die beroemde communistische brigade, die Mussolini gevangen heeft genomen - de beroemde Brigade Garibaldi. Weet u hoeveel man die zo beroemde Brigade Garibaldi in 1945 telde?'
Ik zei: 'Ik ben van die dingen heel slecht op de hoogte.'
'Achttien man,' zei Ac minachtend. 'Achttien man noemden zich de 52e brigade. Mijn vader voerde het bevel over een vijftig maal zo groot aantal. Maar toen ik in 1949 het jaariijke herdenkingsfeest bijwoonde, marcheerde de Brigade Garibaldi langs met honderdtallen. Nu de oorlog veilig voorbij was, durfde al dat communistenschuim hun holen wel te verlaten. Zij marcheerden langs en iedere man droeg een rode sjaal om de nek en iedere man noemde zich een partizaan. Ze hadden zelfs het standbeeld van Garibaldi zo geschilderd dat ook hij een rood hemd en een rode muts droeg. Daarom noemen mijn vrienden en ik onszelf geen partizanen en u mag ons evenmin zo noemen, want de communisten hebben het woord tot een aanfluiting gemaakt.'
Ze beefde van woede. Haar vuisten waren gebald en zij keek mij aan met ogen die schitterden van de onvergoten tranen.
'De communisten hebben mijn vader geruïneerd omdat ze zijn kracht kenden en wisten dat hij hen in Italië zou tegenwerken. Hij was liberaal, hij was voor de middenweg. Wie het midden van de weg houdt, wordt overreden, maar dat kon hij niet begrijpen,' zei ze somber. 'Hij dacht dat het een eerlijke strijd was - alsof de communisten ooit eerlijk gestreden hebben.'
Het was een roerend verhaal en typerend voor de tijd waarin wij leven. Het klopte bovendien opvallend met wat Coertze mij verteld had. Ik zei: 'Maar de communisten zijn op het ogenblik lang niet meer zo sterk. Kan uw vader niet in beroep gaan en revisie van zijn zaak vragen?'
'Er blijft altijd wel iets kleven van de modder waarmee men gooit,' zei ze triest. 'Bovendien, de oorlog is alweer zo lang geleden -de mensen erkennen ook niet graag hun fouten, vooral ambtenaren niet.' »
Ze had een realistische kijk op de wereld en ik begreep dat ik eveneens realistisch diende te zijn. Ik zei: 'Maar wat heeft dat alles met die brief van doen?'
'U wilde toch weten waarom ik die brief na de oorlog niet aan mijn vader gegeven heb, nietwaar?'
'Inderdaad.'
Ze glimlachte strak. 'Als u mijn vader kende, zou u het begrijpen. Dat, waar u naar zoekt, is kostbaar. Ik heb uit Alberto's brief begrepen dat het om documenten en een aantal goudstaven gaat. Nu is mijn vader een eerlijk man. Hij zou alles teruggeven aan de regering, omdat de regering de oorspronkelijke eigenaar was. Het zou voor hem ondenkbaar zijn ook maar een goudstaaf voor zichzelf te houden. Hij zou dat oneervol achten.'
Ze keek neer op haar handen. 'Maar ik ben anders. De eer weegt mij niet zwaar. Het doet mij pijn mijn vader te zien wonen in een Milanese achterbuurt, waar hij zijn meubilair moet verkopen om te kunnen eten. Hij is al oud - het is niet rechtvaardig dat hij op een dergelijke manier moet leven. Als ik wat geld in handen kreeg, zou ik er voor zorgen dat hij een prettige oude dag had. Hij behoeft niet te weten waar dat geld vandaan komt.'
Ik leunde in mijn stoel en keek haar nadenkend aan. Ik keek naar de dure, modieuze kleren die zij droeg en zij kleurde onder mijn taxerende blik. 'Waarom stuurt u hem zelf geen geld? Ik heb gehoord dat u een goed huwelijk hebt gedaan; u zult toch wel in staat zijn maandelijks een bedragje opzij te leggen voor de oude man?'
Haar lippen vertrokken in een wrange glimlach. 'U weet niet veel van mij af, is 't wel, Mr. Halloran? Ik kan u de verzekering geven dat ik noch geld heb noch een echtgenoot - althans niemand die ik mijn echtgenoot zou willen noemen.' Ze schoof haar handen over de tafel naar mij toe. 'Ik heb mijn ringen verkocht om mijn vader geld te kunnen zenden-en dat is al geruime tijd geleden. Als ik geen vrienden had, zou ik mijzelf moeten aanbieden op de een of andere straathoek. Nee, geld heb ik niet, Mr. Halloran.'
Ik begreep het niet helemaal, maar ik ging er niet op door. Waarom ze een aandeel wilde hebben, deed er niet toe; dat zij ons in een hoek had, was het enige dat er op aankwam. Gezien haar connecties konden we in Italië geen voet verzetten zonder over het een of andere vriendje uit haar partizanentijd te struikelen. Als wij het goud in de wacht probeerden te slepen, zonder met haar tot overeenstemming te zijn gekomen, zou ze rustig haar tijd afwachten en ons vervolgens de buit ontfutselen. Nee, we waren volledig in haar handen.
Ik zei: 'U bent al even erg als Metcalfe.'
'O ja, dat wilde ik u nog vragen,' zei ze. 'Wie is die Metcalfe?'
'Een man die dezelfde plannen koestert als u. Een concurrent van u zowel als van ons. Hij is eveneens op dat goud uit.' Ik boog mij over de tafel. 'Als we u laten meedelen, zullen we bepaalde garanties moeten hebben.'
'Ik geloof niet, dat u in een positie verkeert om garanties te eisen,' zei ze koel.
'Desondanks zullen wij ze moeten hebben. Maar maak u geen zorgen, want het is evenzeer uw belang als het onze. Metcalfe is de man achter Torloni en hij is beslist geen kleine jongen. Wij verlangen dus bescherming tegen Metcalfe en alles wat hij tegen ons in het veld zou kunnen brengen. Naar uw woorden te oordelen, kan Torloni het nodige gewicht in de schaal leggen en als dat niet toereikend zou zijn, kan Metcalfe er waarschijnlijk nog wel een schepje bovenop doen. Wat ik nu weten wil is dit - kunt u ons beschermen tegen die troep?'
'Ik kan honderd man op de been brengen - op ieder gewenst ogenblik,' zei ze vol trots.
'Wat voor mannen?' vroeg ik ronduit. 'Gepensioneerde soldaten?'
Ze glimlachte. 'Het merendeel van mijn vrienden uit de oorlogstijd leidt een rustig en arbeidzaam leven. Ik wil hen liever niet mengen in illegale ondernemingen en zeker niet wanneer daar geweld bij te pas komt, al zouden ze mij zeker helpen als het nodig was. Maar mijn ...' ze zocht naar het juiste woord '. . . mijn minder brave vrienden haal ik er met genoegen in. Ik heb u al verteld dat het avonturiers zijn en zeer zeker niet oud - niet ouder dan u, Mr. Halloran,' besloot ze liefjes.
'En u kunt er honderd bij elkaar krijgen?'
Ze dacht even na. 'Laten we zeggen, vijftig,' zei ze ten slotte. 'Maar de gevechtswaarde van mijn vaders oude partizanen uit het heuvelland is aanzienlijk groter dan die van die havenboeven.'
Daar twijfelde ik niet aan - als ze man tegen man gevechten hadden geleverd. Maar Metcalfe en Torloni waren waarschijnlijk in staat iedere bandiet in Italië in de strijd te werpen en als zij dat konden, zouden zij het, gezien het enorme bedrag dat op het spel stond, ongetwijfeld ook doen.
Ik zei: 'Ik verlang nog meer garanties. Hoe weet ik dat wij niet bedrogen zullen worden?'
'Dat kunt u niet weten,' zei ze, weinig bevredigend.
Ik besloot het op de melodramatische toer te proberen. 'U zult moeten zweren dat u ons niet zult bedriegen.'
Ze hief haar hand op. 'Ik zweer dat ik, Francesca di Estrenoli, niet zal proberen Mr. Halloran, woonachtig in Zuid-Afrika, te bedriegen.' Ze glimlachte. 'Is dat voldoende?'
Ik schudde het hoofd. 'Nee, dat is niet voldoende. U hebt zelf gezegd, dat de eer u niet zwaar weegt. U zult dus moeten zweren bij de naam en de eer van uw vader.'
Ze kreeg een kleur van woede en een ogenblik lang dacht ik dat ze mij in mijn gezicht zou slaan. Ik zei zacht: 'Zweert u het?'
Ze sloeg de ogen neer. 'Ik zweer het,' zei ze op gedempte toon.
'Bij de naam en de eer van uw vader,' hield ik vol.
'Bij de naam en de eer van mijn vader,' zei ze en keek op. 'Ik hoop dat u nu voldaan bent.' Er stonden weer tranen in haar ogen.
Mijn spanning week. Het was niet veel, maar iets beters kon ik met geen mogelijkheid bedenken en ik hoopte dat zij zich door haar eed gebonden zou voelen.
De man achter de tapkast kwam traag op ons tafeltje toe. Hij keek mij vol afkeer aan en zei tegen Francesca: 'Is alles in orde, Madame?'
'Ja, Giuseppe, alles is in orde.' Ze glimlachte tegen hem. 'Er is niets aan de hand.'
Giuseppe glimlachte terug tegen haar, wierp mij een harde blik toe en keerde terug naar zijn tapkast. Ik had het plotseling warm. Als Francesca had gezegd dat er wél iets aan de hand was, zou ik binnen de week mijn graf in de haven hebben gevonden, had ik zo het gevoel.
Ik wees met mijn duim naar de tapkast. 'Een van uw krijgshaftige vriendjes?'
Ze knikte. 'Hij zag dat u mij gekwetst had en dus kwam hij kijken of ik hem wellicht nodig had.'
'Het was niet mijn bedoeling u te kwetsen,' zei ik.
'U had hier niet moeten komen. U had niet naar Italië moeten komen. Wat hebt u met dit alles te maken? Coertze en Walker kan ik begrijpen; zij hebben tegen de Duitsers gevochten, zij hebben het goud begraven. Maar u kan ik niet begrijpen.'
Ik zei op vriendelijke toon: 'Ik heb ook tegen de Duitsers gevochten - in Holland en in Duitsland.'
'Neem mij niet kwalijk,' zei ze. 'Ik had dat niet mogen zeggen.'
'Het doet er niet toe. En voor de rest..." Ik haalde mijn schouders op. 'Iemand moest een plan ontwerpen - Coertze en Walker waren er niet toe in staat. Walker is aan de drank en Coertze heeft wel spieren, maar geen hersens. Ze hadden iemand nodig die de leiding nam.'
'Maar waarom moest u de leiding nemen?'
'Daar had ik aanvankelijk een reden toe,' zei ik kortaf. 'Maar die is op het ogenblik niet van belang. Laten we verder gaan. Hoe had u zich de verdeling gedacht?'
'Daar heb ik eigenlijk nog met over nagedacht.. .'
'Kijk eens hier,' zei ik. 'Wij drieën zijn er, u bent er, en die vijftig vrienden van u zijn er - bij elkaar vierenvijftig belanghebbenden. Indien u ook maar een ogenblik gedacht mocht hebben aan een verdeling in vierenvijftig gelijke delen, kunt u dat meteen wel uit uw hoofd zetten. Daar beginnen we niet aan.'
'Ik zie niet, hoe we hieromtrent een regeling moeten treffen als we niet weten om welk bedrag het gaat.'
'We maken een procentsgewijze verdeling,' zei ik ongeduldig. 'En ik stel voor - wij drieën ieder een vijfde, u eveneens een vijfde en het laatste vijfde part ter verdeling onder uw vrienden.'
'Nee,' zei ze vastbesloten. 'Dat is niet eerlijk. U hebt er totaal niets aan gedaan. U bent een doodgewone plunderaar.'
'Ik dacht wel dat u zich op dat standpunt zou stellen,' zei ik. 'Maar ik zal u voor eens en voor al iets vertellen. Coertze en Walker hebben recht op een vol aandeel. Zij hebben voor dat goud gevochten en zij hebben het met de grootste zorgvuldigheid verborgen. Met mij eens?'
Ze knikte toestemmend.
Ik glimlachte grimmig. 'Nu komen we bij mij, de man die u schijnt te verachten.' Ze maakte een onverwacht handgebaar, maar ik wuifde het weg. 'Ik ben het brein achter deze hele onderneming. Ik weet een methode om dat spul buiten Italië te brengen en ik weet ook hoe en waar ik het te gelde kan maken. Zonder mij komt er van dit hele project niets terecht en bovendien heb ik er veel tijd en een niet onaanzienlijk bedrag in geïnvesteerd. Derhalve ben ik van mening dat ik eveneens recht heb op een vol aandeel.'
Ik prikte met mijn vinger naar haar. 'Vervolgens komt u opdagen en pleegt chantage op ons. Ja, chantage,' zei ik, toen ze haar mond opendeed om te protesteren. 'U hebt geen enkele constructieve bijdrage tot het plan geleverd en desondanks protesteert u tegen het feit dat we u een vol aandeel toedenken. En wat uw vrienden betreft, dat zijn naar mijn bescheiden mening doodgewone huurlingen - meer niet. Als u van mening bent dat zij met een vijfde van het totale bedrag onvoldoende aan hun trekken komen, suppleert u maar uit uw eigen aandeel.'
'Maar zij krijgen dan zo weinig,' zei ze.
'Weinig!' zei ik. 'Weet u wel hoeveel de totale waarde is?'
'Niet precies,' zei ze voorzichtig.
Ik wierp iedere terughouding overboord. 'Alleen aan goud is er voor meer dan anderhalf miljoen pond - en de waarde van de aanwezige edelstenen is waarschijnlijk even hoog. Een vijfde deel van het aanwezige goud beloopt dus alleen al driehonderdduizend pond, oftewel zesduizend pond voor ieder van uw vrienden. Telt u de juwelen mee, dan kunt u dat bedrag verdubbelen.'
Ik zag, dat zij die bedragen zwijgend omrekende in lire; Er kwamen astronomische getallen uit. 'Zóveel...,' fluisterde ze
'Ja, zóveel,' zei ik. Plotseling kreeg ik een inval. Die juwelen hadden mij van het begin af de nodige zorgen gebaard omdat je er lelijk je vingers aan kon branden. Ze zouden gekloofd en verslepen en opnieuw gezet moeten worden en dat was ai met al een riskante onderneming. Nu zag ik kans een voordelig zaakje te doen.
'Kijk eens hier,' zei ik edelmoedig. 'Ik heb zojuist u en uw vrienden 2/5 deel van de totale buit aangeboden. Aangenomen dat de juwelen meer dan 2/5 van de totale waarde uitmaken - en daar ben ik van overtuigd - kunt u de hele partij juwelen beschouwen als uw aandeel en de verkoop van het goud aan ons overlaten. Ten slotte zijn juwelen gemakkelijker te vervoeren en te verbergen.'
Ze trapte er in. 'We hadden bij de brigade ook een juwelier; hij zou ze kunnen taxeren. Ja, dat voorstel komt me redelijk voor.'
Het was in mijn ogen eveneens redelijk, want ik had van het begin af alleen rekening gehouden met het goud. Op deze manier zouden Coertze, Walker en ik altijd de man een half miljoen pond overhouden.
'Nog een ding,' zei ik.
'Wat?'
'Er bevindt zich in die bergplaats ook een massa papiergeld - lires, francs, dollars en wat al niet meer. Niemand mag daar ook maar een biljet van in zijn zak steken - iedere bank, waar ter wereld ook, heeft natuurlijk een lijst van de nummers liggen. U zult als het zover is, moeten zorgen dat uw vrienden er afblijven.'
'Ze zullen doen wat ik zeg,' zei ze hooghartig. Toen glimlachte zij en stak mij de hand toe. 'Afgesproken dus.'
Ik keek naar haar hand, maar hield de mijne bij me. Ik schudde het hoofd. 'Nog niet. Ik moet er eerst met Coertze en Walker over praten. En het zal heel wat moeite kosten hen te overtuigen - vooral Coertze. Wat hebt u hem overigens gedaan?'
Ze trok haar hand langzaam terug en keek mij aan met een vreemde blik. 'U zoudt mij er haast van overtuigen, dat u een fatsoenlijk man bent.'
Ik grinnikte haar opgewekt toe. 'Noodgedwongen, ja. Die twee zijn de enigen die weten waar het goud zich bevindt.'
'O ja, dat had ik vergeten. En die Coertze is een boer.'
'Hij zou de eerste zijn om dat te erkennen,' zei ik. 'Maar het woord heeft in het Afrikaans een andere betekenis.' Plotseling viel me iets in. 'Zijn er nog meer mensen op de hoogte van Alberto's briefen al dat meer?'
Ze maakte aanstalten het hoofd te schudden, maar bedacht zich plotseling. 'Ja,' zei ze. 'Een man, maar die is volkomen betrouwbaar -hij is een oprechte vriend.' 'Mooi zo,' zei ik. 'Ik wilde er alleen maar zeker van zijn, dat niemand anders zal proberen hetzelfde stuntje uit te halen als u. Zo langzamerhand schijnt het hele Middellandse-Zeebekken bij dit zaakje betrokken te zijn. Als ik u was, zou ik die vrienden van u zo min mogelijk vertellen - althans tot we alles achter de rug hebben. Als het misdadigers zijn, zoals u zegt, zouden zij er wel eens hun eigen ideeën op na kunnen houden.'
'Ik heb hen tot dusver niets verteld en ik ben niet van plan hun nu iets te gaan vertellen.'
'Mooi. Maar u kunt hun wel zeggen, dat zij die mannen van Torloni in het oog houden. Zodra die er achter komen, waar de Sanford ligt, zullen ze ongetwijfeld komen opdagen.'
'Natuurlijk, Mr. Halloran; ik zal hen met alle genoegen een oogje op uw boot laten houden,' zei ze liefjes.
Ik lachte. 'Dat weet ik. Zodra u de zaak georganiseerd hebt, komt u maar aanlopen, maar zet er wel zoveel mogelijk spoed achter - we zijn gebonden aan een tijdslimiet.'
Ik stond van tafel op en vertrok. Ik vond dat zij best mijn ontbijt kon betalen, nu wij compagnons, of, zoals zij dat uitdrukte, geassocieerd waren.
4
Ze verscheen diezelfde middag in gezelschap van een man die nog groter was dan Coertze en die ze voorstelde als Piero Morese. Hij knikte mij beleefd toe, negeerde Walker en hield Coertze waakzaam in het oog. Ik had moeilijkheden gehad met Coertze - hij had zich niet willen laten overtuigen en had voor en na met zijn basstem gegromd: 'Ik laat me niet bedonderen, ik laat me niet bedonderen ...'
Ik zei moe: 'Best! Dat goud ligt ergens in die heuvels daar; jij weet waar het is. Waarom ga je het niet halen? Ik ben er van overtuigd dat jij het in je eentje kan opnemen tegen Torloni en Metcalfe en de Contessa en haar halsafsnijders; ik ben er evenzeer van overtuigd dat je het goud voor de 19e april in Tanger kunt hebben. Waarom ga je eigenlijk je gang niet zonder mij lastig te vallen?'
Dat had hem aanzienlijk gekalmeerd, maar in zijn schik was hij er niet mee geweest en hij had gerommeld als een vulkaan die niet wist of hij nu wel of niet zou uitbarsten. Nu zat hij in de kajuit vol minachting naar de Contessa en vol wantrouwen naar de grote Italiaan te kijken.
Morese sprak geen Engels en dus moest het gesprek gevoerd worden in het Italiaans, dat ik alleen maar verstond als er niet te rap gesproken werd. De Contessa zei: 'We kunnen in tegenwoordigheid van Piero ronduit spreken, want hij weet evenveel als ik.'
'Ik ken jou; je bent bij Umberto geweest,' zei Coertze in gebrekkig Italiaans.
Morese knikte even, maar zei niets. De Contessa zei: 'We moeten nu eens ernstig praten.' Ze keek mij aan. 'Hebt u deze kwestie uitgepraat?'
'Inderdaad.'
'Zijn zij bereid de voorwaarden te aanvaarden?'
'Ja.'
'Uitstekend. Waar ligt het goud?'
Coertze grauwde iets, maar dat camoufleerde ik met een schaterlach. 'Contessa, nu moet u het toch niet erger maken,' zei ik. 'Anders lach ik me nog dood. U denkt toch niet dat we u dat zullen vertellen, is 't wel?'
Ze glimlachte zuur. 'Nee - maar ik vond dat ik het in ieder geval toch kon proberen. Goed, hoe gaan we dan te werk?'
Ik zei: 'Om te beginnen zijn we gebonden aan een tijdslimiet. Het goud moet op z'n laatst op de eerste maart in Rapallo worden afgeleverd. Bovendien hebben we een plek nodig, waar we ongestoord aan deze boot kunnen werken, hetzij een particulier botenhuis of een scheepswerf. Dat moet zonder verwijl geregeld worden.'
Ze kneep haar ogen tot spleetjes. 'Waarom zijn we gebonden aan de eerste maart?'
'Dat is voor u niet van belang, maar het is een gebiedende eis.'
Morese zei: 'Dan hebben we niet veel tijd. Het is al over twee weken de eerste.'
'Inderdaad,' zei ik. 'Maar het kan nu eenmaal niet anders. Vervolgens is het een gebiedende eis, dat alleen wij vijven in de buurt van het goud komen en niemand anders. We ontsluiten de bergplaats, halen tevoorschijn wat we willen hebben, verpakken het in sterke kisten en nemen het mee. Vervolgens sluiten we de bergplaats opnieuw en camoufleren de ingang. Pas daarna kunnen we de hulp van anderen inroepen en dan alleen nog maar voor het vervoeren naar de kust. Hoe minder mensen weten wat wij nu eigenlijk precies uitvoeren, hoe beter het is.'
'Heel verstandig geredeneerd,' zei Morese.
Ik zei: 'Alles wordt naar het botenhuis gebracht - alles, dus ook de juwelen. Wij vijven zullen een maand lang onafscheidelijk zijn, terwijl mijn vrienden en ik doen wat er gedaan moet worden. Indien jullie de juwelen willen laten taxeren, zullen jullie je taxateur bij de juwelen moeten brengen - niet andersom. De uiteindelijke wijze van verdeling wordt vastgesteld zodra de juwelen getaxeerd zijn, maar de verdeling zelf vindt pas plaats wanneer de boot in het water ligt.'
'U praat alsof u ons niet vertrouwt,' zei Morese.
'Dat doe ik ook niet,' zei ik ronduit. Ik wees met mijn duim op de Contessa. 'Uw vriendin hier is bezig ons te chanteren, dus ik zie werkelijk niet in waarom ik in wie dan ook vertrouwen zou moeten stellen.'
Zijn gezicht betrok. 'Dat is u onwaardig.'
Ik haalde de schouders op. 'Zeg liever dat het haar onwaardig is. Zij heeft deze hele affaire op gang gebracht, zo is het nu toevallig ook nog eens een keer.'
De Contessa legde Morese een hand op de schouder en hij bond in. Coertze blafte een kort lachje. 'Magtig, jij hebt haar in de gaten.' Hij knikte. 'Maar je zult haar in de gaten moeten blijven houden, het is een slim meisie.'
Ik zei tot hem: 'Nu is het jouw beurt. Wat heb je nodig om het goud weg te halen?'
Hij boog zich voorover. 'Toen ik er verleden jaar was, bleek er niets veranderd of verstoord. Er komt nooit iemand op die plek in de heuvels, maar hij is via een oneffen weg bereikbaar met een vrachtauto. Het dichtstbijzijnde dorp is vier mijl verder.'
'Kunnen we 's nachts werken?' vroeg ik.
Coertze dacht er over na. 'Je weet dat we de ingang van de tunnel hebben laten instorten,' zei hij. 'Maar die versperring is gemakkelijker op te runnen dan je zo op het oog zou zeggen. Daar heb ik bij het opblazen voor gezorgd. Twee mannen kunnen met houwelen en schoppen de ingang in een uur of vier vrij maken. In het donker zullen ze wat langer werk hebben - laten we zeggen zes uur.'
'We hebben dus minstens de hele nacht nodig en waarschijnlijk langer.'
'Ja,' zei hij. 'Als we alleen 's nachts werken, hebben we twee nachten nodig.'
De Contessa zei: 'Italianen zwerven niet bij nacht en ontij door de heuvels. We kunnen zonder gevaar lampen gebruiken, mits ze van het dorp uit niet zichtbaar zijn.'
Coertze zei: 'De plek is van het dorp uit onzichtbaar.'
'Desondanks moeten we voor onze aanwezigheid een plausibele reden hebben,' zei ik. 'Heeft iemand soms een goed idee?'
Er viel een stilte en vervolgens het Walker voor het eerst zijn stem horen. 'Wat zou je zeggen van een auto met caravan? De Engelsen staan bekend om dat soort dingen - kamperen en dergelijke. De Italianen hebben er niet eens een woord voor - ze gebruiken het Engelse. Als we een paar nachten buiten kamperen, zullen de boeren geen argwaan koesteren, maar ons als een stelletje gekke Engelsen beschouwen.'
We bekeken het voorstel van alle kanten en vonden het een goed idee. De Contessa zei: 'Ik kan voor de auto, de caravan en de tent zorgen.'
Ik begon een lijstje te maken van de dingen die we nodig zouden hebben. 'Om te beginnen: lampen.'
'We kunnen de koplampen van de auto gebruiken,' zei Coertze.
'Ja, voor buiten,' zei ik. 'Maar in de tunnel hebben we lampen nodig. Staaflampen - een stuk of twaalf - en een flinke partij reservebatterijen.' Ik knikte naar Morese. 'Daar zorgt u voor. Houwelen en schoppen hebben we nodig, zeg vier van ieder. Dan vrachtauto's. Hoeveel hebben we er nodig om alles in één rit te vervoeren?'
'Twee drietonners,' zei Coertze zonder de geringste aarzeling. 'De Duitsers hadden er vier, maar die vervoerden een hoop spullen die wij niet meenemen.'
Ik zei: 'Dan zullen we een flinke hoeveelheid timmerhout nodig hebben om kisten van te maken. Het goud moet overgepakt worden.' 'Waarom? Het zit al in kisten,' protesteerde Coertze. 'Laten we ons alsjeblieft geen overbodig werk op de hals halen.'
'Raadpleeg nu eens je geheugen,' zei ik geduldig. 'Denk aan die eerste keer dat je de kisten in die Duitse vrachtauto zag. Je herkende ze als goudkisten. Dat mag ons tijdens de rit naar de kust onder geen voorwaarde overkomen.'
Walker zei: 'Je hoeft het goud niet over te pakken en je hebt aan een kleine hoeveelheid hout voldoende. Als we dunne planken tegen de buitenkant van de goudkisten spijkeren, herkent niemand ze meer als zodanig.'
Walker was een regelrechte ideeënautomaat als hij niet dronk. Hij zei: 'Er ligt daarginds hout genoeg dat we kunnen gebruiken.'
'Nee,' zei ik, 'we gebruiken nieuw hout. Niets mag er uitzien of zelfs maar ruiken als iets dat uit een gat in de grond komt. Bovendien behoeven we maar één merk of kenteken op dat hout over het hoofd te zien om de zaak stuk te maken.'
'U neemt geen enkel risico, is "t wel?' merkte de Contessa op.
'Ik ben geen gokker,' zei ik kortaf. 'Het timmerhout kan met de vrachtauto's naar daarginds worden gebracht.' Ik keek Morese aan.
'Ik zal er voor zorgen,' zei hij.
'Vergeet de hamers en de spijkers niet,' zei ik. Ik probeerde aan alles te denken, zodat we niet de kans hepen de zaak te verknoeien door het ontbreken van iets, dat niemand belangrijk had geacht.
Op de havenkade werd enige malen achtereen zacht gefloten. Morese keek de Contessa aan en ze knikte haast onmerkbaar. Hij stond op en ging aan dek.
Ik zei tegen Coertze: 'Is er nog iets dat we behoren te weten - iets dat je vergeten hebt of weggelaten?'
'Nee,' zei hij. 'Je weet alles.'
Morese kwam terug en zei tegen de Contessa: 'Hij wil u spreken.'
Ze stond op en verliet de kajuit en Morese volgde haar aan dek. Door de openstaande patrijspoort hoorde ik hen zacht praten.
'Ik vertrouw ze niet,' zei Coertze heftig. 'Ik vertrouw die teef niet en ik vertrouw Morese niet. Morese is een pure slechte, dat was hij in de oorlog al. Hij maakte nooit gevangenen - volgens hem waren ze altijd bij een poging tot ontvluchting doodgeschoten.'
'De jouwe ook,' zei ik, 'die dag dat je het goud te pakken kreeg.'
Hij zei nijdig: 'Dat is iets anders. Zij probeerden inderdaad te ontvluchten.'
'En dat kwam uitstekend in jouw kraam te pas,' zei ik ijzig. Het ergerde me dat de man, die ik, en met reden, van ten minste vier moorden verdacht, zo schijnheilig deed.
Hij zat een poosje te broeden en zei toen: 'Wat let ze om alles in te pikken als we het eenmaal voor den dag hebben gebracht? Wat let ze om ons neer te knallen en in de tunnel achter te laten als ze de ingang opnieuw versperren?'
'Iets dat jij onmogelijk kunt begrijpen,' zei ik. 'De gevoelens die een meisje koestert voor haar vader en haar geslacht.' Maar ik ging er niet verder op in, want ik was er zelf niet geheel van overtuigd dat het een betrouwbare garantie was.
De Contessa en Morese kwamen terug. Zij zei: 'Twee van Torloni's mannen zijn in Rapallo aangekomen. Nog geen tien minuten geleden hebben ze bij de havencommandant naar u geïnformeerd.'
Ik zei: 'U wilt toch niet beweren dat de havencommandant ook tot uw vrienden behoort?'
'Nee, maar het hoofd van de douane wel. Hij herkende ze onmiddellijk. Een van de twee heeft hij drie jaar geleden een veroordeling bezorgd voor het smokkelen van verdovende middelen en op de andere loert hij al heel lang. Ze werken allebei voor Torloni, zegt hij.'
'Enfin, we konden niet verwachten dat we ons in eeuwigheid voor Torloni zouden kunnen verbergen,' zei ik. 'Maar ze mogen u niet met ons in verband brengen - nog niet, althans - dus u zult met vertrekken moeten wachten tot het donker is.'
Ze zei: 'Ik. laat ze in het oog houden.'
'Dat is prachtig, maar niet voldoende,' zei ik. 'Ik wil Metcalfe behandelen op dezelfde voet als hij ons behandelt. Ik wil dat Torloni in Genua in het oog wordt gehouden; ik wil dat er in alle havens langs deze kust uitgekeken wordt naar Metcalfes boot. Ik wil weten wanneer hij in Italië arriveert.' Ik gaf haar een gedetailleerde beschrijving van Metcalfe, Krupke en de Fairmile. 'Kunt u voor dat alles zorgen?'
'Natuurlijk. Zodra Metcalfe in Italië voet aan wal zet, wordt u uitvoerig van alles op de hoogte gebracht.'
'Mooi,' zei ik. 'En dan moesten we nu maar een borrel drinken.' Ik keek Coertze aan. 'Het schijnt dat je Metcalfe al met al toch niet hebt afgeschrikt,' zei ik. Hij keek niet een uitdrukkingloos gezicht terug. Ik begon te lachen. 'Kijk niet zo somber. Zet liever de fles op tafel,' zei ik.
5
De eerste tijd daarna zagen we de Contessa en Morese niet. Zij hielden zich achteraf, maar de volgende ochtend vond ik een briefje in de kuip, waarin mij gezegd werd naar de Drie Vissen te gaan en daar te zeggen dat ik een wachtsman voor de Sanford zocht.
Uiteraard deed ik het en Giuseppe was vriendelijker dan bij mijn eerste bezoek. Hij bediende mij persoonlijk en toen hij het bord voor mij neerzette, zei ik: 'Ik neem aan dat u in de haven goed thuis bent. Kunt u mij een wachtsman voor mijn boot aanbevelen? Hij moet eerlijk zijn.'
'O ja, signor,' zei hij. 'Ik kan u de juiste man bezorgen - de oude Luigi daar. Hij is in de oorlog gewond en kan sindsdien alleen maar licht werk doen. Op het ogenblik is hij zonder.'
'Stuur hem maar bij me als ik klaar ben met ontbijten,' zei ik.
Op die manier kwamen we in het bezit van een betrouwbare wachtsman en de oude Luigi onderhield de verbindingen tussen de Contessa en de Sanford. Iedere ochtend bracht hij een brief mee, waarin de Contessa gedetailleerd haar vorderingen schetste.
Torloni werd geschaduwd, maar scheen vooralsnog niets te ondernemen; zijn mannetjes bevonden zich nog in Rapallo, hielden de Sanford in het oog en werden op hun beurt in het oog gehouden; de vrachtauto's waren gehuurd en de chauffeurs hielden zich gereed; het timmerhout en de gereedschappen waren aangeschaft; ze had een Duitse caravan aangeboden gekregen, maar ze had gehoord dat er in Milaan een Engelse caravan te koop was en dacht dat die beter zou zijn - ik diende het geld voor de aankoop te verschaffen, want zij bezat niets.
Het scheen allemaal bevredigend te verlopen.
Walker, Coertze en ik doodden de tijd met sight-seeing, tot grote afschuw van Torloni's spionnen. Ik hield mij vaak in de Jacht Club op en al gauw deed het gerucht de ronde dat ik van plan was mij aan de Middellandse Zee te vestigen en een geschikte scheepswerf zocht.
Op onze vijfde dag in Rapallo droeg de brief van die ochtend mij op naar de scheepswerf van Silvio Palmerini te gaan en prijsopgave voor het hellingen en schilderen van de Sanford te vragen. 'De prijs zal juist zijn,' schreef de Contessa. 'Silvio is een van mijn - een van onze - vrienden.'
De werf van Palmerin lag een eindje buiten Rapallo. Palmerini was een knoestige, kromgegroeide man van een jaar of zestig die zijn werf bestuurde en zijn drie zoons regeerde met een zachte stem en een ijzeren wil. Ik zei: 'Kijk eens hier, signor Palmerini, aangezien ik zelf scheepsbouwer ben, wil ik het karweitje graag zelf opknappen. Op uw werf.'
Hij knikte. Het was niet meer dan natuurlijk dat een man zijn eigen boot onderhield als hij daartoe in staat was. Het was bovendien goedkoper.
'En ik zou het bij voorkeur niet in de open lucht doen,' zei ik. 'Ik heb de kiel bij wijze van experiment op een nieuwe manier bevestigden misschien haal ik hem er wel af om te zien of de methode voldoet.'
Hij knikte nogmaals. Experimenten waren altijd riskant en daarom was het beter je aan de traditionele manier van werken te houden. Het zou er raar uitzien, als milord midden in de Middellandse Zee zijn kiel verloor.
Ik gaf toe dat ik dan een heel raar figuur zou slaan en zei: 'Mijn vrienden en ik kunnen gemakkelijk het werk alleen af en we zullen geen hulp nodig hebben. Het is voldoende als we over een plek beschikken waar we ongestoord kunnen werken.'
Hij knikte voor de derde maal. Hij had een grote loods die we konden gebruiken en die afgesloten kon worden. Niemand zou ons daar storen, zelfs hij niet en zeker niemand buiten zijn familie, daar zou hij voor zorgen. En was milord de rijke Engelsman die een scheepswerf wilde kopen? Als dat inderdaad het geval was, dan wilde milord misschien de werf Palmerini, de beste werf van de westelijke Middellandse Zee wel in overweging nemen.
Dat gaf me een schok. Weer werd ik geconfronteerd met een staaltje van beleefde chantage en ik zag er van komen dat ik de werf zou moeten kopen, waarschijnlijk tegen een exorbitante prijs - de prijs van het stilzwijgen.
Ik zei diplomatiek: 'Ja, ik denk er inderdaad over een werf te kopen, maar een wijs man onderzoekt alle mogelijkheden. Ik heb in Spanje en Frankrijk rondgekeken, nu ben ik in Italië en binnenkort ga ik naar Griekenland. Ik wil alles bekijken.'
Hij knikte heftig. Ja, milord deed er heel verstandig aan alles te gaan bekijken, maar desondanks was hij er van overtuigd dat milord beslist zou terugkeren naar de scheepswerf Palmerini, want een betere was er niet in de hele Middellandse Zee.
Poeh, wat wisten de Grieken nu van behoorlijke scheepsbouw. Ze konden niets anders bouwen dan die lompe caiques. De prijs zou voor milord redelijk zijn want naar het scheen hadden zij gemeenschappelijke kennissen en wanneer er voldoende garanties aanwezig waren kon de betaling wel enige tijd worden uitgesteld. Ik begreep dat de oude schurk hiermee wilde zeggen, dat hij bereid was op betaling te wachten tot het zaakje achter de rug was en ik over liquide middelen beschikte, indien ik bewijzen kon dat ik mijn woord zou houden.
Ik keerde terug naar de Sanford met het tevreden gevoel dat ook dit punt van het programma in orde was. Zelfs al zou ik Palmerini's werf moeten kopen, dan was dat nog niet zo erg, en het bedrag waarmee de normale prijs werd verhoogd, kon geboekt worden op de onkostenrekening.
Op de negende dag van ons verblijf in Rapallo meldde de gebruikelijke ochtendbrief dat alles in gereedheid was, zodat wij op ieder gewenst ogenblik konden beginnen. Maar aangezien de volgende dag een zondag was, zou het wellicht passender zijn de expeditie naar het binnenland tot maandag uit te stellen. Weer een krankzinnig aspect van dit krankzinnige avontuur, dacht ik.
De Contessa schreef: 'Voor de mannen van Torloni zal op discrete wijze gezorgd worden en zij zullen uit het feit dat zij u niet kunnen vinden, niet afleiden dat er van uw kant opzet in het spel is. Zij zullen geen argwaan koesteren. Laat uw boot achter in de hoede van Luigi en kom om negen uur in de Drie Vissen.'
Ik hield een lucifer bij de briefen riep Luigi benedendeks. 'Men zegt, dat je een eerlijk man bent, Luigi; zou jij je laten omkopen?'
Hij toonde zijn oprechte afschuw. 'O nee, signor.'
'Je weet dat deze boot in het oog wordt gehouden?'
'Ja, signor. Door vijanden van Madame en u.'
'Weet je wat Madame en ik bezig zijn te doen?'
Hij schudde het hoofd. 'Nee, signor. Ik ben gekomen omdat Madame zei dat u mijn hulp nodig had. Ik heb geen vragen gesteld,' zei hij vol waardigheid.
Ik tikte op de tafel. 'Mijn vrienden en ik gaan binnenkort een paar dagen weg en laten de boot in jouw hoede achter. Wat denk je te doen als de mannen die de boot in het oog houden, je geld bieden om de boot te mogen doorzoeken?'
Hij rechtte zich. 'Ik zou het geld uit hun handen slaan, signor.'
'Nee, dat doe je niet,' zei ik. 'Je zegt dat het niet genoeg is en dat je meer wilt hebben. En als zij dat geven, laat je hen rustig de boot doorzoeken.'
Hij keek me niet-begrijpend aan. Ik zei langzaam: 'Het kan mij niet schelen of zij de boot doorzoeken - er is niets te vinden. Er is geen enkele reden waarom je niet wat geld zou verdienen aan de vijanden van Madame.'
Hij begon te lachen en sloeg op zijn dij. 'Die is goed, signor; die is goed. U wilt dus juist dat zij de boot doorzoeken.'
'Ja,' antwoordde ik. 'Maar maak het hen niet te gemakkelijk, want dan gaan ze argwaan koesteren.'
Ik wilde een laatste poging doen om Metcalfe om de tuin te leiden op dezelfde wijze als ik hem in Barcelona om de tuin had geleid, of liever om de tuin had kunnen leiden als Coertze zich er niet mee bemoeid had. Ik schreef een brief aan de Contessa om haar op de hoogte te brengen en gaf die ter bezorging aan Luigi.
'Hoe lang ken je Madame al?' vroeg ik nieuwsgierig.
'Sinds de oorlog, signor. Sinds ze een klein meisje was.'
'En je zou alles voor haar willen doen, nietwaar?'
'Waarom niet?' vroeg hij verbaasd. 'Ze heeft meer voor mij gedaan dan ik haar ooit zal kunnen vergoeden. Ze heeft na de oorlog de dokters betaald die mijn been recht hebben gezet. Het is niet haar fout dat ze het niet goed recht konden krijgen - maar anders zou ik mijn leven lang invalide zijn gebleven.'
Dit wierp een nieuw licht op Francesca. 'Dank je, Luigi,' zei ik.
'En vergeet niet de brief aan Madame te geven als je haar ziet.'
Ik vertelde Coertze en
Walker wat er gebeuren ging. We moesten tot maandagochtend onze
ziel in lijdzaamheid bezitten.