Zorgen om Bella
Dankbare weldoener
Ina Schroders-Zeeders
Voor dierenarts Bart Klaver breken zware tijden aan, wanneer de aannemer, die zijn woonboerderij zou verbouwen, failliet gaat. In zijn praktijk is het echter drukker dan ooit. Eén van de bazinnetjes heeft zo haar eigen problemen. Is Bart wel de aangewezen persoon om zich aan vast te klampen?
“Denk er om, Bella kan af en toe raar doen, hoor!” zei Ann, de blonde eigenaresse van de manege. “Als ik jou was, zou ik haar een tijdje niet berijden, tot ze haar nukken afgeleerd heeft. Misschien is het ook wel iets anders. Ik heb het een keer eerder gezien bij een paard, dat bleek een tumor in de hersenen te hebben en moest worden afgemaakt. Zul je oppassen met haar?”
Maartje knikte, maar ze geloofde er niets van. Zij en Bella, dat waren immers dikke vrienden. Bella kende haar door en door. Er was niets met Bella aan de hand, dat mocht gewoon niet!
Bella liet zich rustig roskammen en Maartje knuffelde haar.
“Jij bent de liefste op de hele wereld,” fluisterde ze.
Bella knikte instemmend.
“Maartje, moet je niet eens naar huis?” riep Ann. “Het is al etenstijd geweest! Ik ga ook zo weg!”
Met tegenzin pakte Maartje haar fiets en reed zo langzaam mogelijk Reeburg in. Haar tas met schoolboeken zakte scheef onder de snelbinders. Ze wilde helemaal niet naar huis, waar haar nieuwe mama Linda de scepter zwaaide. Nog hoorde ze de stem van Linda, die haar de vorige dag had gezegd: “Je hoeft helemaal niet zo nodig over te stappen naar de havo, je hebt met jouw vermogens veel meer aan het vmbo. Iets met je handen, dat lijkt me voor jou veel beter,” had ze er aan toegevoegd, en Maartjes vader was het daar direct mee eens geweest.
Dat zat haar niet lekker. Ze wist zeker dat ze de havo wél aankon! Maar tegen Linda ingaan, dat kwam niet bij haar op. Haar nieuwe moeder kreeg toch altijd haar zin, dat had ze al zo vaak meegemaakt.
Ze zette de fiets in het schuurtje en ging via de keuken naar binnen.
“Zo ben je er.” Linda keek haar nors aan. “Er staat wat in de koelkast, ik ben vanavond weg. Je vader komt om half acht thuis, maar hij heeft om acht uur een vergadering.”
“Oké.” Maartje glipte snel de trap op. Op haar kamer plofte ze op haar bed neer en sms’te met haar beste vriendin Sanne. ‘Niks aan thuis.’
‘Kom straks op het plein. Nick is er vast ook!’
Maartje bleef boven tot ze om kwart voor acht de deur hoorde dichtvallen, ten teken dat ook haar vader weg was. Ze sloop de slaapkamer van haar vader en stiefmoeder in en pakte het make-uptasje van Linda. Snel maakte ze zich op en verliet het huis.
Op het plein bij de Grote Kerk stond, zoals bijna iedere avond, een groepje tieners, met sigaretten en blikjes bier. Meestal duurde het niet lang voor een omwonende ze wegstuurde, maar soms hadden ze wat meer geluk en konden ze tot een uur of elf zo rondhangen.
Maartje kreeg een blikje bier van Nick en nam een paar teugen van een stickie van Sanne.
“Heb je nog paardgereden?” vroeg Sanne.
Maartje knikte. “Bella was een beetje nukkig.”
Nick greep haar bij haar middel en begon haar te zoenen.
“Niet doen, ik moet naar huis,” giebelde Maartje.
“Welnee. Laten we naar mijn huis gaan,” zei Nick. “Er is verder niemand, kunnen we doen wat we willen!”
De anderen moesten bijna allemaal naar huis, maar Sanne en Maartje liepen met Nick mee. Nick was zeventien, een paar jaar ouder dan Maartje en Sanne. Zijn ouders hadden een hotel even buiten de stad. Ze waren nooit voor drie uur ’s nachts thuis, Nick had prima geleerd voor zichzelf te zorgen.
“Mogen we echt zomaar van je vaders whisky drinken?” zei Sanne verbaasd.
“Ja hoor, dat vindt hij oké. Het is een toffe gozer!”
“Ik wou dat mijn vader zo was,” mompelde Sanne. Geschrokken keek ze naar Maartje en maakte een waarschuwend gebaar.
“Zeg, Sanne, jouw vader is failliet, geloof ik?” zei Nick.
“Hoe weet jij dat nou!” zei Sanne.
“Ik hoorde het in het hotel, toen ik borden stond te wassen. Je vaders bedrijf is failliet en hij heeft zijn advocaat in elkaar geslagen. Toch?”
Sanne knikte en zuchtte.
“Jouw vader heeft nogal losse handjes.”
Sanne zweeg, ze keek snel naar Maartje. Maartje kon ze vertrouwen, maar Nick was een flapuit.
“Nog een whisky?”
“Welja, doe maar.”
Maartje was helemaal geen drank gewend en terwijl Sanne en Nick naar de muziek luisterden, sloot ze de ogen en viel op de bank in slaap.
Om half drie maakte Nick haar onzacht wakker. “Je moet naar huis, mijn ouders komen er zo aan.”
Maartje keek verbaasd om zich heen, haar hoofd bonkte en haar keel was droog. “Waar is Sanne?”
“Die is net weg.”
Maartje wankelde naar buiten en liep naar huis. Reeburg leek uitgestorven. Ze hoefde niet ver, een paar straten maar. Met de sleutel die onder een bloempot verborgen lag, wist ze ongemerkt binnen te komen. Ze sloop de trap op en bereikte haar kamer. Op de overloop kon ze haar vader horen snurken. Nee, die had vast niet eens gemerkt dat ze er niet was en Linda kon het niet schelen.
De volgende ochtend zat Maartje met een kater op school, wat de leraar zei, ging voor het grootste deel langs haar heen. Ook Sanne was er beroerd aan toe en die had bovendien een blauw oog waarover ze in alle talen zweeg.
“Je vader zeker weer?” fluisterde Maartje tijdens het geschiedenis proefwerk dat voor haar een makkie was.
Sanne knikte stroef. “Niks zeggen, hoor,” fluisterde ze. “Ik heb al genoeg problemen thuis, ik kan er geen gezeur bij gebruiken.”
Direct na school ging Maartje naar de manege, waar Bella haar hinnikend begroette. Zonder dat Ann het wist, zadelde Maartje het paard en stapte op. Even later reed ze in een stevige galop de bossen in. Haar bruine, lange haren dansten op en neer, ze vergat alles om haar heen en leek te zweven. Ze galoppeerden langs snel wisselende donkere bomen en strepen zonlicht, Maartje sloot haar ogen en liet zich meevoeren. Bella wist precies waar ze naartoe gingen, naar hun geheime plek in het bos.
Opeens steigerde Bella en hinnikte. Maartje greep zich vast aan de manen en wist op het paard te blijven zitten. Bella kalmeerde al snel. Misschien was ze geschrokken van een eekhoorn. Stapvoets liepen ze verder.
Een uurtje later bracht Maartje het paard terug naar de manege en gaf Bella een goede kambeurt.
“In het vervolg moet je wel even zeggen dat je weggaat,” zei de manegehoudster. “Ik had wel zo’n vermoeden, maar voor hetzelfde geld had iemand anders haar meegenomen, snap je?”
Maartje knikte stug.
“Is alles in orde?” informeerde Ann. “Je bent zo stil?”
“Ja hoor.”
Ann was er niet gerust op. Ze kende Maartje zo langzamerhand, als die zo stil was, betekende dat dat er iets aan de hand was. “Heb je weer problemen thuis?”
Maartje schudde het hoofd zonder Ann aan te kijken.
“Deed Bella nog vreemd onderweg?”
“Nee, helemaal niet.”
“Dan heb ik het me zeker verbeeld,” zei Ann opgelucht. “Ik zou het jammer vinden als Bella iets mankeerde. Het is zo’n lief dier, normaal gesproken.”
Maartje talmde nog wat, gaf Bella haar eten en vertrok uiteindelijk. Er bleek niemand thuis te zijn, er lag een briefje, dat Maartje niet eens las. Ze pakte een reep chocola en ging naar Sanne.
“Is je vader thuis?” vroeg ze zacht. “Want dan ga ik liever.”
“Nee, hij is er niet. Ik ben alleen.”
In één van de stallen van de manege stond Bella. Haar ogen werden groot, ze had schuim om haar mond. Ze schopte achteruit tegen de houten deur. De houten planken braken.
“Er staan alweer advertenties met jonge marmotten aangeboden in de krant,” las Marijke Klaver verbaasd. “Het lijkt wel of heel Reeburg aan het jongen is.”
Haar man, de jonge dierenarts Bart Klaver, benutte zijn lunchpauze door de boekhouding te doen, een klus die eigenlijk voor Marijke bestemd was, maar zij had er vanwege hun drie kinderen ook weinig tijd voor gehad. Hij bijhouden van de administratie was zodoende een beetje verslonsd.
Ze zaten in de serre van hun verbouwde boerderij, waar de voorjaarszon voor warmte zorgde, hoewel het buiten nog fris was.
“Laat eens kijken,” zei hij. Fronsend bekeek hij de kleine annonces. “‘Vier marmotjes aangeboden,’ ‘Gratis af te halen marmotten,’ ‘Lieve marmotjes,’ ‘Help, wij hebben marmotten!’
Het lijkt wel een plaag!”
“Zijn die dieren niet te steriliseren?” vroeg Marijke.
“Jazeker wel. Het is wat klein allemaal, maar ik kan het wel. Hamsters, dat vertik ik, maar een marmot…” De telefoon ging en hij nam op. “Met Bart Klaver.”
“Bart, één van mijn ooien heeft het lam verkeerd liggen!” klonk een al wat oudere stem. “Het lam moet gehaald en ik heb mijn pols in het gips!”
“Boer Verkerk,” zei Bart. “Ik kom er direct aan.”
Marijke keek spijtig naar de salade. “De helft van je maaltijd schiet er weer bij in.”
“Ik weet het. Lees die rekeningen van de aannemer maar eens, dan weet je waarom ik het ook alweer allemaal doe! Veertigduizend euro heb ik vorige week overgemaakt, voor de vloer en het dak!”
“Oh, gadsie, zoveel?” hoorde hij Marijke uitroepen terwijl hij zich naar de auto haastte.
Zijn assistente Merel kwam er net aan, een rood hoofddoekje op boerinnenwijze om haar blonde haren geknoopt. Ze at een appel, ze wilde eigenlijk even bij de dieren op het erf kijken, maar Bart wenkte dat ze in moest stappen.
“We gaan een lam halen bij Verkerk.”
“De boer met de lamme vlerk,” rijmde Merel goedgemutst, terwijl ze de weilanden passeerden.
Het was het lammerenseizoen, her en der zagen ze groepjes ooien met hun kroost. Merel genoot van het ritje, maar zodra ze bij Verkerk aankwamen, was er werk aan de winkel. De ooi in barensnood lag in het weiland achter de boerderij. Het lam zat inderdaad verkeerd, maar met veel trek- en duwwerk wisten ze de klus toch te klaren. Moeder schaap was nog wat beduusd, het lam krabbelde schokkerig overeind.
“Het is een meisje,” zei Merel deskundig. “Dat is in ieder geval goed nieuws, toch?”
“Zeker,” zei de boer, die bij het hek was blijven staan, hij kon toch niets uitrichten met zijn gebroken pols. “Lekker mals! Meisjes!” Hij grijnsde zijn bruine tanden bloot.
“Ondanks uw pet, heeft u toch nog een zonnesteek opgelopen!” zei Merel, die de oude boer zo langzamerhand wel kende en wist dat hij graag deed alsof hij flirtte.
“Koffie?” vroeg Verkerk nadat Bart zijn handen buiten bij de kraan had gewassen.
“Nou graag.”
“Marie heeft appeltaart gebakken. Een ouwe taart die een taart bakt!” Hij lachte weer.
Ze liepen in opgewekte stemming naar de boerderij. Daar, in oude keuken, waar het zonlicht over de koperen lamp boven de rode Brabantse ruitjes van het tafelkleed scheen, troffen ze niet alleen Marie, maar ook Harmen de Boer, de buurman van Verkerk aan, een nog jonge man die zijn zesjarige dochtertje had meegenomen. Het meisje voelde zich op haar gemak bij Marie, maar de dierenarts kende ze niet zo goed. Verlegen kroop ze weg achter Maries brede heupen.
“Hallo, Eefje, ken je me niet, ik ben de vader van Yuri en Sven, en van Saartje,” stelde Bart zich voor. “En dit is Merel.”
Eefje keek Merel met verbazing aan. “Wat een mooie mevrouw!” zei ze.
“Dank je wel!” zei Merel. “Hm, wat ruikt het hier lekker naar appeltaart!”
“Hoe is het met je veestapel, Harmen?” vroeg Bart terwijl Marie druk was iedereen van koffie en appeltaart te voorzien.
“Ach, het gaat, Bart,” zei Harmen weinig opgewekt.
“Dat klinkt niet erg positief?”
“Ik maak me wat zorgen om mijn Elsa.”
“Aha, Elsa is de moeder van heel wat prijswinnend melkvee, Merel,” legde Bart uit. Hij aaide de kat die langs zijn benen streek.
“Elsa is de laatste tijd zo mager. Ze eet niet goed.”
“Zal ik haar eens onderzoeken?” stelde Bart voor.
“Ik weet niet.” Harmen zweeg, hij wachtte tot Marie even de keuken had verlaten om samen met Eefje de was op te hangen. Door de ruitjes konden ze zien hoe Eefje de was aangaf. “Ik heb de rekening van die operatie van het varken nog niet betaald,” ging Harmen beschroomd verder.
“Oh, dat maakt niet uit,” zei Bart luchtigjes. “Dat komt wel als je wat beter bij kas zit.”
Harmen leek een beetje opgelucht te zijn, maar een lachje kon er nog niet af. “Dat stel ik erg op prijs, Bart. Dank je. Ik zou het erg jammer vinden om Elsa te verliezen. Ze heeft nog een paar jaren te gaan als het goed is.”
“We rijden zo dadelijk wel even naar haar toe. Staat ze in de wei?”
“Ja, in het kleine weiland bij de beek. Ik heb haar een beetje apart van de andere koeien gezet, want ze kan ze niet goed velen momenteel.”
Marie kwam terug met Eefje. “Die dochter van je is een grote hulp, hoor,” zei Marie. “Daar heb je zeker wel veel steun aan, nu Arien…” Geschrokken sloeg ze een hand voor de mond. “Oh, dat spijt me. Ik wilde je er niet aan herinneren.”
“We moesten maar weer eens gaan,” zei Harmen en hij stond op. “Kom, Eefje.”
“Dag, Marie, bedankt voor de taart!” zei Eefje. Ze moest rennen op haar klompjes om haar vader bij te houden.
“Wie is Arien?” vroeg Merel.
“Dat was de vrouw van Harmen, de moeder van Eefje,” legde Bart uit.
“Ze is al vijf jaar dood, maar hij kan nog steeds niet over haar praten,” zei Marie verslagen. “Ik ook altijd met mijn geklets! Ik lijk wel een oud wijf!”
“Ach, daar kun jij toch ook niets aan doen,” meende haar man. “Het wordt tijd dat hij eens wat meer tijd aan zijn dochtertje besteedt! Ik geloof beslist dat hij haar verwaarloost!”
“Nu lijk jij wel een oud wijf,” zei Marie verontwaardigd. “Harmen is een prima vader!”
“Wij moeten er ook weer eens vandoor,” zei Bart. “Marie, bedankt voor de taart! En beterschap met je arm, Verkerk!”
“En jij bedankt voor het lammeren!” zei de boer.
Merel stapte bij Bart in de auto en ze reden naar het naastgelegen weiland.
“Hoe is Arien gestorven?” vroeg Merel.
“Dat was heel tragisch: ze is verdronken toen ze met haar auto de vaart nabij de boerderij inreed.”
“Wat vreselijk!”
“Ja, en Eefje was er bijna ook niet meer geweest, maar die kon hij nog net op tijd redden. Hij moest kiezen, de bewusteloze Arien uit de auto halen of eerst zijn dochtertje, die nog een baby was. Hij voelt zich waarschijnlijk schuldig dat hij niets meer kon doen voor zijn vrouw.”
Achterin bij de beek lag Elsa, de koe zonder eetlust.
“Die is behoorlijk vermagerd,” zei Bart. Hij onderzocht de koe, maar kon niets bijzonders vinden. “Wat denk jij?” vroeg hij aan Merel.
“Colimastitis?” opperde de assistente.
“Elsa is geen melkkoe. Probeer nog eens?”
Merel dacht na. “Ze heeft niet echt koorts, geloof ik. Haar gebit ziet er prima uit, ik zie niets bijzonders aan de tong. Keel?”
“Niks te zien.”
“Maagzweer?” opperde Merel. “Leverabces? Zeg, ik ben maar assistente. Jij moet de diagnose zien te stellen!”
“Ik zal wat bloedmonsters nemen en ik wil een endoscopisch onderzoek doen.”
“Vandaag nog? We hebben over een half uur een middagspreekuur.”
“Daarna?”
Merel knikte. “Als je me maar overuren betaalt,” grijnsde ze. Ze klopte de koe geruststellend op de hals. “Het komt wel goed, Elsa. We maken je weer helemaal beter.”
De koe keek haar lusteloos aan.
“Ze heeft er weinig vertrouwen in, geloof ik,” glimlachte Bart.
Toen ze terugkwamen, zaten er al mensen in de wachtkamer met diverse huisdieren, hoewel het spreekuur officieel nog niet was begonnen. Marijke bracht hen wat van de lunch en ze aten tussen de bedrijven door.
“U heeft het maar druk, hè, dokter,” zei een oudere dame die haar veel te dikke Jack Russel kwam laten inenten.
“Ach ja,” zei Bart.
“Stuurt u de rekening maar. Of heeft u het liever contant? Ik zit een beetje krap, de AOW is nog niet binnen.”
“Welnee, ik stuur wel een rekening,” zei Bart.
“Fijn, dank u. Zou hij nog last krijgen van die injectie?”
“Dat denk ik niet. Maar hij is wel vijf kilo te zwaar. Geeft u hem veel tussendoortjes?”
“Hij krijgt wat ik krijg!” zei de dame. “Als ik lekker eet, dan hij ook!”
“Menseneten is niet goed voor een hond. Ik kan u dit merk hondenvoer aanbevelen.” Hij gaf haar een gratis probeerzakje.
“Is dat niet vreselijk duur?”
“Valt mee en het is een stuk beter voor uw hond.”
“Krijg ik maar één zakje?”
Zwijgend gaf Bart haar nog een paar monsters.
“Bedankt, dokter! Tot ziens.”
“Ik weet nu ook waarom je niet rijk bent,” zei Merel. “Man, dat mens heeft geld zat! Zag je dat dure horloge en ze was duidelijk net naar de kapper geweest!”
“De volgende keer zal ik wat strenger zijn,” beloofde Bart.
“Volgende!”
Het spreekuur was net afgelopen, toen Merel Bart toch nog nodig had.
“Deze mensen hebben net een aangereden Golden Retriever binnengebracht.” Ze knikte in de richting van twee jongens van een jaar of vijftien.
“Ja, niet door ons, hoor!” zei een van de twee. “Het was een Fiat Punto.”
“Wat voor kleur?” vroeg Merel.
Bart en de jongens tilden de bewusteloze hond op de behandeltafel. “Een rode, het gebeurde op de Markt.”
“Is de hond van jullie?” vroeg Bart.
“Nee, niemand op de Markt wist van wie hij was, toen hebben wij hem maar hier gebracht.”
“Haar,” verbeterde Merel. “Het is een meisje. Moet ik jullie uitleggen wat het verschil is?”
“Nee hoor!” riep de jongen die knalrood was geworden. “Maar moeten wij nu betalen voor die hond? Voor de behandeling?”
“Dat regel ik wel met het baasje, die komt vast boven water,” zei Bart. Hij maakte een paar röntgenfoto’s. “Ze heeft wat gebroken ribben en misschien nog andere inwendige kwetsuren. Ze moet hier in ieder geval een tijdje blijven.”
“Mogen we hem… haar op zoeken?”
“Jazeker. Geef me jullie namen en telefoonnummers, als er iets bijzonders is, dan bel ik wel. Oh, en jullie moeten de politie op de hoogte brengen.”
“Dat hebben we al gedaan, meneer! Ik ben Gertjan en hij heet Chris.”
“Hoe zou ze heten?” vroeg Chris. Hij aaide de vacht van de hond.
“Heeft ze geen penning of zo?” vroeg Merel.
“Nee, ook geen chip,” zei Bart. “Voorlopig noemen we haar Punto.”
De jongens gingen pas weg nadat Bart hen ervan had overtuigd dat Punto een goede kans maakte om te overleven.
“Wie doet nu zoiets,” zei Merel verontwaardigd. “Doorrijden nadat je een hond hebt aangereden!”
Punto ademde diep en regelmatig.
“Ik denk dat het nog meevalt, ze heeft geen inwendige bloedingen. Die ribben moeten helen. Zet maar een annonce in de krant. Ik breng haar naar de kennelruimte en dan gaan we naar Harmen.”
“Het is al over zessen,” ontdekte Merel.
“Ik trakteer onderweg op een patatje. Even tegen Marijke zeggen dat we er vandoor gaan. Ze zal wel boos zijn.”
Marijke had echter heel andere zorgen. Met tranen in de ogen stond ze Bart op te wachten. “Bart, ik heb net een telefoontje gehad. Melchiors bedrijf is failliet!”
“Melchior?”
“Melchior Jansen, van Jansen en De Vries! De aannemer! Die man die twee jaar terug weduwnaar is geworden!”
“Onze aannemer? Van het dak? Van de vloer?”
“Van onze aanbetaling! Veertigduizend euro!” riep Marijke uit. “Die zijn we kwijt! Ik heb al gesproken met de curator, maar hij heeft weinig hoop dat we dat geld ooit nog zullen terugzien!”
“Dat is verschrikkelijk,” mompelde Bart. “Dat dak moet echt snel hersteld worden, anders verrot alles!”
“Wat nu?”
“We zullen een andere aannemer in de arm moeten nemen. Als het gaat regenen, stroomt de behandelkamer onder! De vloer kunnen we misschien zelf doen. Evenzogoed zal ik de bank bellen. Misschien kunnen ze de hypotheek uitbreiden.”
“Of je vraagt je moeder…”
“Nee, dat nooit!” riep Bart uit. “Ik sta nog liever op straat dan dat ik bij mijn moeder aanklop voor geld!”
“Maar je weet toch wel dat we bij de bank al aan onze limiet zitten?”
Merel kuchte in de deuropening en wees op haar horloge. “Bart, we moeten naar Elsa, weet je nog wel? Ik heb alles al in de auto gezet.”
“Ik kom er aan. Marijke, ik wil er niet meer over praten, ik moet nog naar Harmen de Boer en daarna praten we verder!” Bart beende de kamer uit.
Marijke bleef met betraande ogen achter. Hoe moest dit verder?
Op dat moment stapte Karlijn, de zus van Marijke, naar binnen.
“Wat is er loos, ik zag Bart met een nijdig gezicht naar buiten stormen? Hij zei niet eens goedendag.”
“Oh, Karlijn! Onze aannemer is failliet en we hadden net een enorme aanbetaling gedaan. Nu zijn we ons geld kwijt!”
“Jeetje. Ik heb vijfduizend op de bank, die kun je zo van me krijgen!”
“Dank je, maar dat is lang niet genoeg.”
“Je schoonmoeder is hartstikke rijk, als weduwe van een fabrieksdirecteur, en met oud geld van haar eigen familie? Die kan jullie toch wel helpen?”
“Bart moet niets van zijn familie hebben, daar is hij te trots voor. Hij kan toch helemaal niet met zijn moeder en de rest opschieten? En ik ook niet.”
“Ze zijn erg uit de hoogte en zo. Ik kan me voorstellen dat hem dat niets lijkt. Maar wat dan?”
“Misschien moeten we zelf het dak dan maar op,” zuchtte Marijke. “Ze zouden deze week nog beginnen, voor het weer omslaat.”
“Bart heeft toch helemaal geen tijd om een dak te vernieuwen? Hij is dag en nacht bezig!”
Marijke knikte somber. “Ik zie het helemaal niet meer zitten, weet je,” zei ze. “Maar als Bart zijn familie hier buiten wil laten, dan sta ik achter hem. We vinden wel een oplossing. Op de een of andere manier.”
“Ik help het je hopen. Om hoeveel geld gaat het?”
“Veertigduizend.”
“Zoveel?!”
In de auto keek Merel intussen Bart zijdelings aan. Hij zag er gestrest uit, vond ze. “Is alles in orde?”
Bart knikte. Hij wilde zijn assistente niet opzadelen met zijn financiële problemen.
“Toch geen moeilijkheden met Marijke?” vroeg Merel ongerust.
“Ik wil er liever niet over praten. Heb je aan handschoenen gedacht?”
“Alles zit achterin.”
Bart zweeg en Merel vroeg maar niet verder.
Een paar uur later kwam Bart uitgeteld thuis. Allereerst nam hij een kijkje bij Punto, die zachtjes kreunde.
“Braaf, ja, je bent in goede handen.” Bart controleerde of de hond wilde eten, dat bleek het geval. Kwispelstaartend at het dier de voerbak leeg.
Bart keek ook nog even naar de andere dieren die in deze ruimte aan het herstellen waren. Dit hier, dit was zijn droom, dit was zijn leven, maar als die veertigduizend euro zomaar verdwenen waren, kon hij hier niet blijven. Dan moest hij sluiten, dan was de droom voorbij. Zou nu alles afgelopen zijn, door dat faillissement van de aannemer? Hij wilde er niet aan denken. Er kwam vast wel een oplossing, hij moest gewoon wat harder werken en misschien met de bankmanager praten. Er zou toch wel een mouw aan te passen zijn? Tenslotte was het toch niet zijn schuld dat het geld was verdwenen? Veertigduizend euro! Had hij maar even gewacht met betalen, maar hij hield nu eenmaal niet van schulden.
Hij deed zijn ronde langs de andere dieren en sloot de kennelruimte af. Nog was zijn dag niet klaar: hij moest nog wat bloed onderzoeken en liep naar de ruimte die daarvoor was ingericht. Hij kon zijn aandacht er niet goed bijhouden. Het werd donker, er verschenen wolken aan de lucht. Als het maar niet ging regenen! Het dak kon een fikse regenbui niet meer verwerken.
Hij dacht aan de woorden van zijn moeder: “Die ouwe troep, hoe kun je daar je geld nu in steken! Dat wordt de ene verbouwing na de andere!” Daarin had ze wel gelijk gehad.
Hij had geen zin om Marijke onder ogen te komen en besloot verder te gaan met het onderzoek van Elsa. Hij knipte het licht aan in zijn werkruimte en bekeek allerlei monsters onder de microscoop. Niet bijzonders te zien. Geen afwijkingen in het bloed, urine was oké. Elsa was kerngezond. Toch wilde ze niet eten.
“Papa?” Zijn dochtertje Saartje van drie stond in de deuropening, in haar nachtpon en met haar beer in de armen. “Papa, kom je voorlezen?”
“Saar, moet jij niet allang slapen?” Hij tilde haar op.
“Wat doe je?”
“Ik bekijk dingen.”
Saartje mocht ook even in de microscoop kijken. “Wat mooi!” riep ze uit.
Marijke kwam er nu ook aan. “Saartje, naar bed! Vooruit, het is al negen uur geweest!”
“Papa moet voorlezen!”
“Papa heeft het veel te druk,” zei Marijke.
“Nee hoor, ik ben klaar voor vandaag.” Hij tilde Saartje op en bracht haar naar boven.
Marijke bleef beneden.
“Karlijn was hier,” zei ze toen Bart een kwartiertje later de woonkamer in kwam. “Ze kan ons vijfduizend euro lenen als het nodig is.”
“Wat? Heb je met Karlijn over onze financiën gepraat?” riep Bart verontwaardigd uit. “Hoe krijg je dat nu in je hoofd!”
“Waarom niet? In mijn familie staan we voor elkaar klaar! We zijn niet allemaal zo als bij jouw thuis!”
“Ik wil Karlijns geld niet. We komen er wel op een andere mannier uit.”
“Het zou helpen als je klanten hun rekeningen op tijd zouden voldoen. Weet je wel voor hoeveel er openstaat? Voor dat geld zouden we in ieder geval nieuwe dakpannen kunnen kopen! Maar jij doet altijd maar of geld slechts een bijzaak is en dat het niet uitmaakt of ze er maanden over doen om te betalen. Nu zie je maar weer!”
“Zo op de centen ben jij anders ook niet! Jij geeft maar raak uit!”
Marijke was woedend. Ze beende de kamer uit en sloeg de deur keihard achter zich dicht.
De telefoon ging over. “Ja!” blafte Bart.
“Ook goedenavond,” klonk de stem van zijn moeder. “Spreek je de mensen tegenwoordig zo toe als ze de moeite nemen om je te bellen?”
“Ma, neem me niet kwalijk, ik heb een rotdag achter de rug.”
“En dus moet ik het maar ontgelden? Zo heb ik je niet opgevoed, dacht ik!”
“Ik wist niet dat u het was. Is er iets bijzonders?”
“Inderdaad. Ik hoorde net dat Jansen en De Vries failliet is. Is dat niet die aannemer met wie jij in zee bent gegaan?”
“Hoe komt u daarbij?” zei Bart.
“Zoiets meende ik van je broer Jan gehoord te hebben. Niet dat ik je bespioneer, natuurlijk.”
“Ik heb niets met Jansen en De Vries te maken.”
“Mooi. Dat is een hele opluchting. Hoe is het met mijn kleinkinderen?”
“Prima.”
“Ik wil ze zondag weer eens zien. Je kunt ze om tien uur bij de villa afleveren.”
Bart wilde tegenwerpen dat zijn kinderen geen dingen waren die je kon bestellen, maar hij was te moe om een woordenwisseling met zijn moeder te beginnen. “Ik zal zorgen dat ze er zijn,” beloofde hij dus, wel wetend dat hij nog een hele klus zou hebben om Marijke over te halen haar kinderen naar de villa te laten gaan. Dat was van latere zorg.
Hij hing snel op en schonk zichzelf een glas wijn in. Hij voelde zich ellendig. Aarzelend pakte hij zijn gsm en belde Merel. “Hallo.”
“Bart, is er iets?”
“Ach nee, ik bel zomaar. Ben je ergens mee bezig?”
“Ik zit met mijn voeten in een teiltje. Ben je nog aan het werk?”
“Nee, ik ben net klaar. Ik heb nog wat nagekeken, maar Elsa lijkt me gezond.”
“Waarom eet ze dan niet?”
“Geen idee. In ieder geval is ze nu te mager om geïnsemineerd te worden.”
“Kunstmatig natuurlijk.”
“Ja, Harmen koopt altijd speciaal van topfokkers.”
“Maar dat is het!” riep Merel uit. “Elsa is depressief. Elsa heeft een beetje liefde nodig.”
“Doe niet zo gek, het is een koe, geen mens!”
“Ik wil wedden dat Elsa weer gaat eten zodra er een leuke stier belangstelling voor haar krijgt. Echt!”
“Flauwekul,” zei Bart.
“Echt niet! Vraag Harmen wat hij er van vindt!”
“Die lacht me vierkant uit. Koeien zijn niet romantisch aangelegd, Merel. Het zijn geen mensen!”
“Het is het proberen waard, toch? Als Elsa zo blijft als ze nu is, is hij over een paar weken een koe kwijt.”
Bart zuchtte. Hij glimlachte. “Tegen zoveel logica kan ik niet op! Ik zal morgen bellen en eens horen wat hij ervan vindt. Welterusten.”
Hij lachte, toen zag hij Marijke in de deuropening staan. Zijn gezicht betrok.
“Wie was dat?” vroeg Marijke argwanend.
“Merel. Ze denkt dat de koe van Harmen de Boer behoefte heeft aan wat romantiek.”
“Ze zal zichzelf bedoelen!” zei Marijke kattig. “Moest ze jou daarom bellen? Ze ziet je toch al de hele dag!”
“Ik belde haar! Wat is er met jou?”
“Niets. Ik hoorde de telefoon daarnet overgaan.”
“Oh, dat was ma. Ze wil dat haar kleinkinderen haar zondag komen bezoeken.”
“Dat kan niet. Karlijn zou ze zondag al meenemen naar de dierentuin.”
“Wil je dat ik mijn moeder afbel?”
“Je ziet maar!” Ze keek naar het stuk papier dat op tafel lag. “Wat is dat?”
“Een aankondiging voor een marmottensterilisatieactie. Vanwege de marmottenplaag in Reeburg. Voor een tientje is je marmot geholpen.”
“Een tientje, is dat niet wat weinig?” vroeg Marijke.
“Dat is ook de bedoeling. Ik maak er geen winst op, maar in ieder geval voorkom ik zo veel dierenleed.”
“Een belangeloze actie. Alsof we ons dat kunnen veroorloven! Wiens fenomenale idee was dat?”
“Merel. Ze heeft ook al advertenties gezet.”
“Goh. Wat ben je toch gezegend met zo’n assistente.”
“Marijke, kun je hier niet over ophouden?” vroeg Bart vermoeid.
“Oh, jawel, hoor. Ik houd mijn mond wel. Als je advies nodig hebt, dan bel je maar met Merel!” Nijdig ging Marijke weer naar boven.
Bart keek naar zijn nog volle glas wijn. Hij had opeens geen zin meer in het edele vocht. Waarom deed Marijke nu zo onmogelijk? Het was toch niet zijn schuld dat ze in de problemen zaten? Hoe moest dit verder gaan?
Helmie Klaver, de zus van Bart, keek op haar horloge. “Chantal, het was hartstikke leuk om je weer eens te zien, maar ik moet nu echt naar huis, ik heb morgenochtend een vergadering.”
“Dat klinkt als werk,” pruilde Chantal van der Merwede. “Ik dacht dat jij helemaal niet hoefde te werken, dankzij je erfenis?”
“Dat betekent niet dat ik helemaal niets doe! Ik zit in allerlei besturen en zo. Zullen we nog eens afspreken? Wanneer kun je?”
“Altijd, helaas,” zuchtte Chantal, een kittige blondine. “Mijn bedrijfje komt nog niet echt van de grond. Niet veel mensen zitten op een binnenhuisarchitecte te wachten, vrees ik. Zeg, die leuke broer van je, is die eigenlijk nog vrij?”
“Jan? Jazeker. Ik geloof niet dat hij op het moment een vriendin heeft.”
“Niet Jan, ik bedoel Bart! Ik was op school helemaal smoor op hem, maar hij moest toen niets van mij hebben.”
“Bart is beneden zijn stand getrouwd met Marijke, een roodharige moeke met heupen, ze hebben drie kinderen samen.”
“Beneden zijn stand, hallo! Ik ben ook maar een boerendochter, hoor!” zei Chantal verbaasd.
“Dat is anders. Jij bent doorgeëvolueerd,” zei Helmie ernstig. “Marijke daarentegen is nog altijd de eenvoudige arbeidersdochter, ook al heeft ze bedrijfskunde gestudeerd. Ze spaart de zegeltjes van de supermarkt, zo’n type! En jouw vader was bepaald geen keuterboertje. Jullie boerderij was de grootste van de regio!”
“Ik vond het heerlijk om op de boerderij op te groeien. Al die ruimte en de beesten die we hadden! Nu heb ik alleen maar twee marmotjes op mijn krappe flatje.”
“Als je niet oppast, heb je er zo veel meer,” zei Helmie die afrekende en haastig een laatste teug uit haar glas nam. “Tot gauw weer eens, hè!” Er volgden een paar luchtzoenen en Helmie vertrok.
Chantal bleef nog even aan de bar zitten, tot een aangeschoten man interesse in haar begon te krijgen en haar aandacht probeerde te vangen met knipoogjes. Zijn drankkegel deed haar besluiten naar huis te gaan.
Ze verliet de bar en liep snel de gracht over naar haar flat. Gelukkig kwam hij haar niet achterna, dat was haar ook al eens overkomen. Ze nam de lift en stapte haar kleine, maar fraai ingerichte flat binnen. Je kon wel zien dat ze binnenhuisarchitecte was van beroep.
Hier woonde ze nu een jaar, sinds ze bij haar man was weggegaan. Het vrijgezellenleven beviel haar maar matig.
Ze bekeek zichzelf in de spiegel, haar make-up zat nog perfect, haar witte kleren (ze droeg altijd witte kleren) waren nog brandschoon. Ze trok haar witte laarsjes uit en knuffelde haar marmotten, Jumbo en Piccolo geheten. Met een glas wijn in de ene hand en de plaatselijke krant in de andere, nam ze plaats op de bank naast de marmottenkooi. Het nieuws in Reeburg was nooit wereldschokkend. Er was een aannemer failliet gegaan en dat nieuws vulde bijna de halve krant, de rest was allemaal advertentie.
Haar oog viel op een kleine annonce. Dierenarts Bart Klaver hield een actie: marmotten konden morgen door hem voor een tientje worden gesteriliseerd op een speciaal daarvoor gereserveerd uur.
Chantal keek naar haar twee lievelingen en aaide ze over hun vacht. “Dat is een idee, jongens, of meisjes. Whatever. Zeker is zeker en ik wil Bart Klaver eigenlijk best nog eens een keertje ontmoeten. Morgen gaan jullie dus onder het mes! Au!” Jumbo had haar gebeten. “Het is voor jullie eigen bestwil, hoor! En misschien ook wel voor het mijne!” Ze glimlachte bij de herinnering aan Bart, toen merkte ze dat er bloed uit haar vinger op haar smetteloos witte broek drupte. “Hè, verdorie, kijk nou wat je doet, Jumbo!” Ze gaf hem een tikje op zijn snuit. “Mama is een beetje boos!”
Ze las de advertentie nog eens door.
“Wel verdraaid, dat spreekuur is morgenochtend om zeven uur al! Wat een afschuwelijk tijdstip! Nou ja, als boerendochter moet ik daar niet mee zitten. Jongens, slaap lekker.”
Chantal deed haar kleren in de wasmand en stapte in bed. Het was wel jammer dat Bart niet vrij was, maar daar viel vast wel een mouw aan te passen. Mannen vonden haar nu eenmaal onweerstaanbaar en als ze haar zinnen op een man had gezet, dan kreeg ze hem eigenlijk ook altijd wel. Dan was de lol er meestal weer af. Zo zat ze blijkbaar in elkaar. Het ging haar vooral om de sport, het veroveren, het versieren. De rest was tamelijk saai, zo had ze gemerkt. Mannen vielen altijd zo tegen als je ze eenmaal goed kende. Een vaste relatie was eigenlijk niets voor haar.
Ze zette de wekker om zes uur en ging slapen. De volgende ochtend werd ze verbaasd wakker, toen schoot haar te binnen waarom ze zo vroeg op moest. Ze zou de marmotten laten steriliseren. Zo vroeg in de ochtend leek het een onzalige onderneming, toch stond ze op. Jumbo en Piccolo sliepen nog, die waren ook helemaal niet gewend aan dit vroege uur.
Het ontbijt sloeg ze over, maar ze deed zoals gewoonlijk wel drie kwartier over haar make-up en haar. Uiteindelijk kon ze tevreden zijn met het resultaat en pakte ze de kooi op.
Het was niet zo’n zware kooi en het was mooi weer, dus liep ze naar de dierenartspraktijk van Bart Klaver.
Halverwege kwam ze een jongeman tegen die ze vaag uit de kroeg kende. “Hoi, Chantal, zal ik dat even voor je dragen?”
“Niet nodig, hoor! Ik ben een boerendochter, ik heb spieren als kabeltouwen! Maar bedankt!”
“Ga je je marmotten verkopen?”
“Ik laat ze steriliseren.”
“Oh, bij Klaver zeker. Ik heb gehoord dat hij er tegenwoordig een bloedmooie assistente op nahoudt.”
“Oh?”
“Nou ja, dat kan jou niet schelen natuurlijk. Zeg, heb je zin om een keertje met mij uit te gaan?”
“Niet echt, sorry!”
Hij bleef staan en Chantal liep haastig verder.
Het was al druk in de wachtkamer van de dierenarts. Zo’n tien kooien stonden op de vloer, tussen de baasjes en bazinnetjes.
Merel liet de een na de ander binnen, schreef de gegevens op en bracht de kooi naar de ruimte waar Bart de operaties deed.
Sanne Jansen kwam schuchter met een kartonnen doos naar binnen en ging helemaal achterin zitten, haar gezicht verscholen achter een gordijn van lange, blonde haren.
“Nu ben jij,” zei Merel. “Geef ze maar aan mij.”
“Nee! Alleen aan Bart. Ik geef ze alleen aan Bart.”
Merel was verbaasd over Sannes reactie. “Goed, ik denk dat dat wel even kan,” zei ze aarzelend. “Je weet de weg!”
Sanne liep door naar de behandelkamer waar Bart verbaasd opkeek. “Oh, hallo, Sanne.”
“Bart, is het goed dat mijn marmotjes worden geholpen? Ik heb vijftien euro zakgeld gespaard.”
“Vooruit, omdat jij het bent. Hoe is het met je?”
Sanne haalde de schouders op. “Wel goed,” zei ze. “Mijn vader is failliet. Dat weet u zeker wel.”
“Ja, dat is heel naar voor jullie.”
Sanne schoof per ongeluk een haarlok opzij en Bart zag een akelige blauwe plek op haar voorhoofd.
“Heb je een ongeluk gehad?” vroeg hij.
Sanne schrok. Ze kromp ineen. “Niets aan de hand,” mompelde ze en ze maakte dat ze de behandelkamer uit kwam.
Bart fronste de wenkbrauwen en ontfermde zich over de twee marmotjes in de doos.
Toen Chantal als laatste bijna aan de beurt was, probeerde ze haar teleurstelling over de gang van zaken niet te laten zien.
“Kan ik Bart even spreken?” vroeg ze aan Merel. “Wij zijn oude vrienden.”
Merel zuchtte, ze kon niet aan de gang blijven met speciale verzoekjes. “Het spijt me heel erg, maar Bart kan nu niet gestoord worden, hij is bezig met opereren. U kunt de marmotten hier afgeven, maar zijn vrouw is binnen. Zal ik die…”
“Nee, nee, zeg, alsjeblieft. Wanneer kan ik mijn marmotjes weer ophalen?”
“Vanavond, in ieder geval na vijf uur. Dat is dan twintig euro.”
Juist op dat moment nam Bart even pauze tussen twee operaties in. Hij stapte de wachtkamer binnen om te zien hoeveel wachtenden er nog waren. Dat viel mee, alleen Chantal zat er nog.
“Bart!” riep Chantal verheugd uit. Ze sprong op. “Wat enig jou weer eens te zien!” Tot verbijstering van Merel én Bart vloog Chantal hem om de hals en gaf hem een stevige pakkerd.
“Bart, heb je nu tijd voor koffie?” Marijke, die de wachtkamer binnenstapte, keek verbaasd naar de vrouw die haar man stond te zoenen. “Hallo?”
“Marijke, dit is… Ellen?”
“Chantal! Je bent me toch niet vergeten!”
“Chantal! Natuurlijk ben ik je niet vergeten, Chantal van der Merwede. Jouw vader had de mooiste dikbillen van de omgeving!”
Onwillekeurig keken Marijke en Merel beiden naar het fraai gevormde achterste van Chantal.
“Dat zijn koeien, hoor,” voegde Bart er snel aan toe. “Kwam je voor mij?”
“Voor mijn marmotjes, maar ook een beetje voor jou, hoor!” Ze kneep hem in de wang. “Ik heb laatst met je zus Helmie gesproken. Je bent geen steek veranderd sinds onze schooltijd. Herinner je juf Sokjes nog?”
Bart grinnikte. “Kom mee naar de keuken,” stelde hij voor. “Dan haal ik een kop koffie en kun je gelijk even kennismaken met mijn kinderen, voor de tweeling naar school gaat.”
“Ach, wat leuk, de kindertjes,” zei Chantal. “Ik ben dol op kindertjes!” Ze dribbelde met Bart mee.
Merel trok een gezicht naar Marijke. “Ik krijg nog twintig euro van die troel,” zei ze grimmig. “Erachteraan, Marijke!”
Harmen de Boer keek met ontzetting naar de kalender. Hij was gisteren de verjaardag van zijn overleden vrouw vergeten! Dat was de eerste keer. Hij kon zichzelf wel voor het hoofd slaan! Ieder jaar legde hij een bosje bloemen op het graf, maar dat was hem gisteren helemaal ontschoten.
“Papa, gaan we nu naar school?” vroeg Eefje. Ze stond bij de achterdeur op hem te wachten.
“Wat? Ja, ja, ik breng je zo wel met de tractor. Eerst even bij Elsa kijken.”
Voor een dikbilkoe was Elsa verschrikkelijk mager. Ze lag nog altijd op dezelfde plek in de wei waar Bart haar had onderzocht.
“Nog geen zin in eten, meisje?” Harmen klopte het dier op de schouders. “Wat moet ik toch met je doen?”
Hij wilde net de tractor starten, toen Bart Klaver het erf opreed. “Hé, Bart, wat ben jij vroeg op pad!”
“Ik moest nodig even ontsnappen thuis.”
“Ja, dat gebeurt wel eens,” zei Harmen begripvol. “Heb je de uitslag van de testen al?”
“Ik kan je zeggen dat Elsa niets mankeert. Niets lichamelijks tenminste, ik heb echt alles onderzocht dat haar gebrek aan eetlust zou kunnen verklaren. Ze is zo gezond als een vis!”
“Ze wordt anders met de dag zwakker. Je zou haar een infuus geven, geloof ik?”
“Ik wilde iets anders proberen. Merel kwam met een suggestie. Volgens haar heeft Elsa een depressie.”
“Een depressie? Een koe?”
“Merel denkt dat ze enorm op zal knappen als we er een stier bij zetten.”
“Een stier? Een fokstier?”
“In plaats van het KI gebeuren.”
“Met een romantisch muziekje op de achtergrond? Wat een flauwekul! Elsa heeft nog nooit een stier van dichtbij gezien, hoe kan ze dan depressief worden van het gemis? Ze weet niet eens wat ze mist. Trouwens, zo dol zijn de dames uit de wei helemaal niet op het natuurlijke gebeuren, zeg maar.”
“Maar het is misschien de moeite waard om het te proberen. Ken je iemand in de buurt met een toepasselijke stier?”
“Mijn neef heeft er eentje, hij woont dertig kilometer verderop, die zouden we kunnen halen. Als het moet.”
“We kunnen het allicht even aankijken met die stier erbij?”
Harmen haalde zijn schouder op. “Ach ja, voor mijn part. Als Elsa er baat bij heeft? Eerst moet ik Eefje naar school brengen.”
“Met de tractor?” zei Bart verbaasd.
“Noodgedwongen. Mijn auto staat bij de garage.”
“Ik breng Eefje wel even, bel jij je neef alvast.”
Eefje liep met Bart mee naar de auto en Harmen pakte zijn gsm.
“Ewoud, Harmen hier. Ik heb Tinus nodig voor mijn beste koe Elsa. Nee, dit is therapeutisch, zeg maar. Ze heeft ’n dip. Een reuze depressie. Ja, de dierenarts is er al bij geweest. Nee, dit was niet zijn idee. Zijn assistente kwam er mee aanzetten. Een mooie meid, die Merel, maar zo gek als een deur volgens mij.”
Hij knikte, zijn neef ging akkoord. Ze spraken af dat Tinus nog dezelfde dag op transport ging.
Harmen hurkte naast Elsa in de wei. “Ik begrijp het wel. Zo leuk is het leven niet in je eentje.” Hij schrok van zichzelf, waar was hij nu mee bezig? Sprak hij nu tegen een koe? Het moest toch niet gekker worden!
Hij zag iets liggen, het was een schriftje van Eefje, met daarin haar allereerste verhaaltje. Die had ze vol trots mee naar huis genomen om aan hem te laten zien. Hij sloeg het open.
“Papa is boer. Papa is boer en de koe is ziek. Als de zieke koe doodgaat. Dan koopt papa weer een koe.”
Harmen glimlachte. Tja, zo was het wel, Eefje wist al heel goed hoe de zaken er aan toe gingen op een boerderij, maar toch zou hij Elsa missen, mocht ze doodgaan.
Hij besloot het schrift naar school te brengen. Met de tractor was het een ritje van een kwartier.
Intussen was Bart alweer thuis, hij wilde meteen verder gaan met de marmotten, voor het spreekuur begon. Met Merel erbij om hem te assisteren, ging het werk een stuk sneller.
“En, is Chantal inmiddels vertrokken?” informeerde hij tussen de bedrijven door.
“Ja,” zei Merel, “zodra jij opeens weg moest voor dat spoedgeval, is zij ook opgestapt. Wat was er loos?”
“Niets, ik had het gehad met dat koffieleuten.”
“Niks voor jou, hè, gezelligheid?”
“Dat mens gaat maar door!”
“Ja, dat is zo. Marijke werd ook tureluurs van haar gekakel. Waar ben je dan geweest?”
“Ik heb een kijkje bij Elsa genomen. Er is een stier voor haar onderweg.”
“Echt? Omdat ik het zei? Misschien heb ik wel gelijk en wordt ze beter door wat liefde! Hoe heet ie?”
“Tinus.”
“Wat een naam, nee, dat wordt niets!” lachte Merel.
“Hecht jij die marmot even, ik heb het even gehad.” Hij strekte zijn rug. “Hoeveel waren het er?”
“Zestien. Je hebt maar liefst zestien marmotten gesteriliseerd vanochtend! En nu is het tijd om aan het werk te gaan.”
“Ik heb er al een dagtaak opzitten, naar mijn gevoel.”
“Toch is het nog maar half twaalf. Oh, er komt om twaalf uur iemand van de bank langs, zei Marijke net.”
“Geweldig.” Hij zuchtte. Hij kon zich voorstellen waar dat gesprek over zou gaan.
De deur ging open en tot Barts schrik stak Chantal haar hoofd om de deur. “Ik weet wel dat ik veel te vroeg ben, maar ik móet gewoon weten hoe het met mijn lievelingen gaat!”
“Ze slapen als marmotten,” zei Bart een beetje kribbig. “En ik heb ook geen tijd.”
“Maar het was zo gezellig vanochtend! Dat moeten we vaker doen, koffiedrinken met z’n allen!”
“Chantal, dat doen we vast nog wel eens, maar voorlopig heb ik het hartstikke druk.”
“Ik zou het zo leuk vinden om weer wat meer contact met je te hebben en met je vrouw natuurlijk. Volgens mij kunnen Marijke en ik heel goed met elkaar overweg.”
“Kom vanavond om een uur of acht, dan heb ik wel tijd. Kun je gelijk de marmotten ophalen.”
“Graag!” riep Chantal. “Dan laat ik je nu met rust!” Chantal liep heupwiegend naar de uitgang.
“Wel verdraaid!” riep Merel uit. “Ze heeft nog steeds niet betaald!”
Bart zuchtte vermoeid. “Dat regel ik wel met haar.” Hij moest zich goed voorbereiden op het gesprek met de man van de bank en had geen tijd voor andere dingen.
Op de gang stapten ze over een paar balken. De verbouwing lag stil.
“Wat zijn de weersvooruitzichten eigenlijk?” vroeg Bart.
“We krijgen regen, zeggen ze op de radio,” antwoordde Merel. “Dat is niet zo goed, hè?”
“Nee.”
De man van de bank had heel veel begrip, maar een tweede hypotheek zat er niet in, daar konden ze gezien de huidige internationale economische situatie niet aan beginnen, zo legde hij uit. Hij adviseerde Bart een andere bank te zoeken.
“Maar ik kan u nu al vertellen dat niemand u iets zal lenen.”
“Wat moet ik dan doen? Het dak is lek! De helft van de pannen is er al af! Als ik nog meer kosten voor dat dak moet maken, kan ik het loon van mijn assistente niet uitbetalen! Dan kan ik mijn leveranciers niet betalen, dan moet ik stoppen met werken!”
“Ik weet het ook niet, meneer Klaver. Dokter Klaver. U bent niet de enige met dit soort problemen, geloof me!”
Marijke liet de man uit en Bart bleef verslagen aan de tafel achter. Hij had natuurlijk een laatste uitweg… Zijn moeder. Daar wilde hij alleen niet aan denken. Nog niet…
De telefoon ging, er was een spoedgeval. Bart vertrok en Marijke keek naar de lucht. Die werd behoorlijk donker en dat werd alleen maar erger in de loop van de dag.
Chantal probeerde intussen al haar kleren uit, het ene witte jurkje na het andere witte bloesje en koos uiteindelijk voor een mini-jurk die haar fraaie benen goed deed uitkomen. Ze had al gezien dat Marijke aan de mollige kant was, dus zou ze haar eigen slanke figuur goed onder de aandacht brengen. Bart was een leuke uitdaging, hem versieren zou een aardig tijdverdrijf zijn. De laatste tijd verveelde ze zich ook zo!
Om kwart voor acht ging ze op pad. De omgebouwde boerderij waar Bart en zijn gezin woonden, en waarin hij zijn praktijk had, zag er fraai uit, al was het duidelijk dat er aan het dak gewerkt werd. In ieder geval lag een deel van de spanten bloot.
Ze belde aan en er werd opengedaan door Karlijn, die haar herkende. “Chantal, hoi. Kom binnen. Bart is in de praktijk, om de marmotten terug te geven. En het geld te innen,” zei ze nadrukkelijk, maar Chantal had het zeker niet gehoord. Ze liep direct door naar de woonkeuken, waar Marijke bezig was met de afwas. De kinderen lagen net op bed.
Marijke was moe. “Oh, hallo, Chantal, ga zitten. Bart is zo klaar.”
Karlijn nam tegenover Chantal plaats en keek haar broeierig aan. Ze moest die Chantal niet, wat kwam die hier nu zo opgedirkt doen? “Heb je een feestje?” vroeg ze.
“Nee, hoezo?”
“Oh, je bent zo opgedoft. Leuk hoor, maar is dat wit niet erg besmettelijk?”
“Ik draag altijd wit.”
“Waarom?” vroeg Karlijn verbaasd.
“Zo ben ik nu eenmaal. Wit past bij me. Ik ben wit.”
“Daar is Bart!” zei Marijke. Ze stond verwachtingsvol klaar voor een zoen, maar hij liep haar straal voorbij en had alleen oog voor Chantal.
“Wauw!” riep hij uit. “Wat zie jij er spectaculair uit!”
“En ze heeft niet eens een feestje!” zei Karlijn.
Marijke kwakte min of meer de koffiekopjes op tafel. “Zijn alle marmotten de deur uit?” vroeg ze koeltjes, met een argwanende blik in de richting van Chantal.
“Ja, het ging geweldig. Ik denk dat ik dit ieder jaar ga doen,” zei Bart. Zijn gezicht betrok. Misschien was hij over een jaar wel helemaal geen dierenarts meer in Reeburg. Misschien wel helemaal nergens meer!
Chantal pakte zijn hand. “Zeg, is er iets?” vroeg ze hees.
“Nee, nee, hoor!” antwoordde Bart haastig. Hij trok zijn hand terug en liep naar de deur. “Ik ga Punto even verzorgen en uitlaten en dan haal ik je marmotten.”
“Punto? Wie is dat?” vroeg Chantal nieuwsgierig.
“Een hond, aangereden, eigenaar onbekend,” mompelde Marijke.
Het werd even ongemakkelijk stil.
“Dus je bent weer single, heb ik gehoord,” zei Karlijn.
“Ja, al een jaar, hoor. Hij was gewoon niet de ware. Hij had van die boerse manieren.”
“Pardon, maar jouw vader was toch ook boer?” zei Karlijn.
“Jawel, maar ik ben dus doorgeëvolueerd.”
Marijke verslikte zich in haar koffie. “Ik ga Bart even helpen met Punto,” zei ze hoestend. “Houd jij Chantal zolang gezelschap?”
“Ik moet zo weg!” riep Karlijn, maar Marijke had de deur al gesloten.
“Ik houd je toch niet op?” vroeg Chantal.
“Nou, eigenlijk… Nee, geeft niet,” zuchtte Karlijn. “Wil je nog koffie?”
“Zou er niet iets sterkers in de koelkast staan? Wat een tragisch ouderwets interieur trouwens. Wie heeft het hier ingericht?”
“Marijke. En Bart, maar Marijke heeft het meeste uitgekozen,” zei Karlijn vlak.
“Waarom laat Marijke Helmie niet wat adviezen geven, Helmie heeft zo’n goede smaak, weet je!”
Karlijn zweeg en keek op de klok. Het was bijna negen uur; om negen uur vertrok ze, of Chantal hier nog zat of niet.
“Hoe is hun huwelijk eigenlijk?” vroeg Chantal.
Karlijn draaide zich met een ruk in haar richting. “Hun huwelijk is prima. Hoezo?”
“Oh, ik voelde wat spanningen tussen hen, ik ben erg gevoelig weet je. Dat komt door mijn hyperintelligentie.”
“Ik moet gaan!” zei Karlijn plots en beende de woonkeuken uit.
Chantal bleef alleen achter. Peinzend liep ze de keuken rond. Alles stond hier zo onlogisch! Als ze die pedaalemmer nu eens bij de deur zette en dan de tafel een beetje meer naar het aanrecht, dan zag het er een stuk ruimer uit!
Bart kwam even later binnen met de twee marmotten van Chantal. Verbaasd keek hij naar wat ze aan het doen was.
“Ik ben de boel aan het herinrichten! Dat is mijn beroep, weet je. Binnenhuisarchitecte. Ach, daar zijn mijn schatjes!” Ze knuffelde de marmotten, maar keek daarbij nogal smachtend naar Bart. Die werd een beetje nerveus van het hele gebeuren.
“Eh, Chantal, ik denk dat je beter kunt gaan nu,” zei hij. “Het is al laat.”
“Ja, ik vertrek. Hoi, Marijke! Hoe vind je de keuken zo?”
Marijke stond als aan de grond genageld. Ze kon geen woord uitbrengen, was dat mens met haar meubelen aan de sjouw geweest? In haar keuken?
“Dat was Chantal,” zuchtte Bart. Hij begon alles weer terug te zetten.
“Ik had haar nog nooit ontmoet. Karlijn kent haar wel. Hoe zou dat komen, dat Karlijn haar kent?”
“Uit de kroeg, denk ik. Leuke meid wel, hè?” Hij meende het ook nog, wist Marijke.
“Nóu! Reuze!”
“Het is half tien en we zijn eindelijk alleen.” Bart keek haar vragend aan, maar voor ze kon reageren, ging de telefoon.
“Een lam. Komt er niet uit, ik begrijp het,” hoorde Marijke haar man zeggen. “Ik kom er aan!”
“Ik denk dat ik maar in een lekker warm bad ga liggen,” zei Marijke. “Ik zie je wel weer na de lammerentijd!”
“Dit is dus Tinus.” Harmen de Boer keek somber naar de enorme stier, die wat onwennig rondliep in het weiland bij Elsa.
Elsa was totaal niet in Tinus geïnteresseerd en hij niet in haar.
Merel fronste de wenkbrauwen. “Willen ze niet?”
“Voor geen meter.”
“Waarom niet?”
“Ze is niet tochtig!”
“Het kan ook aan hem liggen.” Merel probeerde de stier in de richting van Elsa te duwen, maar de stier gaf geen krimp. Hij bleef staan en keek onzeker om zich heen.
“Ze is hem te mager!” meende Harmen. “Nou ja, laten we dan maar naar binnen gaan, het gaat zo regenen, wil je koffie?”
“Als we ze alleen laten, krijgen ze misschien wel de geest,” opperde Merel. “Wanneer moet hij terug?”
“Dat heeft geen haast, hij is eigenlijk al met pensioen.”
“Oh, dus hij is te oud! Dat kan ook nog!”
“Hij is alles wat ik kon krijgen. Fokstieren kosten handenvol geld en hij is tenminste gratis.”
In de keuken was het een bende.
“Spaar je de afwas op of zo?” merkte Merel tactisch op.
“Ik heb nog geen tijd gehad voor het huishouden. Verkerk heeft wat gedonder met het lammeren, ik heb hem gisteren de hele dag geholpen.” Somber schoof Harmen wat serviesgoed aan de kant en viste twee redelijk schone kopjes uit de stapel. “Met of zonder suiker?”
“Met.”
Zwijgend dronken ze hun koffie.
“Ze zeggen inderdaad dat we regen krijgen,” merkte Merel op. “Maar het is nog altijd droog. Gelukkig maar, Bart heeft het halve dak eraf liggen. De aannemer is failliet.”
“Dat heb ik gelezen, ja. Als ik geen hoogtevrees had, klom ik zo op het dak voor hem, maar ik sta al te trillen op een keukentrapje.”
“Je krijgt bezoek,” ontdekte Merel. “Oh, dat is Chantal.”
Harmen tuurde door de ruitjes. “Is dát Chantal van der Merwede? Die ken ik nog vaag van vroeger, haar vader was een echte ouderwetse herenboer. Wat moet die nu hier? Ik heb verdorie geen behoefte aan damesbezoek!”
“Dan zal ik maar snel gaan,” zei Merel haastig.
Harmen hoorde haar amper. Hij wachtte op de entree van Chantal, die door de achterdeur binnenkwam.
“Hallo!” riep ze uit. “Ik dacht dat ik Bart hier misschien kon vinden? Ik zag de auto.”
“Bart is er niet, hij heeft vrij. Het is zaterdag. Ik heb zijn auto geleend om hier en daar wat medicijnen af te leveren en zo,” zei Merel. “En ik moet nu weg. O jee, het regent! Doei!”
“Oh. Dus hij is er niet. Ik moet hem wat vragen over mijn marmottenkindjes.”
Merel zuchtte diep. “Vraag mij maar, ik ben dierenartsassistente. Ik heb mijn diploma, hoor.”
“Nee, ik wil er een echte arts bij hebben.”
“Maandag om negen uur heeft hij spreekuur.” Hier kon Chantal het mee doen, Merel liep snel weg.
Harmen grijnsde, maar Chantal vertrok nog voor hij haar kon begroeten. Hij haalde zijn schouders op en begon met tegenzin aan de berg afwas.
Merel startte de auto en keek via het spiegeltje naar Chantal, die op schattige wijze met haar hoge hakken over het erf meanderde, om de modderplassen te ontwijken.
Chantal wuifde, ze hoopte dat ze kon meerijden, maar Merel deed of ze haar niet zag, gaf onverwacht extra gas en stoof weg. De modderspatten vlogen Chantal om de oren en haar witte kleren kwamen onder te zitten.
Harmen zag het en rende naar buiten. “Jeetje, ze zag je zeker niet. Ben je te voet?”
Ze knikte.
“Wil je een handdoek?”
“Ach nee,” zei Chantal gelaten. “Ik vind het wel grappig eigenlijk.” Ze schoot in de lach om hoe ze eruitzag.
Harmen begreep er niets van. “Zo kun je echt niet naar huis,” meende hij. “Ga je maar even douchen, dan gooi ik je kleren wel in de wasmachine. Ik heb een droger, over een uur is alles schoon en droog en kun je de boel weer aantrekken.”
Chantal knikte, het leek een goed plan.
Hij wees haar de badkamer en gaf haar een ochtendjas, die nog van zijn vrouw was geweest. Chantal paste er twee keer in.
Intussen barstte de regen goed los.
Bart probeerde samen met Marijke een enorm zeil over het dak te gooien, om het ergste regenwater buiten te houden. Met behulp van Karlijn en de tweeling lukte het ook nog. Merel kwam juist op tijd om alles goed vast te binden. Vervolgens renden ze naar binnen, voor het echt begon te hozen.
De rest van de dag bracht Bart door met zijn gezin en omdat Punto het enige huisdier in de kennelruimte was, mocht ze in de woonkamer op de bank vertoeven. Sientje, de dikke kat, was het wel gewend dat er dieren in huis waren en ging er gezellig naast liggen. Wammes, de enorme hond van de familie, besnuffelde de nieuwkomer nieuwsgierig, maar verloor al meteen alle interesse en ging slapen.
Merel vond het ook wel gezellig, maar moest om drie uur de stad in, ze had een afspraakje. Ze was de deur nog niet uit, of de telefoon ging over. Bart nam op. Het was Chantal.
“Bart, ik maak me ernstige zorgen om mijn marmotje. Het vrouwtje. Ze beweegt niet meer!” zei ze angstig.
“Ze slaapt zeker?”
“Nee, ze doet helemaal niets! Dat is toch niet normaal? Ach, kun je niet heel even komen kijken? Misschien heeft ze complicaties van de operatie!”
Marijke hoorde het. “Laat haar dat beest maar hiernaartoe brengen,” zei ze vinnig.
“Het is zulk slecht weer en ik geloof dat ze geen auto heeft. Ik ben zo terug!” Hij zoende haar voor hij vertrok.
Marijke zuchtte. Die Chantal was nogal opdringerig! En single. Misschien was dat het probleem wel.
“Waar zit jij aan te denken?” vroeg Karlijn. “Je maakt je toch geen zorgen om Bart en die Chantal, hoop ik?”
“Nee, natuurlijk niet! Bart is hartstikke trouw! Anders zou ik hem toch ook nooit met Merel alleen durven laten, die is net zo mooi!”
“Nou, volgens mij heb je het daar ook wel eens moeilijk mee, maar het is nergens voor nodig! Jij bent zijn grote liefde, Marijke, dat weet je toch!”
“Ach ja, dat weet ik wel, maar het voelt soms alsof… Alsof ik minder aantrekkelijk ben. Te dik, wat ouder, ik ben een echte moeke aan het worden.”
“Als je niet tevreden bent met hoe je eruitziet, dan gaan we daar toch zeker iets aan doen?” zei Karlijn monter.
“Nou, dat weet ik niet, hoor. Ik heb op het moment even geen geld voor nieuwe kleren of een kapper.”
“Kind, je hebt gewoon een oppepper nodig!” meende Karlijn. “Laten we je garderobe eens onder de loep nemen!”
Marijke had niet zoveel zin, maar liet zich toch overhalen. Een kwartier later waren alle kleren van Marijke verdeeld in drie stapeltjes.
“Dus dit is echt helemaal niks, dit is leuk voor huishoudelijk werk en dit staat je fantastisch en moet je echt vaak gaan dragen. Nu je haar, je hebt zulk prachtig rood haar. Als je het nu eens los deed, in plaats van die staart? En ik weet wat leuke make-uptrucjes.”
“Zo lijk ik wel een… een dame van de seks en zo!” zei Marijke even later met een blik in de spiegel. “Dat ben ík toch niet? Zo… Zo uitdagend!”
“Leuk hè? Je ziet er beslist net zo goed uit als Chantal. Of als Merel!”
Marijke schrok op van de kerkklok, die vijf keer sloeg. “Bart is al twee uur weg!”
“Dan bel je hem toch even?” zei Karlijn.
Marijke schudde koppig het hoofd. “Nee. Ik wil hem niet bespioneren. Als hij zo graag bij die Chantal wil zijn, dan moet hij dat vooral doen! Eh, mag ik die oogschaduw een tijdje van je lenen?”
Marijke leek onaangedaan, maar nu begon Karlijn ongerust te worden. Waar hing Bart in vredesnaam uit? Was hij echt bij Chantal van der Merwede?
Op dat moment plofte Chantal naast Bart op de bank. “Wil je nog een glaasje wijn?” vroeg ze. “Ik ben zo blij dat je me kon geruststellen. Ik dacht echt dat ik Piccolo kwijt was!”
“De narcose zal bij haar wat langer doorgewerkt hebben. Er is niets aan de hand.” Hij hield zijn glas bij, gelukkig had hij vandaag vrij. “Dank je. Dit is wel de laatste, hoor. Leuk, die schoolfoto’s van vroeger. Ik had me zelf nooit herkend! Juffrouw Van Zomeren, die moet nu toch wel zo’n jaar of tachtig zijn?”
“Juf Sokjes noemden we haar omdat ze altijd van die witte sokjes droeg. Ze is vorig jaar overleden. In Canada.”
“Oh?”
Zo babbelden ze nog een tijdje door, tot Bart zich realiseerde dat hij nodig naar huis moest, het was inmiddels etenstijd.
“Kom een keertje langs,” zei hij terwijl hij zijn jas aantrok.
“Zal ik doen!”
“En als er iets is met één van je marmotten, dan bel je maar, hoor.”
Hij vertrok. Het was gestopt met regenen. Misschien viel de schade aan het dak nog mee. Hij had twee glazen wijn gehad, kon hij nog rijden? Hij besloot van wel, maar voor hij in zijn auto kon stappen, kwam er iemand op hem af gerend.
“U bent toch dierenarts Klaver?” hijgde de man. “Ik herken uw auto!”
“Jazeker.”
“Komt u alstublieft mee! Er ligt een paard in de Grote Gracht!”
Bart rende achter de man aan de gracht op. Er stonden al veel mensen aan de kant, de brandweer was bezig een bruin paard uit het water te takelen.
Het paard, een merrie, leek levenloos. Bart moest wachten tot het dier eindelijk na veel gesjor op de kade belandde. Ze lag er levenloos bij.
“We moeten haar rechtop zetten!” riep Bart en met behulp van de takel lukte dat ook, hoewel de merrie er nog altijd meer dood dan levend uitzag.
“Die is er geweest,” zei een omstander beslist. “Een paard kun je niet reanimeren!”
Opeens gulpte er een enorme straal water uit de mond van het dier, over de schoenen van de pessimist. Haar ogen gingen open en ze keek angstig om zich heen. Ze begon met haar benen te trappelen.
Bart kalmeerde de merrie en onderzocht het dier. “Ik geloof waarachtig dat ze er weer helemaal is,” zei hij. “Van wie is dit paard?”
Een meisje van een jaar of vijftien met een cap op kwam snikkend naar voren. “Ze is van mij.”
“Hoe heet je?”
“Maartje. Maartje van Ravenswaal.”
“En het paard?”
“Bella heet ze. Ze sloeg op hol toen ik met haar in het park wilde gaan rijden. Gaat ze echt niet dood?”
“Ik denk dat ze het wel overleeft. Waar moet ze naartoe?”
“De Hoefijzer manege, daar staat ze op stal.”
“Die ken ik. Ik regel het wel. Ben je erg geschrokken?” zei Bart.
Het meisje knikte en begon weer te huilen.
Chantal, die vanuit haar keukenraam iets van het optakelen had gezien en naar buiten was gerend, kwam naar voren. “Kom maar, meid, dan kun je bij mij thuis op verhaal komen en je ouders bellen. Bart zorgt wel voor je paard.”
“Chantal is een vriendin van me,” zei Bart toen het meisje hem vragend aankeek. “Dat is in orde.”
Ze ging met Chantal mee en Bart belde. Het duurde even voor de paardentrailer er was en Bart bleef zolang bij het paard, dat onrustig hinnikte en nog meer water uitspoog.
“Zou ze geen longontsteking krijgen?” opperde een brandweerman.
“Als het aan mij ligt, niet,” zei Bart. Opeens dacht hij aan Marijke. Hij was helemaal vergeten dat Marijke thuis op hem zat te wachten. Hij probeerde haar te bellen, maar zijn mobiele telefoon had geen stroom meer.
“Meneer?” Maartje en Chantal stonden ineens naast hem. “Meneer, wat gaat er nu met Bella gebeuren? Gaat ze toch dood?”
“Welnee. Heb je al naar huis gebeld?”
“Er is niemand thuis. Er is nooit iemand thuis.”
Bart fronste de wenkbrauwen. De trailer reed de gracht op en stopte. Met enige moeite kregen ze Bella erin.
Bart liep naar zijn auto, hij zou de trailer volgen. Maartje stond nog er steeds.
“Ga je mee naar de manege?” stelde Bart voor.
“Graag, mijn fiets is daar ook.”
“Zal ik ook meegaan?” zei Chantal. “Misschien kan ik iets doen? Als boerendochter?”
“Graag,” zei Bart.
Beiden stapten achterin bij Bart in de auto.
“Hoe komt het dat er nooit iemand thuis is?” vroeg Bart onderweg aan Maartje.
“Weet ik niet. Mijn vader heeft vergaderingen. Linda is gewoon altijd de hort op, ik weet niet waar ze uithangt. Dokter Klaver?”
“Zeg het maar.”
“Ann van de manege zegt dat Bella misschien een hersentumor heeft. Dat ze daarom zo raar doet de laatste tijd. Denkt u dat dat kan?”
“Hoe bedoel je: raar?”
“Ze valt soms zomaar om en af en toe wordt ze agressief. Ze is een keertje door de staldeur heen gegaan met haar achterhoeven.”
Bart luisterde aandachtig. “Heeft Ann er al een dierenarts bij gehad?”
“Nee. Dat zou mijn vader moeten doen, maar die zegt dat een paard geen dokters nodig heeft.”
“Ik zal wel met Ann praten. Bedankt dat je het verteld hebt. Van wie is het paard?”
“Van mij. Van mijn vader dus eigenlijk, maar die houdt niet van paarden.”
“Kreeg je Bella als cadeau?”
“Ja. Bella was een koopje, ze was al op weg naar de paardenslager.”
“Toch aardig van je vader.”
“Hij was ook wel aardig, tot Linda kwam.”
“Je stiefmoeder.”
Maartje keek bokkig naar buiten. “Ze haat me.”
“Ja?”
“Ze vindt het maar lastig dat ik er ben.”
“En je bent natuurlijk helemaal niet lastig?” zei Chantal.
“Nee!” riep Maartje verontwaardigd uit.
“Maar je hebt wel vaak ruzie met ze?”
“Niet eens zo vaak. Mijn vriendin Sanne Jansen, die wel, die heeft altijd problemen met haar vader. Hij slaat haar ook, maar dat mag niemand weten en…”
Bart remde, ze waren nog niet bij de manege, maar hij stopte de auto abrupt. “Ik ken Sanne Jansen. Vertel eens wat meer over haar?” zei hij scherp. “Nee, nu geen uitvluchten verzinnen! Wat is er loos met Sanne? Misschien moeten we haar helpen. Denk je ook niet?”
“Goed, ik zal alles vertellen wat zij me gezegd heeft. Krijg ik dan geen problemen?”
“Jij niet,” zei Bart. “Dat beloof ik.”
“Sannes vader drinkt veel. Iedere avond. Dan wordt hij agressief en…”
“En?”
Maartje schudde het hoofd. “Ik heb beloofd niemand iets te zeggen,” fluisterde ze, “maar het is heel erg. Echt heel erg.”
Maartje begon te snikken en Chantal legde haar arm om haar schouder. Ze keek naar Bart, die aan zijn gezichtsuitdrukking te zien, ook behoorlijk geschrokken was.
“Goed, ik begrijp wel dat het voor jou erg moeilijk is om hier over te praten. Chantal en ik zijn ook geen experts in dit soort situaties natuurlijk.” Hij dacht even na. “We gaan nu samen eerst voor Bella zorgen en dan moeten we maar eens kijken wat we voor Sanne kunnen doen. Misschien moet de politie er bij gehaald worden. Denk je ook niet?”
“Ik wil wel met je vriendin meegaan om aangifte te doen, als het nodig is,” zei Chantal.
Maartje knikte opgelucht. “Ja, dat zou geweldig zijn, ze durft zelf niets tegen haar vader te doen. Misschien kunt u haar helpen, mevrouw. Ze heeft echt geen leven!”
Bart startte de motor weer en ze reden door naar de manege.
Ann, die inmiddels ook was gewaarschuwd, was er bij toen Bella de stal werd binnengebracht. Bart begroette haar en stelde Chantal voor.
“Ik wist niet wat ik hoorde! In de gracht gevallen?” Ontdaan streek ze over Bella’s manen.
“Ja, ze was bijna verdronken,” zei Bart.
“Heb jij haar gereanimeerd?”
“Ze heeft het meeste zelf gedaan, de brandweer heeft haar uit het water getakeld.”
Bart was vervolgens druk in de weer met een uitgebreid onderzoek van Bella. Zijn gsm ging over en Chantal viste die uit zijn zak.
“Hallo?”
Marijke, die belde, was perplex. “Chantal? Mag ik Bart even?”
“Het spijt me, hij heeft nu even geen tijd,” zei Chantal haastig.
“Chantal, snel Bella valt bijna om!” riep Bart en Chantal liet het mobieltje voor wat het was. Samen probeerden ze Bella bij kennis te houden.
“Dit paard is behoorlijk ziek,” zei Bart. “Ik zal vanavond nog met Maartjes vader overleggen, dan brengen we haar morgen naar een paardenkliniek.”
Ann knikte. “Ja, dat lijkt me ook het beste. Ik hoop dat die vader er het geld voor overheeft. Ik heb niet de indruk dat hij veel om het paard geeft.”
Maartje was in tranen en Chantal legde een arm om haar schouder. “We gaan allemaal ons best voor haar doen,” zei ze. “En nu probleem nummer twee.”
“Sanne.”
“Precies.”
Maartje en Chantal vertrokken even later met een taxi. Bart bleef bij Bella en belde het nummer van Van Ravenswaal dat Maartje hem had gegeven.
“In de gracht?” riep de vader van Maartje uit. “En mijn dochter?”
“Met haar is alles in orde, maar Bella moet worden opgenomen in een paardenkliniek.”
Het werd even stil aan de andere kant.
“Wat moet, dat moet, neem ik aan,” klonk het met tegenzin. “Goed, als u denkt dat het paard gered kan worden.”
“Dat denk ik wel, maar het gaat flink veel geld kosten.”
“Maartje houdt zielsveel van dat beest. Meer dan van mij,” klonk het triest. “Ik zal de rekening wel betalen. Regelt u het maar. Doet u wat u kunt.”
“Dank u wel!” zei Bart opgelucht. Dat viel hem alles mee.
Het werd al met al twee uur in de nacht voor hij eindelijk huiswaarts keerde, hij was bij het paard gebleven tot hij er zeker van was dat de merrie in ieder geval geen acute gevolgen aan haar val in de gracht had overgehouden.
Marijke lag allang in bed en hij schoof voorzichtig naast haar om haar niet wakker te maken, maar Marijke sliep niet. Nu ze wist dat hij de hele avond bij Chantal had gezeten, wist ze niet wat ze tegen hem moest zeggen. Bart merkte dat zijn gsm begon te trillen en nam snel op, voor de ringtone Marijke wakker zou maken.
“Chantal?” fluisterde hij. “Is alles goed gegaan?”
“Het ging eigenlijk prima. Maartje en ik zijn naar Sanne gereden, haar vader was er niet. Ik heb een uur met Sanne kunnen praten, ze heeft me van alles verteld en daarna hebben Sanne en ik aangifte bij de politie gedaan. Sanne is vervolgens zolang bij Maartje ingetrokken. Ik heb Maartjes vader en stiefmoeder ontmoet, dat viel me alles mee. Jansen wordt nu verhoord door de politie. Het ziet er slecht voor hem uit.”
“Wat een dag,” zei Bart zacht. Hij voelde zich opeens doodmoe. “Ik spreek je morgen wel. Welterusten.”
Marijke spitste de oren. Met betraande ogen en de rug naar hem toegekeerd vroeg ze zich af wat de toekomst hen zou brengen.
Harmen bekeek de voorwerpen in zijn hand met enige verbazing; toen herkende hij ze. Het waren oorbellen. Goudkleurige oorbellen met grote, plastic, witte hangers. Ze waren in ieder geval niet van Arien geweest, dat wist hij zeker. Hoe kwamen die dingen hier in de badkamer?
Opeens wist hij het: die rare Chantal had zulke oorbellen! Ze moest die dingen hebben verloren toen ze een tijdje terug de badkamer had gebruikt! Dat was alweer een dag of drie geleden, had ze die oorbellen nog niet gemist?
Hij herinnerde zich hoe ze in die badjas aan de keukentafel had gezeten, wachtend op de was uit de droger. Ze had hem anekdotes verteld over haar jeugd op de boerderij. Leuk wel, maar erg vermoeiend.
Hij zuchtte diep. Chantal was op zich om te zien een hartstikke leuke meid en nog sportief ook, ze had het goed opgenomen dat Merel haar onder de modder had gezet, maar hij werd bloednerveus van het mens. Hij had het idee dat ze hem maar zo zo vond. Een armoedzaaier.
Aarzelend pakte hij de telefoon, toen legde hij die weer neer. Nee, hij durfde haar echt niet te bellen! Ze zag hem aankomen.
‘Chantal, ik heb je oorbellen gevonden, zal ik ze even komen brengen?’
Hij durfde het gewoon niet. Ze vond hem toch een stomme boerenkinkel, dat wist hij zeker. Die oorbellen zou ze vast niet missen. Hij stopte ze in de zak van zijn overall en ging vervolgens naar de wei waar Elsa en de ouwe Tinus een beetje sloom lagen te kijken. Zag hij het nu goed? Elsa lag te herkauwen! Dat betekende dat ze gegeten had! En verbeeldde hij het zich nu, of glansde er iets in haar grote koeienogen?
Hij was opgetogen. Dit moest hij Bart vertellen, hij moest toch bij hem langs om de rekening te betalen. Elsa was over haar dip!
Met zijn auto, die intussen gerepareerd was, reed hij naar Bart. Daar viel hij midden in het spreekuur, de wachtkamer zat vol mensen met konijnen, katten en honden.
Merel hielp hem tussen de bedrijven door en was blij verrast te horen dat Elsa en Tinus elkaar uiteindelijk gevonden hadden. “Zie je wel!” zei ze triomfantelijk. “Ik wist het! Een beetje liefde doet wonderen!”
Harmen werd knalrood. Er schoot hem iets te binnen. “Oh, ik heb deze oorbellen bij me thuis gevonden,” zei hij en hij haalde ze uit de zak van zijn overall. “Ze zijn van Chantal en die loopt hier zo’n beetje de deur plat, hoorde ik.”
“Inderdaad.” Merel zuchtte diep. Chantal was de laatste tijd niet bij Bart weg te slaan, iedere keer kwam ze aan met een ander smoesje. De vorige nacht had ze hem zelfs uit bed gebeld met een angstig vermoeden dat de marmot weer op apegapen lag, zoals Marijke het fijntjes aan haar had doorverteld. Bart was er nog naartoe gegaan ook, natuurlijk was er niets aan de hand met de marmot.
“Zou je die oorbellen even aan haar willen geven?” vroeg Harmen. “Dat spaart me een omweg.”
“Welja, dat is goed.” Merel nam de oorbellen in ontvangst en bekeek de jonge boer nog eens peinzend. Harmen was een leuke vent, een beetje verlegen misschien, maar beslist knap en hij had leuke ogen. Het verdriet om zijn overleden vrouw had zijn gezicht misschien wat zorgelijk gemaakt en zijn kleren zagen er niet altijd even schoon uit. Jammer dat hij niemand had om voor hem te zorgen en te zeggen dat hij een keertje naar de kapper moest. Er zou eigenlijk een leuke, zorgzame vrouw in zijn leven moeten komen. Wie kende zij die in aanmerking kwam?
Misschien was Harmen de Boer wel iets voor Chantal van der Merwede? Ja, die twee zouden heel goed bij elkaar passen en als ze eenmaal een vriendje had, liet ze Bart waarschijnlijk ook wel met rust. Twee vliegen in één klap, zo gezegd.
“Ik wilde ook graag een afspraak maken voor het enten van de koeien,” zei Harmen, die geen idee had waar Merel zo vaag om moest glimlachen. “Jullie weten wel welke vaccinaties er gedaan moeten worden.”
“IBR,” zei Merel. “Koeiengriep. Moet hij ook de pinken doen?”
“Nee, alleen IBR.”
Merel noteerde het in haar afsprakenboek. “Het komt voor elkaar!” zei ze. “Vanmiddag om twee uur komen we langs.”
Harmen stak zijn hand op en vertrok.
Merel had een plan. Een plan dat misschien twee problemen tegelijk zou oplossen!
Er kwam een al wat oudere vrouw de praktijk binnen met een langharige hond. “Is de dokter er?” vroeg ze.
“Jazeker, mevrouw Joosten, maar er zijn nog een aantal mensen voor u, zoals u ziet.” De deur naar de wachtkamer stond open.
“Oh. Goed dan, wacht ik wel even. Wat een toestand anders, hè?” zei ze gretig.
“Ik volg u niet helemaal?”
“Met Jansen! Die aannemer!”
“Oh, dat. Ja, heel erg.” Merel probeerde de vrouw naar de wachtkamer te dirigeren.
“Incest. Zijn eigen dochter! Ik hoop dat ze die vent castreren. Oh, daar kwam ik trouwens voor. Pluto moet worden geholpen.”
“Komt allemaal in orde,” zei Merel en ze sloot de wachtkamerdeur achter de vrouw.
“Goedendag, Merel.” Chantal kwam de praktijk binnen. “Heeft Bart het druk?”
“Nogal, ja,” zei Merel stroef. “Kan ik een boodschap aannemen?”
“Nee, het is privé.”
“Oh. Privé. Nou, jammer dan, maar voorlopig heeft hij geen tijd voor je.”
“En vanmiddag?”
“Vanmiddag zijn we bij Harmen de Boer. Al zijn koeien moeten worden gevaccineerd, dus dat duurt wel een uurtje of twee. Als het dringend is, dan kun je hem daar misschien het beste even spreken.” Merels ogen fonkelden.
“Goed, dat doe ik dan wel.”
“Kijk, deze heb je blijkbaar bij Harmen laten slingeren, hij vroeg of ik ze aan je wilde geven.”
“Mijn oorbellen, dank je, ik vroeg me al af waar die gebleven waren.”
Punto, die tegenwoordig overal rondliep, kwam de praktijkruimte binnen en kwispelstaartte.
“Hé, ouwe makker van me, ja, we gaan straks uit. Braaf!”
“Wat een lief beest is het toch,” zei Marijke die Merel koffie kwam brengen. “Jammer dat nog niemand hem heeft opgeëist. Straks belandt hij nog in het asiel.” Toen zag ze Chantal.
“Jij komt zeker weer eens voor Bart?” zei ze koeltjes. “Wat voor smoesje heb je deze keer?”
Chantal keek Marijke verbaasd aan. “Hoe bedoel je, smoesje?”
“Oh, kom nou, je bent hier zo ongeveer de hele dag, iedere dag! ‘s Avonds is hij nu ook al bij jou en je belt Bart zelfs uit zijn bed!”
Merel probeerde Marijkes aandacht te krijgen door te zwaaien.
“Chantal kwam de oorbellen halen, die ze had verloren,” zei ze snel. De hele wachtkamer hoefde geen getuige van deze scène te zijn.
Chantal wilde iets zeggen, maar bedacht zich. “Bedankt, Merel,” zei ze. Ze griste de oorbellen uit Merels hand. “Ik ga en ik spreek Bart daar dan wel.” Ze liep weg.
“Waar?” zei Marijke gespannen.
“Waar wát?”
“Waar gaat ze mijn man ontmoeten?”
“Het heeft niets te betekenen. Echt niet!”
“Waar!”
“Bij Harmen de Boer! Om twee uur!”
“Mooi,” zei Marijke. “Dan ben ik daar ook. Toevallig!”
In de wachtkamer was het muisstil.
“Sodeju,” zei mevrouw Joosten tenslotte. “Ze hebben zeker bonje?”
“Het is die Chantal,” wist een andere vrouw. “Die zit achter Bart aan.”
“Ik vind Bart anders helemaal niet iemand om vreemd te gaan,” meende mevrouw Joosten. “Zijn vader daarentegen, de directeur van de limonadefabriek, toen die nog leefde… Maar ja, die was dan ook niet uit liefde getrouwd, volgens mij, maar om het oude geld van zijn schoonfamilie.”
Het werd weer stil in de wachtkamer, ze konden het water van het lekkende dak op een schotel horen tikken.
“Nu de aannemer failliet is, en bovendien in de bak, zit Bart zeker ook in de problemen?” ging mevrouw Joosten opgewekt verder. “Wie gaat het dak afmaken?”
Niemand had een antwoord, er werden schouders opgehaald en er werd gegeneerd gezwegen.
“Volgende!” kwam Merel melden. “Wie is er aan de beurt?”
“Zij!” wees iemand prompt in mevrouw Joostens richting.
“Ja, laat haar maar even voorgaan. Alsjeblieft.”
Tijdens de lunch was Marijke buiten bezig met de dieren en de was. Bart zat alleen met de drie kinderen aan tafel.
“Dus Saartje had dat touw om haar middel omdat jullie haar in de boomhut wilde hijsen?” zei hij verbaasd.
“Ze kon er niet in klimmen,” vertelde Sven. “Daarom.”
Yuri knikte instemmend.
“Dat was geen goed idee, jongens. Saartje is nog veel te klein voor de boomhut. En ophijsen met een touw…” Hij stopte abrupt, om te zien hoe Marijke buiten de was ophing. Wat had ze nu toch aan, een kort rokje?
“Ben niet te klein!” mokte Saartje. “Ik ben al zoveel!” Ze stak drie vingers op.
“Maar je mag nog niet in de boomhut.”
Marijke was de laatste dagen opvallend stil geweest, maar Bart had geen tijd gehad zich af te vragen wat er loos was.
“Saartje, zet die hagelslag eens neer! Nee, Sven, geen melk inschenken, je hebt nog een halfvol glas. Drink die eerst leeg.”
Wammes, de enorme hond van de familie, bedelde om een stukje ham en hoewel hij in de regel een welopgevoede hond was, gapte hij toch een halve boterham van tafel zodra Bart even niet keek. Punto keek er verbaasd naar.
Karlijn kwam de keuken binnen. “Hallo, hoe is het met mijn favoriete neefjes en nichtje?”
De kinderen sprongen op en omhelsden haar.
“Fijn dat je er bent,” zei Bart. “Ik moet weg. Marijke is buiten bezig.”
“Marijke gaat met je mee, heeft ze je dat niet gezegd?”
“Mee? Naar De Boer? Waarom?”
“Harmen heeft nog een hoop meisjeskleren van Eefje waar ze uit is gegroeid, hij had een advertentie in de krant gezet. Een doos vol kleren in Saartjes maat en iets groter voor maar tien euro. Marijke heeft wel interesse, nu jullie op de kleintjes moeten letten.”
“Oh. Nou, mij best.” Hij opende de achterdeur. “Ik ga nu weg, Karlijn is er, ik begrijp dat je mee wilt?” riep hij naar Marijke.
“Ik kom er aan.” Marijke haalde diep adem. Ze zou die Chantal geen kans geven.
“Wat heb jij nou in vredesnaam aan?” zei Bart toen ze naast hem in de auto stapte. “Is dat rokje nieuw?”
“Nee, Karlijn heeft het me gisteren geleend. En dit topje had ik nog liggen. Hoe vind je dat het me staat? Toch niet te ordinair?”
“Tja, het is wel apart,” zei Bart. “Niet echt jou, zeg maar.” Hij grinnikte. “We pikken Merel even bij haar thuis op. Jeetje, heb je nou ook nog oogschaduw op? We gaan naar Harmen, niet naar het theater?”
Marijke perste beledigd de lippen op elkaar en zweeg.
Merel stond al klaar en ze reden naar de boerderij van Harmen. Kleine Eefje speelde in haar overall op het erf met een speelgoedtractor.
Harmen kwam de stal uit, hij zat onder de gier en stonk een uur in de wind. “Hallo, Bart, Merel, Marijke. Ik heb de doos met kleren in de kamer staan. Ga maar kijken, ik kan zo niet naar binnen.”
Marijke ging de boerderij in en de anderen liepen naar de koeien in de wei die gevaccineerd moesten worden. Merel noteerde het oormerknummer en Bart zette de spuiten. Het ging geroutineerd en snel.
Bij Elsa en Tinus aangekomen, kon Bart alleen maar constateren dat Elsa er nu een stuk beter uitzag. Ze lag rustig te herkauwen, met af en toe een glazige blik in de richting van Tinus, die op zijn beurt dromerig terugkeek.
“Ik hoor violen,” grijnsde Merel. “De romantiek heeft duidelijk toegeslagen tussen die twee.”
“Tinus hoeven we niet in te enten,” zei Harmen. “Die is pas ingeënt. Oh, shit, daar hebben we Chantal ook. Wat moet dat mens nou weer?” Hij zuchtte diep.
Ze keken met verbazing toe hoe Chantal in een spierwit, kort jurkje en op hoge hakjes aan kwam wiebelen.
“Dat is dus een boerendochter,” mompelde Harmen. “Je zou het niet zeggen.”
“Hallo, Bart!” Chantal zwaaide enthousiast in hun richting. “Hoe staat het boerenleven?”
“Marijke krijgt wat van die Chantal,” zuchtte Bart.
“Bart, het gaat over Sanne.” Chantal nam hem even apart. “Heb je al gehoord dat Jansen in voorarrest zit?”
“Ja, natuurlijk, dat weet ik. Het staat trouwens breeduit in de krant.”
“Sorry, dat ik je lastigval. Ik maak me zorgen om Sanne. Dat meisje heeft vreselijke dingen meegemaakt. Ik weet wel dat ze nu door een psychologe wordt begeleid, maar ze zou eigenlijk iets om handen moeten hebben als afleiding. Kan ze jou niet helpen met de dieren of zo?”
“Welja, laat haar maar langskomen, ze kan bijvoorbeeld Punto en Wammes uitlaten of de konijnenhokken schoonmaken.”
“Fijn bedankt. Dan bel ik haar straks wel. Oh, kijk, Marijke is er ook! Wat gezellig!”
Marijke beende met een uitdagend gezicht in hun richting. Ze gaf Harmen een briefje van tien euro. “Ik heb de doos in de auto gezet. Bedankt.”
“Jij ook bedankt. Wat zie je er goed uit, trouwens. Je lijkt nu wel wat op Chantal!” De onhandige opmerking was goed bedoeld, maar veroorzaakte een paar giftige blikken.
Merel keek van Marijke naar Chantal en terug, de spanning was om te snijden. “Wat heeft Eefje een mooie tractor,” zei ze dus maar vlug.
“Geen nieuwe, hoor, maar ze is er blij mee. Ze kan er de hele dag op rondrijden. Waar is ze eigenlijk? Ze is toch niet de stal in gegaan, ik ben bezig met de gierput!”
“De staldeur staat open,” zag Chantal. “En ik zie Eefje ook nergens meer!” Ze begon alvast te rennen in de richting van de stal.
Harmen volgde haar. Merel aarzelde even, toen liep ze ook maar die kant op, steeds sneller.
“Wist jij dat Chantal hiernaartoe kwam?” vroeg Bart aan Marijke.
“Merel heeft het me verteld, ja.”
“Dus die doos met kleren was een smoes? Je wilde me gewoon in de gaten houden? Die hele verkleedpartij, dat is zeker ook vanwege Chantal?”
“Helemaal niet!”
“Marijke…” Hij wilde nog iets zeggen, maar Merel, die even in de stal was geweest, wuifde paniekerig in hun richting.
“Bel een ambulance!” riep ze. “Eefje is in de gierput gevallen! We krijgen haar niet boven!”
Snel renden ze naar de schuur, net op tijd om te zien hoe Chantal pardoes in de vloeibare drek dook. “Ik haal haar er wel uit!” riep ze tussen de bedrijven door. “Ja, ik heb haar!”
Harmen trok Eefje naar boven en begon te reanimeren, Merel nam het na een paar minuten van hem over. Marijke en Bart waren druk met het schoonmaken van het meisje, dat van top tot teen onder de gier zat.
Intussen probeerde Chantal zelf ook uit de gierput te klimmen, maar het lukte haar niet. “Help!” riep ze.
Harmen zag haar kopje onder gaan en trok haar aan een arm naar boven.
Hijgend kwam Chantal de put uit. “Eefje?” bracht ze uit.
“Ze is in orde. Ze haalt adem. De ambulance is onderweg.”
Chantal knikte en zakte in elkaar.
Toen ze bijkwam, lag ze in schone ziekenhuiskleren in een wit bed.
Harmen zat naast haar. “Ik bel de dokter,” zei hij meteen. “Je bent wel een uur min of meer out geweest.”
Chantal merkte dat ze moeite had met praten.
Er verscheen een arts, die haar onderzocht. “U heeft een zware hersenschudding opgelopen toen u in de gierput sprong. U heeft uw hoofd waarschijnlijk gestoten.”
“Niks van gemerkt,” bracht ze met moeite uit.
“We gaan u een tijdje hier houden.”
“Maar mijn marmotten dan…”
“Daar zorg ik wel voor,” beloofde Harmen. “Je hebt Eefjes leven gered, dat is wel het minste dat ik doen kan. Ik dacht even… Het was net als met Arien!” Hij kuchte, hij vocht tegen zijn tranen. “Ik zag haar voor mijn ogen verdrinken en nu jullie…”
Chantal pakte zijn hand.
Hij vermande zich. “Sorry.”
“Geeft niet. Hoe is het met Eefje?” vroeg Chantal.
“Ze had wat ademhalingsproblemen, maar als alles goed gaat, mag ze morgen naar huis,” zei Harmen vermoeid. Hij stond op. “Ik kom vanavond nog even bij je kijken, goed? Tot straks.”
Opeens bukte hij zich en gaf haar een zoen.
Ze waren beiden verlegen met de situatie.
“Sorry!” herhaalde hij.
“Je stinkt naar gier,” zei Chantal.
Hij lachte. “Weet je wel hoe erg jezelf stonk? Je kleren hebben we maar weggegooid.”
“Kan me niet schelen.” Chantal voelde haar hoofd bonken. Ze wachtte tot hij weg was en veegde toen zelf ook een traantje weg. Het was allemaal goed afgelopen.
Chantal doezelde weg en werd een uurtje later wakker. De deur van haar kamer ging open, iemand schuifelde aarzelend naar binnen.
“Maartje, hallo. Kom je me opzoeken, dat is aardig.”
“Meneer Klaver heeft me gebeld, dat u… dat je hier lag. En dat u Eefje uit de gierput gered heeft. Ik mag hier geloof ik niet komen, ik ben te jong.”
“Ach, dat is vast wel in orde. Hoe is het met je?”
“Goed, ik ga straks samen met Sanne de honden van Bart uitlaten. De honden van dokter Klaver. Meneer Klaver. Ik weet niet hoe ik hem moet noemen.”
“Noem hem maar Bart, dat vindt hij wel goed. Fijn dat je samen met Sanne wat leuks kunt doen. Ze heeft het vast heel moeilijk.”
“Nogal, ja. Ze kan er wel over praten. Ze hoeft niet meer naar huis, naar haar vader als die weer vrij komt, dat weet ze al.” “Ze heeft in ieder geval een heel goede vriendin aan jou. Hoe is het met Bella?”
Er kwamen tranen in Maartjes ogen. “Bella had een hersentumor, ze is gisteren geopereerd in de kliniek. Ik was er bij. Linda en mijn vader ook. Bella heeft het gehaald, de operatie viel mee, zeiden ze, maar ze weten nog niet of het wel helemaal goed komt. Dat is afwachten.”
“Ach meisje, wat erg.”
Ze zwegen even.
“Ik wou dat mijn vader u… jou was tegengekomen, in plaats van Linda,” fluisterde Maartje.
“Maartje, luister goed naar me. Linda is erg onzeker over hoe ze een stiefmoeder voor je moet zijn. Dat is net zo moeilijk als stiefdochter zijn. Je moet haar maar een beetje helpen. Goed?”
Maartje wilde iets tegenwerpen, maar knikte. “Ik zal het proberen. Omdat jij het zegt.”
“Ga nu maar, want ik word erg moe.”
Maartje vertrok en Chantal sloot weer haar ogen.
Toen Maartje thuiskwam, trof ze Linda in tranen aan.
“Ik vind het zo erg, van je paard,” snikte ze. “Als het nu maar goed komt met Bella!”
Maartje was stomverbaasd. “Je hebt toch niets met paarden?”
“Nee, maar wel met jou!” Ze knuffelde Maartje. “Laten we hopen dat Bella snel weer de oude wordt. Als Sanne ook thuis is, gaan wij vanavond eens gezellig als meiden onder elkaar naar een film kijken. Een echte huilfilm! Kies maar iets uit!”
Madelène Klaver keek de volgende dag verrast op toen haar schoondochter Marijke opeens voor haar in de zonnige serre van de villa stond.
“Sorry, de achterdeur was open, dus ben ik doorgelopen.”
Madelène legde het fotoalbum dat ze aan het doorbladeren was, weg, en maakte een ongeduldig gebaar, dat ‘ga zitten’ betekende. “Je bent ergens natuurlijk familie,” zei ze weinig vriendelijk, “dus ben je welkom.”
Schuchter nam Marijke plaats in een van de elegante, hoge, witte rotanstoelen en beet nerveus op haar lip. “Bart mag niet weten dat ik hier ben,” zo begon ze.
De ogen van haar schoonmoeder begonnen hoopvol te schitteren.
“Oh, hebben jullie ruzie? Is de idylle over?” vroeg ze gretig.
“Nee, helemaal niet, ik kom vanwege… Melchior Jansen, de aannemer.”
“Hartstikke failliet heb ik gehoord en nu zit hij dus nog in de cel ook.” Madelène lachte schamper. “Dat soort mensen leert het nooit. Ordinair plebs.”
“Wij hebben hem veertigduizend euro aanbetaald voor een dak.”
“Dat was dan knap stom. En dat geld zijn jullie kwijt, natuurlijk.”
“Ja. Nu heb ik een ander bedrijf gevonden die de klus wel wil afmaken.”
“Maar je hebt er geen geld voor en nu wil je het van mij zien los te krijgen.”
Marijke zuchtte en knikte. “Ik hoop dat u me wil helpen met een lening.”
“Zo zo. Een lening. Laten we eerst eens wat thee drinken.” Madelène schonk zelf in, in hoge, dunne kopjes en Marijke vreesde dat ze haar kopje zou omgooien van de zenuwen. Intussen keek Madelène haar geamuseerd aan, ze genoot van haar positie als potentiële geldschieter en ze zou hier zoveel mogelijk gebruik van maken. Dat had Marijke al min of meer verwacht.
“Dat dak moet er snel op, geloof ik?”
“Ja, als het regent, is het verschrikkelijk, het loopt ook in de wachtkamer langs de muren. We hebben wel een groot zeil over het hele dak gespannen, maar dat is ook geen oplossing.”
“Hoe is het eigenlijk met mijn kleinkinderen?” zo veranderde Madelène van onderwerp.
“Prima.”
“Ik zie ze zo weinig. Ik denk dat het goed voor ze zou zijn om wat meer met mij op te trekken. Het zou wat diepgang betekenen in hun opvoeding. Met jouw achtergrond kun je ze natuurlijk niet alles leren en Bart heeft het nu eenmaal te druk om ze wat beschaving bij te brengen, dus daar ligt een taak voor mij. Stuur ze zondag maar langs. Ik zal kijken wat ik kan doen.” De toon was zo dat er geen tegenspraak verwacht werd.
Marijke voelde het bloed naar haar hoofd stijgen, maar beheerste zich. “Ze zullen het vast heel leuk vinden.”
Tevreden dronk Madelène haar thee. “Mooi. Dat is dan geregeld, ik neem ze mee naar een museum, denk ik. Zorg dat ze er een beetje fatsoenlijk uitzien.”
Er viel een stilte.
“En eh, de lening?” vroeg Marijke uiteindelijk.
“Ik spreek je daar zondag wel over. Laten we hopen dat het voorlopig droog blijft. Vanwege de lekkage.”
Marijke kreeg de indruk dat het onderhoud afgelopen was en stond op. “Tot ziens,” zei ze en ze maakte dat ze er vandoor ging. Eenmaal buiten haalde ze diep adem. Bart zou dit nooit goed hebben gevonden, maar wat moest ze anders?
Ze was te voet en slenterde terug naar huis. Het was een mooie dag, overal stonden de voorjaarsbloemen in bloei. Marijke probeerde er van te genieten, maar het lukte niet. Hoe dichter ze bij huis kwam, hoe meer ze begon te twijfelen.
“Is Bart er niet?” vroeg ze aan Merel, die op het erf bezig was Punto te kammen. Ze liepen samen naar binnen.
“Bart heeft nog spreekuur, het loopt weer eens uit. Dat komt door die sterilisatieactie voor katten.”
“Oh, mooi.” Marijke zuchtte. “Is Karlijn al terug met de kinderen?”
“Nee. Marijke, kan ik iets doen? Hebben jullie problemen? De sfeer is de laatste tijd zo…”
“Het komt wel goed. Heb je al iets gehoord van Chantal?”
“Ze is in orde, zei Bart. Harmen de Boer zorgt voor haar marmotten.”
“En Eefje?”
“Die is alweer thuis. Oh, ik moet naar de behandelkamer.”
Marijke bleef achter bij de balie en keek om zich heen. Ondanks de lekkage kon je nog goed zien met hoeveel liefde alles was geverfd en ingericht. Dit hadden ze allemaal met zoveel zorg en enthousiasme opgebouwd, zou het nu verloren gaan?
“Punto, kom, we gaan nog even naar buiten.”
Marijke maakte een lange wandeling. Toen ze thuiskwam, stond Bart onder de douche.
“Mijn moeder heeft gebeld!” riep hij vanonder de warme stralen vandaan. “Ze zegt dat jij met haar hebt afgesproken dat ze de kinderen zondag de hele dag over de vloer heeft. Is dat zo? Waarom heb je me dan niets gezegd?”
“Ik heb de kans nog niet gehad. Ze wil gewoon voor oma spelen, dat is toch niet verkeerd?”
“Ze hebben jouw moeder al als gezellige oma, aan die van mij hebben ze echt niet zoveel.”
“Toe, ik probeer een beetje te schipperen.”
“Ze verpest ze vast.”
“Daar zijn we altijd nog zelf bij.”
“Nou ja, als ze maar niet denkt dat we te koop zijn. Voor geen goud sta ik toe dat ze onze kinderen verknalt!”
Bart kwam de badkamer uit. Marijke grijnsde, maar voor ze iets kon zeggen, ging de telefoon.
“Ik kom er aan!” zei Bart met een spijtig gezicht. “Ik moet weg, een kalf in een stuitligging.”
“Kalverentijd,” mompelde Marijke. Ze gooide hem zijn kleren toe. Zodra hij weg was, pakte ze de telefoon. “Karlijn, ik heb geloof ik iets heel stoms gedaan!” riep ze paniekerig.
“Vertel!”
“Ik heb Barts moeder gevraagd ons financieel uit de brand te helpen. Achter zijn rug om. Ze gaat ons geld lenen.”
“Dat is inderdaad behoorlijk stom,” moest Karlijn erkennen. Ze zuchtte en dacht even na. “Hoor eens, Marijke, wij zijn hier nog wel even in de speeltuin, bereid jij hem maar vast voor,” adviseerde ze haar zus.
“Dat kan niet, hij is weggeroepen voor een spoedgeval.”
“Weet je wat, ik neem de kids mee uit eten, en laat ze vannacht bij mij logeren, ik heb nog van alles voor ze van de laatste logeerpartij. Dan maak jij een gezellig diner voor jullie tweetjes, met kaarsen en zo en dan vertel je hem en passant van die lening.”
“Dank je, maar denk je dat dat lukt?”
“Niet echt. Sterkte.”
Marijke zuchtte. Ze moest alles uit de kast halen vandaag, het zou er om spannen. Ze keek de kamer rond, er mocht wel wat opgeruimd worden. Hierna nam ze een bad, trok de kleren aan die Bart haar het leukst vond staan en toen hij thuiskwam, stond er een heerlijke vleesschotel in de oven, brandden de kaarsen en had Marijke een fles wijn opengetrokken.
Bart plofte neer op de bank en zag het met lede ogen aan. “Heb je de auto in prak gereden?” vroeg hij terwijl hij een glas van haar aanpakte. “O, nee daar reed ik zelf in. Wat is er dan aan de hand? Waar zijn de kinderen?”
“Er is niets aan de hand, de kinderen zijn bij Karlijn voor een spontane logeerpartij! Met het dak eraf is het toch wel erg behelpen hier in huis, vandaar. Ik ben zoals ik al zei bij je moeder geweest,” zo begon Marijke voortvarend.
“Ja, dat weet ik al. Ze wil de kinderen zondag bij zich hebben.”
De telefoon ging en Marijke keek Bart smekend aan. “Het is acht uur! Laat toch een keertje bellen!” zei ze tegen beter weten in.
“Natuurlijk niet. Hallo, met Klaver?”
“Met Maartje hier. Bart, kun je alsjeblieft met de kliniekartsen praten, ze willen Bella vandaag nog een spuitje geven!” klonk het paniekerig. “Ze willen haar laten inslapen!”
Marijke blies alvast de kaarsen uit, want ze voelde wel dat het vanavond niets meer zou worden.
“Maartje, sorry, ik begrijp best dat je verdrietig bent, maar ze weten daar echt wel wat het beste is voor Bella.”
“Alsjeblieft!” riep Maartje wanhopig.
“Goed, ik kom er aan.” Hij haalde verontschuldigend zijn schouders op. “Het spijt me, ik moet naar de paardenkliniek.”
“Hebben ze dan geen dierenartsen daar?” mokte Marijke. “Sorry,” voegde ze er meteen aan toe. “Ik begrijp het wel, echt.”
Bart vertrok en Marijke huiverde even, het tochtte erg in huis. Ze kon het oranje zeil dat over het dak lag, horen klapperen in de wind.
Intussen zat Merel die avond aan de bar van Café Royal aan de Grote Markt van Reeburg en keek naar de gestaag neervallende regen, die riviertjes kronkelde op de ruit. Ze maakte zich zorgen om het dak van Bart. Er moest snel een oplossing worden gevonden.
Het was acht uur, ze had met haar vriendin Lisa afgesproken, maar die had net afgebeld en nu aarzelde ze, zou ze nog even de bui afwachten of opstappen? Het was niet zo druk in het gezellige café, een paar toeristen in fietstenue, een Duits echtpaar van middelbare leeftijd en een jongeman, die net als Merel, wat verloren aan de bar hing.
“Hi,” zei hij somber.
“Hallo.”
“Woon je hier?”
“Ja,” antwoordde Merel.
“Wil je iets van me drinken?”
“Ach, welja. Doe maar een biertje. Dank je.”
Hij schoof twee krukken op in haar richting. “Ik ben hier een tijdje geleden voor het eerst geweest, op doorreis. Zakenreis. Nu heb ik vakantie. Ik verblijf in het Palace hotel.”
“Vond je het hier zo leuk?” zei Merel. “Dat je terug bent gekomen?”
De jongeman zuchtte. Hij was ongeveer dertig, zag er goed verzorgd uit en droeg een spijkerbroek van een exclusief merk.
“Ik heet Merel.”
“Andries. Andries Scholtema van Harnixma.”
“Indrukwekkende naam.”
“Daarom noem ik hem ook,” grijnsde Andries.
“Wacht eens, er is ook een autofabriek met die naam, toch? Scholtema van Harnixma, daar maken ze luxe auto’s op bestelling en die kosten dan een godvermogen.”
“Dat bedrijf is van mij.”
“Sodeju,” zei Merel. “Ik heb nog nooit zo’n auto zien rijden, trouwens.”
“We verkopen ze vooral aan de Emiraten. Aan sjeiks.”
“Voor hun harem.”
“Die extra lange auto’s maken we ook,” zei Andries glimlachend. Hij had een prettige glimlach.
Merel mocht hem wel. “Dus wat brengt je hier in Reeburg?” vroeg ze.
“Een verloren liefde, zeg maar.” Hij leegde zijn glas en bestelde een nieuw rondje. “Ik probeer haar terug te vinden, maar mijn korte vakantie is morgen voorbij.”
Merel zuchtte een beetje spijtig. “Was je erg verliefd op haar?” vroeg ze zacht.
Hij schrok op en lachte. “Het was geen vrouw, hoor!”
Hij wilde nog meer zeggen, maar er kwamen vijf luidruchtige jongens het café binnen die ook aan de bar gingen zitten en hij kon zich niet meer verstaanbaar maken. Intussen hield het op met regenen en Merel trok haar jas aan. Andries liep met haar mee naar de deur.
“Ga je er vandoor?” vroeg hij.
“Morgen weer vroeg op.”
“Wat doe je voor werk?”
“Dierenartsassistente, bij dokter Klaver. Bedankt voor het bier. Doei!” Ze haastte zich naar buiten.
Andries keek haar na en liep vervolgens terug naar de bar. Hij liet de barman een kleine poster zien. “Is het goed als ik dit hier ophang?” vroeg hij.
“Laat eens kijken. ‘Vermist sinds 10 april in de omgeving van Reeburg: Katja, Golden Retriever van 2 jaar.’ Ja, dat is wel goed. Hier heb je plakband, hang maar op het raam. Jouw hond?”
Andries knikte. “Ze is uit de auto ontsnapt toen ik in een motel hier in de buurt, pal aan de snelweg, een zakenlunch had. Ze ging altijd mee, zie je. Ik heb nu eindelijk tijd om haar te gaan zoeken.”
“Op de snelweg, nou dan denk ik niet dat ze ver gekomen is,” zei de barman pessimistisch. “Maar je weet maar nooit.”
“Ze was een ontzettend lief dier. Ik mis haar ontzettend.”
Het lawaai aan de bar werd luider en hij besloot terug naar het hotel te gaan.
Daar werd hij verwelkomd door de puberzoon van de eigenaar, die af en toe de honneurs waarnam voor zijn vader. “Kamer dertien, nietwaar?” zei Nick en gaf hem zijn sleutel.
“Dank je. Zeg, Nick, weet jij waar de dierenartspraktijk van dokter Klaver is? Ik wil daar morgen even langsgaan.”
“Jawel, hoor. Ik maak wel even een schetsje voor u.” Nick tekende de route voor hem op een bierviltje. “Als u zo rijdt, dan kan het niet missen.”
Merel was er de volgende dag niet helemaal bij tijdens het spreekuur voor kleine huisdieren. Haar gedachten dwaalden steeds af naar de vorige avond in het café. Die Andries had iets bijzonders, zijn twinkelende ogen, zijn lachrimpeltjes. Zijn bijzonder interessante achternaam. Ja, ze had er al spijt van dat ze zo vroeg naar huis was gegaan.
“…want afkomst verloochent zich niet,” zei de dame die haar poedel kwam laten inenten op serieuze toon. Ze was de laatste voor die dag. “En mijn Mathilde heeft een stamboom met alleen maar prijswinnaars! Dus u begrijpt dat ik er beslist niet van gediend was toen die straathond van Van der Ende mijn Mathilde zo schandelijk bezoedelde. Zo’n lelijkerd ook nog! Gelukkig waren er geen familiaire consequenties. U weet wel.”
Bart had tijdens het hele consult beleefd gezwegen en af en toe geknikt. Hij zette de poedel, die even hoog piepte toen ze de vaccinatie kreeg, op de vloer. “Klaar. U kunt hierlangs naar buiten. Goedendag.”
De dame keek Bart verbluft aan. Hij was helemaal niet op haar verhaal ingegaan. “Oh. Juist. Tot ziens dan maar. Kom, Mathilde!”
“En wat is er met jou?” vroeg Bart. “Je was nogal afwezig vandaag.”
“Oh, niets. Ik ben blij dat het weekend is. Zal ik Punto nog even uitlaten?”
“Graag. Zorg dat ze niet bezoedeld wordt, ik denk dat ze loops is.”
Merel grijnsde. “Ik zal mijn best doen geen familiaire consequenties op te lopen. Ze is behoorlijk aan het herstellen, hè?”
“Ja, hopelijk lukt het om snel een plekje voor haar te vinden. Anders moet ze naar het asiel.”
Merel dacht even na, maar schudde het hoofd. “Als ik vaker thuis was, zou ik haar wel willen nemen, maar met mijn baan…”
“Nee, dat kun je ook beter niet doen. Je moet er voor waken om je te veel te hechten aan de dieren die bij ons binnenkomen,” zei Bart ernstig. “Je kunt ze niet allemaal opvangen, dan heb je al snel een privéasiel.”
“Ik weet het.”
“We kunnen een advertentie zetten,” opperde Bart.
Hij maakte de behandelkamer schoon voor het weekend, terwijl Merel met Punto de regen instapte. Vervolgens nam hij de post door. De afschrijving van de veertigduizend euro was binnen, met spijt bekeek hij de cijfers. Had hij maar een tijdje gewacht met die aanbetaling!
Hij sloot de praktijkruimte en keek nog even rond. Hoelang zouden ze hier nog kunnen wonen? Hoelang kon hij zijn praktijk nog uitoefenen?
Merel maakte intussen een rondje over de rustige landweg richting de bebouwde kom van Reeburg en liet Punto los op een veldje. De Golden Retriever begon meteen enthousiast te rennen. Ze had vrijwel geen last meer van haar ribben.
Merel merkte dat haar mobieltje overging en nam op. “Hé, hallo Katja, wat leuk van je te horen, hoe is het?”
“Met mij goed, ik vroeg me af hoe het met jou gaat, daar in Reeburg?”
“Oh, prima, hoor. Ik heb echt een fantastische baan.”
“Mooi zo. Vriendje?”
“Tig. Nee, nog niet. Katja, je valt weg. Katja! Katja!” riep Merel. “Hè, verdorie!”
Punto, die bijna tot het eind van de wei was gerend, bleef abrupt staan, spitste de oren, en rende blij kwispelstaartend terug naar Merel.
“Katja?” probeerde die nog eens.
Punto sprong tegen haar op en blafte.
“Ik hoor je niet meer en die hond wordt opeens gek, dus ik schei uit, tot later!”
Punto was nog steeds door het dolle heen, blafte en sprong.
“Wat heb jij nu toch?” mompelde Merel. Er was niets te zien.
Op hetzelfde moment parkeerde Andries zijn auto voor de praktijk van dierenarts Klaver. Hij stak het bierviltje in zijn zak en aarzelde even voor hij uitstapte. Was het niet raar om zomaar bij die Klaver langs te gaan, in de hoop een glimp van Merel op te vangen?
Hij deed het toch. Hij liep naar de deur en probeerde die, maar de praktijk bleek gesloten. Ach ja, het was vrijdagmiddag vijf uur. Hij wilde terug naar zijn auto lopen, toen een stem hem riep.
“Hallo, kan ik iets voor u doen?” vroeg Bart bij de zijdeur.
“Ik kwam eigenlijk voor Merel. Die werkt hier toch?”
“Ja, maar ze is even een hond aan het uitlaten.”
“Oh, goed, bedankt.” Andries draaide zich al om.
“Wacht even,” zei Bart echter. “Merel is zo terug, u kunt wel even binnen op haar wachten?”
“Ach nee, ze weet niet eens dat ik zou komen.”
“Kom toch binnen.”
Andries volgde Bart de woonkamer in, waar Marijke met een stuurs gezicht de strijkwas stond weg te werken, en Saartje en haar broers zaten te spelen.
Bart stelde Marijke aan hem voor.
“Ik heet Andries, ik heb Merel gisteren ontmoet en eh, nou ja, ze noemde u toen als haar werkgever, vandaar.”
Wammes, de enorme hond, liep kalm naar hem toe en liet zich even aaien.
“Vindt u het vervelend, dan zet ik hem wel in de keuken,” zei Bart.
“Nee, hoor helemaal niet, ik heb zelf ook een hond. Gehad.”
“Heeft u zin in koffie?” vroeg Marijke.
“Nou graag.”
Sven liet Andries zijn brandweerauto zien. “Van tante Karlijn gekregen!” glunderde hij.
“En zondag gaan wij naar oma!” voegde Saartje er aan toe.
“Ja,” beaamde Marijke, “ik heb je jurk al gestreken.”
“Moeten die kinderen nou echt zo opgedoft naar mijn moeder?” zei Bart.
“Ja, dat moet!” antwoordde Marijke kortaf voor ze naar de keuken ging.
Bart zweeg en Andries was blij toen Merel de kamer binnenkwam.
“Ik heb Punto buiten gelaten op het achtererf, want ze heeft in die droogstaande sloot liggen rollen. Ze stinkt verschrikkelijk,” zei ze tegen Bart. “Hé, hallo, Andries?”
“Ik dacht, ik zoek je even op. Morgen moet ik weer naar huis.”
“We kunnen misschien samen wat gaan eten?” stelde Merel voor. “Oh, Bart, Punto deed erg raar, ze sprong steeds tegen me op en blafte, nu ook weer tegen die auto die op het erf geparkeerd staat, geen idee wat er met haar aan de hand is.”
“Ik kijk zo wel even bij haar.”
Marijke kwam met koffie.
“Punto is vreselijk smerig,” herhaalde Merel.
“Geeft niet,” zei Marijke. “Ik stop haar straks wel even onder de douche. Ze schijnt douchen wel prettig te vinden.”
“Zo’n hond had ik ook,” zei Andries. “Mijn Golden Retriever vond het heerlijk om in de modder te rollen en het douchen vond ze zo mogelijk nog leuker. Dat hoor je niet veel, de meeste honden hebben daar een hekel aan.”
“Dit is ook een Golden Retriever,” zei Merel. “Misschien ligt het aan het ras. Bedankt voor de koffie. We gaan. Tot maandag!”
“Prettig weekend,” zei Bart.
Ze liepen naar buiten.
“Wat doet dat oranje zeil op het dak?” vroeg Andries.
“Dat is een heel verhaal. Het dak is in reparatie, maar de aannemer is intussen failliet gegaan en nu is het maar de vraag of het werk ooit af komt. Bart heeft al heel wat extra kosten moeten maken om lekkage tegen te gaan. Het weer zit ook tegen.”
Haar gsm ging over.
“Sorry, mijn vriendin,” zei ze verontschuldigend. “Katja! Katja, ik hoor je nog steeds heel slecht. Katja!”
Opeens kwam er een modderige hond van de zijkant van het huis vandaan gerend, kwispelstaartend en opgewonden blaffend.
“Oh, mijn hemel, ze is weer helemaal gek!” riep Merel uit. “Andries, pas op, ze loopt je ondersteboven!”
“Katja!” riep Andries uit en tot grote verbazing van Merel begon hij de smerige, stinkende hond snikkend te omhelzen.
“Voorzichtig, ze is herstellende, ze heeft enkele ribben gebroken,” zei Merel. “Ken je die hond?”
“Jazeker!” juichte Andries. “Dit is mijn hond! Mijn Katja!”
Marijke en Bart stonden in de deur en keken elkaar verbaasd aan.
“Is dat jouw hond?” zei Merel. “Hoe komt die hier?”
Andries legde alles uit en haalde een foto uit zijn binnenzak.
“Kijk, hier staan we beiden op. Katja en ik.”
“Woef!” zei Katja. Het was wel duidelijk dat die twee bij elkaar hoorden.
“Warempel. Dus dat probleem is opgelost,” zuchtte Bart.
Van uitgaan was nu geen sprake meer. Merel en Andries schoven die avond bij het gezin van de dierenarts aan tafel om mee te eten.
Andries moest een paar keer herhalen hoe hij Katja bij de snelweg was kwijtgeraakt. “Jullie hebben er geen idee van hoe ik haar gemist heb. Speciaal om haar te zoeken, ben ik hier een paar dagen in een hotel getrokken. Ik heb de hele stad doorzocht en een paar posters opgehangen. Niemand wist iets.”
Katja was niet meer bij hem weg te slaan.
“Ik ben er niet zeker van of ze welkom is in het hotel,” zei Andries.
“Zeker niet als ze zo vies is; je mag blij zijn als je zelf nog wordt binnengelaten,” meende Merel.
“Punto kan nog wel een nachtje hier blijven,” zei Bart. “Pardon, Katja bedoel ik.”
“Waarom heet ze eigenlijk Punto?” wilde Andries weten.
“De auto die haar aanreed, was een Punto, vandaar.”
“En de bestuurder stapte niet eens uit?” vroeg Andries vol ongeloof.
“Nee. Omstanders hebben haar hierheen gebracht.”
Aan het einde van de avond nam Andries afscheid van Katja.
“Morgen kom ik je halen en dan gaan we naar huis,” beloofde hij.
De hond blafte vrolijk.
Op het erf nam Andries afscheid van Merel. “Ik vond het heel leuk om je te zien, jammer dat onze plannen om uit eten te gaan niet doorgingen, maar het was erg gezellig.”
“Ja, dat vond ik ook. De volgende keer als je in Reeburg bent, spreken we weer af.”
“Goed. Ik kan er maar niet over uit dat Bart Katja niet alleen heeft verzorgd, maar ook in huis genomen?”
“Jazeker.”
“Hij vroeg me niet eens om geld.”
“Nee, hij is niet echt zakelijk. Wel een heel goede dierenarts. Daarom is het ook ze erg dat hij zal moeten stoppen als er geen oplossing komt voor dat dak.”
Merel gaf hem snel een zoen en liep weg. Een beetje spijtig keek hij haar na, voor hij naar het hotel reed.
Die zaterdag kwam Bella, het paard van Maartje, terug uit de paardenkliniek. Nog een beetje zwak van de ingrijpende operatie en nog lang niet de oude, mocht ze toch weer naar haar vertrouwde plaatsje in de manegestal. Bart was erbij toen ze uit de trailer werd geholpen. Maartje en Linda, haar stiefmoeder, stonden met de armen om elkaar heengeslagen toe te kijken.
“Ze is er weer,” verzuchtte Maartje.
Haar vader pinkte zowaar een traantje weg. “Dat ik ooit nog eens zou janken om een stom beest,” zei hij verbaasd.
Ann klopte hem op de schouder.
Intussen onderzocht Bart Bella, die de reis goed had doorstaan. “Het ziet er goed uit,” zei hij dan ook.
“Ik blijf vannacht bij haar,” zei Maartje. “Goed?”
Ann keek even naar Bart, die knikte, en ook Maartjes vader vond het in orde.
“Dan haal ik een slaapzak en wat proviand voor je,” zei Linda.
Bart bleef nog een tijdje, tot hij naar huis moest. Maartje nestelde zich in het stro en hield de wacht bij Bella tot ze haar ogen niet langer kon openhouden.
Intussen reed Bart naar huis. Hij had niet veel haast. De sfeer tussen hem en Marijke was er in de loop van het weekend niet beter op geworden, gepraat hadden ze nauwelijks.
Andries had Katja opgehaald en beloofd snel iets van zich te laten horen.
“Papa, moeten we morgen echt naar oma?” vroeg Sven nadat Bart hem en zijn broertje had voorgelezen.
“Ja, dat vindt ze nu eenmaal leuk. Ze is jullie oma. Jullie gedragen je, hoor! Beloofd?”
“Ja, papa.”
Hij stopte ze in en liep naar beneden, waar Marijke voor de tv zat. “Wat was je laat thuis. Had je een spoedgeval?”
“Ach nee.” Hij had geen zin uit te leggen waar hij geweest was.
“Een ziek marmotje zeker,” mompelde Marijke onverstaanbaar.
Bart pakte de krant. Zijn oog viel op een artikel over de failliete aannemer. Hij smeet de krant nijdig in een hoek.
“Bart, ik moet je iets vertellen,” zei Marijke.
“Ik ben moe, kan het morgen ook?”
“Ja hoor. Zo belangrijk is het niet.”
“Mooi. Dan ga ik alvast naar bed. Welterusten.”
Marijke zuchtte. Zo lauw was het nog nooit tussen hen beiden geweest en het kwam allemaal door die verhipte Chantal en haar marmotten! Ze had behoorlijk veel zin om die Chantal eens een bezoekje te brengen. En waarom ook niet? De kinderen gingen morgen toch naar hun oma, Bart had een hondencursus, dus had ze de handen een paar uur vrij.
Marijke ging laat naar bed, toen Bart allang sliep. Ze lag nog een tijdje te piekeren en naar het klapperen van het grote zeil boven haar te luisteren. Zou Madelène hen echt uit de brand helpen met die lening? Dat zou haar alles meevallen van haar schoonmoeder. Maar hoe nam Bart dat dan op?
Chantal moest het nog rustig aan doen, maar voelde zich die zondag fit genoeg voor een wandeling door de binnenstad van Reeburg. Al na een minuut of tien werd ze echter moe en besloot ze een terrasje op te zoeken. Het was heerlijk weer en ze nam plaats aan een tafeltje langs de gezellige Grote Gracht. De zon weerkaatste op het zacht kabbelende water, waar een paar bootjes voeren. In één van de bootjes ontdekte ze Maartje, die samen met Sanne en Nick aan het spelenvaren was.
“Alles goed?” riep ze.
Maartje knikte en lachte. Sanne viel bijna overboord en gilde. Gelukkig kon Nick haar nog net vastgrijpen.
Chantal glimlachte, het zag er allemaal ontspannen uit, Sanne leek zich ook prima te amuseren. Ze hoopte maar dat alles goed kwam met het meisje.
Het bootje voer onder de brug door. Opeens herinnerde Chantal zich iets, ze stond op en rende naar de overkant van de brug.
“Hoe is het met Bella?” riep ze over het water.
Maartje stak haar duim omhoog. “Ze maakt het goed!”
“Mooi zo!”
Een beetje weemoedig keek Chantal het bootje na, voor ze terug naar het tafeltje liep. Jong zijn was toch wel heerlijk. Zo onbekommerd in een bootje wat rondhangen…
Ze schrok op, een al wat oudere maar zeer elegant geklede dame kwam haar kant op, gevolgd door drie zeer stuurs kijkende kinderen. Het was Madelène Klaver met haar kleinkinderen. De tweeling Sven en Yuri, voor deze dag allebei in een keurige outfit gestoken, ging met de armen over elkaar boos voor zich uit zitten kijken. Saartje, die een wit met roze jurkje droeg, nam al even narrig plaats aan de andere kant van Madelène.
“Ik wil nú naar huis,” zei Saartje beslist.
Haar grootmoeder wenkte de ober. Ze zag er vermoeid uit. “Ik had graag een sherry. Doe maar een dubbele. En whatever voor die kinderen. Als ze maar ophouden met mokken.”
“Ranja? IJsjes?” stelde de ober voor.
“Zie maar.” Madelène had het blijkbaar helemaal gehad met het drietal.
Chantal grinnikte toen Sven zijn tong naar haar uitstak. Ze deed hetzelfde naar hem en hij grijnsde.
Chantal voelde zich opeens erg alleen zo aan dat tafeltje, ze rekende af en liep terug naar huis. Daar wachtten haar de marmotjes, die Harmen had verzorgd toen ze in het ziekenhuis lag. Harmen. Ze had hem nog niet eens bedankt. Misschien had hij vandaag tijd om even langs te komen.
Ze pakte de telefoon, maar bedacht zich. Het was vast leuker om hem te verrassen.
De deurbel ging en Chantal deed open. Tot haar verbazing stond Marijke Klaver op de stoep, met een klein bosje bloemen uit eigen tuin.
“Hallo?” zei Chantal. “Zijn die voor mij, dank je wel.”
“Alsjeblieft. Kan ik je even spreken?”
“Welja, kom binnen.” Chantal vermoedde dat Marijke haar de les kwam lezen en eigenlijk had Marijke daar ook wel alle reden toe, vond ze zelf. Ze had zich wel een beetje misdragen.
“Hoe is het met je?” vroeg Marijke beleefd terwijl ze de keurige woonkamer binnenstapte. Al het wit deed haar zeer aan de ogen.
“Goed. Ik moet het een tijdje rustig aan doen, maar ik hoef gelukkig niet meer op bed te liggen. Ga zitten.”
“Ik blijf liever staan, ik blijf maar even, hoor. Ik vroeg me af…”
Op dat moment ging de telefoon.
“Vind je het goed als ik even opneem?”
Marijke knikte. Ze was wel blij met het uitstel, dit beloofde een moeilijk gesprek te worden.
“Hé, hallo, Harmen, ik ben eigenlijk op weg naar je toe, maar ik kreeg zojuist visite. Ja, nog bedankt voor je goede zorgen, je bent een schat.”
“Nou, nou,” mompelde Harmen verbaasd. “Een schat nog wel.”
Chantal deed er, met het oog op Marijkes aanwezigheid, nog een schepje bovenop. “Echt, ik zou niet weten wat ik zonder jou had gemoeten,” zei ze warm.
“In dat geval: voel je je goed genoeg voor een etentje bij mij thuis? Ik heb een stamppot zuurkool op het menu staan. Schikt het?” hoorde Harmen zichzelf zeggen, tot zijn eigen verbazing. Wat deed hij nu?
“Ja, dat schikt zeker, dan zie ik je zo dadelijk wel.”
“Oh… Wat… Wat drink je erbij?”
“Rode wijn, graag. Dag!” Ze wendde zich vervolgens tot Marijke, die zich opeens een beetje belachelijk voelde. Moest ze nu nog beginnen over Chantals versierpogingen en Bart?
“En, vertel het eens?” zei Chantal monter.
“Ach, weet je, laat ook maar. Ik wil je nog wel het beste wensen en een spoedig herstel. En als je iets nodig hebt, dan zeg je het maar.”
“Dank je.”
Marijke vertrok. Chantal pakte de bloemen die ze van Marijke gekregen had en reed even later met haar autootje naar de boerderij van Harmen de Boer.
Marijke fietste intussen naar huis. Ze was opgelucht dat Chantal blijkbaar haar interesse naar Harmen de Boer had verlegd.
Om zes uur bracht Madelène haar kleinkinderen thuis. Ze kon niet lang blijven, zei ze, terwijl de kinderen zich uitgelaten op Wammes stortten en met hem naar buiten gingen.
“Hebben ze zich een beetje gedragen?” vroeg Marijke.
“Het was erg interessant,” mompelde Madelène nogal vaag. “Laten we het daar maar op houden.”
“Er zit kauwgum in uw haar,” ontdekte Bart.
“O, ja, dat kan. Ik heb een bel geblazen.” Ze kuchte. “Het was een wedstrijdje met Saar. Wie de grootste kon blazen. Ik heb natuurlijk gewonnen.”
“Dus u had een leuke dag met ons kroost?” vroeg Bart.
“Zeker. Dit moeten we echt nog eens doen. Niet te snel, over een tijdje. Een jaar of wat. Bart, en die lening, daar moeten we het ook nog even over hebben.”
“Welke lening?” zei Bart verbaasd.
Marijke beet op haar lip, ze wilde iets zeggen, maar kon niet voorkomen dat Madelène verder ging.
“Heeft ze je dat niet verteld? Je vrouwtje vroeg me om hulp, nu jullie aannemer in de bak zit.”
“Daar weet ik niets van en ik wil het ook niet hebben!” zei Bart. “Wij hebben uw geld niet nodig, mama.”
“Best,” zei Madelène koeltjes. Ze haalde een papier uit haar handtas en verscheurde die. “Dit was een cheque voor veertigduizend euro, maar als jullie me niet nodig hebben, prima. Ik denk dat ik mezelf maar even uitgeleide doe.” Statig verliet ze de woonkamer.
Er viel een lange stilte. De kinderen speelden met Wammes op het erf.
Bart staarde verslagen voor zich uit. Hij zat met zijn rug naar haar toe. Marijke liep aarzelend op hem af, stak haar hand uit en legde die op zijn schouder. Hij kuste haar hand.
“Ik hou van je,” fluisterde hij.
“Ik had het niet achter je rug om moeten doen.”
“Sst, kom, de kinderen zijn nog wel even zoet. Kom mee naar boven.”
“Wat wou je boven doen?” vroeg Marijke onnozel. Toen grijnsde ze. “Hebben we kaarslicht nodig?”
“Geen tijd!”
Ze volgde hem de trap op, naar de slaapkamer, waar het oranje zeil klapperde in de wind.
Sanne Jansen werd wakker en keek verbaasd naar Maartje, die al was opgestaan en aangekleed was. “Wat ben jij vroeg, we hebben toch het eerste uur vrij op maandag?” geeuwde ze. “Trouwens, het is toch alleen maar gezeur over de examens.”
“Weet ik. Ik wil nog even naar Bella, voor school. Ga je mee naar de manege?”
“Welja.” Sanne stond op en liep zuchtend naar de badkamer. Maartje ging naar beneden, waar ze tot haar verbazing Linda en haar vader beiden aan de ontbijttafel aantrof. De tafel was netjes gedekt, met vier placemats. “Is er iets?” vroeg ze achterdochtig.
“Nieuwe regel,” zei haar vader ernstig. “Vanaf nu eten we ’s ochtends en ’s avonds allemaal samen. Aan tafel.”
“Waarom?”
“Dat is beter. Structuur. Is Sanne ook al op?”
“Die komt er zo aan, we gaan naar Bella en dan door naar school.”
“Maar eerst dus ontbijten,” zei Linda.
“Mij best. Ik lust wel wat eigenlijk.”
Linda had er werk van gemaakt, er waren sandwiches, croissants, zachtgekookte eitjes onder eierwarmers, verse sinaasappelsap, verse koffie, melk en thee.
“Gaan we dat nu iedere ochtend zo doen?” vroeg Maartje ongelovig. Ze hapte in een croissant.
Linda zuchtte. “Dat is wel de bedoeling, maar ik weet niet of ik het volhoud. Ik ben niet zo’n ochtendmens.”
“Dan doen we toch om de beurt?” stelde Maartje voor. “Morgen zorgen Sanne en ik voor een net zo lekker ontbijt.”
Linda begon, tot schrik van Maartje, spontaan te snikken.
“Wat is dit nou?” zei Maartje ontdaan. “Wat heb ik gezegd?”
“Het komt door mijn hormonen, denk ik,” mompelde Linda door haar tranen heen. “Ik ben geloof ik een beetje zwanger.”
“Wat?” zei Maartjes vader. “Zwanger?”
“Echt?” riep Maartje uit. “Krijg ik een broertje? Of zusje?”
Linda knikte.
“Dat is fantastisch!” zei Maartjes vader.
Sanne kwam onopgemerkt de keuken binnen. Ze zag de vreugdetranen van Linda en ook hoe Maartje haar stiefmoeder omhelsde.
“Een baby! Dan worden we een echt gezin!” zei Maartje stralend. “Dan zijn we met zijn vieren! Mag ik dan oppassen? En helpen de baby te verzorgen?”
“Natuurlijk! Jij bent de grote zus.”
Sanne draaide zich om en rende naar buiten, hier was ze duidelijk te veel. Ze pakte haar fiets en reed naar de manege.
“Waar blijft Sanne nou?” zei Maartje. “Sanne!”
“Haar fiets is weg,” ontdekte Linda even later. “Ik denk dat ik het wel begrijp. Ze heeft ons vast gehoord en nu denkt ze dat ze weg moet.”
“Sanne zou toch bij ons blijven wonen?” zei Maartje.
Linda knikte. “Ja, daar hebben we het laatst immers over gehad, alleen, Sanne weet dat zelf nog niet!”
“Ik ga haar zoeken,” zei Maartje. Ze fietste even later door de motregen naar de manege. Misschien was Sanne bij Bella?
Ann begroette haar. “Bella knapt behoorlijk op. Ik geloof dat je vriendin al bij haar is. Ze zag er wat bleek uit. Heeft ze weer problemen thuis?”
“Nee, ze woont nu bij ons. Ik leg het nog wel eens uit!”
Maartje haastte zich naar de stal, waar Sanne bezig was Bella te kammen.
“Waarom heb je niet op me gewacht?” hijgde ze.
Sanne zweeg.
“Heb je het gehoord? Linda krijgt een baby! Ik krijg een halfzusje, of halfbroertje!”
“Ja, leuk. Dan zijn jullie een echt gezin, met zijn viertjes. Dat zei je toch?”
“Ik kan niet goed rekenen, dat weet je. Ik bedoelde natuurlijk: met zijn vijven!”
“Ja hoor, dat zal wel.”
“Ik meen het. Mijn vader heeft het gisteren nog met me besproken, wat ik er van zou vinden als jij voorgoed bij ons komt wonen.”
“Echt? Maar dat was voordat hij wist dat er een baby komt.”
“Maar dat maakt helemaal niets uit!”
“En Linda, die ziet dat vast niet zitten, wie wil mij nou in huis…”
“Sanne, jij bent mijn beste vriendin, je hoort er nu ook bij, bij ons gezin.”
“Jeetje, ik weet niet wat ik moet zeggen…”
“Niet gaan janken, hoor! Morgenochtend is het onze beurt om het ontbijt te verzorgen.”
“Ontbijt? Daar doen ze toch niet aan bij jullie?”
“Dat gaat allemaal veranderen. Linda wil haar best doen om iedereen gelukkig te maken. Ik geloof dat ze wel oké is.”
“Ja, dat geloof ik ook wel,” zei Sanne aarzelend. “En je vader ook.”
“Nou dan. Shit, we moeten opschieten, anders komen we te laat op school.”
Giebelend reden ze even later weg.
Ann nam een kijkje bij Bella. “Je wordt wat dikker geloof ik,” zei ze verbaasd. “Wel verdorie, het zal toch niet…” Ze pakte haar mobieltje en belde de dierenartspraktijk. “Bart, met Ann. zou je in de loop van de dag even langs kunnen komen?”
“Is er iets met Bella?” vroeg Bart.
“Nou ja, ik zal me wel vergissen, maar het lijkt wel of ze drachtig is!”
“Bestaat niet,” zei Bart stellig.
“Nou, ik weet het niet. In het najaar, vlak voor ze de hele dag op stal ging, was ze best een beetje hengstig. We hadden toen tijdelijk die jonge hengst bij haar in de wei staan. Ze leken elkaar te negeren, maar misschien is er toch iets gebeurd.”
“Weet je wat, ik kom er meteen aan.” Hij legde de telefoon neer.
Marijke kwam de behandelkamer in gerend. “Bart, we hebben nu ook lekkage in de woonkamer!”
“Ik heb het gezien, er is al een aannemer onderweg.”
“Een aannemer die we dus niet kunnen betalen!”
Bart zuchtte. “Ik weet ook niet hoe we dat gaan doen, maar nu moet ik weg. Merel blijft hier, ik ben zo terug. Tot straks.”
Hij reed even later naar de manege. Het weer was verslechterd, de regen kwam met bakken naar beneden.
Ann stond hem al met een paraplu op te wachten bij de ingang.
“Ik kon het veulen duidelijk voelen!”
Bart onderzocht Bella en moest Ann gelijk geven.
“Onvoorstelbaar dat we het niet eerder in de gaten hadden!” zei hij. “Ook in de paardenkliniek hebben ze er niets van gemerkt. Ik zal haar de nodige vaccinaties geven, misschien dat ik haar wil laten scannen, maar alles ziet er goed uit. Heb je de vader van Maartje al gebeld?”
“Nog niet. Zou jij dat willen doen?” Ann keek een beetje benauwd. “Ik weet niet hoe hij zal reageren. Het is ergens mijn schuld, ik had haar niet bij die hengst moeten laten.”
“Hij zal wel opkijken, ja.”
“Misschien moet je het maar een beetje humoristisch aanpakken,” adviseerde Ann.
Bart pakte zijn gsm en belde het nummer dat Ann hem gaf.
“Hallo, met Van Ravenswaal.”
“Goedemorgen, u spreekt met Bart Klaver, mag ik u gelukwensen met de toekomstige gezinsuitbreiding!”
“Dank u wel,” zei Van Ravenswaal verbaasd. “We zijn er zelf allemaal nog een beetje beduusd van, moet ik u zeggen.”
“Dus u wist het al.”
“Ja, ze voelde zich al een tijdje niet helemaal lekker, hè. We verwachten dat het wel eind oktober wordt voor de geboorte.”
“Ja, dat lijkt mij ook. Ze heeft wel wat extra vitamines nodig en andere supplementen.”
“Ach ja, natuurlijk,” zei Van Ravenswaal, die het gesprek steeds merkwaardiger begon te vinden.
“Ze kan nog wel een paar maanden bereden worden, maar ik zou haar na de zesde maand toch ontzien.”
“Pardon?”
“Een beetje vertroetelen, maar wel voldoende beweging.”
“We hebben het toch wel over mijn verloofde, hoop ik?”
“Ik heb het over Bella. Bella is drachtig.”
“O! Neemt u mij niet kwalijk! Mijn hemel! Bella? Maar die is nog maar pas geopereerd?”
“Het moet van de herfst zijn gebeurd, in de wei.”
“Maartje zal wel opkijken. Bedankt voor uw telefoontje.”
“Wat zei hij?” wilde Ann weten. “Is hij er blij mee?”
“Geen idee. Hij dacht dat ik het over zijn verloofde had.”
“Tjonge, stuur jou maar om een boodschap,” schamperde Ann. Bart haalde de schouders op.
De aannemer die Bart had ingehuurd, klaarde de klus binnen enkele weken. Het dak werd geheel gerepareerd, gerestaureerd en ook de vloer kwam nu af. Nadat ook de laatste kruiwagen met puin van het erf was gereden, zag alles er weer prima uit en was de omgebouwde boerderij weer goed bewoonbaar.
Intussen probeerde Bart regelmatig de bank over te halen hem krediet te verstrekken, maar hij kreeg steeds nul op het rekest. Het waren er de tijden niet naar om hem geld te lenen, zo zei de manager.
De aannemer moest intussen wel gewoon worden betaald en daardoor raakte Bart ook zijn spaarreserves kwijt. Eind juni had hij zelfs geen geld meer om Merel haar salaris uit te betalen.
“Ik ben bang dat je een andere baan moet zoeken,” zei hij spijtig. “Ik kan me geen assistente meer veroorloven.”
“Nee, ik blijf. Voorlopig leef ik wel op mijn spaargeld,” zei Merel echter. “Kun je je leveranciers nog betalen?”
“Niet allemaal. De rekeningen stapelen zich op. Als er niet snel iets gebeurt, moet ik me failliet laten verklaren vrees ik.”
Merel vond het natuurlijk erg zorgelijk, toch was ze niet van plan om Bart in de steek te laten. Maar geld om hem te helpen, had ze ook niet.
De spanningen liepen af en toe nog hoog op in huize Klaver en Marijke sliep er al dagen niet meer van. Bleek en stil liep ze diep in gedachten door het huis. Moesten ze alles opgeven?
Zelfs Wammes voelde dat er iets mis was, hij lag de hele dag zachtjes jankend in zijn mand.
Op een mooie junidag kwamen Sanne en Maartje opgewonden aangefietst, gooiden hun fietsen neer en renden de woonkeuken binnen.
“We zijn allebei geslaagd!” gilde Maartje uitzinnig van vreugde.
“Gefeliciteerd, meiden!” zei Marijke hartelijk.
“We wilden het hier eerst vertellen, voor we gaan feesten. En we gaan echt feesten, reken maar!” zei Sanne. “Samen met Nick! Hij is ook geslaagd.”
Ze stormden weer naar buiten, maar de rust was van korte duur want Chantal kwam onverwachts aanzetten en toonde stralend een enorme ring aan haar vinger. Ze had een stapel tijdschriften bij zich. “Ik heb je hulp nodig bij het uitzoeken van een trouwjurk, want Harmen en ik hebben ons gisteren verloofd,” zei ze. “Is het niet fantastisch?”
“Gefeliciteerd,” zei Bart gemeend. “Volgens mij passen jullie prima bij elkaar.” Hij omhelsde haar onder kritisch toezicht van Marijke, die met de armen over elkaar in de deuropening stond.
“Nu word ik dus toch nog moeder! Eefje wil maar wat graag bruidsmeisje zijn,” babbelde Chantal opgewekt verder.
Marijke zag wel dat Barts hoofd er niet naar stond en nam het gesprek over. “Je trouwt zeker in het wit?” vroeg ze. “Aangezien dat je kleur is?”
Chantal lachte. “Nee, juist niet. Ik denk er over om in rood fluweel te trouwen. Ideetje van Helmie. Als decemberbruid, wat vind jij?”
“Hm, rood fluweel? Maakt dat niet erg dik?”
“O hemel, zou je denken?”
Bart was nodig op het spreekuur en probeerde zijn aandacht erbij te houden. Mevrouw Joosten was er met Pluto en babbelde onafgebroken door.
“En ik zag die man dus ook in de wachtkamer zitten,” zei ze op een gegeven moment, terwijl Bart de oren van Pluto schoonmaakte.
“Welke man?” vroeg Merel, aangezien Bart niet had opgelet.
“Die vent van die aangereden hond. Ik houd alles bij, hoor. Hij heeft zich gisteravond in het hotel ingeschreven, met dat beest en nu zit hij in de wachtkamer.”
“Wat apart,” zei Merel. Zou er iets met Katja aan de hand zijn?
Zodra de volgende patiënt de spreekkamer binnen mocht, nam Merel een kijkje in de wachtkamer. Mevrouw Joosten had gelijk, Andries zat er, met Katja braaf naast zich. Zodra de Golden Retriever Merel zag, sprong ze op en blafte opgewekt.
“Hallo,” zei Merel. “Wie is er aan de beurt?”
“Deze meneer mag wel even voor, hoor,” zei een al wat oudere heer met een klein hondje op schoot.
Andries en Katja liepen met Merel mee naar de wachtkamer.
“Is er iets met Katja?” vroeg Bart nadat hij de enthousiaste hond langdurig had aangehaald.
“Nee, met Katja is alles in orde.”
Merel en Bart keken elkaar vragend aan.
“Maar je komt toch niet zomaar op het spreekuur?” zei Merel.
“Het spijt me, ik wilde je eigenlijk mee uit vragen vanavond, maar ik moet onverwachts op zakenreis, vanavond moet ik al in Berlijn zijn. Daarom ben ik maar in de wachtkamer gaan zitten.”
“Om mij te spreken?” zei Merel.
“Niet echt jou. Eigenlijk kom ik voor Bart.”
“Oh!”
Andries haalde een envelop uit zijn binnenzak. “Bart, ik heb je nog niet echt bedankt voor de goede zorgen voor Katja. Alsjeblieft, ik hoop dat dit voldoende is. Het heeft even geduurd, want ik heb eerst wat research gedaan, informatie over je ingewonnen en zo, maar nu weet ik dat ik hier goed aan doe. Dan ga ik nu meteen maar, tot ziens, en het beste!” Voor ze hem tegen konden houden, was Andries alweer vertrokken, met Katja in zijn kielzog.
“Wat was dat nu?” zei Bart verbaasd.
“Wat heb je gekregen?” wilde Merel weten.
Bart opende de envelop. “Een cheque.”
“Nou, dat komt in ieder geval van pas,” zei Merel. “Hoeveel?”
Bart was echter sprakeloos.
“Laat eens kijken.” Merel nam de cheque van hem over. “Wat? Dat kan niet, zoveel geld? Dat moet een vergissing zijn!”
“Dit kan ik niet aannemen, dit is belachelijk,” zei Bart. “Ik ga hem bellen. Of nee, ik verscheur die cheque gewoon.”
“Wacht! Niet doen! Kijk, er zit een briefje bij. Zal ik het voorlezen?”
Bart knikte.
“Beste Bart en Marijke, nadat Katja was verdwenen, realiseerde ik me dat geld me eigenlijk niet veel zegt. Wat heb ik aan mijn miljoenen op de bank, als ik er niemand een plezier mee doe. Ik heb besloten dat ik mensen ga helpen en aangezien jij zo goed voor Katja hebt gezorgd, wil ik jou als eerste een gift doen. Andries.”
“Vijftigduizend euro,” fluisterde Bart. “Nee, dat kan ik echt niet aannemen!”
“Dat kun je wel,” zei Merel echter. “Voor Andries is het een schijntje, echt.”
“Het voelt niet goed.”
“Ik denk dat Marijke daar heel anders over zal denken!” Merel griste de cheque uit zijn handen en rende naar de woonkeuken, waar Chantal nog steeds zat, ze nam met Marijke diverse magazines door met bruidskleding.
Bart volgde haar.
“Marijke! Kijk eens, wat Andries gedaan heeft! Jullie zijn uit de brand!” juichte ze.
“Oh, mijn hemel, zoveel! Dat kunnen we niet aannemen,” voegde ze er beslist aan toe.
“Jawel hoor!” meende Merel. “Trouwens, jullie hebben geen optie. Dankzij Andries kan ik mijn salaris tenminste gewoon uitbetaald krijgen en kun je je leveranciers betalen.”
“Ja, dat is wel zo,” zei Bart aarzelend. Ze hoorden geblaf vanuit de wachtkamer. “We moeten terug naar het spreekuur, we praten er nog wel over.” Hij kuste Marijke voor hij vertrok.
Chantal glimlachte. “Ik ben blij dat jullie het zo goed samen hebben,” zei ze. “Ik hoop maar dat Harmen en ik ook zo gelukkig zullen worden.”
“Vast wel,” zei Marijke. Ze staarde nog vol ongeloof naar de cheque. Het waren toch echt vier nullen.
Die avond, toen de kinderen op bed lagen, trok Bart een flesje wijn open en hieven Marijke en hij het glas.
“Op Andries,” zei Marijke. “En op Chantal, Harmen, Eefje.”
“En Maartje, Sanne en Bella.”
“Op de liefde.”
“Op ons.”
Marijke wilde net een kaars aansteken, toen de telefoon ging.
Met spijt nam Bart op. “Ik moet er vandoor, er wordt een veulen geboren.”
“Tot straks dan maar.”
Bart vertrok en Marijke zuchtte, maar met een tevreden glimlach stak ze even zo goed de kaars aan.