Recht op erfenis?

Vol verrassingen


Anja werkt als secretaresse voor een notaris die haar niet bepaald aardig behandelt. Als een van zijn cliënten haar een andere baan aanbiedt, grijpt ze die kans dan ook met twee handen aan. Al snel blijkt ze te impulsief gehandeld te hebben door op stel en sprong alle schepen achter zich te verbranden. Ze probeert haar oude baan terug te krijgen, maar bij de notaris wacht haar een vreemde verrassing.


Notaris Berenschot keek verstoord op toen de deur van zijn kantoor openging. Hij was in gesprek met een van zijn cliënten en had zijn secretaresse uitdrukkelijk opdracht gegeven hen niet te storen. Berenschot had maar weinig geduld met mensen die zijn opdrachten niet nauwkeurig uitvoerden en zijn ongenoegen stak hij dan meestal niet onder stoelen of banken. Hij rukte de leesbril van zijn hoofd en keek de jonge vrouw in de deuropening met samengeknepen ogen aan.

“Mevrouw Busch, ik heb u gevraagd...”

Het had Anja Busch veel moeite gekost de instructies die hij haar had gegeven naast zich neer te leggen, want ze wist tevoren al precies hoe hij daarop zou reageren. Ze had dan ook een vuurrood hoofd van de zenuwen, maar kwam toch verder.

“Het spijt me, maar het is belangrijk, meneer Berenschot.”

“Het zal moeten wachten,” blafte hij ongeduldig. “Laat ons alleen!” Hij draaide zich om naar zijn cliënt en lette niet meer op het keurig geklede meisje, dat radeloos haar handen wrong.

“Meneer Berenschot?” probeerde ze nog eens. “Het is echt noodzakelijk dat ik...”

“Verstaat u geen Nederlands?” Hij keek haar zo woedend aan, dat ze het bijna opgaf. Ze draaide zich al om, maar bleef toch weer staan. “Nou?” Het gezicht van de notaris werd donkerrood van woede. “Waar wacht u nog op?”

“Het is de baron.” antwoordde Anja.

“Wat?” Berenschot schoot overeind en keek haar verbijsterd aan. “Weet je het zeker? De baron? Waarom heb je dan niet meteen gezegd? Waar is hij?” Hij kwam met grote stappen op haar toe en duwde haar ongeduldig opzij. “Baron?” riep hij, terwijl hij in de richting van de gang liep. “Het spijt me dat u hebt moeten wachten! Als dat onnozele kind meteen had gezegd dat u er was...” De rest van zijn woorden ging verloren toen de tussendeur achter hem dichtviel.

De man waarmee Berenschot in gesprek was geweest voordat Anja hen stoorde, keek haar meewarig aan en kwam overeind. “Zo te zien heeft de notaris iets belangrijks te regelen.”

Anja ging ervan uit dat ze van hem ook nog eens de wind van voren zou krijgen en keek angstig naar hem op. “Het spijt me, meneer...” In haar zenuwen moest ze even nadenken voordat ze zich de naam van de man kon herinneren. “Meneer Stienstra. Ik weet zeker dat meneer Berenschot...”

“Laat maar zitten, meisje.” De man grinnikte even. “We waren toch bijna klaar. Zeg hem maar dat hij de papieren naar mijn kantoor kan sturen als alles doorgespit is.” Hij wees met zijn kin in de richting van de deur. “Is hij altijd zo'n bullebak? Ik maak zo een plekje voor je vrij op mijn eigen kantoor als je op zoek bent naar ander werk. Het lijkt me geen pretje om zoiets te moéten verdragen.”

Er verscheen een hoopvolle blik in haar ogen.

“Meent u dat echt?” vroeg ze hees.

“Bel maar met mijn secretaresse.” Hij overhandigde haar een kaartje. Als je met haar een afspraak maakt, zorgen we voor een oplossing.” 

“O, dank u wel, meneer Stienstra!” Anja kon haar geluk niet op en greep met een stralende lach zijn hand. “U weet niet wat dit voor me betekent!” 

“Ik begrijp het, kind.” Hij klopte vaderlijk op haar rug voordat hij naar de deur liep. “Niet vergeten,” zei hij nog. “Iemand als jij kan ik altijd gebruiken.” 

In de gang kwam hij oog in oog met de notaris te staan.

“Meneer Stienstra! Het spijt me. Er zijn dringende zaken die geen uitstel dulden. Ik zorg ervoor dat mijn secretaresse...” 

“Doe geen moeite.” Stienstra stak afwerend zijn hand op. “Het is volkomen duidelijk hoe de zaken liggen. Ik vertrouw erop dat ik de stukken morgen op mijn bureau heb.” 

“Uiteraard, meneer Stienstra! Uiteraard!” Berenschot draaide zich om naar Anja. “Waar wacht je op?” siste hij. “Haal zijn jas!”

“Die had ik niet.” Stienstra keek de notaris bedachtzaam aan voordat hij hem koeltjes toeknikte. “Goedemiddag.” Hij negeerde de hand die Berenschot hem toestak en liet zichzelf uit.

“Wat sta je daar dom te kijken?” beet de notaris het meisje toe. “Moet ik dan alles zelf doen?” Hij wachtte niet op antwoord en volgde de baron, die al was doorgelopen naar hét kantoor. “Het spijt me voor het oponthoud, baron,” zei hij met een nederig lachje. “Meneer Stienstra en ik waren in een bespreking verwikkeld en...”

Baron Johan Sloosch van Iepenweezel onderbrak hem met een ongeduldig handgebaar.

“Ik verwacht dat mijn zaken voorgaan, Berenschot,” zei hij kortaf. Hij liet zich zwaar op zijn stok leunend in de stoel tegenover die van de notaris zakken. “Ruim die rommel weg.” Hij wees naar het nog half gevulde kopje koffie dat Stienstra had achtergelaten.”

“Anja!” Berenschot gebruikte nooit de voornaam van zijn medewerkers en het feit dat hij het dit keer wel deed, bewees dat hij uit zijn doen was. “Anja!”

Ze opende haastig de deur van het kantoor en keek hem vragend aan. Hij wees met een priemende vinger naar het kopje en ze schoot naar voren om het weg te halen.

“Heeft u misschien trek in koffie, meneer...” Haast onmerkbaar haalde ze even diep adem voordat ze doorging. “Meneer Sloosch van Iepenweezel?” 

“Meneer?” De oude heer kneep zijn ogen tot spleetjes. Ik moet niks hebben van dat moderne gedoe. Ik ben baron en zo wil ik ook aangesproken worden!”

“Het spijt me.” Anja glimlachte plichtmatig naar hem, maar was niet langer van plan door het stof te kruipen voor de cliënten van de notaris. Nu ze wist dat ze zonder veel problemen een andere baan kon krijgen, voelde ze zich een stuk zelfverzekerder. “Wilt u iets gebruiken, baron?”

Hij keek haar achterdochtig aan, want in haar ogen blonk een ondeugend lichtje.

“Waarom kijk je zo naar me, meisje? Weet je niet dat het onbeleefd is om te staren.”

“Ze gedraagt zich al de hele dag zo eigenaardig.” De notaris lachte ongemakkelijk en boog zich vertrouwelijk voorover in de richting van de baron. “Ik moet bekennen dat ik toe ben aan een hartversterking. Ik heb een heerlijke cognac onder de kurk, die u moet proeven, baron!” Hij maakte een hoofdgebaar in de richting van de antieke kast waarin de drank werden bewaard. Anja liep erheen en greep de fles die helemaal achterin stond. Terwijl ze de kristallen glazen tevoorschijn haalde, ging de notaris verder.

“Waar kan ik u mee van dienst zijn, baron?” vroeg hij op overdreven vriendelijke toon.

Baron Johan Sloosch van lepenweezel behoorde tot de tien rijkste mensen van het land en als zodanig was hij de voornaamste cliënt van het notariskantoor. De adellijke familie had nog gebruik gemaakt van de diensten van de oude heer Berenschot, die het kantoor had gesticht en naderhand had overgedragen aan zijn enige zoon. De notaris had inmiddels zelf ook een respectabele leeftijd bereikt, maar was nog lang niet van plan zijn kantoor aan iemand anders over te dragen.

“Ik wil mijn testament veranderen.” De stem van de baron had iets uitdagends en hij staarde achteloos naar de zilveren knop van zijn stok. 

Berenschot keek hem verbijsterd aan voordat zijn trillende hand omhoog schoot om de spaarzame haren die zich nog op zijn hoofd bevonden achterover te strijken.

“U wilt...”

“Je hebt het goed gehoord!” riep de baron ongeduldig. “Ik wil het veranderen!”

“Maar...” Berenschot kuchte nerveus. “Als ik me goed herinner, is de laatste versie nog geen twee maanden oud.”

“Nou en?” De baron sloeg met zijn wandelstok op de grond. “Ik betaal je ervoor! Het is mijn goede recht om van mening te mogen veranderen!”

“Baron, alles bij elkaar is dit de drieëntwintigste keer dat u het testament verandert, en dan praat ik alleen maar over de afgelopen tien jaar.”

“Daar heeft niemand iets mee te maken, al verander ik het driehonderd keer!” De oude heer sloeg opnieuw met zijn wandelstok op de grond om zijn woorden kracht bij te zetten.

De oude man haalde diep adem en greep het glas dat Anja hem aanreikte, gooide het in één keer achterover en gaf het aan haar terug. “Vul het nog maar een keer,” bromde hij boos. “Die kerel werkt me op de zenuwen.”

Anja moest inwendig lachen toen ze blik zag waarmee Berenschot haar naar de kast volgde. De kostbare fles cognac was alleen bestemd voor de beste klanten en werd angstvallig door hem bewaakt.

“Neemt u ook nog een tweede glas, meneer Berenschot?” vroeg ze onschuldig toen ze het glas weer voor de baron had neergezet. Hij gaf geen antwoord, maar de blik waarmee hij naar haar keek, sprak boekdelen. Anja stond op het punt weer naar haar eigen bureau te gaan, maar de notaris hield haar tegen.

“Wacht, u kunt iets anders voor me doen.” Hij kuchte omstandig. “Ik heb het laatste testament van de baron nodig.” Hij wees naar een van de kasten.

Anja opende die en vond al snel het dossier waarop de naam van de baron stond te lezen. Ze bracht het naar het bureau en sloeg het open voordat ze het voor de notaris neerlegde.

“Precies, precies,” mompelde deze, terwijl hij de stukken haastig doornam. “Anderhalve maand geleden heeft u het hele vermogen en alle roerende en onroerende goederen nagelaten aan de stichting ter bevordering van...”

“Daar wil ik niks meer mee te maken hebben!” riep de oude man boos. “Dat zijn charlatans die geen enkel besef hebben van de verantwoordelijkheid die een dergelijk bezit met zich meebrengt! Ik heb genoeg van al die ideële instanties, die in werkelijkheid alleen een dekmantel zijn voor zakkenvullerij! Ik begrijp niet hoe je zo onzorgvuldig hebt kunnen zijn door me met die lui in contact te brengen! Ik moet er niet aan denken dat zij het fortuin van mijn voorvaderen in handen gekregen zouden kunnen hebben!”

Anja had na een snel handgebaar van haar werkgever plaatsgenomen op een stoel naast de deur. Het kwam wel vaker voor dat Berenschot haar vroeg aanwezig te zijn bij een gesprek met een van zijn cliënten. Ze luisterde maar met een half oor naar wat er gezegd werd, want het aanbod van Stienstra hield haar bezig. Ze wist dat hij eigenaar was van een groot automatiseringskantoor en meer dan vijftig mensen in dienst had. Hij had een goede reputatie en het leek haar een verademing om voor de vriendelijke man te gaan werken na wat ze de afgelopen jaren had meegemaakt op het notariskantoor.

In de tussentijd liet de baron het hele scala van stichtingen waaraan hij de afgelopen jaren zijn vermogen had vermaakt voorbijgaan. Hij wond zich zó op, dat ook het tweede glas cognac in een mum van tijd leeg was. Hij gebaarde Anja zijn glas nog eens bij te vullen en deze vermeed zorgvuldig de blik van haar werkgever, terwijl ze voor de derde keer naar de kast liep.

“Ik zeg je dat ik er genoeg van heb,” riep de baron verhit. “Het is allemaal de schuld van mijn vrouw! Als zij niet zo onvoorzichtig was geweest, hadden we nu een erfgenaam aan wie

ik alles met een gerust hart had kunnen overlaten! Ze wist heel goed dat ik de laatste telg uit het geslacht was, maar ze verdomde het gewoon mij een nakomeling te schenken! Ik had nooit met haar moeten trouwen!”

“Heeft u er na haar dood nooit aan gedacht om nog eens in het huwelijk te treden?” Berenschot wierp een zenuwachtige blik op Anja, terwijl ze inschonk. Hij was eigenlijk veel te gierig om zijn cliënten een zo duur drankje aan te bieden, maar kon dat natuurlijk niet toegeven. Zijn gedachten waren in ieder geval meer bij de fles die steeds leger werd dan bij het gesprek met de baron.

“Nog eens?” De baron begon smadelijk te lachen. “Vrouwen zijn allemaal hetzelfde! Ze hebben het alleen op je geld voorzien! Als ik tevoren geweten had dat het zo zou aflopen, had ik het anders aangepakt! Ze schakelde zelfs een dokter in, die beweerde dat het probleem bij mij lag! Ik heb haar haar gang laten gaan met haar dokters, maar meewerken aan al die onzin heb ik hooit gedaan! Wat weten zulke kerels nou helemaal?” Hij haalde achteloos zijn schouders op en nam een slok van zijn drank. “Als ik het nog eens moest overdoen, zocht ik een of ander jong ding dat wel in staat was me een zoon te geven. Die had ik dan geadopteerd en...” Hij zweeg en maakte een afwijzend handgebaar. “Allemaal lood om oud ijzer, ouwe jongen,” mompelde hij.

Er viel een diepe stilte, waarin hij het glas nog een paar keer naar zijn lippen bracht. 

De notaris haalde een document uit het dossier en keek het luchtig door. Blijkbaar had hij al rekening gehouden met de wispelturigheid van de oude baron, want het conceptontwerp voor het volgende testament lag kant-en-klaar voor hem.

“Wie wordt de volgende begunstigde?” vroeg de notaris. “Heeft u een andere stichting op het oog?”

“Daar heb ik genoeg van!” De baron snoof verontwaardigd. “Nee, dit keer wil ik het anders aanpakken. Ik kies op goed geluk iemand uit aan wie ik alles nalaat.”

“Op goed geluk?” De notaris staarde hem verbluft aan. “Een privépersoon? Dat kunt u niet menen, baron!”

“Dat meen ik zeker!” Hij wees met een bevende vinger naar de telefoon. “Voor mijn part neem je de gids! We zoeken gewoon een naam uit en dat is dat!”

“Baron, dit is echt onmogelijk. Een dergelijk testament zou meteen onderuit gehaald worden voor de rechter.”

“Door wie? Ik heb kind nog kraai en er is niemand die het aan kan vechten! De enige die achter het net vist als ik een begunstigde vind, is eventueel de Nederlandse staat, maar die gaat echt niet procederen.”

“Dat niet, maar het idee is te absurd voor woorden.”

“Wat zeg je?” De baron tuitte boos zijn lippen. “Wat ben jij voor notaris? Je zorgt maar dat het waterdicht is! Ik wil het zo hebben en daarmee is de kous af! Heb je dat goed begrepen?”

De notaris wist dat er geen enkele reden bestond om de geestelijke gezondheid van de baron in twijfel te trekken, want hij liet zich vrijwel wekelijks grondig onderzoeken door een arts.

“Ik geef toe dat zulke problemen zijn op te lossen, maar...” Berenschot dacht koortsachtig na. “Hoe wilt u iets dergelijks regelen? We kunnen moeilijk iemand opbellen en vertellen dat hij of zij uw erfgenaam is geworden. Zoiets kost tijd.”

“Ik heb geen tijd.” De baron staarde bedachtzaam voor zich uit. “Ik ben inmiddels de achtentachtig gepasseerd en ik maak me geen illusies. Ik weet dat ik er een dezer dagen niet meer zal zijn en ik wens dit niet uit te stellen. Heb je dat goed begrepen?”

“Dan zult u iemand aan moeten wijzen waarvan we in ieder geval de personalia hebben. Ik kan natuurlijk mijn eigen naam invullen.” Berenschot lachte als een boer die kiespijn heeft bij het zien van de blik die de baron op hem wierp. “Het was natuurlijk maar een idee,” mompelde hij zwakjes. “Is er niemand uit uw omgeving die in aanmerking komt? Iemand die iets voor u gedaan heeft.”

“Voor mij?” De baron lachte schamper. “Ik hoor wel dat je geen enkel idee hebt hoe voorzichtig je moet zijn als je in mijn positie verkeert. Mensen doen hun uiterste best om je een rad voor ogen te draaien en zijn alleen maar uit op je geld. Nee, ik ben allang van het idee afgestapt dat ik iemand kan vinden die het waard is om mijn erfgenaam te worden. Daarom leek het me een goed idee alles aan een of andere stichting te vermaken, maar dat is ook niks.” Hij slaakte een diepe zucht. “Ik heb hier lang over nagedacht en uiteindelijk heb ik voor deze oplossing gekozen.”

De aandacht van Anja was gewekt en ze luisterde ongelovig naar wat ze te horen kreeg. Ze had al heel wat gekke dingen meegemaakt in de beslotenheid van het notariskantoor, maar dit sloeg alles. Ze kende de excentrieke baron al langer en wist wel dat hij binnen een paar weken weer met iets totaal anders op de proppen zou komen. Berenschot werd tot wanhoop gedreven door de wispelturigheid van de oude heer en ze wist hoeveel moeite het hem kostte om ondanks alles beleefd te blijven tegen de baron.

Zelf had ze het idee dat de oude heer het leuk vond bepaalde mensen een worst voor te houden door hen de erfenis te beloven. Ze was al diverse keren aanwezig geweest bij besprekingen waarbij de hele raad van bestuur van een of andere stichting kwam opdraven als baron Sloosch van lepenweezel die toevallig had uitgekozen tot erfgenaam van de maand. Hij genoot dan zichtbaar van het kruiperige gedrag van de betreffende heren en Anja verdacht hem ervan er een spelletje van te maken. Uiteindelijk zou de erfenis terechtkomen bij degene die toevallig het geluk had de laatste uitverkorene te zijn. Nu hij blijkbaar zelfs zover ging om gewoon een naam uit een telefoonboek te halen, was ook zij met stomheid geslagen.

“Waarom vermaakt u het niet aan uw butler?” vroeg ze plotseling. “Hij heeft u al die jaren geholpen en...”

“Wat zeg je?” De baron hapte naar adem en draaide zich naar haar om.

Anja realiseerde zich pas nu dat ze de woorden hardop had uitgesproken en voelde het bloed naar haar wangen stijgen. In al die tijd dat ze op het notariskantoor werkte, had ze nooit een persoonlijke mening naar voren gebracht. Blijkbaar werkte het aanbod van meneer Stienstra zo bevrijdend, dat ze ineens veel meer durfde. De dreigende blik van Berenschot zorgde ervoor dat ze meteen inbond.

“Ik moet er niet aan denken, zeg!” riep de baron. “Geert de Weerdt is een goeie kerel, maar hij kent zijn plaats. Wat een idee!” Hij keek het meisje doordringend aan. “Nee, ik kies op goed geluk een naam uit en dan zien we wel.”

Anja lette niet langer op haar werkgever en kwam overeind. Ze greep de telefoongids en liep ermee naar de baron.

“U kunt natuurlijk lukraak een naam kiezen, maar wie garandeert u dat die persoon het beter zal doen dat uw butler?”

“De Weerdt is oud,” bromde baron Sloosch van lepenweezel. “Bijna net zo oud als ik. Hij krijgt een goed pensioen als ik er niet meer ben en dat is dat.”

“Wie zegt dat die willekeurig gekozen persoon niet net zo oud zal zijn?”

“Mevrouw Busch, ik geloof niet dat we om uw mening hebben gevraagd.”

“Wacht even, daar zit wat in.” De oude man leunde peinzend op zijn stok. “Ik heb iemand nodig die jong genoeg is en iets van Aerdenzwegel wil maken. “Waar haal ik een dergelijk persoon zo snel vandaan?” Hij keek Anja recht aan en leek een antwoord van haar te verwachten. Ze wierp een timide blik op de notaris voordat ze dat gaf.

“Heeft u echt geen familie meer? Ook geen verre neef of nicht?”

“Natuurlijk niet,” onderbrak Berenschot haar ongeduldig. “Als die er was, zou de oplossing voor de hand liggen.”

“Ik weet het!” riep de baron plotseling. “Ik vermaak het aan haar!” Hij lachte kakelend en gooide zijn hoofd in zijn nek.”

De notaris en zijn secretaresse keken elkaar verbluft aan.

“Ja, je hebt het goed gehoord! Ik vermaak de hele handel aan je hulpje!”

“Dat is geen goed idee, baron,” prevelde Berenschot angstig. “Mevrouw Busch is niet thuis in de financiële wereld.”

“Dat doet er niet toe.” De oude man leunde tevreden achterover in zijn stoel en keek uitdagend op naar Anja, die als aan de grond genageld bij net bureau stond. “Wat zeg je ervan, meisje? Lijkt het je wat om mijn enige erfgenaam te worden?”

Anja haalde diep adem en dacht even na voordat ze antwoord gaf.

“Als u dat graag wilt, ga ik ermee akkoord.”

“Hoor je dat, Berenschot?” Hij lachte opnieuw. “Ze gaat ermee akkoord! Heb je zoiets ooit eerder gehoord?”

“Baron, dit is echt niet verstandig.” De notaris werd steeds zenuwachtiger. “Ik houd wel van een grapje, maar dit is te belangrijk om er zo luchthartig over te doen. Als u me een paar dagen de tijd geeft, zal ik mijn best doen om een goede bestemming voor uw erfenis te vinden.”

“Niet nodig, mijn besluit staat vast.” De oude heer maakte een afwerend handgebaar en wees naar het dossier. “Zet het maar op papier en haast je een beetje. Ik heb geen uren de tijd.”

“Baron...”

“Hoe vaak moet ik het nog zeggen?” riep deze geërgerd. “Ik ga hier pas weg zodra alles geregeld is! Geef me nog maar zo'n drankje, meisje. Je begrijpt toch wel wat dit inhoudt?”

“Natuurlijk, baron.” Anja was van de eerste schrik bekomen en kreeg er plezier in. Ze maakte zich geen enkele illusie en wist wel dat het testament binnen een paar weken opnieuw veranderd zou worden, maar dat deed er niet toe. 

Het gezicht van Berenschot stond op onweer toen hij de documenten naar zich toetrok. Hij keek weer op en wilde iets zeggen, maar schudde slechts zijn hoofd voordat hij zijn pen greep en begon te schrijven.

In de tussentijd had Anja opnieuw een glas cognac ingeschonken voor de baron en dit keer was ze royaler dan ooit. Ze zag dat haar werkgever kookte van woede, maar daar trok ze zich niets van aan. Ze zou binnenkort een andere baan hebben en dan hoefde ze zich nooit meer zorgen te maken over wat hij van haar vond!

“Waarom lach je zo?” De baron keek haar achterdochtig aan toen ze het glas voor hem neerzette. “Denk je soms dat je de buit al binnen hebt? Dan moet ik je teleurstellen. De dokters zijn het erover eens dat ik een ijzeren gestel heb. Ik ben echt niet van plan om binnen afzienbare tijd het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen, hoor.”

“Natuurlijk niet, baron,” antwoordde ze vriendelijk. “U ziet er erg goed uit voor uw leeftijd.”

“Hoezo, mijn leeftijd?” Daarna richtte hij zijn aandacht weer op de man tegenover hem. “Ik waarschuw je, Berenschot. Ik laat dat document nakijken door mijn juristen! Als er ook maar iets instaat waardoor het niet rechtsgeldig is, heb je je langste tijd gehad. Dan zorg ik ervoor dat je je kantoortje kunt sluiten!” 

Berenschot haalde diep adem en schudde weer zijn hoofd. Na ongeveer vijf minuten keek hij op naar Anja. “Ik heb uw personalia nodig, mevrouw Busch.”

“Wat wilt u weten?” Ze lachte allerliefst naar hem en beantwoordde alle vragen die hij haar stelde. Een kwartier later legde hij zijn pen neer.

“Ik heb getuigen nodig,” zei hij onwillig. “Er is verder niemand op kantoor, dus zal de ondertekening van het testament een paar dagen uitgesteld moeten worden.”

“Geen sprake van!” De baron wierp een blik op zijn horloge. “Ik heb hier al meer dan genoeg tijd aan verloren! Je haalt maar wat mensen van de straat om getuige te zijn. Dat hebben we in het verleden wel vaker gedaan.”

“Toch lijkt het me verstandiger dat u een en ander nog even overdenkt voordat u zo'n belangrijke verandering doorzet.”

“Wat jou verstandig lijkt, interesseert me niet. Harmsen zit te wachten in de auto, dus één getuige is er al.” Harmsen was de chauffeur van de baron en bestuurde de oude Bentley waarin deze zich al tientallen jaren verplaatste.

“Ik zal hem roepen.” Anja wilde naar de deur lopen, maar werd tegengehouden door de baron, die haar arm greep.

“Blijkbaar heb je nogal veel haast, meisje.” Hij keek haar doordringend aan voordat hij weer begon te lachen en haar hand losliet. “Vooruit maar,” vervolgde hij achteloos. “Zorg dat die getuigen komen opdraven, zeg maar dat ze vijftig euro kunnen verdienen als ze moeilijk doen.”

Anja hapte even naar adem voordat ze doorliep. Ze ging naar buiten, waar de grote limousine op het parkeerterrein stond. Ze klopte op het raampje aan de bestuurderskant en wachtte totdat het zoemend omlaag gleed. “Goedemiddag, meneer Harmsen,” zei ze vriendelijk. “De baron heeft uw hulp nodig.” 

“Ik kom eraan, juffrouw.” De man tikte beleefd tegen zijn pet en opende het portier. 

Anja liep het trottoir op en keek zoekend om zich heen. Het was nogal fris, waardoor maar weinig mensen op pad waren. Ze zag een ouder echtpaar naderen en liep op hen toe.

“Goedemiddag,” begon ze beleefd, ik ben de secretaresse van notaris Berenschot. Een van onze cliënten wil zijn testament wijzigen, maar op het ogenblik zijn er niet voldoende mensen aanwezig die als getuige kunnen fungeren. Het is maar een kwestie van een paar minuten en ik wilde u vragen of we misschien heel even gebruik van uw tijd mogen maken.”

Man en vrouw keken elkaar aarzelend aan.

“Het kost toch geen geld? En veel tijd hebben we niet.”

“Het is zo gebeurd,” antwoordde Anja met een vriendelijke glimlach. “En er zijn zeker geen kosten aan verbonden.”

“Het lijkt wel wat uit een film, Fred! Als ik het aan Annie vertel, gelooft ze het nooit!” De vrouw keek met een stralende lach naar Anja. “Waar moeten we wezen, meissie?”

“Volgt u mij maar.” Ze maakte een uitnodigend handgebaar in de richting van de deur. “De baron heeft er graag vijftig euro voor over,” zei ze vertrouwelijk. “Ik zal ervoor zorgen dat u het krijgt.”

“Vijftig euro?” De ogen van de man begonnen te schitteren. “De man?”

“Ik denk het wel.” Anja ging hen voor naar het kantoor van haar werkgever en hield uitnodigend de deur open voor het echtpaar.

“Komt u verder, meneer en mevrouw...”

“De Vries, hoor meissie! We heten gewoon maar De Vries, hè pa?” De vrouw keek nieuwsgierig om zich heen. “Ik moet zeggen dat het er allemaal erg duur uitziet, hoor! Ik ben nog nooit in zo'n deftig huis geweest.”

Anja bracht hen naar binnen en even later stelde ze hen voor aan de notaris en de baron. “Meneer en mevrouw De Vries.” 

Nadat alles achter de rug was, gaf de notaris hen allebei een hand.

“Komt u maar met mij mee.” Anja lachte vriendelijk naar de mensen en ging hen voor naar haar eigen bureau, waar ze uit de kleine kas twee bankbiljetten haalde.

“Nou, dat is snel verdiend,” lachte de man, terwijl hij het geld tevreden in zijn portemonnee stopte. “Als je nog eens zo'n akkefietje hebt, ken je me altijd waarschuwen!” Hij gaf Anja een kaartje met zijn naam. “Hou dit maar bij je, meid,” riep hij. “Dan weet je me altijd te vinden.”

Anja wist wel dat ze niets met zijn kaartje zou doen, maar stopte het toch in de la van haar bureau. Ze bracht het paar naar de deur, waar ze nogmaals uitgebreid werd bedankt. Ze wilde net teruggaan naar de kamer van de notaris toen de deur openging. 

“Het was me zoals altijd een waar genoegen om u van dienst te zijn, baron,” zei Berenschot. “Ik hoop dat u nog eens goed na zult denken over uw laatste beslissing. Ik weet zeker dat we een betere oplossing zullen vinden als we daar moeite voor doen.” Hij wierp een snelle blik op zijn secretaresse. 

De baron gaf geen antwoord meer en liet zich door zijn chauffeur naar buiten leiden. Berenschot volgde hen naar de auto en kwam pas terug toen de grote limousine het parkeerterrein al had verlaten. Hij gooide de voordeur met een klap in het slot en beende opgewonden naar het bureau van Anja.

“Ben je nou helemaal gek geworden?” brieste hij woedend. “Hoe haal je het in je hoofd om akkoord te gaan met zo'n belachelijke regeling? Denk naar niet dat je ook maar één cent van zult zien! Het is te gek voor woorden! Een eenvoudig meisje als jij heeft geen enkel besef van de verantwoordelijkheid die een dergelijk bezit met zich meebrengt! Het is dat de baron op het ogenblik niet voor rede vatbaar is, maar ik kan je verzekeren dat ik alles in het werk zal stellen om ervoor te zorgen dat hij zijn testament weer zo spoedig mogelijk verandert!” Zijn hoofd was vuurrood van opwinding en zijn bolle ogen puilden uit hun kassen, terwijl hij woedend op Anja neerkeek.

“Daar hoeft u geen moeite voor te doen.” Ze haalde onverschillig haar schouders op. “Ik weet heel goed dat het testament toch weer veranderd zal worden. Ik heb echt niet de illusie dat ik er financieel beter van word.” Ze haalde diep adem voordat ze doorging. “Ik wil iets anders met u bespreken.”

“Ik zou niet weten wat wij met elkaar te bespreken hebben! Ik kan u zeggen dat ik diep teleurgesteld ben over uw gedrag, mevrouw Busch! Ik had nooit gedacht dat u zo brutaal zou zijn om in te gaan op een dergelijk voorstel! Onder deze omstandigheden moet ik nog eens diep nadenken over de vraag of er voor u nog wel plaats is op dit kantoor. Tot nu toe ben ik er altijd van uitgegaan dat u betrouwbaar bent.”

“Ik begrijp wat u bedoelt.” Ze knikte bedachtzaam voordat ze doorging. “Onder deze omstandigheden lijkt het mij ook onmogelijk om hier te blijven werken.” Anja schoof haar stoel achteruit en stond op. “Gelukkig heeft meneer Stienstra me vanmiddag een baan aangeboden en ik denk dat het voor iedereen beter is als ik die accepteer.”

“Wat?” Berenschot zag er niet bijster intelligent uit toen zijn mond openviel van verbazing. “Een baan? Stienstra? Wanneer? Dat kan ik kan me niet voorstellen.”

Anja liep naar de kapstok en greep haar jas.

“Het viel hem op dat u niet bepaald vriendelijk omgaat met uw personeel.” Ze vermeed zorgvuldig zijn blik, want ze wilde niet laten merken hoeveel ze genoot van dit moment. Ze trok haar jas aan en opende de la van haar bureau. “Het lijkt me verstandig dat ik meteen mijn persoonlijke eigendommen meeneem, want ik ben niet van plan terug te komen.”

“Niet terug te komen?” De notaris hapte naar adem. “Ik houd u aan het contract! U dient een opzegtermijn in acht te nemen en ik sta erop dat ik u zich daaraan houdt!”

“Zoals u weet, heb ik nog heel wat vakantiedagen tegoed.” Ze probeerde zo rustig mogelijk te praten, maar dat kostte haar erg veel moeite. De afgelopen jaren had ze het onvriendelijke gedrag van haar werkgever altijd geslikt. Nu dat niet langer hoefde, moest ze er toch aan wennen dat ze van zich af kon bijten.

“Ik steek er een stokje voor!” riep Berenschot uit. “Ik bel Stienstra en zal er wel voor zorgen dat hij erop terugkomt! Het is een schande om elkaars personeel weg te kapen! Iedere zakenman weet dat zoiets niet hoort!” Hij strekte zijn armen uit en versperde de doorgang toen ze weg wilde lopen. “Ik waarschuw u, mevrouw, Busch! Ik zal het voor deze keer door de vingers zien en dit onverkwikkelijke incident vergeten, maar als u dit doorzet, zal ik ervoor zorgen dat u nergens aan de slag komt.”

“Daar ben ik niet bang voor.” Ze greep de boodschappentas die ze bij zich had omdat ze later op de dag nog naar de supermarkt had willen gaan, maar die nu gevuld was met de persoonlijke dingetjes die ze in de la van haar bureau had bewaard. Ze keek de opgewonden man tegenover haar zo kalm mogelijk aan. “Het spijt me, maar ik wil hier niet langer blijven. Mag ik erdoor?”

Heel even leek het erop dat hij haar wilde tegenhouden, maar plotseling staakte hij zijn verzet.

“Goed, ga maar!” riep hij opgewonden, terwijl hij opzij ging. “Er zijn meer dan genoeg werkzoekenden die in hun handjes zouden knijpen met zo'n goede baan! Ik kan er alleen maar beter van worden!”

Bij de deur draaide ze zich om en keek hem ernstig aan. “Tot ziens, meneer Berenschot. Het spijt me dat het zo is gelopen.”

“Daar zul je nog veel meer spijt van krijgen als ik met je klaar ben!” snauwde hij boos. “Verdwijn nou maar. Voor iemand als u is geen plaats in mijn kantoor!” Hij trok de voordeur met trillende vingers open en duwde haar naar buiten, waarna de deur met een harde klap in het slot werd gegooid.

Buiten bleef Anja even staan, want ze trilde over haar hele lichaam. Ze hield niet van conflicten en probeerde die altijd uit de weg te gaan, maar dit keer was ze toch blij dat ze had doorgezet. De laatste paar maanden was de sfeer op kantoor steeds slechter gevonden, maar tot nu toe had ze daar niets van kunnen zeggen omdat ze geen ander werk kon vinden. Met het kaartje van Stienstra op zak hoefde ze zich daar geen zorgen meer over te maken.

Ze nam zich voor meteen te bellen zodra ze thuis was gekomen en draaide zich nog eens om naar het deftige notariskantoor. Voor het laatst liet ze haar blik over de rijk versierde gevel gaan. Het gebouw ademde macht en gevoel voor traditie uit, maar zij wist als geen ander dat dat alleen een façade was voor de kleinzielige gierigheid die ze de afgelopen jaren zo goed had leren kennen.

Dolgelukkig dat ze deze episode uit haar leven voorgoed achter zich kon laten, greep ze haar tas en liep weg.



De volgende morgen werd Anja op de gebruikelijke tijd wakker. Pas toen ze de dekens terugsloeg en uit bed stapte, realiseerde ze zich dat ze eigenlijk best nog even had kunnen blijven liggen. Het besef dat ze niet meer naar het notariskantoor hoefde, gaf haar een blij gevoel vanbinnen. Onder de douche zong ze uit volle borst mee met de radio en terwijl ze zich aankleedde, nam ze zich voor meteen naar het kantoor van Stienstra te bellen. De vorige dag had ze dat ook al gedaan, maar het was al laat geweest en ze had het antwoordapparaat aan de lijn gekregen. Nadat ze een kopje thee had ingeschonken, draaide ze het nummer. Dit keer werd er vrijwel meteen opgenomen.

“Goedemorgen,” begon ze. “U spreekt met Anja Busch. Meneer Stienstra heeft me verteld dat ik dit nummer kon bellen in verband met...”

“Een ogenblikje, alstublieft!”

Ze werd doorverbonden en kreeg iemand anders aan de lijn. De vrouw luisterde aandachtig naar wat ze te zeggen had, maar reageerde totaal anders dan Anja had gehoopt.

“Het spijt me, maar ik vrees dat er sprake moet zijn van een vergissing. Op het ogenblik hebben we geen enkele vacature.”

“Meneer Stienstra heeft gezegd dat hij iets voor me heeft.” Anja voelde het bloed naar haar hoofd stijgen en kreeg het ineens vreselijk warm. “Hij zei dat hij voor mij altijd wel een plekje zou vinden.”

“Het spijt me, maar dat is echt onmogelijk. Weet u zeker dat u met onze meneer Stienstra hebt gesproken? Hij houdt zich nooit bezig met personeelszaken.”

“Hij heeft me zelf zijn kaartje gegeven!” Haar stem klonk vreselijk onzeker en dat ergerde haar. “Mag ik hem even spreken?”

“Dat is helaas niet mogelijk. Meneer Stienstra is onverwacht naar het buitenland vertrokken en blijft minstens een week weg.” De vrouw ging meteen verder. “Ik denk niet dat het veel zin heeft om nog eens terug te bellen, want dit moet een vergissing zijn. We hebben niemand nodig.”

“Maar hij zei...”

“Luister, ik ben degene die verantwoordelijk is voor het personeelsbeleid en meneer Stienstra laat zulke dingen graag aan mij over. Als u hier wilt komen werken, zult u toch echt een vacature af moeten wachten. Onze medewerkers moeten aan bepaalde eisen voldoen en het is echt niet zo dat iedereen ervoor in aanmerking komt.”

“Dat begrijp ik wel, maar...”

“Het spijt me, maar daar zult u het mee moeten doen.”

Anja hoorde een klik in de lijn en liet de telefoon langzaam zakken. Ze liet zich op een van de stoelen vallen en staarde ontdaan voor zich uit.

Hoe had ze zo dom kunnen zijn om meteen alle schepen achter zich te verbranden? Waarom had ze niet gewoon afgewacht totdat ze zeker wist dat Stienstra het meende? Er stonden tranen in haar ogen en ze beet op haar lip. Wat moest ze nu in hemelsnaam beginnen? 

Hoewel alles in haar ertegen in opstand kwam, begreep ze wel dat er maar één ding opzat. Ze moest teruggaan naar Berenschot en hem smeken haar weer aan te nemen. Het idee dat ze voor hem door het stof moest kruipen maakte haar bijna misselijk, maar ze wist dat dit de enige oplossing was.

Hoe zou de notaris reageren als hij haar zag? Ze lachte bitter, want zoals ze hem kende, zou hij niet eens naar haar luisteren. Ze bekeek haar situatie van alle kanten, maar uiteindelijk besloot ze toch met hem te gaan praten. Per slot van rekening kon hij niet meer doen dan haar wegsturen.

Een kwartier later belde ze met tegenzin aan. De deur werd geopend en Anja hield haar adem in.

Berenschot leek niet eens verbaasd haar te zien, maar zei geen woord. Zijn blik zei haar meer dan genoeg en ze begreep meteen dat het vergeefse moeite was. Ze probeerde iets te zeggen, maar de woorden bleven in haar keel steken. Plotseling ging Berenschot opzij en gebaarde haar binnen te komen.

“Ik weet niet hoe het kan dat u er zo snel bij bent, maar eigenlijk verbaast het me niet eens.” Hij snoof minachtend. “Wie heeft het u verteld?”

“Verteld? Wat verteld?”

“U hoeft zich niet van den domme te houden!” riep de notaris boos. “Ik weet heel goed waarom u hier bent! Het is nooit de bedoeling van de baron geweest dat u alles zou erven! Hij wilde mij alleen maar dwarszitten! Als ik had geweten dat hij zo snel zou sterven...”

“Wat?” Anja keek hem ongelovig aan. “Is er iets met de baron gebeurd?”

“Hij is dood! Gestikt in zijn eigen braaksel!” Berenschot liep met driftige passen naar zijn kantoor en gooide de deur open. “Die oude gek schijnt het gisteravond op een drinken te hebben gezet! De dokter had hem nog zo gewaarschuwd.” Hij draaide zich abrupt naar haar om. “Wie heeft je gewaarschuwd? Harmsen natuurlijk! Ik had het kunnen weten! Hoe is hij aan je adres gekomen?” Hij stak afwerend zijn hand op. “Het doet er niet toe, want ik zal ervoor zorgen dat het testament ongeldig wordt verklaard! Onder deze omstandigheden zal iedere rechter het met me eens mijn dat de manier waarop het testament tot stand is gekomen niet rechtsgeldig is.” Hij raasde door, terwijl Anja zich op een van de stoelen liet zakken. Ze staarde ongelovig voor zich uit en probeerde het nieuws te verwerken.

Zou ze echt recht hebben op de erfenis van de baron? Waarom wond Berenschot zich zo op als er toch geen kans bestond dat het testament ten uitvoer gebracht zou worden? Hoe was het mogelijk dat de baron dood was? De vorige dag was hij in ieder geval nog springlevend geweest!

Anja had geen enkel idee wat er precies gebeurde, maar besloot zich niet zo snel gewonnen te geven. De afgelopen jaren had ze de nodige kennis opgedaan en ze wist heel goed dat Berenschot het laatste testament niet zomaar terzijde kon schuiven.

Ze rechtte haar rug en keek hem ernstig aan.

“Wat bent u van plan?”

“Voor de wet blijft alles bij het oude. De stichting die eerder door de baron was aangewezen, erft zijn eigendommen.”

“Daar ben ik het niet mee eens.” Anja vocht met de moed der wanhoop tegen de opwinding die zich van haar meester maakte. Ze kneep haar handen tot vuisten en deed haar uiterste best de man tegenover haar zo zakelijk mogelijk te woord te staan. Ze wist dat Berenschot behoorlijk gehaaid kon zijn als het nodig was en wilde zich niet in een hoek laten duwen. “Het testament dat de baron gisteren heeft ondertekend en waarin ik word aangewezen als zijn enige erfgenaam is rechtsgeldig. Er is aan alle voorwaarden voldaan en ik sta erop dat u het ten uitvoer brengt.”

“U staat erop?” Hij begon te lachen, maar toch was hij niet zo zelfverzekerd als hij probeerde over te komen. “Als u ook maar één woord tegen iemand zegt over wat hier gisteren is voorgevallen, klaag ik u aan wegens smaad! U heeft geen enkel bewijs in handen.” Hij liep naar de deur en rukte die open. “Ik wil dat u weggaat en waag het niet hier ooit nog een voet over de drempel te zetten!”

Anja kwam overeind, maar maakte geen aanstalten om weg te gaan.

“En het testament? Dat kunt u niet ontkennen.”

“Zover ik weet, bestaat er alleen maar een testament waarin de stichting als erfgenaam wordt aangewezen. Ik heb al contact gehad met de raad van bestuur en ze komen vanmiddag hierheen om een en ander te regelen.” Er stonden zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd, die hij ongeduldig wegwreef met de rug van zijn hand. “Als medewerkster van mijn kantoor is het u uitdrukkelijk verboden iets naar buiten te brengen van wat zich binnen deze vier muren heeft afgespeeld,” beet hij haar toe. “Als u zich daar niet aan houdt, sleep ik u onmiddellijk voor de rechter!”

“Dat kunt u niet doen.” Anja keek hem ongelovig aan. “Ik heb getuigen die aanwezig zijn geweest bij de ondertekening.”

“Harmsen houdt zijn mond als ik hem iets toestop,” blafte hij haar toe. “En dat echtpaar? Je denkt toch niet dat je die mensen terug kunt vinden in een stad met meer dan een miljoen inwoners? Er zijn duizenden mensen die De Vries heten!” Hij liet zich op zijn stoel vallen en lachte uitdagend naar haar. “U hebt geen enkele poot om op te staan, mevrouw Busch. Wees verstandig en laat de zaak verder rusten. Eventueel wil ik wel een goed woordje voor u doen bij de raad van bestuur, maar daar houdt het verder mee op.”

“Een goed woordje?” Anja had op het punt gestaan het op te geven, maar werd plotseling vreselijk kwaad. “Doe geen moeite,” zei ze met trillende stem. “Ik zal zelf ervoor zorgen dat ik krijg waar ik recht op heb.” Ze liep naar de deur en rukte die open. 

Berenschot was opgesprongen en volgde haar naar de gang.

“Wat bent u van plan? Als ik moeilijkheden krijg, komt het u duur te staan! Iemand als u wordt toch niet geloofd. Ik ben notaris en als zodanig...”

“... weet u heel goed wat er gebeurt als u zich niet aan de wet houdt.” Ze greep de klink van de deur. “U hoort nog van me, meneer Berenschot.” Ze liep met knikkende knieën de gang door in de richting van de voordeur. Berenschot volgde haar en riep nog eens dat hij haar voor de rechter zou slepen als ze zijn goede naam in opspraak bracht, maar ze lette niet op hem. Ze wist dat hij nooit zoveel moeite zou doen als het testament inderdaad niet rechtsgeldig was. Ze rukte de deur open en liep naar buiten.



Anja zoog de frisse buitenlucht diep in haar longen en liep zonder op haar omgeving te letten in de richting van de binnenstad. De gebeurtenissen van de laatste vierentwintig uur hadden haar hele leven op zijn kop gezet en nu deed ze haar uiterste best om te begrijpen hoe de zaak precies in elkaar zat. Ze was zo diep in gedachten verzonken, dat ze niet goed uitkeek en pardoes tegen iemand opliep.

“Neem me niet kwalijk,” zei ze geschrokken. “Ik keek niet uit. Ik...”

“Het was mijn schuld.” De goedgeklede jongeman lachte zijn stralend witte tanden bloot en keek iets beter naar het meisje dat voor hem stond. Ze zag er misschien een beetje kleinburgerlijk uit, maar had een mooi gezicht en prachtig haar, dat als een donker kapje rond haar hoofd lag. “Voelt u zich niet goed? U ziet een beetje bleek, mevrouw.”

“Ik, nee...” Ze wankelde even en probeerde de opkomende duizeligheid te negeren. “Neem me niet kwalijk,” zei ze nog eens. “Ik...”

“Ik wilde net naar binnen gaan.” Hij wees naar de deur van een chique grachtenpand. “Ik had misschien iets te veel haast.” Hij lachte nog eens naar haar en greep haar arm. “Het minste wat ik kan doen, is u een kopje koffie aanbieden.” Hij trok haar mee in de richting van de deur en zag dat ze bijna over haar eigen voeten struikelde. “Weet u zeker dat u in orde bent?” 

Er verscheen een onzekere blik in zijn ogen. Rutger van de Vucht was een aankomend advocaat die snel carrière wilde maken en dat streven door niets in gevaar liet brengen. Hij nam de vrouw naast hem aandachtig op, want hij was achterdochtig genoeg om meteen aan drugsgebruik te denken.

Anja lette niet op hem. Ze had haar oog op het bord bij de deur laten vallen en staarde er aandachtig naar.

‘Advocatenkantoor Verbree & Berksma’, las ze en keek de jongeman naast haar iets beter aan.

“Bent u advocaat?”

“Over een paar maanden wel.” Hij lachte vol zelfvertrouwen. “Je gaat me toch zeker niet vertellen dat je op zoek bent naar een advocaat?” Al pratende duwde hij de zware deur open en liet haar voorgaan. Ze betrad een ruime hal, waarin aan het eind een balie stond. Op het moment dat ze binnenkwam, ging een van de deuren die aan weerskanten van de gang lagen open. Een vrouw van middelbare leeftijd kwam op hen af en knikte vriendelijk naar haar. Anja wilde haar gedag zeggen, maar plotseling begon alles voor haar ogen te draaien. Ze slaakte een zachte kreet en zocht steun aan de muur. Het volgende moment was de vrouw al bij haar en legde een arm om haar heen. Ze werd op een van de stoelen geduwd en hoorde vanuit de verte hoe het tweetal met elkaar sprak.

“Nee, ik ken haar niet,” hoorde ze de man zeggen. “Ze is op straat tegen me opgelopen.”

Anja schaamde zich vreselijk en probeerde overeind te komen, maar werd weer teruggeduwd op haar stoel.

“Rustig blijven zitten,” zei de vrouw vriendelijk. “Rutger haalt een glaasje water voor je.”

“Ik? Waar is mevrouw Bierman?.”

“Rutger, doe nou gewoon even wat ik je vraag.” De vrouw ging naast Anja zitten en keek bezorgd naar haar gezicht. “Zal ik een dokter voor je bellen?”

“Nee, dat hoeft niet,” mompelde ze zwakjes. “Het gaat wel weer.” Ze leunde met haar hoofd tegen de muur en sloot heel even haar ogen. Het volgende moment stond de jongeman weer voor haar met een bekertje water. Ze glimlachte beverig naar hem en mompelde een bedankje, waarna ze een slokje nam.

“Het spijt me,” fluisterde ze zacht. “Ik ben een beetje geschrokken van iets.” 

Ze trok Anja mee naar een van de deuren en duwde haar voor zich uit naar binnen. “We zijn hier wel iets gewend.” Ze bood Anja een stoel aan en ging achter haar bureau zitten. “Weet je zeker dat ik geen dokter voor je hoef te roepen?”

De vriendelijkheid van de onbekende vrouw raakte Anja en ze glimlachte door haar tranen heen.

“Nee, dat hoeft niet,” antwoordde ze beverig. Ze nam de tissue aan die de ander haar gaf en veegde ermee over haar ogen. “Ik... Er is iets gebeurd en ik...” Ze wachtte even voordat ze doorging. “Ik zag een bord bij de deur. Bent u advocaat?”

“Ik heb me nog niet voorgesteld.” De vrouw glimlachte en gaf haar een hand. “Ik ben Viola Berksma en dit is mijn advocatenkantoor.”

“Ik heet Anja. Anja Busch.” Ze zweeg en keek de vrouw tegenover haar onderzoekend aan. “Het spijt me dat ik beslag op uw tijd leg, mevrouw...”

“Zeg maar Viola,” onderbrak de ander haar met een afwerend handgebaar. “Hier op kantoor houden we niet van al die overdreven omgangsvormen.”

“Dank u.” Anja wist niet of ze er goed aan deed, maar besloot de vrouw om raad te vragen. “Er is iets gebeurd.” Ze likte nerveus haar lippen. “Ik heb juridische raad nodig.” Ze kuchte verlegen. “Is zoiets duur? Tot nu toe heb ik nog nooit iets te maken gehad met advocaten en ik heb niet zoveel geld.”

“Het eerste consult is gratis,” antwoordde Viola glimlachend. “Toevallig heeft een van mijn cliënten een schikking getroffen, waardoor de rechtszitting van vanmorgen niet doorgaat. Ik heb alle tijd voor je.”

De rust die van Viola Berksma uitging had een weldadige uitwerking op Anja. Ze begon te praten over haar vroegere werkgever en vertelde wat er de vorige dag was voorgevallen. Ze was nog maar net van start gegaan toen de deur van het kantoor open werd geduwd.

“Is hier alles in orde?” Rutger van de Vucht stak grijnzend zijn hoofd om de rand. “Kan ik soms iets voor de dames betekenen?”

“Heb je er bezwaar tegen dat Rutger aanwezig is bij ons gesprek?” informeerde Viola. Ze wenkte hem dichterbij toen Anja meteen haar hoofd schudde. Hij ging zitten en Viola knikte ten teken dat Anja kon doorgaan. Met horten en stoten kwam het hele verhaal eruit.

Viola schudde het hoofd. “Je moet goed naar me luisteren. We hebben geen tijd te verliezen, want als Berenschot echt van plan is het testament dat de baron gisteren heeft ondertekend, weg te moffelen, moeten we onmiddellijk in actie komen. Heb je enig idee hoe de procedure verloopt?”

“Ik begrijp het niet.” Anja keek verward van de een naar de ander. 

Je hebt toch voor hem gewerkt?” Rutger maakte een opgewonden indruk. “Als die baron inderdaad zo vaak zijn testament veranderde, moet je weten hoe zoiets in zijn werk ging. Kreeg hij er bijvoorbeeld zelf een kopie van mee?”

“Nee, die stuurt Berenschot altijd door naar de advocaat van de baron.” Ze keek onzeker van de een naar de ander. “Dat heeft hij gisteren natuurlijk niet gedaan.”

“Dat moet je toch weten?” Rutger was niet langer in staat te blijven zitten en begon zenuwachtig heen en weer te lopen.

“Nee, daar gaat het net om,” antwoordde ze huilerig. “Ik ben weggegaan voordat de post moest worden weggebracht.”

“Het heeft geen zin haar zenuwachtig te maken, Rutger,” zei Viola streng. “Denk je dat Berenschot de kopie gisteren zelf op de bus heeft gedaan?”

“Ik weet het niet.” Ze haalde hulpeloos haar schouders op. “Hij was het niet eens met het testament, maar de baron wilde niet naar hem luisteren. Hij dreigde zelfs een andere notaris te nemen als het niet waterdicht was.” Ze dacht diep na. “Ik kan me herinneren dat hij zei dat zijn jurist het na zou pluizen op fouten.” Ze keek van de een naar de ander. “Voor Berenschot was het erg belangrijk om de baron als klant te houden.”

“In dat geval zal hij zeker geen fouten hebben willen maken,” lachte Rutger uitgelaten.

“Wacht even,” zei Viola. “Weet je nog hoe die advocaat van de baron heet?”

Anja dacht lang na, maar schudde even later haar hoofd.

“Ik kan me alleen herinneren dat het een adres buiten de stad was. Dat viel me op omdat het dorpje zo'n gekke naam had.”

“Dat doet er verder niet toe.” Viola lachte geruststellend naar haar. “Het lijkt mij verstandig dat ik zo snel mogelijk contact opneem met Berenschot.” Haar hand gleed al naar de telefoon die voor haar op het bureau stond. “Ik bel hem en laat hem weten dat je er niet alleen voor staat.”

“Wat moet ik doen als ik echt geen recht van spreken heb?” vroeg ze angstig. “Toen ik voor hem ging werken, heb ik geheimhouding moeten beloven. Als hij me voor de rechter daagt, heb ik geen geld om me te verdedigen.”

“Daar hoef je niet bang voor te zijn.” Viola knikte grimmig. “Ik beloof je dat ik je zaak kosteloos zal behartigen als het testament inderdaad niet rechtsgeldig blijkt te zijn.” Ze keek het meisje afwachtend aan. “Ga je daarmee akkoord?”

“Ja, natuurlijk.” Anja keek verward van de een naar de ander. “Waarom doen jullie dit? Jullie kennen me niet eens.”

“Op de eerste plaats houd ik niet van onrechtvaardigheid en op de twee plaats is dit een zakelijke beslissing.” Viola glimlachte. “Als je inderdaad de erfgename van baron Sloosch van Iepenweezel bent, wil ik dolgraag je advocaat worden.”

“Daar kun je op rekenen.” Anja lachte, maar hield daar weer meteen mee op toen Viola de hoorn van de haak nam en naar het nummer van het notariskantoor vroeg.



Met ingehouden adem luisterde ze naar het gesprek dat volgde. Viola zette in het kort de situatie uiteen en luisterde aandachtig naar het antwoord van de notaris.

“Het spijt me, maar dat is geen bevredigend antwoord, meneer Berenschot.” Viola vermeed de blik van Anja, terwijl ze doorging. “Mijn cliënte heeft me verzekerd dat het testament rechtgeldig is. U weet heel goed welke consequenties het voor u heeft als ook maar de schijn ontstaat dat uw kantoor op welke manier dan ook betrokken is bij zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Er zijn getuigen aanwezig geweest bij de ondertekening.” Ze zweeg en luisterde weer. “Dus nu beweert u plotseling dat er gisteren wel een testament is ondertekend, maar dat het niet rechtsgeldig is! Ik waarschuw u, meneer Berenschot! Als u op deze manier doorgaat, kan ik maar één conclusie trekken!” 

Rutger kwam dichterbij en ging op de rand van het bureau zitten, terwijl hij ingespannen luisterde.

“Ik zal uw voorstel aan mijn cliënte voorleggen.” Plotseling legde Viola haar hand op het mondstuk. “Hij wil met ons praten,” zei ze zacht. “Nu meteen.”

“Waarom?” Anja keek haar angstig aan. “Wat wil hij van me?”

“Ik weet het niet, maar het lijkt me verstandig erop in te gaan.” Viola wierp een blik op haar horloge voordat ze haar hand van het mondstuk haalde. “Meneer Berenschot? Mijn cliënte en ik zijn bereid de zaak met u te bespreken. Heeft u het adres van mijn kantoor? Het lijkt me verstandig dat u meteen hierheen komt.”

Anja kon zelfs op twee meter afstand horen hoe hij tegensputterde. Voor iemand als Berenschot was het haast ondenkbaar dat hij zijn eigen kantoor moest verlaten, maar uiteindelijk kreeg Viola toch haar zin.

“Dat heerschap heeft duidelijk iets te verbergen,” zei ze grimmig nadat ze de telefoon had neergelegd. “En erg sterk staat hij niet, anders zou hij niet eens met ons willen praten.”

“Komt hij hierheen?” Anja kon het bijna niet geloven. Ze speelde zenuwachtig met de zakdoek die ze in haar hand hield geklemd. “Ik vraag me af waarom hij me zo behandelt,” mompelde ze zacht. “Hij wordt er toch niets wijzer van als de erfenis naar die stichting gaat?”

“Waarschijnlijk denkt hij dat hij er op een of andere manier beter van wordt.” Rutger liet zich op een van de stoelen vallen en sloeg zijn lange benen over elkaar. Hij staarde bedachtzaam naar Anja, maar lachte stralend toen ze opkeek en zijn blik ontmoette. “Je hoeft niet bang te zijn,” zei hij troostend. “Mensen zoals die Berenschot kunnen wij wel aan.” Hij sprong weer op en liep naar het raam. “En die getuigen? Kunnen we die mensen niet alvast opbellen?”

“Dat is een goed idee.” Viola knikte goedkeurend. “Heb je enig idee waar ik ze kan vinden?”

“Nee, ik...” Ze zweeg toen ze terugdacht aan de triomfantelijke blik van Berenschot. “Ze heten De Vries,” fluisterde ze met verstikte stem. “Zo heten duizenden mensen. Berenschot zegt dat ik ze toch niet kan vinden.”

“En de chauffeur van de baron? Je zei toch dat hij er ook bij was?”

“Berenschot zegt dat Harmsen vast zijn mond houdt als hij hem iets toestopt.”

“Dat zullen we dan wel zien.” Viola maakte een afwerend handgebaar. “Heb je enig idee waar die Harmsen woont?”

“Harmsen?” Anja trok haar wenkbrauwen hoog op. “Op Aerdenzwegel, natuurlijk. Hij moest altijd beschikbaar zijn voor de baron.”

“En waar ligt dat Aerdenzwegel? We moeten zo snel mogelijk contact met hem opnemen. Voor Berenschot dat doet.”

Anja vertelde hen in welke gemeente het landgoed van de baron lag. “Het is een flink eind hiervandaan,” voegde ze er nog aan toe. “De baron dreigde altijd een notaris te zoeken die te bereiken was.” Ze boog haar hoofd toen ze zich plotseling realiseerde dat ze de oude man nooit meer zou zien. Hij was zeker geen gemakkelijk iemand geweest, maar iets in zijn manier van doen had er toch voor gezorgd dat hem aardig had gevonden. Rutger had de telefoongids al gegrepen en begon er in te bladeren. Plotseling werd er op de deur geklopt. Een andere dame kwam binnen. 

“Ik wil even zeggen dat ik er weer ben, Viola.” Ze wilde doorgaan, maar zweeg toen ze Anja zag. “Neem me niet kwalijk.” Ze glimlachte verontschuldigend. “Ik wist niet dat je in bespreking was.”

“Mevrouw Bierman, dit is Anja Busch, een cliënte van me.” Viola wachtte totdat de twee vrouwen elkaar een hand hadden gegeven. “Misschien kunt u een telefoonnummer voor ons zoeken. Rutger vertelt u wel even wat we nodig hebben.” Ze ging pas door toen het tweetal het vertrek had verlaten. “Wil je aanwezig zijn bij het gesprek met Berenschot? Als je het prettiger vindt om het door mij af te laten handelen, heb ik daar begrip voor.” 

“Nee, ik blijf erbij.” Anja schudde haar hoofd. “Ik wil niet dat hij denkt dat ik bang voor hem ben.” 

De advocate knikte goedkeurend. “Denk eraan dat je niets te verliezen hebt. Als jouw verhaal klopt, is hier iets aan de hand wat het daglicht niet kan verdragen.” Ze keek op toen de deur van haar kantoor weer openging.

“Mevrouw Bierman heeft inlichtingen gebeld, maar schijnbaar had de baron een geheimnummer. Er zit niets anders op dan erheen te gaan.”

Viola dacht even na voordat ze knikte.

“Heb je er tijd voor? We mogen het niet uitstellen, want de getuigenis van de chauffeur kan van doorslaggevend belang zijn in deze zaak.”

“Wil je dat ik erheen ga?” Rutger van de Vucht stond in de deuropening en keek aarzelend van de een naar de ander. “Eigenlijk heb ik er geen tijd voor, Viola. Over een half uur heb ik een bespreking met een van mijn cliënten en vanmiddag moet ik op de rechtbank zijn.”

“Misschien kan mevrouw Bierman je afspraak verzetten. Als je meteen vertrekt, ben je op tijd terug voor de rechtbank.” Viola keek hem ernstig aan. “Dit kan een belangrijke zaak voor ons worden, Rutger. Het is noodzakelijk dat we het goed aanpakken.”

“Ik begrijp het, maar...” Hij aarzelde nog steeds. “Denk je dat die Harmsen met me wil praten? Per slot van rekening kent hij me niet en onder deze omstandigheden lijkt het me zelfs onwaarschijnlijk dat ik binnen word gelaten. Je weet hoe het toe gaat in adellijke kringen.”

“Ik ken de butler persoonlijk.” Anja likte zenuwachtig haar lippen. “Hij was een keer bij de baron toen die weer eens zijn testament kwam veranderen. We hebben een hele tijd met elkaar gesproken.”

“Dan is het beter dat je met Rutger meegaat,” besliste Viola. “Het gesprek met Berenschot kun je aan mij overlaten.”

Anja kwam meteen overeind, maar Rutger was nog niet overtuigd. Hij wilde iets zeggen, maar op dat moment werd er aangebeld. Viola kwam haastig op hen toe.

“Dat zal Berenschot zijn,” zei ze zacht. “Wacht even, mevrouw Bierman!” Ze hield de oudere vrouw tegen toen die de deur open wilde gaan maken. “Ik wil niet dat hij Rutger en Anja ziet weggaan. Gebruiken jullie de achterdeur maar en kom niet terug voordat jullie met die chauffeur hebben gesproken. Het is van cruciaal belang dat hij een verklaring aflegt, Rutger. Je hebt je recorder toch op zak?”

“Nee, die ligt op het bureau.” Hij rende naar de deur van zijn eigen kantoor en griste het ding van tafel, waarna hij het apparaatje in zijn colbertzak stopte. Viola had Anja al naar de achterdeur gebracht, die uitkwam op een parkeerplaats.

“Wees maar niet bang,” zei ze nog. “Iemand als Berenschot...” Ze ging niet verder toen er opnieuw werd aangebeld. Rutger kwam haastig op hen toegelopen en greep de arm van Anja.

“We komen zo snel mogelijk terug,” zei hij over zijn schouder. Het volgende moment ging de achterdeur dicht en trok hij het meisje mee naar een van de auto’s. Hij opende het portier en hielp haar met instappen.

“Ik ben nooit op Aerdenzwegel geweest,” zei ze toen hij zich achter het stuur liet zakken. “Ik weet niet hoe we er moeten komen.”

“Laat dat maar aan mij over.” Hij wierp een voorzichtige blik op de voordeur voordat hij het parkeerterrein verliet en de straat langs de gracht opdraaide, maar er was niemand te zien. Blijkbaar was Berenschot al binnen.

Het was gelukkig niet erg druk op de weg en nog geen kwartier later hadden ze de stad achter zich gelaten. 

“Wees maar niet bang,” lachte Rutger geruststellend. “Als ik iets kan doen om je te helpen, hoef je het alleen maar te vragen. Per slot van rekening word je een van onze beste cliënten als het allemaal doorgaat. Dan kies je toch voor Verbree & Berksma als je advocaten?”

“Ben jij Verbree?” In alle consternatie was Anja zijn naam weer vergeten. 

“Nee, ik heet Van de Vucht. Ik ben eigenlijk nog geen echte advocaat. Je moet als aankomend advocaat een bepaalde tijd op een gevestigd kantoor doorbrengen voordat je ingeschreven wordt. Als alles meezit, mag ik me over een maand of vijf advocaat noemen.” Er viel een lange stilte. Plotseling draaide hij zich weer naar haar. “En jij? Wat ben je nu van plan? Ga je op dat landgoed wonen als je de erfenis krijgt?”

“Dat weet ik niet.” Anja vocht tegen de opkomende paniek. De vragen van Rutger deden haar beseffen dat haar hele leven volledig op zijn kop zou worden gezet als het laatste testament van de baron rechtsgeldig bleek te zijn.

“Je hoeft niet zo angstig te kijken,” lachte Rutger. “Er bestaan ergere dingen dan dit, hoor. Ik zou er heel wat voor geven om in jouw schoenen te staan.”

“Dat weet ik wel.” Haar stem had een vreemde klank en ze moest moeite doen om verder te praten. “Iedereen denkt natuurlijk precies hetzelfde als Berenschot. Als mensen horen wat er gebeurd is, vinden ze vast dat ik geen recht heb op de erfenis. Ik kan er niet tegen als mensen een hekel aan me hebben, Rutger. Als iedereen zo vervelend tegen me gaat doen, wil ik het net zo lief weigeren.”

“Ben je helemaal gek geworden?” Hij draaide verschrikt zijn hoofd naar haar om, maar keek weer meteen voor zich. “Je moet er niet over nadenken,” ging hij op een andere toon door. “Het is heel begrijpelijk dat je nog even aan het idee moet wennen. Ik weet ook niet hoe ik zou reageren als ik plotseling miljonair werd.”

“Miljonair?” Anja werd nog nerveuzer. “Denk je echt dat de baron zo rijk was?”

“Je hebt toch met Berenschot gewerkt?” Rutger kon bijna niet geloven dat het meisje naast hem echt zo naïef was. Hij wierp een achterdochtige blik op haar gezicht, want ineens vroeg hij zich af of het zaakje ook wel klopte. Misschien was ze wel een of andere bedriegster, die hem voor haar karretje spande. Hij zuchtte, want aan haar uiterlijk was in ieder geval niets te zien wat in die richting wees.

“We moeten er hier af,” mompelde hij. “Hoe heet dat landgoed ook alweer?”

“Aerdenzwegel,” mompelde Anja bedrukt. “Meneer De Weerdt vertelde me dat het in de bossen ligt. Er liggen haast geen andere huizen in de buurt en de baron heeft een hoog hek om het terrein laten zetten, want hij was vreselijk bang voor inbrekers. Volgens de butler leek het op het laatst wel een vesting.”

“Wat moet ik me erbij voorstellen? Is het een kasteel of een fort?”

“Ik zei toch dat ik er nog nooit ben geweest?” Anja voelde zich steeds minder op haar gemak en keek hem gekweld aan. 

Wat moest ze zeggen als ze oog in oog kwam te staan met de butler, die de laatste veertig jaar de enige vriend en vertrouweling van de baron was geweest? Ze kon hem toch moeilijk plompverloren vertellen dat zij de erfgename was en als zodanig haar rechten kwam opeisen? Ze zuchtte ongelukkig en schoof heen en weer op de stoel. Het liefst zou ze uit de auto zijn gesprongen om maar niet ermee door te hoeven gaan.

Rutger wees op een bord langs de kant van de weg en glimlachte naar haar.

“We zijn er,” riep hij tevreden. “In minder dan één uur. Nou hoop ik maar dat we dat Aerdenzwegel ook snel kunnen vinden, want ik mag vanmiddag onder geen enkele voorwaarde te laat komen op de rechtbank.” Hij reed stapvoets het dorp in en stopte bij de eerste de beste winkel. “Ik kom zo terug,” zei hij en stapte uit.

Anja keek om zich heen en zuchtte terneergeslagen. Waarom had ze zich verzet toen Berenschot zei dat ze geen recht had op de erfenis? Als ze dat gewoon had geaccepteerd, zou hij haar zeker haar oude baan teruggegeven hebben en hoefde ze nu niet bang te zijn voor wat er op haar afkwam. Ze kauwde zenuwachtig op haar lip en staarde naar de deur van de plaatselijke kruidenierszaak. Waarom duurde het zo lang? De inwoners van het plaatsje moesten toch weten hoe je bij Aerdenzwegel kon komen? Eindelijk ging de deur open en Rutger kwam naar buiten gelopen met een grote kartonnen doos in zijn armen. Hij werd gevolgd door een gezette oudere dame.

“Voorzichtig!” riep ze toen ze bijna de auto waren. Ze had een vreemd hoog stemmetje, dat Anja meteen aan van haar eigen buurvrouwen deed denken. 

Rutger opende het portier en zette de doos met levensmiddelen op de achterbank.

“Anja, ik ben de kokkin van de baron tegengekomen in de winkel,” legde Rutger uit. “Ze rijdt met ons mee naar Aerdenzwegel.”

Anja draaide zich om en gaf de dikke vrouw een hand toen die was ingestapt.

“Ik ben Charlotte Oostwegel,” zei vrouw op plechtige toon nadat Anja zichzelf had voorgesteld. “En ik ben meer dan alleen maar kokkin!” Ze wierp een ontevreden blik op Rutger, die weer achter het stuur ging zitten. “Voor onze arme baron was ik niet zomaar een werkneemster! Hij vertrouwde mij al zijn geheimen toe. Wie ben jij, kindje?” Ze keek Anja nieuwsgierig aan.

“Anja en de baron kenden elkaar persoonlijk,” antwoordde Rutger in haar plaats. Hij gaf Anja een knipoogje voordat hij het contactsleuteltje omdraaide. “Daarom wil ze hem graag de laatste eer bewijzen.”

“De meeste mensen doen zoiets bij de begrafenis.” Charlotte Oostwegel bleef de blik van Anja gevangen houden. “Ik moet niets hebben van al dat moderne gedoe.” Ze snoof afkeurend. “Jullie zijn in ieder geval voor niets gekomen, want de dokter heeft hem weg laten brengen.”

“Waarheen?” Rutger wierp een snelle blik in zijn spiegeltje en ontmoette de priemende kraaloogjes van mevrouw Oostwegel.

“Naar het ziekenhuis, natuurlijk.” Ze boog haar hoofd en haalde een zakdoek tevoorschijn. “Ik kan er nog altijd niet over uit. Wat moet er van ons terechtkomen nu de baron er niet meer is?” Ze drukte haar zakdoekje tegen haar ogen. “We worden vast allemaal op straat gezet! Met de gekke ideeën die hij erop nahield, heeft hij er natuurlijk niet voor gezorgd dat er iets behoorlijks geregeld werd! Het is allemaal de schuld van meneer Geert! Hij wilde nooit een verkeerd woord over hem horen! Als je het mij vraagt, hebben we het allemaal aan hem te danken! De baron was anders dan andere mensen en daar moet je rekening mee houden, zeg ik altijd. Als je als een verstandig mens met hem praatte, deed hij net alsof je gek was geworden. Ik heb mijn beste jaren opgeofferd, maar dat telt blijkbaar niet mee! Hij is nog niet koud, of ik word als een of andere oude vaatdoek in een hoek gegooid.”

“Hoe komt u daarbij?” Anja draaide zich bezorgd naar haar om. “Zo mag u niet denken, mevrouw Oostwegel. Ik weet zeker dat de baron iets voor u geregeld heeft.”

“O ja?” Ze keek gretig op. “Wat dan?”

“Dat weet ik niet.”

“Je weet er ook al niks van!” jammerde de vrouw. “Het is om gek van te worden! Als die arme barones het kon horen, zou ze zich omdraaien in haar graf!” Ze zweeg even toen Rutger voor een kruising stopte. “Hier linksaf.” Ze ging in één adem door. “Onze barones wist tenminste hoe het moest! Als zij niet was gestorven, was alles anders verlopen.”

“Werkte u al op Aerdenzwegel toen de barones nog leefde?” vroeg Anja verwonderd. “Ze is toch al meer dan veertig jaar dood?”

“Ik was veertien toen ik op Aerdenzwegel ging werken en daar ben ik altijd gebleven.” Charlotte Oostwegel duwde haar imposante boezem trots naar voren. “In mijn tijd was het normaal dat je je eigen geluk opofferde voor de familie waarbij je in dienstbetrekking ging. Ik heb er nooit geen spijt van gehad, maar als ik nu zie hoe ik word afgedankt als oud vuil, kan ik alleen maar zeggen dat het een schande is!” Ze vouwde haar armen over elkaar en kneep haar lippen stijf opeen. Lang duurde de stilte niet, want meteen daarop trok ze zich naar voren aan de leuning van de stoel van Anja en wees in de richting van een smal weggetje. “Daar moet je in!” riep ze uit. “Dat zei ik toch?”

Rutger trapte hard op de rem en draaide op het laatste nippertje het smalle pad in. Hij reed een eind door, maar plotseling moest hij weer afremmen omdat hem een grote limousine tegemoetkwam.

“Wat is er nou weer aan de hand?” Charlotte Oostwegel tuurde door het raampje naar buiten. “Waar gaat Harmsen naartoe? Hij weet heel goed dat hij alleen maar in de auto van de baron mag rijden als die erbij is!”

“Is dat Harmsen?” Rutger was nog niet voldoende uitgeweken om de grote Bentley te laten passeren. Hij stopte midden op het pad en duwde het portier open. “Ik ben zo terug.” Hij sprong uit de auto en liep in de richting van de limousine. Anja kon niet horen wat hij zei, want de vrouw op, de achterbank bleef commentaar geven op het feit dat Harmsen zomaar gebruikmaakte van de auto van de baron.

Eindelijk draaide Rutger zich om en kwam teruggelopen naar de auto. Hij wierp een hulpeloze blik op het gezicht van Anja.

“Hij heeft een dringende afspraak die niet kan wachten. Hij komt zo snel mogelijk terug om met ons te praten.”

“Met Harmsen? Wat moeten jullie met Harmsen bespreken?” vroeg Charlotte nieuwsgierig. “Hij moet zich schamen. Onze baron was een man uit duizenden en heeft het zeker niet verdiend dat iedereen een loopje met zijn opdrachten neemt nu hij is komen te overlijden.” Ze bleef maar doorgaan en zweeg pas toen aan ze een hoog smeedijzeren hek passeerden. “Hier moet je uitkijken, jongeman,” zei ze bevelend. “Die brug is al oud en aan de linkerkant zitten de planken los.” 

Ineens sloeg Charlotte sloeg een hand voor haar mond en werd de blik in haar kleine kraaloogjes zo intens verdrietig, dat Anja er een brok van in haar keel kreeg.

“Het doet er niet toe, lieve mevrouw Oostwegel,” fluisterde ze troostend. “Ik begrijp wel hoe u zich voelt.” Ze draaide zich om in haar stoel en greep de hand van de vrouw die op de achterbank zat.

“De baron was alles voor mij,” fluisterde ze met verstikte stem. “Nu is hij er niet meer om voor te zorgen.” Er kwam een droge snik uit haar keel. “Wat moet er van ons terechtkomen?”

“Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken.” Anja wilde niets liever dan haar vertellen dat ze Aerdenzwegel nooit zou hoeven te verlaten, maar wist niet of ze daar verstandig aan deed. Ze wierp een vragende blik op Rutger, die haast onmerkbaar zijn hoofd schudde.

“Je hebt makkelijk praten.” De schouders van de vrouw schokten van het gesnik. “Ik sta moederziel alleen op de wereld zonder mijn baron. Ik zou net zo lief zelf ook zijn gestorven! Het is allemaal de schuld van meneer Geert,” huilde ze overstuur. “Hij wist toch dat hij niet te vertrouwen was? Ik heb nog zo gezegd dat die flessen weggedaan moesten worden!”

“Welke flessen?” vroeg Anja voorzichtig, maar blijkbaar vond mevrouw Oostwegel dat ze al te veel had gezegd. Ze schudde haar hoofd en weigerde antwoord te geven. Anja draaide zich weer om en ineens hield ze haar adem in.

Voor haar eindigde het pad in een grote binnenplaats die haast lag ingesloten tussen het in een vierkant opgetrokken gebouw. Anja was nooit op Aerdenzwegel geweest en had zich een totaal andere voorstelling gemaakt van hoe het eruit zou zien. Nu ze het met haar eigen ogen kon zien, leek het in niets op wat ze ervan had verwacht.

Het kasteel was opgetrokken in een vreemde bouwstijl die ze niet goed kon plaatsen. De donkere stenen die ervoor waren gebruikt werden afgewisseld met houten balken, die met rijk houtsnijwerk waren versierd. Over de hele lengte van het hoofdgebouw liep een overkapt bordes. Het hout van de enorme toegangsdeur was zo donker dat het bijna zwart leek en het koperen beslag erop glom in de stralen van de zon, die net op dat moment tussen de wolken vandaan kwam. De stallen aan weerskanten van het hoofdgebouw waren in eenzelfde stijl gebouwd en stonden met elkaar in verbinding door middel van een lange galerij.

“Je hebt het zeker nog nooit gezien, hè?” Mevrouw Oostwegel zag haar ongelovige blik en vergat op slag haar verdriet. “Dit is een jachtslot, dat de koning honderdzeventig jaar geleden cadeau heeft gedaan aan een van de voorvaderen van de baron.” Ze begon te fluisteren. “Er wordt gezegd dat hij het gebruikte voor stiekeme ontmoetingen met zijn maîtresse, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker. In ieder geval is het afgelegen genoeg voor zoiets.”

“Is het zo in het bezit van de familie Sloosch van Iepenweezel gekomen?” vroeg Anja, die nog altijd haar ogen niet los kon maken van het vreemde gebouw dat een haast magnetische aantrekkingskracht op haar uitoefende. Hoewel het er in feite behoorlijk naargeestig uitzag, kon ze zich niet herinneren ooit iets mooiers gezien te lebben.

“Ja, ze hebben het van hem gekregen.” Charlotte Oostwegel duwde haar portier open. “Jongeman, ik wil uitstappen.”

Rutger kwam snel achter het stuur vandaan en hielp haar. Even later had hij de doos met levensmiddelen van de achterbank gehaald en volgde de kokkin naar de trap. Anja liep aarzelend achter hen aan. Bij de deur bleef ze staan, want plotseling besefte ze dat dit een moment was dat bepalend kon zijn voor de rest van haar leven. Als ze eenmaal over de drempel stapte, was er geen weg meer terug.



“Waarom blijf je daar zo staan?” Mevrouw Oostwegel draaide zich ongeduldig naar haar om. “Het is toch al moeilijk genoeg om de boel warm te stoken!” Ze duwde de grote deur met groot gemak dicht en Anja hoorde die met een zware dreun in het slot vallen. Het was te donker in de hal om veel te kunnen zien en daar kreeg ze verder ook geen tijd voor.

“Meneer Geert!” Charlotte Oostwegel gebaarde hen haar te volgen. “Meneer Geert, er is bezoek!” Ze liep in de richting van een brede gang, die verlicht werd door een paar lampen. Aan het eind ervan lag een deur, die ze openduwde. “Dit is het personeelsgedeelte,” legde ze ongevraagd uit. “Hier in huis kent iedereen zijn plaats.” Ze passeerden een tweede gang, waaraan verschillende deuren lagen. 

Mevrouw Oostwegel liep helemaal door en duwde de laatste open. Ze ging naar binnen en draaide zich om naar Rutger en Anja, die met hun ogen knipperden tegen het plotseling felle daglicht dat door de grote ramen van de keuken naar binnen viel.

“Zet het daar maar neer.” Ze wees naar een enorme werktafel, die in het midden van de keuken stond en liep weg. Anja keek ongelovig om zich heen toen ze de met prachtig houtsnijwerk versierde kasten zag. Tegen een van de muren stond een grote kachel, die een heerlijke warmte verspreidde.

Anja haalde beverig adem. “Het lijkt wel alsof we in een andere wereld terecht zijn gekomen. Ik voel me een indringer.”

“Dat is helemaal niet zo gek onder deze omstandigheden.” Hij bleef haar zwijgend aankijken. “Voel je je niet lekker? Je bent vreselijk bleek.”

“We hadden niet moeten komen,” antwoordde ze benauwd. “Berenschot heeft gelijk. Ik heb geen recht op de erfenis.”

“Als je dat echt dacht, zouden we hier nu niet zijn.” Hij ging meteen door. “Ik weet dat het moeilijk voor je is, maar je moet volhouden, Anja.”

“Waarom?” riep ze gekweld. “Die mensen hebben stuk voor stuk meer recht op de erfenis dan ik! Zij hebben voor de baron gezorgd en met hem geleefd! Ik kende hem nauwelijks.”

“Dat kan best zo zijn, maar hij heeft jou aangewezen als zijn erfgenaam.”

“Je weet best dat het niet om mij ging.” Ze zuchtte mismoedig. “Ik had hier niet naartoe moeten komen.”

“Wat denk je dat er gebeurt als Berenschot zijn zin krijgt?” Rutger ging zachter praten toen ze ergens in de verte een geluid hoorden dat ze niet thuis konden brengen. “Als die stichting alles erft, wordt Aerdenzwegel vast en zeker verkocht aan een of andere bank, die het gaat gebruiken als congrescentrum voor zijn managers. Je denkt toch zeker niet dat die mevrouw dan nog maar één dag langer mag blijven dan strikt noodzakelijk is?” Hij schudde zijn hoofd en ging op andere toon verder. “Ik weet niet wat ik van die Harmsen moet denken. Hij gedroeg zich een beetje vreemd.”

“Hoezo?” Ze keek hem gealarmeerd aan. “Denk je dat Berenschot hem gebeld heeft?”

“Ik weet het niet, maar het zou best kunnen.” Rutger haalde zijn schouders op. “We zullen het snel genoeg horen als we met hem praten.” Hij kwam overeind toen de deur openging en een broodmagere man binnenkwam in een keurig pak. Hij was haast doorschijnend bleek en keek dof uit zijn ogen. Hij knikte zwijgend, maar maakte geen aanstalten om dichterbij te komen.

“Meneer De Weerdt!” Anja had vreselijk veel medelijden met de oude man en liep haastig op hem toe. “Kent u me nog? Ik ben Anja Busch. We hebben een poosje met elkaar gesproken toen u met de baron bij de notaris was.”

“Ja, dat weet ik nog.” De woorden waren maar nauwelijks te verstaan. “Wat kan ik voor u doen?”

“We zijn hier om met Harmsen te praten.” Anja greep de arm van de man en leidde hem naar de stoel bij de kachel. “Gaat u zitten. U bent totaal verkleumd.” Ze trok een tweede stoel bij en nam voorzichtig zijn hand in de hare. “Ik weet hoeveel verdriet u hebt om zijn dood,” zei ze zacht. “U was erg belangrijk voor de baron.”

“Belangrijk?” Het leek alsof de man ontwaakte uit zijn verstarring. “Niemand was belangrijk voor hem! Hij heeft nooit met wie dan ook rekening gehouden!”

“Dat weet ik wel, maar op zijn eigen manier.”

“Hoe heeft hij zoiets kunnen doen?” riep Van Weerdt wanhopig. “De dokter heeft hem nog zo gewaarschuwd! Als hij gebeld had toen hij zich niet lekker voelde, had ik nog iets voor hem kunnen doen.” Hij was niet in staat om door te gaan en boog zijn hoofd. Anja zag dat er tranen op de oude handen druppelden. Ze wilde een woord van troost mompelen, maar door de brok in haar keel was ze niet in staat iets te zeggen.

“Wanneer heeft u hem gevonden?” vroeg Rutger zacht.

De oude man veegde met zijn hand over zijn ogen voordat hij antwoord gaf.

“De dochter van Vermeer heeft hem gevonden,” prevelde hij zacht. “Ze woont met haar vader boven de stallen en moet vroeg weg om naar haar werk in het ziekenhuis te gaan.” Hij keek Anja even aan. “Ze is verpleegkundige van beroep en komt iedere dag een kijkje bij hem nemen voordat ze weggaat. Vanmorgen...”

Hij ging niet verder toen de deur openging en Charlotte Oostwegel weer binnenkwam. Haar mond begon verdacht te trillen toen ze de ontreddering van Geert de Weerdt zag, maar ze wilde niet laten merken dat ze zelf ook uit haar doen was.

“Het heeft geen zin om bij de pakken neer te zitten, meneer Geert,” zei ze met trillende stem. “We moeten er dankbaar voor zijn dat hij een gezegende leeftijd heeft mogen bereiken en in ieder geval heeft hij niet hoeven te lijden.”

“Hoe weet jij dat nou?” Hij keek haar afwijzend aan. “De dokter zegt dat hij gestikt is.”

“Daar heeft hij niets meer van gemerkt.” Charlotte haalde diep adem. “Je weet heel goed wat hij zou zeggen als hij er nog was! We hebben allemaal onze taak en moeten ervoor zorgen dat het werk gedaan wordt. Ik ben in ieder geval van plan me daaraan te houden, ook al schijn ik daarmee de enige in huis te zijn.” Ze zette haar handen op haar brede heupen en keek de oude man uitdagend aan. “Ik moet meteen aan de slag, want over een uur is het tijd voor de lunch.”

“De lunch?” De Weerdt lachte sarcastisch. “Voor wie wil je een lunch klaarmaken, als ik vragen mag?”

“We hebben gasten en zelfs als er niemand zou zijn, zou ik toch iets behoorlijks op tafel zetten! Sinds ik hier ben, is het altijd zo geweest dat er om klokslag één uur wordt geluncht en dat zal ook altijd zo blijven!” Ze draaide zich om en greep de witte schort die aan een haakje bij het fornuis hing. “Verder wil ik er niets meer over horen!” Ze keek De Weerdt doordringend aan, terwijl ze de schort voorbond, maar hij ging niet in op haar uitdagende houding.

“Wat komt u hier doen?” vroeg hij toen hij zijn blik eindelijk had losgemaakt van de vrouw bij het fornuis. “Hoe weet u dat de baron is overleden?”

“Ik hoorde het vanmorgen van meneer Berenschot,” antwoordde Anja zacht. Ze wilde doorgaan, maar Rutger gaf haar daar geen gelegenheid voor.

“Anja en ik zijn hierheen gekomen om met Harmsen te praten.”

“Harmsen?” De blik in zijn trieste, grijze ogen werd afwijzend. “Hij is weggegaan.”

“Dat weet ik,” antwoordde Rutger. “We zijn hem tegengekomen op weg hiernaartoe. Hij zei dat hij maar even zou wegblijven.”

“Daar zou ik maar niet al te veel op vertrouwen.”

“Wat bedoelt u?”

“Harmsen gaat hier zo’n beetje zijn eigen weg,” antwoordde hij schouderophalend. “Ik heb nooit begrepen waarom de baron hem zo lang aan heeft gehouden. Hij ging de laatste tijd alleen nog maar ergens naartoe als het echt niet anders kon.”

“Hij heeft de grote auto meegenomen, meneer Geert,” zei de kokkin van bij het fornuis.

“Die zal hij ook wel weer terugbrengen.” De butler zuchtte vermoeid. “Wat heeft u met hem te bespreken?”

Rutger wilde antwoord geven, maar dit keer was Anja hem voor. Ze had medelijden met de man die zichtbaar ondersteboven was van het overlijden van zijn werkgever en vond dat hij moest weten waarvoor ze kwam.

“U weet toch dat ik bij notaris Berenschot werk? Gisteren is de baron bij ons op kantoor geweest om zijn testament te veranderen.”

“Ik weet het.” De Weerdt knikte bedachtzaam. “Hij had iets gelezen over die stichting en daar is hij erg kwaad over geworden. Ik weet niet meer precies waar het over ging, want ik heb niet goed opgelet. De baron vond altijd wel een reden om zijn testament weer te veranderen. Ik denk dat het hem voornamelijk om de drank te doen was die hij bij Berenschot kreeg. Hier in huis zorgde ik ervoor dat de flessen achter slot en grendel bleven.”

“Maar hoe kan het dan dat hij... Berenschot zei...”

“Ik weet niet hoe hij aan de drank is gekomen, maar er lag een fles cognac naast hem die bijna leeg was toen Maaike hem vond.”

“Meneer Geert, het is nergens voor nodig om de nagedachtenis van...”

“Zo is het gegaan en zo vertel ik het ook!” riep hij heftig. “Ik ben het moe de zaken mooier voor te stellen dan ze zijn. Hij kon niet van de drank afblijven en dat weten we allemaal!”

“Dat heb ik nooit geweten.” Anja keek hem geschrokken aan. “Bij Berenschot kreeg hij altijd de beste cognac te drinken als het testament werd veranderd. Had ik maar geweten dat hij het niet mocht hebben.”

“Dan had hij wel een andere manier gevonden om eraan te komen,” zei De Weerdt op vermoeide toon. Er viel een korte stilte. “En nu? Wie is de laatste begunstigde van de baron?” Voor het eerst sinds zijn binnenkomst keek hij haar recht in de ogen. “Vertel het maar meteen, meisje.”

Anja slikte, want plotseling was baar keel kurkdroog. Ze keek hulpzoekend naar Rutger, maar deze keek niet op.

“Ik,” mompelde ze zo zacht dat het nauwelijks te verstaan was.

“Wat zeg je?”

“Ik. Ik ben het.” Ze haalde diep adem voordat ze haastig doorging. “Hij wilde de erfenis aan een willekeurig iemand uit de telefoongids vermaken en toen zei ik dat het beter was om het aan u te geven, maar hij vond u te oud en...” Ze zweeg abrupt en voelde haar wangen vuurrood worden. De vrouw bij het fornuis staarde haar verbijsterd aan en De Weerdt was niet in staat een woord uit te brengen. De stilte die viel, maakte Anja zo mogelijk nog zenuwachtiger.

“Berenschot wil eronderuit komen,” zei Rutger plotseling. “Hij wil dat de erfenis toch bij de stichting terechtkomt die in het vorige testament de begunstigde was.”

“Ik begrijp het niet.” De Weerdt schudde ongelovig zijn hoofd. “Wat maakt het uit voor hem?”

“Daar zijn we nog niet achter, maar het is in ieder geval zo dat hij Anja onder druk heeft gezet om de zaak te laten rusten.”

“En u? Wie bent u?” Hij keek Rutger onderzoekend aan. “Wat heeft u hiermee te maken?”

“Ik ben Anja toevallig tegengekomen op straat.” Hij ging haastig verder. “Ik weet wel dat het gek klinkt, maar het is puur toeval dat ze...” Hij zweeg even en wierp een blik op haar gebogen hoofd. “Ik werk bij een advocatenkantoor en ze heeft ons verteld wat er aan de hand is. Ze heeft juridische hulp nodig, want als Berenschot het bestaan van het nieuwe testament ontkent, zal ze zich moeten verdedigen.”

“En Harmsen? Wat heeft hij ermee te maken?”

“Hij is gisteren getuige geweest bij de ondertekening,” antwoordde Anja zacht. “Het is belangrijk dat hij dat bevestigt.”

De kokkin zette de kom waarin ze had staan roeren op tafel en kwam naar voren. Haar wangen waren rood van opwinding en ze staarde ontdaan naar Anja.

“Meneer Geert, zo kan het echt niet. U moet mevrouw Anja en deze jongeman meteen naar de kleine salon brengen! Het geeft geen pas dat ze hier in de keuken zitten.” Ze hapte ongelovig naar adem en greep de leuning van een van de stoelen. “Het spijt me, maar ik kon het natuurlijk niet weten.”

“Dat is toch niet erg, mevrouw Oostwegel,” antwoordde Anja snel. Ze durfde de oudere vrouw niet aan te kijken, want ze schaamde zich voor het feit dat ze als buitenstaander plotseling meer rechten had dan degenen met wie de baron jarenlang had geleefd.

“Waar blijft Harmsen?” Rutger kwam overeind en liep naar het raam. Hij wierp een blik op zijn horloge voordat hij zich weer naar Anja omdraaide. “Het spijt me, maar ik kan nog hooguit een minuut of vijf wachten. Ik mag niet te laat op de rechtbank komen.”

“Dat begrijp ik,” knikte ze en ze probeerde naar hem te glimlachen. “Ik denk dat Berenschot hem inmiddels al gesproken heeft.” Ze maakte aanstalten om op te staan.

“U kunt niet weggaan!” riep Charlotte Oostwegel verschrikt. “U moet blijven, mevrouw! Het minste wat we kunnen doen, is ervoor zorgen dat ze een behoorlijke maaltijd krijgen, meneer Geert!”

“Het kan echt niet, mevrouw Oostwegel.” Rutger wierp nogmaals een blik op zijn horloge. “Ik mag mijn cliënt niet laten wachten.”

“Nee, natuurlijk niet.” De vrouw kwam naar voren en keek Anja smekend aan. “Maar u kunt toch blijven, mevrouw? Als erfgename van de baron is het uw taak om ervoor te zorgen dat alles geregeld wordt voor de begrafenis. Meneer Geert en ik hebben geen verstand van zulke dingen.” De smekende blik in haar ogen maakte Anja onzeker. Ze keek aarzelend naar Rutger.

“Je kunt uiteraard blijven,” stelde deze voor. “Als je dat prettig vindt, kan ik je vanavond ophalen.”

“Dat is nergens voor nodig.” De Weerdt kwam overeind en rechtte zijn rug. Ineens was hij weer helemaal de butler, die onverstoorbaar zijn werk bleef doen onder de meest gekke omstandigheden. “Mevrouw wordt uiteraard weggebracht in onze eigen auto als ze ergens naartoe wil.”

“Vindt u ook dat ik moet blijven?” Anja keek de oude heer angstig aan. “Als het Berenschot lukt om het laatste testament te laten verdwijnen, word ik door iedereen uitgemaakt als een bedriegster.”

“Dat wagen we er graag op, mevrouw,” antwoordde hij vormelijk. “Mag ik u voorgaan naar de salon? Mevrouw Oostwegel zal ervoor zorgen dat de lunch stipt om één uur wordt geserveerd.”

“Jazeker!” De kokkin knikte heftig en greep de kom waarin ze eerder had staan roeren. “U zult wel zien dat hier alles verloopt zoals het hoort! Ik maak een soufflé die u nooit meer zult vergeten!”

De Weerdt hield uitnodigend de deur voor haar open en maakte een kleine buiging.


 

“Is meneer Harmsen er nog altijd niet?” Anja zat aan een ronde tafel in de met roze zijde beklede eetkamer van het jachtslot en keek op toen De Weerdt binnenkwam met een blad waarop een zilveren koffieservies stond.

“Ik dacht het niet, mevrouw. 

“Kan ik de koffie serveren?”

“Graag.” Ze draaide zich om en wierp een blik naar buiten. “Als Harmsen wegblijft, moet ik een andere oplossing vinden.” Ze glimlachte dankbaar toen De Weerdt een kopje koffie voor haar neerzette. “Kan ik ergens bellen? Ik wil graag weten hoe het gesprek tussen Berenschot en mijn... mijn advocate verlopen is.” Het was nogal moeilijk voor haar om eraan te wennen dat ze plotseling een advocate had die haar belangen behartigde.

“De werkkamer van de baron is van alle moderne gemakken voorzien, mevrouw,” antwoordde hij. “Ik zal u er zo meteen naartoe brengen.” Hij had de tafel afgeruimd en alles op het grote zilveren blad gezet waarmee hij nu naar de deur liep. Vrijwel geruisloos verliet hij het vertrek en Anja bleef weer alleen achter.

Ze keek om zich heen en haar oog viel op de prachtige schilderijen aan de muur. Hoewel het nog lang geen avond was, was ze doodmoe. Ze sloot haar ogen en probeerde alles heel even van zich af te zetten.

Plotseling ging de deur open en De Weerdt kwam weer binnen. Hij hield een draagbare telefoon in zijn handen, die hij met een lichte buiging voor haar neerlegde.

“Mevrouw Berksma voor u, mevrouw.” Hij liep onmiddellijk naar buiten.

“Ja? Met Anja?”

“Anja, je spreekt met Viola.” De advocate ging meteen door. “Ik ben net gebeld door Rutger. Hij vertelde me dat je op Aerdenzwegel bent gebleven.”

“Ik hoopte Harmsen te kunnen spreken,” antwoordde ze. “Hij zou terugkomen, maar tot nu toe is dat nog niet gebeurd.”

Er viel een korte stilte voordat er antwoord kwam.

“Het spijt me, maar het ziet er allemaal niet zo goed uit. Berenschot weigert ieder verder contact.”

“Wat zei hij? Hij is toch bij je geweest?” Ze luisterde aandachtig naar het antwoord.

“Nee, hij is niet op komen dagen.” De advocate haalde diep adem. “Toen jullie weggingen stond niet Berenschot, maar iemand anders voor de deur.”

“Maar hij zou toch naar je toe komen? Heb je hem niet gebeld?”

“Natuurlijk, maar er werd eerst niet opgenomen. Ik ben er pas net in geslaagd hem aan de lijn te krijgen en nu beweert hij dat hij je gisteren op staande voet ontslagen heeft omdat je geweigerd hebt een opdracht uit te voeren.”

“Dat is niet waar! Hij...” Anja onderbrak zichzelf. “En het testament dan? Wat zei hij daarover?”

“Hij zegt dat de baron alleen de mogelijkheid van een wijziging met hem heeft besproken en ontkent categorisch dat er een nieuwe versie zou zijn gemaakt.”

“Dat is een leugen!” riep Anja verontwaardigd. “Hij weet heel goed dat alles precies volgens de regels verlopen is!”

“Dat wordt met klem door hem ontkend.” Viola wachtte even. “Weet je zeker dat het testament daadwerkelijk ondertekend is? Als er alleen sprake was van een mogelijke wijziging...”

“Natuurlijk weet ik het zeker!” Anja vond het vreselijk dat de ander haar woorden in twijfel trok. “Ik heb er niet om gevraagd hierin betrokken te raken!” riep ze vertwijfeld. “Als jij ook al niet gelooft dat ik de waarheid spreek, houdt alles op.”

“Natuurlijk geloof ik je. Berenschot zegt dat de erfgenamen van de baron in kennis zijn gesteld van diens overlijden en nog vandaag naar Aerdenzwegel gaan. Je kunt de nodige problemen verwachten.” Ze zweeg even. “Wil je dat ik naar je toe kom?”

“Ik... ik weet het niet.” Anja voelde zich vreselijk onzeker. Het liefst zou ze alles opgeven en Aerdenzwegel verlaten, maar iets in haar binnenste bleef zich verzetten tegen de neiging om voor de gemakkelijkste weg te kiezen. Ze mocht het niet opgeven! “Ja, het lijkt me toch beter,” zei ze plotseling

met een andere klank in haar stem. “Berenschot mag niet zijn zin krijgen.”

“Ik stap nu meteen in de auto.” Viola verbrak de verbinding en Anja staarde nog even voor zich uit voordat ze overeind kwam en het vertrek verliet.

Ze bevond zich in de schemerachtige hal van het jachtslot en keek aarzelend om zich heen. Vastbesloten liep ze door naar het einde van de gang en legde haar hand op de deurklink.

Het geroezemoes van pratende stemmen verstomde meteen toen ze binnenkwam. Alle mensen die aan de lange tafel zaten, draaiden zich naar haar om en keken haar zwijgend aan. Anja voelde haar wangen vuurrood worden en vocht tegen de neiging zich om te draaien en snel weg te lopen.

“Het spijt me dat ik stoor,” zei ze verlegen. “Ik wil graag met meneer De Weerdt praten.”

De butler had aan het hoofdeind van de tafel gezeten en kwam haastig overeind.

“Natuurlijk, mevrouw.” Hij kwam op haar toe en maakte een uitnodigend gebaar in de richting van de gang. “Ik ga graag met u mee.”

Anja wierp nog een voorzichtige blik op de nieuwsgierige gezichten aan tafel voordat ze een beslissing nam.

“Nee, dat is niet nodig. Ik wil dat iedereen hoort wat ik te zeggen heb.”

“Vooruit, opstaan,” siste mevrouw Oostwegel plotseling tegen de twee meisjes die naast haar zaten en zelf gaf ze gejaagd het goede voorbeeld. “Dit is de nieuwe mevrouw.”

“Hallo, ik ben Anja Busch.” Ze liep met uitgestoken hand naar degene die zich het dichtst bij de deur bevond. “Wie bent u?”

“Ik zorg voor de dieren, mevrouw,” zei de man, terwijl hij haar opnam. “Ik ben Vermeer.”

“U bent de vader van...”

“Mijn dochter heeft de baron vanmorgen gevonden,” knikte hij en keek verlegen neer op zijn handen. Anja liep door en gaf de volgende een hand. Nadat ze met iedereen persoonlijk had kennisgemaakt, draaide ze zich weer om naar de man die nog altijd bij de deur stond.

“Mag ik gaan zitten, meneer De Weerdt?”

“Natuurlijk!” Hij schoot naar voren en hielp haar met de stoel. Ze wachtte totdat de anderen ook hadden plaatsgenomen en keek naar de nieuwsgierige gezichten om haar heen.

“Ik weet wel dat u zich afvraagt wat ik hier doe,” zei ze zacht. “Ik wil het graag uitleggen.” Ze begon te praten en vertelde alles wat er de vorige dag was gebeurd. In het begin was ze nog een beetje verlegen, maar langzamerhand nam de verontwaardiging die ze voelde over het gedrag van Berenschot de overhand. Ze vertelde het gezelschap hoe hij had gedreigd met juridische stappen als ze het in haar hoofd zou halen om met iemand over het testament te praten en hoe ze heel toevallig met Rutger en Viola Berksma in contact was gekomen.

“Nu weet ik niet meer wat ik moet doen,” besloot ze haar verhaal. “Ik weet wel dat ik misschien geen recht heb op een erfenis van iemand die ik maar nauwelijks kende. Toch is het een feit dat de baron het testament willens en wetens heeft ondertekend en er zelfs op stond dat er getuigen bij werden gehaald om ervoor te zorgen dat het volkomen rechtsgeldig zou zijn. Meneer Harmsen...”

“Die schoft?” Vermeer sloeg met zijn vuist op tafel. “Dat uitgerekend hij...”

“Hou je mond, Vermeer!” De Weerdt keek hem waarschuwend aan. “Dit zijn zaken waar wij niets mee te maken hebben.”

“O ja? En wat gaat er met ons gebeuren als alles toch naar die stichting gaat? Denk maar niet dat je je baantje kunt houden!”

“Daar gaat het niet om.” 

Er barstte een discussie los, die er nogal verhit aan toe ging. Tenslotte greep De Weerdt in door overeind te komen en bezwerend zijn handen te heffen. Het was duidelijk dat zijn gezag onbetwist was, want het werd meteen stil in de keuken. De man keek Anja ernstig aan. “Zoals we hier zitten, weten we allemaal wat voor mens de baron was, mevrouw. We weten als geen ander dat hij vaak dingen deed die een normaal mens nooit in zijn hoofd zou halen.” Hij keek bedachtzaam neer op zijn handen. “Als je het mij vraagt, is er iets in hem veranderd op de dag dat onze barones stierf. Sindsdien is hij nooit meer zichzelf geweest.” Hij schudde even zijn hoofd. “In ieder geval ben ik van mening dat het heel goed mogelijk is dat het gisteren precies zo is gegaan als u zegt. Ik keur het niet goed dat de baron zo roekeloos omging met het vermogen en de bezittingen die al honderden jaren in de familie waren, maar zoals de zaken ervoor stonden, had hij geen alternatief. Ik weet dat hij jaren heeft gezocht naar een mogelijke bloedverwant, maar jammer genoeg had hij geen succes. Ik denk dat we allemaal weten hoe tragisch het was dat iemand als hij geen opvolger had. Door de jaren heen hebben we het probleem vaak met elkaar besproken, maar een echte oplossing hebben we nooit gevonden.” Hij staarde peinzend voor zich uit. “Ik weet ook dat hij op het laatst een spelletje maakte van het veranderen van zijn testament.” Hij liet zijn blik over de gezichten van de mensen die rond de tafel zaten glijden. “Dat was voor mij alleen maar een bewijs van zijn wanhoop. Voor mij staat het vast dat mevrouw Anja de waarheid spreekt en daar wijk ik pas vanaf als het tegendeel bewezen wordt.” Hij ging weer zitten en staarde somber neer op zijn handen.

“En daar ben ik het volledig mee eens!” Charlotte Oostwegel kwam overeind. Ze zette haar handen op haar brede heupen en keek uitdagend in het rond. “Ik ben niet van plan mee te werken aan bedrog! Als de baron het nieuwe testament heeft ondertekend, is zij degene die het hier voor het zeggen heeft!” Ze liep naar Anja toe en ging op de stoel naast haar zitten. “Eén ding begrijp ik niet, kindje.” Ze keek haar bezorgd aan. “Je zei toch dat er meer mensen getuige zijn geweest bij de ondertekening? Je bent toch niet alleen van Harmsen afhankelijk?”

“Ik heb het kaartje met hun adres achtergelaten op het kantoor van Berenschot,” antwoordde ze gekweld. “Onder deze omstandigheden heeft hij het natuurlijk allang verscheurd.”

“Weet je niet hoe die mensen heetten?”

“De Vries,” antwoordde ze met verstikte stem. “Erger kon het niet.”

“Hoezo?” De kokkin keek verwonderd in het rond. “Die mensen moeten toch zeker te vinden zijn?”

“Daar is geen beginnen aan, tante Charlotte,” antwoordde een van de meisjes, die tot nu toe zwijgend hadden geluisterd naar wat er gezegd werd.

“Er zijn meer mensen die De Vries heten dan Jansen!” knikte het meisje dat naast haar zat. “In de grote stad wemelt het van mensen die zo heten!”

“Je mag het niet opgeven!” Charlotte stak koppig haar kin naar voren. “Op mijn hulp kun u rekenen, mevrouw.”

“Zeg maar gewoon Anja,” antwoordde deze met een beverig lachje. De hartelijke woorden van de oude kokkin deden haar goed en heel even leek het er toch allemaal minder hulpeloos uit te zien.

“Dan wordt het mevrouw Anja, kindje.” De bolle wangen van de vrouw glommen en in haar ogen lag een koortsachtige gloed. “En mij kun je natuurlijk net als de anderen tante Charlotte noemen.” Ze keek Anja bedachtzaam aan en bleef haar hand in de hare geklemd houden. “Als ik het goed begrijp, kunnen die mensen voor opheldering zorgen als Harmsen de waarheid niet wil vertellen. Ik ben maar een eenvoudig mens, maar in mijn ogen staat je dan maar één ding te doen.” Ze laste een dramatische pauze in en liet haar blik langzaam over de gezichten van de andere aanwezigen glijden voordat ze doorging. “We moeten ze vinden en mogen pas rusten als we daarin geslaagd zijn!”

“Het kan niet!” Anja had een brok in haar keel, want ze realiseerde zich als geen ander hoe onmogelijk het was om de getuigen te vinden.

“Zo mag je niet praten.” De kokkin keek haar streng aan. “We zullen je allemaal helpen.” Ze kwam overeind en keek naar de man die aan het hoofd van de tafel zat. “Meneer Geert is de aangewezen persoon om deze operatie te leiden. Ik stel voor dat hij meteen een actieplan opstelt.”

“Tante Charlotte...” Hij keek haar hoofdschuddend aan en hief machteloos zijn handen. “Hoe moet ik zoiets aanpakken? Ik ben geen privédetective, als je dat soms zou denken. Ik weet net zo weinig als de anderen van zulke dingen.”

“Een privédetective!” riep tante Charlotte verhit. “Daar heb ik laatst nog iets van op de televisie gezien!” Ze wilde doorgaan, maar werd onderbroken door Vermeer.

“Dat die mensen gevonden moeten worden, ben ik met je eens, tante Charlotte. Maar hebben we op het ogenblik geen andere dingen aan ons hoofd? Wat gaan we doen als die mensen van de stichting zo meteen voor de deur staan? Als ze eenmaal binnen zijn, krijg je ze er natuurlijk nooit meer uit.”

Charlotte Oostwegel sloeg geschrokken een hand voor haar mond. “Hij heeft gelijk, meneer Geert. We mogen ze niet binnenlaten!”

“Hoe wil je dat doen?” Hij schudde nadenkend zijn hoofd. “Ik kan moeilijk zeggen dat we het verhaal van mevrouw Anja geloven en...”

“We doen de boel op slot,” onderbrak een van de meisjes hem geestdriftig. “We doen net alsof er niemand is! Ze hebben toch zeker geen sleutel? Als ze niet binnen kunnen komen, druipen ze wel weer af! Dan hebben we in ieder geval de tijd om die getuigen te zoeken.”

“Dat kan echt niet,” protesteerde De Weerdt. “We mogen ons er niet mee bemoeien.”

“O nee?” Vermeer snoof afkeurend. “En waarom niet? Als er een vuil spelletje wordt gespeeld, is het onze plicht ervoor te zorgen dat de laatste wens van de baron gerespecteerd wordt! Ik vind dat Monica gelijk heeft.” Hij liep naar een klein kastje naast de deur en drukte op een knop. “Het hek zit alvast op slot,” zei hij grimmig. “Daar kunnen ze in ieder geval niet doorheen.”

“En als Harmsen het weer opendoet?” Tante Charlotte likte zenuwachtig haar lippen. “Hij is weg met de auto van de baron en daar zit ook een afstandsbediening in. Als hij zich voor het karretje van die mensen heeft laten spannen, doet hij toch wat ze hem vragen.”

“Dan zet ik het alarm er toch op?” Vermeer drukte nog een paar knoppen in. “Nu kun je het alleen nog maar hier vandaan openen. De hele boel zit potdicht. Alleen door het kleine poortje kun je nog binnenkomen, maar daar heb je een sleutel voor nodig.” Hij haalde een sleutelbos uit zijn zak en stak die grinnikend omhoog. “Voor zover ik weet, heeft Harmsen geen sleutel.”

“Vermeer, ik weet niet of we hier verstandig aan doen.” Het toch al bleke gezicht van de butler was nog witter geworden.

“Ik doe voor alle zekerheid ook de voordeur op slot en de luiken dicht. Als ze toch voorbij het hek komen, zijn ze nog geen steek verder.” Monica sprong op en liep naar de deur. “Als ze komen, moet het eruit zien alsof er niemand is. Help je me, Christine?”

Het tweede meisje kwam ook overeind en lachte bemoedigend naar Anja.

“Laat het maar aan Monica en mij over,” zei ze zelfverzekerd. “We weten precies wat we doen.”

“Viola komt hierheen,” zei Anja zwakjes nadat de twee meisjes de keuken verlaten hadden. “Ze wil me helpen met die mensen.” Ze had het gevoel dat ze geen grip meer had op wat er om haar heen gebeurde en dat maakte haar nog nerveuzer.

“Hoe ziet ze eruit?” Vermeer kwam overeind en rukte zijn jack van de kapstok bij de achterdeur. “Ik wacht haar op bij het grote hek en zorg ervoor dat ze toch naar binnen kan.”

“Ze is blond, met kortgeknipt haar. Ik weet niet wat voor auto ze heeft, maar ze zou in ieder geval alleen komen.” Ze wierp een blik op haar horloge. “Ze moet er zo zijn.”

“Zorg ervoor dat niemand je ziet, Vermeer!” riep tante Charlotte waarschuwend toen hij naar buiten ging. “Mensen zijn niet te vertrouwen als het om geld gaat.” Ze draaide met een grimmige glimlach de achterdeur op het slot voordat ze weer naast Anja ging zitten. “Je hoeft niet bang te zijn, kindje,” zei ze sussend bij het zien van de blik in Anja's ogen. “We hebben hier al heel wat meegemaakt en weten precies wat we aan elkaar hebben.”

De telefoon begon te rinkelen en iedereen veerde op. De Weerdt wilde opstaan, maar tante Gharlotte stak snel haar hand op.

“Het is beter om niet op te nemen, meneer Geert,” zei ze fluisterend. “Als het die mensen zijn, weten ze dat er iemand thuis is.”

Hij liep toch naar voren, maar tante Charlotte was hem te vlug af. Ze ging snel voor het telefoontoestel staan en maakte zich zo breed mogelijk.

“Ik wil het niet hebben!” riep ze verhit. “Ik wil niet dat die vreselijke mensen hun zin krijgen, meneer Geert!”

Hij protesteerde, maar het klonk niet erg overtuigend. Pas toen het gerinkel ophield, liep de kokkin terug naar de tafel.

“Vanaf nu wordt er niet meer opgenomen als de telefoon gaat,” besliste ze. ““Het is beter voor iedereen, meneer Geert,” ging ze op andere toon verder toen ze de verslagen blik van de butler zag. “Ik weet wel dat je het er moeilijk mee hebt, maar we mogen niet toegeven. Dan kunnen we net zo goed meteen onze koffers gaan pakken.”

“Wie zegt dat dat niet hoeft als zij het hier voor het zeggen krijgt?” De jongen aan de andere kant van de tafel was een jaar of zeventien en had tot nu toe nog geen woord gezegd, maar nu wees hij met zijn kin in de richting van Anja. “We weten niets van haar.” “Niet zo brutaal, jij snotaap!” riep Charlotte Oostwegel verontwaardigd. “De baron vertrouwde mevrouw Anja en daarom moeten wij hetzelfde doen.”

Er viel een stilte en iedereen keek zwijgend naar Anja.

“Ik weet dat jullie geen enkele reden hebben om mij te vertrouwen,” zei ze zacht. “Ik weet niet wat er gaat gebeuren, maar ik kan wel beloven dat als het aan mij ligt, niemand wordt ontslagen of weg moet gaan als hij of zij dat niet wil.” Ze keek hulpzoekend laar tante Charlotte. “Dat gelooft u toch wel? Het is belangrijk voor me dat alles blijft zoals de baron het graag wilde.”

“Meer vragen we niet van je, kindje,” antwoordde ze zacht. “Hoe moeten we die mensen van het testament nou vinden?” Henk schuifelde ongedurig heen en weer op in stoel. “We moeten in ieder geval naar ze op zoek gaan. Als ik het was, zou ik zo'n detective nemen. Ik heb eens een film gezien waarin een van die kerels op zoek ging naar iemand en...”

“Dit is geen film, maar werkelijkheid,” onderbrak De Weerdt hem op treurige toon. “Hoe moeten we de begrafenis van de baron regelen als we niet eens de telefoon kunnen gebruiken?” ging hij na een korte stilte verder. “Er moeten brieven worden verstuurd en rouwadvertenties worden gezet. Ik wil dat hij een behoorlijke begrafenis krijgt. Het is het laatste wat we voor hem kunnen doen.”

“Ik beloof u dat Viola en ik voor alles zullen zorgen, meneer De Weerdt,” zei Anja. “Zodra zij er is, gaan we meteen aan de slag.”

Hij knikte en kwam langzaam overeind.

“Ik ben een beetje moe, mevrouw Anja,” zei hij zacht. “Als u het niet erg vindt, trek ik me even terug in mijn eigen kamers.”

“Natuurlijk!” Anja schoot geschrokken overeind. “Kan ik iets voor u doen?”

“Nee, dank u.” Hij hief afwerend zijn hand op. “Ik ben zo weer de oude.”

“Ik loop even mee,” besliste tante Charlotte en ze greep snel de arm van de oude man. “Ik wil zeker weten dat je op bed gaat liggen, meneer Geert.” Ze had protest verwacht, maar dat bleef uit. Zorgzaam bracht ze haar huisgenoot naar buiten.

Anja bleef alleen achter met Henk, de jongen die verantwoordelijk was voor de verzorging van de tuin rond het jachtslot. Hij sloeg verlegen zijn ogen neer toen ze hem aankeek.

“Ik weet dat het allemaal nogal vreemd overkomt,” zei Anja plotseling. “Ik kan het je niet kwalijk nemen als je me niet gelooft, Henk.”

“Dat heb ik niet gezegd, maar...” Hij haalde onwillig zijn schouders op. “Ik vind het wel toevallig dat de baron net vannacht is gestorven.”

“Dat is het ook.” Anja zuchtte treurig. “Ik dacht dat hij zijn testament toch weer zou gaan veranderen en dat het alleen maar een kwestie van tijd was voordat hij een andere erfgenaam zou kiezen.”

De jongen knikte en vermeed het om haar aan te kijken. Het was duidelijk aan hem te zien dat hij zich ongemakkelijk voelde en meteen daarop kwam hij overeind.

“Ik ga even een kijkje nemen bij Vermeer,” zei hij, terwijl hij naar de achterdeur liep. “Als die vrouw er is, tikken we op het raam.” Hij trok zijn jack aan en draaide de sleutel om. “Doe de deur maar liever op slot, want tante Charlotte wordt vast kwaad als ze ziet dat ie open is.” Hij glipte naar buiten en Anja volgde meteen zijn advies op. Ze was helemaal alleen in de keuken en probeerde alles op een rijtje te zetten. Het was natuurlijk fijn dat de bewoners van Aerdenzwegel als één man achter haar waren gaan staan, maar ze vroeg zich af of ze ook wel het recht had om hen in haar problemen te betrekken. Wat zou er met hen gebeuren als ze alsnog het onderspit moest delven? Het bestuur van de stichting zou zeker geen pardon kennen als ze hoorden dat het personeel haar kant had gekozen.



Na een minuut of tien hoorde ze voetstappen naderen.

“Alles zit potdicht, mevrouw!” Monica en Christine kwamen binnen.

“Zeg maar gewoon Anja,” zei deze haastig. “Ik hoef echt niet anders behandeld te worden omdat ik toevallig...” Ze was niet in staat om door te gaan, want er werd driftig op het raam getikt.

Monica schoot naar voren en opende de achterdeur.

“Wat is hier in hemelsnaam aan de hand?” Viola kwam binnen. Ze was een beetje buiten adem en keek Anja verbijsterd aan. “Het lijkt wel een belegering!” Ze werd gevolgd door Vermeer en Henk, die er verhit uitzagen.

“Die mensen hebben er de politie bijgehaald!” riep Vermeer uit. “Ze staan bij het nieuwe hek en Harmsen is bij ze! Ik ben door het bos naar de brug gelopen, waar ik haar heb tegengehouden.”

“Ze kwamen net door het kleine poortje toen ik naar buiten ging,” riep Henk met van opwinding schitterende ogen.

“Heeft iemand jullie gezien?” Christine keek Vermeer angstig aan.

“Ik dacht het niet, maar veel hebben we er niet aan. Als ze het hek openbreken, komen ze toch op de binnenplaats.”

“Wat is er aan de hand?” Tante Charlotte kwam binnen en liep snel op hen toe. “Is dit de advocate waar je het over had, kindje?”

“Dit is tante Charlotte, Viola,” zei Anja nadat ze had geknikt. “Ze werkt al haar hele levert op Aerdenzwegel.”

“Ik ben niet de enige,” antwoordde de vrouw in een poging bescheiden te zijn. “Meneer Geert was er nog voor mij.” Ze gaf de advocate een hand. “U zult wel trek in een kopje thee hebben, mevrouw Viola.” Ze wachtte niet op antwoord en liep naar het aanrecht, waar ze de waterketel vulde. “Gewoonlijk wordt er om klokslag vier uur theegedronken op Aerdenzwegel, naar onder deze omstandigheden kunnen we een uitzondering maken.”

“Tante Charlotte!” Vermeer zuchtte geduldig. “Ze zijn bij het hek en er is politie bij! Harmsen begrijpt natuurlijk wel dat er iets aan de hand is. Als ze de poort openbreken...”

“Het loopt uit de hand, Viola!” Anja keek haar angstig aan. “Als de politie erbij is, kunnen we er niets tegen beginnen.

Ze draaide verschrikt haar hoofd toen plotseling een sirene oorverdovend begon te loeien.

“Dat is het alarm!” schreeuwde Vermeer om boven het lawaai uit te komen. “Ze hebben het hek al opengebroken!” Hij wilde naar voren lopen, maar Monica hield hem tegen. “Wat ga je doen?” “Het uitzetten, natuurlijk!” 

“Niet doen! Dan weten ze meteen dat we er zijn!” Ze greep de arm van tante Charlotte. “We gaan naar de torenkamer,” zei ze gejaagd. “Daar vandaan kun je alles in de gaten houden zonder zelf gezien te worden!” Ze duwde de oudere vrouw in de richting van de deur en griste nog snel de draagbare telefoon mee, die op het toestel aan de muur hing.

Anja en Viola volgden de anderen door een wirwar van gangen en trappen. Eindelijk duwde Monica een deur open en liet hen voorgaan.

“Wees maar niet bang, mevrouw Anja.” Ze lachte geruststellend naar haar. “Ze komen er nooit in als we dat niet willen.”

“Dit gaat te ver.” Anja kon het allemaal niet meer goed volgen. Ze voelde zich een beetje draaierig in haar hoofd en liet zich op een van de stoelen zakken. Het was ijskoud in de torenkamer en ze onderdrukte een rilling.

“Ik weet niet of we hier wel zo verstandig aan doen,” begon Viola aarzelend. “Als er politie bij is, kunnen we hen natuurlijk niet de toegang ontzeggen.”

“Daarom moeten we net doen alsof er niemand is.” Christine keek geschrokken om zich heen. “Waar is meneer Geert?”

“In zijn eigen kamers,” antwoordde tante Charlotte zwakjes. “Hij voelde zich niet goed.” 

Plotseling draaide ze zich om naar Christine en Monica en de toon van haar stem werd streng. “Ik dacht dat jullie de boel hier verleden week aan kant zouden doen. Waar komt al dat stof vandaan?”

“Ik heb het raam open laten staan,” antwoordde Monica en ze ging haastig verder. “Iemand moet naar meneer Geert, want als hij wakker wordt en de deur opendoet...”

“Ik zorg voor hem.” Vermeer glipte naar buiten en na zijn vertrek werd het stil in de torenkamer. Henk was bij het raam gaan staan en tuurde naar beneden.

“Kun je iets zien?” vroeg Monica angstig. “Komen ze al?”

“Er is geen mens.” Hij keek even over zijn schouder. “Denken jullie dat ze weg zullen gaan als ze niet binnen kunnen komen?”

Viola had zich op een van de antieke stoelen laten zakken en trok de dikke jas die ze droeg nog iets beter om zich heen.

“Als ze een hek openbreken, draaien ze echt niet hun hand om voor zwaarder geschut. Ze kunnen zo een raam inslaan en...”

“Daar hebben ze niet veel aan.” Christine schudde haar hoofd. “Monica en ik hebben in alle kamers de blinden voor de ramen gedaan. Ze zijn van eikenhout en echt niet zomaar in te slaan. Ze moeten behoorlijk te keer gaan als ze die dingen willen forceren.”

“Daar zijn ze!” Henk ging een beetje achteruit, zodat hij niet gezien kon worden vanaf de binnenplaats. “Sodeju! Het lijkt wel een leger!”

De anderen kwamen bij hem staan om te kunnen zien wat er gebeurde. Anja werd warm en koud tegelijk toen ze Berenschot herkende, die druk in gesprek was met een groepje duur geklede mannen. Ze hadden een stuk of zes mensen in uniform en een paar werklieden bij zich, die al waren doorgelopen naar de voordeur. Harmsen hield zich op de achtergrond en stond een sigaret te roken.

“Wacht eens even!” Viola keek nog iets beter en schudde verbijsterd haar hoofd. “Dat is helemaal geen politie! Dat is gewoon een bewakingsdienst! Berenschot heeft die kerels natuurlijk ergens opgetrommeld!”

“Die mogen toch geen hek openbreken?” vroeg Christine verwonderd. 

“Dat mogen ze zeker niet!” Viola greep de tas die ze bij de deur had leergezet en haalde haar mobiel eruit. “Ik bel meteen de politie!”

“Wat wil je dan zeggen?” Monica wam op haar toe. “Als je zegt dat we binnen zijn, verraden we onszelf.” Ze lacht even na. “Zeg maar dat je toevallig in het bos wandelde,” stelde ze voor. “En dat je zag dat het hek werd opengebroken.”

“Goed idee!” Viola lachte bewonderend naar het meisje voordat ze het alarmnummer belde. Nadat ze de melding had doorgegeven, knikte ze tevreden. “Ik ben benieuwd hoe de heren daarop zullen reageren,” zei ze zacht. “Met een beetje geluk worden ze meteen afgevoerd naar het bureau.”

Anja kromp in elkaar toen ze een daverende klap hoorde.

“Kun je zien wat ze doen?” Ze rende naar het raam en probeerde een blik op de voorkant van het gebouw te werpen. Henk trok haar haastig naar achteren, want op hetzelfde moment liet een van de mannen zijn blik over de voorgevel dwalen. Ze wachtten met ingehouden adem, maar blijkbaar had hij tóch niets gezien, want toen Henk weer keek had de man zich omgedraaid naar de anderen. Er volgde weer een harde klap en dit keer kwam tante Charlotte naar het raam.

“Als ze iets kapotmaken, zijn ze nog niet jarig!” riep ze boos. “Het is een schande dat zulke mensen zomaar denken ergens binnen te kunnen vallen! Als de baron nog leefde, zou hij ze van katoen geven, dat kan ik jullie wel vertellen.”

“Wij geven ze ook van katoen, tante Charlotte.” Christine legde een arm om de oude dame heen en kuste vol tederheid haar wang. Anja voelde een brok in haar keel, want uit dat simpele gebaar sprak zoveel liefde, dat ze nu pas goed begreep hoe hecht de mensen van Aerdenzwegel met elkaar waren verbonden. Kon ze er maar voor zorgen dat ze hun vertrouwde omgeving nooit hoefden te verlaten...

Dat was alleen mogelijk als ze het bedrog van Berenschot kon bewijzen en het als erfgename van de baron voor het zeggen kreeg op Aerdenzwegel. Het besef dat de toekomst van de mensen om haar heen van haar afhing, gaf haar nieuwe moed.

“We moeten een plan maken,” zei ze ernstig. “De tijd die we hiermee winnen, moeten we goed gebruiken.” Ze trok een paar stoelen bij en gebaarde de anderen te gaan zitten. Ze deed haar uiterste best het lawaai van beneden te negeren en keek Viola aan. “Als ik het echtpaar vind dat gisteren getuige is geweest bij de ondertekening van het testament, kan ik toch bewijzen dat ik niet lieg? We moeten alles op alles zetten om ze te vinden.”

“Dat is zo goed als onmogelijk,” antwoordde Viola. “Ik heb de telefoongids erop nagekeken en er zijn meer dan tien pagina's met abonnees die De Vries heten. Zonder hun adres kom je nergens. We kunnen ze moeilijk allemaal gaan bellen.”

Er viel weer een diepe stilte, terwijl iedereen nadacht over wat hen te doen stond. Henk sprong op toen er een nieuwe klap door het gebouw dreunde.

“Waar blijft die politie?” zei hij benauwd. “Als ze niet snel komen, is het te laat.”

“Waren er maar wat mensen uit het dorp bij.” Christine beet zenuwachtig op haar nagels. “Als ze horen wat hier gebeurt...”

“Je bent geniaal!” onderbrak Monica haar geestdriftig. Ze greep de telefoon, die ze bij binnenkomst op een

van de antieke kasten had gelegd. “We trommelen onze eigen mensen op! Ik bel Frits van het café en zeg dat er wat aan de hand is op Aerdenzwegel! Als hij het bij de bakker gaat vertellen, moet je maar eens afwachten! Dan staat het hier binnen een mum zwart van de mensen!” Ze wachtte niet op goedkeuring en draaide meteen een nummer. Ze stak haar duim en wijsvinger omhoog toen er werd opgenomen en begon te praten.

“Het komt in orde!” lachte ze na het gesprek. “Hij stuurt zoveel mogelijk mensen van het dorp hierheen!”

“Wilde hij niet weten waar wij zijn?”

“Je kent hem toch?” Monica haalde lachend haar schouders op. “Frits is niet een van de slimste, maar hij heeft een hart van goud.” Ze draaide haar hoofd toen ze plotseling het geluid van naderende sirenes hoorde.

“De politie is er!” Henk lachte uitgelaten. “Ik ben benieuwd wat ze nu gaan doen!”

Het gezelschap verdrong zich voor het raam van de torenkamer om een glimp op te vangen van wat zich op de binnenplaats afspeelde. Er kwamen twee politieauto's tot stilstand en de agenten sprongen eruit. De werklieden die probeerden een doorgang te forceren, legden hun gereedschap neer en keken naar de naderende agenten. In de torenkamer konden ze niet horen wat er gezegd werd, maar zo te zien ging het er nogal heftig aan toe. Berenschot had een van de agenten apart genomen, maar deze schudde een paar keer zijn hoofd en leek

zich niet zo gemakkelijk te laten overtuigen. Plotseling begon Monica te juichen. Er kwam een man van een jaar of zestig de binnenplaats opgefietst. Hij stapte af en duwde de pet die hij droeg naar achteren, terwijl hij boven zijn oor krabde.

“Dat is Nelis!” riep Christine lachend. “Als hij het weet, weet het hele dorp het.”

“Wat heeft Nelis hier te zoeken?” vroeg tante Charlotte boos. “Je weet best dat de baron geen pottenkijkers wil, Christine.”

“Dit keer kan het niet anders, lieve schat.” Het meisje sloeg beschermend haar armen om de oudere dame heen. “Als het hele dorp uitloopt, kunnen ze moeilijk doorgaan.”

Henk bleef bij het raam staan, terwijl steeds meer mensen uit het dorp aan kwamen slenteren. Als hij een bekend gezicht zag, riep hij de naam naar de anderen. Plotseling verscheen er zelfs een busje, dat op het pad moest stoppen omdat de toeschouwers de doorgang blokkeerden.

“De televisie!” Hij hapte naar adem en kreeg een vuurrode kleur. “Het staat op het busje!” riep hij opgewonden. “Dat zijn mensen van de televisie!”

“Wat?” Viola boog zich naar voren om het beter te kunnen zien en daarbij lette ze niet goed op. Een kind dat op de binnenplaats stond, had haar gezien. Het wees naar boven en riep iets tegen de mensen eromheen. 

Viola werd naar achteren getrokken door een van de anderen, maar het was al te laat. Er ging een opgewonden gemompel door de menigte en nu stonden de agenten ook al omhoog te kijken.

Anja dacht ingespannen na over het idee dat in haar op was gekomen. Ze likte zenuwachtig haar lippen, maar veel tijd om te overleggen hadden ze niet meer.

“Henk, kun je zien of er nog meer op dat busje staat? Ik moet weten hoe ze heten!”

“Waarom?” Viola keek haar verwonderd aan.

“Ik wil met ze praten!” Anja had eindelijk een oplossing gevonden. “Ze kunnen ons helpen! We moeten ervoor zorgen dat de mensen die gisteren getuige waren ons kunnen vinden en niet andersom!”

“Bedoel je...”

“Ik moet een oproep doen!” Ze liep naar Viola toe. “Begrijp je het niet? Als het op de televisie wordt uitgezonden, nemen ze vast contact met me op! Ik kan ze beschrijven en daarmee kunnen mensen in hun omgeving ook worden ingeschakeld als ze het zelf toevallig niet zien!” Ze greep de arm van Viola. “Begrijp je wat dit kan betekenen?”

Viola dacht na voordat ze langzaam knikte.

“Heb je erbij stilgestaan dat Berenschot je misschien te snel af is geweest? Als hij er niet voor terugdeinst om Harmsen om te kopen...”

“Het is best mogelijk dat hij het heeft geprobeerd, maar ik weet zeker dat het hem niet is gelukt.” Anja schudde beslist haar hoofd. “Die mensen zijn goudeerlijk, daar steek ik mijn hand voor in het vuur!”

“Ik kan het echt niet lezen,” zei Henk, die reikhalzend naar buiten keek. Hij was zelfs op een stoel geklommen om een beter zicht op het busje te hebben en verloor bijna zijn evenwicht toen achter hem de deur openging en meneer Geert met donderende stem riep: “Wat is hier gaande?” Hij werd gevolgd door Vermeer, die iets probeerde uit te leggen. “Kom ogenblikkelijk van die stoel!” De Weerdt liep op Henk toe en trok hem naar beneden. “Ben je nou helemaal gek geworden? Het lijkt hier verdorie wel een dierentuin!”

Tante Charlotte kwam met een hoogrode kleur van opwinding naar voren.

“Het kan niet anders, meneer Geert,” zei ze handenwringend. “Die jongen doet alleen maar wat hem gevraagd werd.” Ze begon uit te leggen wat er tijdens de afwezigheid van de butler allemaal was voorgevallen. “Dankzij de jongelui konden we het voorkomen dat die mensen binnenkwamen en ik ben trots op ze!” Ze stak uitdagend haar boezem naar voren en keek de man doordringend aan. Heel even leek De Weerdt bezwaar te gaan maken, maar plotseling knikte hij.

“Dat verandert de zaak. Als ik het goed begrepen heb, is er politie bij?”

“Ze gaan filmen!” Henk had zijn positie bij het raam weer ingenomen en wenkte de anderen dichterbij. Hij wees naar de cameraploeg, die het opgewonden gesprek tussen de agenten en de leden van het stichtingsbestuur volgde.

Viola was de anderen niet naar het raam gevolgd. Ze had haar gsm gegrepen en lette niet op wat er om haar heen gebeurde. Ze belde naar kantoor en vroeg mevrouw Bierman een telefoonnummer voor haar op te zoeken. Nog niet zo lang geleden had ze de presentator van een bekend televisieprogramma voor de rechter verdedigd en nu riep ze zijn hulp in. Ze trok zich terug op de gang om rustig te kunnen bellen en enkele minuten later was alles in kannen en kruiken.

“Ik heb contact gehad met de studio!” zei ze toen ze de torenkamer weer betrad. Er viel een doodse stilte en iedereen draaide zich om. “Op het ogenblik wordt de leider van de cameraploeg op de hoogte gebracht.” Ze keek De Weerdt aan. “Is er een manier om ze ongezien naar binnen te smokkelen? Anja gaat een verklaring afleggen over wat er aan de hand is.”

“Ik?” Ze verschoot van kleur. “Ik ben niet goed in zulke dingen, Viola. Kun jij het niet voor me doen?”

“Nee, dat kan niet,” antwoordde deze beslist. “Jij doet zelf het woord.”

“Ik haal ze naar binnen!” Henk genoot zichtbaar van alle commotie en rende al naar de deur.

“Zorg ervoor dat je niet gezien wordt, jongen,” riep De Weerdt hem bezorgd achterna. “Het is niet de bedoeling dat iedereen weet dat we een geheime doorgang hebben.”

“Ik ga met hem mee!” Vermeer volgde de jongen naar buiten en trok de deur met een klap in het slot.

“Een geheime doorgang?” Anja viel van de ene verbazing in de andere. “Wat moet ik me daarbij voorstellen?”

“Als alles achter de rug is, word je ingewijd in de geheimen van Aerdenzwegel, Anja,” lachte Monica. “Hou je maar vast, want het zijn er heel wat.”

“Jongedame, het geeft geen pas dat je mevrouw...”

“Ik heb gezegd dat ze me gewoon Anja kunnen noemen, meneer De Weerdt,” onderbrak Anja hem snel. “Daar bent u toch niet boos om? Ik hoop dat we allemaal vrienden van mekaar worden.”

Hij gaf geen antwoord, maar ze zag wel dat hij moeite moest doen om niet te glimlachen. Monica en Christine verdrongen zich bij het raam en nu ging Anja naast hen staan. Berenschot keek toevallig omhoog en ontmoette haar blik, maar dit keer deed ze geen moeite om zich te verbergen. Ze bleef kijken en hij was de eerste die zich omdraaide.

“Ik zie Henk lopen!” riep Monica opgewonden. “Hij zegt iets tegen een van die mensen!” De cameraman was in een heftig gesprek verwikkeld met een agent, maar plotseling knikte hij

een paar keer en draaide zich om. Het team liep naar het busje en Christine zag dat Henk ook instapte.

“Hij gaat ze de weg wijzen!” riep ze vol vuur. “Vermeer staat vast bij de steen te wachten!”

“De steen?” Anja grijnsde toen ze de knipoog van Christine zag en hief afwerend haar hand. “Laat maar. Het is natuurlijk geheim.”

“Als er een cameraploeg van de televisie doorheen komt, zal het niet lang geheim blijven,” mompelde De Weerdt droogjes. “Maar als het noodzakelijk is, moet het maar.” Hij keek Anja aan. “Mag ik voorstellen dat die mensen in de grote salon ontvangen worden? Onder deze omstandigheden is het beter dat we ons van de beste kant laten zien.”

Hij ging de anderen voor naar beneden, waar tante Charlotte meteen doorliep naar de keuken om voor thee te zorgen. Nu de mensen buiten wisten dat ze in het huis waren, was het niet langer nodig om zich verborgen te houden.

De telefoon ging over en dit keer nam De Weerdt wel op. Hij luisterde aandachtig naar wat er gezegd werd.

“Het spijt me, maar dat is op het ogenblik niet mogelijk, meneer Berenschot. Ik laat u nog weten wanneer u wordt uitgenodigd voor een gesprek.” Hij glimlachte tevreden toen hij de verbinding verbrak. “Ik ben niet zo snel te intimideren, mevrouw Anja,” zei hij geruststellend. “De baron heeft me geleerd hoe je met vervelende mensen moet omgaan.” Hij draaide zich om toen hij iets hoorde. “Dat zal Vermeer en onze jonge vriend zijn.” Hij keek bezorgd naar het bleke gezichtje van Anja. “Bent u er klaar voor, mevrouw?”

“Natuurlijk, maar ik wil u één ding vragen, meneer De Weerdt. Ik wil graag dat u me Anja noemt.”

“Daar zullen we het later over hebben.” Hij liep statig naar de deur en opende die. “Komt u verder, heren.”



Het was een uur of negen in de avond en het hele gezelschap zat bij elkaar in de keuken. Rutger was na zijn werk teruggekomen naar Aerdenzwegel en had net een heerlijke maaltijd voorgezet gekregen.

“Het begint!” riep Henk met stralende ogen en hij drukte de volumeknop van het televisietoestel in. Tijdens de uitzending werd er af en toe commentaar gegeven, maar dan werd de spreker snel het zwijgen opgelegd door de anderen. Niemand wilde ook maar één woord missen van wat er gezegd werd. Na de oproep aan het echtpaar De Vries verscheen er een nummer met daarboven het gezicht van Anja, die ernstig in de camera keek en nog eens uitlegde hoe belangrijk het was dat het paar gevonden werd.

Nog voordat de beelden plaatsmaakten voor de reclameboodschappen begon de telefoon te rinkelen.

“Je moet zelf opnemen, kindje!” spoorde tante Charlotte haar aan. “Als het die mensen zijn, moet jij ze te woord staan.”

Anja slikte toen De Weerdt haar de telefoon gaf.

“Met Anja Busch.”

“Mevrouw Busch, u spreekt met Berenschot! Ik heb net iets op de televisie gezien en...”

Anja kreeg het warm en koud tegelijk toen ze merkte wie aan de lijn was en legde haar hand op het mondstuk. “Het is Berenschot,” fluisterde ze naar Viola. Deze boog zich meteen naar voren om mee te kunnen luisteren.

“U hebt me volkomen verkeerd begrepen, mevrouw Busch! Dat spijt me ten zeerste, maar onder deze omstandigheden ligt het voor de hand dat ik als notaris terughoudendheid betracht. Als blijkt dat het testament van gisteren het laatste is dat hij heeft laten opstellen, bent u uiteraard zijn erfgename.”

“Bedoelt u...”

“Het berust allemaal op een misverstand, lieve mevrouw,” zei hij op vaderlijke toon. “U weet toch hoe voorzichtig je moet zijn als het om geld gaat? Mijn bezoek aan Aerdenzwegel was alleen maar bedoeld om ervoor te zorgen dat de rechtmatige erfgenaam, in dit geval bent u dat waarschijnlijk, niet bestolen zou worden. Het zou ontzettend jammer zijn als de kunstschatten van de baron in verkeerde handen terecht zouden komen.” Hij liet haar geen kans om ook maar een woord te zeggen. “Voor mij ligt het testament dat gisteren door mij is opgemaakt en waarop de handtekening van de baron duidelijk herkenbaar is. Alles is volgens de regel van de wet verlopen en daarom wil ik alvast van de gelegenheid gebruik maken om u, met gepaste terughoudendheid uit piëteit met de overledene uiteraard, te feliciteren met uw erfenis.”

“Dank u.” Anja was niet in staat om verder nog een woord uitte brengen en gaf de telefoon aan Viola. “Hij heeft het opgegeven,” fluisterde ze verbijsterd en ze keek naar de gespannen gezichten om haar heen. “Hij zegt dat het een misverstand was.”

“Wat bedoel je?” Monica kon de spanning niet langer verdragen en sprong op. Ze schudde de schouders van Anja heen en weer. “Ik wil het weten!”

“Het testament is goed. Hij heeft het toegegeven!”

“Dat heeft hij zeker!” Viola legde de telefoon neer en lachte uitgelaten. “Ik ga morgen naar hem toe om een kopie in ontvangst te nemen. We hebben gewonnen, jongens.”

“Mag ik de eerste zijn die u feliciteert, mevrouw?” De Weerdt kwam naar voren en maakte een hoffelijke buiging. “Ik ben blij met de goede afloop.”

“Meneer De Weerdt?” Anja keek smekend naar hem op. “Noem me alsjeblieft gewoon bij mijn naam,” zei ze. “Ik ben niet van adel en dat zal ik ook nooit worden. Het is puur toeval dat ik hier terecht ben gekomen en ik ben niet van plan dat te vergeten.”

“In dat geval...” Hij wisselde een vragende blik met tante Charlotte, die zwijgend knikte. “In dat geval wens ik je welkom op Aerdenzwegel, Anja.” Hij lachte ontroerd toen ze opstond en een kus op zijn wang drukte.

“Zonder jullie hulp zou het nooit zo goed zijn afgelopen,” zei ze met een van emotie trillende stem. “Ik hoop dat dit het begin van een lange vriendschap zal zijn.”



Het dorpskerkje was afgeladen vol toen de kist met de stoffelijke resten van de baron naar binnen werd gedragen. Op de voorste rij zaten De Weerdt en tante Charlotte, die elkaar hun hele leven hadden gesteund als dat nodig was. Iedereen die iets met Aerdenzwegel te maken had, was aanwezig en de rest van de kerk werd gevuld met dorpsbewoners, die de laatste eer kwamen bewijzen aan de overledene. Ook het echtpaar De Vries, dat zich nog dezelfde avond van de televisie-uitzending gemeld had, was aanwezig. Ze zaten naast Viola en Rutger en volgden de gebeurtenissen aandachtig. Anja had er speciaal voor gekozen om achter de mensen van Aerdenzwegel te gaan zitten, want ze wist dat ze stuk voor stuk een innige band met de baron hadden gehad. Iets waar zij nooit de kans voor had gekregen. Tijdens de begrafenisdienst luisterde ze aandachtig naar de woorden van de priester, die het tragische leven van de baron beschreef. Aan het eind begonnen de klokken te luiden en werd de kist opgetild door Henk en zijn vrienden, die niet hadden gewild dat iemand anders die taak op zich zou nemen. Hoewel de baron door zijn excentrieke gedrag vaak het onderwerp van allerlei geroddel was geweest in het dorp, bleek hij toch zeer geliefd onder de inwoners.

Na de teraardebestelling kwam het gezelschap en enkele genodigden bijeen in de grote salon van Aerdenzwegel. Als executeur testamentair was het de taak van Berenschot om het testament van de overledene te openen en voor te lezen.

Nadat hij was uitgesproken, kwam Anja overeind.

“Ik dank u allemaal voor uw aanwezigheid,” begon ze zacht. “Ik weet dat er een grote verantwoordelijkheid op mijn schouders rust en beloof dat ik alles zal doen om uw vertrouwen niet te beschamen.” Ze draaide zich om naar Berenschot en keek hem aan. “U begrijpt natuurlijk wel dat we vanaf nu niet langer gebruik van uw diensten zullen maken, meneer Berenschot.”

“Wat?” Hij rukte het gouden brilletje van zijn neus en keek haar ontdaan aan. “Ik begrijp het niet.”

“Ik laat de afwikkeling van de nalatenschap over aan mijn eigen notaris.”

“Dat kan niet! Ik ben executeur testamentair en als zodanig.

“Als zodanig hebt u de taken verricht die daaraan zijn verbonden,” onderbrak ze hem op scherpe toon. “Nu dat achter de rug is, wil ik u verzoeken weg te aan.”

“Wat?” Hij kwam wankelend overeind. “De blamage! Hier is het laatste woord nog niet over gevallen! Ik sta erop dat ik met respect word behandeld!”

“Ik geloof dat mevrouw u verzocht heeft weg te gaan, meneer.” De Weerdt kwam naar voren en keek hem met een uitgestreken gezicht aan. “Als u mij wilt volgen...”

“Ik laat dit niet over mijn kant gaan!” brieste Berenschot, die de papieren bijeen graaide.

“De documenten blijven uiteraard hier, meneer Berenschot.” Viola was naar voren gekomen en legde haar hand op het originele testament. “Die worden naar de nieuwe notaris gestuurd.”

“Hoe haalt u het in uw hoofd?”

“U mag blij zijn dat u er nog zo goed mee weg bent gekomen,” onderbrak Viola hem kortaf. “Als mijn cliënt ook maar op enige manier door u wordt gehinderd, zal ik ervoor zorgen dat er onderzoek wordt gedaan naar uw manier van handelen. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat u dan uw beroep nog uit zult kunnen oefenen.”

“Dat is pure chantage!” Zijn hoofd was vuurrood van woede en zijn vlezige wangen schudden heen en weer door zijn driftige bewegingen. “Ik laat me niet...”

“U hebt één minuut om weg te gaan.” Viola liet zich niet van haar stuk brengen. “Als u dan nog niet weg bent, wordt de politie ingeschakeld.”

Het bleef doodstil in de salon, terwijl de man verwilderd om zich heen keek. Eindelijk koos hij eieren voor zijn geld en greep zijn aktetas.

“Denk maar niet dat jullie beter af zijn met haar!” riep hij met trillende stem. “Jullie komen er nog wel achter wat er gebeurt als een of ander dom grietje zo'n vermogen erft! We spreken elkaar over een tijdje nog wel!”

“Meneer Berenschot?” De Weerdt had al de deur geopend en maakte een uitnodigend handgebaar naar de gang. “Deze kant op.”

Met een laatste woedende blik op het gezicht van Anja verliet de notaris eindelijk het vertrek. Nadat de deur achter hem dicht was gegaan, viel er een diepe stilte.

“Wat een kapsones!” Fred de Vries floot door zijn tanden. “Het is maar goed dat je die kerel aan de kant heb geschoven, hoor meisje! Hem zou ik niet eens de kas van de duivenclub toevertrouwen!”

Iedereen schoot in de lach en daarmee was het ijs gebroken. Christine en Monica zorgden voor koffie, maar voegden zich weer meteen bij de anderen toen iedereen voorzien was. Een half uur later kwamen Viola en Anja overeind.

“Anja heeft jullie nog iets te vertellen,” zei Viola en ze knikte bemoedigend naar haar toen ze weer ging zitten.

“Jullie hebben allemaal gehoord wat ik geërfd heb,” begon ze een beetje verlegen. “Ik weet dat het onrechtvaardig overkomt dat een buitenstaander door een puur toeval alles in handen krijgt.” Ze haalde even haar schouders op. “Ik heb er lang over nagedacht en vind dat jullie in ieder geval recht hebben op een deel van het geld. Samen met Viola heb ik het een en ander op papier gezet en ik hoop dat jullie mijn voorstel willen accepteren.” Ze nam de documenten die Viola haar aanreikte en begon te lezen.

Iedereen die dagelijks voor de baron had gewerkt, kreeg een geldbedrag dat in ieder geval voldoende zou zijn om voor de rest van zijn of haar leven geen zorgen meer te hebben. De gesmoorde kreten die werden geslaakt, terwijl ze de regeling uiteen zette, verstomden weer meteen toen Anja doorging. Ook het echtpaar De Vries werd niet vergeten en kreeg een geldbedrag dat hen deed blozen.

“Hoe ken dat nou?” riep Fred de Vries ongelovig. “Je hoeft ons geen geld te betalen, hoor meisje! We hebben toch al vijftig euro gehad, niet moeder?” Hij keek zijn vrouw vol verbijstering aan.

“Ik wil het graag zo, meneer De Vries,” zei Anja smekend. “Doe me dit plezier nou. Er is nog altijd meer over dan ik ooit kan opmaken, maar Viola en ik zijn druk in de weer om een goede bestemming ervoor te vinden. We hebben al een idee.” Ze keek naar Viola die glimlachend knikte ten teken dat ze door kon gaan.

“We zijn van plan Aerdenzwegel te gaan gebruiken voor de opvang van kinderen die om de een of andere reden niet bij hun ouders kunnen blijven. Ik weet dat het heel wat veranderingen met zich mee zal brengen, maar ik denk toch dat het uiteindelijk een goede beslissing zal zijn.”

“Kinderen?” Tante Charlotte kwam overeind en keek Anja met open mond aan. “Meen je dat echt, kindje?”

“Ja. Vindt u het geen goed idee?” Anja schrok van de verbijstering die op haar gezicht te lezen lag.

“Of ik het geen goed idee vind?” Plotseling begon tante Charlotte stralend te lachen. Ze stak haar twee armen uit naar Anja en drukte haar tegen haar boezem. “Ik vind het geweldig!” riep ze jubelend. “Ik heb mijn hele leven gewacht op de kans om eindelijk kinderen om me heen te hebben! Ik had het al bijna opgegeven.” Ze haalde diep adem en stak ontroerd haar hand uit naar De Weerdt, die glimlachend toekeek. “Als er kinderen naar Aerdenzwegel komen, hoeven we niet meer bang te zijn voor de toekomst, meneer Geert!”

 

Recht op Erfenis & Vervloekt kasteel
content001.xhtml
content002.xhtml
content003.xhtml