Over het randje



In verkeerde handen



Margreeth Lammerts van Bueren



“Wat heb je haar geïnjecteerd?” wilde Hans op indringende toon weten. Het ging hier om leven of dood! Dit kind stikte als er niet snel werd gehandeld.

Lidy bracht een hand naar haar voorhoofd. Het leek wel alsof ze niet meer helder kon denken. 

“Lidy?” De stem van Hans leek van heel ver te komen. “Is alles goed met je?”

Ze wist dat ze iets moest doen, maar wat? Ze haalde haar hand uit de zak van haar doktersjas en stak haar gesloten vuist met de ampul erin Hans toe. 



“Mam, ik mag het weekend bij Lars logeren. Vind jij dat ook goed? Ja, hè, mam?” Om het voor zichzelf nog aantrekkelijker te maken, voegde hij eraan toe: “Bij Lars hebben ze koeien, schapen, geiten en kippen! Mag het, mam?” Andy, de achtjarige zoon van Lidy van de Poel, keek zijn moeder met bedelende blik, zoals alleen een kind kan kijken, aan.

Lidy dacht na. Haar zoon was dol op dieren, dus zo’n weekend leek hem wel iets, dat kon ze begrijpen. Wie was Lars ook weer? Andy had zoveel vriendjes en de vriendjes wisselden elkaar ook vaak af.

Andy leek te weten wat zijn moeder dacht. “De vader en moeder van Lars zijn gescheiden, hij woont in het weekend bij zijn vader op de boerderij. Lars heeft pas nog hier gespeeld. Hij mocht toen blijven eten, want zijn moeder moest werken. Weet je nou wie ik bedoel?”

“Ja, ik weet het weer!” zei Lidy glimlachend, zich een blond jochie met ernstige, bruine ogen voor de geest halend. Hij was klein en tenger voor zijn leeftijd. “Vindt zijn vader het goed als je meekomt?”

“Lars zegt van wel.”

“Dat kan Lars wel zeggen, maar weet die vader het ook? Vraag morgen aan Lars het telefoonnummer van zijn vader. Dan kan ik zijn vader bellen en vragen of hij het goedvindt. Oké?”

Andy trok een pruillip, maar Lidy was onvermurwbaar. “Vandaag is het donderdag, je hebt alle tijd.” Ze keek neer op het gebogen hoofd van haar zoon, die met de handen diep in de zakken van zijn broek gestoken voor haar stond en zacht mompelde: “Oké.”

Lidy stak een hand uit en woelde glimlachend door zijn warrige haardos. 

Schielijk trok Andy zijn hoofd terug. “Maar als hij nou geen telefoonnummer van zijn vader heeft?”

“Dan heeft zijn moeder dat in ieder geval. Lars kan het aan zijn moeder vragen en anders vraag je het nummer van zijn moeder maar, dan bel ik haar.”

Andy slaakte een zucht. “Is goed, ik zal het morgen meteen vragen, maar hij wordt wel al morgenmiddag na schooltijd naar zijn vader gebracht door zijn moeder.”

“Dan kan toch? Het gaat mij er alleen om dat ik zeker weet dat zijn vader het goed vindt.”

Aan het gezicht van haar zoon was te zien dat hij moeders maar lastig vond. Met de handen nog steeds diep in zijn zakken liep hij naar de keuken, waar Rosy bezig was met de voorbereidingen van de maaltijd.

“Wat is er, joh?” vroeg Rosy, die aan zijn gezicht zag dat hij het niet helemaal naar zijn zin had.

Andy haalde zijn schouders op. “Niets.”

Rosy vroeg niet verder. Als Andy kwijt wilde wat hem dwarszat, kwam hij er vanzelf mee.

Rosy was zo’n beetje een tweede moeder voor de kinderen van Lidy, die ondanks haar drukke werkzaamheden er zoveel mogelijk voor de kinderen probeerde te zijn. Ze was blij met Rosy, die de kinderen opving al zij er niet voor ze kon zijn. Rosy zwaaide tevens de scepter over het huishouden en dan vooral de keuken van het gezin. Na jarenlang in Zuid-Afrika te hebben gewoond, wilde ze, toen haar man overleed en ze kinderloos achterbleef, terug naar Nederland. Ze vroeg haar neef Alex Snijdewind, de man van Lidy, om advies. Toevallig was juist hun huishoudster vertrokken na jarenlange trouwe dienst. In overleg met Lidy stelde Alex dan ook voor om Rosy te vragen die taak op zich te nemen. Ze was dan meteen voorzien van onderdak, omdat in hun huis ruimte was voor inwonende hulp. Lidy, die Rosy alleen kende van horen zeggen, maar van Alex wist dat ze een schat van een vrouw was, was dolgelukkig met deze oplossing. Zo had Rosy haar intreden gedaan in Huize Snijdewind - Van de Poel. Er was meteen een klik geweest met het gezin. De kinderen, Steffie en Andy, waren dol op haar. Voor Lidy was het een grote opluchting dat ze de kinderen aan Rosy kon toevertrouwen. Dat gaf rust.

“Mam, kun je me helpen met deze som?” vroeg Steffie, haar tien jaar oude dochter. “Ik snap hem niet!”

Oef! Rekenen was niet Lidy’s sterkste kant. “Kun je niet wachten tot Alex thuis is?”

Steffie trok een gezicht. Ze wilde natuurlijk zo gauw mogelijk haar huiswerk afhebben, dat begreep Lidy wel. Ze werd gered door de telefoon en zag haar dochter nogmaals met haar ogen rollen. Lidy nam op en hoopte maar dat het geen spoedgeval was.

“Hallo, u spreekt met Daisy Helwegen.” De vrouw had een zachte, melodieuze stem. “Ik ben de moeder van Lars, een vriendje van uw zoon. Ik neem aan dat uw zoon al verteld heeft 

dat Lars hem het weekend mee heeft gevraagd naar zijn vader?”

“Inderdaad,” gaf Lidy toe. “Trouwens, fijn dat u belt! Ik had Andy al gezegd dat hij het telefoonnummer van u of zijn vader moest vragen, want ik wil natuurlijk graag weten of het inderdaad de bedoeling is dat mijn zoon meegaat.”

“Dat begrijp ik.” De lach in haar stem klonk als een klingelend klokje. “Ik zou hetzelfde doen! Je geeft je kind tenslotte niet zomaar mee met iemand die je niet kent.” 

“Precies!”

“Nu, ik kan u verzekeren dat het oké is. Lars zal het enig vinden als Andy meegaat. Weet u, zijn vader heeft een boerderij en dat is altijd werken.”

Iemand met zo’n stem was vast niet geschikt voor het harde boerenleven, bedacht Lidy.

“Lars vindt het leuk om zijn vader te helpen, maar verder heeft hij daar ook niets, dus moet hij zich vaak alleen vermaken.”

“Mijn zoon is dol op dieren. Ze zullen zich samen wel vermaken, neem ik aan. Brengt u ze weg?”

“Ja, direct na de avondmaaltijd. Eerder kan ik niet, vanwege mijn werk.”

“Lars kan uit school met Andy meekomen en hier eten,” stelde Lidy spontaan voor.

“Oh! Als dat kan! Dat zou geweldig zijn! Fijn, dan hoef ik me niet zo te haasten. Ik ben om zeven uur bij u, oké?” zong Daisy.

Lidy vroeg zich af wat het beroep van Daisy was, zangeres of danseres. Het had in iedere geval iets met kunst te maken. “Helemaal goed! Ik zal zorgen dat de jongens klaarstaan. Is het trouwens ver rijden?”

“Nee, als alles meezit een half uur. Een eindje de polder in. Goed, dan zie ik u morgen. Dag, dokter Van de Poel!”

“Dag, eh, Daisy.”

“Help je me nou met die som, mama!” Steffie keek haar moeder met een vermoeide frons aan. 

Lidy boog zich over het werkschrift van haar dochter en staarde naar de som. Ze probeerde er een uitleg aan te geven.

Steffie schoot uit: “Mam, je snapt er helemaal niets van!” Geërgerd duwde ze haar schrift weg. “Laat maar! Ik vraag het straks wel aan papa!”

“Het spijt me, schat. Je moeder is nu eenmaal geen rekenwonder!”

“Ik vind het stom dat je dat niet weet! Je bent toch dokter!” Alsof ze daarmee wilde zeggen dat die toch op zijn minst een som moesten kunnen oplossen.

“Dokters weten ook niet alles,” vergoelijkte Lidy haar eigen onkunde en verliet de kamer voor er nog meer commentaar van haar dochter zou komen.

Vanuit de keuken kwam haar een verrukkelijke geur tegemoet. Ze wilde net aan Rosy vragen wat ze gingen eten, toen opnieuw de telefoon ging. Een lichte zucht slakend liep Lidy terug naar de werkkamer. Ditmaal was het de directeur en goede vriend, Hans Bonnema van het St. Joseph-kinderziekenhuis. “Lidy, het spijt me dat ik je lastigval, maar ik zit met een groot probleem. Wilfried Huibers heeft een ongeluk gehad.”

Lidy schrok. Wilfried was een fijn en gewaardeerd collega. Een man in de kracht van zijn leven, vader van jong gezin met drie kleine kinderen. “Is het ernstig?”

“Nogal! Hij is aangereden door een onbesuisde jongeman toen hij de straat overstak.”

Lidy moest meteen denken aan die tijd, nu al heel wat jaren geleden, dat haar man was verongelukt. Werner was op weg geweest naar een bevalling toen hij werd aangereden door een dronken automobilist. Hij was op slag dood geweest en liet haar achter met twee kleine kinderen. Het was de zwartste dag van haar leven geweest. Alex, haar huidige man en toentertijd de beste vriend van Werner, had haar door de moeilijkste periode heen geloodst. Uiteindelijk had ze na een aantal jaren in diezelfde Alex een nieuwe liefde gevonden en een fijne vader voor haar kinderen. Steffie had nog enige herinnering aan haar biologische vader, maar Andy was nog een baby geweest en had hem nooit echt gekend. Toch hield ze de gedachte aan hun vader levend. Er werd nog altijd over hem gesproken. Vergeten deden ze hem nooit.

“Hij heeft zwaar hersenletsel opgelopen en verder de nodige kneuzingen en botbreuken. Hij is meteen overgebracht naar het academisch ziekenhuis. We moeten er het beste maar van hopen. Het probleem is dat iemand zijn praktijk moet waarnemen. Ik heb Dirk Broekens al bereid gevonden om het spreekuur over te nemen, maar hij is eigenlijk chirurg. Ik weet zo gauw niemand anders die ons uit de brand kan helpen. Harm Peters is ook niet beschikbaar, hij zit in het buitenland.”

Lidy moest meteen denken aan al die kinderen die al zo bang en nerveus waren voor een bezoek aan het ziekenhuis en al helemaal voor de behandeling die hen te wachten stond. Eigenlijk had ze er geen tijd voor. Ze had het druk genoeg met haar eigen praktijk, maar toch kon ze geen nee zeggen. “Je zegt maar wanneer je me nodig hebt.”

“Ik wist wel dat je me uit de brand zou helpen,” riep Hans uit. “Je bent een engel! Een reddende engel. Als je straks langs kunt komen, dan nemen we het een en ander door.”

Lidy sloot heel even haar ogen. “Ik ben om zeven uur bij je.” 

“Lidy, je bent geweldig!”

Nu wil ik geen telefoon meer horen, dacht Lidy terwijl ze de telefoon neerlegde en resoluut naar de keuken liep, waarbij ze bijna tegen Alex opbotste die net thuis was gekomen.

“Hallo, lief!” Hij sloeg een arm rond haar middel en kuste haar vol op de mond. “Alles goed met mijn meisje?”

Lidy knikte en leunde genietend van het moment, even tegen hem aan.

Blijkbaar had Steffie zijn stem gehoord, want ze kwam meteen aanstuiven. “Pap, kun je me helpen met een som? Ik snap hem niet en mama is zo dom, die snapt hem ook niet!”

“Ts, ts,” suste Alex. “Ik kom net binnen. Kan het niet wachten tot na het eten?”

Steffie trok een gezicht, maar dat veranderde op slag in een aandoenlijke, vleierige blik. “Kun je echt niet nu even helpen?” vroeg ze bijna smekend met een allerliefst stemmetje. Ze wist precies hoe ze Alex om haar vinger kon winden.

Alex slaakte een zucht en liet Lidy los. “Ga aan Rosy vragen wanneer het eten klaar is. Als er nog tijd is, help ik je.”

Steffie stoof naar de keuken om het Rosy te vragen. Alex maakte van de gelegenheid gebruik om Lidy nogmaals te kussen. Vanaf hun studietijd was hij al verliefd op Lidy en die verliefdheid was nooit overgegaan. Van die verliefdheid van toen had ze nooit iets geweten. Ze had indertijd alleen maar oog voor Werner gehad. Pas veel later, nadat Werner om het leven was gekomen en hun relatie zich langzaamaan had verdiept, was ze erachter gekomen en had zijn geduld ruimschoots beloond.

“Rosy heeft het eten nog niet klaar,” kwam Steffie triomfantelijk vertellen. “Het duurt nog een kwartiertje, zegt ze.”

“Mooi, dan zal ik je helpen met die som.”

Terwijl Alex met Steffie in de werkkamer verdween, liep Lidy opnieuw naar de keuken. Ditmaal werd ze niet gestoord door de telefoon. Andy lag half in de hondenmand en aaide teckel Basil. Hij wist best dat zijn moeder het niet goed vond als hij met zijn gezicht in de hondenmand lag. Het was iets dat hij altijd deed als hij boos of verdrietig was, dan zocht hij de teckel op en vond troost bij hem. De hond liet het zich maar wat graag welgevallen.

Kater Tom keek vanaf de vensterbank toe en zwiepte zijn staart vertraagd heen en weer.

Zodra Andy zijn moeder ontdekte, kwam hij snel overeind in de hoop op die manier een standje te kunnen vermijden. De hond hief verontwaardigd zijn kop en vroeg zich af waarom het aaien en knuffelen opeens werd gestaakt.

Lidy deed vandaag alsof ze niets had gezien. “Raad eens wie ik zojuist aan de telefoon had?”

Andy schokte met zijn schouders. “Weetniet.”

“De moeder van Lars.”

De stem van zijn moeder klonk opgewekt, een goed teken. Andy’s gezicht klaarde helemaal op. “Had je haar telefoonnummer dan?”

“Zij belde mij. Lars komt morgen met jou mee uit school. Na het eten komt zijn moeder jullie halen en brengt jullie weg naar de boerderij.”

Het duurde iets meer dan een halve seconde voor het tot Andy doordrong. Zijn gezocht begon te stralen. Hij maakte met zijn voeten een roffel op de keukenvloer, tot Rosy en Lidy tegelijk verzochten ermee op te houden.

Alex en Steffie kwamen gealarmeerd de werkkamer van Alex uit en keken verbaasd naar de op en neer springende Andy in keuken.

“Wat gebeurt hier?” vroeg Alex.

Andy vloog naar hem toe. “Ik mag logeren bij de vader van Lars. Zijn moeder komt ons morgen ophalen en Lars mag hier eten!”

Alex keek Lidy aan. Ze legde uit dat de ouders van Lars gescheiden waren en de vader van Lars een boerderij bezat.

“Ja,” juichte Andy, “en dan mag ik de koeien melken en de kippen voeren.”

“Koeien melken?” grinnikte Steffie verbaasd. “Dat gaat toch met een machine, suffie!”

Getemperd in zijn enthousiasme keek Andy vragend Alex aan. Deze knikte. “Steffie heeft gelijk. Koeien worden met een melkmachine gemolken, maar misschien mag je de kippen melken?”

Even was Andy de kluts kwijt, tot het tot hem doordrong dat Alex hem plaagde. “Kippen worden natuurlijk niet gemolken!” lachte hij.

“Tuurlijk niet!” riep Lidy lachend uit.

Andy keek opgelucht en gaf Alex een plagende stomp tegen zijn been. Alex ving zijn hand, greep hem vast en tilde hem op. Andy spartelde met zijn benen.

Rosy riep dat het eten klaar was en ze aan tafel konden.

Alex liet Andy zakken, gaf hem een speelse tik tegen zijn achterste en stuurde hem naar zijn plaats aan tafel. 

“Hans Bonnema belde, Wilfried Huibers heeft een ernstig ongeluk gehad en is voorlopig uitgeschakeld,” vertelde Lidy tijdens het eten.

Alex legde zijn bestek neer, pakte een servet en veegde zijn mond af terwijl hij Lidy met een lichte frons aankeek. “Hoe ernstig?”

“Hersenletsel en botbreuken. Vreselijk toch? Vooral voor zijn vrouw en kinderen.”

“Belde Hans alleen om je dat te vertellen?”

“Natuurlijk niet. Je kunt begrijpen dat hij met de handen in het haar zit nu Wilfried is uitgevallen. Hij gaat meteen op zoek naar een vervanger, maar die pluk je ook niet uit de lucht.”

“Dus vroeg hij of jij zolang kon waarnemen,” begreep Alex.

“Ja, wat kon ik anders zeggen dan dat ik bij zou springen?”

“Je had nee kunnen zeggen, nietwaar?” Diep in zijn hart wist Alex dat zijn vrouw dat toch niet zou doen.

Lidy haalde haar schouders op. “Ik kan die kinderen toch niet in de steek laten? Niets is erger dan wachten en zeker voor een kind.”

“Neem niet te veel hooi op je schouders, lief.”

“Ik pas wel op mezelf,” liet Lidy hem een beetje gepikeerd weten.

Natuurlijk was het te veel werk om nog een ziekenhuispraktijk naast de hare de runnen. Het zou veel discipline en organisatie vereisen, wilde ze niet haar praktijk of die van Wilfried, noch haar gezin tekortdoen en niet te vergeten ‘Huize Zonzicht’, waar ze de vaste huisarts van was. Huize Zonzicht was een tehuis waar ouderloze kinderen werden opgevangen. Van daaruit werd er in samenwerking met jeugdzorg en de kinderbescherming goede pleeggezinnen voor de daar verblijvende kinderen gezocht. Lidy was goed bevriend met de directrice, Carrie Verlaan. Ook dat mocht ze niet verwaarlozen. Had ze niet te snel ja tegen Hans gezegd? Straks eerst maar eens horen wat Hans van haar verlangde.

Meteen na het eten vertrok Lidy naar het St. Joseph-kinderziekenhuis.

Hans Bonnema ontving haar met een vermoeide glimlach. “Fijn dat je kon komen, Lidy. Loop met me mee dan zullen we samen met Dirk Broekens de taken doornemen.”

Gelukkig kon Dirk Wilfrieds spreekuur waarnemen. Alleen als er veel operaties waren, zou Lidy het spreekuur overnemen. Dirk was namelijk vooral chirurg.

“Denk je dat je het aankunt?” vroeg Hans toch enigszins bezorgd.

“Dat moet lukken,” meende Lidy terwijl ze koortsachtig nadacht hoe ze alles moest regelen. 

“Ik wist wel dat ik op je kon rekenen,” reageerde Hans opgelucht. “Uiteraard ga ik meteen op zoek naar een plaatsvervanger voor Wilfried en hoop er zo snel mogelijk een te vinden. Tot die tijd ben ik helaas van jullie afhankelijk.” Hij keek de arts en de chirurg aan.

“Geen punt,” zei Dirk.

Jij hebt geen gezin! schoot het door Lidy heen. Voor jou is het minder bezwaarlijk dan voor mij!

Die avond, vlak voor het slapengaan, kwam Alex achter Lidy staan terwijl ze de make-up van haar gezicht verwijderde. Hij wachtte tot ze klaar was, opstond en zich naar hem toedraaide en legde een paar vingers onder haar kin waardoor hij haar dwong hem aan te kijken. Zijn gezicht stond heel ernstig toen hij vroeg: “Weet je zeker dat je het aankunt, liefste?”

Lidy sloeg haar armen rond zijn hals, slikte een keer en schonk hem een allerliefste glimlach, want ze wilde hem absoluut niet laten merken dat ze er toch wel tegen opzag. “Dat zal best lukken, denk je ook niet?”

“Daar ben ik nog niet zo zeker van,” sprak hij bezorgd. Zijn blik boorde zich in de hare terwijl hij haar antwoord afwachtte.

Lidy was de laatste die zou toegeven dat het haar te zwaar was, dus liet ze zich niet kennen. Ze tuitte haar mond voor een kus. Alex kon uiteraard de verleiding niet weerstaan en drukte zijn lippen op de hare. Al gauw werden werk en zorgen daarover naar de achtergrond geschoven.



“Vind je het echt niet erg om alleen thuis te blijven?” vroeg Debora Jorissen voor de zoveelste maal aan hun bijna veertienjarige zoon Delano.

Haar man Paul had kaartjes cadeau gekregen voor een theatervoorstelling. Tot nog toe waren Debora’s ouders er altijd geweest als ze samen uitgingen of Delano logeerde bij opa en oma.

Delano slaakte een zucht en rolde met zijn ogen. “Dat heb ik je al drie keer gezegd. Nee, mam!” Het kwam er luid en duidelijk uit. Te luid misschien. “Ik ben geen klein kind meer!” ging hij op mildere toon verder. “Ik kan heus wel een avond alleen thuisblijven, hoor!”

Debora bekeek haar zoon van top tot teen. Alles was te lang aan hem, armen en benen, niets was in proporties. Het laatste half jaar was hij wel vijftien centimeter gegroeid! Zijn stem begon van klank te veranderen, werd dieper en sloeg af en toe over. De puber was geboren. Wat was het allemaal snel gegaan, sinds ze hem als baby van enkele maanden in haar armen had gekregen.

Paul legde een hand op haar schouder en drong met zachte druk aan: “Kom nou maar! Je hoort toch wat hij zegt? Eens moet je beginnen met hem los te laten.”

Dat wist Debora ook, maar makkelijk was het niet. Delano was enig kind. Na veel pogingen om zwanger te raken, die allemaal op niets waren uitgelopen, hadden ze er een punt achter gezet en zich aangemeld als pleeggezin. Daarbij waren ze geholpen door Lidy van de Poel, een goede vriendin. Lidy wist hoe je de juiste wegen moest bewandelen, omdat ze een bestuursfunctie had bij de kinderbescherming. Ze hadden Lidy leren kennen doordat Paul een collega van Alex Snijdewind was en bij hem op kantoor werkte.

Delano’s moeder was bij de geboorte overleden en de vader was niet bekend. Familie van de vrouw wilde niets van het kind weten. Debora had haar geluk niet opgekund toen ze hoorde dat er een baby voor hen was. Een ouder kind was ook goed geweest, maar een baby was haar diepste wens. Na verloop van tijd hadden ze het jongetje zelfs kunnen adopteren. Delano wist dat zij niet zijn biologische ouders waren. Om latere problemen uit te sluiten, hadden ze hem dat al vroeg duidelijk gemaakt. Hij wist dat zijn moeder bij zijn geboorte was overleden en zijn vader onbekend was.

“Ga nu maar!” drong Delano aan.

Debora wierp nog een laatste blik op hem. Ze wilde nog zeggen dat hij niet te laat naar bed moest gaan en niet de hele avond op internet, maar slikte dat alles bijtijds in. Wat had het voor zin? Hij deed toch wat hij zelf wilde. Ze forceerde een glimlach. “Je zult wel slapen als we thuiskomen, dus zal ik maar zeggen: tot morgen.”

“Ja, doei!” antwoordde hij met een onverschilligheid die bij zijn leeftijd paste.

Met een hand tegen haar rug dreef Paul zijn vrouw de deur uit. Eenmaal in de auto gezeten, zei hij: “Hij redt zich wel. Het is toch hartstikke stoer en spannend om alleen thuis te mogen blijven?”

“Dat weet ik wel, maar…” Ze slikte een paar keer. “Hij is nog zo jong!”

“Ben je je eigen jeugd soms vergeten? Wij vonden het toch ook spannend als onze ouders een avond weg waren? Ik weet het nog precies!“ Paul grijnsde in de schemerige beslotenheid van de auto. “Mijn vader las veel en thuis hadden we een heel grote boekenkast. Als ze eens een avond weg waren, zochten mijn broer en ik net zolang tot we een seksboek hadden gevonden.”

“Las je vader die dan?” schrok Debora. Ze kon zich dat niet voorstellen van haar wat stijve en degelijke schoonvader.

Paul grinnikte. “Blijkbaar. Lady Chatterley’s Lover vonden wij al een echt seksboek en lazen het met rode oortjes.”

Debora glimlachte stil voor zich heen. Ze had ooit de film gezien. Voor haar al een heel oude film uit de tijd van haar ouders. Hun zoon zocht heus de boekenkast niet af! Misschien wel het internet en dat was heel wat extremer dan Lady Chatterley met haar lover. Gelukkig had Paul de sekssites vergrendeld, maar op YouTube was ook genoeg te zien. Tegenhouden kon je het toch nooit helemaal. Dat was ook niet nodig. Hij was goed voorgelicht.

Intussen was Delano thuis helemaal niet op zoek naar pornosites of iets van dien aard. Zijn belangstelling ging daar niet naar uit. Hij had een profiel aangemaakt op Facebook. Hij was al een poosje aan het nadenken wie zijn biologische vader toch kon zijn. Zijn adoptief ouders hadden hem verteld dat zijn vader onbekend was. Was dat waar? Misschien wist hij toch wel dat hij een zoon had, was hij inmiddels van gedachten veranderd en wilde hij nu wel kennismaken met de zoon die hij toen niet wilde erkennen.

Delano had al op verschillende sites een oproep gedaan. Gisteren had zich iemand gemeld. Delano had zijn geluk niet opgekund. Toen had zijn moeder aan zijn kamerdeur geklopt en had hij snel en met bonzend hart de boel weggedrukt. Gelukkig had zijn moeder niets van zijn nervositeit gemerkt. Vanavond had hij echter alle tijd om rustig met die persoon kennis te maken. Nerveus toetste hij de site in en liet weten dat hij online was. Gespannen wachtte hij af en ja hoor, daar was hij weer! Hoe was het mogelijk! Misschien had hij dan toch zijn vader gevonden!

Delano kreeg een kleur van spanning en zijn ademhaling ging sneller.

De man vroeg waarom hij zijn vader zocht en wie zijn moeder was geweest. Hij vertelde dat hij toevallig op zoek was naar zijn zoon en toen de oproep van Delano ontdekte. Zijn zoon moest ongeveer van dezelfde leeftijd zijn als Delano. Wanneer was hij geboren?

Gelukkig was er nooit een geheim van gemaakt wie zijn moeder was. Hij wist dat zijn geboorteakte in een geldkistje werd bewaard. Dat stond echter in de kluis en daarvan wist hij de code niet, maar dat was ook niet nodig. Hij antwoordde dat hij alleen de voornaam van zijn moeder wist. Ze heette Monika en hij was geboren in het Elisabeth-ziekenhuis in Amsterdam.

De man moest daarover nadenken. Het was heel goed mogelijk dat Delano de persoon was die hij zocht en andersom. 

“Maar waarom wilde jij me toen niet?” vroeg Delano bijna in tranen. Hij wist bijna zeker dat dit de man was die hij zocht. Hij mocht dan op weg zijn naar volwassenheid, het gevoel niet gewenst te zijn, deed alsnog pijn. 

“Dat is een heel verhaal,” chatte de man, waarvan Delano inmiddels wist dat hij Henk van Dam heette.

“Ik wil het weten,” drong Delano aan.

“Ik moet er even over nadenken. Ik kan je nu nog niet antwoorden. Voor mij is het ook emotioneel, moet je weten. Ik weet ook nog niet zeker of jij de jongen bent die ik zoek. Heb je een foto van jou voor mij?”

“Maar nu heb ik alle tijd!” antwoordde Delano vertwijfeld. “Mijn ouders zijn vanavond niet thuis!”

“Ik moet dit verwerken,” chatte Henk. “Dit overvalt me, begrijp je?”

Delano haalde zijn schouders op. “Hoe denk je dat het voor mij is?”

“Stuur me morgen een foto. Ik zal er een van mij sturen. Kunnen we zien of we op elkaar lijken! Of nog beter, kun je Skypen?”

Delano slaakte een zucht. “Dan moet ik een account aanmaken.”

“Doe dat dan. Ik wil je stem horen. Doe het vanavond nog, dan kunnen we morgenavond zelfde tijd Skypen.”

“Ik weet niet of dat lukt!” reageerde Delano radeloos. Hoe moest hij dat doen als zijn ouders thuis waren?

Hij deed nog een laatste poging om meer van Henk te weten te komen, maar Henk was niet te vermurwen.

“Morgen.” Weg was Henk.

Verdorie! Nu had hij de tijd en wilde die Henk niet verder!

Delano baalde en zocht of er nog anderen op zijn oproep hadden gereageerd. Er waren inderdaad nog andere reacties, maar ze waren niet zo overtuigend als die van Henk.

Delano chatte met een paar hen, kreeg zelfs van een een oneerbaar voorstel, die hem het schaamrood naar de kaken deed vliegen. Snel drukte hij die weg. Hij chatte nog met een paar vrienden van school, surfte wat op internet en maakte een Skype-account aan. Daarna sloot hij de computer af en slenterde naar de keuken, waar hij uit de koelkast een blikje cola haalde, daarmee neerviel op de bank en de tv aanzette.

Toen Paul en Debora even na twaalven thuiskwamen, lag hun zoon op de bank te slapen. Een half leeggegeten zak chips lag naast hem. Het lege colablikje was op de grond gevallen. De tv zond een belspel uit.

Vertederd keek Debora op hem neer. Ze nam de zak chips weg en schudde zacht zijn schouder.

Even niet wetend waar hij was, opende Delano zijn ogen en kneep ze tot spleetjes tegen het licht. Hij wreef in zijn ogen, geeuwde en voelde zich een beetje beschaamd dat hij op de bank in slaap was gevallen. Zoiets deden grote jongens toch niet? Hij veerde overeind. “Zijn jullie er al? Hoe laat is het?” 

“Het is twaalf uur geweest. Heb je je nog een beetje vermaakt vanavond?” wilde Debora weten.

Delano gaapte nogmaals hartgrondig. “Best, hoor!” Hij stond al geeuwend op van de bank en slenterde naar de deur. “Ik ga naar bed. Welterusten.”

“Trusten, schat!” riep zijn moeder hem na.

Paul, die een biertje uit de koelkast had gehaald, gaf hem een klopje op zijn schouder. “Slaap lekker verder, kerel.” Grijnzend keek hij zijn vrouw aan en plofte op de bank. “Zie je, dat we hem wel alleen konden laten?” Hij nam een slok bier.

Debora antwoordde niet en schonk zich een glaasje port in. 



“Luister,” zei Lidy tegen haar assistentes, Corine Vossen en Petra Kruisberg. Ze had hen zojuist verteld van het verzoek van Hans Bonnema. “We moeten het een en ander organiseren. Vanaf nu doe ik alleen het ochtendspreekuur. Dus alle afspraken moeten naar de ochtend worden verzet.”

Dat was werk voor Corine, die de patiëntjes binnenliet en de afspraken regelde.

“Degenen die alleen komen voor bloed- of urineonderzoek, om verband te verwisselen of voor een prik, kunnen dat eventueel ook ‘s middags doen.”

De prikken, bloed - en urinemonsters, waren Petra’s taak.

“Meteen na de lunch ga ik naar het St. Joseph. Spoedgevallen stuur je maar daar naartoe en als Carrie me nodig heeft, zeg dan dat ik zal proberen nog voor het avondeten te komen. Alles duidelijk?”

De jonge vrouwen knikten.

Corine, de oudste van de twee, keek bezorgd. “Wordt het niet een beetje te veel voor je, Lidy?”

Lidy forceerde een glimlach. “Zal wel meevallen. Ik ben een sterke meid!”

“Ook sterke bomen kunnen omvallen,” mompelde Corine terwijl ze naar de deur liep om het eerste patiëntje binnen te laten.

Aan het einde van het spreekuur opperde Corine: “Waarom verplaats je je eigen prakrijk niet tijdelijk naar het St. Joseph? Voor ons maakt het niet uit of we van daaruit of hier ons werk doen, vind je ook niet, Petra?”

Petra was het niet helemaal met Corine eens. “Ik heb hier alles. Daar wordt rechtstreeks met het lab gewerkt en zit niemand op mij te wachten!” Ze glimlachte een beetje zuur. “Kan ik net zo goed thuisblijven.”

Lidy was het met Petra eens. “Dat is te veel gedoe. Nee, we houden het zoals het is. Ik vertrek meteen na de lunch naar het St. Joseph. Jullie handelen hier de boel af.”

Tijdens een snelle lunch maakte ze met Rosy de weekendtas voor Andy klaar.

“Ben je thuis voor hij vertrekt?” informeerde Rosy. “Het zou zo sneu voor Andy zijn als je er niet zou zijn.”

“Ik zal mijn best doen,” beloofde Lidy en schoot in haar jas, nam staand een laatste slok koffie, stak groetend een hand op naar Rosy en haar assistentes en spoedde zich naar haar auto. Ze zag niet dat Rosy haar hoofdschuddend nakeek.

Eenmaal in het St. Joseph passeerde ze, op weg naar Wilfrieds spreekkamer, een overvolle wachtkamer. De schrik sloeg Lidy om het hart. Moest ze al die ouders vanmiddag nog te woord staan en hun kind onderzoeken? Had Dirk alle ochtendafspraken naar de middag verschoven? Dat kon toch niet waar zijn?

Hoewel ze geen onbekende was in het ziekenhuis, was het toch onwennig om in de spreekkamer van een ander te verblijven. Elsbeth Mertens, Wilfrieds assistente, wachtte haar op. Elsbeth was een heringetreden huisvrouw van midden veertig, een beetje mollig en met kort, bruin haar en vriendelijke, groene ogen. Ze was een moederlijk type dat vertrouwen uitstraalde. Het feit dat ze zelf drie kinderen op de wereld had gezet en zich kon inleven in wat er in een kind omging, was natuurlijk van groot belang en werd ook door de ouders als zeer prettig ervaren.

“Er zitten zoveel mensen in de wachtkamer!” was het eerste dat Lidy zei. “Heeft Dirk vanmorgen geen spreekuur gehouden?”

Elsbeth schudde haar hoofd. “Er kwam van alles tussen. Twee spoedgevallen die zo snel mogelijk geopereerd moesten worden. Toen hij daarmee klaar was, werd er nog een kind binnengebracht dat was aangereden en eveneens met spoed moest worden geopereerd. Het was werkelijk een heksenketel vanmorgen. Ik heb een aantal afspraken naar volgende week kunnen verschuiven, maar lang niet alles.” Elsbeth keek Lidy aan. “Het spijt me. Je wordt meteen in het diepe gegooid.”

Lidy schoof nog wat onwennig achter het rode bureau in de kindvriendelijke spreekkamer. Er was, net als in Lidy’s spreekkamer, een speelhoek en aan de wand hingen kleurrijke platen met dieren, sprookjes- en stripfiguren. 

Samen met Elsbeth nam ze snel het ziektebeeld van het eerste patiëntje door. Het ging om een controle. Het meisje was van een trampoline gevallen en met haar hand op de rand van een stapel tegels terechtgekomen waardoor bij drie vingers het vel tot bijna het topje was opgeschoven. Gelukkig waren er geen pezen of spierweefsels beschadigd.

“Wilfried heeft het gelijmd. Het gaat erom dat er geen infectie is bijgekomen.”

Lidy haalde diep adem en knikte naar Elsbeth. “Laat Nikita maar binnenkomen.”

Nikita was tien jaar oud. Een guitig kind met een wilde bos blonde krullen rond haar ondeugende snoet. Ze had een jongensachtige uitstraling. Zodra ze binnen was, haalde ze haar arm uit de mitella.

Elsbeth verwijderd het verband terwijl Nikita naar Lidy keek. “Bent u nieuw? Waar is dokter Wil?”

Niet begrijpend keek Lidy Elsbeth aan.

Deze glimlachte. “Alle kinderen noemen hem, dokter Wil. Dat klink minder formeel.” Meteen legde ze Nikita uit: “Dokter Wil heeft een ongeluk gehad en ligt nu zelf in het ziekenhuis. Vandaar dat dokter Lidy nu hier is.”

“Is het ernstig?” schrok Nikita’s vader, die zijn dochter vergezelde. 

Nikita’s hand was uit het verband en Elsbeth duwde haar naar Lidy toe terwijl ze uitvoerig verslag uitbracht over de toestand waarin Wilfried verkeerde. “We hopen dat hij er goed uitkomt en er niets aan overhoudt,” besloot ze met een ernstig gezicht.

Met Nikita’s vingers ging het gelukkig goed. Er was geen infectie bijgekomen en Elsbeth mocht ze weer inpakken. Lidy maakte ondertussen een aantekening in Nikita’s status en een afspraak voor een week later. “Dan zal het verband er wel af mogen,” beloofde ze het meisje.

Haar vader grijnsde. “Dat zal een opluchting voor haar zijn. Deze wildebras voelt zich behoorlijk beperkt met een handicap.” Hij woelde plagend met een hand door de wilde krullen van zijn dochter. “Hè, meisje, dat valt niet mee!”

Nikita zuchtte en rolde met haar bruine ogen. “Wat je zegt, papa!”

“Soms is een waarschuwing weleens op zijn plaats. Dat leert je een beetje minder wild te zijn. Kom, dame, er wachten meer patiënten.”

Vader en dochter namen afscheid en Elsbeth liet het volgende patiëntje binnen. Opnieuw werd er naar dokter Wil geïnformeerd. Elsbeth kwebbelde er lustig op los. Ze scheen er geen genoeg van te krijgen om het te vertellen.

Tegen het eind van het spreekuur kon Lidy het niet meer horen. Ze was dan ook blij dat ze om half zes klaar was en naar huis kon. Het weekend lag voor haar om een beetje bij te komen en dit was nog maar het begin. Ze hoopte met heel haar hart dat Hans snel een vervanger voor Wilfried zou vinden. Ze nam afscheid van Elsbeth en spoedde zich naar de uitgang, maar werd in de gang staande gehouden door Hans, die wilde weten hoe het was gegaan.

Lidy wond er geen doekjes om. “Druk, erg druk. Is dat altijd zo?”

Hans schudde zijn hoofd. “Dat kwam doordat Dirk vanmorgen…”

“Ik weet het,” onderbrak Lidy hem. “Het spijt me, Hans, ik heb haast. Andy gaat een weekend uit logeren en ik wil hem nog uitzwaaien.”

Hans knikte begrijpend. “Ik zie je onder normale omstandigheden maandag weer. Tot dan.”

Thuis zat iedereen al aan tafel toen ze binnenkwam. Ze ontweek de licht verwijtende blik van Alex. Hij wist toch dat haar werk nooit aan vaste tijden was gebonden? Ze begreep het wel, maar wilde het liever niet begrijpen.

“We gaan bijna weg,” zei Andy. Hij schoof zuchtend zijn halflege bord van zich af, leunde achterover op zijn stoel en legde beide handen tegen zijn buik. “Ik hoef niet meer. Ik zit vol.”

Lars, klein en tenger, at langzaam en met kleine hapjes.

“Ben je zenuwachtig voor het grote avontuur, jongen?” plaagde Alex. “Kun je daarom je bord niet leegeten? Ik zou het maar wel doen. Misschien krijg je bij de vader van Lars niets anders te eten dan koeienvlaai.”

“Koeienvlaai?” reageerde Andy verbaasd.

“Dat is koeienpoep!” gierde Lars en verontwaardigd erachteraan: “Mijn papa kan heel lekker koken!”

“Mijn papa niet!” merkte Andy op.

“Oh, nee?” protesteerde Alex quasi beledigd. “Ik kook bijna altijd als we in het huisje zijn!”

“Ja, pasta of barbecue! Niet zoals Rosy!”

“Ik zie het verschil niet!” Andy kreeg onverwacht bijval van zijn zus.

Lidy was moe en had eigenlijk geen trek meer. Ze had maar weinig opgeschept terwijl ze luisterde naar het gekissebis om haar heen. Gelukkig viel het niemand op.

“Je moeder komt zo,” zei Andy met een blik op het bord van Lars, waarvan de inhoud tergend langzaam naar binnen verdween. Te langzaam naar Andy’s zin.

Lars wierp een blik op zijn horloge, dat te groot leek voor zijn smalle pols. “Nee, hoor! Ze is nog aan het werk!”

Nu kon Lidy eindelijk haar nieuwsgierigheid bevredigen. “Wat doet je moeder voor werk, Lars?”

“Mijn moeder heeft een dansschool.” 

Waarom wist ze niet, maar zoiets had Lidy al gedacht. Dat kwam waarschijnlijk door haar melodieuze stem.

Even voor zevenen werd er aangebeld. 

Alex liep naar de deur en liet een kleine, tengere vrouw binnen. Het was duidelijk dat er Aziatisch bloed door haar aderen stroomde, gezien haar lichtgetinte huidskleur en haar donkere ogen. Haar ravenzwarte haar lag opgestoken in een wrong in haar slanke hals. Ze droeg een lange jas van lichtgrijs nepbont en zwarte laarzen. 

Behalve zijn tengere bouw had Lars weinig van haar weg. De stem die Lidy aan de telefoon had gehoord, paste precies bij deze vrouw. De begroeting was allerhartelijkst.

Andy stond te popelen om te vertrekken en wilde dat de volwassenen eens ophielden met praten. Uiteindelijk kon hij zich niet langer beheersen en riep: “Schieten jullie eens op!”

Verbaasd keken de volwassenen hem aan.

“Heb je zo’n haast om bij ons weg te komen?” wilde Alex weten.

Andy stond voor hem met de weekendtas aan zijn voeten en haalde zijn schouders op. “Waarom moeten jullie altijd zoveel praten? Straks zijn de kippen en de koeien al naar bed en ik wil ze nog gedag zeggen als we er zijn.”

Steffie proestte het uit. “Oh, Andy, dit is lachen!” Ze negeerde de waarschuwende blik van haar moeder. “Vergeet vooral niet te vragen of ze hun tanden hebben gepoetst!” Ze stikte zowat in een gierende lachbui.

Na een onzekere blik op de volwassenen te hebben geworpen en zag dat ze ook moeite hadden hun lach te verbijten, vloog er een blos van boosheid naar Andy’s wangen. Met gefronste wenkbrauwen en een nijdige blik keek hij zijn zus aan. “Doe niet zo stom! Kippen hebben toch geen tanden?”

“De koeien wel!” hikte Steffie.

Andy wist het even niet meer. Nee, Steffie plaagde hem. De tanden van de koeien werden natuurlijk niet gepoetst.

Lars schoot hem te hulp. “De koeien worden wel geborsteld! Dat kunnen ze helemaal zelf,” vertelde hij enthousiast. “Mijn vader heeft in de stal grote borstels staan die ronddraaien en als ze willen, lopen ze ernaar toe om zich te borstelen.”

Andy’s mond zakte open van verbazing. “Doen die koeien dat helemaal zelf?”

Lars knikte.

“Laten we maar gauw gaan,” stelde Daisy voor. “Kom, mannen, naar de auto.”

Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen. Ze struikelden bijna over elkaar om als eerste bij de auto te zijn. 

Even later zaten de jongens in de gordels en werden door heel de familie uitgezwaaid.

Na een klein halfuurtje waren ze op de plaats van bestemming. De grote boerderij stond achteraf aan een zandpad. Voor de boerderij was een grasveld, waar in het schemerdonker nog twee paarden stonden. Andy dacht meteen aan zijn zusje. Als Steffie paarden zag, raakte ze in extase.

Daisy parkeerde haar auto opzij van de boerderij. Vrijwel meteen ging de zijdeur open en kwam er een slanke, blonde man tevoorschijn, die Andy helemaal niet aan een boer deed denken. Als hij aan een boer dacht, zag hij een beetje een dikke man met een overall aan, een pet op en gele klompen aan zijn voeten. Deze man droeg een gewone spijkerbroek en een geruit overhemd met daarover een gewatteerde bodywarmer en slippers, geen pet en geen klompen.

Lars sprong uit de auto en holde naar zijn vader, die hem opving en optilde. Lars sloeg zijn armen om zijn vaders hals. “Dit is mijn vader,” zei hij met iets van onverholen trots.

“Dus jij bent Andy!” De man stak een hand naar hem uit. De hand was groot en leek niet bij de man te passen.

Andy legde de zijne erin, die er helemaal in verdween en knikte. “Dat klopt. Ik ben Andy van de Poel,” antwoordde hij zo stoer mogelijk.

“Mooi, ik ben Leo Verbruggen.” Leo liet zijn zoon op de grond zakken. “Kom, jongens, help eens jullie spullen uit te laden en breng die naar jullie kamer.”

“Kom maar,” wenkte Lars apetrots naar zijn vriend en ging hem voor de boerderij in. In de deuropening bleef hij staan. “Is oma er?”

Leo knikte. “Ik denk dat oma in de keuken is. Als je je spullen boven hebt gebracht, ga je maar kijken.”

Oma? dacht Andy. Wat moest hij met een oma? Hij kwam voor de dieren! Oma’s kende hij helemaal niet. De ouders van zijn moeder waren omgekomen bij een vliegtuigongeluk toen zijn moeder nog een klein meisje was en die van zijn vader leefden ook niet meer.

“Blijf je nog iets drinken, Daisy?” informeerde Leo bij zijn ex-vrouw, nadat de jongens in de boerderij waren verdwenen. De blik waarmee hij haar aankeek, was een blik vol genegenheid.

Daisy aarzelde, ze trok de capuchon van haar jas over haar haren. Er stond een gure wind en schudde haar hoofd. “Laat ik het niet doen.” 

Ze wist was er zou gebeuren als ze langer bleef. Ze kende Leo’s smeekbedes uit haar hoofd. Zijn liefde voor haar was nog volop aanwezig. Als ze diep in haar hart keek, dan hield ze ook nog altijd van hem. Ooit hadden ze samen een mooie tijd gehad. Ze had verschrikkelijk haar best gedaan, maar had helaas nooit kunnen wennen aan het buitenleven. Ze was een stadsmens. Hier buiten was ze weggeteerd. Om nog maar te zwijgen van de werkzaamheden die een boerderij met zich meebracht en niet te vergeten de besmuikte blikken van haar schoonmoeder. Niet dat die zich ooit ergens mee had bemoeid, dat moest ze toegeven. Hanna had gezwegen als het graf, maar haar blikken hadden meer dan genoeg verteld. Met haar schoonmoeder had ze nog kunnen leven. Maar met het vee, daar had ze niets mee. Koeien en varkens, ze griezelde ervan. De lucht alleen al kon haar misselijk maken. Ze had lang genoeg geprobeerd om een goede echtgenote voor Leo te zijn. Na lang beraad, veel gesprekken en nog meer tranen, had ze uiteindelijk voor zichzelf gekozen en was teruggekeerd naar de stad, waar het leven bruiste en waar ze haar werk als danslerares had. De kleine studio die ze tot dan toe had gehuurd voor een klein groepje leerlingen, had inmiddels plaatsgemaakt voor een meer professionelere ruimte, het aantal leerlingen was meer dan verdubbeld.

In een buitenwijk van de stad had ze een appartement gehuurd voor Lars en zichzelf. Nu kon ze zeggen dat ze haar leven weer op de rit had. Ze was op haar manier gelukkig. Er was een ding dat nog voortdurend aan haar knaagde, de liefde voor de vader van haar kind. Als Leo de boerderij zou verkopen, zou ze hem met open armen ontvangen, maar Leo zou de boerderij nooit van de hand doen. Hij hield van dit leven. Dit was zijn wereld. Leo zou zich in de stad doodongelukkig voelen. Om hen allebei veel verdriet te besparen, hield ze hem bewust op afstand, deed alsof ze niets meer om hem gaf. Dat vond ze het beste, ook al deed het pijn.

Ze kroop dieper weg in de jas van nepbont en sloeg haar armen om zichzelf. “Ik blijf wel iets drinken als ik de jongens zondagavond kom halen, oké?”

Leo knikte en vroeg zichzelf af waarom hij haar elke keer weer uitnodigde om iets te drinken. Het was tijd rekken, hopen op… Ja, op wat eigenlijk? Ze had meer dan eens laten blijken niet meer van hem gediend te zijn. De liefde was over, had ze ooit gezegd, maar diep in zijn hart wist hij dat het niet waar was. Hij was immers niet blind? De pijn in haar ogen als ze naar hem keek, vertelde hem genoeg. Ze kon zeggen wat ze wilde, maar hij was ervan overtuigd dat ze nog altijd van hem hield. Met pijn in het hart kon hij terugdenken aan de diepe liefde die ze ooit voor elkaar hadden gevoeld en alles door een roze bril zagen.

Dat was in de tijd dat hij nog aan de landbouwschool studeerde. Tijdens een studentenfeest had hij Daisy leren kennen. Hij was meteen smoorverliefd op haar geworden. Het had dan ook niet lang geduurd voordat ook bij haar hetzelfde vuur was ontstoken. Zijn studentenkamer werd het toneel van een alles verterende liefde en heftige vrijpartijen. Ze trouwden nog tijdens zijn studie en leefden van het geld dat Daisy met danslessen geven verdiende.

Tot het noodlot toesloeg en Leo’s vader onverwacht overleed aan een hartstilstand. Plotseling moesten er keuzes worden gemaakt. Hij, als enige zoon, voelde zich verplicht om het werk van zijn vader voort te zetten. Dat was ook altijd zijn wens geweest, maar het kwam zo onverwacht. Van de een op de andere dag stond hun leven op zijn kop. Leo stopte met zijn studie en ze verhuisden naar de boerderij. Zijn moeder trok zich terug in het bakhuus. Dat was al eens verbouwd tot noodwoning toen een van zijn zussen op jonge leeftijd moest trouwen en zo snel geen woonruimte kon vinden. Dat kwam toen mooi van pas. Daisy had meer dan haar best gedaan haar aversie tegen de dieren te overwinnen, maar was daarin niet geslaagd. Ze kreeg huilbuien en bleef vaak langer dan noodzakelijk in de stad. Leo hoopte dat de komst van een kind haar leven een andere wending zou geven. Niets was minder waar gebleken. Toen Lars over het erf begon te dwalen, zag ze overal gevaar en verloor hem geen moment uit het oog. Het was zenuwslopend, zelfs Lars raakte door haar overbezorgdheid overstuur. Dat was de spreekwoordelijke druppel geweest. Enfin, hij had zich er inmiddels bij neergelegd dat ze niet meer bij hem terug zou komen.

Hij hoorde de jongens de trap af roffelen.

Daisy stond met het portier van haar auto in de hand. “Dan ga ik maar. Pas goed op de jongens.”

Hij grijnsde. “Dat weet je toch?” Hij wist dat ze geen rust zou kennen tot haar zoon weer veilig bij haar was teruggekeerd.

Ooit was hij met haar de discussie aangegaan over ongelukken. Natuurlijk was het risico op een boerderij altijd wat groter dan elders, maar een ongeluk kon je overal overkomen. Het was een zinloze discussie geweest.

Daisy was ingestapt, sloeg de capuchon van haar jas terug, startte haar auto en stak haar hand in de zwartleren handschoen op. “Tot zondag.”

Leo zwaaide, keek de auto na tot hij uit het zicht verdween en liep de boerderij binnen. Hij wreef zijn koude handen. Binnen was het aangenaam warm. 

Vanuit de keuken klonk Lars’ opgewonden stem, gevolgd door de zwaardere stem van zijn oma. Sinds het vertrek van Daisy, inmiddels vier jaar geleden, had zijn moeder de huishoudelijke taken weer op zich genomen. Diep in haar hart hoopte Hanna dat haar zoon ooit een nieuwe liefde zou vinden. Ze had heimelijke pogingen gewaagd door dochters van vriendinnen, vooral boerendochters, aan hem voor te stellen, maar hij had nooit enige belangstelling voor een andere vrouw dan Daisy getoond. Uiteindelijk was ze er maar mee gestopt.

Hanna Verbruggen keek op toen haar zoon de keuken binnenkwam en glimlachte naar hem. “Wat leuk dat Lars een vriendje heeft meegenomen, vind je ook niet?”

Andy, popelend van ongeduld, verzuchtte: “Ik weet niet waar de dieren zijn.”

Leo begreep zijn wenk. “Trek je jas aan en kom dan maar eens mee, jongeman. Dan zal ik je onze dieren laten zien. Ga je mee, Lars?”

Lars had vandaag echter meer belangstelling voor de appeltaart die zijn oma wilde gaan bakken en waarvoor de ingrediënten al klaarstonden. “Mag ik helpen, oma?”

Lars kon qua uiterlijk dan niet op zijn moeder lijken, qua karakter deed hij dat wel. Leo zag in hem tenminste nog geen toekomstige opvolger van de boerderij. Lars had geen hekel aan de dieren en vond het leuk om mee te helpen, maar bij hem ontbrak de aangeboren liefde voor de boerderij. Misschien zou dat nog komen?

Wat voor Lars gewoon was, was voor Andy nieuw. Hij vuurde de ene na de andere vraag op Leo af. Hij wilde alles weten over de koeien die in de stal stonden. Hun adem vormden, net als die van Leo en Andy, wolkjes in de lucht. De kippen waren al op stok. Andy mocht in het kippenhok kijken. Een enkele kip opende een oog en liet een zacht klokkend geluid horen. De geiten scharrelden in het stro en mekkerde een welkom. Ze snuffelde aan Andy’s hand en jas en een pakte zijn mouw beet, wat Andy deed schateren.

Geduldig en met een glimlach om zoveel enthousiasme, beantwoordde Leo elke vraag. Dit kon een leuk weekend worden!



“Waarom blijf je niet gezellig bij ons zitten?” vroeg Debora aan Delano, die op het punt stond naar boven te gaan. “Het is vrijdagavond! Ik heb wat lekkers bij de koffie gehaald.”

Met iets lekkers was Delano meestal wel te paaien. Hij was een enorme zoetekauw. Dit keer had ze geen succes.

“Ik zou nog wat chatten met vrienden,” mompelde hij voordat hij de trap met twee treden naar boven nam. “ Straks misschien.”

Debora slaakte een zucht. 

“Laat hem toch!” zei Paul. “Jongens van zijn leeftijd hebben er geen behoefte meer aan om gezellig met hun ouders koffie te drinken en tv te kijken.”

Eenmaal op zijn kamer draaide Delano zijn deur op slot en zette met wild kloppend hart zijn computer aan. Hij had gisteren een Skype-account aangemaakt, een recente pasfoto gescand en hoopte dat het zou functioneren. Allereerst ging hij naar het chatprogramma waar hij met Henk had gechat. Daar was hij weer! Henk liet hem weten hoe hij hem via Skype kon bereiken. Delano ging naar Skype. Zijn vingers trilden van spanning.

“Hallo?” zei een stem.

Delano schrok zich een ongeluk en zette onmiddellijk het volume zachter. Stel je voor dat ze het beneden zouden horen! 

“Hallo, ik ben het!” fluisterde Delano, terwijl hij naar de foto keek op het scherm. Het was een foto van een man met donkerblond haar. Bovenop zijn schedel al behoorlijk kaal. Hij had borstelige wenkbrauwen, een beetje dikke neus en een ringbaard. De kleur van zijn ogen kon hij niet zien. Voorzichtig, maar hoopvol informeerde Delano: “Vind je dat ik op je lijk?”

“Hm,” bromde Henk. “Dat is nog moeilijk te zeggen. Ik ben bang dat je meer op je moeder lijkt! Misschien ben je mijn zoon helemaal niet! Dat zou jammer zijn, want ik vind je wel leuk om te zien. Je bent bij de meisjes vast in trek. Heb je al een vriendinnetje?”

Delano bloosde en dacht aan Chantal, met wie hij een keer had gezoend. “Nee, gelukkig niet! Om zeker te weten of ik je zoon ben, kunnen we toch een DNA-test laten doen?” Delano had er alles voor over om erachter te komen of Henk werkelijk zijn vader was. “Heb je enig idee hoe dat moet?”

“Ik kan een afspraak maken bij mijn huisarts. We kunnen samen naar hem toegaan. Lijkt je dat wat?”

“Ja!” reageerde Delano gretig. “Zeg maar wanneer!”

“Kalm aan, jongeman,” lachte Henk. “Zoals ik zei, ik moet eerst een afspraak maken. Dat zal ik maandagmorgen meteen doen. Maandagavond ben ik er weer op dezelfde tijd.”

“Dan kan ik niet!” reageerde Delano beteuterd. “Dan heb ik volleybaltraining. Om tien uur kan wel. Ben je er dan?”

Het bleef even stil aan de andere kant.

“Wat doe je eigenlijk voor werk?” wilde Delano plotseling weten. Misschien werkte hij wel in een bar of zo en had hij later op de avond geen tijd.

“Ik ben leraar in het bijzonder onderwijs, maar momenteel met ziekteverlof thuis.”

“Ben je ziek dan?” schrok Delano.

“Nee,” het klonk aarzelend. “Ik ben slachtoffer van zinloos geweld. Een paar flinke jongens hebben me op een avond aangevallen en me in elkaar geslagen.” Meteen voegde hij eraan toe. “Maar het gaat al een stuk beter met me. Lichamelijk viel de schade mee, maar geestelijk krijg je er toch een opdoffer van. Daarom ben ik zo blij dat ik jou heb ontmoet. Dat geeft afleiding, verder ben ik in therapie.”

“Oh,” reageerde Delano toch enigszins geschokt. “Als je hulp nodig hebt, moet je het maar zeggen.”

Henk lachte zacht. “Dat is tof van je. Wie weet maak ik daar nog eens gebruik van.” Henk informeerde nu ook naar zijn adoptieouders, wilde weten of ze goed voor hem waren en of hij het daar naar zijn zin had.

Delano liet weten dat hij de laatste tijd nog weleens in de clinch lag met zijn moeder. Hij vond haar te betuttelend. “Ze denkt dat ik nog een klein kind ben!” liet hij snuivend weten.

Henk lachte opnieuw. “Dat doen moeders altijd! Ze vinden het niet leuk dat je volwassen wordt. Dan kunnen ze niet meer voor je zorgen.”

Plotseling hoorde Delano voetstappen op de trap en snel nam hij afscheid van Hans.

De voetstappen bleven even voor zijn deur staan. Delano keek met kloppend hart of de deurkruk omlaag zou gaan, maar dat gebeurde niet en vrijwel meteen gingen de voetstappen verder. Hij haalde opgelucht adem en sloot zijn computer af. Hij zou zijn moeder een plezier doen en nog even naar beneden gaan. Had ze niet iets gezegd over iets lekkers? Eigenlijk had hij best trek.

De tv was uit. Blijkbaar was er niets wat zijn ouders kon boeien op tv. In de openhaard brandde een gezellig vuur. Zijn vader zat met de iPad op schoot en zijn moeder zat met opgetrokken benen op de bank en las een boek. Op de achtergrond klonk zacht muziek uit de radio of van een cd.

Debora keek op toen haar zoon binnenkwam en glimlachte naar hem.

“Je had wat lekkers,” zei Delano. “Of is het allemaal op?”

“Natuurlijk niet. Het staat in de koelkast.” Ze kwam overeind en zette haar voeten op de vloer.

Delano tikte op haar schouder. “Blijf zitten, ik pak het zelf wel.”

Even later kwam hij terug met een stuk taart op een bordje en een blikje cola. “Mag de tv aan?”

“Natuurlijk, jongen.”

Delano pakte de afstandsbediening. Even later zapte hij langs de zenders en bleef steken bij een of andere talentenjacht.

Paul keek met gefronste wenkbrauwen naar hem toen muziek door de kamer schalde. “Zet het wat zachter, alsjeblieft.”

Delano wierp hem een verveelde blik toe, maar voldeed toch aan zijn verzoek. Jammer dat hij op zijn kamer geen tv had. Hij kon natuurlijk ook kijken via zijn computer, maar daarvan was het beeldscherm zo klein en het geluid niet al te best. Het was al een oudje. Zijn ouders hadden hem, als stok achter de deur voor betere leerprestaties, een laptop beloofd als hij volgend jaar over zou gaan, maar dat duurde nog zo’n tijd.

Zou hij zijn ouders vertellen dat hij op zoek was gegaan naar zijn biologische vader en hem inmiddels misschien had gevonden? Stel dat het toch niet zijn vader was? Misschien waren ze het er helemaal niet mee eens. Nee, hij kon beter wachten tot hij er zeker van was.

“Dat was lekker,” zei hij voldaan na een flink stuk taart naar binnen te hebben gewerkt.

Debora glimlachte. “Fijn, jongen!” Paul had gelijk. Ze moest hem wat minder bemoederen, dan kwam hij vanzelf wel.



“We krijgen vast sneeuw!” Het was zondagochtend. Alex stond voor het raam en keek met de handen in zijn broekzakken naar de loodgrijze lucht. “Dat is vroeg dit jaar.”

Hij keerde zich om naar Lidy, die net uit bad kwam en nog in badjas en met natte haren op de bank zat en in een tijdschrift bladerde. Voor haar stond een dampende kop koffie. 

Lidy hief haar hoofd, stak haar armen omhoog, rekte zich uit en keek bezorgd. “Daar word ik niet vrolijk van.”

Alex vond dat ze er moe uitzag. Hij had haar vanmorgen laten uitslapen en zelfs ontbijt op bed gebracht. “Dat kan ik begrijpen.”

Sneeuw betekende gladheid, extra voorzichtigheid geboden en ongelukken, veel ongelukken. Gewonden, dus nog meer werk.

“We hebben de boot nog niet afgedekt voor de winter. Zullen we er straks naartoe rijden?”

“Nu het gaat sneeuwen?”

Alex haalde zijn schouders op. “Het sneeuwt nu nog niet. Als we opschieten.”

Lidy trok een gezicht. “Ik moet mijn haren nog föhnen. Veel zin heb ik niet. Weet je eigenlijk hoe laat het al is?”

Alex wierp een blik op zijn horloge. Lidy had gelijk. Het was al half twee.

“Ik ga wel mee,” riep Steffie. Ze had aan tafel zitten tekenen. “Laat mama maar thuisblijven. Ze is vast hartstikke moe!”

“Dank je, schat!” Lidy zond haar dochter een dankbare blik toe. “Laat mij vandaag maar lekker lui zijn! Morgen is het weer een drukke dag.”

“Je hebt gelijk,” beaamde Alex. “Kom, Stef, trek je jas en laarzen aan, dan vertrekken we nu meteen.”

Steffie had geen tweede aanmoediging nodig. 

“Doe voorzichtig,” raadde Lidy hen nog aan.

“Altijd!” Alex kuste haar gedag. “Tot straks.” 

Het was stil in huis toen Alex en Steffie waren vertrokken. Rosy was er namelijk ook niet. Ze was na de kerkdienst met een vriendin mee naar huis gegaan. Vanmiddag zouden ze naar een concert gaan. In de keuken stond een pan uiensoep klaar voor hongerige magen, maar Lidy had niet veel trek. Het was heerlijk om een dag te kunnen treuzelen en niets te hoeven doen. Dat kwam niet zo vaak voor en al helemaal niet dat ze het huis voor zich alleen had. Hoe zou Andy het maken? dacht ze toen ze naar boven liep om haar haren te gaan föhnen. Haar zoon kennende, waarschijnlijk opperbest.

Dat was helemaal waar. Andy had zaterdag meegeholpen met het schoonmaken van de geitenstal en had eieren uit het kippenhok gehaald. Daarna had hij de konijnen gevoerd. De paarden had Leo gisteravond op stal gezet en met behulp van Andy waren ze die ochtend weer in de wei gelaten. De koeienstal was hypermodern. De koeien konden er vrij rondlopen en alle uitwerpselen werden meteen afgevoerd via een systeem in de vloer. Natuurlijk moest er evengoed wel schoongemaakt worden, maar het was veel minder werk dan de boeren er vroeger aan hadden.

Lars beklaagde zich plagend bij Andy. Hij had hem meegenomen om gezelschap te hebben en om te spelen. Nu was Andy bijna de hele dag bij de dieren en hielp zijn vader mee! Lars was een koukleum. Als het mooi en lekker weer was, wilde Lars wel buiten spelen en zijn vader helpen, maar het was koud en hij had een hekel aan kou. Bij deze temperaturen hoefde hij niet zo nodig met de dieren bezig te zijn. Hij voerde en knuffelde alleen de twee konijnen die hij vorig jaar voor zijn verjaardag had gekregen.

Gelukkig was oma altijd in voor een spelletje aan de keukentafel. Het was heerlijk warm in de keuken, waar het geurde naar pasgebakken appeltaart en bouillon dat stond te trekken op een ouderwets petroleumstel. Een vreemd contrast in deze moderne en van alle snufjes voorziene keuken.

Andy scheen geen hinder van de kou te hebben. Hij was ook deze zondagochtend al vroeg wakker geworden van het hanengekraai. Alle geluiden waren hier anders dan in de stad. Voorzichtig, om Lars niet wakker te maken, was hij naar beneden geslopen. Sommige treden van de trap kraakten luidruchtig. In de keuken had hij Lars’ vader in zijn badjas bij het aanrecht aangetroffen, waar hij wachtte tot de koffie was doorgelopen.

Leo had verrast naar hem gekeken. “Zo, kerel, jij bent er vroeg bij!”

Andy had een beetje verlegen met de situatie geknikt. “Ik werd wakker van de hanen!”

Leo lachte. “Ja, die jongens kunnen er wat van! In de zomer is het nog erger. Ze beginnen dan al voor het licht wordt. Wil je een boterham?”

Andy had best trek. Gisteravond had hij ook met smaak gegeten. Oma had spaghetti gemaakt met heel veel tomatensaus. Zou ze geweten hebben dat hij daar dol op was? Hij had wel twee keer opgeschept. Lars had maar een klein beetje gegeten.

Leo legde twee beboterde, bruine boterhammen op een bord. “Wat wil je erop? Jam, pindakaas of gewone kaas?”

Andy koos voor pindakaas. Leo zette naast zijn bord een beker melk.

Andy at met smaak. “Wat gaat we vandaag doen?”

Leo grijnsde. Hij had schik in dit mannetje dat zo enthousiast wilde meehelpen. Hij zou willen dat Lars een beetje van de interesse voor de boerderij had van deze jongen.

“We gaan de geiten melken.”

“Gaat dat ook met een melkrobot?” wilde Andy weten. Hij had met open mond toegekeken hoe de koeien door een melkrobot werden gemolken.

“Nee, maar wel met een melkmachine. Daarna brengen we de melk weg naar Geertje.”

Andy fronste zijn wenkbrauwen. “Wie is Geertje?”

Leo lachte. “Geertje is de boerin iets verderop. Zij heeft ook geiten, maar te weinig om geitenkaas van de maken. Dat kan ze namelijk geweldig goed, daarom koopt ze van mij de geitenmelk.”

“Is dat lekker?” Andy haalde bij voorbaat al zijn neus op. Geitenkaas, het leek hem niets. Hij vond de geiten al stinken.

“Je moet er van houden.” Leo dronk zijn koffiemok leeg en vertrok naar de slaapkamer om zich aan te kleden.

Een kwartier later trokken ze op de deel, waar het naar hooi en terpentijn rook, hun laarzen aan en stapten naar buiten. De lucht zag loodgrijs en het was koud, maar dat deerde Andy niet. Hij had een dik jack aan en zijn rode muts ver over zijn oren getrokken. Op zijn wangen lag een gezonde, rode kleur.

Zondag was voor een boer geen rustdag, maar hij werkte wel minder hard dan op doordeweekse dagen. Leo wilde in de weekenden vooral veel aandacht aan zijn zoon besteden. Dat zou er bijna bij inschieten door de komst van het vriendje dat nieuwsgierig en leergierig was naar alles op en om een boerderij.

Nadat ze de geitenmelk met de trekker hadden weggebracht, was het meeste werk voor die dag klaar. Andy mocht nog eieren gaan rapen. Leo wilde de rest van de dag met zijn zoon doorbrengen. Oma, ze was een trouw kerkgangster, was vanmorgen na de kerkdienst met een van haar dochters mee naar huis gegaan. 

Leo voorzag de jongens van soep en brood. Daarna maakten ze een ritje met de jeep door de polder om Andy iets van de omgeving te laten zien. Ze sjoelden en daarna deden ze een kaartspelletje en zo vloog de zondag vloog om.

Om vijf uur werd oma door haar dochter thuisgebracht. “Het regent,” zei ze toen ze binnenkwam.

“Dan kon het wel eens glad worden,” meende Leo zorgelijk en gooide een hartenboer op.

“Dat is het al,” liet zijn moeder weten.

“Kan Lars’ moeder ons dan wel komen halen?” wilde Andy weten. Hij hoopte dat het zo glad zou worden, dat er geen auto’s meer durfden te rijden. Dan kon hij nog een dagje langer op de boerderij blijven.

“Op de hoofdwegen wordt al gestrooid,” deed oma zijn hoop uiteen spatten. “Maak je geen zorgen. Ze komt heus wel!”

Lars won het spelletje jokeren en stak zegevierend zijn armen in de lucht. Ze bleven in de lucht steken toen hij het geluid van een naderende auto hoorde. “Mama?” Hij schoof zijn stoel achteruit en stoof over de deel naar buiten.

Andy volgde hem uit nieuwsgierigheid. Lars had de kleine deur in de grote deeldeuren open laten staan. Lars was al buiten. Andy zag hem naar de auto van zijn moeder hollen. Lars dacht er geen moment aan dat het glad kon zijn en gleed vlak voor de auto uit. Daisy was vlak bij hem, ze schrok en remde uit alle macht, maar de auto schoot door, omdat de wielen geen grip hadden op de glad geworden keitjes. Het voorwiel bonkte tegen Lars hoofd, waardoor de jongen achterover sloeg tegen de grond.

Daisy’s ogen werden groot van ontzetting. Ze had haar kind geraakt! Ze liet het stuur los en greep in paniek met beide handen naar haar hoofd. Toen realiseerde ze zich dat ze achteruit moest rijden. In haar ontzetting trapte ze in plaats van op de rem op het gaspedaal en begon te gillen toen haar auto niet verder wilde, omdat iets een wiel blokkeerde.

Andy zag het gebeuren. Heel even stond hij verlamd van schrik, maar toen de auto opnieuw begon te rijden terwijl zijn vriendje met zijn hoofd tegen het voorwiel lag, begon hij te schreeuwen. “Nee! Nee! Niet doen!” Hij rende op de auto af, gleed uit, krabbelde weer overeind en probeerde Daisy duidelijk te maken dat ze achteruit moest rijden.

Ze was zo overstuur dat ze de handen voor het gezicht sloeg en niet in staat was iets te ondernemen.

Gealarmeerd door het geschreeuw van Andy stormde Leo naar buiten.

Op de voet gevolgd door zijn moeder, die in de deuropening bleef staan. “Oh, mijn God!” stamelde ze en sloeg een hand voor haar mond. Meteen begon ze een gebed te prevelen.

Leo overzag in een oogopslag de situatie, vloekte, gleed naar het portier, rukte het open en met eenzelfde gebaar Daisy uit haar auto. Ze struikelde en viel, maar Leo zag het niet. Hij nam plaats achter het stuur en reed de auto achteruit.

Daisy zat op de grond en kreunde met haar handen voor haar gezicht. Ze durfde niet naar haar zoon te kijken.

Leo was inmiddels naast Lars geknield. De jongen was bewusteloos. Het wiel had zijn hoofd geraakt, waardoor hij ook nog eens hard tegen de grond was geslagen. Ook zijn arm lag in een vreemde bocht. “Bel 112,” zei hij, met een stem die schor klonk van ingehouden emotie, tegen zijn moeder.

Andy merkte dat zijn broek nat was, hij rilde. Verlamd van schrik had hij zijn plas laten lopen. Toch bleef hij staan en keek bijna gehypnotiseerd naar zijn vriendje. Er liep een dun straaltje bloed uit zijn oor en ook uit zijn neus.

Oma was naar binnen gesneld om 112 te bellen. 

Hoewel er een risico aan was verbonden, tilde Leo toch heel voorzichtig zijn zoon op en droeg hem naar binnen waar hij hem op de brede bank legde. Het was veel te koud en te nat om hem buiten te laten liggen. De kans was groot dat hij dan ook nog een longontsteking op zou lopen.

Andy was nog buiten en keek naar Daisy. Hij glibberde naar haar toe en raakte haar schouder aan. “U kunt hier niet blijven zitten,” snotterde hij en merkte nu pas dat de tranen hem over de wangen rolden. Met de mouw van zijn trui veegde hij tranen en snot van zijn gezicht. “Kom mee naar binnen. Leo heeft Lars naar binnen gebracht. Kom maar.”

Daisy hief haar betraande gezicht naar hem op en schudde haar hoofd. “Ik… ik durf niet!”

Met de moed der wanhoop drong Andy aan: “Lars wil vast dat u bij hem bent.”

Plotseling verscheen oma in de deuropening. Haar gezicht was spierwit en haar ogen stond groot en bang in haar gezicht, maar ze reageerde als een nuchtere boerin. “Daisy, je kunt daar niet blijven zitten. Zo word je nog ziek! Lars zal je straks nodig hebben. Kom!” Ze keek naar Andy en wenkte hem. “Jij ook! Je bent helemaal nat!”

Andy begreep dat ze had gezien dat hij in zijn broek had geplast en schaamde zich. Met gebogen hoofd vluchtte hij naar binnen en holde de trap op om een droge spijkerbroek aan te trekken. Wetend hoe smerig haar zoon zich kon maken, had zijn moeder gelukkig voldoende broeken meegegeven.

De woorden van Hanna waren overtuigend genoeg voor Daisy om overeind te komen. Ze streek natte haarslierten uit haar gezicht en volgde oma de deel op. Halverwege bleef ze staan. Hanna draaide zich om en keek haar aan.

“Ik durf niet!” kreunde Daisy. “Het was mijn schuld!”

“Schuld of niet, je hoort nu bij je zoon te zijn!” sprak Hanna resoluut. “Kom!”

Aarzelend betrad ze de woonkamer en zag Leo geknield voor de bank liggen. Hij hield het slappe handje van zijn zoon vast en praatte op gekwelde toon tegen hem, drong eropaan dat hij zijn ogen opendeed, dat hij moest blijven ademen, dat hij zoveel van hem hield en hem niet kon missen.

Aarzelend kwam Daisy naderbij.

Leo voelde haar aanwezigheid meer dan dat hij haar zag. Hij stak een hand naar haar uit. 

Ze durfde die niet aan te nemen. “Het was mijn schuld!” herhaalde ze snikkend en voor de zoveelste maal. Ze drukte een vuist tegen haar mond om het niet uit te schreeuwen van ellende. Daar lag haar kind! Het kind dat ze koesterde, dat ze uit angst voor alle gevaren die er op een boerderij loerden mee naar de stad had genomen. Nu lag hij hier door haar schuld! Ze wierp een blik op de nog steeds uitgestoken hand en legde aarzelend de hare erin.

Leo trok haar naast zich op de vloer, sloeg een arm om haar heen en trok haar tegen zich aan. “Verwijt het jezelf niet. Je kon er niets aan doen!”

“Jawel! Ik wist dat het glad was! Ik had beter moeten opletten.”

Leo schudde zijn hoofd. “Hij verheugde zich op je komst en haastte zich naar buiten zonder er aan te denken dat het glad was.”

“Ik heb geremd, maar…”

“Stil maar. Ik geloof dat ik de ambulance hoor aankomen.” Zonder er bij na te denken, drukte hij een kus op haar voorhoofd en liet haar los.

Voorzichtig keek Daisy naar haar zoon, die daar zo wit en zo hulpeloos lag. Het leek alsof… alsof hij dood was! Tot haar opluchting zag ze heel flauwtjes zijn borstkas op en neer gaan. Godzijdank! Hij ademde nog!

De ambulancebroeders kwamen de kamer binnen. Een van hen was zo lang dat hij moest bukken voor de lage zoldering. Snel en vakkundig werd Lars onderzocht. 

Het gezicht van de ambulancebroeder stond zorgelijk toen hij overeind kwam. “Ik durf hem zo niet te vervoeren. De wegen zijn glad. Er wordt op de hoofdwegen wel gestrooid, maar ik ben bang dat het te lang gaat duren.” Hij wisselde een blik met zijn collega en toetste onder het praten een nummer in. “Ik vraag om een helikopter.” Hij liep naar het raam met de telefoon aan zijn oor. “Hier is plaats genoeg om te landen.”

Al snel kreeg hij contact en praatte even met de centrale aan de andere kant van de lijn.

“De heli komt,” liet hij een paar tellen later weten. “Er vliegt trouwens altijd een arts mee.”

Tijdens het wachten op de helikopter werd er bij Lars een infuus aangelegd.

Zwijgend keek iedereen toe. Andy stond stil en wit bij de deur. Daisy snikte nog zachtjes. Leo had opnieuw een arm om haar heen geslagen. Oma’s lippen prevelden voortdurend een gebed, maar aan alles zag je dat ze doodsbang was haar kleinzoon te zullen verliezen.

In huize Van de Poel stond Lidy bezorgd voor het raam naar buiten te kijken. Wat duurde het lang voordat Alex terugkwam!

Lidy had genoten van deze rustige zondag. Om half vijf had ze de haard aangemaakt en kaarsen aangestoken om de sfeer te verhogen. Rosy was opgetogen thuisgekomen. Haar vriendin had haar uitgenodigd om in de stad een hapje te blijven eten, maar Rosy vond de weersomstandigheden niet bijster opwekkend en had besloten om naar huis te gaan.

“Het kon wel eens glad worden,” had ze tegen haar vriendin gezegd. Haar woorden werden in twijfel getrokken, maar nog voor ze thuis was, was het gaan regenen en waren de wegen spiegelglad geworden.

“Alex zal wel wachten tot er is gestrooid,” meende Rosy, die Lidy’s bezorgdheid deelde. “Waarom bel je hem niet op?”

Ja, waarom eigenlijk niet? Het stond zo overbezorgd, zo bemoeizuchtig! Na enige minuten toetste ze toch maar zijn mobiele nummer in.

Vrijwel meteen hoorde ze zijn diepe, warme stem. Dat stelde haar al enigszins gerust. “We zijn bijna thuis, schat!”

“Fijn!” Lidy slaakte een zucht van opluchting. Plotseling dacht ze aan Andy. Daisy zou de kinderen tegen de avond ophalen! Hoe moest dat nou?

Lidy zette de radio aan en viel meteen in een weerwaarschuwing. Daar had je het al! Ergens moest het nummer van Daisy nog opgeslagen staan in de telefoon. Lidy bekeek de haar onbekende nummers en probeerde er een op goed geluk. Geen gehoor. Bij de volgende kreeg ze de voicemail. Dat schoot ook niet op. Hoe kon ze Daisy bereiken? Ze bedacht dat Daisy haar toch wel gebeld zou hebben als ze het niet aandurfde om met deze gladheid te rijden. Misschien was ze vroeger weggegaan? Een andere mogelijkheid was dat Lars’ vader de jongens terugbracht.

Opeens schoot haar te binnen dat Daisy een briefje met het adres van Lars’ vader had achtergelaten. Waar was dat gebleven? Hij woonde ergens in de polder, niet zo heel ver rijden. Ze had het op een blauw velletje gekrabbeld. Lidy liep de werkkamer in en zocht op het bureau naar een blauw papiertje.

Ze staakte het zoeken toen ze de voordeur hoorde dichtslaan. “Mam, we zijn thuis!” riep Steffie.

Lidy slaakte een zucht van opluchting. 

Alex omhelsde haar. “Genoten van je rustdag?” vroeg hij en tikte met een vingertop tegen haar wang. “Je ziet er tenminste wat minder moe uit. Het heeft je werkelijk goedgedaan. We moeten je voortaan wat vaker alleen laten!” plaagde hij teder en drukte een kus op het puntje van haar neus.

“Andy moet nog thuiskomen,” zei ze bezorgd. “Ik heb Daisy geprobeerd te bellen, maar die neemt niet op. Nu was ik op zoek naar het adres van Lars’ vader. Ik heb het ergens op het bureau neergelegd.”

“Is dit het?” Steffie hield een blauw papiertje omhoog. 

“Ja! Waar vond je dat nou?”

Steffie haalde haar schouders op alsof ze wilde zeggen, het lag er gewoon! “Onder je agenda.”

“Nou ja! Staat er een telefoonnummer bij?”

Haar dochter reikte haar het papiertje aan en knikte. “Mooi, dat zal ik eens bellen of er te rijden valt. Anders moet Andy daar nog maar een nachtje blijven. Nood breekt wet!”

In de boerderij was Andy ook onderwerp van gesprek.

“Hoe moet dat nou met dat vriendje?” Het was oma, die dat vroeg. Haar stem ging bijna verloren door het lawaai van de helikopter.

Leo en Daisy hadden helemaal niet meer aan Andy gedacht. Ze hadden al hun aandacht op hun zwaargewonde zoon gericht.

“Ik kan wel bellen of mijn vader me komt halen,” stelde Andy voor.

“Doe dat maar,” knikte Hanna. “Daar is de telefoon. Weet je het nummer?”

Andy knikte.

Lidy stond op het punt om te bellen toen de telefoon overging. Ze schrok er zelfs van.

“Mama!” Andy’s stem klonk ijl en vreemd.

Lidy was onmiddellijk gealarmeerd. “Andy? Andy, is er iets?”

Ze hoorde hem snuivend ademhalen. “Mama, kan jij of papa me komen ophalen?”

Lidy fronste haar wenkbrauwen. “Wat is er gebeurd, lieverd?”

Het bleef heel stil. Ze hoorde alleen haar zoon zwaar ademhalen. 

“Andy?” drong Lidy nu heel bezorgd aan. “Zeg eens iets!”

“Spreek ik met de moeder van Andy?” vroeg plotseling een vrouwenstem.

“Daar spreekt u mee?” Lidy voelde hoe haar hart begon te bonzen.

“U spreekt met mevrouw Verbruggen.” Voordat Lidy een conclusie kon trekken, voegde ze er aan toe: “Ik ben de oma van Lars. Lars heeft…”

Lidy hoorde de trilling in haar stem en begreep dat er iets moest zijn gebeurd. “Ja, wat heeft Lars?”

Ze hoorde mevrouw Verstappen diep ademhalen. “Lars heeft een ongeluk gehad. Het is… ernstig.”

Lidy hoorde een hoop lawaai. 

“Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht met een helikopter. Mijn zoon en Daisy vliegen met hem mee. Zou u of uw man Andy kunnen ophalen? En misschien kan ik dan meteen meerijden? Durft u het aan?”

Lidy moest deze mededelingen even verwerken. Ze legde een hand over de hoorn en fluisterde tegen haar huisgenoten: “Lars heeft een ongeluk gehad en wordt afgevoerd met een helikopter. Dat betekent dat het ernstig is. Durf jij Andy op te halen? Hij is natuurlijk vreselijk geschrokken! Hij kan daar niet blijven. Durf je het aan?” Vragend, maar ook bezorgd, keek ze Alex aan.

Hij knikte. “Zeg maar dat ik eraan kom.”

“Mag ik mee?” bedelde Steffie.

Dit keer had ze pech. “Nee, jij blijft bij mama en Rosy.”

“Mijn man komt eraan. Natuurlijk kunt u meerijden. Weet u ook naar welk ziekenhuis uw kleinzoon wordt gebracht?”

“Naar het St. Joseph-kinderziekenhuis.”

“Zijn ze al weg?” wilde Lidy weten.

“Ze zijn net opgestegen.”

“Mijn man gaat nu weg. Met de gladheid kan het wel even duren voordat hij bij u is. Zal ik u zijn mobiele nummer geven? Dat is misschien wel handig.”

Even later keek Lidy de auto na. Ze had Alex op het hart gedrukt toch vooral voorzichtig te rijden. Ze wist dat het overbodig was om te zeggen, Alex was voorzichtig genoeg, maar toch… Ze dacht aan de ouders van Lars en wilde dat ze wist wat er was gebeurd en hoe erg Lars er aan toe was. Waarom was ze niet met Alex meegegaan? Ze dacht aan zijn oma. Ze had geprobeerd om flink te zijn, maar de ondertoon van angst en verdriet had ze niet uit haar stem kunnen bannen. Ze dacht aan haar zoon, wat moet hij geschrokken zijn!

“Je zult misschien niet veel trek hebben, maar ik heb voor ons toch maar een paar tosti’s gemaakt,” zei Rosy. Ze kwam de kamer binnen met een dienblad waarop drie bordjes met op elk twee lichtbruin geroosterde tosti’s, twee glazen thee en een beker melk voor Steffie.

“Dank je,” zei Lidy. Eerlijk gezegd had ze helemaal geen trek. Om Rosy niet tegen de borst te stuiten, begon ze toch maar aan een tosti. Tot haar verbazing smaakte het ook nog.

Wachten duurt altijd te lang. Voor oma en Andy. Oma, bijvoorbeeld, zocht bezigheden om afleiding te hebben. Alle lust was Andy vergaan. Hij had zijn tas ingepakt, eigenlijk had hij alles erin gepropt. Verder had hij niets te doen tot zijn vader er was en hing hij lusteloos in een stoel, draaide een elastiekje rond zijn vingers en staarde voor zich uit.

Oma ruimde op, belde met familieleden en vroeg een van haar schoonzoons, degene die ook een boerderij bezat, om de taken op de boerderij zolang over te nemen. Heel de familie reageerde geschokt.

Lidy keek voortdurend naar de klok. De minuten tikten maar langzaam voorbij. De heli moest toch inmiddels wel bij het St. Joseph zijn geland? Zou ze bellen? Na lang aarzelen belde ze naar de receptie en informeerde welke arts er dienst had. De receptie werd bemand door iemand die ze niet kende.

“Dokter Wiersma,” kreeg ze te horen. “Wilt u hem spreken? Ik weet niet of dat gaat. Er is net een spoedgeval binnengebracht en het is toch al extra druk vanwege de plotselinge gladheid. Dokter Broekens is ook al opgeroepen vanwege een ongeluk.” 

“Laat u maar en bedankt voor de informatie.”

“Waarom ga je er niet naartoe?” stelde Rosy voor.

Lidy schudde haar hoofd. “Ik wil hier zijn als Andy thuiskomt.”

Een paar minuten later ging de telefoon. Het was Hans Bonnema. “Het spijt me dat ik je op zondag lastigval, Lidy, maar het is opeens zo druk dat Wiersma het alleen niet aankan. Dirk is ook al opgeroepen. Ik had je niet lastiggevallen als ik Henri Berkvens had kunnen bereiken, maar hij is een weekend naar België.”

Lidy slikte een brok frustratie weg en beloofde: “Ik kom.”

Rosy keek haar vragend aan.

Lidy haalde haar schouders op. “Zeg tegen Andy dat ik zo gauw mogelijk terugkom. Laat Alex me bellen als ze thuis zijn.”

Rosy knikte en begreep dat Lidy het er even moeilijk mee had, maar de arts in haar wist dat het werk voorging.

Stapvoets reed Lidy naar het St. Joseph. Gelukkig was er op de wegen gestrooid, maar toch bleef voorzichtigheid geboden. Het duurde dan ook veel langer dan normaal voordat ze het ziekenhuis bereikte. Onderweg bedacht ze dat Alex de oma van Lars natuurlijk bij het St. Joseph zou afzetten. Waarschijnlijk voordat hij naar huis reed. Hij kwam er bijna langs. Dan kon ze Andy misschien toch nog opvangen.

Toen ze op de voor artsen gereserveerde plaats uitstapte, ging ze bijna onderuit omdat er niet was gestrooid. Een felle pijn schoot door haar onderrug. Ze verbeet de pijn en liep voorzichtig naar de ingang van het ziekenhuis.

Bij de receptie deed ze haar beklag over het gladde parkeerterrein. “Zorg dat er iemand komt met strooizout,” zei ze tegen de receptioniste. “Voor er hier ongelukken gebeuren.” 

Ze wachtte een antwoord niet af en liep meteen door naar de spoedeisende hulp.

De wachtkamer zat er vol met ouders en huilende kinderen en dat voor een zondagavond!

Lidy hing haar jas in de garderobe en schoot in een lichtblauwe doktersjas. “Waar ben ik nodig?” vroeg ze de eerste de beste verpleegkundige die ze tegenkwam.

“Daar!” wees de Surinaamse verpleegkundige. “Is net binnengekomen.”

Misschien was het Lars, die daar op de behandeltafel lag, maar het was een klein meisje dat met haar fietsje onderuit was gegaan en hard met haar hoofd op een stoeprand terecht was gekomen. Het kind was even bewusteloos geweest, vertelde de verontrustte moeder.

Lidy trok een paar latex handschoenen aan, boog zich over het meisje en vroeg hoe ze heette. Voor het kind haar naam had kunnen noemen, antwoordde de moeder: “Ze heet Mariska de Boer.”

Lidy keek haar aan en zei glimlachend: “Ik had het van haar zelf willen horen om te zien hoe ze reageert.”

“Oh, sorry!” schrok de moeder.

Lidy stelde Mariska een andere vraag. Ze wilde weten hoe oud het meisje was. Mariska was echter erg verdrietig en wist het even niet. Met een hulploze blik zocht ze steun bij haar ouders. Lidy liet haar weten dat ze het niet erg vond en stelde haar zo goed mogelijk gerust.

Het kind had een gapende hoofdwond, die door een verpleegkundige al was schoongemaakt met een antiseptisch middel. 

“Ik zal eerst die hoofdwond hechten,” lichtte Lidy toe. “Daarna maken we een scan van haar hoofd om eventueel hersenletsel uit te sluiten. Niet dat ik daar zo bang voor ben, maar we kunnen niet voorzichtig genoeg zijn.” Lidy boog zich opnieuw over het meisje. “Zo, en nu ga ik je verdoven. Het prikje doet heel even pijn, maar daarna voel je niets meer. Pak mama’s of papa’s hand maar goed vast.”

Mama deed een stap opzij om papa bij zijn dochter te laten. Papa was beter in dit soort zaken dan mama. Zij leed bijna net zo erg als haar kind.

Gelukkig viel het met Mariska erg mee. Ze had een hersenschudding, maar kon met haar ouders mee naar huis. Lidy droeg de ouders op om haar de komende nacht elk uur wakker te maken om haar reactie te peilen. Ze noemde op waarop ze moesten letten. 

Lidy was met haar derde slachtoffer bezig toen de Surinaamse verpleegkundige, die Nanda heette, haar op de schouder tikte. “Op de gang staat iemand voor u.”

“Ik kom er zo aan,” beloofde Lidy. Ze zette een laatste hechting in een kapotte knie en liet het aan Nanda over de knie te verbinden. Daarna excuseerde ze zich bij de vader van de jongen en haastte zich, voor zover haar pijnlijke rug het toestond, naar de gang.

Daar stond Alex met Andy en een oudere dame.

Andy vloog naar haar toe en klemde zich aan haar vast, terwijl hij zijn gezicht tegen haar aan drukte. “Mama!” riep hij gesmoord uit.

Onderweg naar de gang had Lidy haar handschoenen uitgetrokken en in de prullenbak gegooid. Nu legde ze haar handen om het hoofd van haar zoon en drukte hem troostend tegen zich aan.

“Ik heb naar huis gebeld en Rosy zei dat je hier was,” zei Alex. Hij wendde zijn hoofd naar de oudere vrouw. “Dit is de oma van Lars.”

Lidy maakte een hand vrij om die van mevrouw Verstappen te schudden. “Weten jullie al wat meer over Lars?”

Hanna schudde haar hoofd. In haar ogen blonken tranen.

“We dachten dat jij ons misschien meer kon vertellen,” hoopte Alex.

“Het spijt me,” antwoordde Lidy. “Ik ben hier al die tijd bezig geweest. Ik heb nog niemand gesproken die me iets over Lars kon vertellen. Ik denk dat je het beste bij chirurgie kunt informeren.”

Achter haar klonk erbarmelijk gehuil, zodat ze zich nauwelijks verstaanbaar kon maken.

“Dokter Van de Poel?” Het was Nanda. “Het spijt me dat ik u moet storen, maar kunt u alstublieft meekomen.”

Lidy knikte, maakte zich los van haar zoon en hurkte voor hem. Ze streek het haar van zijn voorhoofd en zocht oogcontact. “Lieverd, ga met papa mee. Ik kom zo snel mogelijk naar huis. Oké?”

Andy knikte en zocht de hand van Alex.

Lidy keek haar man aan. Zijn blik was zorgelijk. Ze kon zijn gedachten raden. Snel wendde ze de hare af. “Het spijt me, er wordt op me gewacht.”

“Natuurlijk,” verzuchtte Alex. “Wij gaan proberen of we nieuws over Lars te pakken kunnen krijgen. Ik veronderstel dat we zijn ouders daar ook zullen aantreffen.”

Lidy keek hen heel even na en moest iets wegslikken. Hoorde ze nu niet bij haar zoon te zijn? Moest ze hem niet opvangen na deze traumatische ervaring? Snel schudde ze die gedachten van zich af. Het werk wachtte.

In de wachtkamer bij chirurgie troffen ze inderdaad de ouders van Lars. Ze zaten ver van elkaar. Het leek alsof er een onzichtbare muur tussen hen was opgetrokken. Leo had Daisy willen troosten, maar ze voelde zich zo schuldig en lag zo overhoop met haar gevoelens, dat ze elke toenaderingspoging van zijn kant van de hand had gewezen. Ze had zich in een hoek van de bank teruggetrokken en zich zo klein mogelijk gemaakt. Het liefst had ze zich onzichtbaar gemaakt, maar dat was nu eenmaal onmogelijk.

Leo zat voorovergebogen met de handen gevouwen tussen zijn knieën alsof hij constant in gebed was. Hij hief zijn hoofd toen ze de wachtkamer in kwamen. 

“Weten jullie al iets?” vroeg oma meteen.

Leo schudde zijn hoofd. “Ze zijn nog steeds met hem bezig.” Ondanks zijn eigen angst en verdriet richtte hij zich tot Andy. “Dat was schrikken, hè, kerel? Gaat het nu een beetje?”

Andy knikte, maar antwoordde niet.

Leo wendde zich tot Alex. “Het moet verschrikkelijk voor hem zijn geweest. Uw zoon heeft het namelijk zien gebeuren.”

Dat wist Alex niet. Niemand had het hem verteld. Andy al helemaal niet. Het enige wat hij had gedaan toen Alex hen kwam halen, was in zijn armen vliegen en zijn hoofd tegen Alex’ schouder verbergen. Hij had hem troostend toegesproken. Oma had in grote lijnen verteld wat er was gebeurd, maar Andy had gezwegen als het graf.

“Andy wil, net als jullie allemaal, graag weten hoe het met zijn vriendje is.” Alex nam plaats en trok Andy tussen zijn knieën. Hoelang zouden ze nog moeten wachten?

De minuten tikten traag voorbij. De spanning was om te snijden. Ze werden heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Oma was naast Daisy gaan zitten, wilde haar troosten, maar ze wees elk contact van de hand. 

“Laat haar maar, moeder,” verzuchtte Leo.

Eindelijk gingen de klapdeuren, die naar de operatiekamers leidden, open. Nog geheel gekleed in operatiekleding kwam de chirurg naar buiten. Het monddoekje bungelde onder zijn kin en de muts was naar achteren geschoven.

Alex herkende de chirurg, het was Dirk Broekens. 

Leo schoot meteen overeind, maar bleef toch aarzelend staan. Bracht deze man goed of slecht nieuws?

Dirk knikte hen toe en liet door het oplichten van zijn ogen blijken dat hij Alex ook had herkend. Hij vroeg zich natuurlijk af wat hij hier deed, maar allereerst wendde hij zich tot Leo. “U bent de vader?”

Hij zag Daisy in de hoek van de bank zitten. Ze reageerde niet op zijn komst. Oma wel, ze was naast haar zoon gaan staan.

Aan het zorgelijk gezicht van Dirk begreep Alex meteen dat de toestand waarin Lars verkeerde ernstig was.

Dirk schraapte zijn keel en wreef zijn handen ineen. “U zult begrijpen dat de toestand van uw zoon ernstig, zo niet zeer ernstig, is. De operatie is uitgevoerd onder leiding van een hersenspecialist. Dokter De Koning zal de toestand van uw zoon straks nader toelichten. Voor het moment is zijn toestand stabiel. Dat wil nog niet zeggen dat het levensgevaar is geweken. De komende vierentwintig uur blijven kritiek. Hij wordt zo meteen naar de intensive care overgebracht. Dan mag u naar hem toe. Dokter De Koning zal u daar te woord staan.” Dirk stak een hand uit en schudde die van Leo en zijn moeder en wenste hen veel sterkte. Hij wierp nog een steelse blik op de ineengedoken vrouw in de hoek.

Leo voelde zich genoodzaakt uitleg te geven. “Dat is de moeder van mijn zoon. Lars rende zijn moeder tegemoet, maar door de onverwachte gladheid, gleed hij uit en zij kon de auto niet snel genoeg tot stilstand brengen. Ze voelt zich zo ontzettend schuldig.”

Dirk knikte begrijpend en liep naar Alex. “Wat brengt jou hier?”

“Onze Andy logeerde bij zijn vriendje. Hij zag het ongeluk gebeuren. De schrik zit er goed in.”

Dirk boog zich naar Andy en beloofde: “We zullen er alles aan doen om je vriendje beter te maken, maar ik ben bang dat het wel een tijdje gaat duren voor hij weer met je kan spelen.” Dirk gaf Andy een aai over zijn bol. “Ik moet verder. Het weer zorgt voor extra drukte vandaag. Ik hoorde dat Lidy ook al is ingeschakeld.” Hij liet nog weten dat een zuster hen zou komen halen zodra Lars naar de intensive care was gebracht en verdween.

Leo slaakte een diepe zucht.

Alex stelde voor om naar huis te gaan, maar Andy draalde. “Mag ik alsjeblieft even naar Lars kijken?” Vragend keek hij Leo aan.

“Natuurlijk mag je dat.”

Het had Leo de grootste moeite gekost om Daisy over te halen mee te komen naar haar zoon. “Je zoon heeft je nu meer nodig dan ooit!” had hij op indringende toon gezegd.

Uiteindelijk was ze als een bang vogeltje uit haar hoekje gekropen.

Leo had haar bij de hand genomen. “Kom,” was alles wat hij had gezegd. “Verwijt je vooral niets.”

Het feit dat Leo haar niets verweet, maakte het voor Daisy een beetje dragelijker, maar toch… Ze had zich aan zijn hand vastgeklampt.

Een paar minuten later stonden ze aan het bed van Lars. Daisy had een hand naar haar mond gebracht en haar tanden in haar vuist gezet om het niet uit te schreeuwen. Daar lag haar zoon, zo bleek, zo stil, met zijn hoofd helemaal in het verband en overal slangetjes en monitoren. 

Andy was blij dat Alex bij hem was. Het zou lang duren voordat Andy de aanblik, die zijn vriendje bood, kon vergeten.

Het was ver na achten toen Lidy het St. Joseph-kinderziekenhuis verliet. Ze vulde haar longen met de vrieskou en bewoog haar gespannen schouders. De pijn in haar rug was niet minder geworden. Op de parkeerplaats was royaal zout gestrooid. Als ze niet zo moe was, had ze erom kunnen glimlachen. Haar woorden hadden toch effect gehad. Voorzichtig nam ze plaats in de auto en reed langzaam naar huis. De straten glommen van zout en dooiwater.

“Wat is er met jou aan de hand?” vroeg Alex bezorgd toen ze bijna strompelend binnenkwam.

Lidy probeerde glimlachend zijn ongerustheid weg te nemen. “Oh, niets bijzonders. Ik heb een spier in mijn rug een beetje verrekt toen ik bijna uitgleed op het parkeerterrein. Tijdens het werk heb ik er weinig last van gehad, maar nu speelt het ineens weer op. Een warm bad en een massage van jou zal wonderen doen.”

Alex verstond de kunst van het los masseren van stijve spieren. Hij had Lidy dikwijls van stijfheid in haar spieren verlost na een lange dag werken.

Lidy keek de kamer rond. Steffie zat te lezen en Rosy te breien. Ze legde haar breiwerk meteen aan de kant. “Heb je iets gegeten? Kan ik nog iets voor je klaarmaken? Wil je koffie?”

Lidy schudde haar hoofd. Ze had niets gegeten, maar ook geen trek. “Alleen koffie graag. Is Andy al naar bed?”

“Hij was doodop van alle spanning, maar de kans is groot dat hij niet in slaap kan komen. Hij vroeg steeds wanneer je thuiskwam.”

Hoorde ze het goed? Klonk er iets verwijt in zijn stem?

“Ga maar gauw naar hem toe.”

Andy had zijn ogen gesloten, maar deed ze open toen hij iets naast zijn bed hoorde. Lidy knielde naast zijn bed en streek over zijn haren. “Kun je niet slapen, kerel?”

Andy slaakte een diepe zucht en sloeg een arm om haar hals. “Mama, denk je dat Lars weer beter wordt? De dokter zegt dat het wel kan, maar heel lang zal duren.”

“Dan zal de dokter wel gelijk hebben. Het belangrijkste is dat Lars beter wordt en dan geeft het niet hoelang dat gaat duren.”

Opeens begon hij te huilen en vertelde snikkend dat hij het ongeluk had zien gebeuren. “Ik schrok heel erg! En toen… en toen heb ik in mijn broek geplast!”

“Dat geeft toch niet, lieverd! Dat doen zelfs grote mensen weleens als ze ergens heel erg van schrikken. Ik kan me voorstellen dat je heel erg schrok. Dat zou iedereen doen die zoiets ziet gebeuren.”

“Lars zijn moeder was ook heel erg geschrokken. Ze durfde niet eens naar hem te kijken! Ze was bang dat hij dood was! Hij zag er ook heel akelig uit en er kwam bloed uit zijn neus en uit zijn oor en… en… hij zei niets meer!” Andy begon nog harder te snikken.

Lidy had haar armen om hem heen geslagen en wiegde hem troostend heen en weer. Langzaamaan werd het snikken minder.

Andy wreef met zijn vuisten de tranen van zijn wangen. “En jij was er niet!” kwam er verwijtend achteraan.

“Alex was er toch?”

“Maar jij niet!” Dit was het verdriet van een achtjarig jongetje dat zich vaak stoerder deed voorkomen dan hij was, maar als het erop aankwam zijn moeder nog zo heel hard nodig had.

“Ik vond het ook heel erg dat ik er niet was, maar er waren zoveel andere kinderen die gevallen waren of iets anders hadden. Er waren geen dokters genoeg. Had ik dan al die kinderen moeten laten wachten omdat jij iets ergs had meegemaakt, maar gelukkig zelfs niets mankeerde?” Lidy legde een vinger onder zijn kin. “Had ik dat moeten doen, Andy?”

“Nee,” snotterde haar zoon. “Natuurlijk niet, maar ik vond het niet leuk!” 

“Dat begrijp ik! Ik ook niet! Ik was ook liever thuis geweest, maar ik kon ook al die kinderen niet laten wachten! Gelukkig kon jij met je verhaal nog bij Alex en Rosy terecht.”

Andy begreep het wel. Mama had ook wel gelijk, maar toch… Opstandig vroeg hij zich af: “Waarom ben je dan ook dokter geworden!”

Lidy reikte hem een glas water aan. “Omdat ik graag mensen en vooral kinderen beter wil maken.”

“Dat kunnen toch ook andere dokters doen?” meende hij tussen twee slokken door.

“Jawel, maar ik wilde het zelf graag,” antwoordde ze terwijl ze zijn gezicht met een washandje bewerkte.

Andy trok zijn hoofd weg. “Je had ook advocaat kunnen worden, net als papa!”

Lidy schudde haar hoofd. “Dat wilde ik niet. Kinderen helpen en beter maken, doe ik liever. Maar dat ga je pas begrijpen als je ouder wordt en je eigen keuzes gaat maken.” Ze duwde haar zoon terug in het kussen en kuste hem. “Laten we hopen dat Lars weer beter wordt. Probeer wat te slapen. Morgen moet je weer naar school.”

Andy gooide zich op zijn linkerzij en mompelde een welterusten. Het klonk nog steeds een beetje boos.

Lidy woelde nog even door zijn haren. “Welterusten, schat.”



Delano’s hart bonsde van opwinding. Vandaag ging het gebeuren! Vandaag zou hij Henk ontmoeten. Samen zouden ze naar zijn huisarts gaan en vragen om een DNA-test.

Delano had niet verwacht dat Henk er zo’n haast mee zou hebben.

“Wat dacht jij dan?” had Henk gevraagd tijdens hun eerstvolgende Skype-contact. “Nu ik je een beetje ken, wil ik ook zo gauw mogelijk weten of je werkelijk mijn zoon bent. Mocht dat niet het geval zijn, moet ik verder zoeken. Heb je je ouders iets verteld?”

“Natuurlijk niet!” 

“Goed zo! Beter dat ze het nog niet weten. Als we zekerheid hebben, is het vroeg genoeg.” 

De afspraak was gemaakt elkaar vrijdagmiddag na schooltijd bij de uitgang van station zuid te zullen treffen. Henk had een afspraak gemaakt bij zijn huisarts. 

Tegen zijn moeder had hij gezegd direct uit school met Marcel mee naar huis te gaan. Marcel was zijn beste vriend. Voor Debora was dat niets bijzonders. Delano ging vaker meteen uit school met een vriend mee of nam vrienden mee naar huis. 

Delano stalde zijn fiets bij het station en zette hem op slot met een extra stevig slot. Anders was voor je het wist je fiets gejat. Hij stopte het sleuteltje in zijn broekzak, hees de rugzak wat hoger op zijn schouders en liep met verende tred naar de uitgang van het station. Meteen keek hij speurend rond of hij iemand kon ontdekken die leek op Henk. Even voelde hij iets van teleurstelling toen dat niet het geval was. Hij keek op de stationsklok. Hij was te vroeg. Henk zou zo wel komen.

Delano liet de rugzak van zijn schouders glijden en zette die aan zijn voeten, stak beide handen in de zakken van zijn leren jack om ze tegen de kou te beschermen en zocht met zijn rug steun tegen de muur. Hij bedacht zich opeens dat Henk hem met muts niet zou herkennen en trok schielijk de muts van zijn hoofd. Uit de loodgrijze lucht dwarrelde af en toe een sneeuwvlok.

Zijn hart klopte nog steeds heftig tegen zijn ribben en het klamme zweet stond ondanks de kou in zijn handen. Hij haalde een paar keer diep adem en keek naar de mensen die voorbij kwamen. Hij staarde naar een paar meisjes van ongeveer zijn leeftijd, een van hen zat op een paaltje, twee anderen stonden bij haar. Ze droegen felgekleurde mutsen en hadden veelkleurige sjaals rond hun hals gewikkeld. Net als hij hadden ze hun tassen aan hun gelaarsde voeten staan en ze kwebbelde er lustig op los.

Opeens liep er een man langs die hem het zicht op de meisjes benam. Delano keek hem aan. Zijn hart sloeg meteen een slag over. Daar was hij! Henk!

Hij zette zich af tegen de muur en liep op Henk af. Henk had hem ook herkend. Hij grijnsde breed en stak een hand naar hem uit. Hij zag er toch heel anders uit dan op de foto. “Geweldig kerel! Daar ben je dan!”

Hij was een stuk langer dan Delano. Hij was slank en zag er erg jong uit in de donkerblauwe anorak waarvan de capuchon was afgezet met een rand nepbont. Een geruite das was nonchalant om zijn hals geknoopt. Zijn schedel was duidelijk zichtbaar onder het dunne, uiterst zorgvuldig gekapte haar. Hij zag er zeer verzorgd, zelfs een beetje dandy-achtig uit. Als hij lachte, liet hij een rij regelmatige, witte tanden zien. 

Delano, die erg op netheid was gesteld, vond hem meteen geweldig. Heel even kwam de gedachten in hem op of hij zijn vader wel was. Hij zag er nog zo jong uit! Meteen hoopte hij zelfs dat de DNA-test positief zou uitvallen. Het leek hem leuk om een jonge vader te hebben, die tevens je vriend zou zijn. Niet dat zijn adoptievader nu zo oud was. Paul was net vijftig geworden, dus helemaal nog niet zo oud, maar in de ogen van Delano wel een beetje oud.

“Laten we gaan, kerel!” Henk sloeg hem joviaal op de schouder. “Mijn auto staat aan de overkant op een plek waar ik eigenlijk niet mag staan.”

Delano hees de rugzak op zijn rug en volgde Henk naar de overkant. Henks auto was een muisgrijze volkswagen golf.

De achterbank was een rommeltje. Delano liet zijn tas erbij vallen. Er hing een vreemde geur in de auto, die hem zijn neus deed ophalen.

“Is er iets, jongen?” wilde Henk weten terwijl hij de motor startte.

“Niet echt, het ruikt hier alleen een beetje vreemd, dat is alles.”

Henk haalde zijn schouders op. “Deze wagen is vrij nieuw, waarschijnlijk is dat het wat je ruikt. Mijn vorige auto gaf er de brui aan. Ik was duidelijk aan een andere toe. Dit is een prima auto. Waarin rijdt je vader?” 

“Paul rijdt in een Audi.”

“Tja,” grijnsde Henk. “Als advocaat kun je je zoiets permitteren.” Hij keek nog eens naar Delano. “Daar gaan we dan.” 

De jongen keek naar de slanke handen, die ontspannen rond het stuur lagen. Aan zijn rechterringvinger droeg Henk een zegelring met een blauwe steen.

Henk voegde de auto in het verkeer. De torenklok sloeg half vijf.

Een uur later schoof Debora een ovenschotel in de oven zodat die zachtjes kon garen. Paul kwam thuis en kuste haar. Ze was vrijdagsmiddags altijd vrij en had de kamer extra gezellig gemaakt. In de haard brandde een vuur en op de lage tafel waren waxinelichtjes aangestoken. Om het sombere weer buiten te sluiten, had ze de overgordijnen al vroeg dichtgetrokken. Ze pakte een fles wijn en schonk voor hen beiden een glas in. Het was een vrijdagmiddagritueel dat al jaren werd gehandhaafd. Op een schaaltje schikte ze wat hapjes.

Paul wreef zich vergenoegd in de handen. Hij was behoorlijk in zijn nopjes vandaag, want hij had een moeilijke zaak gewonnen. Hij verkeerde dan ook in een opperbeste stemming. “Alex was reuze tevreden,” liet hij zijn vrouw weten.

Debora nestelde zich in een makkelijk stoel. Ze hield van deze kneuterige gezelligheid. Paul deed uitgebreid verslag van de rechtszaak, terwijl ze af en toe een slokje en een hapje namen.

De overheerlijk geur van de ovenschotel bereikte de kamer.

Tegen zevenen dekte Debora de tafel. Om de gezelligheid te verhogen, zette ze kaarsen op tafel.

“Is Delano boven?” vroeg Paul.

“Nee, bij Marcel.” Ze wierp een blik op de klok en fronste haar wenkbrauwen. “Hij heeft niet gezegd dat hij daar bleef eten.”

Paul schonk zich nog een glas wijn in. Debora bedankte.

“Ik vind dat hij het wel had mogen laten weten als hij niet thuis komt eten,” meende Paul. “Nu zitten we zo meteen op hem te wachten.”

“Hij zal zo wel komen,” suste Debora, maar voelde zich toch niet helemaal gerust. Het was eigenlijk niets voor Delano om zonder iets te zeggen weg te blijven.

Het werd half acht, maar er kwam geen Delano. “Laten we niet langer wachten,” drong Paul aan. Hij werd er een beetje chagrijnig van. “Het eten is straks verpieterd en meneer blijkt zijn buik al vol te hebben! Hij had er op zijn minst een telefoontje aan kunnen wagen!`

“Zijn prepaidkaart zal wel op zijn,” verzuchtte Debora.

“Dat is geen excuus! Hebben ze bij Marcel geen telefoon?”

“Natuurlijk wel, maar je weet hoe dat gaat. Het wordt gewoon vergeten!”

“Dat vind ik geen excuus!”

Ze gingen aan tafel, aten, ruimden na het eten de tafel af en de vaatwasser in. Debora zette koffie. De klok tikte door. Toen die negen uur sloeg, begon Debora zeer bedenkelijk te kijken en zich zorgen te maken. Delano had inmiddels wel naar huis kunnen komen.

Paul schoof onrustig heen en weer op zijn stoel. “Waarom bel je hem niet?”

“Ik moest hem van jou toch meer loslaten?” hielp ze hem herinneren. “Als je wilt weten of hij daar is, bel dan zelf!” 

Paul pakte zijn mobiel en zocht het nummer van zijn zoon op. Hij kreeg te horen dat het nummer niet in gebruik was.

Paul mompelde een verwensing en schoot overeind. “Staat die Marcel in de telefoon?”

“Vast wel.” Debora deed alsof ze de kalmte zelf was, maar inwendig voelde ze zich anders.

Paul zocht in het telefoonbestand. “Hoe heet Marcel nog meer?”

“Weijers.”

“Gevonden!” Meteen toetste hij het nummer in en kreeg Marcels moeder aan de lijn. Hij vroeg haar Delano te spreken. Debora zag haar man van kleur verschieten. “Wat zegt u? Helemaal niet geweest? Maar…” vragend keek hij Debora aan. 

“Hij heeft echt gezegd dat hij met Marcel mee naar huis ging!”

“En Marcel weet ook niet waar hij naartoe kan zijn?”

Marcel kwam aan de telefoon. “Geen idee. Hij had nogal haast en mompelde iets over een afspraak, maar ik heb geen idee met wie. Het spijt me, meneer Jorissen.”

“Daar kun jij niets aan doen, bedankt.” Paul legde de telefoon neer en keek zorgelijk zijn vrouw aan. “Heb jij enig idee waar hij kan zijn?”

Debora schudde haar hoofd. Ze begon zich nu echt ongerust te maken. “Hij heeft echt gezegd dat hij naar Marcel ging en niets anders.”

“Daar is hij helemaal niet geweest! Kan hij met een andere vriend zijn meegegaan?”

“Dat weet ik toch niet!” Het huilen stond haar inmiddels nader dan het lachen.

Paul beende met grote stappen de kamer uit. “Wat ga je doen?” riep Debora hem na.

“In zijn computer kijken!”

Handenwringend liep Debora de kamer op en neer. Haar hersenen werkten op volle toeren. Bij wie kon Delano zijn? Zo heel veel vrienden had hij niet. Omdat ze het beneden niet langer uithield, volgde ze haar man naar boven. Ze trof Paul foeterend aan achter Delano’s computer, op zoek naar de inlogcode.

Ze kwam achter hem staan en keek mee over zijn schouder. “Ik geloof dat ik die code weet. Ik stond er een keer bij toen hij die intoetste. Probeer ‘15dreef07’ eens?”

‘Dreef’ was de naam van de straat waarin ze woonden en de cijfers stonden voor de dag in de zevende maand dat hij was geboren.

Ze had gelijk. De computer accepteerde de code. Paul slaakte een diepe zucht en checkte allereerst de mailbox van zijn zoon. Vervolgens Facebook, waar bleek dat hun zoon met verschillende mannen had gechat. Heel even schoot het door Paul heen dat Delano zijn homoseksuele gevoelens had ontdekt, maar daarvoor was hij toch nog veel te jong?

Paul begon te lezen en ontdekte zo de reden waarom hun zoon met deze mannen had gechat. “Wel heb je ooit! Hij is op zoek naar zijn biologische vader! Wist jij daarvan?”

“Ik? Natuurlijk niet!” schrok ook Debora. “Waarom zou hij dat doen?”

“Blijkbaar is hij nieuwsgierig geworden naar zijn verwekker.” Opeens ontdekte Paul het Skype-logo. “Wist jij dat Delano een Skype-account had?” vroeg hij verbaasd.

“Vraag me niet zoveel!” Het huilen stond Debora nader dan het lachen. “Ik heb geen idee!”

Paul vloekte binnensmonds en opende Skype. Er stond een naam. Alleen een voornaam: Henk met bijgaande een foto van een oudere man. Hij viel tenminste niet in de leeftijdscategorie van Delano. Wat moest hun zoon met deze man? Waarom had hij contact met hem via Skype? Meende hij soms dat dit zijn biologische vader was?

Debora, ze keek nog steeds mee over Pauls schouder, slaakte een kreetje van schrik. “Wie is dat?”

“Als ik dat eens wist,” antwoordde hij grimmig. “Helaas kunnen we niet nagaan wat er tussen hen is gezegd.” Paul draaide de bureaustoel zo, zodat hij zijn vrouw kon aankijken. “Ik neem aan dat de reden van zijn wegblijven een ontmoeting met deze man is.”

Debora voelde haar hart heftig bonzen. “Maar dan had hij… dan had hij…” Ze sloeg beide handen voor haar gezicht. “Waarom heeft hij niets gezegd? Als hij wilde weten wie zijn biologische vader is, hadden we hem daarbij toch kunnen helpen?” Uit radeloosheid uitte ze haar gram tegen de enige aanwezige persoon, haar man. “Jij vond zo nodig dat hij een computer op zijn kamer kreeg, terwijl ik liever had dat hij beneden computerde. Nu zie je wat er van komt! Loslaten! Het mocht wat! Hij is toch nog echt een kind!”

Paul slaakte een zucht en trok zijn vrouw in zijn armen. Diep in zijn hart wist hij dat ze gelijk had. Hij had meer vertrouwen in hun zoon gehad, vond dat Debora hem nog te veel als kleine jongen behandelde en was daarom toleranter geweest. “Huil niet zo!”

“Die man deugt vast niet!” huilde ze en duwde Paul van zich af. “Hij heeft zich natuurlijk voorgedaan als zijn biologische vader, die eindelijk zijn verloren zoon heeft teruggevonden! Ons kind is daar ingetrapt! Straks… straks…” Ze schudde heftig haar hoofd heen en weer alsof ze daarmee de vreselijk gedachte die bij haar was opgekomen kon doen verdwijnen. Ze sloot haar ogen, maar dan zag ze een scenario voor zich dat ze helemaal niet wilde zien en sperde ze meteen wijd open.

Debora keek haar man aan. Paul zag er plotseling jaren ouder uit. Hij maakte een verslagen indruk met zijn afhangende schouders. Zag ze het goed? Stonden er tranen in zijn ogen? Wat had het ook voor nut om boos op hem te zijn? Hij kon het toch ook niet helpen? In deze omstandigheden hadden ze elkaar meer nodig dan ooit. Ze legde haar handen op zijn schouders. Paul trok haar tegen zich aan en verborg zijn gezicht tegen haar borst. “We hebben gelukkig een aanknopingspunt, een naam en een foto! We zullen hem vinden! Reken maar!”



“Lars is uit coma,” deelde Lidy mede. Ze was zojuist aan tafel geschoven, waar de rest van de familie al aan het nagerecht toe was. Ze schepte wat eten op haar bord. Veel trek had ze niet.

Rosy stond op, keek misprijzend naar hetgeen Lidy had opgeschept, maar deed er het zwijgen toen en schoof het bord in de magnetron om het op te warmen.

Lidy wendde zich rechtstreeks tot haar zoon in de hoop dat deze mededeling hem blij zou maken. “Als je wilt, mag je Lars morgen bezoeken.”

Lidy herinnerde zich de verheugde reactie van Leo, de vader van Lars. Hij had haar vanmiddag opgezocht om het hoogstpersoonlijk te vertellen. Tijdens de eerste vierentwintig uur was zijn toestand even verslechterd. Meteen was hij weer teruggebracht naar de operatiekamer om een bloedstolsel, dat druk uitoefende op de hersenen, te verwijderen. Daarna was het afwachten tot hij uit coma zou ontwaken. Dat was dus afgelopen middag gebeurd.

Lidy was blij voor Leo en Daisy. Daisy was geen moment van haar zoons bed geweken. Hoe het verder met Lars zou gaan, zou nog uit onderzoeken moeten blijken.

“Dat wil ik niet,” liet haar zoon kortaf weten en speelde met de lepel naast zijn bord. De aanblik van zijn vriend die met gesloten ogen in een ziekenhuisbed lag, waardoor het net leek alsof hij dood was, zou hij niet snel vergeten. Elke avond voor het slapengaan doemde de aanblik van Lars voor het wiel van de auto voor hem op en daarna dat in het ziekenhuis waar hij aan allerlei draden en slangen lag. Elke keer werd hij er weer akelig van. Hij was zelfs een paar keer ’s nachts wakker geschrokken.

Twee keer was Alex naar hem toegekomen en had hem wat te drinken gegeven. Toen hij naar mama vroeg, had Alex gezegd dat mama sliep en dat hij haar liever liet slapen omdat ze zo hard werkte en haar rust nodig had. Als hij er weer over droomde, riep hij maar niet meer. 

Lidy keek hem verbaasd aan. “Oh! Ik dacht dat je blij zou zijn.”

Andy knikte. “Ben ik ook, maar ik hoef nog niet naar hem toe.”

Rosy zette het bord voor Lidy neer. Ze begon met kleine hapjes te eten. De geur alleen al maakte haar misselijk.

Alex nam haar met een bezorgde blik op. Hij wilde maar dat ze niet zo hard werkte, maar tot nog toe was er geen vervanger gevonden. Gelukkig was Wilfried Huibers toestand niet langer kritiek, maar het herstel kon nog lang gaan duren.

Meteen na het eten verontschuldigde Lidy zich. Ze moest het een en ander opzoeken.

Alex volgde haar naar de werkkamer en sloot zacht de deur achter zich. Lidy zat al achter de computer. Hij kwam naast haar staan en leunde met over elkaar geslagen armen tegen het bureau. “Luister eens, Lidy, ik weet niet of je het weet, maar je eigen kinderen hebben je ook af en toe nodig.”

Lidy toetste een programma in zonder hem aan te kijken. “Ze kunnen best even zonder mij. Ze hebben Rosy en jou toch?”

Haar manier van praten ergerde hem. “Je weet best wat ik bedoel! Uiteindelijk ben jij hun moeder.”

“Hebben ze zich over mijn gebrek aan belangstellig beklaagd?”

“Nog niet.”

“Nou dan!” Lidy keek hem aan met een felle, maar vermoeide blik in haar ogen. “Wat zeur je dan? Kan ik het helpen dat Wilfried een ongeluk heeft gekregen? Kan ik het helpen dat er nog geen vervanger is gevonden? En ja, het is even druk! Erg druk zelfs, maar van hard werken is nog nooit iemand doodgegaan! Het moet gewoon! Zeur dan vooral niet aan mijn hoofd! Dat kan ik er nu echt niet bij hebben. Straks heb ik weer tijd genoeg voor alles en iedereen.” 

In het besef dat Lidy onredelijk klonk, verliet Alex zonder nog een woord te zeggen de werkkamer. 

Lidy haalde haar schouders op en werkte door zonder enig besef van tijd, tot de telefoon ging. Ze slaakte een zucht en wilde opnemen, maar zag dat Alex dat al had gedaan. Ze rekte zich uit, bewoog haar stijf geworden schouders en zag op de klok dat het al tien uur was. De kinderen waren natuurlijk al naar bed! Waarom waren ze geen welterusten komen zeggen? Heel even bekroop haar een gevoel van schuld.

Ze was bijna klaar, nog heel even! Lidy keek geërgerd op toen Alex binnenkwam. Kwam hij haar nu alweer storen? “Was dat telefoon voor mij?”

Alex maakte een gebaar met zijn hand. “Als het voor jou was geweest, dan was ik heus al eerder naar je toe gekomen. Wil je niet weten wie er belde?”

Verdorie! Ze had geen tijd voor gezeur! Eerlijk gezegd interesseerde haar dat niet het minst.

Alex wreef over zijn kin en zuchtte. “Paul.”

Om niet al te onredelijk te lijken, vroeg ze zonder haar blik van het beeldscherm af te wenden: “Paul van kantoor?”

“Ja, die. Delano is verdwenen.”

Lidy slaakte een zucht. Nou dat weer! Wat hadden zij daarmee te maken? Goed, Paul was een collega van Alex. Ze gingen zelfs vriendschappelijk met elkaar om, ook al liepen ze de deur nu ook weer niet plat bij elkaar. Nu ze toch uit haar concentratie was gehaald, kon ze net zo goed stoppen. Alles wat belangrijk was, had ze al uitgeprint. Ze zette met een gedecideerd gebaar de computer uit, kruiste haar armen voor haar borst en keek Alex met een onverschillige blik aan. “Wat moeten wij daarmee?”

“Als je zo weinig belangstelling toont voor vrienden, heeft het weinig zin om er verder nog iets over te zeggen.” Voor de tweede maal die avond liep Alex naar de deur.

Lidy besefte dat ze nu te ver was gegaan. 

Alex leek haar gedachten te raden en schamperde nog: “Als een van jouw kinderen zou verdwijnen, zou je het niet eens merken!”

Oef! Die was raak! “Oké, oké, dat had ik niet moeten zeggen. Sorry, je hebt gelijk.” Ze wreef met een hand haar pijnlijke nek en moest opeens denken aan Paul en Debora, hoe gelukkig ze waren geweest toen ze een baby voor hen had gevonden. “Hebben ze geen idee waar hij naartoe is?”

“Ze hebben in zijn computer gekeken. Daaruit bleek dat hij contact heeft gehad met verschillende mannen. Hij is namelijk op zoek gegaan naar zijn biologische vader. Nu vermoedden ze dat hij met een van die mannen een afspraak heeft gemaakt.”

“En nu is hij niet thuisgekomen,” vulde Lidy aan met stijgende ontzetting. “Ze denken natuurlijk dat hij iemand heeft getroffen met verkeerde bedoelingen.”

“Precies.”

“Oh! Wat erg! Wat nu?”

Alex haalde zijn schouders op. “Ze hebben de politie ingelicht. Gelukkig hebben ze een foto van die man. Hij stond op Skype. Wat kunnen ze op het ogenblik anders doen?” Alex was achter haar gaan staan en duwde de hand weg waarmee ze nog steeds haar nek masseerde. Zachtjes begon hij haar schouders en nek te masseren.

Lidy sloot de ogen. 

Toen hij ophield, boog hij naar haar over en drukte een kus vlak achter haar oor. “Denk aan jezelf, lieverd.”

“Dat doe ik heus wel,” antwoordde ze, maar het klonk niet erg overtuigend. Hij moest eens weten hoe moe ze was!

Haar gedachten gingen naar haar eigen kinderen. Zij hoefden niet op zoek naar hun biologische vader, maar er bestond altijd een kans dat ze in verkeerde handen vielen. Ook al waren ze nog zo vaak gewaarschuwd. Die gedachten liet haar niet meer los. Ze ging bij de kinderen langs voor ze naar bed ging. Andy lag half bloot, zijn dekbed was gedeeltelijk op de vloer gegleden. Ze dekte hem toe en drukte voorzichtig een kus op zijn wang. Steffie lag op haar rug, haar haren lagen uitgespreid op het kussen. Lidy glimlachte en streelde vederlicht haar wang. Pas toen ze in bed lag, voelde ze weer hoe moe ze was. Alex’ massage was een weldaad geweest, maar had de algehele vermoeidheid niet weg kunnen nemen.

Ondanks de vermoeidheid kon ze de slaap niet vatten. Toen Alex een uur later naar bed kwam en zachtjes deed om haar vooral niet wakker te maken, hield ze zich slapende. Al gauw hoorde ze aan zijn regelmatige ademhaling dat hij in slaap was gevallen en benijdde hem daarom. Waarom lukte het haar niet om in slaap te vallen terwijl ze zo moe was?

De volgende morgen zat Lidy dan ook met donkere wallen onder haar ogen aan de ontbijttafel. Ze vermeed Rosy’s licht verwijtende, maar ook bezorgde blik. Alex hing al 

aan de telefoon.

Ze probeerde zoveel mogelijk aandacht aan de kinderen te besteden, maar geen van beiden taalde op dit vroege uur naar haar aandacht, merkte Lidy lichtelijk teleurgesteld. Kon ze dan niets goed doen?

Het telefoongesprek was afgelopen en Alex keerde terug aan tafel. “Dat was Paul. Nog geen nieuws over Delano.”

“Wat is er met Delano?” wilde Steffie nieuwsgierig weten.

Lidy wierp Alex een waarschuwende blik toe. Dit was geen onderwerp om te bespreken waar de kinderen bij waren. Niet nu, tenminste. Later zouden ze het toch wel horen.

“Stef, als je klaar bent, wil je dan Basil uitlaten?”

Met een verongelijkt gezicht stond Steffie op van tafel. “Waarom ik? Andy doet het ‘s morgens toch altijd? Ik moet mijn haar nog doen!”

Andy gleed van zijn stoel, knikte en zei met volle mond: “Ik doe het wel.”

Steffie treuzelde, ze wilde weten wat er met Delano was, maar Lidy en Alex hadden het er niet meer over. Toen ze merkte dat ze in tijdnood kwam, verliet ze de keuken.

Nu zette Alex het gesprek voort. “Ze hebben natuurlijk vannacht geen oog dichtgedaan, in de hoop dat Delano iets van zich zou laten horen. Paul wil dat er vandaag nog een Amber Alert uitgaat en een oproep op tv met een foto van die man.” Alex slaakte een zucht en haalde een hand door zijn haren. “Ik ga naar kantoor. Er valt wel het een en ander te regelen nu Paul uitvalt.”

Lidy was intussen ook opgestaan. Het werd tijd om haar eigen praktijk te openen.



Nu Lars uit coma was ontwaakt, was Leo voor korte tijd teruggekeerd naar de boerderij om orde op zaken te stellen. Het was prettig dat zijn zwager samen met zijn moeder de boel draaiende hield, maar er waren toch ook dingen die hij zelf moest regelen. Voor hij uit het ziekenhuis vertrok, had hij Daisy aangeboden om als eerste naar haar flat te gaan om een nacht goed te slapen en een bad te nemen, maar daar had ze niets van willen weten. Een vriendin had een paar keer schone kleding gebracht, omdat ze het vertikte Lars langer dan een kwartier alleen te laten. 

Zelfs Leo was een keer naar haar flat gegaan om iets voor haar op te halen. Tijdens dat bezoek aan haar flat was zijn oog getrokken door de grote foto van hemzelf, die op het kastje naast haar bed stond. Het had hem zeer verbaasd. Waarom nam die foto zo’n prominente plaats in? Die foto en de foto in de woonkamer waar ze met hun drieën opstonden, genomen tijdens een uitstapje, lieten hem niet los. Het vervulde hem zelfs met een sprankje hoop. Zou ze dan toch nog van hem houden?

Sinds ze uit elkaar waren, had hij niet de indruk dat er ooit een andere man in haar leven was gekomen. Daisy leefde voor de dans en voor hun zoon. Voor iets anders was er in haar leven geen plaats, zo leek het. Waarom dan toch die foto’s?

Toen hij na twee dagen terugkeerde in het ziekenhuis waar Lars inmiddels naar een kamer was verhuisd, vloog Daisy hem tegemoet. Verbaasd ving hij haar op in zijn armen. Ze barstte in snikken uit. Over haar hoofd heen keek hij angstig naar hun zoon. Er was toch niets misgegaan tijdens zijn afwezigheid? Waarom had ze dan niet gebeld dat hij meteen moest terugkomen? 

Lars sliep. Hij lag er ontspannen bij. Blijkbaar werd hij gewekt uit zijn sluimertoestand door het snikken van zijn moeder. Langzaam opende hij zijn ogen en ontdekte zijn vader, die zijn moeder vasthield.

“Wat is er met mama?” vroeg hij.

Leo wist even niet hoe hij het had. Lars was een paar dagen terug ontwaakt uit coma, maar daar was ook alles mee gezegd. Er was geen blijk van herkenning geweest en hij had geen woord gezegd. En nu… nu keek hij hem aan en sprak zonder haperen!

Leo liet Daisy zo abrupt los dat ze zich vast moest grijpen aan het bed om niet te vallen. Met twee stappen was hij bij zijn zoon. “Je praat!”

Lars grijnsde. “Vind je dat gek, pap?”

“Eh, nou ja! Na alles…” Hij wendde zich tot Daisy. “Wist je dit al?”

Daisy glimlachte door haar tranen heen, die ze haastig wiste met haar vingertoppen. “Daarom moest ik ook huilen! Het waren tranen van blijdschap! Ons kind wordt weer helemaal beter, verzekerde de dokter me vanmorgen. Als alles goed gaat, mag hij zelfs aan het eind van de week mee naar huis!”

“Maar dat is geweldig!”

“Mag ik dan mee naar de boerderij?” vroeg Lars.

Leo keek Daisy aan. Ze vermeed echter zijn blik en liep naar het raam.

Leo vroeg zich af waarom ze de vraag van Lars niet beantwoordde. Ze wilde vast niet dat hij naar de boerderij ging. Ze wilde natuurlijk bij hem zijn, hem vertroetelen, voor hem zorgen.

Hij liep naar haar toe en ging achter haar staan. “Waarom kom je ook niet naar de boerderij? Je kunt zolang blijven als je wilt.”

Ze draaide zich naar hem toe en keek hem aan met een blik waarin iets van hoop of een belofte lag.

Hij hield haar blik vast. “Al wil je voor altijd blijven, dan is dat ook goed. Je weet dat ik nog altijd…”

Leo zag haar ogen vochtig worden. Ze legde haar beide handen plat tegen zijn borst. “Meen je dat? Zou je me terug willen na alles wat er is gebeurd?”

Hij legde zijn handen over de hare. “Daisy, ik hou toch van je! Kwel jezelf niet langer. Kom terug! Je kunt je appartement aanhouden en je werk blijven doen en in de weekends bij mij wonen.”

Vanuit het bed klonk een: “Ja, mam!”

Kon ze terug? Wilde ze nog terug?

Terwijl ze nadacht, vroeg Leo zacht: “Je hebt een foto van mij naast je bed staan. Betekent dat dan niets?”

Een verlegen lach brak door op haar gezicht. Ze wierp zich voor de tweede keer in zijn armen en liet toe dat hij haar kuste.

De kus duurde zo lang dat Lars vanuit zijn bed riep: “Zo is het wel genoeg. Als jullie willen zoenen, ga dan ergens anders heen, maar vraag eerst of Andy wil komen.”

“Moet je hem horen!” grinnikte Leo met Daisy nog in zijn armen. “Meneer is weer helemaal bij.”



“Er is een aantal reacties bij de politie binnengekomen naar aanleiding van het Amber Alert en de oproep via de tv,” vertelde Alex aan Lidy en Rosy. “Het blijkt hier inderdaad om een pedofiel te gaan. Hij is zelfs bekend bij de politie. Ze hebben al eerder klachten binnengekregen van bezorgde ouders, omdat hij via chatprogramma’s jonge jongens benaderde.”

“Wat vreselijk!” schrok Rosy. “En daar hebben ze niets mee gedaan?”

Alex haalde zijn schouders op. “Je weet hoe het gaat.”

“Er moeten eerst slachtoffers vallen voordat de politie ingrijpt!” viel Rosy verontwaardigd uit. “Het is een schande!”

“Heb jij hem op tv gezien, Lidy?” Alex was veel bij Paul en Debora geweest. Ze hadden zijn morele steun hard nodig.

Debora was helemaal over haar toeren en Paul was er niet veel beter aan toe. 

Lidy schudde haar hoofd. “Geen tijd. Carrie zat met een kind dat plotseling hoge koorts had gekregen. Het bleek hersenvliesontsteking te zijn. Hij is met spoed opgenomen. Nu maar hopen dat er niemand van de andere kinderen is besmet.”

“Dit wordt de derde nacht sinds hij is verdwenen,” peinsde Alex hardop. “Het is te hopen dat ze hem snel vinden. Je moet er toch niet aan denken wat zo’n kerel allemaal met je kind kan uitspoken.”

Lidy probeerde er niet aan te denken. Het moest vreselijk zijn! Ze geeuwde achter haar hand. Ze was bekaf. “Ik ga naar bed.”

Alex keek op de klok, het was nog geen tien uur. Hij knikte haar toe. Het was goed dat ze eens vroeg naar bed ging. Elke avond was het tegen twaalven, omdat er telkens nog iets moest worden gedaan of opgezocht.

Midden in de nacht werd Lidy wakker van de telefoon. Op de tast pakte ze die van het nachtkastje en bracht die naar haar oor. Gezucht en toen: “Tante Lidy, ik ben het, Delano.” Hij sprak zo zacht dat ze hem nauwelijks kon verstaan.

Ze schoot overeind en was meteen klaarwakker. “Delano! Waar ben je?”

“Stt!” fluisterde hij met een snik in zijn stem. “Die man slaapt, ik heb zijn mobiel gepakt om u te bellen. Ik durf mijn ouders niet te bellen. Uw nummer stond nog in mijn schoolagenda van die keer toen ik mee mocht zeilen. Ik weet niet waar ik ben, maar ik wil naar huis! Help me!”

Alex was inmiddels ook wakker geworden. Lidy had de luidspreker van de telefoon aangezet. Hij volgde fronsend het gesprek.

“Heb je geen enkel idee waar je bent? Wat hoor je?”

“Niet veel. Een klein huisje. De ramen zitten dichtgeplakt. Ik hoor regelmatig treinen rijden. Verder niets.”

“Heb je de auto gezien waarmee die man je heeft opgehaald? Weet je het merk en de kleur? Misschien kan de politie daar iets mee.”

Delano wist dat, maar verder wist hij niet veel, omdat die zogenaamde Henk hem had gedrogeerd. Toen hij wakker werd, lag hij in een huisje.

Alex nam de telefoon van Lidy over. “Doe niets geks, jongen, hou je kalm. We gaan proberen je daar zo snel mogelijk weg te krijgen. Wees voorzichtig.”

“Ja.” Toen was de verbinding verbroken.

“Wat nu?” vroeg Lidy. Haar hart brak als ze dacht aan de situatie waarin Delano verkeerde. “Hij hoort treinen en zit in een klein huisje.”

“Een volkstuincomplex, dat kan bijna niet missen,” meende Alex, daar hoefde hij niet lang over na te denken. “Ik ga die rechercheur, die op deze zaak zit, uit zijn bed bellen. Probeer jij nog een beetje te slapen.”

Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Van slapen kwam helemaal niets meer. 

Alex overlegde met zichzelf of hij Paul en Debora zou inlichten, maar besloot dit niet te doen. Beter eerst proberen Delano bij die kerel vandaan te krijgen. Alex belde rechercheur Janssen uit zijn bed.



“Dokter, doe iets!” Met een radeloze blik in haar ogen klampte Carla, de jonge verpleegkundige, Lidy aan in de gang van het St. Joseph waar ze met Hans Bonnema een gesprek voerde.

“Rustig, alsjeblieft!” maande Lidy haar enigszins geërgerd door haar overspannen gedrag.

Carla was echter totaal overstuur. “U heeft zojuist Melanie een injectie gegeven, maar ze is helemaal van de wereld. Ze krijgt geen lucht meer! Het lijkt wel of ze doodgaat!” 

Carla trok aan Lidy’s arm. “Kom, alstublieft!”

Melanie? Het meisje dat leed aan heftige obstipatie, flitste het nu door Lidy heen. Het kind leed hevige pijnen. Via een echo was vastgesteld dat ze totaal verstopt zat. Door de pijn was het kind helemaal verkrampt en daarom had Lidy haar een spierverslappend middel toegediend. Wat was er fout gegaan? Ze stak een hand in de zak van haar lichtblauwe doktersjas, daar zat de ampul nog die ze had gebruikt. Haar vingers sloten zich rond de ampul.

Lidy spoedde zich samen met Hans naar het zaaltje waar Melanie lag. Een oudere verpleegkundige stond over het kind gebogen. Er verscheen iets van opluchting op haar gezicht toen ze de zuster in gezelschap van de arts en de directeur binnen zag komen. “Dokter, doe iets!” 

Lidy boog zich onmiddellijk over het kind heen wiens ogen bijna uitpuilden van benauwdheid. Vreemd genoeg wist ze even helemaal niet wat ze moest doen.

“Wat heb je haar geïnjecteerd?” wilde Hans op indringende toon weten. Het ging hier om leven of dood! Dit kind stikte als er niet snel werd gehandeld.

Lidy bracht een hand naar haar voorhoofd. Het leek wel alsof ze niet meer helder kon denken. 

“Lidy?” De stem van Hans leek van heel ver te komen. “Is alles goed met je?”

Ze wist dat ze iets moest doen, maar wat? Ze haalde haar hand uit de zak van haar jas en stak haar gesloten vuist met de ampul erin Hans toe.

Hij keek haar aan, opende haar vuist en haalde de ampul eruit. Zonder iets te zeggen, verliet hij ijlings het vertrek. 

De twee verpleegkundigen keken Lidy vragend aan. Waar ging de directeur naartoe en waarom deed dokter Van de Poel niets?

Opeens leek Lidy uit die vreemde verdoving te ontwaken. “Haal een scalpel,” gebood ze in het algemeen. Bij de wastafel begon ze haar handen te wassen, tijd voor meer hygiënische maatregelen was er niet.

Waar moesten ze een scalpel vandaan halen? Carla wist het niet en keek haar collega radeloos aan. De oudere vrouw bleef opvallend kalm en probeerde haar kalmte op het meisje over te brengen.

Gelukkig keerde Hans terug met in zijn kielzog Dirk Broekens. Hij was zo uit de operatiekamer gehaald. Zonder ook maar een moment te aarzelen, maakte hij een kleine incisie in de luchtpijp van Melanie. Razendsnel schoof hij een buisje in haar luchtpijp, zodat ze weer normaal kon ademen. Melanies kleur werd weer normaal en haar lichaam ontspande, nu ze weer voldoende zuurstof kreeg.

Hans gaf haar een injectie, die de werking van de andere injectie moest opheffen. Het was allemaal razendsnel gegaan. Lidy stond met klamme handen en open mond toe te kijken hoe Dirk en Hans het leven van Melanie redden.

De verpleegkundigen begonnen het bed te verschonen en de rommel op te ruimen die de chirurg had achtergelaten.

Hans pakte Lidy bij de arm en bracht haar naar zijn kantoor. “Ga zitten, Lidy.”

Verdoofd, door wat er zo-even was gebeurd, nam ze plaats. 

“Hoewel het me vreselijk spijt, begrijp je wel dat ik je naar huis moet sturen en het voorval moet melden bij de inspectie. Neem even rust. Ik hoop dat dit geen gevolgen zal hebben voor je eigen praktijk. Ik voel me medeverantwoordelijk. Ik had moeten inzien dat de werkdruk te groot voor je was. Ga naar huis en neem mijn advies ter harte.”

Lidy sloeg de handen voor haar gezicht. “Dit is me nog nooit overkomen! Vreselijk! Ik schaam me zo!”

“Wees blij dat het goed is afgelopen. Ik zal Alex bellen en vragen of hij je komt halen. Het lijkt me niet verantwoord dat je in deze toestand achter het stuur kruipt.”



Lidy sliep vierentwintig uur achtereen. Corine had de praktijk tijdelijk wegens ziekte gesloten. 

Ondertussen had Alex niet stilgezeten. De politie had met man en macht alle volkstuincomplexen in de stad afgezocht. Pas tegen het eind van de middag, net toen ze dachten tevergeefs te hebben gezocht, stuitten ze op een huisje verscholen achter hoge, groenblijvende laurierstruiken aan de rand van een verlaten volkstuincomplex. De ramen waren geblindeerd door scheefgezakte luiken. Het zag er armoedig en verwaarloosd uit. Ze hadden het huisje omsingeld en de enige toegangsdeur opengetrapt. Ze troffen Delano geheel overstuur en vastgebonden op een bed aan. De man was nergens te bekennen.

Om zijn ouders geen valse hoop te geven, waren ze niet ingelicht over deze actie. Nu ze de jongen in redelijke toestand hadden aangetroffen, werd er meteen naar Paul en Debora gebeld.

In een paar dagen tijd waren ze jaren ouder geworden. Ze hadden niets anders gedaan dan wachten bij de telefoon. Paul was nog een keer op zoek gegaan, maar waar moest hij zoeken? Het had hem iets te doen gegeven, van dat radeloos wachten werd hij gek! Als een dolle was hij door weer en wind door de stad gefietst, af en toe meende hij een glimp van Delano te zien, maar elke keer bleek het een andere jongen te zijn. 

Ze probeerden elkaar moed in te spreken, maar de woorden ervoor ontbraken en zouden zinloos hebben geklonken. Elke keer als de telefoon ging, sprong een van beiden op in de hoop dat hun kind was gevonden. Een enkele journalist had tot hen door weten te dringen, maar verder werd alle mediabelangstelling geweerd. Die taak had Alex op zich genomen. Hij had een interview beloofd als de dader was gepakt en de jongen veilig terug was bij zijn ouders.

Debora lag uitgeput van alle spanning op de bank, toen er weer werd gebeld. Lusteloos nam Paul op. Debora wachtte op wat er komen ging. Paul kapte elk gesprek razendsnel af. Hij had geen zin in gesprekken, die nergens op sloegen en medeleven was goedbedoeld, maar het bracht hun kind niet terug. Ditmaal duurde het lang. Debora hief haar hoofd. Ze zag Pauls blik veranderen, hij kreeg wat kleur onder de groezelige baard. Hij had zich al die dagen niet geschoren. Debora kwam overeind. 

“Delano is gevonden,” zei hij met een stem schor van emotie. Hij liet de telefoon voor wat die was, sloeg zijn handen voor het gezicht en huilde.

Debora liep naar hem toen en sloeg haar armen om hem heen. Samen huilden ze, ditmaal van geluk! Hun zoon was veilig! Wat hij had meegemaakt en hoe hij en zij daarmee moesten omgaan, was van later zorg. Als hij eerst maar veilig thuis was.

Lidy wist van dit alles niets. Niet Alex, maar Rosy had haar opgehaald en als een kind in bed gestopt. Ze had urenlang diep en droomloos geslapen.

Toen ze haar ogen opende, stond Andy naast haar bed. “Hoi, mam!” grijnsde hij. “Heb je lekker geslapen?”

Lidy rekte zich uit. “Hoe laat is het?”

Andy lachte. “Heel laat! Je hebt heel lang geslapen, wel twee dagen!”

“Nee, toch?”

“Nou, bijna wel!” zei Alex staande in de deuropening. “En in die tijd is er zoveel gebeurd, hè, Andy?”

Andy knikte. “Ik ben met Rosy naar Lars geweest. Hij mag deze week nog naar huis!”

“Wat fijn!”

Nadat Andy zijn verhaal had gedaan, vertrok hij naar beneden.

Alex zette zich op de rand van het bed. “En ik heb ook nieuws. Delano is weer thuis.”

Alex deed uitvoerig verslag. Hoewel Lidy daar blij om was, luisterde ze met een half oor. Ze had geslapen, erg lang geslapen. Langzaam kwam alles terug. Melanie! Ze had een fout gemaakt! Iedereen maakt weleens fouten en ook dokters zijn geen heiligen, maar ze had een ernstige fout gemaakt, die een kind bijna het leven had gekost.

“Luister je wel?” informeerde Alex.

“Ja, ik… Alex! Word ik geschorst?”

Alex sloeg een arm om haar heen. “Ach, lieverd, maak je je daar zorgen over? Hans heeft me gebeld. Hij moest het natuurlijk doorgegeven aan de inspectie en heeft de omstandigheden beschreven waaronder je moest werken. Met zo’n staat van dienst als de jouwe word je heus niet geschorst.”

Lidy was nog niet geheel overtuigd. “Weet je het zeker?”

“Heel zeker!” Alex drukte een kus op haar wang.

“Gelukkig!” Langzaamaan ontspande ze zich en ontdekte dat ze reuze trek had.

“Dat is een goed teken,” grinnikte Alex. “Rosy heeft extra haar best op het eten gedaan.”

“Straks zal ik Paul en Debora bellen. Wie heeft Delano onderzocht?”

“Een politiearts. Lichamelijk is hij er redelijk vanaf gekomen, maar hij heeft natuurlijk wel een trauma opgelopen dat hij niet zo snel kwijt zal raken.”

“Ik weet wel een goede psychiater,” knikte Lidy.

Die avond meldde het journaal dat Delano was gevonden en de dader inmiddels was opgepakt. De politie had zich verdekt opgesteld en hem bij terugkomst in de kraag gegrepen. Dit was een grote opluchting voor iedereen, maar nog het meest voor Delano en zijn ouders. Hij zou zich wel tweemaal bedenken om ooit nog eens op zoek te gaan naar zijn biologische vader en zeker niet zonder medeweten van zijn ouders. Delano had een harde les geleerd.


Over het randje & Sterke kinderen
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml