Vreemde praktijken



Liefde overwint alles



Ellen Keyzer



“Is er iets?” vroeg hij een beetje angstig.

“De koeien van de familie Riekers zijn besmet met MKZ,” deelde Hans zonder enige emotie in zijn stem mee. 

“Wat?” bracht Joris geschrokken uit. Het begon hem te duizelen en hij begreep er niets van. Het vee van Hetty en haar vader had er juist zo gezond en goed uit gezien!

“Ze moeten worden afgemaakt en dat mag jij ze gaan vertellen,” vervolgde Hans monotoon.



Hetty Riekers stapte vrolijk op haar fiets. Ze zwaaide nog even naar de bakker en begon toen te fietsen. Het was nog vroeg, maar het beloofde een stralende dag te worden en Hetty hield ontzettend van dit vroege uur. Het dorp was nog verlaten, er reden geen auto’s en je rook slechts de geur van vers brood en vochtig gras.

Hetty was bijna altijd de eerste klant van de bakker. Iedere ochtend verbaasde de oude bakker zich over de montere, jonge vrouw met haar stralende gezicht. Hetty had een positieve uitwerking op bijna iedereen die ze tegenkwam. 

Haar rossige krullen dansten rond haar gezicht en haar stralende, blauwe ogen en blozende wangen deden de meeste mensen even hun zorgen vergeten. Bovendien kwam het haast nooit voor dat Hetty chagrijnig was, dat vond ze zonde van haar tijd.

De zon scheen over het land. Hetty fietste langs de boerderijen en zwaaide naar de boeren. Ze kenden elkaar hier bijna allemaal. Hetty kon zich niet voorstellen dat ze ooit ergens anders zou gaan wonen. Ze was verknocht aan het leven op de boerderij en ze was verknocht aan deze plek. 

Waar vond je nog deze rustige, mooie plaatsen in het land? Hetty kwam regelmatig in andere steden en dorpen, maar ze was nog nooit ergens geweest waar ze het mooier vond dat thuis.

De boerderij van haar vader stond aan de rand van een klein dorp. Het dorp met zijn kleine kern oogde misschien ouderwets, maar dat vond Hetty juist prettig. Ze hadden een oud kerkje, waar ook regelmatig een koor optrad en ze hadden een geweldige markt, waar de boeren uit de hele streek hun producten verkochten en een praatje met elkaar maakten.

Bovendien lag er aan de andere kant een prachtig bos, waar je uren door kon wandelen zonder iemand tegen te komen. Als kind al had Hetty met volle teugen genoten van de spelletjes die ze met haar vriendinnen in het bos speelden. Ze hadden er vaak fantastische avonturen beleefd.

Hetty had het dan ook nooit gek gevonden dat haar ouders hier waren blijven wonen. Zowel haar vader als haar moeder kwamen uit dit dorp. De boerderij waar ze nu nog met haar vader woonde, was ooit de boerderij geweest waar haar moeder opgroeide.

Hetty was blij dat ze op die manier nog zo dichtbij haar moeder was. Haar ouders kenden elkaar al van kleins af aan en ze waren ook jong getrouwd. Toen Hetty pas vier jaar was, had het noodlot toegeslagen en kwam haar moeder bij een ongeluk om het leven. 

Hetty had nog vage herinneringen aan haar moeder. Ze meende dat ze zich haar stem en ogen goed kon herinneren en natuurlijk had haar vader altijd veel over zijn vrouw verteld. 

Het was een verschrikkelijke tijd geweest voor Bob Riekers, hij stond er plotseling helemaal alleen voor met zijn kleine dochter en hij miste zijn vrouw waanzinnig. Toch was hij doorgegaan. Hij zorgde dag en nacht voor Hetty en voor de boerderij en in dat werk kon hij ook zijn emoties kwijt. Nog altijd miste hij zijn vrouw, maar hij had zijn verdriet wel een plek kunnen geven. 

Hetty was bijna bij de boerderij waar ze met haar vader woonde. Het was voor Hetty eigenlijk een uitgemaakte zaak dat zij op een dag de boerderij van haar vader over zou nemen. Ze kende de kneepjes van het vak en ze kon zich niet voorstellen dat ze ergens anders zou gaan wonen. 

Soms bedacht ze dat het wel eens eenzaam kon zijn, zeker als haar vader straks echt oud zou worden. In het dorp woonden wel jonge mannen, maar daar had Hetty alleen vriendschappelijke gevoelens voor. Echte liefde had ze nog nooit ervaren en dat kon haar soms wel eens spijten. 

Hetty reed het erf op en zag haar hond, Freddy, vrolijk op haar af komen rennen. Freddy was vernoemd naar een vriend van Hetty’s vader, die helemaal gek was van honden. 

“Hoi Freddy, dag jongen, heb je honger?” vroeg Hetty lachend en ze aaide de hond. 

Freddy sprong vrolijk tegen zijn baasje op.

“Rustig Freddy, rustig nou maar, dit is niet voor jou. Dit brood vind je helemaal niet lekker, maar ik zal snel iets anders voor je halen, goed?” 

Hetty liep naar binnen en zette het verse brood op het aanrecht. Direct verspreidde zich een heerlijke geur door de keuken.

“Kom maar Freddy,” riep Hetty haar hond en ze vulde zijn bak met voer. Freddy begon gulzig te eten. 

Bob Riekers kwam al in zijn overall gehuld de keuken binnen. Hij was altijd al vroeg aan de slag. Nog voor het ontbijt was hij al bij de koeien geweest. 

“Goedemorgen pap,” begroette Hetty haar vader.

“Dag Hetty, dat ruikt weer heerlijk,” zei Bob vrolijk. 

Hij ging aan tafel zitten en keek trots naar zijn dochter. Hij was blij dat ze uitgegroeid was tot zo’n slimme, knappe jonge vrouw.

Hetty legde de krant voor haar vader neer en gaf hem een kop dampende koffie. “Ik denk dat het een warme dag gaat worden, pap,” zei ze vrolijk.

“Inderdaad, ik vind het nu al warm,” lachte Bob. 

Hij boog zich over de krant en las enkele van de artikelen. “Nou ja zeg!” mompelde hij verontwaardigd na een tijdje. “Dit is toch niet geloven?” 

“Wat is er?” vroeg Hetty.

Bob schudde zijn hoofd, wat hij las maakte hem woedend. “Je weet toch dat een koe gemiddeld een jaar of twintig kan worden?” vroeg Bob aan zijn dochter.

Hetty knikte, ze hadden zelf twee koeien van vijftien op hun boerderij. Die waren behoorlijk oud voor een koe en ze noemde hen dan ook gekscherend de omaatjes. 

“Ze hebben nu een onderzoek gedaan en daaruit blijkt dat bijna alle boeren hun koeien naar het slachthuis brengen als ze een jaar of vijf, zes zijn, omdat ze dan niet meer genoeg melk produceren. Vijf of zes jaar, dat geloof je toch niet!” 

Hetty schudde nu ook ongelovig haar hoofd.

“Meer dan tachtig procent van de boeren schijnt zo met zijn dieren om te gaan, ik vind het weerzinwekkend,” zei Bob boos. 

“Ongelofelijk,” bracht Hetty verontwaardigd uit. 

“Als je die dieren beter behandelt, kunnen ze zelfs ouder worden dan twintig en dan kunnen ze ook nog melk produceren,” zei Bob min of meer tegen de krant. 

“Ik snap niet hoe boeren zulke dingen kunnen doen,” viel Hetty haar vader bij.

“Ik ook niet, Hetty, en ik vind het wel vreselijk dat dit soort dingen aan de lopende band gebeuren,” reageerde Bob en nog steeds klonk er verontwaardiging door in zijn stem. 

“Is dat dan allemaal om de productie op te voeren?” vroeg Hetty zich vol afschuw af. 

“Ik vrees van wel,” beaamde Bob. “Wat dat betreft, is er in de loop der jaren veel op een verkeerde manier veranderd. Doordat de productie snel en veel moet zijn, voelen veel boeren zich kennelijk gedwongen om dit soort dingen te doen.”

Hetty knikte, daar had haar vader waarschijnlijk wel gelijk in. Toch was het vreselijk dat de koeien, die vaak goed gezond waren, daar het slachtoffer van werden. 

“Wat zouden we er nou aan kunnen doen?” vroeg Hetty zich hardop af.

“In ieder geval er zelf niet aan mee doen en proberen de boeren uit de buurt ervan te overtuigen dat soort dingen ook niet te doen, alhoewel ik ook niet het idee heb dat het hier veel gebeurt. Maar ja, hier staat natuurlijk maar een heel klein deel van alle boerderijen die melk produceren.”

Bob legde de krant weg en nam een grote slok koffie. “We moeten ons er in ieder geval tegen blijven verzetten,” zei hij nogmaals strijdlustig.

“Inderdaad,” lachte Hetty. Ze vond het leuk aan haar vader dat hij altijd bereid was om voor zijn idealen en voor de boerderij te vechten. Haar vader had een enorme liefde voor de boerderij en voor dieren en hij gaf zijn hele leven aan het behoud van de natuur. 

“Ik ga weer aan de slag,” zei Bob en hij stond op. 

“Ik kom er ook zo aan hoor. Maar ik moet eerst even het konijnenhok schoonmaken,” zei Hetty.

Ze hielp haar vader bij alle klussen die gedaan moesten worden op de boerderij. Hun melkproductie kwam op een behoorlijk diervriendelijke manier tot stand en omdat ze niet de nieuwste technieken gebruikten, waren ze er veel tijd mee kwijt.

Daarnaast hadden ze konijnen, waar Bob een enorm hok voor gebouwd had en ze hadden ook nog een flink stel kippen. Bob zat erover te denken om nog schapen erbij te nemen, maar dat zou misschien toch wat veel van het goede worden. 

Hetty ruimde de ontbijtspullen op en wierp nog een boze blik op de krant. Ze kon er gewoon niet bij met haar verstand dat dit soort dingen zo vaak gebeurden.

Ze liep over het erf, gevolgd door Freddy. Hoewel Freddy een grote hond was, ging hij nooit achter de kleinere dieren aan. Ze hadden hem direct geleerd dat hij de konijnen en kippen niet lastig mocht vallen.

In totaal had Hetty zes konijnen en ze was dol op die zachte dieren. Ze opende hun hok en aaide de dieren voorzichtig. 

Omdat Hetty het hok goed schoon wilde maken, haalde ze de konijnen uit het hok en liet hen vrij rond lopen. Ze hield hen altijd in de gaten, maar de diertjes bleven meestal bij haar in buurt.

Hetty vond het leuk om voor de dieren te zorgen. Ze verschoonde hun hok met grote zorg, ze wilde dat haar konijnen het goed zouden hebben.

Freddy lag bij het hok in de buurt te genieten van de zon. Soms leek hij net een kat, dacht Hetty vrolijk. De konijnen snuffelden nieuwsgierig aan Freddy en hij liet hen rustig hun gang gaan.

Toen Hetty klaar was, pakte ze de konijnen voorzichtig een voor een op. 

“Dag lieverdjes,” zei Hetty zachtjes en ze aaiden de dieren. “Zo, jullie hok is weer helemaal schoon, hoor!”

Vervolgens liep Hetty naar de kippen. Wat een verschil maakten deze dieren toch met de rustige konijnen. De kippen liepen altijd druk door elkaar te kakelen. Hetty moest lachen, ze stelde zich altijd voor dat de kippen aan het roddelen waren. 

De haan stond als een koning in het midden van de drukke kippen. 

“Dag majesteit,” zei Hetty grappend en ze strooiden het voer over het erf. 

In de hele omgeving spraken ze lovend over de eieren van de kippen van Hetty en haar vader Bob. Ze verkochten ontzettend veel eieren op de markt, om een of andere reden vonden mensen hun eieren lekkerder dan die van de anderen. 

Hetty nam zich voor om altijd goed voor de dieren te blijven en zich nooit iets te laten wijsmaken over de productie of dat soort dingen. Ze waren geen zakenlui, ze waren boeren en daar was Hetty ontzettend trots op. 

Ze liep naar het weiland waar haar vader bezig was met de koeien. Haar vader floot opgewekt, gelukkig dacht hij niet meer aan het stomme krantenartikel.

Als Bob Riekers bezig was op het land, dacht hij eigenlijk nergens anders meer aan en dat vond hij wel zo prettig. 

Hetty pakte een bezem en begon de stallen van de koeien te bezemen. Na de wintertijd moesten de stallen altijd flink opgeknapt worden. De komende tijd zouden de dieren voornamelijk buiten doorbrengen.

Ook Hetty ging fluitend aan de slag en vader en dochter werkten hard door tot de zon langzaam weer minder fel begon te schijnen.



Bob Riekers maakte een praatje met de groenteman in het dorp. Ze kenden elkaar al jaren en waren allebei hier opgegroeid.

“Zeg, wat ik gisteren toch weer las,” begon Bob en hij schudde zijn hoofd bij de gedachte aan het krantenartikel.

“Wat las je dan, Bob?” vroeg Wim nieuwsgierig. Hij had aan het gezicht van de boer gezien dat het iets was wat hem raakte. 

“Er worden regelmatig gezonde koeien naar het slachthuis gebracht, omdat hun melkproductie afneemt. Als koeien ouder worden, gaan ze inderdaad minder melk produceren, maar dat betekent toch niet dat ze direct waardeloos zijn geworden en ze je maar moet laten afmaken?” riep Bob verontwaardigd uit.

“Rustig kerel,” reageerde groenteman Wim sussend. “Wat zijn dat nu weer voor rare praktijken,” mompelde hij vervolgens.

“Ja, het is belachelijk. En het gebeurt op grote schaal, Wim, vergis je niet hoor.”

“Hé, wacht eens, er schiet me ineens iets te binnen,” zei Wim. “Ik heb laatst gehoord dat een boer, hier twee dorpen vandaan, naar een bejaardenflat in de stad gaat verhuizen.”

Bob keek de groenteman niet begrijpend aan. “Wat heeft dat ermee te maken?” vroeg hij.

“Een andere klant, die mij dat verhaal vertelde, was ook zo verontwaardigd, omdat die man al zijn koeien wil laten afmaken,” legde Wim uit.

“Wat? Dat meen je toch niet, Wim?” vroeg Bob geschrokken.

“Ik meen het wel. Het schijnt dat niemand zit te wachten op die zogenaamde oude koeien, dus hij laat ze inderdaad per direct naar het slachthuis brengen,” ging Wim verder.

“Ongelooflijk. Weet je toevallig waar ik die boer kan vinden?” vroeg Bob. Hij had plotseling de ingeving gekregen om zich hard te gaan maken voor die dieren. Hij kon toch niet zomaar zijn schouders ophalen bij het horen van dergelijke verhalen?

“Ja, ik heb een naam en adres gekregen. Jeetje, wat een toeval allemaal, Bob. Ik had natuurlijk direct jou moeten waarschuwen, ik weet dat jij je hard maakt voor dit soort dingen, maar ik heb er gewoon niet aan gedacht,” zei Wim verontschuldigend.

“Dat geeft toch niets, je hebt het me nu toch verteld,” lachte Bob vriendelijk. 

“Ja, dat is ook weer waar. Nou goed, ik ga even dat papiertje voor je pakken,” zei Wim en hij verdween naar achter. Hij had een winkel aan huis. 

“Hier is het,” zei hij en overhandigde Bob een papiertje met de naam en het adres van de oude boer. “Ken je hem?”

“Nee, niet dat ik weet,” antwoordde Bob. 

Hij betaalde de boodschappen en bedankte Wim nogmaals. 

“Geen dank, jongen, geen dank. Doe de groeten aan Hetty,” zei Wim en hij hield de deur van zijn winkel open om Bob uit te laten. “En laat me maar weten hoe het afloopt met die beesten,” voegde hij eraan toe.

“Dat zal ik doen. Tot gauw,” riep Bob en hij stak zijn hand op. 

Toen hij op de boerderij aankwam, trof Bob zijn dochter Hetty bij de koeien. Ze droeg een rode jurk en haar weelderige krullen vielen op haar schouders. Ze begon steeds meer op haar moeder te lijken, dacht Bob bij zichzelf. 

Hetty was bezig met een van hun oudste koeien, die al een tijdje aan het kwakkelen was met haar gezondheid, maar het leek nu wel weer wat beter te gaan.

“Dag meisje,” begroette Bob zijn dochter. “Je raadt nooit wat ik net weer voor verhaal heb gehoord van Wim.”

Hetty wierp haar vader een nieuwsgierige blik toe en Bob begon te vertellen over een boer die al zijn koeien de dood in wilden sturen, omdat hij zelf ging verhuizen. 

“Nee, pap, dat meen je toch niet?” vroeg Hetty vol ongeloof.

“Ik vrees van wel.”

“Maar dan hebben we niet veel tijd te verliezen en moeten we erheen gaan,” zei Hetty met dezelfde strijdlustigheid als die van haar vader. 

“Vind jij dat ook?” vroeg Bob, die onderweg naar huis toch weer even was gaan twijfelen. Hij wilde die koeien dolgraag opvangen, maar waar moesten ze al die dieren laten? 

“Natuurlijk vind ik dat!” riep Hetty. “We hebben geen keuze, toch?”

“Dat ben ik inderdaad met je eens, maar dan zullen we wel even na moeten denken hoe we dat allemaal aan gaan pakken.”

“We gaan er gewoon heen en dan zien we wel wat we aantreffen. Misschien zijn we al te laat,” vreesde Hetty. 

Ze stond op en klopte de oude koe gemoedelijk op haar rug. “Met deze dame gaat het een stuk beter, gelukkig,” zei ze met een lach.

Bob glimlachte naar zijn dochter. Ze was een ontzettend goede boerin met het hart op de juiste plaats en daar was hij trots op, want hij had haar helemaal alleen groot gebracht. Hij wist zeker dat zijn vrouw ook trots zou zijn geweest en die gedachte deed hem goed. 

“Maak jij de wagen in orde? Ik moet even mijn handen wassen,” zei Hetty. 

Bob knikte. Hetty nam de tas met boodschappen mee naar binnen en maakte zich klaar om op pad te gaan. 

Bob controleerde het benzinepeil van hun oude wagen. Het was groot bakbeest, maar ze konden er ook vee mee vervoeren en daarom hadden ze hem altijd bewaard.

Freddy blafte druk en sprong tegen Bob aan. Om een of andere reden werd de hond altijd opgewonden van het horen van de motor van een auto. 

“Rustig jongen, je mag gewoon mee,” zei Bob lachend. Bob pakte de kaart uit de auto en zocht voor de zekerheid de boerderij van de oude man. Hij hoopte maar dat ze nog op tijd zouden komen.

Hetty had een fles water onder haar arm en stapte in de auto. Ze floot en direct sprong Freddy ook in de auto. 

“Wat een weer zeg,” zei Bob zwetend. 

Het was rustig op de kronkelende weggetjes tussen de dorpen en dat was maar goed ook, want de auto kon niet hard meer rijden en ook niet makkelijk uitwijken. 

Hetty keek naar haar vader en ze zag de rimpel op zijn voorhoofd, die hij altijd kreeg als hij zich zorgen maakte. 

Ze vonden de boerderij in een keer en zette de wagen langs de kant van de weg. Met Freddy tussen hen in liepen ze over het erf. Direct begon er een andere hond te blaffen. 

“Rustig Freddy,” sprak Hetty haar hond streng toe, die ook wilde gaan blaffen.

De andere hond zat met een touw vast en Freddy rende op hem af. De honden snoven aan elkaar, maar daar bleef het bij. 

Bob klopte op de deur van de boerderij. Lange tijd gebeurde er niets. 

“Er staat wel een auto op het erf,” wees Hetty. 

Bob knikte en klopte nogmaals, dit keer luider. Eindelijk ging de deur open. Een jonge vrouw keek hen nieuwsgierig aan.

“Kan ik u ergens mee van dienst zijn?” vroeg ze beleefd.

“We zijn op zoek naar meneer Hermsen,” antwoordde Bob.

“Komt u binnen, hij is net wakker en zit in de keuken. Wie kan ik zeggen dat er voor hem is?” 

“Mijn naam is Riekers, ik ben een boer uit de buurt en dit is mijn dochter Hetty. Maar meneer Hermsen kent ons niet,” vertelde Bob. 

“Wij zouden hem wat willen vragen over zijn verhuizing,” legde Hetty uit.

“Goed, ik begrijp het. Ik ben de huishoudelijke hulp, dus ik kan u waarschijnlijk niet helpen, maar ik zal even vragen of het meneer Hermsen uitkomt.” 

Even later kwam de vrouw terug en gebaarde hen verder te komen. Het was duidelijk dat het niet zo heel lang meer zou duren voor meneer Hermsen zou verhuizen, want er stonden overal dozen opgestapeld. 

Bob stelde zichzelf en Hetty voor en meneer Hermsen zei dat ze plaats moesten nemen. De oude man had geen onvriendelijk gezicht.

“Ik hoop dat wij niet ongelegen komen,” begon Bob voorzichtig. “We hoorden van uw plan om te verhuizen en we hoorden ook dat u geen onderdak voor uw koeien gevonden hebt.”

“Dat klopt, meneer Riekers,” beaamde meneer Hermsen. “Niemand zit nog te wachten op mijn oude beestjes. Ik heb het grootste deel al naar het slachthuis moeten brengen. Met pijn in het hart, dat mag u best weten,” vertelde meneer Hermsen. Zijn handen trilden een beetje.

“U heeft ze al weg gebracht?” vroeg Hetty geschrokken.

“Ik heb er nog vijf over, het zijn de mooiste en jongste dieren,” vertelde meneer Hermsen. 

“Wij zouden ze graag van u overnemen, als u dat zou willen. We vinden het verschrikkelijk dat de dieren zo snel, terwijl ze nog gezond zijn, weggebracht worden,” legde Bob uit.

De hulp van meneer Hermsen zette drie kopjes thee neer. 

“Ah, daarom bent u hier gekomen,” knikte meneer Hermsen. “Als ik dat eerder had geweten, had ik op u gewacht,” voegde hij eraan toe. “U zou me een groot plezier doen als u de dieren mee wilt nemen tegen een symbolisch bedrag.” 

Hetty kneep even in de hand van haar vader. Ze waren niet helemaal op tijd gekomen, maar ze konden nu in ieder geval die laatste vijf koeien een nieuwe plek geven. 

Meneer Hermsen begon te vertellen over zijn jarenlange werk op de boerderij. “Er is zo veel veranderd de laatste tijd, ik kan het allemaal niet meer bijhouden. En mijn kinderen zijn helaas niet geïnteresseerd in het boerenbestaan. Mijn zoon is een zakenman en mijn dochter woont in het buitenland, daar geeft ze les,” zei meneer Hermsen en het verdriet was te horen in zijn stem.

Bob knikte vol medelijden. Hij had geluk dat Hetty ook zo om de boerderij gaf, want hij kon zich goed voorstellen hoe erg het moest zijn om je levenswerk op te moeten geven. 

“Jij ziet eruit als een echte boerendochter. Bevalt het leven op de boerderij jou, mijn kind?” vroeg meneer Hermsen aan Hetty.

“Zeker meneer, ik vind het geweldig,” antwoordde Hetty met een glimlach.

“Het doet me deugd dat te horen,” zei meneer Hermsen tevreden. “En nu zal ik jullie weg moeten sturen, want ik ben erg moe.”

Bob en Hetty stonden vlug op en namen afscheid van de oude boer. De hulp van meneer Hermsen bracht hen naar de koeien. 

“Vijf koeien kunnen we wel in één keer vervoeren, toch pap?” vroeg Hetty terwijl ze de koeien geruststellend op hun rug klopte.

“Zeker, dat moet makkelijk gaan,” antwoordde Bob. 

Ze groetten de jonge vrouw en leidden de koeien langzaam naar hun wagen. 

“Dat moet geen makkelijke beslissing zijn geweest voor de oude boer Hermsen,” zei Bob met een zucht. 

“Nee, dat denk ik niet,” beaamde Hetty.

“Het zijn prachtige dieren,” zei Bob goedkeurend. 

“Zo dames, maak jullie klaar voor een kort, maar wiebelig tochtje,” lachte Hetty. 

Bob reed heel voorzichtig en even dacht hij dat de auto in een kuil bleef vast zitten, maar gelukkig bleef de wagen rijden. 

Freddy blafte bij elke bocht en Hetty aaide hem om hem te kalmeren. “Rustig nou maar Freddy,” zei ze vrolijk tegen de hond. 

Toen ze op hun eigen boerderij waren aangekomen, lieten ze de koeien rustig wennen aan hun nieuwe plek. De andere koeien stonden rustig te grazen en leken zich niet zo veel aan te trekken van de nieuwe stalgenoten. 

“Ik denk dat ze het hier wel naar hun zin zullen krijgen,” zei Hetty tevreden. 

“Dat denk ik ook,” lachte Bob.

Op dat moment loeiden de koeien alsof het afgesproken hadden en vader en dochter liepen lachend naar binnen, gevolgd door een uitgelaten Freddy die opgetogen heen en weer rende, blij dat hij weer op de vertrouwde boerderij was. 



Joris van het Veen liet zijn ogen over de bladzijden van zijn studieboeken glijden. Nog één examen en dan nog een tijdje stage lopen en dan zou hij eindelijk helemaal klaar zijn met zijn opleiding. 

Joris kon zich de dag dat hij begon met studeren nog heel erg goed herinneren. Het was al bijna zes jaar geleden en hij was in de tussentijd een stuk ouder en volwassen geworden. 

Joris had al vanaf zijn tiende gezegd dat hij dierenarts wilde worden en nu was het dan eindelijk bijna zover. Hij was als kind al helemaal gek van dieren geweest en hij was altijd bezig met het redden van slakken, vogels en egels en hij werd zelfs boos als klasgenootjes mieren doodtrapten.

Hij moest nog even flink studeren voor het examen en het kostte hem moeite om zich goed te concentreren. Zijn gedachten dwaalden steeds af naar de stage die hij nog voor zichzelf moest regelen.

Hij had een lijstje gemaakt met de namen van een aantal dierenartsen bij wie hij graag stage zou willen lopen en hij had hen brieven geschreven. Eén van die artsen, een veearts, sprak hem het meeste aan. Joris had altijd al erg van het buitenleven gehouden en hij wilde het liefst werken met dieren die op boerderijen opgroeiden. 

Toen Joris dat aan zijn ouders had verteld, hadden ze wel een beetje vreemd opgekeken.

“Maar je bent toch opgegroeid in de stad? Zie je dat wel zitten om de rest van je leven op het platteland door te brengen?” had zijn moeder aarzelend gevraagd.

“Ik wil niets liever. Ik heb nu mijn hele leven in een stad gewoond en ik ben wel toe aan iets anders,” had Joris vrolijk geantwoord.

“Ik begrijp het niet jongen, maar het is jouw leven en jij moet doen wat jou het beste lijkt,” had de mening van zijn vader geklonken. 

Joris bracht zijn aandacht weer naar zijn boeken. Hij moest een beetje opschieten, want zo veel tijd om te studeren had hij niet meer. Kwam het door de zon, die zo warm naar binnen scheen, dat hij zich zo slecht kon concentreren? 

Hij pakte zijn aantekenboek en begon een paar notities te maken van de dingen die hij absoluut niet mocht vergeten. Het grootste deel van de stof, had hij wel in zijn hoofd, maar er waren ook een paar onderwerpen waar hij net wat meer moeite mee had. 

“Hoi Joris,” riep zijn huisgenoot Laurens en hij stak zijn hoofd door het gat van de deur. “Zit je nou weer binnen te studeren?”

Joris knikte. Laurens en hij volgden dezelfde opleiding en ook Laurens was zich voor aan het bereiden op het examen, maar hij deed dat toch op een andere manier dan Joris.

“Kom, we gaan even op een terras zitten, kunnen we elkaar wat lastige vragen stellen,” stelde Laurens vrolijk voor.

Joris twijfelde even. Het was een verleidelijk voorstel, maar zouden ze ook daadwerkelijk tot studeren overgaan als ze op een terras zouden gaan zitten?

“Ik weet het niet, Laurens, we hebben nog maar twee dagen en ik moet nog behoorlijk wat doen,” stribbelde Joris een beetje tegen.

“Natuurlijk, natuurlijk, ik moet ook echt nog veel doen, maar misschien kunnen we onze notities doornemen? Dat kan wel handig zijn, toch?”

“Ja, dat is waar,” gaf Joris toe en hij pakte zijn rugzak.

“Zo mag ik het zien,” lachte Laurens en hij klopte zijn vriend tevreden op diens schouder.

“Het is ook altijd mooi weer als wij moeten studeren,” zei Laurens met een zucht toen hij zich in een luie terrasstoel liet zakken.

“Dat gevoel heb ik nou ook,” beaamde Joris. 

De jongemannen bestelden twee grote glazen koude frisdrank. 

“Weet je al wanneer je mag komen solliciteren voor je stage?” vroeg Laurens.

“Nee, nog niet. Ik moet zo direct een veearts bellen, bij wie ik graag stage wil lopen. En jij?”

“Ik heb over twee weken pas mijn sollicitatie, maar het zag er allemaal goed uit, vonden ze bij die praktijk.” 

Laurens wilde uiteindelijk een eigen praktijk in de stad opzetten, maar ook hij moest eerst nog een tijdje stage lopen. 

“Ons allerlaatste examen, Laurens,” zei Joris met een glimlach toen hij zijn boeken opensloeg.

“Ongelooflijk, hè?” zuchtte Laurens. “Achteraf is die studie toch best wel snel gegaan.”

Joris knikte, dat vond hij ook. Maar hij was er wel blij om, want hij was toe aan het serieuze, het echte werk. Hij had onderhand lang genoeg in de schoolbanken gezeten. 

“Ik wilde eigenlijk piloot worden,” grinnikte Laurens. 

“Piloot?” herhaalde Joris verbaasd.

“Ja, dat leek me helemaal het einde, door de lucht vliegen en naar verre landen reizen.”

“Maar heb je dat ook ooit geprobeerd te worden dan?” vroeg Joris voor wie deze informatie over zijn vriend helemaal nieuw was. 

“Jazeker, maar ik kwam niet door de testen heen. Je wilt niet weten hoe streng die testen zijn. Natuurlijk is dat goed, maar op dat moment had ik daar flink de pest in,” vertelde Laurens. 

“Dat kan ik me voorstellen. En toen besloot je maar iets heel anders te gaan doen, namelijk dierenarts te worden?”

“Ja, zo ongeveer is het eigenlijk wel gegaan. Ik hield altijd al van dieren en het leek me een interessante opleiding. Nu vind ik het allemaal hartstikke leuk en wil ik ook geen piloot meer worden.”

“Hartstikke leuk? Behalve dit examen zeker!” lachte Joris. “Mag ik jouw aantekeningen eens zien?”

Laurens gaf zijn schrift aan Joris. “Ik heb vooral moeite met hoofdstuk vier en vijf.”

Joris knikte, dat vond hij ook de lastigste hoofdstukken uit het hele boek. “Laten we die zo samen even doornemen,” stelde hij voor. 

De jongemannen bespraken hun studiestof en al snel waren ze geconcentreerd bezig en legden ze de ander uit hoe ze over bepaalde onderwerpen dachten. Joris was blij dat hij met Laurens mee was gegaan, want ze konden een hoop van elkaar leren. 

“Natuurlijk, zo zit dat! Dat daar zelf nou niet op gekomen ben!” riep Laurens na een tijdje uit en hij schreef direct op wat Joris hem zojuist verteld had. 

Joris vroeg op zijn beurt Laurens het hemd van het lijf over de onderwerpen die hem niet helemaal duidelijk waren. Laurens kon gelukkig goed uitleggen en Joris knikte bedachtzaam en liet de nieuwe informatie op zich inwerken. 

“Ik heb toen twee lessen gemist en daarom heb ik het nooit zo begrepen, maar nu jij het uitlegt, wordt het me helemaal duidelijk,” zei Joris dankbaar. 

Na een dik uur intensief gestudeerd te hebben, sloegen Joris en Laurens tevreden hun studieboeken dicht. 

“Dit was zeer nuttig, dokter Laurens,” grapte Joris.

“Dat vond ik nou ook, meneer Van het Veen,” zei Laurens en hij maakte een kleine buiging met zijn hoofd.

Ze bestelden nog een drankje en genoten van de zon, die inmiddels iets minder fel was gaan schijnen. 

“We zullen wel de hele zomer aan het werk zijn,” zei Laurens hardop denkend.

“Ja, dat is waar, maar ik kijk wel erg uit naar dat stagelopen,” reageerde Joris.

“Ik ook, weg met die boeken en lekker aan de slag,” zei Laurens enthousiast. 

“Over stage gesproken, ik moet zo nog een telefoontje plegen,” bedacht Joris opeens weer.

“Ja, ik moet ook weer gaan. Mijn vriendin heeft beloofd uitgebreid te koken, dus ik ben benieuwd,” vertelde Laurens.

Joris lachte. Laurens had een leuke vriendin. Zelf was hij bijna nooit verliefd. Een heel enkele keer had hij wel eens een leuke meid ontmoet, maar het was nooit echt iets geworden. Joris vond dat best jammer, maar hij had ook het vertrouwen dat hij vast nog wel een leuke vrouw zou ontmoeten. 

Toen Joris weer thuis was, zocht hij het nummer op van de veearts, Hans de Vries. Joris merkte dat hij een beetje zenuwachtig was.

“Met Hans de Vries,” klonk een barse stem aan de andere kant van de lijn.

Joris had niet verwacht dat er zo snel zou worden opgenomen en ook niet dat de arts zelf op zou nemen. 

“Goedemiddag, u spreekt met Joris van het Veen,” begon Joris beleefd.

“Wat kan ik voor u doen?” vroeg Hans de Vries ongeduldig. 

Joris merkte dat zijn naam de arts niets zei. “Ik bel even om een afspraak met u te maken voor een sollicitatiegesprek,” zei Joris. 

Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn. Joris hoorde de man bijna nadenken.

“Ach ja, Joris van het Veen, nu weet ik het weer! Goed dat je belt,” zei de veearts op een vriendelijkere toon. “Wat mij betreft kun je over drie dagen langs komen. Eerder gaat niet,” ging Hans de Vries zakelijk verder.

“Dat is prima. Overmorgen heb ik mijn laatste examen, dus dat komt dan mooi uit,” zei Joris vriendelijk.

Hans de Vries reageerde niet op de opmerking over het examen en noemde slechts de datum en tijd van de afspraak. “Akkoord?” vroeg hij en Joris hoorde weer het ongeduld in de stem van de veearts.

“Dat is helemaal in orde,” zei Joris. 

Zonder een woord van afscheid hing Hans de Vries op. Joris vond het een beetje een vreemd telefoongesprek. Misschien had hij de arts gestoord tijdens een belangrijke bezigheid, dacht hij. Joris was benieuwd hoe de man in het echt zou zijn. 

Joris bekeek zijn studieboeken nogmaals. Hij had er veel aan gehad om de stof met Laurens nog eens door te nemen. Hij besloot een samenvatting van de hoofdpunten te maken en die nog eens uit zijn hoofd te leren en dan moest hij het examen toch gemakkelijk kunnen halen, dacht hij. 

Eerst wilde Joris wat eten. Hij liep naar de keuken en kookte een simpele pasta voor zichzelf. Joris had het idee dat zijn leven op het punt stond te veranderen. Misschien kwam het door de stage die hij ging lopen, of misschien doordat hij bijna klaar was met zijn studie. Er zou een nieuwe fase aanbreken in zijn leven, zoveel was zeker. 

Joris verbaasde zich hoe snel alles was gegaan. Maar hij was ook toe aan het serieuze werk. Tijdens zijn studententijd had hij veel lol gemaakt en daar had hij nooit spijt van gehad, maar hij wilde nu meer uitdaging. 

Na het eten ging hij weer achter zijn bureau zitten en pakte een pen en papier. Nog even en hij zou een afgestudeerd dierenarts zijn. Dat doel was genoeg om Joris te motiveren nog even flink te studeren. 

Hij werkte tot in de late uurtjes en stapte uiteindelijk moe, maar erg tevreden in bed. En hij wist het heel zeker: zijn leven zou veranderen, maar op welke manier, dat kon hij nog helemaal niet vermoeden. 



Hans de Vries sloeg met een lange zucht de dossiers open die op zijn bureau lagen. Hij had helemaal geen zin om al dat papierwerk door te nemen. In zijn gedachten was hij al heel lang met hele andere dingen bezig. Zijn werk als veearts wilde hij zo snel mogelijk beëindigen, maar hij wist dat hij geduldig moest zijn.

Hij maakte een paar aantekeningen en gaapte terwijl hij las over een aantal schapen dat hij behandelde. Hij deed dit werk nu al veel te lang.

Ooit was hij als ambitieuze kerel begonnen, maar al snel merkte hij dat het werk niet was wat hij ervan verwacht had. Hij had het zakenleven in moeten gaan, nog altijd had hij er verschrikkelijke spijt van dat hij niet een economisch vak had gekozen.

Zijn ouders waren boeren geweest en zo was hij min of meer in het vak van veearts gerold. Het liefste had zijn vader gezien dat Hans de boerderij over had genomen, maar tegen dat idee had hij zich gelukkig altijd verzet. Hij moest er niet aan denken om een eigen boerderij te hebben.

Het enige plezier dat hij nog aan zijn werk beleefde, was het behoorlijke inkomen dat erbij hoorde. Hans de Vries ging grote delen van het jaar op vakantie en hij had een prachtige auto. 

Hij was nooit getrouwd en daar was hij ook blij om. Omdat hij geen vrouw of kinderen had, hij kon al zijn geld aan zichzelf uitgeven. Af en toe had Hans een tijdje een vriendin, maar meestal ging een relatie hem na drie of vier maanden al vervelen en dan maakte hij er een einde aan.

Hij hield van die vrijheid. Het liefst was hij alleen in zijn auto. Als hij vakantie had, reed hij grote stukken achtereen en het maakte hem niet uit waar hij dan naar toe ging. Helaas kostte deze hobby veel tijd en vooral veel geld. Bovendien hield hij van luxe en rijkdom en hij vond dat hij nu niet genoeg verdiende. Gelukkig had hij een tijdje geleden Arie leren kennen en samen hadden ze een paar goede ideeën verzonnen. Arie was een man naar Hans’ smaak. Een zakelijke kerel die ook graag veel geld wilde verdienen. 

Op dat moment ging de deurbel. Hans keek op zijn horloge.

Zou die knul voor die stage er nu al zijn? vroeg hij zich geïrriteerd af. Hij had helemaal geen behoefte om iemand iets te leren, maar een stagiair was nou eenmaal een goedkope kracht. 

Hans opende de voordeur en zag tot zijn verbazing Arie voor zijn neus staan.

“Dag Hans, kerel, ik kom even wat langs brengen,” zei Arie Luiter en hij trapte een sigaret uit op de stoep. 

“Arie, kom binnen, ik dacht dat je mijn toekomstige stagiair was,” grapte Hans en hij deed een stap opzij om Arie binnen te laten. 

“Ik heb niet veel tijd,” zei Arie toen hij naar binnen liep. 

Hans schonk een kop koffie in voor Arie. Arie Luiter zag er altijd uit alsof hij nooit sliep. Volgens Hans was dat ook zo. Arie hing meestal rond in cafés of nachtclubs. Wat hij daar allemaal precies deed, wist Hans niet en hij wilde het ook helemaal niet weten. 

“Alles goed met jou, Hans?” vroeg Arie en hij stak een nieuwe sigaret op.

“Arie, zou je bij het raam willen roken,” zei Hans geïrriteerd. Hoe vaak moest hij dat nog zeggen? Hij hield helemaal niet van de geur van sigaretten in zijn huis. “Met mij gaat het verder prima, met jou?” antwoordde Hans.

“Ja goed kerel, ook prima. Veel bezig, je weet hoe ik ben. Ik ben altijd aan het werk, waar ik ook ben,” antwoordde Arie met een geheimzinnige glimlach om zijn lippen.

Hans droeg altijd een pak, maar Arie verkoos een spijkerbroek en een jack boven nette kleding. Arie voelde zich niet thuis in een pak. 

“Dat klinkt goed,” glimlachte Hans. 

“Tja, er moet toch brood op de plank komen hè?” grinnikte Arie. “Het liefst met lekker veel beleg,” voegde hij eraan toe, terwijl hij zijn koffie in een teug leeg dronk.

“En waar kwam je precies voor?” vroeg Hans een beetje ongeduldig.

“Oh ja, juist ja, ik kwam je dit brengen. Dit is de perfecte plek voor ons plan, althans dat denk ik,” zei Arie ineens haastig. “Ik laat het hier bij je achter,” ging hij verder en hij overhandigde Hans een mapje, “en dan moet jij ook maar eens even kijken wat je ervan vindt.”

Hans pakte het mapje aan en wierp er een korte blik op. Het ging om een stuk grond, Hans was nieuwsgierig, maar hij besloot het mapje op zijn gemak te bekijken als Arie weg zou zijn.

“Ik ben nu ook weer met een deal bezig, Hans. Kerel, dat wil je niet weten, iets met oude auto’s,” vertelde Arie en zijn ogen glommen trots. “Legaal is het niet helemaal, maar ach, wat maakt dat uit?”

Hans haalde zijn schouders op, hem maakte het in ieder geval niets uit. Hij interesseerde zich nauwelijks voor andere mensen of voor de samenleving. 

“Nou kerel, ik ga er weer van tussen, we spreken elkaar vast snel weer,” zei Arie en hij stak zijn hand uit.

Hans schudde de hand kort en Arie liep snel de keuken uit. Zijn mobiele telefoon ging en Hans hoorde hoe hij druk telefonerend het huis verliet. 

Hans liep terug naar zijn bureau. Nu kon de stagiair elk moment komen. Aan de telefoon had de jongen een tikkeltje nerveus geklonken en Hans had bepaald niet zijn best gedaan om de knul op zijn gemak te stellen. Daar had hij gewoon geen zin in gehad.

Op dat moment was Joris van het Veen inderdaad onderweg naar de praktijk van Hans de Vries. Hij had zich netjes aangekleed, want hij wilde goed voor de dag komen op zijn sollicitatiegesprek. 

Het examen was gelukkig heel goed gegaan en Joris wist bijna zeker dat hij het gehaald had. Het zou nog even duren voor hij de uitslag zou krijgen, maar hij rekende er al min of meer op dat het allemaal in orde zou zijn.

Hij vond de praktijk en tevens het huis van veearts De Vries in een keer. Het stond in een prachtige omgeving, aan de rand van een klein dorp.

Het viel Joris direct op hoe modern het huis was in vergelijking met de andere huizen in de buurt. Hans de Vries had kennelijk een moderne smaak, want er stond ook een snelle sportwagen op de oprit, een nieuw model. 

Joris haalde diep adem en stapte toen de auto uit. Hij had een oud autootje, dat ooit van zijn ouders was geweest. Het was toch best spannend, zo’n sollicitatiegesprek, vond Joris.

Hij belde aan en vrijwel direct deed Hans de Vries de deur open. Joris was even verbaasd door het uiterlijk van de man. 

Tegenover hem stond een man met zwart haar en gehuld in zwarte kleren. Hij had een bleek gezicht en kleine ogen. Joris had een heel ander type man verwacht.

“Dag, ik ben Joris van het Veen,” stelde Joris zich voor. 

“Hans de Vries,” zei Hans en hij schudde kort de hand van Joris.

Joris liep achter de man aan naar binnen. Het huis was wit en kwam behoorlijk kil op Joris over. Er hing nergens een foto of een poster, het leek alsof er niemand woonde. 

“Ga zitten,” zei Hans en hij wees Joris een stoel aan. Zelf ging Hans aan de andere kant van het bureau zitten. Hij schonk twee glazen water in en zette een bril op zijn neus. 

“Goed, meneer Van het Veen was het, toch?” vroeg Hans.

Joris knikte. “Ja, dat klopt, Joris van het Veen.” 

“Nou meneer Van het Veen, u weet wel wat het werk zo ongeveer inhoudt, neem ik aan? Ik houd me voornamelijk bezig met de zieke dieren hier op boerderijen in de buurt en verder voer ik regelmatig controles uit om de dieren op ziektes te testen,” vertelde Hans monotoon.

Het viel Joris op dat de veearts niet erg enthousiast over zijn werk vertelde. “Ja, zoiets had ik me er ook bij voorgesteld,” antwoordde Joris.

“Mooi. Goed, jouw werk zal voornamelijk bestaan uit meelopen met mij en mij zo nodig helpen. Al je papieren zijn in orde neem ik aan?”

“Zeker meneer De Vries, alles is helemaal in orde. Het laatste examen heb ik hoogstwaarschijnlijk ook gehaald. Ik kan niet wachten tot ik aan de slag kan gaan. Ik heb nog weinig ervaring met de praktijk en ik heb uiteraard een grote voorliefde voor dieren en ik vind hun welzijn dan ook zeer belangrijk,” begon Joris te vertellen.

Hij vond dat Hans nogal weinig vragen stelde, dus vertelde hij maar een en ander uit zichzelf. 

“Je werk goed doen, heeft niets met liefde te maken,” reageerde Hans op strenge toon.

Joris was even stil door deze opmerking. Wat was dit voor een kille man? De gezondheid van dieren was toch geen zakelijke aangelegenheid? Joris vond althans van niet.

“Nou ja, liefde is misschien een beetje een groot woord,” begon Joris zijn woorden voorzichtig bij te schaven. “Ik heb in ieder geval al heel lang de ambitie om dierenarts te worden en ik ben blij dat ik nu aan het einde van mijn opleiding ben en aan de slag kan gaan.”

“Ambitie is een goede instelling,” vond Hans.

Joris knikte en glimlachte, maar Hans beantwoordde zijn glimlach niet. 

“Je kunt direct de komende week beginnen. De werktijden zijn, zoals je zult begrijpen, nogal verschillend. Ik heb tevens woonruimte voor je, want ik zag dat je niet bepaald in de buurt woont,” ging Hans verder.

Joris was verbaasd over het plotselinge vriendelijke aanbod. “Dat zou ontzettend fijn zijn, want het is inderdaad een behoorlijk eind rijden.”

“Het is niet groot, maar je kunt er eten en slapen.”

Joris was verbaasd, begreep hij het nou goed en was hij nu al direct aangenomen? Hij had verwacht dat Hans hem zou gaan bellen over een paar dagen. 

“Ik begrijp dus goed dat ik al ben aangenomen?” vroeg Joris voorzichtig.

Hans slaakte een geïrriteerde zucht. “Ja, dat begrijp je goed. Gefeliciteerd,” zei hij onvriendelijk. “Ik zal je laten zien waar je kunt slapen.”

Joris liep achter Hans aan. Ze gingen naar buiten en liepen naar een klein huisje in de tuin van Hans. 

“Je kunt hier volkomen zelfstandig leven,” zei Hans.

Het was klein, maar Joris was er erg blij mee. De lange reistijd was het enige waar hij echt tegenop had gezien.

“Wat fijn dat u dit aanbiedt,” zei Joris beleefd. 

“Je kunt maandag beginnen,” zei Hans en hij draaide zich om en liep zonder een woord van afscheid weer naar binnen. 

Nog behoorlijk verbaasd over de hele gang van zaken, liep Joris terug naar zijn auto. Wat een vreemde vent was die Hans de Vries, dacht Joris. Hij wist niet zo goed wat hij ervan moest denken.

Misschien hield de veearts niet zo van contact met andere mensen en was hij gewoon heel erg op zichzelf, dacht Joris. Hij kon zich ook niet voorstellen dat Hans een vrouw of vriendin had.

“Ach, ik ga er gewoon het beste van maken en ik zal er vast veel van leren,” mompelde Joris tegen zichzelf terwijl hij de auto startte. Hij was behoorlijk benieuwd wat het allemaal te wachten stond. 

Hij zette de radio aan en probeerde het onbehaaglijke gevoel dat Hans de Vries hem had gegeven, van zich af te zetten. Hij moest geen spoken zien. Hij kende die hele man nog helemaal niet en hij moest hem niet zo snel beoordelen. 

Het was druk op de weg en Joris moest zich concentreren op het verkeer. Hij was van plan om direct naar zijn ouders te rijden en hen te vertellen dat hij een stageplek had geregeld. Hij wist zeker dat ze dat leuk zouden vinden. Joris nam zich voor er maar niet meteen bij te zeggen, dat hij bij nogal een vreemde kerel stage ging lopen, dan zou zijn moeder zich direct weer zorgen gaan maken.

“Het wordt vast hartstikke leerzaam,” zei Joris nog eens tegen zichzelf terwijl hij zijn auto tussen het overige verkeer voegde. Toen zette hij de radio aan en liet zijn gedachten afleiden door de vrolijke muziek.



Joris van het Veen was nu twee dagen aan de slag bij de veearts Hans de Vries. Hans kwam nog altijd als een beetje een vreemde en kille man over op Joris, maar hij had zich voorgenomen om het beste van zijn stage te maken. 

Joris had gezien dat er die avond het jaarlijkse dorpsfeest zou plaatsvinden en hij had zich voorgenomen om daar naartoe te gaan. Hij kende helemaal niemand in de buurt en het leek hem leuk om de lokale bevolking beter te leren kennen. 

“Gaat u naar het feest, vanavond?” vroeg Joris aan Hans. Ze waren bezig met het doorspreken en uitzoeken van enkele dossiers over boerderijen in de buurt. 

Hans slaakte weer zijn zucht vol irritatie, waar Joris inmiddels aan gewend raakte. 

“Nee, ik moet er niet aan denken!” klonk het antwoord van Hans. 

“Hoezo niet?” wilde Joris weten. Hij liet zich niet zomaar afpoeieren door de ietwat arrogante veearts bij wie hij stage liep.

“Jongen, dit is een belachelijk dorp, neem dat nou maar van mij aan. En zo’n feest is al helemaal verschrikkelijk. Al die stomme boeren die een beetje staan te dansen, dat ziet er echt niet uit,” zei Hans.

Joris trok even zijn wenkbrauwen op. Hij begreep eigenlijk helemaal niet waarom Hans de Vries dierenarts was geworden en in een boerendorp was gaan wonen, maar hij durfde dat nog niet te vragen.

“Ik moet zo nog even drie schapen hun wekelijkse injectie geven, hier verderop,” zuchtte Hans. 

Uit zijn toon en gezichtsuitdrukking bleek dat hij daar helemaal geen zin in had. 

“Ik kan het ook even doen?” stelde Joris voor. Hij wilde zo snel mogelijk en zo veel mogelijk leren. Enkele dagen eerder had hij gehoord dat hij zijn examen gehaald had en nu hoefde hij alleen nog deze stage te lopen en daarna zou hij helemaal klaar zijn met zijn opleiding en dan kon hij eindelijk voor zichzelf beginnen. 

“Ja, doe jij het maar. Je weet alles te vinden, toch? Dit is het adres,” zei Hans en hij gaf Joris een mapje. 

Joris bekeek eerst het dossier. De desbetreffende schapen hadden gelukkig niets ernstigs. Hij knikte Hans toe, maar de veearts negeerde hem.

Joris liep naar de kleine apotheek die Hans de Vries in zijn huis had aangelegd. Hier bewaarde hij alle geneesmiddelen en apparatuur die hij nodig had om de dieren te behandelen. 

Joris pakte wat hij nodig had en reed in zijn oude wagentje naar de boerderij. Toen hij zijn auto op het erf parkeerde, kwam er een nieuwsgierig jongetje aanlopen.

“Dag kereltje, ik ben dokter Van het Veen,” stelde Joris zichzelf voor.

“Hoi, ik ben Karel,” antwoordde het ventje.

Op dat moment kwam de boer aan gelopen. Joris legde uit dat hij stage liep bij Hans de Vries en dat hij voor de schapen kwam.

“Wat fijn dat u er bent,” zei de boer met opluchting in zijn stem. “Beter dan die Hans,” mompelde hij erachteraan. Hij had het zacht gezegd, maar Joris had het goed gehoord, dat wist hij bijna zeker. 

Joris negeerde de laatste opmerking van de boer en liep achter hem aan naar de schapen. Hij onderzocht de beesten en gaf hen de medicijnen. 

“Ze zien er goed uit. Ik denk dat we de kuur over een week of twee kunnen afronden,” stelde Joris tevreden vast. 

“Dat is fijn om te horen,” antwoordde de boer. “Blijft u lang werken bij dokter De Vries?” vroeg de boer vervolgens met hoop in zijn stem.

“Ik loop een aantal weken stage en wat er daarna gebeurt, weet ik eigenlijk nog niet,” antwoordde Joris. “Maar ik vind dit een geweldige omgeving om te werken,” voegde hij eraan toe. 

Nadat hij een kop koffie met de boer had gedronken, ging Joris er weer vandoor.

“Misschien zien we u vanavond wel in het dorp,” zei de boer en hij zwaaide.

Joris knikte en zwaaide terug. Met een vrolijk gevoel reed hij terug naar het huis en de praktijk van Hans de Vries.

Op de boerderij van Hetty en Bob Riekers was het een drukke boel. Hetty en haar vriendinnen maakten zich ook klaar om naar het feest te gaan.

“Pa, ga je nou wel of niet mee, vanavond?” vroeg Hetty aan haar vader.

Ze zag er prachtig uit. Ze had haar glanzende krullen losjes opgestoken en ze droeg een blauwe jurkje en mooie, glimmende oorbellen. Ze zag en mooi en tegelijkertijd ook heel stoer uit.

“Ik denk dat ik ook wel even kom kijken,” antwoordde Bob. 

“Het is toch altijd hartstikke gezellig, meneer Riekers!” riep een van de vriendinnen van Hetty vrolijk. “We gaan lekker dansen en ze verkopen altijd heerlijke patat en drankjes.”

“Dat is waar, dat is zeker waar,” moest Bob lachend toegeven.

“Weten jullie nog, vorig jaar werd die ene knul verschrikkelijk dronken. Hoe heet hij nou ook alweer?” herinnerde Hetty zich.

“Ja, ik weet wie je bedoelt! Was het niet Jaap? Oh, dat was echt zo grappig, hoe hij daar stond te dansen,” lachte haar vriendin.

“Grappig? Ik vond het behoorlijk gênant!” giechelde de andere vriendin.

“Ja, eigenlijk wel. Maar volgens mij had hij de avond van zijn leven en hij heeft werkelijk het hele dorp ten dans gevraagd,” lachte Hetty.

“Het is wel jammer dat er nooit eens een paar geweldige kerels op ons feest verschijnen, vinden jullie ook niet?”

Hetty knikte, daar was ze het helemaal mee eens. Elk jaar waren er dezelfde mensen op het feest. Dat was aan de ene kant erg leuk, omdat iedereen elkaar kende, maar aan de andere kant was het ook weinig verrassend. En Hetty vond de mannen uit haar dorp best aardig, maar ze voelde niets speciaals voor hen.

“Nou, ik ben al heel erg tevreden als Albert besluit te komen,” zei een van haar vriendinnen terwijl ze licht blozend.

“Vind je die nou nog steeds zo leuk?” giechelde Hetty.

“Hij is gewoon ontzettend knap! Dat zwarte haar en dan die prachtige ogen,” zwijmelde haar vriendin. 

“Hij komt vast en zeker,” zei Hetty bemoedigend. 

Bob besloot ook mee te gaan en hij fietste met zijn dochter en haar vriendinnen mee naar het dorp. Toen ze er aankwamen was het feest al in volle gang.

Al snel gingen de jonge vrouwen een andere kant op en Bob sloot zich aan bij Wim en een stel andere vrienden.

“Bob! Goed je te zien. Hoe is het nog afgelopen met het verhaal van die oude boer en zijn koeien?” vroeg Wim, terwijl hij Bob een drankje overhandigde.

“Tja, wel redelijk goed. We hebben uiteindelijk vijf koeien kunnen redden en die maken het goed,” antwoordde Bob.

Er trad een plaatselijk bandje op en er stonden al wat mensen te dansen. Hetty en haar vriendinnen liepen naar voren en gingen ook dansen.

Als kind al had Hetty heel erg uitgekeken naar het jaarlijkse dorpsfeest. Ze had altijd met haar vader mee gemogen en dat vond ze als klein meisje ontzettend stoer.

“Daar is Albert,” riep Hetty tegen haar vriendin.

“Oh help! Ik weet niet wat ik tegen hem moet zeggen, hoor.”

“Je moet zo meteen gewoon even met hem gaan dansen,” raadde Hetty haar aan. 

Ze namen wat te drinken en te eten en spraken met de andere bewoners uit het dorp. Hetty kende bijna iedereen en dat vond ze heel erg leuk. Ze bewonderde de pasgeboren baby van de dochter van de bakker.

“Wat een prachtig mannetje,” zei Hetty vertederd. 

“Wil je hem even vasthouden?” vroeg de bakkersdochter vriendelijk.

Hetty knikte en nam het kindje in haar armen. Op een dag wilde zij ook heel graag kinderen, dat wist ze zeker. Ze moest alleen nog iemand vinden om kinderen mee te krijgen. 

“Hij is werkelijk heel erg lief,” zei Hetty nogmaals en ze wiegde het kindje voorzichtig.

“Ja, we zijn er ook heel erg blij mee,” antwoordde de bakkersdochter gelukkig en ze nam haar zoontje weer over van Hetty.

Toen Hetty zich omdraaide om weer naar haar vriendinnen te gaan, zag ze een jongeman staan. Hetty kon hem niet goed zien, maar ze meende dat ze hem nooit eerder hier gezien had. Ze besteedde er verder niet erg veel aandacht aan en liep terug om weer te gaan dansen.

“Daar ben je,” riepen haar vriendinnen in koor. 

“Er loopt hier een stuk rond! Heb je hem al gezien?” begon haar vriendin opgewonden te praten.

“Ik geloof dat ik net wel iemand zag, die ik nog nooit gezien had,” antwoordde Hetty aarzelend.

“Wat een knappe vent! Die met die bruine haren, bedoel ik.”

Hetty keek om zich heen, maar ze zag hem niet meer. 

Zonder dat Hetty het wist, had Joris haar ook in een vlaag gezien. Ze viel op in haar mooie jurk en haar stralende gezicht en Joris was nieuwsgierig naar haar geworden. 

Hij stond te praten met de boer bij wie hij die middag was geweest. Ze hadden het over het boerenleven en hoe dat in de loop van de jaren was veranderd. Joris vond het ontzettend interessant om zoveel over de boerderijen uit de buurt te horen.

“Nou jongen, nu moet je maar even gaan dansen met de jongedames, want je hebt wel lang genoeg naar deze oude vent geluisterd,” grapte de boer en hij sloeg Joris vriendschappelijk op zijn rug.

Joris lachte en liep over het plein. Hij was blij dat hij naar dit feest was gegaan en hij begreep helemaal niet waarom Hans de Vries zo minachtend over het dorp en de mensen had gesproken. Joris vond het erg hartelijk en hij voelde zich hier helemaal op zijn gemak.

Toen hij in de buurt van het podium kwam, waar de band nog steeds enthousiast stond te spelen, zag hij haar weer. Er was iets in haar wat hem direct aantrok. Ze leek een plaatje, ze leek bijna onwerkelijk. 

Joris keek hoe ze met haar vriendinnen danste en lachte. Haar haren hadden een prachtige kleur, een soort kastanjerood. Op haar wangen was een lichte blos te zien en haar lach was ronduit betoverend. 

Plotseling keek ze in zijn richting en Joris verschoot haast van kleur. Wat een mooie en bijzondere vrouw, zo iemand had hij nog nooit ontmoet.

Hij keek snel weg, want hij wist niet goed hoe hij haar blik moest beantwoorden. Een paar tellen later keek hij weer op en zijn blik kruiste de hare. Hij glimlachte voorzichtig en zij glimlachte terug.

Joris voelde hoe zijn hart bonkte. Wat gebeurde er met hem? Hij was over het algemeen een zelfverzekerde en rustige man, maar hij voelde hoe zijn hele lichaam week werd als hij naar deze onbekende vrouw keek.

Terwijl Joris nog stond te bedenken hoe hij zich moest gedragen, had Hetty besloten om op hem af te stappen. Ze wilde weten wie die knappe, lange, charmante man was. 

“Hoi, ik ben Hetty Riekers,” zei ze spontaan en ze stak haar hand uit.

“Hoi, ik ben Joris van het Veen,” antwoordde Joris met een glimlach. 

“Dit klinkt misschien een beetje stom, maar mag ik vragen wie je bent? Kijk, dit is een klein dorp en iedereen kent elkaar hier, maar jou heb ik nog nooit gezien,” zei Hetty lachend. 

“Ja, dat kan wel kloppen. Ik ben dus Joris en ik loop stage bij Hans de Vries. Ik ben dierenarts,” legde Joris uit.

“Oh wat leuk! Behalve dan dat je bij Hans de Vries moet werken, die vreselijke engerd,” zei Hetty met afschuw in haar stem.

“Tja, ik heb her en der al gemerkt dat dokter De Vries niet zo’n goede reputatie heeft,” lachte Joris.

“Dat klopt, maar goed, we hebben wel een arts nodig met al die dieren hier,” antwoordde Hetty. 

“Heb je zin om te dansen?” vroeg Joris. Hij stond verbaasd over zijn eigen aanbod, maar hij wilde in de buurt van Hetty blijven.

“Ja, graag,” antwoordde Hetty. Ze pakte zijn hand en nam hem mee naar de dansvloer. 

Ze keken elkaar diep in de ogen en ze meenden dezelfde gevoelens in de ogen van de ander te lezen. Bestonden dit soort dingen dan toch? Kon het echt zo zijn dat je iemand tegenkwam en daar op stel en sprong verliefd op werd? Zowel Joris als Hetty had moeite dat te geloven.

Hetty stelde Joris voor aan haar vriendinnen, ook zij waren onder de indruk van het knappe uiterlijk en de intelligente ogen van de jonge dierenarts.

Hetty en Joris verloren elkaar die avond geen moment meer uit het oog. Ze dansten uitbundig en maakten veel grapjes met elkaar. Pas toen Hetty echt niet meer kon, besloot ze naar huis te gaan.

“Ik zie je vast snel weer,” zei ze zachtjes tegen Joris en ze gaf hem een kus op zijn wang. 

“Dat hoop ik wel,” antwoordde Joris en hij kuste haar hand.

Hetty lachte en liep weg. Joris bleef haar nakijken tot hij haar niet meer kon zien.



Hetty Riekers lag die ochtend langer in bed dan normaal. Ze wist dat haar vader dat helemaal niet erg zou vinden. Hetty was bijna altijd vroeg op en werkte altijd hard, maar enkele ochtenden per jaar sliep ze een beetje uit. 

Deze ochtend was ze klaarwakker, maar lag ze te denken aan de afgelopen avond. Het dorpsfeest was net zoals elk jaar begonnen. Hetty had met haar vriendinnen gedanst en ze had met veel bekenden uit het dorp gesproken. Ze hadden lekker gegeten en gedronken en Hetty had zoals altijd genoten van de goede sfeer. En toen was daar plotseling Joris geweest… 

Ze had nog nooit iemand ontmoet zoals hij. In het begin had hij verlegen naar haar gelachen. Ze had direct gemerkt dat hij de hele tijd naar haar keek en ze had steeds zijn blik beantwoord.

Aangemoedigd door haar vriendinnen was ze op hem afgestapt. Ze was eigenlijk verbaasd geweest over haar eigen lef, maar het ging eigenlijk best makkelijk. Ze had zich voorgesteld en vanaf dat moment was ze Joris niet meer uit het oog verloren. 

Ze voelde nu weer heel sterk de behoefte om in zijn buurt te zijn. Hij had de mooiste ogen die ze ooit gezien had, zo donkerbruin. En dan een heerlijke mond met een prachtige rij tanden. Zijn handen waren groot en sterk en zijn huid was gebruind. Hij was bijna twee koppen groter dan Hetty. 

Hetty raakte even onwillekeurig haar lippen aan. Ze had hem een kus op zijn wang gegeven en toen had ze zijn lichaamsgeur geroken. Hij gebruikte een frisse zeep en hij rook mannelijk. Hetty kon er niets aan doen, ze verlangde naar de knappe dierenarts.

Ze kon zich er niets bij voorstellen dat Joris samenwerkte met Hans de Vries. Dat was een vreselijke engerd en iedereen in het dorp meed hem liever. Hij had de reputatie een goede arts, maar een naar mens te zijn. 

Het was wel een heel fijn idee dat Joris de komende tijd nog in het dorp zou zijn. Hetty wist bijna zeker dat ze hem vaak tegen zou komen. Ze wilde hem heel graag beter leren kennen en ze wilde hem ook heel graag nog eens kussen. In haar fantasie kuste ze hem voorzichtig op zijn lippen en pakte hij haar vast en drukte hij haar lichaam tegen het zijne.

Hetty slaakte een zucht en sloeg de dekens van zich af. Ze moest zich geen illusies maken. Ze was een gezonde boerenmeid en ze wilde niet plotseling veranderen in een dweperig pubermeisje. Toch moest ze een beetje giechelen om zichzelf. Ze was nog nooit zo in de wolken geweest.

Zou hij net zo over haar denken? vroeg Hetty zich af. Ze had wel sterk het gevoel gekregen dat hij zich tot haar aangetrokken voelde, maar je wist het natuurlijk nooit zeker. 

Ze nam zich voor zo normaal mogelijk te doen en vooral zichzelf te blijven, mocht ze hem heel toevallig binnenkort tegenkomen. Hetty deed de gordijnen open en constateerde dat het sinds lange tijd bewolkt was. 

Het maakte haar niet zoveel uit, in haar hoofd scheen de zon en ze neuriede vrolijk terwijl ze zich aankleedde. 

Bob Riekers was die ochtend, net zo als alle andere ochtenden, bijtijds opgestaan. Hij had wel eens geprobeerd om uit te slapen, maar het was hem nog nooit gelukt. Het zat niet in zijn systeem om in bed te blijven liggen. 

Hij was ook niet erg lang op het feest gebleven, dus moe was hij niet. Voor het ontbijt gaf hij de koeien te eten. Hij stelde tevreden vast dat de nieuwe koeien zich al goed thuis voelde op de boerderij.

“Goedemorgen pa,” zei Hetty vrolijk toen ze de keuken binnenkwam. 

“Dag Hetty, lekker geslapen?” vroeg Bob. Verbeeldde hij het zich nou of straalde zijn dochter nog meer dan normaal?

“Ja erg lekker. En jij?”

“Ik ook hoor. Heb je het leuk gehad gisteren? Ik ben al redelijk vroeg weer naar huis gegaan. Je vader wordt oud, meisje,” grapte Bob.

“Ja hoor, ik vond het heel leuk. Maar ik vind het altijd heel leuk hoor,” zei Hetty zo luchtig mogelijk en ze keek haar vader niet aan. Hetty wist dat ze een open boek was voor haar vader en ze had nog geen zin om hem over Joris te vertellen. 

“Dat is goed om te horen,” antwoordde Bob rustig. Hij had aan het gezicht van zijn dochter al lang gezien dat er meer aan de hand was, maar hij vroeg verder niet door. Hetty zou het hem heus wel vertellen als ze er klaar voor was.

Freddy blafte onrustig.

“Oh sorry, jongen, ik heb je bak nog niet gevuld,” zei Bob en hij aaide de hond over zijn kop. “Kom maar mee, Freddy.” 

Freddy rende achter Bob aan en keek kwispelend toe hoe zijn baasje zijn bak vulde. Hij begon direct gulzig te eten. 

“Ik fiets zo even naar het dorp, voor wat boodschappen,” zei Hetty.

“Lieverd, alles is toch dicht, de ochtend na het feest?” vroeg Bob.

“Ja, dat is waar, maar ik fiets wel een dorp verder. Tenzij je me nu hier nodig hebt,” zei Hetty vlug. 

Bob haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd. Hetty at snel haar ontbijt op en pakte toen haar fiets.

“Zo terug,” riep ze naar haar vader. 

Ze wilde heel graag een stuk fietsen in de hoop Joris ergens tegen te komen. Ze dacht voortdurend aan hem en ze wilde hem zien en ze wilde hem kussen. 

Ze fietste niet te hard, zodat ze de omgeving goed kon bekijken. De dag na het feest was het altijd rustig op de boerderijen en in het dorp was inderdaad alles gesloten. De feestcommissie was bezig de boel af te breken en op te ruimen. 

Hetty zag nergens een spoor van Joris. Even bedacht ze dat ze de weg kon nemen die langs het huis van Hans de Vries ging, maar dat durfde ze toch niet. Het zou ontzettend opvallen als ze dat zou doen.

Ze fietste nog een stuk door tot het volgende dorp en deed daar de nodige boodschappen. Ze besloot om op de terugweg dan maar even langs een vriendin te gaan, dan kon ze even kletsen over het feest en over de knappe dierenarts. 

Bob Riekers was weer hard aan de slag gegaan. Hij moest een strook maaien langs de sloot, om te voorkomen dat de koeien daar gingen grazen en dan onverhoopt in het water zouden glijden.

Door het geluid van de maaimachine, hoorde hij niet dat er een auto op zijn erf parkeerde. Bob concentreerde zich op het maaien en hij merkte de vrouw die uit de auto stapte dus helemaal niet op.

Pas een half uur later, toen Bob van de machine klom, zag hij de vrouw naast haar auto staan. Ze aaide Freddy, die nieuwsgierig op haar af was gerend. 

Bob liep naar haar toe en fronste zijn wenkbrauwen. Hij had geen idee wie die vrouw was. Ze zag er netjes uit, ze leek hem een zakenvrouw. Misschien was het iemand die om de weg kwam vragen, dacht hij.

“Dag Bob,” zei de vrouw toen hij dichtbij haar stond. 

Bob fronste zijn wenkbrauwen nog meer. Deze vrouw kende hem blijkbaar. Hij keek nog eens goed en toen ineens zag hij wie ze was.

“Marijke?” bracht Bob ongelovig uit.

Marijke knikte. “Ja, ik ben het. Marijke Groot in eigen persoon,” lachte ze.

Bob liep naar haar toe en omhelsde haar. “Ongelofelijk! Hoe ben jij hier verzeild geraakt?”

“Dat is een lang verhaal, Bob, een heel lang verhaal,” antwoordde Marijke en ze beantwoordde zijn stevige omhelzing met een zoen op zijn wang.

Bob keek haar nog eens goed aan. Hoelang was het geleden dat hij haar gezien had? Wel meer dan twintig jaar. “Je bent nauwelijks veranderd in al die jaren,” zei Bob.

“Nou, dat is wel erg aardig van je,” lachte Marijke.

Bob meende wat hij zei. Hij zag alleen dat Marijke er vooral moe uitzag, alsof het niet zo goed met haar ging. 

“Kom binnen, kom binnen,” zei Bob vlug.

“Stoor ik je niet?” vroeg Marijke.

“Welnee! Voor vrienden staat de deur altijd open,” zei Bob hartelijk.

“Is je dochter er niet?” vroeg Marijke toen ze binnen waren.

“Nee, Hetty is even boodschappen doen, maar ze kan elk moment terugkomen,” vertelde Bob. 

Hij schonk wat te drinken in. “Hoe gaat het met je?” vroeg hij. 

Marijke sloeg haar ogen neer. “Ach, het gaat. Het leven is vallen en opstaan, is het niet? Daar weet jij natuurlijk meer van dan ik. Jij hebt per slot van rekening een kind in je eentje grootgebracht.”

“Dat is volgens mij de laatste keer dat ik je gezien heb, op de begrafenis,” herinnerde Bob zich. 

“Dat klopt,” knikte Marijke. Ze had een treurige blik in haar ogen. “Dat spijt me nog altijd verschrikkelijk, Bob. Je moet veel hebben doorgemaakt en ik was er niet voor je.”

“Nee, doe niet zo raar. Je was er wel, je schreef me toch? En bovendien je was verhuisd, je had ook je eigen leven,” wuifde Bob de verontschuldigingen snel weg. “Hoe is het daarna verder gegaan?” vroeg hij nieuwsgierig.

“Ik ben advocaat geworden,” begon Marijke te vertellen. “Lange tijd heb ik bij een groot kantoor gewerkt. Ik werkte zo’n vijftien uur per dag en verdiende heel veel geld, maar ik kon er helemaal niet van genieten. Stom hè? Ik werd steeds ongelukkiger op mijn werk en met mijn leven en een jaar geleden heb ik het roer omgegooid. Ik ben nu voor mezelf begonnen en ik help alleen nog maar mensen die mijn hulp in de rechtszaal echt nodig hebben.”

Bob legde heel even zijn hand op die van Marijke, hij wist zelf ook niet precies waarom. Ze zag eruit alsof ze wel wat troost en steun kon gebruiken. 

“En ben je getrouwd?” vroeg Bob.

“Niet meer. Een paar maanden geleden ben ik gescheiden. Ik heb ook nooit kinderen kunnen krijgen met mijn echtgenoot. Oh Bob, het was zo vreselijk allemaal, de laatste tijd,” begon Marijke te snikken. Ze had zich nog zo voorgenomen niet te huilen, maar de emoties waren sterker dan zij. Ze kon zich er niet langer tegen verzetten.

“Hij had een ander, hij heeft me totaal belachelijk gemaakt, maar ik wilde al langer van hem scheiden. Met hem trouwen was een enorme fout, de grootste fout van mijn leven,” snikte Marijke.

Haar blonde haren vielen voor haar gezicht. Ze was mager en haar huid was erg bleek. Bob streek het haar uit haar gezicht. Hij ging dichterbij haar zitten en sloeg zijn armen om haar heen.

“Het spijt me, Bob, dat ik je kom lastig vallen met mijn problemen,” huilde Marijke.

“Rustig maar, Marijke. We zijn toch vrienden? We kennen elkaar al zo lang. En toen je uit het dorp verhuisde, was ik erg verdrietig en ik ben blij dat ik je eindelijk, na zo’n lange tijd weer zie.”

Marijke knikte. “Daar ben ik ook blij om.” 

Bob stond op om een glas water voor haar te pakken. Marijke stond ook op en keek hem lang aan. En toen gebeurde iets, waarvan ze geen van beide hadden vermoed dat het zou gebeuren. Ze kusten elkaar. Ze pakten elkaar stevig vast en drukten hun lippen op elkaar. Ze kusten elkaar hartstochtelijk, alsof ze er al heel lang naar verlangd hadden.

Op dat moment kwam Hetty de keuken binnen lopen. Ze bleef in de deuropening staan. Ze had zich al afgevraagd van wie die vreemde auto was en kon bijna niet geloven wat ze zag. Haar vader stond innig omstrengeld met een vrouw. Ze zoenden elkaar. Wie was die vrouw? Had haar vader een geheime relatie? Zonder dat haar vader het merkte, draaide Hetty zich om en snel rende ze naar haar kamer. 



“Hetty, ben je al thuis?” riep Bob onder aan het trapgat. Hij had de fiets van zijn dochter zien staan, maar haar niet binnen horen komen. Hij was helemaal van zijn stuk gebracht door de kus van Marijke. 

“Ja, ik ben er,” riep Hetty terug. 

“Kom je even naar beneden?” vroeg Bob. Hij zag dat Hetty de tas met boodschappen in de gang had gezet en nam de tas mee naar de keuken.

Hetty slaakte een diepe zucht, het was misschien nogal kinderachtig, maar ze vond het erg vreemd dat ze haar vader zo intiem had gezien met een onbekende vrouw. 

“Hetty, dit is Marijke,” stelde Bob zijn dochter voor.

Met een lichte afkeuring in haar ogen gaf Hetty Marijke een hand. Het leek wel alsof de vrouw gehuild had.

“Hoi Hetty,” zei Marijke met een glimlach. 

“Hoi,” antwoordde Hetty zachtjes.

“Marijke heeft tot haar zestiende hier in het dorp gewoond en we waren hele goede vrienden toentertijd. We waren zelfs buren,” legde Bob uit. “Na de verhuizing van Marijke en haar familie hebben we elkaar nog een keer gezien en dat is ook alweer meer dan twintig jaar geleden.”

“Jij was nog heel erg klein,” herinnerde Marijke zich.

“Ik denk dat je wel eens over Marijke verteld heb,” ging Bob verder.

Het begon Hetty nu inderdaad vaag te dagen, ze knikte. 

Bob merkte dat zijn vrolijke dochter niet zo goed wist hoe ze met deze situatie om moest gaan. Plotseling begon hij te begrijpen waarom. Waarschijnlijk had Hetty hem en Marijke net gezien en was ze daarom direct naar boven gerend. Bob dacht even na, maar besloot er nu verder geen aandacht aan te besteden.

“Het was zeker uitgestorven in het dorp?” wilde Bob weten.

“Ja, ze waren aan het opruimen, maar ik ben gewoon een stuk door gefietst,” antwoordde Hetty. Nu brak haar vertrouwde lach weer door op haar gezicht. Ze moest weer denken aan de mooie, donkere ogen van Joris.

“Ik moet nog even aan het werk. Marijke blijft eten vanavond,” vertelde Bob. “Wil je je misschien even opfrissen?” vroeg hij aan Marijke.

“Ja, dat zou fijn zijn,” lachte ze. 

Bob bracht Marijke met haar koffer naar de logeerkamer. “Waar was je van plan naar toe te gaan?” vroeg hij, wijzend naar de koffer.

“Ik wilde doorrijden naar een hotel. Ik wil sowieso verhuizen en ik moet nu weg van die hele vervelende situatie met mijn ex-man. Van mij mag hij alles hebben, ik wil helemaal opnieuw beginnen,” zei Marijke en dit keer voelde ze zich niet verdrietig, maar eerder opgelucht. “Wat een geweldig huis is dit trouwens, Bob. Ik was, eerlijk gezegd, vergeten hoe gezellig het hier altijd was.”

“Je gaat beslist niet naar een hotel. Je kunt hier zo lang blijven als je wilt,” zei Bob ferm. 

“Dat is heel erg lief van je,” zei Marijke en ze legde haar hand op de zijne. “Ik hoop niet dat je heb laten schrikken, met die kus van net,” zei ze zachtjes en ze sloeg haar ogen neer.

Bob trok haar naar zich toe en kuste haar opnieuw. “Ik ben zo blij dat ik je weer zie, na al die jaren.”

Ze kusten en ze voelden zich allebei een beetje alsof ze zweefden. Bob was zo lang alleen geweest, hij kon zich dit gevoel bijna niet meer herinneren. 

“Nu moet ik nog even aan het werk,” zei hij en hij liep de kamer uit. 

Hij trof Hetty bij de kippen aan. Ze stond wat voor zich uit te staren.

“Hetty, is er iets?” vroeg Bob.

Ze haalde haar schouders op en glimlachte vaag. Ze dacht aan zoveel dingen tegelijk. Aan haar vader en zijn vriendin van vroeger en aan hoe ze met Joris gedanst had. 

“Ik zag jullie net nogal eh… innig,” begon Hetty en ze sloeg haar ogen neer. Ze voelde zich stom en kinderachtig, want haar vader had toch net zoveel recht op een liefdesleven als zij? 

“Dat dacht ik al,” zei Bob en hij kon een glimlach niet onderdrukken. “Weet je, lieverd, ik wist ook niet dat dit zou gebeuren. Marijke stond hier plotseling voor de deur en we voelden direct hetzelfde voor elkaar, zomaar… Het heeft ons allebei nogal overvallen, denk ik,” legde Bob uit. 

Hetty knikte, ze begreep precies wat haar vader bedoelde. 

“Ik vind het ook moeilijk, al die jaren zonder je moeder. En zij is onvervangbaar, maar ik weet ook zeker dat ze blij zou zijn als ik niet altijd alleen blijf. Ik bedoel, het is een kwestie van tijd tot jij tegen je droomprins aanloopt, toch?” zei Bob en hij knipoogde naar zijn dochter.

Hetty keek haar vader lang aan. Wist hij ook dat zij verliefd was? Soms verbaasde het Hetty hoe goed haar vader haar kende. 

“Ik snap het, pap,” antwoordde ze en ze gaf hem een zoen op zijn wang.

Hij woelde door haar krullen, zoals hij al had gedaan toen ze nog een klein meisje was. 

“En nu aan het werk!” riep Hetty dreigend. 

Die avond aten ze met z’n drieën. Het gesprek kwam een beetje stroef op gang, maar al snel lukte het Hetty en Marijke om zich open naar elkaar op te stellen.

“De eerste keer dat ik in een rechtszaal moest optreden, was ik bloednerveus. Ik was nog student en ik liep een tijdje mee met een advocaat. Ik begon spontaan te stotteren,” vertelde Marijke lachend, nadat Hetty haar over haar werk gevraagd had.

“Ja, dat lijkt me ook moeilijk. Ik ken het natuurlijk alleen van films,” zei Hetty.

Bob was blij dat de twee vrouwen voorzichtig toenadering tot elkaar zochten. Het was een wonderlijke dag geweest, vond hij. 

Ze gingen die avond alle drie vroeg naar bed. Marijke was moe door alle heftige emoties van de afgelopen tijd. Ze was heel erg blij dat ze nu een rustige plek had gevonden en dat ze Bob weer terug had gezien.

Ook Bob moest het een en ander even laten bezinken. Hij voelde zich opeens een jonge vent, die niet goed wist wat hij met z’n gevoelens aan moest. Dat hij dit nog mee kon maken, dacht hij steeds verbaasd.

Hetty hoopte intussen vurig dat ze Joris snel weer zou zien. Ze dacht steeds aan manieren om met hem in contact te komen, maar ze kon niet echt iets slims of onopvallends verzinnen. Toch was ze er haast zeker van dat het niet lang duren, het dorp was immers zo klein. 

De volgende ochtend vertrok Marijke vroeg naar haar werk en ook Bob en Hetty gingen vroeg aan de slag. De zon scheen weer volop, er was haast geen wolkje aan de lucht te bekennen. 

Bob en Hetty moesten vandaag natuurlijk de koeien melken en Bob was ook nog van plan om een deel van de stal te repareren. Het zou nog even duren voor de dieren weer echt naar binnen moesten, maar hij wilde het niet op het laatste moment doen. 

“Heb je fijn gedroomd over Marijke?” plaagde Hetty terwijl ze een baal hooi verschoof.

Bob schudde lachend zijn hoofd. “Je bent me er eentje, Hetty.” 

Freddy lag in de schaduw van een boom op het erf. Hun hond hield niet van die warmte en Hetty liep af en toe naar binnen om zijn bak met fris water te vullen. 

“Freddy kan niet wachten tot het weer gaat regenen,” zei Hetty tegen haar vader.

“Klopt, het is niet echt een zomerhond,” reageerde Bob, terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd wiste. 

Plotseling hoorde ze Freddy hevig blaffen. Hetty en Bob keken elkaar aan, ze dachten allebei dat Marijke weer teruggekomen was.

“Die is vroeg klaar,” merkte Bob verbaasd op, aangezien het pas halverwege de middag was.

“Misschien is het iemand anders? Verwacht je niet iemand?” vroeg Hetty.

Bob schudde zijn hoofd. Maakte de uiers van een koe voorzichtig los van de melkmachine. “Ik ga wel even kijken,” zei hij. 

Bob liep van de stal, naar het erf en zag daar de dure sportwagen van niemand minder dan Hans de Vries staan.

“Oh nee hè,” mompelde Bob zachtjes. Hij had een hekel aan die verwaande veearts.

“Het is de dokter,” riep Bob naar Hetty.

Hetty schrok op. De dokter? Hans de Vries, dacht ze. Dat betekende dat Joris er misschien ook zou zijn. 

“Sorry meisjes, ben zo terug,” zei Hetty nerveus tegen de koeien. Ze streek haar krullen uit haar gezicht en fatsoeneerde haar jurk en liep achter haar vader aan.

“Dag meneer Riekers,” meneer Hans de Vries op een zakelijke toon.

“Dag meneer De Vries,” antwoordde Bob en ze schudden elkaar de hand.

“Ach, dag juffrouw Riekers,” zei Hans, toen hij Hetty achter haar vader op zag duiken. 

Naast Hans stond Joris. Joris en Hetty keken elkaar aan en het verlangen spatte van hen af. Hetty lachte verlegen naar Joris. Hij was nog knapper dan ze zich kon herinneren. 

Ook Joris moest een paar keer slikken nu hij de mooie Hetty weer terug zag. Ze zag er zo lief en leuk uit. Haar haren zaten een beetje door de war en ze had een rode blos op haar wangen.

“Dit is mijn stagiair, Joris van het Veen,” stelde Hans Joris voor.

“Dag meneer Van het Veen,” zei Bob vriendelijk. Hij was blij dat die akelige Hans de Vries zo’n vriendelijke jongeman bij zich had. 

Ook Hetty en Joris gaven elkaar een hand. Ze durfden elkaar nauwelijks aan te kijken. 

“Zoals jullie wellicht vernomen hebben, zijn er nogal wat virussen in omloop in ons land. Eén van de ergste is de ziektes is mond-en-klauwzeer, oftewel MKZ, een virus dat voornamelijk bij rundvee en varkens voorkomt, maar ook over kan slaan op mensen. Wij zijn hier om jullie dieren preventief te controleren,” dreunde Hans op. 

“Ik wist niet dat het zo erg was,” zei Bob verbaasd. 

“Dat is het dus wel. En als je eenmaal besmette dieren in huis hebt, zit er maar één ding op,” antwoordde Hans kortaf.

“En dat is?” vroeg Hetty met een angstig voorgevoel.

“De hele boel af laten maken, juffrouw Riekers,” antwoordde Hans met een koele blik in zijn ogen.

Hetty kreeg altijd de rillingen van die man met zijn kille gezicht en zijn manier van praten. 

“Maar zover is het nog niet,” zei Joris vlug omdat hij zag dat Hetty en haar vader behoorlijk schrokken van die heftige woorden. 

“Dat is zo. Goed, ik ontferm mij over jullie koeien, Joris werpt een blik op de overige dieren,” zei Hans bevelend. 

“Tja, wat moet dat moet. Hetty, laat jij dokter Van het Veen de rest van de boerderij zien? Dan ga ik met meneer De Vries mee,” zuchtte Bob.

Hetty’s hart maakte een sprongetje. Over enkele seconden zou ze alleen zijn met Joris. Dat maakte haar heel erg blij, maar ook behoorlijk zenuwachtig. 

Joris en Hetty keken Hans en Bob na toen ze naar de koeien liepen. Daarna keken ze naar elkaar en in een opwelling kuste Joris Hetty. 

“Sorry! Ik… ik weet niet…” stamelde hij geschrokken van zijn onbezonnen actie. “Ik… ik kan haast aan niets anders meer denken.”

Hetty kon niet geloven dat ze die woorden echt goed gehoord had. Dit soort dingen gebeurden toch niet in haar leven?

“Hetty, ik meen het. Sinds die avond, sinds het feest, kan ik alleen maar aan jou denken. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt.”

“Ik ook niet,” bracht Hetty voorzichtig uit. 

“Ik weet wel dat we elkaar nog helemaal niet goed kennen en dat het misschien gek is om dit nu al allemaal te zeggen, maar ik voel het echt zo,” zei Joris, maar Hetty onderbrak hem door hem opnieuw te kussen.

Hij streek met zijn handen door haar krullen. Ze voelde zijn sterke armen om haar lichaam. Ze legde haar hand in zijn nek. Hij rook heerlijk.

“Kom, ik laat je de boerderij zien, voor die enge Hans ineens weer voor onze neus staat,” zei Hetty toen ze elkaar los hadden gelaten.

Ze bracht hem naar de konijnen. “Kunnen die ook MKZ krijgen?” wilde Hetty weten.

“Nee, maar er gaan wel veel virussen rond. Je moet je ook weer niet te bang laten maken door Hans, hoor. Dat is nogal een vreemde kerel,” zei Joris geruststellend.

“Dat kun je wel zeggen. Ik vind jou een veel leukere dierenarts,” zei Hetty lachend en ze kuste Joris opnieuw.

Zo stonden ze hevig omstrengeld in het konijnenhok en de rest van de wereld leek even niet meer te bestaan.



Hans de Vries klopte heel erg vroeg aan bij het schuurtje waar Joris tijdelijk zijn intrek had genomen.

“Joris?” klonk de barse stam van Hans. 

Joris schrok wakker. Het had even geduurd voordat Hans de Vries hem Joris was gaan noemen in plaats van meneer Van het Veen. Joris keek op zijn horloge, het was erg vroeg. 

Snel deed Joris de deur open. 

“Is er iets?” vroeg hij een beetje angstig.

Hans droeg weer een van zijn zwarte pakken. Zijn haren waren zoals gewoonlijk achterover gekamd. Hij had bleke wangen, maar zijn ogen leken iets vrolijker te staan dan normaal. Al wist Joris niet precies wat dat betekende.

“De koeien van de familie Riekers zijn besmet met MKZ,” deelde Hans zonder enige emotie in zijn stem mee. 

“Wat?” bracht Joris geschrokken uit. Het begon hem te duizelen en hij begreep er niets van. Het vee van Hetty en haar vader had er juist zo gezond en goed uit gezien.

“Ze moeten worden afgemaakt en dat mag jij ze gaan vertellen,” vervolgde Hans monotoon.

Joris kreeg grote ogen. Hij begreep bijna niet wat hij hoorde, zo verschrikkelijk wreed kwamen de woorden uit de mond van Hans.

“Maar…” stamelde Joris geschrokken.

“Niks maar, jongen. Dit hoort ook bij het werk. Goedemorgen,” onderbrak Hans en knikte en liep toen weg. Joris bleef verbijsterd in de deuropening staan. De koeien hadden mond-en-klauwzeer? Joris kon er niet bij. Hij wist wat het betekende: de hele veestapel zou worden afgemaakt. Dat zou een vreselijke klap voor Hetty en Bob Riekers zijn. 

Joris voelde dat hij misselijk werd. Hij ging op zijn bed zitten en drukte zijn hoofd in zijn handen. Hoe was het mogelijk dat hij direct zoiets vreselijks moest doen? Hij wist natuurlijk wel dat het artsenvak ook moeilijke kanten had en dat je soms slecht nieuws moest vertellen, maar hij was er op dit moment helemaal niet op voorbereid. 

Gisteren was zijn wereld nog zo prachtig geweest. Hetty had gezegd dat ze hetzelfde voor hem voelde als hij voor haar en ze hadden elkaar zo innig gekust. Nog nooit was Joris zo gelukkig geweest en nu gebeurde er dit. 

En er was niets aan te doen. Het was een eis van de overheid dat alle dieren afgemaakt moesten worden, anders zou het virus zich kunnen verspreiden. 

Joris dacht aan het zachte gezicht van Hetty. Haar krullen roken naar bloemen en haar huid was zo zacht en stralend. Hoe kon hij haar dit verschrikkelijke nieuws vertellen?

Joris voelde de neiging om direct naar de boerderij te rijden, maar het was nog veel te vroeg. Waarom had Hans hem eigenlijk zo vroeg wakker gemaakt met dit nieuws? Hans leek er niet echt door te zijn aangedaan. Hoe langer Joris in de buurt was van Hans, hoe vreemder en onaangenamer hij de veearts vond worden. Het leek wel alsof Hans de Vries geen gevoelens had. 

Het leek haast wel alsof hij er plezier aan beleefde Joris met zo’n moeilijke taak op te zadelen. Het was een rare situatie, vond Joris. Hij moest de ochtend gebruiken om zich voor te bereiden op het gesprek met Bob en Hetty.

Aan het einde van de ochtend besloot Joris naar de boerderij van de familie Riekers te gaan. Hij zag Hans nergens, wat hij wel raar vond.

Met een diepe zucht stapte Joris op zijn fiets. Hij vond het niet nodig om de auto te gebruiken. Hij wilde even met zijn hoofd in de wind, misschien zou het hem wat rust geven. 

Hij fietste door het prachtige land. Het dorp waar hij beland was, was een van de mooiste dorpen waar hij ooit geweest was. Op die vreemde Hans de Vries na, was het hier geweldig en de mensen waren heel erg vriendelijk. 

Toen hij het erf van Hetty en Bob op reed, begon Freddy luid te blaffen.

“Dag Freddy,” zei Joris en hij aaide de hond tot hij rustig werd. “Rustig maar, jongen.”

“Hé Joris!” riep Hetty vrolijk toen ze zag dat de knappe dierenarts op het erf stond. Ze zwaaide uitgelaten naar hem. 

Joris glimlachte naar de prachtige, jonge vrouw. Haar krullen dansten vrolijk op en neer en ze droeg een mooie, witte blouse met kleine bloemetjes.

“Begon je me al te missen?” zei Hetty met een knipoog toen ze tegenover Joris stond.

Hij lachte, maar het ging niet van harte. De hele tijd dacht hij aan hoe bruut hij zo direct het geluk van de vrouw op wie hij verliefd was zou gaan verstoren. 

“Ik moet jullie even spreken,” zei hij op een serieuze toon en hij streek over Hetty’s wang.

Hetty fronste haar wenkbrauwen. Deze toon kende ze nog niet van Joris, maar ze zag dat hij het meende en geen grapjes uithaalde.

“Wil je Bob even roepen?” vroeg Joris.

Hetty knikte. Er ontstond een onaangenaam gevoel in haar maag. Wat was er zo plotseling aan de hand. Joris had duidelijk iets vervelends te vertellen. Hetty’s hart begon sneller te kloppen.

“Pap?” riep Hetty.

“Ja?” vroeg Bob die druk in de weer was met apparatuur voor de koeien.

“Joris is er. Hij wil ons even spreken,” vertelde Hetty.

“Moet dat echt nu?” vroeg Bob en klonk een zweem van irritatie door in zijn stem.

“Ik geloof het wel, pa,” zei Hetty ernstig.

Bob knikte en liet zijn werk even voor wat het was. 

“Dag meneer Riekers,” zei Joris beleefd toen Bob aan kwam lopen.

“Zeg maar gewoon Bob, hoor,” antwoordde Bob vriendelijk. “Kom, we gaan even binnen zitten,” stelde Hetty voor. Ze werd met de minuut zenuwachtiger en dat kwam vooral door het ernstige gezicht van Joris. 

Ze gingen aan de keukentafel zitten en Hetty schonk wat te drinken in. Ook Bob kreeg nu het idee dat er iets absoluut niet in de haak was.

“Nou, voor de dag ermee,” probeerde Bob de spanning te breken, maar Joris bleef ernstig, haast verdrietig, kijken. 

Joris schraapte zijn keel. Hij had een droge mond, ondanks dat hij net een slok had genomen. Hij keek naar de vriendelijke, afwachtende gezichten tegenover hem. Hij had nog nooit zoiets moeilijks gedaan.

Joris haalde diep adem. Hij mocht hen niet langer in spanning laten. “Het is niet goed met jullie dieren,” zei Joris en hij hoorde dat er een lichte trilling in zijn stem zat. 

“De koeien zijn besmet met het mond-en-klauwzeer virus,” ging hij verder. “Uiteraard weten jullie hoe ernstig dit virus is en ook wat de gevolgen zijn. Alle dieren van een besmette boerderij moeten worden afgemaakt, om verdere besmetting te voorkomen,” vertelde Joris op een rustige toon. Hij had geleerd dat je in dit soort gesprekken altijd heel erg duidelijk moest zijn om misverstanden te voorkomen. 

Hetty en Bob keken hem aan alsof ze water zagen branden. Ze leken hem niet goed verstaan of in ieder geval niet begrepen te hebben.

“Het… het spijt me heel erg,” zei Joris op een zachtere toon. 

Bob schudde zijn hoofd, zonder iets te zeggen. Er stonden tranen in zijn ogen. Hetty sloeg haar hand voor haar gezicht. Ze liet de woorden die Joris net had uitgesproken nog eens door haar gedachten gaan. Hun dieren waren besmet?

“Dit kan niet waar zijn,” bracht Bob uiteindelijk uit. 

“Het virus komt helaas veel vaker voor dan we denken en ook bij dieren die op het eerste gezicht gezond lijken,” legde Joris rustig uit. 

Bob sloeg met zijn hand op de tafel. “Dit is niet waar!” riep hij boos. Hij stond op en beende de keuken uit. 

Joris pakte de handen van Hetty vast. Tranen stroomden over haar gezicht.

“Ik… ik snap het niet,” huilde ze hulpeloos. 

Joris voelde zich zo onmachtig. Hij zou zo graag iets willen doen, maar hij wist dat hij dat niet kon. 

“Het spijt me zo, lieve Hetty,” fluisterde Joris.

“Dit kan toch niet? Dit kan toch niet waar zijn? Zeg me alsjeblieft dat het niet waar is,” huilde Hetty met schokkende schouders. 

Joris ging naast haar zitten en trok haar naar zich toe. Ze leunde met haar hoofd tegen zijn borst, terwijl ze huilde zoals ze nog nooit gehuild had. 

Ondertussen was Hans de Vries op weg naar een luxe restaurant in een nabij gelegen stad. Hij had die ochtend Arie Luiter opgebeld en hem uitgenodigd voor de lunch.

Arie zat al op Hans te wachten in het restaurant. Hij had een grote grijns op zijn gezicht. 

“Dag mijn vriend de projectontwikkelaar,” zei Hans eveneens met een grijns en hij schudde de hand van Arie.

“Dag beste dokter, alles goed?” grinnikte Arie. “Ik neem aan dat we iets te vieren hebben?”

“We zijn zo goed als zeker van de overwinning,” zei Hans op een sluwe toon en hij liet een fles champagne komen.

“Die boerderij die jij had uitgekozen, heeft inderdaad de perfecte ligging voor een bungalowpark,” begon Hans opgewonden te vertellen.

“Uiteraard, laat dat soort dingen maar aan mij over,” zei Arie trots.

“Op die boerderij woont een sukkelige boer met zijn dochter. Ze houden voornamelijk koeien,” vertelde Hans verder. “Nou heb ik net gedaan alsof ik de dieren kwam controleren op ziektes en dergelijke. Die koeien mankeren helemaal niks, maar dat weet niemand. Vanmorgen heb ik mijn domme stagiair naar die boerderij toe gestuurd met de mededeling dat de koeien mond-en-klauwzeer hebben. Dat betekent dat de hele handel wordt afgemaakt en dan kunnen ze hun boerderij opdoeken,” Hans’ ogen glommen van zijn meesterlijke plan.

“En dan kunnen wij daar een bungalowpark bouwen en heel erg veel centjes verdienen,” vulde Arie gretig aan en hij likte met zijn tong langs zijn lippen.

Hans schonk de champagne bij. “Het is briljant, werkelijk briljant,” zei hij met een diepe, tevreden zucht.

“En je denkt niet dat er een mogelijkheid is dat ze er alsnog achterkomen dat die dieren niet ziek zijn?” vroeg Arie plotseling een beetje angstig.

“Ach welnee. Die mensen zijn natuurlijk heel erg bedroefd, hun leven is kapot, maar ja, ze zullen door hun verdriet niet helder meer na kunnen denken. En ik ben van plan er zo snel mogelijk heen te gaan. Dan kan ik de begrijpende dokter met het luisterende oor uithangen en dan zal ik hen beloven dat hun dierbare koeien nauwelijks zullen lijden,” zei Hans op quasi meelevende toon.

“Geweldig, geweldig,” lachte Arie. “Je bent een sluwe vos, Hans de Vries,” complimenteerde hij. 

Hans nam voldaan een grote slok champagne. Hij was inderdaad een sluwe vos en daar genoot hij met volle teugen van. Over een tijdje zou hij niet meer hoeven te werken. Dan kon hij gewoon genieten van het geld dat hij via het bungalowpark zou gaan verdienen. Hij droomde al jaren van nog een auto en van een nieuw huis met een zwembad.

“Op de overwinning,” zei Hans.

“Op de overwinning,” herhaalde Arie.

Met een tevreden glimlach dronken ze hun champagne op. 



Toen Marijke Groot die middag haar auto op het erf parkeerde, overviel haar het vreemde gevoel dat er iets niet in de haak was. Het was stiller dan normaal, dacht Marijke. Misschien waren Bob en Hetty er niet?

Marijke pakte haar papieren van de achterbank en stopte ze in haar koffertje. Het was een lange dag geweest. Ze werkte aan een ingewikkelde zaak waar een hele familie bij betrokken was. Het was Marijke nog altijd niet helemaal duidelijk wat er precies gebeurd was met het familiebedrijf en de meningen van de diverse familieleden liepen enorm uiteen. 

Het was voor het eerst dat Marijke zo’n grote zaak deed, sinds ze voor zichzelf begonnen was. Ze had er veel plezier in en ze vond het leuk om haar tanden erin te zetten. 

Nu ze op de boerderij verbleef, had ze ook het idee meer rust en ruimte te hebben om na te denken over haar werk en haar leven. Ze had veel fouten gemaakt, realiseerde ze zich achteraf. De grootste fout was wel haar huwelijk geweest. Dat had haar niets anders dan ellende opgeleverd.

En nu was ze plotseling helemaal overrompeld door haar gevoelens voor Bob. Ze was nooit met die intentie naar de boerderij gekomen. Ze was hier naar toe gereden om een oude vriend weer eens te zien, omdat ze verlangde naar vroeger, haar ongecompliceerde leven in het dorp, maar niet omdat ze hem wilde verleiden of op zoek was geweest naar liefde.

Eigenlijk had Marijke de liefde lang geleden al opgegeven. Ze had het idee gekregen dat het niet voor haar bestemd was, dat zij iemand was die haar leven aan haar werk zou wijden en dat was dat.

Maar op dit moment voelde ze een hevige verliefdheid voor Bob. Hij was totaal anders dan zij. Hij woonde op een boerderij, hij was nuchter en hij was altijd fysiek bezig. Marijke had het grootste deel van haar leven op een kantoor doorgebracht, met haar neus in de boeken. En toch voelde ze dat zij en Bob heel erg goed bij elkaar pasten. Ze vulden elkaar aan en ze wilden elkaar niet veranderen. Ze accepteerden elkaar zoals ze waren. 

Met een glimlach op haar gezicht deed Marijke de achterklep dicht. Ze keek of ze Freddy ergens zag, maar ze hoorde noch zag de normaal zo aanwezige hond.

Toen Marijke de keukendeur open deed, zag ze direct dat er iets helemaal niet in de haak was. Bob zat aan tafel, hij hield zijn gezicht verborgen in zijn handen. 

“Bob?” vroeg Marijke geschrokken. Ze liep op hem af en legde haar hand op zijn schouder.

“Bob, wat is er aan de hand?” vroeg Marijke en haar stem sloeg bijna over. Ze kende Bob als iemand die zich niet snel liet van zijn stuk liet brengen, dus ze vreesde dat er iets heel ergs aan de hand was. 

Bob keek op naar de mooie, bezorgde ogen van Marijke. Ze had haar nette werkkleding aan en haar haren had ze opgestoken. In haar oren droeg ze kleine, glinsterende oorbelletjes. 

In Bobs blik las Marijke de paniek en het verdriet. Koortsachtig begon ze na te denken wat er aan de hand zou zijn. Marijke zag dat Bob gehuild had. 

“Bob, alsjeblieft, praat met me,” riep Marijke en ze schudde Bob heen en weer. 

“Het is niet goed, Marijke,” bracht Bob langzaam uit.

“Wat niet? Wat is niet goed?” riep Marijke.

“De koeien, ze worden allemaal afgemaakt,” vertelde Bob.

Marijke knipperde met haar ogen. Had ze dit werkelijk goed gehoord? Had Bob zojuist gezegd dat de koeien zouden worden afgemaakt? Ze had het gevoel dat ze hem niet goed had begrepen. 

“Maar dat kan niet,” stamelde Marijke onthutst. Ze voelde zich versteend en ze begreep er niets van. “Hoe kan dat nou?”

“Ik had je toch verteld dat de veearts voor een controle is geweest?”

Marijke knikte, dat kon ze zich inderdaad herinneren.

“Vandaag kwam zijn stagiair vertellen dat het niet goed was. Enkele van de koeien zijn besmet met het mond-en-klauwzeer virus. Op last van de overheid moeten alle dieren dan preventief worden afgemaakt, om het virus niet verder verspreiden. Ze willen geen risico’s nemen.”

De gekwelde blik van Bob was haast onverdraaglijk. Hij zag er uit als een man wiens leven totaal geruïneerd was en Marijke wist dat hij het ook zo voelde. 

“We hebben wel recht op een schadevergoeding, maar ik kan niet alles weer opnieuw opbouwen. De hele boerderij, mijn hele levenswerk gaat eraan,” zei Bob en de tranen stonden in zijn ogen. “Die arme beesten,” bracht hij verdrietig uit. 

Marijke sloeg haar armen om hem heen en streelde zijn rug. Ze zou er alles voor over hebben om het verdriet weg te nemen, maar ze wist dat ze dat niet kon.

“Oh lieverd,” was het enig wat ze zeggen kon. “Wat verschrikkelijk, wat verschrikkelijk afschuwelijk,” fluisterde ze.

Bob zag er totaal verslagen uit. Hij kon niet meer helder denken en hij kon alleen maar een beetje voor zich uit staren, zonder echt ergens naar te kijken. Telkens hoorde hij de vreselijke woorden in zijn hoofd opnieuw. De dieren hebben MKZ, ze moeten worden afgemaakt. Het was de ergste nachtmerrie, alleen het was echt waar. Het was geen droom, het was de verschrikkelijke werkelijkheid. 

“Ik begrijp het niet. We zorgen zo goed voor de dieren, ze zien er zo gezond uit,” bracht Bob verdrietig uit. 

Marijke knikte vol medeleven. Zij begreep het ook niet en ze had er geen woorden voor. Er waren ook geen woorden voor. 

Bob was blij dat Marijke er was. Hij legde zijn hand op de hare. Hij was blij dat hij dit met haar kon delen. 

Marijke stond op en schonk twee glazen water in. “Het spijt me verschrikkelijk, lieve Bob,” zei ze zacht. 

“Het is zo ongelofelijk. Het lijkt wel alsof het allemaal helemaal niet gebeurt, snap je? Alsof ik zo direct wakker word uit een hele akelige droom,” zei Bob.

“Ja, zoiets lijkt het inderdaad te zijn. Te onwerkelijk om echt waar te zijn,” beaamde Marijke.

“En we kunnen niets doen, dat vind ik nog het ergste,” zei Bob.

“Is er echt helemaal niets dat we kunnen doen?” herhaalde Marijke op een vragende toon. 

Bob haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd. “Ik zou werkelijk niet weten wat. Er bestaat geen geneesmiddel tegen het virus.” 

Marijke dacht na, maar ze kon ook zo snel niet op een oplossing komen of iets verzinnen dat ze konden doen. Het enige wat ze kon verzinnen, was Bob te steunen in de moeilijke tijd die voor hem lag.

“Ik ben er voor je, Bob,” zei Marijke en ze kuste hem.

“Dat is heel erg fijn,” antwoordde Bob en hij streek door haar haren.

“Hoe is het met Hetty?” vroeg Marijke.

“Beetje hetzelfde als met mij, vrees ik. Ze is ook behoorlijk verslagen door het nieuws. Ik weet eigenlijk niet precies waar ze nu is, maar ik geloof dat ze even alleen wilde zijn,” antwoordde Bob.

“Ja, dat snap ik ook wel. Ik ga nu even boodschappen doen. Waarom ga je niet even een half uurtje op bed liggen? Misschien kun je een beetje uitrusten van deze dag?” stelde Marijke voor.

Bob knikte, alhoewel het allemaal niet echt tot hem door leek te dringen. Marijke bracht hem naar boven. Ze deed de gordijnen een beetje dicht.

“Doe je ogen maar even dicht, Bob,” zei ze zachtjes en ze deed zijn schoenen uit. Ze drukte een kus op zijn voorhoofd en liep toen zachtjes de kamer uit. 

Marijke zag Hetty bij de stallen staan en ze besloot haar maar even met rust te laten. Hetty zou vanzelf wel hun gezelschap opzoeken, als ze daar behoefte aan had. Marijke had erg te doen met Hetty. Hetty was nog jong en ze had al zoveel meegemaakt in haar leven.

Marijke reed naar het dorp om boodschappen te doen. Ze moest iets verzinnen, ze moest een oplossing, of in ieder geval een verzachtende omstandigheid verzinnen. Dit kon toch niet zo maar gebeuren?

Hetty staarde over het land. Ze keek naar de koeien die rustig stonden te grazen. Ze huilde niet, ze had de hele middag af en aan gehuild en ze had gescholden, maar het had allemaal niet geholpen.

Het enige wat ze constant dacht was: dit kan niet waar zijn. Dit mag niet waar zijn!

“Het kan gewoon niet waar zijn,” fluisterde Hetty zachtjes. 

Ze had zo’n vertrouwen in de toekomst gehad. Zij zou de boerderij hebben overgenomen van haar vader, ze wilde voor altijd hier blijven en nu was er van die toekomst niets meer over.

Hetty voelde de behoefte om in haar bed te gaan liggen en er nooit meer uit te komen, maar ze wist dat zoiets belachelijk zou zijn. Ze bleef staan en ze bleef kijken naar de onschuldige dieren die binnenkort van hen zouden worden afgenomen.

Ze kon er met haar verstand simpelweg niet bij dat deze dieren, hun dieren, ziek waren. Ze had altijd gedacht dat je dat zou zien. Dat zij en haar vader de dieren zo goed kenden, dat ze eventuele ziektes en virussen zouden hebben opgemerkt. Maar dat was dus niet zo geweest…

Hetty dacht ook aan Joris. Nadat haar vader de keuken was uitgestormd, had hij haar vastgepakt en haar getroost. Ze had in zijn ogen gezien dat hij het net zo verschrikkelijk vond als zij.

“Ga nu maar, ik wil even alleen zijn,” had ze uiteindelijk gezegd en Joris had dat begrepen. Hij had haar gekust en haar nogmaals stevig omhelsd en toen was hij weg gegaan. 

Hetty had hem door haar tranen nagekeken. Zijn slanke lichaam bewoog zich soepel op de fiets en voor ze er erg in had gehad, was hij uit het zicht verdwenen.

Hetty kon nauwelijks meer helder nadenken. Ze was niet alleen verdrietig, ze was ook verschrikkelijk boos. Ze wist niet precies op wie, maar ze zag steeds die verschrikkelijke Hans de Vries voor zich.

Die kille dokter had de koeien ziek gemaakt, dacht Hetty boos. Ze wist dat ze onredelijk was in haar woede, maar dat kon haar niets schelen.

Het kan niet waar zijn, dacht ze weer. Twee koeien lagen dichtbij haar in het gras. Ze keken nieuwsgierig naar Hetty. 

“Ik kan er niets aan doen,” zei Hetty verdrietig. “Ik snap het niet en ik kan er niets aan doen,” snikte ze. “Maar ik moet er wat aan doen,” zei ze vervolgens bozer. Ze kon zich hier toch niet bij neerleggen? Maar wat was de andere optie? Had ze eigenlijk wel een keus? 

Hetty voelde opeens een enorme vechtlust door haar lichaam stromen. Ze wilde zich verzetten, in actie komen en zich er niet zo maar bij neerleggen. Ergens, heel diep van binnen, had ze nog hoop. Het was misschien belachelijk, maar ze voelde het zo.

“Ik heb nog hoop,” zei ze zachtjes tegen de koeien. “Ik geef jullie nog niet op!”

Ze slaakte een diepe zucht. Wat moest ze met die hoop beginnen? Wat had ze aan hoop? 

Ze voelde de behoefte om Joris te spreken. Hij wist veel meer van dat stomme virus. Ze moest hem horen zeggen dat haar hoop nergens op gebaseerd was. Pas als hij zou zeggen dat er echt, honderd procent zeker, niets meer aan te doen zou zijn, dan zou Hetty het moeten gaan accepteren. 

Haar hart ging sneller kloppen. Haar lichaam wilde dat ze tot actie over ging, maar Hetty wist niet goed hoe. Wat kon ze doen? Was ze nu niet langzaam gek aan het worden? 

Ze wilde in ieder geval naar Joris toe, dat was een heel sterk verlangen en ze besloot er gehoor aan te geven. Ze wilde eerst Joris zien en daarna zou ze wel weer verder kijken. Misschien waren ze samen tot een wonder in staat.



Toen Joris van het Veen terug kwam bij de praktijk van Hans de Vries voelde hij zich uitgeput. Het was vreselijk geweest om Hetty en haar vader het nieuws te vertellen en hen zo verslagen achter te moeten laten. 

Joris begreep wel dat Hetty even alleen wilde zijn, ze moest alles laten bezinken en tegelijkertijd wilde hij niets liever dan bij haar zijn en haar troosten. Had hij niet meer voor hen kunnen betekenen, vroeg Joris zich steeds af. 

Hij stapte niet direct van zijn fiets. Hij wilde nog even buiten zijn en rustig nadenken voor hij weer de praktijk in ging en met Hans zou moeten praten. Joris vond het zo vreemd hoe Hans met deze situatie omging. Het was totaal niet professioneel, vond Joris. 

Hoe langer Joris met Hans te maken had, hoe vervelender hij hem begon te vinden. Hans was niet alleen koel en onvriendelijk, hij had iets heel onbeleefds en afstandelijks over zich. 

Ze werkten nu een tijdje samen, maar Joris had absoluut niet het idee dat ze elkaar beter hadden leren kennen. Hij hoefde ook geen vriend te worden van de veearts, maar ze hadden nog nooit een beetje een persoonlijk gesprek gevoerd. Nu Joris erover nadacht, had hij zelfs Hans de Vries nog nooit echt zien lachen.

Misschien had hij vroeger nare dingen meegemaakt en was hij daarom zo kil geworden, dacht Joris. Of misschien moest hij er niets achter zoeken. Sommige mensen waren nu eenmaal vreemd. 

Het zou Joris behoorlijk wat moeite gaan kosten om gewoon weer aan het werk te gaan, de rest van de dag. Hij kon alleen maar aan Hetty denken. Hij zag steeds haar verschrikte blik voor zich. Haar ogen waren zo groot geworden toen hij die vreselijke woorden uitgesproken had. 

Joris stapte van zijn fiets. Het was wederom een redelijke warme dag. Er waren maar een paar stapelwolkjes te zien. Misschien kon hij de rest van de middag vrij krijgen. Hij had tot nu toe onafgebroken gewerkt en hij had tamelijk wat rottige klusjes voor Hans gedaan. 

Hij zette zijn fiets tegen de schuur en vroeg zich af wat hij kon doen om Hetty een beetje te troosten. Echt helpen kon hij haar helaas niet, anders had hij het natuurlijk al lang gedaan.

Maar misschien zat ze helemaal niet te wachten op zijn hulp. Misschien wilde ze wel dat de hele wereld haar voorlopig met rust zou laten, Joris wist het niet goed. 

Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd. Hij had het gevoel dat er eeuwen waren verstreken in de tussentijd. Misschien moest hij zijn vriend Laurens eens opbellen om het een en ander te bespreken. Maar wat moest Laurens met zijn gezeur?

Joris liep naar de praktijk en hij pakte eerst een groot glas water. Hij had nog altijd die vervelende droge mond. Het maakte niet uit hoeveel water hij dronk, hij bleef dat nare gevoel houden. En dan dacht hij weer aan de tranen van Hetty. Hij haalde diep adem. Hij moest sterk zijn, voor haar. 

Hij wilde het kantoor van Hans de Vries in lopen, maar iets hield hem tegen en hij bleef stil staan. 

“Hoe bedoel je, toch niet geschikt?” hoorde Joris Hans op een ongeduldige toon door de telefoon schreeuwen. 

“We hebben alles laatst toch doorgenomen?” vroeg Hans vermoeid. 

Het bleef nu even stil. Joris wist dat het eigenlijk niet goed was wat hij deed, maar hij bleef toch staan om te luisteren hoe het verder ging. 

“Nee, dat snap ik niet! We hebben het allemaal besproken en het was perfect en dan moet je niet nu ineens moeilijk gaan doen, Arie,” zuchtte Hans geïrriteerd. “Die beesten worden zo snel mogelijk afgemaakt en dan zijn we van het hele gedoe af en kunnen wij eindelijk gaan bepalen hoe het verder gaat. Dan worden onze plannen eindelijk werkelijkheid.”

Joris fronste zijn wenkbrauwen. Hij kreeg koude rillingen van de manier waar op Hans praatte. Wat bedoelde hij met beesten die zo snel mogelijk afgemaakt moesten worden, vroeg Joris zich af.

“Dat heb ik toch al gezegd, ik heb mijn stagiair erop afgestuurd. Ik verwacht hem elk moment terug. Tja, die mensen zijn natuurlijk ten einde raad. Het is een groot drama, Arie, vergis je niet,” grinnikte Hans.

Joris kreeg een steeds onaangenamer gevoel in zijn maag. Waar ging dit allemaal over? Wat had zijn gesprek met Hetty en Bob hiermee te maken en waarom vond Hans dat allemaal zo grappig?

“Mijn stagiair?” hoorde Joris Hans nu laatdunkend zeggen.

“Ach welnee, die heeft echt niets door, die is zo volgzaam als een schaap,” voegde Hans er aan toe.

Joris liep bijna rood aan van woede. Wie dacht die kerel wel dat hij was? En wat voerde hij in godsnaam in zijn schild? Zat hij gewoon ordinair te roddelen of was er meer aan de hand? 

“Dat bungalowpark komt er Arie, geen gezeur nu. Ons plan is briljant en jij was wel de laatste van wie ik verwachtte dat hij zo moeilijk zou gaan doen. Zit niet zo te zeuren met je angstige geklets,” zei Hans kil en afgemeten.

Had Joris dat goed gehoord, sprak Hans over een bungalowpark? Het werd met de minuut verwarrender allemaal.

“Zeg, meneer de projectontwikkelaar, ik moet zo ophangen, want ik verwacht mijn stagiair ieder moment terug,” zei Hans nu.

Hij was dus aan de lijn met een projectontwikkelaar, dacht Joris. Hij wist niet precies wat het allemaal te betekenen had, maar het zat hem in ieder geval helemaal niet lekker. 

Even aarzelde Joris, moest hij terug lopen en opnieuw binnen komen of zou hij zichzelf dan juist verraden? Maar als hij zou blijven staan, zou dat ook opvallen.

Heel voorzichtig liep hij terug naar de deur en sloeg deze met een flinke knal dicht. Hij hoorde hoe Hans snel het gesprek afbrak. 

Joris liep de werkkamer binnen.

“Allemaal gelukt?” vroeg Hans en hij keek hem doordringend aan. 

Deze man bezorgde Joris koude rillingen. “Ja, ik heb het hen verteld. Ze zijn uiteraard enorm geschrokken.”

“Dat zal wel, ja. Het is ook nogal wat, als al je dieren plotseling moeten worden afgemaakt.”

Joris knikte. Hij zag een flauwe grijns rond de lippen van Hans liggen, of was dat nou verbeelding?

“Het leven is hard,” zei Hans onverschillig. 

Joris trok even kort zijn wenkbrauwen op om Hans te laten zien dat hij daar anders over dacht.

“Ik zou graag de rest van de middag vrij willen,” zei Joris en hij liet voor het eerst ook zijn vriendelijkheid varen. Hij wilde naar Hetty, want hij moest haar vertellen over het vreemde telefoongesprek dat hij zojuist gehoord had.

“Toe maar, gaan we eisen stellen?” spotte Hans.

Joris negeerde die opmerking. Wat was het toch een kinderachtige man, deze veearts.

“Prima hoor, je kunt deze middag vrij krijgen.”

Joris knikte en liep zonder iets te zeggen de werkkamer weer uit. Zijn hart klopte heftig, er was hier iets niet in de haak, zo veel was Joris inmiddels wel duidelijk geworden. 

Hij pakte zijn fiets en ging snel terug in de richting van de boerderij van de familie Riekers.

“Hé Joris!” hoorde hij plotseling een stem roepen.

Joris keek op en zag Hetty aan de andere kant van de weg fietsen. Hij remde snel af en Hetty kwam naar hem toe.

“Ik was net naar je op weg,” zei ze en ze glimlachte naar hem.

“Ik ook naar jou,” antwoordde hij en gaf haar een kus. Haar huid was warm en zacht. Aan haar ogen kon hij zien dat ze gehuild had, maar verder zag ze er normaal uit. Niet verdrietig, eerder boos.

“Gaat het een beetje?” vroeg Joris, terwijl ze hun fietsen neerzetten en in het gras gingen zitten.

Hetty haalde haar schouders op. “Ik weet het niet zo goed,” antwoordde ze eerlijk. “Maar ik heb het gevoel dat er iets niet klopt,” voegde ze er aan toe.

“Dat gevoel heb ik ook en daarom was ik naar je onderweg,” begon Joris te vertellen. “Toen ik terugkwam, ving ik een heel vreemd gesprek op tussen Hans en een of andere projectontwikkelaar.”

Hetty trok haar wenkbrauwen op, om duidelijk te maken dat ze niet begreep wat dat met haar te maken had.

“Hans had het ook over mij en dat ik naar jullie op weg was en over de dieren die afgemaakt moesten worden,” legde Joris vlug uit.

Hetty fronste diep. “Wat raar,” bracht ze nadenkend uit.

“Het was heel erg raar, Hetty, en ik vertrouw het niet. Hans praatte op een heel laatdunkende toon en hij had het over plannen die briljant waren en over jullie boerderij. Ik weet niet precies wat er aan de hand is, maar er klopt hier iets niet,” zei Joris fel.

Hetty keek naar zijn gezicht. Ze las woede en strijdlust in de ogen van Joris en ze werd nog veel verliefder op hem dan ze al was. En ze geloofde hem op zijn woord.

“Hans de Vries is een hele rare man, maar zou hij ook echt slecht zijn?” vroeg Hetty zich hardop af.

“Ik weet het niet, maar ik begin steeds meer te denken van wel, als ik heel eerlijk ben.”

Ze zwegen even en waren allebei diep in gedachten verzonken. Joris streelde voorzichtig de arm van Hetty.

“We moeten het zeker weten,” zei Hetty plotseling.

Joris begreep niet direct wat ze bedoelde.

“Weet jij hoe die testen werken?” vroeg Hetty en ze struikelde bijna over haar woorden, zo snel sprak ze.

Joris knikte. “Jazeker…”

“We moeten die test nog een keer doen. Het moet. Mijn vader heeft genoteerd welke koeien Hans getest heeft, die zouden dus besmet moeten zijn,” Hetty hijgde bijna van de opwinding. Ze had ineens het idee dat ze toch nog een kans zouden krijgen.

Joris ging recht op zitten. “Je hebt gelijk! We moeten het nog een keer doen. Denk je echt dat Hans tot zoiets vreselijks in staat zou kunnen zijn?” vroeg hij vervolgens.

“Ik weet het niet,” fluisterde Hetty. 

Joris dacht koortsachtig na. Ze hadden niet veel tijd te verliezen. “Het moet vannacht,” zei hij. “Ik ga zo direct terug naar de praktijk om alles voor te bereiden, dat gaat wel wat tijd kosten, want alles moet natuurlijk in het geheim. Om twee uur vannacht ben ik bij je. Jij zorgt dat er genoeg licht is en dat je vader niet wakker wordt,” zei Joris.

Hetty knikte. “Afgesproken.”

Joris nam Hetty’s gezicht in zijn handen. Ze keken elkaar ernstig aan, ze waren zich beide ervan bewust hoe ingewikkeld hun plan was.

“We moeten dit doen, Joris,” zei Hetty zacht. “Ik moet het zeker weten.”

“Ik ook,” fluisterde Joris en hij drukte een lange kus op haar lippen.



Toen Hetty terugkwam op de boerderij, was Marijke al bezig met het avondeten. Ze omhelsden elkaar zonder iets te zeggen. En Marijke kneep even bemoedigend in Hetty’s schouder.

Al kort na Marijkes aankomst, had Hetty haar reserves laten varen en had ze al snel begrepen waarom Marijke en haar vader iets voor elkaar voelden. Marijke was open en lief en ze was bovendien hartelijk en slim. Ze maakte haar vader gelukkig en dat was voor Hetty het allerbelangrijkste.

“Ik ga nog even snel naar de kippen en konijnen kijken,” zei Hetty.

Marijke knikte en glimlachte warm naar Hetty.

Door de ontmoeting met Joris voelde Hetty zich rustiger dan die middag. Ze moest en zou geloven in hun plan, ze had geen andere keuze. En het sterkte haar enorm dat Joris ook het idee had, dat er iets niet klopte.

Ze zouden de waarheid boven water krijgen en daar had Hetty heel wat over. Ze was vastberaden om niets over het plan tegen haar vader te zeggen. Ze wilde hem geen valse hoop geven. Ze wilde eerst alles zeker weten voor ze hem over het gesprek vertelde dat Joris had opgevangen. 

Natuurlijk wist Hetty diep in haar hart dat ze ook realistisch moest blijven en ze realiseerde zich heel goed dat de kans toch tamelijk klein was dat alles nog goed zou komen. Hoogstwaarschijnlijk zouden de dieren er volgende week al niet meer zijn en dan zouden ze de boerderij moeten verlaten.

Van die gedachte alleen al, werd Hetty misselijk. Ze moest niet zo denken, daar schoot ze helemaal niets mee op. Ze moest positief blijven en blijven vechten. Ze had altijd van haar vader geleerd dat je door moest zetten en dat was dan ook wat ze nu zou gaan doen. 

Ze strooiden het voer van de kippen rond en keek toe hoe de dieren, van niets wetend, vrolijk aten. Ook de konijnen zaten er rustig bij. Dat maakte Hetty ook rustig. 

Toen ze de keuken weer betrad, zat haar vader aan tafel. Hij zag er plotseling veel ouder uit dan hij in werkelijkheid was. Hij zat een beetje voorover gebogen en er lag een droevige blik in zijn ogen.

“Dag pa,” zei Hetty en ze legde even haar handen op zijn schouders.

“Dag Hetty, het spijt me dat ik plotseling wegrende. Die aardige jongen zal ook wel gedacht hebben dat ik een vreemde kerel ben, maar ik moest even naar buiten,” zei Bob zacht.

“Dat begrepen we toch direct, pap? Dat is helemaal niet zo gek, dus maak je daar alsjeblieft niet ook nog zorgen over,” zei Hetty en ze glimlachte bemoedigend naar haar vader.

Ze moest sterk voor hem zijn, wat er ook zou gebeuren, ze moest hem steunen en hem opvangen. Ze was blij dat ze dat nu samen met Marijke kon doen. 

“Ik kan het gewoon niet geloven,” zei Bob en hij schraapte zijn keel. “Ik kan het echt niet geloven,” herhaalde hij.

“Wij ook niet,” zei Marijke. Er ging een soort berusting van haar uit, die Hetty en Bob veel goed deed. Ze voelden zich gesterkt door de aanwezigheid van Marijke, omdat zij haar hoofd koel hield. Dat was ontzettend belangrijk in dit soort situaties.

“Het ligt niet aan ons, pap. Dat weet je toch wel? Ik heb er nog lang met Joris over gepraat, maar er was niets geweest wat we anders hadden kunnen doen,” zei Hetty en ze probeerde niet emotioneel te worden.

“Dat weet ik, maar toch…” reageerde Bob met een zucht. 

“Het ziet er erg lekker uit, Marijke,” lachte Hetty, ze wilde graag even over iets anders praten.

“Dank je. Het is een oud recept van mijn oma, we aten het altijd bij haar in de vakantie,” vertelde Marijke. Ze begreep direct dat Hetty het zware onderwerp even wilde laten rusten. 

“Je moet het mij maar eens leren, want het smaakt ook heerlijk,” ging Hetty op opgewekte toon verder. 

Ze zag dat haar vader met moeite een hap nam. Natuurlijk stond zijn hoofd nu niet naar eten, maar hij wilde wel zijn best doen.

“Oh, dat lijkt me erg leuk. Het is best een simpel recept, alleen de saus is moeilijk. Die moet niet te zwaar worden,” vertelde Marijke.

Ze praatten nog wat over verschillende recepten en zelfs Bob moest even lachen om een anekdote die Marijke over haar oma vertelde. Heel even waren zijn gedachten afgeleid van het vreselijke nieuws van die dag. 

“Ik ruim wel even op, waarom gaan jullie niet nog even naar buiten, het is een mooie zomeravond,” stelde Hetty voor na het eten.

“Ja, dat is een goed idee. Kom, Bob, we maken nog een klein ommetje,” zei Marijke.

Bob knikte en liep achter haar aan naar buiten. 

Hetty werd alsmaar nerveuzer. Het zou een erg belangrijke nacht worden. Ze wilde er niet aan denken wat er zou gebeuren als de test hetzelfde uitwees als de test die Hans de Vries had uitgevoerd.

Ze moest zo veel mogelijk bezig blijven, zodat de tijd sneller zou gaan. Ze deed de afwas, ruimde de keukenspullen op en ze maakte zelfs de ijskast helemaal schoon. 

Bob en Marijke gingen vroeg naar bed en ook Hetty besloot nog wat te rusten voor Joris zou komen. Natuurlijk lukte het haar niet echt om te slapen. Haar gedachten cirkelden druk rond in haar hoofd. Ze controleerde een aantal keren of ze ook echt alle spullen had klaargelegd.

Een half uur voor de afgesproken tijd, sloop Hetty zachtjes naar beneden. Ze hoopte maar dat Marijke en haar vader diep sliepen, want ze had geen zin om hen van alles uit te leggen. Ze wilde eerst meer zekerheid, voor ze hen inlichtte over het plan van haar en Joris.

In de keuken zette Hetty een pot koffie. Joris zou vast ook wel een kopje lusten als hij zo zou komen. Heel even was Hetty bang dat Joris helemaal niet kwam, maar toen meende ze het geluid van een fiets op het erf te horen.

Ze merkte direct dat Freddy onrustig werd in zijn mand, dus ze liep snel naar de hond toe, om hem gerust te stellen.

“Rustig maar Freddy, dat is Joris. Ik weet dat hij komt, maak je maar geen zorgen,” zei Hetty zachtjes terwijl ze de hond aaide tot hij kalmeerde.

Hetty liep naar de deur en ze zag Joris voor de boerderij staan wachten. Ze gebaarde hem dat ze naar buiten zou komen. Ze pakte haar spullen en de koffiepot en kwam naar buiten. 

Het gezicht van Joris stond gespannen. Ze kneep even in zijn hand en toen liepen ze naar de stallen. De koeien lagen er loom bij. Twee begonnen er een beetje te loeien, maar Joris en Hetty wisten hen snel te kalmeren. 

“Ik test in ieder geval de koeien die Hans bestempeld heeft als dragers van het MKZ virus en ik zal voor de zekerheid ook nog enkele andere koeien testen,” legde Joris uit.

Hetty knikte. Ze scheen hem bij met de zaklamp. Hij had van alles meegenomen en Hetty keek gespannen toe hoe Joris de test begon.

“Heb je de uitslag al snel?” vroeg Hetty.

“Morgen al,” antwoordde Joris.

Daarna vroeg Hetty niets meer. Ze zag hoe geconcentreerd Joris zijn werk deed en ze wilde hem niet storen. Het was duidelijk dat Joris erg veel van dieren hield. Hij ging rustig en geduldig met hen om. Hij was heel anders dan Hans de Vries. Die veearts was vaak ruw en geïrriteerd, zowel tegenover dieren als tegenover mensen.

Het duurde allemaal niet zo lang. Joris borg alles weer op en hij ging naast Hetty in het hooi zitten. Ze gaf hem een beker koffie. Hij sloeg zijn arm om haar heen en zij leunde met haar hoofd op zijn schouder.

Zo bleven ze een tijdje zwijgend zitten. Hetty voelde zich rustig worden door de warmte van Joris’ lichaam. Ze voelde zich veilig bij hem.

“Zo meteen ga ik terug en dan ga ik ook nog even in het kantoor van Hans kijken. Ik verwacht niet dat ik veel bijzonders aantref, maar je weet nooit,” zei Joris.

Hetty keek hem aan, ze bewonderde zijn moed. Ze boog zich naar hem toe en drukte haar lippen op de zijne. Al snel mondde dit uit in een hevige kus.

Ze drukten hun lichamen tegen elkaar en lagen ineengestrengeld in het hooi. Hetty voelde de handen van Joris over haar lichaam glijden. Ze kuste hem nog heviger. 

“Hetty, je bent geweldig,” kreunde Joris. 

Hetty glimlachte. “Anders jij wel,” fluisterde ze. 

“Ik moet nu weg,” zei Joris na een tijdje met een teleurgestelde blik. “Hans staat altijd vroeg op en ik moet de tijd hebben om zijn kantoor te doorzoeken.”

Hetty knikte. “Ik begrijp het, ga maar gauw,” zei ze en ze streek met haar hand door zijn glanzende, bruine haar. Hand in hand liepen ze naar de fiets van Joris. Ze kusten elkaar om de paar passen. Het was vreemd om gelukkig en gespannen tegelijkertijd te zijn.

“Ik kom morgen direct naar je toe,” zei Joris. “Ik hoop met goed nieuws,” voegde hij eraan toe. 

“Ik hoop het ook,” antwoordde Hetty.

Ze kusten elkaar een laatst keer en Hetty keek Joris na terwijl hij in de donkere nacht wegfietste.

Joris fietste hard terug naar het huis van Hans de Vries. Zijn hart klopte hevig toen hij het kantoor binnen stapte. Hij liep eerst naar het kleine laboratorium van de praktijk om het laatste deel van de testen uit te voeren.

Joris keek op zijn horloge, hij had ruim een uur. Dan moest hij het laboratorium opgeruimd hebben en het kantoor uit zijn. Hij had goed in de gaten gehouden hoe laat Hans de Vries meestal opstond en dat was vaak behoorlijk vroeg. 

Joris handen begonnen een beetje te trillen terwijl hij de lades van het bureau van Hans opentrok. Hij wist dat je dit soort dingen niet behoorde te doen, maar hij voelde zich nu genoodzaakt. Ergens had hij het idee dat hij hier een aanwijzing zou kunnen vinden.

In eerste instantie stuitte hij op veel dossiers en bankzaken. Joris moest nauwkeurig te werk gaan, want hij mocht absoluut geen sporen achter laten.

Bij elk geluid dat hij hoorde, keek Joris geschrokken op. Wat moest hij doen als Hans plotseling in het kantoor zou staan? Hij had geen idee en hij probeerde er maar niet over na te denken. Daar werd hij alleen maar zenuwachtiger van.

Hij liep van het bureau naar de grote kast in het kantoor. Er stonden een heleboel mappen in. De meeste waren voorzien van etiketten, maar er was er een, die een andere kleur had en waar niets op stond.

Joris pakte de map en sloeg hem open. Hij liet zijn ogen over de pagina’s glijden. Het waren uitgeprinte mails van ene Arie Luiter.

Hij bladerde verder en ineens schrok hij hevig. Hij bleef verstijfd staan en twijfelde even of hij het wel goed zag. Ja, hij wist het zeker, hij keek naar een foto van de boerderij van Hetty en Bob. 

Onder de foto stond geschreven: ‘Locatie bungalowpark de Regenboog’. 

Joris keek nog eens en nog eens, maar hij had het goed gezien. Hij bladerde terug in de map en las vluchtig enkele e-mails van Hans en Arie. Het begon hem te duizelen, toen hij begreep wat er aan de hand was.

En eigenlijk wist Joris op dat moment ook al wat de uitslag van de test zou zijn.



Joris kon nog niet helemaal bevatten wat hij ontdekt had. Hij was op zijn bed gaan zitten om alles tot zich door te laten dringen, maar het was haast te veel. En het was een verschrikkelijk ernstige zaak. 

Joris wachtte tot de vroegste ochtenduren verstreken waren. Hij kon niet wachten om naar Hetty te gaan, hij moest haar zo veel vertellen.

Die nacht had hij nog geen minuut geslapen, maar toch voelde Joris zich absoluut niet moe. Hij was juist erg scherp en op een bepaalde manier uitgerust. Er gingen hele belangrijke dingen gebeuren, dat wist hij zeker. 

Hij besloot direct naar de boerderij van de familie Riekers te fietsen en niet eerst naar Hans te gaan. Als hij aan die man dacht, moest hij walgen. Hoe was het mogelijk dat iemand in staat was zulke verschrikkelijke dingen te doen? Joris kon er met zijn verstand absoluut niet bij. 

Hij pakte alle spullen die hij nodig had en fietste toen snel weg. Even keek hij achterom, maar er was geen spoor te bekennen van Hans. 

Toen hij bij de boerderij aankwam, stond Hetty al op het erf te wachten. Haar gezicht stond gespannen en ze gebaarde Joris direct mee te lopen naar een plek waar ze rustig konden praten.

“Oh Hetty,” bracht Joris hijgend uit. 

“Wat is er? Wat is er?” riep Hetty in paniek.

“Rustig, liefste, de dieren zijn niet ziek. Ze hebben het virus niet, ze hebben geen mond-en-klauwzeer,” vertelde Joris nog altijd buiten adem, zo hard had hij gefietst.

Hetty’s ogen werden groot van verbazing, ze kon het niet geloven. Net zoals ze het slechte nieuws nauwelijks had kunnen bevatten, kon ze dit goede nieuws ook niet echt tot zich door laten dringen.

“Is… Weet je het zeker?” vroeg ze met tranen in haar ogen.

“Ik weet het heel zeker,” bevestigde Joris. 

Hij sloeg zijn armen om haar geen, Hetty huilde van blijdschap. Al haar angsten en zenuwen en emoties liet ze de vrije loop.

“Hoe kan dat nou allemaal?” bracht ze uit en haar vertrouwde glimlach brak door op haar gezicht.

“Het is een heel verhaal,” zei Joris, zijn blik werd weer iets ernstiger. “Ik denk dat we het beste naar binnen kunnen gaan en dan kan ik jou en je vader alles in één keer vertellen.”

Hetty knikte, ze kon niet wachten, haar vader dit goede nieuws te vertellen. Ze sprong van geluk. Er viel zo’n enorme last van haar schouders, het was een onbeschrijfelijke opluchting.

In de keuken trof ze Bob en Marijke aan. Bob had wallen onder zijn ogen en zijn blik stond nog erg droevig.

“Dag meneer Riekers,” begroette Joris Bob beleefd.

“Dit is Marijke,” stelde Hetty Joris voor.

“Dag Joris, is het nu al zover?” vroeg Bob Riekers angstig aan de jonge dierenarts.

“Beslist niet, meneer Riekers,” begon Joris en hij glimlachte vriendelijk.

“En wanneer gaat het dan gebeuren? En noem mij maar gewoon Bob hoor,” hielp Bob herinneren.

“Het gaat niet gebeuren,” flapte Hetty er vrolijk uit.

Haar vader en Marijke keken haar niet begrijpend aan. 

“Dat klopt,” beaamde Joris met een brede grijns.

“Wacht even, ik snap het niet,” zei Marijke en ze keek verbaasd van de een naar de ander.

“De dieren zijn kerngezond,” verklaarde Joris rustig.

Bob voelde dat hij een beetje duizelig begon te worden. Hij leunde met zijn handen op de tafel. “Wat… wat zeg je nou?” wist hij moeizaam uit te brengen.

“De dieren zijn gezond, pap. Ze zijn niet ziek, ze hebben geen MKZ, ze hebben helemaal niets!” riep Hetty uit.

“Ik snap er niets van. Hoe kan dat nou?” vroeg Bob. Hij wist gewoon niet meer wat hij moest denken of voelen.

“Dat is een tamelijk lang verhaal wat ik nu ga vertellen,” zei Joris.

Hij begon eerst te vertellen over de afspraak die hij met Hetty had gehad en over het gevoel dat ze beide hadden, dat er iets niet klopte, dat het gewoon niet waar kon zijn. 

“Omdat die vreselijke Hans de Vries zo onbetrouwbaar overkomt?” onderbrak Bob het verhaal van Joris. 

“Voor een deel kwam het inderdaad uit dat gevoel voort,” gaf Joris toe.

“En natuurlijk ook omdat we het gewoon niet wilden geloven,” vulde Hetty aan.

“Dat ook, maar het kwam ook omdat ik een vreemd telefoongesprek had opgevangen tussen Hans en een projectontwikkelaar, waarin het ook over jullie boerderij ging. Dat zat me helemaal niet lekker, al kon ik toen nog niet vermoeden waarom.”

“En we wilden wel echt heel erg zeker weten, dan onze koeien besmet waren,” vulde Hetty aan.

“Dus we besloten om nog een test te doen,” ging Joris verder. “Vannacht ben ik naar de boerderij gekomen. Hoe we zo’n test moeten doen en hoe we de uitslag moeten bepalen, leren we allemaal in een vrij vroeg stadium van onze studie, dus dat wist ik goed. Het kan zijn dat er nog aanvullend onderzoek nodig is, maar na wat ik nog meer ontdekt heb, betwijfel ik of dat nodig zal zijn.”

Bob luisterde aandachtig naar het verhaal van Joris. Af en toe keek hij even naar zijn dochter. Hetty leek trots op de woorden van Joris en Bob begreep direct wat zijn dochter in de jonge arts zag. 

“Toen we de test vannacht gedaan hadden, besloot ik ook nog het kantoor van Hans te doorzoeken. Ik weet uiteraard dat het niet netjes is, maar ik had het gevoel dat ik het moest doen. Dat kwam ook doordat rare telefoongesprek, daar moest ik steeds aan denken.”

Bob en Marijke knikten, ze hingen aan de lippen van Joris en ze vroegen zich af hoe dit verhaal zou aflopen. 

“Aanvankelijk vond ik niets bijzonders, voornamelijk dossiers en enkele afschriften. Maar op een gegeven moment stuitte ik op een mapje. En daarin vond ik enkele papieren, waaronder deze,” zei Joris en hij haalde kopieën tevoorschijn. “Hans de Vries wilde jullie uit de boerderij hebben, omdat hij op deze plek een bungalowpark wilde bouwen,” vatte Joris het geheel samen.

Marijke en Bob staarden ongelovig naar de papieren en naar Joris en naar elkaar.

“Dit… kan toch niet waar zijn?” fluisterde Bob. 

“Toch is het echt zo, Bob. Toen ik dit mapje vond, wist ik direct dat de uitslag van de test negatief zou zijn en dat was ook zo. Hans heeft het virus alleen maar verzonnen om jullie van deze mooie plek te verdrijven,” legde Joris uit en hij voelde weer de walging voor die vreselijke arts. Hoe had zo iemand, een collega arts nota bene, ooit zo ver kunnen komen? 

“Ik ben sprakeloos,” zei Bob en hij kreeg tranen in zijn ogen. Hij pakte de hand van zijn dochter vast en keek haar lang aan.

“Het is allemaal echt waar, pa,” fluisterde Hetty. “Joris heeft ons gered,” zei ze trots.

“Nou, dat gaat weer wat ver. We hebben het samen gedaan,” lachte Joris bescheiden.

Ook Marijke stonden de tranen in de ogen. Ze was zo blij en opgelucht. Het levenswerk van Bob en Hetty was gered.

“Die man moet zo snel mogelijk uit zijn functie worden ontheven,” zei Marijke nadenkend.

“Marijke is advocaat,” vertelde Hetty aan Joris. 

“Ik zal het er niet bij laten zitten. Dit is ronduit een criminele zaak met heel wat bewijs en die kerel moet absoluut gestraft worden,” ging Marijke door.

De anderen moesten even lachen om haar strijdvaardige gezicht en ze beseften ook dat Marijke gelijk had. Hans de Vries moest zeker gestraft worden en zoiets mocht nooit meer gebeuren. 

“Stel nou dat jullie hier nooit achter waren gekomen,” zei Bob hoofdschuddend. “Daar moet je toch niet aan denken! Al die onschuldige koeien!”

Bij die gedachte huiverde Hetty ook. Ze was zo blij dat ze op tijd hadden ontdekt wat er allemaal aan de hand was geweest. Ze kneep even in de schouder van Joris.

“Ik ben je eeuwig dankbaar,” fluisterde ze in zijn oor.

Hij lachte naar haar. Zijn bruine ogen liepen haast over van liefde voor Hetty. 



Na dat gesprek aan de keukentafel gebeurde er enorm veel. Marijke en Joris gingen naar de politie om Hans aan te geven. Hans stribbelde natuurlijk tegen, maar al snel realiseerde hij zich dat hij geen poot had om op te staan. 

Ook Arie Luiter werd gearresteerd. De zaak kwam in de krant en kreeg zelfs landelijke aandacht. Uiteindelijk kregen Hans en Arie een enorme geldboete en Hans mocht nooit meer zijn vak uitoefenen. Ook kregen ze beiden een fikse taakstraf. 

Joris nam de praktijk over in het dorp en de mensen waren vreselijk opgelucht dat die nare Hans de Vries weg was en ze er zo’n vriendelijke en betrokken dierenarts voor terugkregen.

Ook Marijke had haar hart aan het dorp en aan Bob verloren en ze besloot definitief bij hem in te trekken. Hetty ging bij Joris wonen, maar bleef op de boerderij bij haar vader werken. Ze had zich nooit zo gelukkig gevoeld en ze was een prachtige bruid in het late voorjaar van het volgende jaar.

Toen de rechtszaak, een ruim een jaar na dat gedenkwaardig gesprek, eindelijk achter de rug was, hadden Marijke en Bob Joris en Hetty gevraagd om te komen eten. Ze hadden zich erg uitgesloofd en de hele boerderij zag er prachtig uit. 

“Wat een ongelooflijk spannende tijd hebben we achter ons liggen,” zei Bob, terwijl hij het glas hief. “Ik had nooit gedacht dat ik ooit nog zoiets mee zou maken. Ik ben jullie verschrikkelijk dankbaar voor jullie steun en liefde. Daarom ben ik ook zo gelukkig dat Marijke ‘ja’ heeft gezegd op mijn huwelijksaanzoek…”

Na die woorden vloog Hetty eerst haar vader en dan Marijke om de hals. Ze was zo blij dat ze beiden na al hun verdriet nieuw geluk hadden gevonden. Er werd flink op geproost. 

“Ik wil ook nog iets zeggen,” zei Hetty uiteindelijk. “Ik ben ook heel erg gelukkig dat we dit allemaal met elkaar hebben doorstaan en dat het allemaal toch nog goed is gekomen. Marijke, ik ben erg blij dat jij nu bij onze familie bent en dat geldt natuurlijk ook voor Joris. En dat is er nog iets... Joris en ik… We willen jullie graag vertellen dat jullie binnenkort opa en oma zullen worden,” vertelde Hetty stralend.

Zowel Bob als Marijke hadden de tranen in hun ogen staan. Ze omhelsden Hetty en Joris en spraken hun felicitaties uit. 

“Op de toekomst,” zei Bob en de anderen vielen hem uitbundig bij.

“Op de toekomst!”

Joris en Hetty pakten elkaars handen vast en lachten naar elkaar. Ze waren vastbesloten de ander nooit meer los te laten. 





Over VIER WEKEN verschijnt er alweer een nieuwe aflevering in deze romantische Favoriet-serie. Ook voor Boer & Liefde nr. 7 hebben we weer twee complete romans geselecteerd.



Die verhalen houden we nog even voor u geheim, maar één ding is zeker: de liefde op het platteland viert hoogtij! U kunt zich weer helemaal laten meeslepen door de romantische en emotionele gebeurtenissen, die u tot de laatste pagina in de greep houden. U mag ze dus zeker niet missen! Over VIER WEKEN is BOER & LIEFDE nr. 7 verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.


Missen op het erf & Vreemde praktijken
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml