Grens bereikt
Indrukwekkende vakantie
Olga van der Meer
Op sommige dagen wenste Lidy dat ze schoonmaakster was geworden. Dit was zo’n dag. Vanmorgen had ze een twaalfjarig meisje meteen naar het ziekenhuis moeten sturen met klachten die wezen op acute leukemie, daarna was er een patiëntje op het spreekuur verschenen met jeugdreuma en nu Bas weer.
Op dergelijke momenten voelde ze zich ernstig te kort schieten. Lidy zou niets liever willen dan die kinderen genezen, maar dat had ze nu eenmaal niet in de hand. Helaas niet…
“Je bent klaar, Bas, je kunt je weer aankleden.” Lidy knikte bemoedigend naar het achtjarige jongetje op de onderzoekstafel en liep naar de wasbak om haar handen te wassen. De moeder van het kind, Annemiek Mollema, keek haar vragend aan, maar Lidy schudde kort het hoofd. Nu niet, betekende dat. Gelukkig begreep Annemiek haar en stelde ze geen vragen over de resultaten van het onderzoek dat Lidy net had uitgevoerd. Ze riep haar assistente Corine Vossen binnen en wees naar Bas. “Bas lust vast wel iets te drinken, wil jij hem dat geven?” vroeg ze opgewekt.
“Natuurlijk. Ga je mee, Bas? Je kunt kiezen uit aardbeien- of sinaasappelsmaak.” Corine stak haar hand naar Bas uit en gewillig liep hij met haar mee de behandelkamer uit.
“En, dokter?” vroeg Annemiek meteen. Ze kon haar ongeduld niet langer bedwingen.
Lidy verzocht haar plaats te nemen in de stoel tegenover haar bureau.
“Het gaat niet goed,” zei ze eerlijk. “De dialyse helpt niet meer afdoende, Annemiek. Het wordt tijd dat jullie serieus na gaan denken over de transplantatie.”
Annemiek trok wit weg. “Daar was ik al bang voor,” zei ze bijna onhoorbaar.
Lidy knikte. “Zijn klachten nemen toe. Jullie wisten van tevoren dat de dialyse een tijdelijke maatregel zou zijn. Bas heeft er niet meer genoeg aan, zijn functies gaan snel achteruit.”
“Maar een transplantatie…” Annemiek rilde.
“Hij heeft het nodig.”
“Er zijn zoveel risico’s aan verbonden. Bas is nooit goed gezond geweest, een dergelijke operatie kan de nekslag wel eens zijn.”
“Angst is nooit een goede raadgever in dit soort situaties,” zei Lidy vriendelijk. Met een steelse blik keek ze op haar horloge. Haar spreekuur liep behoorlijk uit en ze had nog heel veel te doen vandaag. Ze wilde deze moeder niet haasten, want het was niet niks waar ze voor stond. Toch begon Liday haar geduld een beetje te verliezen. Dit gesprek had ze al zo vaak gevoerd met Annemiek. Die bleef zich met hand en tand tegen een niertransplantatie verzetten, hoewel Bas steeds zieker werd. Haar tweelingzus Maaike zou de donor van een gezonde nier worden, dat was lang geleden al afgesproken. Er was dan ook niets wat de operatie tegenhield, behalve Annemieks angst.
“Mogen we er nog even over nadenken?” vroeg Annemiek.
“Niet te lang, anders is het niet meer nodig,” flapte Lidy er zonder erbij na te denken uit.
Annemiek werd nog bleker dan ze al was. Haar grote, bruine ogen staarden Lidy hol aan.
“Bedoel je…” Ze stokte, durfde niet eens verder te praten.
“Bas is tot bijna niets meer in staat, Annemiek. Je moet niet toegeven aan je angst, maar aan zijn welzijn denken. Als de operatie slaagt, zal hij een veel beter leven hebben dan hij tot nu toe heeft gehad. Zijn aangeboren nierziekte beperkt hem in veel dingen en dat is niet nodig.”
“Maar als de operatie niet slaagt…” Annemieks stem stierf weg.
“Garanties zijn er natuurlijk nooit te geven, maar hoe langer jullie wachten, hoe meer risico’s Bas loopt. Hij verzwakt en dat wordt alleen nog maar erger in de toekomst. Met een goede nier is hij in staat een normaal leven te leiden.”
“Als hij dan nog leeft tenminste,” zei Annemiek cynisch.
“Zonder operatie zal dat in ieder geval niet lang meer duren. Het spijt me, Annemiek, maar zo staan de zaken er nu eenmaal voor. Ik kan je natuurlijk niet dwingen, maar je bewijst Bas zeker geen dienst door het zo lang uit te stellen,” gaf Lidy nu iets vriendelijker te bedenken.
“Ik moet er met Maurits over praten,” zei Annemiek terwijl ze opstond.
Zonder te groeten verliet ze de spreekkamer, met hangende schouders en haar hoofd gebogen. Lidy keek haar medelijdend na. Ze was op de hoogte van Annemieks voorgeschiedenis. Haar eigen broertje had ook een aangeboren nierziekte gehad. Puur toeval, want het was geen erfelijke aandoening. Dat jongetje had de operatie niet overleefd. Annemiek was destijds tien jaar oud geweest en had het overlijden van haar broertje bewust meegemaakt. De indruk die het op haar had gemaakt, was in de loop der jaren niet uitgewist. Lidy begreep dan ook heel goed dat Annemiek doodbang was om haar kind dezelfde operatie te laten ondergaan, maar het was wel noodzakelijk. Inmiddels waren er twintig jaar verstreken, de medische wetenschap was met sprongen vooruit gegaan. De kans dat Bas de operatie goed zou doorstaan en redelijk gezond verder kon leven, was vele malen groter dan het risico dat hij zou komen te overlijden bij een dergelijke ingreep. Vanuit haar standpunt was dat echter gemakkelijk gezegd. Het was natuurlijk niet vreemd dat Annemiek het zo lang mogelijk uit wilde stellen.
Hoewel ze nog heel veel te doen had, bleef Lidy even werkeloos aan haar bureau zitten, met haar hoofd in haar handen gesteund. Ze deed haar werk als kinderarts met hart en ziel en zou nooit een ander beroep willen hebben, maar op sommige dagen wenste ze dat ze schoonmaakster was geworden. Dit was zo’n dag. Vanmorgen had ze een twaalfjarig meisje meteen naar het ziekenhuis moeten sturen met klachten die wezen op acute leukemie, daarna was er een patiënt op het spreekuur verschenen met jeugdreuma en nu Bas weer. Op dergelijke momenten voelde ze zich zwaar te kort schieten. Lidy zou niets liever willen dan die kinderen genezen en hun ouders daardoor gelukkig maken, maar dat had ze nu eenmaal niet in de hand. Helaas niet.
Gelukkig mankeerden de laatste twee kinderen die op haar spreekuur verschenen, niet veel. Een jongetje had slechts een paar schaafwonden en blauwe plekken opgelopen na een val van zijn fiets, maar zijn bezorgde moeder stond erop dat haar zoon helemaal onderzocht werd. Een ander jongetje had last van een beginnende oorontsteking, waar Lidy antibiotica voor voorschreef. Ze was blij dat er niets ernstigs aan de hand was met deze kinderen, want ze wist niet zeker of ze op dit moment haar volledige aandacht erbij kon houden.
Na haar spreekuur reed ze naar Huize Zonzicht, het weeshuis waar zij de huisarts van was. Ook daar waren vandaag gelukkig geen bijzonderheden, zodat ze toch nog redelijk op tijd thuis was. Omdat ze ruim de tijd had genomen voor de drie ernstig zieke kinderen en hun ouders, was haar spreekuur behoorlijk uitgelopen en ze had gevreesd dat het een latertje zou worden vandaag, maar dat viel dus nog mee. Ze was maar net een half uur later thuis dan meestal het geval was. Heerlijk, weekend! Twee vrije dagen lagen voor haar en die lachten haar toe.
“Mam, daar ben je eindelijk!” Steffie, Lidy’s tienjarige dochter, trok haar ongeduldig mee naar de grote woonkeuken, waar heerlijke etensgeuren in haar neus drongen. Lidy merkte dat ze honger had. Niet vreemd, aangezien ze haar lunch die dag had overgeslagen.
“Kom snel eten, want ik moet zo weg. Het is al hartstikke laat.”
“Dag lieverd,” was de iets rustigere begroeting van haar man Alex. “Steffie, laat je moeder even rustig bijkomen.”
“Maar ik moet zo naar dat feestje!” Trappelend van ongeduld stond Steffie tegenover hem. Ze wierp een smekende blik op haar moeder. “Je zou me brengen, mam. We worden om zeven uur verwacht.”
“Het eten is klaar,” kondigde Rosemary Howard, hun onvolprezen huishoudster en tante van Alex, aan. Ze zette een grote pan op tafel met een van haar beroemde stoofpotten. Die maakte ze altijd graag klaar omdat het regelmatig gebeurde dat het tijdstip van de avondmaaltijd in dit gezin later werd dan gepland en bij een stoofpot maakte het niet uit als die een half uurtje langer op het vuur stond. Vaak ging het er zelfs beter door smaken.
“Ga je broer roepen, Steffie. Hij is boven.”
“Waarom zit dat vervelende kind niet gewoon beneden?” viel Steffie uit.
“Een beetje rustig, jongedame, anders blijf je straks thuis,” zei Alex streng. “Ga Andy halen, dan kunnen we eten en breng ik je weg.”
“Mama zou me wegbrengen.”
“Je moeder is moe, laat die maar lekker zitten.”
Eindelijk zaten ze dan toch allemaal aan tafel. Lidy liet de drukke gesprekken een beetje langs zich heen gaan, ze nam er niet echt deel aan. Ondanks haar hongergevoel at ze maar een paar kleine hapjes van de overigens heerlijke stoofschotel. Haar keel leek wel op slot te zitten, het kostte haar gewoon moeite om het eten door te slikken. Alex keek haar af en toe bezorgd aan.
“Gaat het, liefje?” vroeg hij op een gegeven moment.
Lidy glimlachte naar hem en naar de kinderen, die haar ineens allemaal ongerust aankeken.
“Ja hoor. Het is een drukke dag geweest en ik ben moe. Ik neem straks een heerlijk uitgebreid bad en dan duik ik er vanavond vroeg in. Dan kan ik er morgen weer tegen.”
“We gaan morgen toch nog wel naar de dierentuin, hè?” bedong Andy meteen. “Je hebt het beloofd, mam.”
Lidy zuchtte onmerkbaar. Dat was ze helemaal vergeten, maar beloftes aan haar kinderen waren haar heilig. Omdat Steffie die avond een verjaardagsfeestje van haar vriendinnetje had en daar bleef slapen, hadden ze Andy een dagje dierentuin beloofd. Die jongen was dol op alle beesten en ging er liefst elke dag kijken. Steffie vond het niet erg eens een keertje over te slaan.
“Natuurlijk gaan we,” antwoordde ze dan ook, al was het met tegenzin.
Alex zag direct hoe ze zich voelde.
“Weet je wat?” stelde hij voor. “Wij gaan lekker samen, Andy. Mannen onder elkaar. Mama is toch alleen maar bang als wij te dicht bij de beren en apen komen. Als zij thuisblijft hoeven wij daar geen rekening mee te houden.” Hij knipoogde samenzweerderig naar Andy en die was meteen om.
“Ja!” juichte hij. “En dan eten we tussen de middag hotdogs.”
“Zoveel als je op kan,” beloofde Alex hem lachend.
Lidy zond een dankbare blik in zijn richting. Wat was Alex toch een schat! Hij wist altijd precies hoe ze zich voelde en deed alles om het haar naar de zin te maken. Soms vroeg ze zich af waar ze een dergelijk geluk aan had verdiend. Als ze dat niet zo’n bespottelijke uitdrukking vond, zou ze zeggen dat ze door hem op handen werd gedragen.
Ze was dolblij met deze oplossing. Geen haar op haar hoofd die eraan dacht haar zoontje teleur te stellen en een gedane belofte niet na te komen, maar Andy leek het alleen maar prettig te vinden dat zijn moeder niet meeging. ‘Mannen onder elkaar’ was natuurlijk ook veel stoerder.
Lidy voelde zich alsof ze een onverwachts cadeau had gekregen nu het dagje dierentuin van haar agenda af was. Ze verheugde zich buitensporig op de twee dagen die voor haar lagen, zeker nu één dag daarvan helemaal voor haarzelf was. Hoeveel ze ook van haar gezin hield, soms was het ook wel erg prettig om tijd voor jezelf te hebben en met niemand rekening te hoeven houden. Ze voelde zelf dat het hard nodig was, dat ze haar batterij oplaadde.
Het vrije weekend deed Lidy goed, al merkte ze in de dagen daarna dat het slechts van korte duur was. Het leek wel alsof al haar energie door een onzichtbare kracht uit haar lichaam werd gezogen. Overdag bleef ze sterk voor haar patiënten, maar ’s avonds was er niets meer over voor haar gezin. Ze merkte het zelf, toch leek ze niet bij machte om er iets aan te doen. Na het avondeten zakte ze meestal op de bank neer, niet in staat om nog een vin te verroeren. De kinderen begonnen al te klagen dat mama zo weinig met hen deed, iets wat Lidy’s schuldgevoel aanwakkerde, maar haar tegelijkertijd boos en kribbig maakte. Steffie en Andy waren tien en acht, oud genoeg om begrip op te brengen voor anderen, dacht ze een beetje onredelijk bij zichzelf.
Ze viel dan ook onverwachts tegen Andy uit toen hij enthousiast naar binnen kwam rennen zonder zijn modderschoenen uit te trekken. Hij had zijn handen als een kommetje gevouwen.
“Mam, kijk!” riep hij.
“Hè verdorie, Andy, trek toch eens je schoenen uit als je binnenkomt!” voer Lidy tegen hem uit. “Kijk nu eens naar de vloer, die zit vol modder. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?”
Verbaasd, niet gewend aan een dergelijke reactie van zijn meestal zachte moeder, keek Andy haar aan. Zijn onderlip begon te trillen.
“Laat eens zien wat je hebt, Andy,” probeerde Alex de situatie te redden. Hij boog zich over Andy’s handen heen en zag het piepkleine egeltje wat hij beschermend vasthield. “Waar heb je die vandaan?”
“Zijn moeder is dood,” vertelde Andy met een schuwe blik naar Lidy. “Ze is overreden. Dit kleintje liep om haar heen. We moeten hem helpen. Zonder zijn moeder gaat dit kindje ook dood.”
“Zet hem in een doosje met een warm stukje stof en kijk dan eens op internet hoe je hem moet verzorgen,” adviseerde Alex hem. “Geef hem maar even aan mij, dan kun jij een doos zoeken.”
Uiterst voorzichtig nam hij het piepkleine diertje van Andy aan. Lidy keek met een brok in haar keel toe. Haar twee mannen, die zich zo liefdevol bekommerden om een klein egeltje. In plaats van blij te zijn dat Andy oog had voor de natuur en sociaal genoeg was om zo’n beestje te redden, liep zij tegen hem te mopperen, dacht ze schuldbewust bij zichzelf. Waarom deed ze dat nou? Natuurlijk maakte Andy regelmatig de boel vies, zoals ieder kind, dat was toch geen reden om zo uit te vallen? Normaal deed ze daar nooit zo moeilijk over, al leerde ze haar kinderen wel zoveel mogelijk om respect te hebben voor de werkzaamheden die tante Rosy en hun huishoudelijke hulp Sjaan Hopman verrichtten. Onder deze omstandigheden was het echter niet meer dan logisch dat Andy daar niet aan gedacht had. Hij werd overspoeld door medelijden met dit kleine beestje en wilde niets liever dan hem helpen.
“Lief van je,” zei ze dan ook toen Andy even later met een doos met daarin een stukje stof, gekregen van Rosy, binnenkwam.
“Ik hoop dat hij het overleeft, mam,” zei Andy zacht.
“Dat hoop ik ook, knul.” Ze woelde even door zijn korte haren, waarop Andy snel zijn hoofd terugtrok. Hij had het niet zo op openlijke betuigingen van genegenheid.
Met de doos als een kostbare schat in zijn handen liep hij naar zijn eigen kamer.
“Wat was dat nou?” vroeg Alex, rustig als altijd. “Je valt anders nooit zo uit tegen de kinderen.”
“Ik weet het, ik schrok er zelf ook van,” bekende Lidy.
“Volgens mij begin jij oververmoeid te raken.”
“Natuurlijk niet.” Resoluut veegde Lidy deze veronderstelling van tafel, al was ze zo moe dat ze het gevoel had dat ze gemakkelijk een week kon slapen.
“Je eet slecht, je bent ’s morgens je bed niet uit te branden, ’s avonds kom je nergens meer aan toe en je reageert kribbig tegen alles en iedereen,” somde Alex echter onverstoorbaar op. “Je bent zelf dokter, Lidy, komen die symptomen je niet bekend voor?”
“Iedereen is wel eens moe, daar hoef je niet meteen zo’n etiket op te plakken,” snauwde Lidy.
“Weleens, ja. Bij jou speelt dit echter al weken. Of is er soms meer aan de hand, iets wat ik niet weet?” Onderzoekend keek hij haar aan.
“Nee. Het is gewoon druk in de praktijk momenteel. Zo’n periode is er wel vaker, dat heb jij in je werk ook.”
“Maar ik reageer de frustraties daarover niet af op jullie,” wierp Alex tegen. “Bij jou is dat tegenwoordig eerder regel dan uitzondering. Ik ken je zo helemaal niet, Lidy.”
Lidy zuchtte diep. “Ik begrijp mezelf ook niet,” gaf ze nu toe. “Soms heb ik het gevoel dat ik in een donkere kamer ronddool en het licht nergens kan vinden. Af en toe droom ik dat ook. Dan loop ik voor mijn gevoel uren rond, maar blijft het donker om me heen.”
“Je hebt echt meer rust nodig.”
“Dat gaat voorlopig niet lukken.”
“Waarom eigenlijk niet?” vroeg hij zich hardop af. “Je helpt er niemand mee als je overspannen raakt, zeker je patiënten niet. Ga een weekje op vakantie, dan kun je bijtanken en daarna weer vol energie aan de slag. Als je nu niets onderneemt, wordt het alleen maar erger en ben je straks ook veel langer uit de roulatie.”
“Op dit moment kan ik niet weg,” beweerde Lidy. “Mijn patiënten hebben me nodig.”
“Je patiënten hebben waarschijnlijk liever dat je er nu een week niet bent, maar daarna weer normaal kunt functioneren, dan dat je jezelf over de kop werkt en maandenlang niets kunt,” meende Alex praktisch.
“Zeur niet zo, ik zeg toch dat ik nu niet wegkan!” viel Lidy uit.
Voor Alex was dit het beste bewijs dat hij gelijk had. Het was ongekend voor de rustige, gelijkmatige Lidy om zo te snauwen. Dat deed ze bijna nooit en zeker niet zonder goede reden.
“Bas ondergaat komende week zijn niertransplantatie, dan wil ik in de buurt zijn.”
“Waarom? Denk je dat jij er iets aan kunt doen als het mis gaat?” vroeg Alex.
“Als het inderdaad mis gaat, hebben zijn ouders me nodig.”
“Waarom jou? Volgens mij zoek je nu naar excuses, Lidy.”
“Ik heb ook helemaal geen zin om een week op vakantie te gaan,” gaf ze toe. “Zeker weer naar het Naardermeer, dat ken ik ondertussen ook als mijn eigen broekzak.”
Alex ging er niet verder op in omdat Steffie de kamer binnenkwam en de aandacht van haar moeder opeiste. Zijn hersens werkten ondertussen wel op volle toeren. Als Lidy niet naar het Naardermeer wilde, zou hij wel iets anders bedenken, maar dat kon hij beter niet tegen haar zeggen in de stemming waarin ze nu verkeerde. Hij zou vervanging voor haar praktijk regelen, een vakantie boeken en haar vervolgens voor een voldongen feit stellen, nam hij zich voor. zoals het nu ging, werkte ze zichzelf over de kop en dat wilde hij ten koste van alles voorkomen.
Terwijl Lidy een dag later het zoveelste gesprek met Annemiek en Maurits Mollema voerde over hun angsten betreffende de komende operatie van hun zoon, kroop Alex achter zijn computer om een leuke plek uit te zoeken voor een weekje vakantie. De kinderen moesten uiteraard gewoon naar school, maar het was wel zijn bedoeling om met Lidy samen te gaan. Even met zijn tweeën er tussenuit, alle tijd voor elkaar en vooral goed uitrusten.
Dankzij Rosy en het echtpaar Hopman waren ze in de gelegenheid om zoiets te doen. Die zouden ongetwijfeld uitstekend voor Steffie en Andy zorgen, daar maakte Alex zich totaal geen zorgen om. Een vakantie zonder de kinderen betekende echter wel dat het buitenland geen optie was. Hij kende Lidy goed genoeg om te weten dat ze niet zover bij Steffie en Andy vandaan wilde gaan. In geval van nood moest ze snel naar huis kunnen.
Met die wetenschap in zijn achterhoofd koos Alex uiteindelijk voor Friesland. Een hele andere omgeving, maar niet zo ver weg, dat ze uren in de auto moesten zitten en met veel water. Dat was ook niet onbelangrijk, want ze hielden allebei van watersport. Hun grootste hobby was zeilen, maar deze keer besloot Alex het anders aan te pakken en een sloep te huren bij het huisje wat hij wilde boeken. Er was een aanlegsteiger bij het huisje aanwezig, dus ze konden instappen en wegvaren wanneer ze wilden.
Voortvarend als hij was, belde hij meteen Harm Peters op, de dokter die Lidy altijd verving tijdens vakanties of de enkele keren wanneer ze ziek was. Met hem regelde hij dat Harm de praktijk over drie weken een weekje overnam, daarna deed hij de definitieve boeking voor zowel het huisje als de sloep.
Ziezo, dat was geregeld! Vergenoegd wreef Alex in zijn handen. Voorlopig zou hij Lidy nog niets vertellen, dat deed hij pas een paar dagen van tevoren, nam hij zich voor. Haar kennende zou ze de nodige tegenwerpingen maken, maar eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, zou ze toch enorm genieten.
“Ik ben vandaag wat later,” berichtte Lidy Alex door de telefoon. “Eten jullie maar vast, ik weet niet hoe laat ik thuis ben.”
“Hoezo? Heb je nog veel patiënten?” vroeg Alex. “Het is bijna vijf uur, Lidy. Zoveel werk zal er toch niet meer op je wachten?”
“Mijn spreekuur is afgelopen, dus in principe ben ik klaar, maar Bas wordt vandaag geopereerd, ik ga even langs het ziekenhuis om te kijken hoe het gaat,” vertelde Lidy.
Alex fronste zijn wenkbrauwen, al kon Lidy dat niet zien. De gedrevenheid van zijn vrouw in haar vak vond hij lovend, maar je kon het ook overdrijven.
“Vind je dat nu echt nodig?” vroeg hij dan ook enigszins korzelig. “Die jongen ligt op de operatietafel, er is helemaal niets wat jij kunt doen.”
“Ik wil zijn ouders laten merken dat ik meeleef.”
“Lidy, je bent zijn arts, geen familie. Als je wilt weten hoe het afloopt, bel dan vanavond of morgenochtend even op, maar kon nu naar huis,” probeerde Alex haar te overreden. “Je bent al zo moe de laatste tijd. Denk toch eens wat meer aan jezelf.”
“Ik zou de hele avond geen moment rust hebben als ik dit niet doe,” wierp Lidy echter tegen.
“Ik vind het niet verstandig.”
Lidy haalde diep adem. “Het kan me eigenlijk niets schelen hoe jij er over denkt,” reageerde ze snibbig. Meteen kon ze het puntje van haar tong wel afbijten. Waarom zei ze dat nou? Alex was bezorgd om haar, hij zei het niet om haar tegen te werken. Dat wist ze toch?
“Sorry,” liet ze er dan ook berouwvol meteen op volgen. “Maar je weet hoe bang die ouders zijn, vooral Annemiek. Ik kan niet minder doen dan erheen gaan en ze een beetje steun bieden. Ik zal het niet al te laat maken, oké?”
“Goed dan,” gaf Alex toe. Iets anders zeggen had toch geen nut, wist hij uit ervaring. Hij was geschrokken van de vinnige toon in Lidy’s stem, dat was hij helemaal niet van haar gewend. Die vakantie was inderdaad broodnodig, besefte hij. Enfin, nog een weekje. Hij hoopte maar dat een paar dagen rust het beoogde effect zou hebben.
Lidy verbrak de verbinding en bleef nog even peinzend zitten. Ze was inderdaad weer doodmoe vandaag. Haar armen en benen voelden aan als lood en eigenlijk wilde ze niets liever dan een heet bad en daarna haar bed. Ze was zelfs te moe om te eten. Alex had eigenlijk wel een beetje gelijk, moest ze tegen wil en dank toegeven. Strikt genomen was het haar taak ook niet om de ouders bij te staan in het ziekenhuis, maar zij was nu eenmaal geen arts die om vijf uur alle beslommeringen van haar patiënten in de praktijk achterliet als ze naar huis ging. Zo had ze nooit gewerkt en dat wilde ze ook niet. Ze was behoorlijk gespannen over de operatie van Bas. Ze kende hem al vanaf zijn geboorte en leefde met hem en zijn ouders mee. Het zou enorm fijn zijn als deze operatie kon bewerkstelligen dat Bas voortaan gezond door het leven kon gaan, al zou hij waarschijnlijk altijd wel een zorgenkindje blijven.
Met moeite stond ze op. De praktijk was aangebouwd aan de villa waar ze met haar gezin woonde en het lichtgeel geverfde huis lonkte haar vanuit het raam. Ze wist echter dat ze de moed niet meer op zou kunnen brengen om weg te gaan als ze eenmaal haar warme, gezellige huis binnenstapte, dus liep ze rechtstreeks naar haar auto.
In het ziekenhuis aangekomen, liep ze regelrecht naar de betreffende afdeling. Ze kende hier de weg uitstekend en het kostte haar dan ook geen moeite om Maurits en Annemiek Mollema te vinden. Hand in hand zaten ze op de plastic stoeltjes in de gang die naar de operatiekamer leidde, om maar vooral zo dicht mogelijk bij hun zoon te zijn, al merkte die daar dan niets van.
“Hebben jullie al iets gehoord?” informeerde Lidy terwijl ze aan de andere kant van Annemiek ging zitten.
Die schudde haar hoofd. “Het duurt zo ontzettend lang,” verzuchtte ze. Haar gezicht was bleek en haar handen lagen krampachtig in elkaar gevouwen in haar schoot.
“Dergelijke ingrepen hebben tijd nodig. De artsen gaan zeer zorgvuldig te werk, dat is alleen maar goed,” probeerde Lidy haar te bemoedigen.
“Ik kan me niet voorstellen dat zo’n langdurige narcose goed voor Bas is.” Somber staarde Annemiek voor zich uit. “Hij kwakkelt altijd al zo, volgens mij maakt dit het alleen maar erger. Mensen kunnen de gekste dingen overhouden van een narcose.”
“Bijwerkingen van de anesthesie zijn altijd maar tijdelijk,” zei Lidy vriendelijk. Ondertussen voelde ze wrevel opkomen. Natuurlijk waren deze mensen bang en gespannen, maar Annemiek had wel de gave om overal over te klagen. Ze zag overal beren op de weg, terwijl een beetje optimisme haar nu juist zo goed zou doen.
“Houd het resultaat voor ogen,” adviseerde ze. “Straks hoeft Bas nooit meer aan de dialyse en kan hij lekker ravotten met zijn vriendjes. Hier moeten jullie even doorheen, maar ik beloof je dat het alle moeite waard zal zijn.”
“Is één van uw kinderen wel eens ernstig ziek geweest?” vroeg Maurits ineens. “Nee? Dan kunt u hier ook niet over oordelen, dokter. U hebt geen idee wat wij doormaken.”
“Niet persoonlijk, nee, maar ik maak genoeg mee in mijn praktijk om me in te kunnen leven in de gevoelens van de ouders. Probeer vooral positief te blijven.”
Ze zag de smalende blik die Annemiek op haar man wierp en beet op haar onderlip. Was ze hiervoor helemaal naar het ziekenhuis gekomen terwijl ze ook thuis met haar gezin om de tafel had kunnen zitten? Deze mensen stelden zo te zien helemaal geen prijs op haar aanwezigheid. Ze pakte haar tas van de grond en stond op.
“Waarschijnlijk kan ik beter gaan. Ik wilde dat ik iets kon zeggen om jullie je beter te laten voelen, maar dat kan ik helaas niet.”
“Dat klopt, dokter, dat kan niemand,” zei Maurits.
Net toen Lidy weg wilde lopen werden de klapdeuren van de operatieafdeling geopend. Dirk Broekens, de kinderchirurg, kwam naar hen toe. Zijn mondkapje hing op zijn borst en de blik in zijn ogen was vermoeid, toch maakte hij een opgewekte indruk.
“De operatie is geslaagd,” was het eerste wat hij zei. “Het was een hele klus, maar ik heb goede hoop dat Bas hier prima doorheen komt. Ondanks zijn zwakke gezondheid is hij een vechtertje.”
“Dus… Dus alles is goed?” vroeg Annemiek ademloos.
“Hij heeft nog een lange weg te gaan,” antwoordde Dirk eerlijk. “Deze grote hindernis is echter genomen, van nu af aan kan het alleen nog maar beter gaan.” Lachend onderging hij de omhelzing van Annemiek.
Lidy stak haar duim naar hem op. “Fijn,” zei ze uit de grond van haar hart. Er viel een zware last van haar af. Ook al was deze ingreep onvermijdelijk geweest, het voelde toch alsof zij Annemiek en Maurits had overgehaald deze operatie uit te laten voeren. Een foute afloop had ze nu niet aangekund, wist ze. Gelukkig was dat dus niet aan de orde. Na een korte groet naar de anderen, liep ze haastig het ziekenhuis uit. Heerlijk, ze mocht naar huis! Ze verlangde naar de warmte en de gezelligheid van haar gezin.
Alex keek blij verrast op bij haar binnenkomst. De krant die hij in zijn handen had, legde hij direct weg.
“Ben je daar al? Fijn. Ik had je eigenlijk nog niet verwacht.”
“Ik geloof niet dat Maurits en Annemiek echt blij waren met mijn gezelschap,” zei Lidy eerlijk. “Enfin, de operatie is geslaagd en daar gaat het om. Dirk kwam net naar buiten met het goede nieuws.”
“Gelukkig. Dan ga ik nu iets te eten voor je maken.” Alex wilde opstaan, maar Lidy hield hem tegen.
“Laat maar, ik heb geen trek.”
“Dat kan me niet schelen, je moet wat eten,” zei hij beslist. “Dit gaat niet goed zo, Lidy. Hard werken is niet erg, maar daarnaast moet je wel voor jezelf zorgen. Je pleegt roofbouw op je lichaam op deze manier.”
“Misschien heb je wel gelijk,” zei Lidy tot zijn verbazing. “Het gaat inderdaad niet zo goed met me momenteel. Het lijkt wel of alles me teveel wordt.” Plotseling rolden er twee tranen over haar wangen. Alex haastte zich om haar op zijn schoot te trekken en haar te troosten.
“Het komt wel weer goed,” sprak hij bemoedigend.
“Hoe dan?” Lusteloos haalde Lidy haar schouders op. “Het duurt nog een paar maanden voordat de vakanties beginnen.”
“Voor ons niet.” Alex begon te lachen, blij dat hij haar eindelijk het goede nieuws kon vertellen. Het had hem behoorlijk wat moeite gekost om zijn plannen geheim te houden. “Jij en ik gaan zaterdag samen een weekje op vakantie, naar Friesland. Ik heb een schattig, klein huisje gehuurd met een sloep erbij, dus we kunnen heerlijk uitwaaien. Zonder praktijk, zonder patiënten en zonder de kinderen. Een week lang genieten van elkaar en van de rust.”
“Wat bedoel je?” vroeg Lidy verbaasd.
“Precies wat ik zeg.” Weer lachte hij.
“Ik kan toch niet zomaar een week alles in de steek laten?”
“Natuurlijk wel. Je moet echt leren wat vaker aan jezelf te denken, schat. Je staat altijd voor iedereen klaar….”
“Ik heb een praktijk,” viel Lidy hem in de rede. “Ik heb nu eenmaal geen kantoorbaan waarbij het werk wel op me blijft wachten tot ik terug ben. Kinderen wachten niet met ziek worden tot na mijn vakantie.”
“Dat is al geregeld. Harm neemt je praktijk waar.”
“Dat heb je achter mijn rug om gedaan?” Ongelovig keek ze hem aan.
“Dat moest wel, anders had je duizend-en-één bezwaren naar voren gebracht,” verdedigde Alex zichzelf.
“Ja natuurlijk. Dit is belachelijk!” Lidy sprong van zijn schoot af en ijsbeerde rusteloos door de ruime kamer heen en weer. “Ik kan niet op stel en sprong een week weg, Alex.”
“Waarom niet?” vroeg hij rustig.
“Nou, om alles. Mijn werk, de kinderen. Wat doen we met de kinderen?”
“Rosy is er toch en Sjaan heeft beloofd die week een paar keer extra te komen.”
“Omdat jij zo nodig weg wilt,” sneerde Lidy.
“Nee, omdat het nodig is dat jij er eens uitgaat,” verbeterde hij haar. “Dat is voor iedereen beter, ook voor Steffie en Andy. Geloof me maar.”
“Ben ik werkelijk zo erg?” Lidy staakte het rusteloos heen en weer lopen en keek hem enigszins angstig aan.
“Behoorlijk, ja. Je bent jezelf niet meer, dat merken we allemaal. Vandaag of morgen knap je totaal af,” waarschuwde hij haar.
“Overdrijven is ook een vak.”
“Het is de waarheid. Vraag maar aan de kinderen, of aan tante Rosy. Je loopt te snauwen, je kunt niets meer van ze hebben en lachen doe je nog maar zelden. Je bent heel hard toe aan een paar dagen ontspanning.”
“In Friesland?” zei ze onwillig.
“In Friesland,” bevestigde hij. “In een huisje met een sloep erbij. Als we een beetje mazzel hebben met het weer, kunnen we heerlijk varen. Gewoon lekker dobberen op het water, zonder je te bekommeren om het zeil. Heerlijk relaxen. Klinkt dat niet als muziek in je oren?”
“Hmmm, ik weet het nog niet.” Lidy wilde zich niet meteen gewonnen geven, al moest ze bekennen dat het inderdaad heerlijk klonk. Een week geen verantwoordelijkheden, daar droomde ze al een hele tijd van. “Ik moet er nog even over nadenken.”
“We vertrekken aanstaande zaterdag.”
“Als ik meega,” kon Lidy niet nalaten te zeggen. Dit plan van Alex had haar overvallen, ze kon het niet zo gauw bevatten.
Hij lachte echter tevreden. Aan Lidy’s ogen had hij allang gezien dat ze het wel zag zitten. Het werd vast een heerlijke week, dacht Alex vol vertrouwen.
“Het doet even zeer, maar daarna verdwijnen ze wel,” zei Lidy tegen Thomas. Het patiëntje was samen met zijn vader naar het spreekuur gekomen vanwege twee grote, ontsierende wratten op zijn rechterhand. Met angstige ogen keek hij naar haar terwijl ze het middel pakte om de wratten mee aan te stippen.
“Kunnen ze niet beter weggesneden worden?” vroeg de vader. “Dan is hij er in één keer helemaal vanaf.”
“Dat doen we liever niet. Dat blijft toch een ingreep met verdoving en kans op infecties en complicaties. Dit is veiliger,” legde Lidy uit.
“Maar het doet zeer, dat zegt u zelf.”
“Heel even maar. De prikken voor een verdoving zijn vele malen pijnlijker,” zei Lidy kortaf.
Thomas begon tegen te stribbelen nu zijn vader liet merken dat hij het niet helemaal met de dokter eens was en dat vond ze zeer vervelend, zowel voor zichzelf als voor hem. Zoveel stelde dit aanstippen van wratten niet voor, die vader deed echter alsof het een openhartoperatie was, dacht ze onredelijk.
“Even flink zijn, Thomas, het is zo gebeurd,” probeerde ze opgewekt te zeggen.
“Ik wil niet!” Thomas verborg zijn hand op zijn rug en verstopte zich achter zijn vader.
Het kostte Lidy de grootste moeite om hem zover te krijgen dat ze uiteindelijk de wratten mocht behandelen. Ze probeerde hem zoveel mogelijk af te leiden tijdens de enkele seconden die de behandeling duurde, maar Thomas krijste onverminderd door. De andere patiënten in haar wachtkamer dachten waarschijnlijk dat hij zwaar mishandeld werd, dacht ze cynisch. En dat voor een paar wratten! Het stevig vasthouden van Thomas’ hand was waarschijnlijk pijnlijker dan de hele behandeling op zichzelf.
“Het gaat u niet erg goed af, hè?” zei de vader op hoge toon.
“Het zou een stuk helpen als u een beetje meewerkt in plaats van Thomas bang te maken,” gaf Lidy vinnig terug. Omdat ze klaar was liet ze zijn hand los. Thomas dook onmiddellijk weer achter zijn vader weg.
“Au, papa, het doet au,” huilde hij.
“Kom maar, jochie. We gaan een lekker snoepje kopen onderweg naar huis,” troostte de vader hem. Na nog een boze blik op Lidy verlieten ze zonder te groeten de spreekkamer.
Zak, dacht Lidy kwaad bij zichzelf. Zulke ouders deden meer kwaad dan goed met een dergelijke houding. Als die vader al zo reageerde op een behandeling tegen een wrat, hoe moest het dan gaan als Thomas ooit echt iets zou mankeren? Echt weerbaar werd hij niet gemaakt op deze manier. Soms zou ze willen dat het ouders verboden zou worden om mee de spreekkamer in te komen, dat zou het voor haar een stuk makkelijker maken.
Vermoeid streek ze een haarlok uit haar gezicht. Misschien had Alex toch wel gelijk dat ze aan vakantie toe was. Normaal gesproken reageerde ze nooit zo kribbig op bezorgde ouders. Ze kon zich altijd goed inleven in hun gevoelens, maar deze vader had ze met liefde haar spreekkamer uit willen zetten. Zo waren er wel meer tekenen dat het haar allemaal boven het hoofd dreigde te groeien.
Ineens nam ze een kloek besluit. Ondanks de patiënten die nog in haar wachtkamer zaten, pakte ze haar telefoon en belde ze Alex op.
“Alex, met mij. Je hebt gelijk, ik ben echt aan een paar dagen rust toe,” zei ze zodra de verbinding tot stand was gekomen. “Bevestig die vakantie maar, we gaan.”
Hij lachte zacht in haar oor. “Liefje, het staat allemaal allang vast. Over een paar dagen zitten we samen op ons terrasje over het water uit te kijken. De weersverwachtingen zijn gunstig voor de komende week. Onze sloep ligt al op ons te wachten.”
Lidy glimlachte. Alex was een schat om zo aan haar te denken. Hij wist precies wat ze nodig had, nog voordat ze dat zelf in de gaten had.
Met een licht, vrolijk gevoel, wat ze al heel lang niet had gehad, riep ze de volgende patiënt binnen. Nu ze overstag was gegaan, had ze ineens echt zin in die vakantie en kon ze niet wachten tot het zover was. Enfin, nog een paar dagen.
Die dagen vlogen om. Er was veel werk te doen voor Lidy. Toen eenmaal de aankondiging op haar raam verscheen dat ze op vakantie zou gaan en de praktijk tijdelijk werd overgenomen door dokter Harm Peters, maakten veel ouders nog even snel een afspraak omdat ze liever bij haar zelf kwamen. Haar spreekuur liep die vrijdag, haar laatste werkdag, dan ook behoorlijk uit. Pas om kwart over zes liet ze haar laatste patiëntje uit en sloot ze met een zucht van verlichting de deur van de praktijk achter hen. Nog even opruimen en instructies voor Harm neerleggen en dan was ze echt vrij. Een week lang niet werken, geen verantwoordelijkheden, geen drukke kinderen. Alleen maar rust, vrijheid, zon en water. Wat een heerlijk vooruitzicht! Nog één nacht, morgen vertrokken ze. Als een klein kind telde ze die laatste uren af.
Lidy wilde net haar praktijk verlaten toen haar telefoon begon te rinkelen. Als dat maar geen spoedgeval was. Snel nam ze op.
“Lidy, met Dirk Broekens. Gelukkig tref ik je nog,” hoorde ze de stem van de chirurg van het plaatselijke ziekenhuis. “Ik heb helaas niet zulk goed nieuws.”
“Bas?” begreep Lidy meteen. Haar keel kneep samen van angst.
“Hij heeft koorts en is behoorlijk ziek. Hij wordt nu behandeld met antibiotica, maar de vooruitzichten zijn niet gunstig,” vertelde Dirk somber. “Je weet hoe zwak hij is, bovendien begint hij al afstotingsverschijnselen te vertonen. Ik weet echt niet hoe dit af gaat lopen, Lidy. Hij ligt momenteel op de IC.”
“Ik kom eraan,” zei Lidy meteen. Hoewel er niets was wat ze voor de jongen kon doen, wilde ze toch even bij hem gaan kijken. Zijn ouders konden op dit moment ook wel wat morele steun gebruiken, dacht ze zo. Na een telefoontje naar huis stapte ze in haar auto. Vaag kwam nog even de gedachte aan de komende vakantie bij haar op. Hoe kon ze weggaan nu Bas zo slecht lag? Van genieten zou sowieso al geen sprake meer zijn onder deze omstandigheden, vreesde ze. Lidy was nu eenmaal geen arts die dit soort zaken onberoerd liet. Ze leefde altijd mee met haar patiëntjes en hun familieleden. Soms zelfs teveel, volgens Alex.
“Wat doe jij hier?” Plotseling dook Annemiek voor haar op in de gang die naar de IC leidde. Ze keek Lidy vijandig aan.
“Ik hoor net van de chirurg dat het niet goed gaat met Bas,” legde Lidy uit.
“En dankzij wie ligt hij er zo bij?” Annemieks stem sneed nu werkelijk. Alle kleur was uit haar gezicht weggetrokken. Ze balde haar vuisten en zag eruit alsof ze Lidy ieder moment aan kon vallen. Maurice, die op het tumult afkwam, trok haar haastig achteruit.
“U kunt beter gaan, dokter,” zei hij koel.
“Ik wil graag weten hoe het met Bas is.”
“Slecht,” was zijn korte antwoord. “Het is nog maar de vraag of hij hier doorheen komt.”
“Sodemieter op!” gilde Annemiek op hetzelfde moment. “Laat haar weggaan, Maurice. Het is haar schuld dat Bas hier ligt, ik wilde die operatie helemaal niet.”
“U hoort het,” zei Maurice kort. “Kom lieverd, we gaan koffie halen,” wendde hij zich tot zijn vrouw. Snel leidde hij haar weg uit de gang.
Lidy bleef als versteend staan, het was Dirk Broekens die haar meenam van de afdeling af. Hij was net aan komen lopen en had alles gehoord.
“Trek het je niet aan. Deze ouders zijn op dit moment niet voor rede vatbaar en dat is ook niet zo vreemd,” sprak hij kalm. Hij duwde haar bijna zijn spreekkamer in en overhandigde haar even later een hete kop koffie. Lidy staarde verdoofd voor zich uit, ze was niet eens in staat de kop aan te pakken.
“Ik heb ze overgehaald om de operatie te laten doen,” zei ze dof. “Als Bas het niet overleeft…”
“Zonder operatie had hij geen drie maanden meer gehad,” viel Dirk haar streng in de rede. “Dat weet jij net zo goed als ik. Praat jezelf geen onnodige schuldgevoelens aan, Lidy. Je hebt gedaan wat je moest doen.”
“Zo voelt het niet.” Lidy huiverde, hoewel het warm was in de kamer. “Als ik niet had aangedrongen waren Annemiek en Maurits ook wel een keer overstag gegaan, maar dan was het hun eigen beslissing geweest.”
“Dan was het te laat geweest,” meende Dirk echter. “Jij hebt jezelf helemaal niets te verwijten, Lidy. Dat weten ze zelf ook wel, hun beschuldigingen worden ingegeven door angst, niet door hun verstand. Het is gemakkelijker om iemand de schuld te geven in dit soort situaties, dat leidt hun gedachten af van waar het werkelijk om draait. We hebben dit allemaal op zijn tijd meegemaakt, Lidy, het is niets ongewoons.”
“Misschien.” Ze trok lusteloos met haar schouders. “Hoe is het eigenlijk met Maaike?” vroeg ze, doelend op de tweelingzus van Annemiek en tevens de donor van Bas.
“Prima, die knapt al aardig op, al was het natuurlijk een klap voor haar om te horen dat zijn lichaam de nieuwe nier probeert af te stoten. Het is vreselijk als je hier doorheen gaat en het dan allemaal voor niets lijkt te zijn. Enfin, het is niet anders, dit is nu eenmaal overmacht. We doen alles wat in ons vermogen ligt, maar soms is dat simpelweg niet genoeg. Jij gaat nu in ieder geval lekker een weekje op vakantie. Het zal je goed doen om je gedachten te verzetten, Lidy.”
“Vakantie?” echode Lidy. Ze keek hem aan alsof ze nog nooit van dat woord had gehoord. “Ik kan nu echt niet weg.”
“Doe niet zo raar,” zei Dirk onparlementair. “Natuurlijk ga je. Je hebt het nu harder nodig dan ooit.”
“Maar als het slecht afloopt met Bas?”
“Dat kun jij niet voorkomen door naast hem te gaan zitten. Nog afgezien van het feit dat zijn ouders dat momenteel waarschijnlijk niet eens zullen toestaan,” wierp Dirk haar fijntjes voor de voeten. “Je bent een prima kinderarts, maar je bezit geen bovennatuurlijke gaven. Accepteer dat nu eens en denk ook eens aan jezelf. Niemand is erbij gebaat als jij hier blijft. Zeker de ouders niet. Laten we wel wezen; die zien je liever gaan dan komen. Ook al is dat niet terecht,” haastte hij zich daar aan toe te voegen bij het zien van haar gezicht.
“Ik vind het niet prettig om zo ver weg te zijn als er iets gebeurt.”
“In dat geval zou je nooit eens weg kunnen. Doe normaal, Lidy. Ga gewoon op vakantie en geniet ervan. Je andere patiënten hebben er alleen maar baat bij als jij goed uitgerust bent. Vandaag of morgen ga je nog fouten maken omdat het je allemaal te veel wordt.”
Tegen dat argument kon Lidy niet op. Fouten maken in haar werk was haar grootste angst. Ze werkte met kinderen. Zieke kinderen zelfs, één foutje van haar kant kon verschrikkelijke gevolgen hebben. Aan de ziekte van Bas kon zij inderdaad niets doen, dat was haar schuld niet. Als ze dat zo wilde houden, kon ze inderdaad beter een week uitrusten.
“Je hebt gelijk,” zei ze dan ook terwijl ze opstond. “Bel je me wel als er verandering in zijn situatie optreedt?”
“Nee,” antwoordde Dirk onverbiddelijk. “Jij bent met vakantie, dus geen beroepsmatige telefoontjes. Zet alles nu eens helemaal van je af. Zodra je terugkomt, hoor je vanzelf wel hoe het is.”
“Maar…”
“Niets ervan! Zet je telefoon eens een hele week uit, zou ik adviseren. Voor privételefoontjes kan je familie het nummer van Alex bellen. Jij bent er gewoon niet, punt uit.”
Langzaam verliet Lidy zijn spreekkamer, nadat hij haar nog een prettige vakantie had gewenst. Rationeel gezien wist ze dat Dirk gelijk had, haar gevoel was het daar echter helemaal niet mee eens. Ze zuchtte diep. De zin in de vakantie die ze die middag nog had gehad, was in ieder geval verdwenen.
Gelukkig voor Lidy keerde die zin de volgende ochtend wel terug. Terwijl ze alles voor hun weekje weg inpakte scheen het voorjaarszonnetje uitnodigend hun slaapkamer binnen. De weerman op de radio had het over extreem warme temperaturen voor de tijd van het jaar, waarvan hij vermoedde dat die wel een aantal dagen aan zouden houden. Lidy verlangde naar het tijdstip dat Alex en zij in het gehuurde sloepje de Friese meren over zouden varen. Heerlijk relaxed, zonder op het zeil te hoeven letten. Gewoon rustig dobberen, was ook wel eens lekker voor de verandering. Maar waarschijnlijk zou dat morgen pas zijn, vermoedde ze. Ze mochten pas om drie uur het huisje betrekken en het was haar gewoonte om bij het betreden van hun vakantieaccommodatie meteen uit te pakken, de bedden op te maken en zoveel mogelijk boodschappen in te slaan, dus tegen de tijd dat dit allemaal gedaan was, werd het waarschijnlijk te laat om te gaan varen. Maar dat gaf niet, ze hadden tijd genoeg. Een hele week. Op dit moment leek dat haar een eeuwigheid toe. Een week lang doen waar ze zin in had, een utopie in het normale, dagelijkse leven. Ze voelde nu al bij de voorbereidingen, dat het haar goed deed.
Voor ze in de wagen stapten, belde ze Dirk Broekens op om naar de situatie van Bas te informeren.
“Dat is niet de afspraak, jij hebt vakantie,” zei hij op bijna beschuldigende toon.
“Nog niet. Die gaat pas in op het moment dat we in de auto stappen en dat is over een kwartier,” weerlegde Lidy. “Toe Dirk, hoe gaat het nu?”
“Iets beter,” was zijn antwoord. “Het is nog te vroeg om daar conclusies uit te trekken, maar de koorts is tenminste iets gezakt.”
“Dat klinkt in ieder geval hoopvol. En zijn ouders?”
“Doodmoe en doodsbang. Ze wijken niet van zijn bed.”
“Begrijpelijk. Zou jij… eh, misschien kun je…”
“Ik zal met ze praten als de gelegenheid zich voordoet,” begreep Dirk meteen. “Dat kan echter nog wel even duren, Lidy. Zolang hun zoon kritiek ligt, ga ik ze niet lastig vallen om jouw standpunt ten aanzien van de operatie te verdedigen. Dat komt nog wel.”
“Je hebt gelijk. Nou, tot volgende week dan maar. Sterkte met alles,” zei Lidy nog voor ze de verbinding verbrak.
Alex kwam de kamer binnen en keek haar licht verwijtend aan.
“Je kunt het ook niet laten, hè?” merkte hij hoofdschuddend op.
“Bas is al vanaf zijn geboorte mijn patiëntje en hij ligt kritiek. Ik zou mezelf ontzettend harteloos vinden als ik daar niet mee bezig was,” verdedigde Lidy zichzelf. “Hij is net zo oud als Andy, die twee lijken zelfs een beetje op elkaar. Wij zijn ontzettende geluksvogels dat Andy gezond is, want dit had ons net zo goed kunnen treffen. Soms vraag ik me af waar ik dat aan te danken heb.”
“Dat zijn levensvragen waar niemand antwoord op kan geven. Daar moet je ook niet teveel bij stilstaan. Dankbaarheid is goed, maar piekeren over het feit dat het ook anders had kunnen zijn, is nutteloos,” zei Alex verstandig. “Kom schat, we gaan. Probeer deze week nu eens alle beslommeringen van je af te zetten.”
“Ik zal mijn best doen,” beloofde Lidy met een blik op zijn bezorgde gezicht. Hij maakte zich echt ongerust over haar welzijn, besefte ze. Snel sloeg ze haar armen om zijn nek en innig kuste ze zijn welgevormde mond. “Ik verheug me op een week met zijn tweeën,” fluisterde ze in zijn oor.
Veel meer kans om nog iets tegen hem te zeggen kreeg ze niet, want met een onwaarschijnlijk kabaal vielen Steffie en Andy de kamer binnen, gevolgd door een luid blaffende Basil. Andy droeg kater Tom in zijn armen. Het dier protesteerde heftig tegen deze behandeling, maar Andy klemde hem stevig tegen zich aan.
“Hij wil jullie gedag zeggen,” verklaarde hij.
“Volgens mij wil hij liever zijn vrijheid,” dacht Alex. Hij streelde het dier over zijn kop en overreedde Andy hem neer te zetten. In een mum van tijd vloog hij de kamer uit.
“Nou heb jij hem nog niet gedag gezegd, mam,” jammerde Andy.
“Als jij maar niet wegrent voordat ik je kan zoenen.” Lidy lachte om de trek van afschuw die op zijn gezicht verscheen. Zoenen was niet iets voor achtjarige jongens, maar op dat moment trok ze zich daar weinig van aan. Ze trok Andy naar zich toe en gaf hem een stevige knuffel, daarna was Steffie aan de beurt. “Ik vertrouw erop dat jullie heel lief zijn voor tante Rosy en Sjaan en dat jullie hen overal mee helpen,” zei ze dringend.
“Natuurlijk.” Twee onschuldige snoetjes werden naar haar opgeheven. Lidy maakte zich echter geen enkele illusie. Waarschijnlijk waren haar kinderen deze belofte al vergeten voordat ze goed en wel haar hielen had gelicht, maar Rosy kon die twee wel aan, dat wist ze. De tante van Alex was stapelgek op Steffie en Andy en ze kreeg alles van hen gedaan. Ze regeerde met strakke, maar liefdevolle hand en de kinderen gingen niet snel tegen haar in. Ze konden dan ook met een gerust hart vertrekken.
Nagezwaaid door Steffie, Andy, Rosy, Sjaan en haar man Karel vertrokken ze dan uiteindelijk, ruim een half uur later dan gepland. Lidy zakte behaaglijk weg in de zachte kussens van Alex’ comfortabele wagen. Wat haar betrof, was de vakantie nu meteen begonnen. Het was heerlijk om zo maar te zitten en een beetje te mijmeren, zonder dat er stapels werk op haar lagen te wachten, al moest ze wel moeite doen om niet te denken aan alles wat achter haar lag, maar zich te concentreren op wat haar te wachten stond. Alex had zoveel moeite voor haar gedaan, het minste wat ze terug kon doen was genieten, realiseerde ze zich. Ach, het kon erger.
Na anderhalf uur rijden arriveerden ze in het dorpje aan het meer waar hun vakantiehuisje zich moest bevinden. Dankzij het navigatiesysteem reed Alex er in één keer naar toe.
“Dat is in het verleden wel eens anders geweest,” lachte hij. “Ik ben vroeger heel wat verdwaald. Dit is de uitvinding van de eeuw.”
“Nee hoor, dat is de afwasmachine,” lachte Lidy met hem mee.
“Alsof jij vaak af moet wassen.” Hij nam een scherpe bocht naar rechts en meteen hadden ze een prachtig uitzicht over een niet al te groot meer. Rechts daarvan, aan een smalle doorvaart, zagen ze enkele schattig uitziende huisjes. De zon die nog steeds uitbundig scheen, maakte het plaatje compleet.
“O, wat mooi,” riep Lidy spontaan uit. “Welke is voor ons?”
“De derde,” wees Alex. Hij parkeerde de auto in de daarvoor bestemde plek en stapte uit. Op de foto’s had het er al schitterend uitgezien, maar de werkelijkheid overtrof zijn verwachtingen. De huisjes waren donkerbruin gebeitst, met een witte veranda ervoor. Ieder huisje had een eigen aanlegsteiger waar een sloep bij lag. Het water glinsterde in de zon en kabbelde zachtjes tegen de kanten aan. Vanuit een voorbij varende boot werd gezwaaid en automatisch stak ook Alex zijn hand op.
Dit oord zag eruit als een waar paradijs. Als Lidy hier niet opknapte, lukte het nergens. Hij had dan ook goede hoop dat ze als herboren terug zou keren na deze week. De weg liep achter het huisje langs, maar daar kwam niet zoveel verkeer langs dat ze er last van hadden, zag hij in de gauwigheid. Vanuit de ramen hadden ze er wel zicht op, maar als het hinderlijk was, konden ze de gordijnen aan die kant dicht laten.
Het huisje was open, ze konden zo naar binnen. Op de kleine eettafel lag een briefje met het telefoonnummer van de eigenaar en het verzoek hem te bellen zodra ze aan waren gekomen.
“Dat hoef je in de stad niet te doen,” merkte Lidy op. “Dan is je huisje in no time leeggeroofd. O Alex, wat is het hier heerlijk! Ik kan nu al huilen als ik bedenk dat ik hier over een week weer weg moet.”
Alex schudde zijn hoofd, al keek hij geamuseerd. “Jij bent ook wel een vrouw van uitersten. Drie dagen geleden had je nog duizend en één bezwaren!”
“Maar toen had ik dit nog niet gezien. Kijk nou eens, alles is even mooi. En dit huisje is werkelijk schattig. Piepklein, maar zo leuk! Ik ben er op slag verliefd op.”
“Vergeet niet dat ik er ook nog ben, hè,” zei hij met een glimlach. Lidy zag er nu al beter uit dan in weken het geval was geweest, constateerde hij. Er lagen blosjes op de wangen die de laatste tijd zo bleek waren geweest en haar ogen straalden.
Neuriënd begon ze de koffers uit te pakken terwijl Alex de eigenaar belde. Het was slechts een kort gesprek. De man heette hen welkom in Friesland en verklaarde dat ze bij vertrek de sleutel weer op tafel achter konden laten.
“Even een belletje om te melden dat u weggaat, dan weet ik genoeg,” verklaarde hij.
“Het heerlijke, ongecompliceerde leven op het platteland,” grijnsde Alex.
Ze pakten alles uit, maakten het brede bed op en zetten koffie, die ze op het kleine, beschutte terrasje opdronken. Daarna stapten ze opnieuw in de wagen om boodschappen te gaan doen. Het duurde een tijdje voordat ze een supermarkt hadden gevonden, maar Lidy verveelde zich geen moment. Het uitzicht was adembenemend en de dorpjes die ze passeerden zagen er nostalgisch uit. Alex vermeed bewust de stad. Onderweg spotten ze een restaurant dat er zo uitnodigend uitzag, dat ze ter plekke besloten daar die avond te gaan eten. Wat ze daar voorgeschoteld kregen bleek nog lekkerder te zijn dan de verwachting die bij de buitenkant al gewekt was.
“Hier komen we deze week beslist nog een keer terug,” besloot Alex nadat hij afgerekend had. De rekening die hij had betaald was belachelijk laag voor hun stadse begrippen en hij gaf de vrolijke serveerster dan ook een flinke fooi. “Als alles zo meezit deze week, kan de vakantie niet meer stuk,” zei hij opgewekt.
Het schattige huisje bleek echter toch een aantal gebreken te hebben, ontdekte Lidy even later. Een aantal lampen deden het niet, er ontbrak nogal wat van het serviesgoed en één stoel op het terras was zo krakkemikkig, dat ze er voor geen prijs op durfde te gaan zitten. Om ongelukken te voorkomen, schoof ze de bewuste stoel zo ver mogelijk weg. Die paar kleine ongemakken deerden hen echter niet. Genietend van een kop verse koffie zaten ze nog lang op het terrasje met uitzicht over het water. Een dikke, wollen trui zorgde ervoor dat ze geen last hadden van de snel afkoelende temperatuur. Muggen waren er nog niet veel, al deden de horren voor alle ramen en de vlekken op de lichte muren vermoeden dat die zomers in grote getale aanwezig waren. Drie vliegenmeppers behoorden standaard tot het interieur, dat zei al genoeg.
“Volgens mij ben ik in die paar uur al helemaal bijgekomen,” zei Lidy tevreden. “Wat een ontzettend goed idee van jou, Alex.”
Hij knikte haar warm toe en zijn hand zocht de hare. Dromerig kroop Lidy tegen hem aan. En dan te bedenken dat dit pas hun eerste dag was! Ze had nu al het gevoel dat ze al heel lang van huis weg was, dat leek allemaal zo ver weg. Dit werd een week puur genieten, dat kon niet anders.
De dag erna, hun eerste hele vakantiedag, begon stralend. Nadat ze heerlijk hadden uitgeslapen, ontbeten Alex en Lidy op het terras, waar het uit de wind en in de zon goed toeven was. Af en toe kwam er een bootje langs, waarbij er van beide kanten gezwaaid werd. Het ontbijt smaakte uitstekend. Veel beter dan thuis zelfs, dacht Lidy stiekem bij zichzelf. Daarna nam ze een uitgebreide douche terwijl Alex het zeil van hun sloep afhaalde, zodat ze direct weg konden varen als Lidy klaar was. Hij had vroeger zelf een klein sloepje gehad, dus veel geheimen had deze boot niet voor hem, hij wist precies wat hij moest doen.
Aangekleed en licht opgemaakt kwam Lidy de piepkleine doucheruimte uit. Ze huiverde.
“Het water is niet echt warm. Op een gegeven moment had ik de koude kraam helemaal uit.”
“Dat merkte ik vanochtend ook, ja,” knikte Alex. “Dit schattige huisje vertoont rare gebreken. Het voordeel is dat je er wel lekker van opfrist.”
“Ik ben ook niet van plan om te klagen,” nam Lidy zich voor.
Ze zette een grote pot koffie, die ze vervolgens overschonk in de thermoskan die ze van huis mee hadden genomen. In een grote tas stopte ze bekers, suiker, poedermelk, broodjes en een pak koeken.
“Klaar voor de strijd,” lachte ze. “Heb je de vaarroutes?”
“Ja, maar ik kom er niet helemaal uit wijs,” bekende Alex. Hij bekeek fronsend de kaarten die gisteren bij aankomst naast de sleutel op de eettafel hadden gelegen. “Volgens mij heeft die eigenaar ze zelf getekend. Jammer dat ons navigatiesysteem niet geschikt is voor op het water.”
“Ach, helemaal verdwalen zullen we niet,” meende Lidy schouderophalend. “Er moet tenslotte een beetje avontuur overblijven. Dat vuurrode huis wat daar staat, kunnen we aanhouden als herkenningspunt zodra we weer op dit meer zijn. Dat kan niet missen.”
Alex keek haar glimlachend aan. “Fijn dat je weer zo optimistisch bent. De laatste tijd schortte het daar nog wel eens aan bij je. Volgens mij komt de oude, vertrouwde Lidy alweer om de hoek kijken.”
“Mooi, dan kunnen we terug naar huis,” plaagde Lidy hem.
“Van mijn leven niet. Ik ga geen minuut vroeger weg dan strikt noodzakelijk is. Kom je? Het water wacht op ons.”
“Ik kom eraan, ik pak toch nog even een sjaal,” zei Lidy. “Tenslotte is het nog vroeg in het voorjaar, het kan best koud worden op het water.”
“Watje,” riep Alex haar nog lachend na voordat ze in het slaapkamertje verdween.
Daar rommelde ze tussen hun kleren. Waar had ze die sjaal nou gelaten? Ze wist zeker dat ze hem gisteren uit de koffer had gehaald. O, daar, hij was tussen haar truien in beland. Vreemd. Lidy griste de felgekleurde sjaal van de plank en wilde de slaapkamer weer haastig verlaten. Daarbij wierp ze een blik uit het raam boven hun bed, dat uitkeek op de weg. In de verte kwam een lichtgroene wagen aanrijden die haar aandacht trok. Slingerde die wagen nou zo of verbeeldde ze dat zich? Als in trance bleef ze staan kijken, alsof ze voorvoelde wat er ging gebeuren. Op het moment dat de auto van de weg raakte en tegen een dikke boom tot stilstand kwam, sloeg ze geschrokken haar hand voor haar mond. De arts in haar kwam onmiddellijk boven en haastig rende ze het huisje door naar buiten.
“Er is een ongeluk gebeurd!” riep ze tegen Alex. Hij had de klap ook gehoord en was vanuit de sloep op de kant gesprongen, nu rende hij achter haar aan. Uit het huisje naast hen kwamen aarzelend twee oudere mensen naar buiten, de andere huisjes op het terrein stonden leeg.
“Kunnen we iets doen?” vroeg de man van het stel aarzelend.
“Bel een ambulance,” gebood Lidy hem in het voorbij gaan. De klap was zo hard geweest, het kon bijna niet anders of er moesten gewonden zijn, als het niet erger was. Met alles wat in haar was, hoopte ze dat dat niet het geval zou zijn. Het was zo’n mooie, vredige dag geweest tot aan die onverwachte klap.
Voorin zaten twee mensen, een man en een vrouw. Allebei bewusteloos, constateerde Lidy na een snelle blik. Haar aandacht werd getrokken door een kind met een spierwit snoetje op de achterbank. Haar ogen stonden hol in het angstige gezichtje. Vanuit een wond op haar voorhoofd sijpelde bloed.
“Mama?” jammerde ze zachtjes. Lidy schatte haar op een jaar of zes, zeven.
“Het komt goed, schatje,” sprak ze op zachte, sussende toon. “Jullie zijn tegen een boom aan gereden. Ik ben dokter en ik ben hier om je te helpen. Heb je ergens pijn?”
“Ik wil mijn mama,” kreunde het meisje nogmaals.
“Mama moet op haar stoel blijven zitten, anders krijgt ze pijn,” legde Lidy haar uit. Een snelle blik naar Alex, die in de hals van de moeder voelde en haar geruststellend toeknikte, deed haar opgelucht ademen. De vrouw leefde in ieder geval nog. De man ook, gebaarde Alex haar nadat hij dezelfde handeling bij hem had verricht. Voor die twee mensen kon ze op dat moment niets doen, dus richtte ze haar aandacht op het kind.
“Kun je me vertellen hoe je heet?” vroeg ze.
“Stella,” snikte het meisje. “Mijn hoofd doet pijn. En mijn been.”
Haar rechterbeentje zat bekneld tussen de achterbank en de stoel van de moeder. Lidy vreesde dat het gebroken was, maar ook daar kon ze op dat moment niets aan doen. Eerst moest de moeder uit de wagen worden gehaald door het ambulancepersoneel, dan kon de stoel naar voren worden geschoven. Iets wat uiterst voorzichtig moest gebeuren onder deze omstandigheden.
Met spullen uit een haastig door het andere echtpaar aangereikte EHBO trommel maakte ze de wond op het voorhoofd van Stella schoon, omdat ze wilde voorkomen dat het meisje in paniek zou raken vanwege het vele bloed. Hier waren een paar hechtingen nodig, constateerde ze vakkundig. Een gaasje met daar overheen een rolletje verband stelpte het bloeden voor nu even, maar was slechts een tijdelijke oplossing. Ondertussen praatte ze kalmerend tegen het meisje, dat gelukkig iets rustiger werd. In de verte weerklonk de sirene van de ambulance. Even later stonden er twee broeders voor haar. Kort legde Lidy uit wat er gebeurd was en hoe de situatie was.
“We transporteren eerst de ouders,” besloot een broeder. “Kunt u even bij het kind blijven, dokter?”
“Natuurlijk,” antwoordde Lidy als vanzelfsprekend.
Er werd om assistentie en een tweede ambulance gevraagd voordat de broeders met de vader van het gezin aan de slag gingen. Hij was er het slechtst aan toe, omdat de auto aan zijn kant tegen de boom was geknald. Even later arriveerde de tweede ambulance en de broeders daarvan bekommerden zich om de vrouw. Lidy legde rustig en in begrijpelijke taal aan Stella uit wat er allemaal gebeurde.
“Kijk, nu wordt mama uit de auto gehaald, zie je wel? Ze brengen haar naar het ziekenhuis en dan gaat de dokter haar verzorgen.”
“Maakt hij haar weer beter?” vroeg Stella angstig.
“De dokter is heel knap,” ontweek Lidy handig een rechtstreeks antwoord.
Er stonden inmiddels talloze mensen om de auto heen waarvan Lidy zich afvroeg waar die zo snel vandaan gekomen waren. De kreten van afgrijzen waren niet van de lucht.
“Die is vast dood,” hoorde ze iemand roepen.
Zo snel mogelijk praatte ze er overheen, in de hoop dat Stella die opmerking niet had gehoord.
“Straks ga jij ook naar het ziekenhuis, net als mama en papa. Dan gaat de dokter jou ook beter maken. Ik denk dat je gips om je beentje krijgt. Weet je dat je zelf een kleur uit mag kiezen? Welke kleur vind je het mooiste?”
“Rood,” antwoordde Stella beslist.
“Dat hebben ze vast wel.”
Onvermoeibaar bleef Lidy tegen het kind aanpraten, tot ze een seintje van één van de ambulancebroeders kreeg. Vader en moeder waren onderweg naar het ziekenhuis, nu was het de beurt aan Stella. Lidy had al die tijd op haar knieën naast de auto op de grond gezeten, met Stella’s handen in die van haar. Het kostte haar moeite om overeind te komen. Haar benen protesteerden hevig en haar knieën voelden aan alsof ze van stopverf waren gemaakt. Gelukkig voor haar snelde Alex toe om haar te helpen.
“Nee, niet weggaan!” schreeuwde Stella ineens. Totaal in paniek klemde ze zich aan Lidy vast.
“Deze meneer gaat je helpen,” probeerde Lidy haar uit te leggen, maar ze werd overstemd door het gebrul van het kind. Het kostte haar heel wat moeite om haar weer wat rustiger te krijgen, maar de angst week niet van het gezichtje. Ondertussen had één van de broeders de voorstoel verschoven, waardoor Stella niet meer klem zat. Het beentje was inderdaad gebroken, dat zag Lidy meteen, maar gelukkig was het geen open breuk. Stella uit de wagen krijgen was echter een hele klus. Ze weigerde simpelweg de hand van Lidy los te laten, wat iedereen ook zei.
“Laat maar,” zei Lidy op een gegeven moment dan ook. “Als ik hier aan de zijkant ga staan, kunnen jullie haar eruit tillen terwijl ze me vasthoudt.”
“Ooit zal ze toch los moeten laten,” merkte een broeder op.
“Nee!” gilde Stella meteen weer. “Blijf bij me! Niet weggaan!”
Lidy trok een grimas naar Alex.
“Je hoort het. Ik ga met haar mee naar het ziekenhuis en blijf bij haar tot haar vader of haar moeder aanspreekbaar zijn.”
“Je hebt weinig keus,” begreep Alex gelaten. “Ik kom zo achter je aan,” beloofde hij.
Hoofdschuddend keek hij de ambulance met daarin zijn vrouw na. Daar ging hun eerste vakantiedag. Enfin, voor dat gezin was het stukken erger dan voor hen, troostte hij zichzelf in gedachten.
Lidy zag vanuit het raam van de ambulance hoe Alex terugliep om het zeil weer over de sloep heen te trekken. Ze kon zich er niet eens druk om maken, Stella eiste al haar aandacht op. Liefdevol wendde ze zich tot het kleine meisje, de gedachte aan een dag varen was meteen uit haar hoofd verdwenen.
Op de spoedeisende hulp van het plaatselijke ziekenhuis werd de hoofdwond van Stella gehecht en na het maken van röntgenfoto’s werd er een mooi, rood gipsverband om haar been gelegd. Al die tijd week Lidy niet van haar zijde. Daar kreeg ze trouwens de kans niet voor, want Stella bleef haar hand in een ijzeren greep vasthouden. Lidy’s vingers waren inmiddels bijna gevoelloos, zo lang en zo stevig werden die al vastgehouden. Zelfs bij het maken van de foto’s weigerde Stella resoluut los te laten, hoewel iedereen op haar inpraatte.
“Geef me maar een loodschort,” zei Lidy op een gegeven moment. Zonder bescherming mocht ze er namelijk niet bij blijven.
Alex was ook meteen naar het ziekenhuis toe gekomen, maar inmiddels was hij weer terug naar hun huisje, na Lidy bedongen te hebben dat ze moest bellen zodra ze hier klaar was. In dat geval zou hij haar onmiddellijk komen halen, nu kon hij echter niets doen hier.
Nou, dat kon nog wel eens een weekje gaan duren, dacht Lidy met galgenhumor bij zichzelf. Ze zat aan Stella vastgeplakt als een sticker op een vel papier. Nergens mee los te weken.
Ze deed het echter met liefde. Haar hart werd overspoeld door medelijden met dit bange kind, dat zoiets traumatisch moest doorstaan zonder haar vader of moeder bij haar. De vader was overgebracht naar de operatiekamer, waar hij geholpen werd aan een gecompliceerde armbreuk, de moeder was nog steeds bewusteloos. Zij had een fikse hersenschudding opgelopen door de klap. Lidy kon voor haar gevoel dan ook niets anders doen dan bij Stella blijven, al hoopte ze stiekem dat het kind door alle spanningen snel in slaap zou vallen en ze zo bevrijd zou worden van deze lieve last. Al haar spieren begonnen te protesteren bij de krampachtige houdingen waarin ze steeds moest zitten of staan terwijl de artsen en verpleegkundigen met Stella bezig waren. Dit was toch wel heel iets anders dan rustig met een bootje over het meer varen!
Het duurde uren voordat Stella eindelijk in een ziekenhuisbed belandde en ze iets te eten en te drinken kregen.
“Wanneer komt mama nou?” vroeg ze opnieuw.
“Mama slaapt,” antwoordde Lidy. Ze had het gevoel of ze deze woorden al honderd keer had gezegd. “En papa is bij de dokter. Hij krijgt ook gips, net als jij, maar dan aan zijn arm. Denk je dat papa ook rood gips kiest?”
Stella schudde haar hoofdje. “Blauw,” zei ze beslist.
“Is dat papa’s lievelingskleur?”
“Ja. En mama houdt van roze. Is er ook roze gips?”
“Vast wel, maar mama hoeft geen gips. Moest jij vandaag eigenlijk niet naar school?” probeerde Lidy haar wat af te leiden. “Hoe oud ben jij eigenlijk?”
“Zes.” Stella dacht even diep na en vervolgde: “Ik heb geen school hier.”
“Waarom niet? Zo’n grote meid als jij. Volgens mij ben jij heel knap. Kun je al een beetje lezen en schrijven?”
“Tuurlijk.” Ze knikte vol overtuiging. “Maandag ga ik naar school. Niet deze maandag, de volgende. Een nieuwe school, hier in Friesland. Deze maandag gaan we kennismaken. Maar dat kan nu niet, hè?” Er verscheen een bezorgde trek op haar gezicht. “Zal de juffrouw boos zijn omdat we niet komen?”
“Dat begrijpt ze vast wel. Waarom ga je naar een nieuwe school?” vroeg Lidy verder. Ze hoopte wat informatie los te kunnen peuteren uit dit kind, want er was nog geen enkele aanwijzing gevonden over mensen die gebeld moesten worden over dit ongeluk. De ouders waren beiden nog niet aanspreekbaar. De kans was niet denkbeeldig dat er ergens mensen heel ongerust zaten te wachten op dit gezin.
“Mijn oude school is toch heel ver weg nu,” zei Stella alsof dat vanzelfsprekend was. Ze kroop nog iets dichter naar Lidy toe en die sloeg haar vrije arm om de smalle schoudertjes heen, al moest ze daarvoor weer in een zeer ongemakkelijke houding gaan zitten.
“Jullie zijn dus verhuisd,” begreep Lidy. “Weet je waar je eerst woonde?”
“In Engeland. Papa ging nu hier werken omdat opa dood is,” verklaarde Stella.
“Woonde opa ook hier? En is er nog andere familie?” vroeg Lidy voorzichtig.
Stella schokte met haar schouders. “Nee, want dan hoefde papa niet hierheen te komen. Er is niemand anders, dat zei hij tegen mama. Mama wilde eigenlijk niet hierheen.”
Er begon enige lijn in te komen voor Lidy. Dit gezin had dus, waarschijnlijk een aantal jaar, in Engeland gewoond en ze waren nu teruggekeerd vanwege het overlijden van Stella’s opa, van vaderskant. Andere familieleden waren er niet en na zo’n lange afwezigheid was de kans klein dat er hier vrienden van dit gezin woonden. Ze waren dus volledig op zichzelf aangewezen onder deze omstandigheden. Wat een drama.
“Hoelang zijn jullie al hier?” vroeg ze nu.
“Eh… We hebben één nachtje in het grote huis van opa geslapen,” vertelde Stella.
Gisteren aangekomen dus. Wat een manier om je nieuwe leven te beginnen! Lidy’s hart stroomde vol medelijden met dit zwaar getroffen gezin. Gezien Stella’s verklaring dat ze hier een nieuwe school had, was het blijkbaar de bedoeling dat ze hier bleven wonen. Papa moest hier werken omdat opa dood was, had Stella gezegd. Die informatie combinerend kwam Lidy tot de conclusie dat Stella’s vader waarschijnlijk het werk overnam van haar opa. Een familiebedrijf wellicht.
“Hoe is je achternaam?” vroeg ze nu. Deze vraag was Stella die dag al eerder gesteld, maar ze was zo in de war geweest, dat ze daar nog geen antwoord op had kunnen geven. Deze keer lukte het wel.
“Hoogstra. Papa heet Peter en mama heet Marianne,” vertelde ze nu uit zichzelf.
“Je bent een knappe meid,” prees Lidy haar.
Ze belde om de verpleging om deze informatie door te geven. De politie moest dit, in verband met het onderzoek, zo snel mogelijk weten.
“Hoogstra?” De verpleegster fronste haar wenkbrauwen. “Die naam ken ik. De oude meneer Hoogstra is twee weken geleden overleden en in stilte begraven. Hij schijnt één zoon te hebben, dat was zijn enige familie. Goh, dat zijn deze mensen dus? Dan is die zoon zeker teruggekomen om het familiebedrijf voort te zetten. Die zeilmakerij is al meer dan honderd jaar in de familie. De oude man had zich er al bij neergelegd dat hij de laatste in lijn was. Zijn zoon woonde in het buitenland, zei hij. Dan wordt die man zijn laatste wens toch nog vervuld, jammer dat hij dat niet meer geweten heeft. Hij had totaal geen contact met zijn zoon.”
“Je bent goed op de hoogte,” merkte Lidy op.
“Ik heb meneer Hoogstra zelf verpleegd hier, dan komen vertrouwelijke gesprekken vaak vanzelf op gang. Hij had een notaris, een oude vriend van hem, die alles regelde en die ook de begrafenis heeft verzorgd. Zijn zoon mocht niet weten dat hij ziek was, zei hij, want hij had geen behoefte aan een grote, ongemeende verzoening aan zijn sterfbed.”
“Wat een eenzaamheid zit daar achter.”
“Ik zal meteen de politie inlichten,” beloofde de verpleegster. “Volgens mij is er verder niemand die gewaarschuwd moet worden, maar dat zoeken zij verder wel uit.”
“Dan is er dus ook niemand om dit gezin hulp te bieden,” begreep Lidy. Haar hersens begonnen al koortsachtig te werken om te bedenken of zij iets voor hen kon doen.
Het gesprekje met de verpleegster had haar even afgeleid van Stella. Nu ze zich weer tot het meisje wendde, zag ze dat ze in slaap was gevallen. Eindelijk. Uiterst voorzichtig en met de nodige moeite maakte Lidy haar hand los uit die van Stella. Haar vingers begonnen meteen te tintelen. Zo zacht mogelijk sloop ze de ziekenkamer uit, op zoek naar informatie over de gezondheidstoestand van Peter en Marianne Hoogstra. Ondertussen hoopte ze dat Stella niet wakker zou worden, want het kind zou waarschijnlijk direct weer in paniek raken als ze merkte dat zij niet meer naast haar zat. Ze waarschuwde een verpleegster die haar beloofde het in de gaten te houden.
Gelukkig bleek het met zowel Peter als Marianne nog mee te vallen. De eerste had een armbreuk en een aantal kneuzingen en snijwonden. Hij had de operatie goed doorstaan, maar was nog niet helemaal bij uit de narcose. De tweede was inmiddels bijgekomen, maar daarna in slaap gevallen. Behalve de hersenschudding had ze geen verder letsel opgelopen. Ze was erg verward geweest, maar wel aanspreekbaar, vertelde de arts van de betreffende afdeling aan Lidy, nadat ze zich aan hem had voorgesteld.
“Ze hoeven hier niet lang te blijven, maar gezien de omstandigheden lijkt het me wel beter om ze nog even hier te houden,” zei hij. “Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat er thuishulp geregeld is, zodra ze het ziekenhuis mogen verlaten. Heeft u ook de adresgegevens voor me?”
“Dat niet, maar het zal geen moeite kosten om daar achter te komen. In zo’n kleine gemeenschap kent iedereen elkaar.”
De arts bedankt Lidy voor haar inspanningen en toog weer aan het werk. Lidy overtuigde zich ervan dat Stella nog sliep en besloot toen eerst Alex te bellen. Het was inmiddels al kwart voor drie, zag ze tot haar verbazing op een klok in de gang. Kwart voor drie! Dat was toch veel later dan ze verwacht had. Het was zo’n vreemde, onwerkelijke dag geweest dat ze alle besef voor tijd was kwijtgeraakt.
“Waar blijf je nou?” was Alex’ eerste, ongeduldige reactie zodra hij haar stem hoorde. “Ik probeer je al uren te bellen.”
“Mijn mobiel staat uit. Ik ben overigens nog maar net bevrijd uit Stella’s hand.” Lidy vertelde hem tot in detail wat er allemaal aan de hand was met dit gezin. “Stella slaapt nu,” eindigde ze haar verhaal.
“Mooi, dan kom ik je halen,” zei Alex.
“Ik kan nog niet weg, Alex. Het zou voor haar zeer traumatiserend zijn als ze wakker wordt en ik zomaar ben verdwenen. Ik moet wachten tot haar vader of haar moeder voldoende bij kennis zijn om mijn plek aan haar bed over te nemen.”
“Wat een onzin,” viel Alex uit. “We zijn op vakantie, Lidy! Je bent niet aan het werk! De dokters en verpleegsters in dat ziekenhuis zijn prima in staat om Stella op te vangen.”
Lidy zuchtte diep. “Je begrijpt toch wel dat ik haar niet in de steek kan laten?” vroeg ze zacht.
Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn.
“Ja,” gaf Alex toen onwillig toe. “Jou kennende weet ik dat je niet anders kunt, maar ik baal hier wel verschrikkelijk van, Lidy. Enfin, onze eerste dag is nu toch al weg, of je nu meteen naar het huisje toekomt of niet. Bel je meteen als je klaar bent?”
“Natuurlijk. Dank je wel,” zei Lidy deemoedig.
Alex begon te lachen. “Alsof ik keus heb. Dit is de laatste keer dat ik met een arts ben getrouwd,” dreigde hij.
“Dat is je geraden ook,” lachte Lidy met hem mee.
Met een glimlach verbrak ze de verbinding, daarna nam ze haar plek aan Stella’s bed weer in.
Alex mopperde wel vaker als ze zich, naar zijn idee, te veel bekommerde om andere mensen. Aan de andere kant was deze karaktertrek van haar juist de reden waarom hij van haar was gaan houden, had hij haar eens toevertrouwd.
Na ruim een uur opende Stella haar ogen. Ze zag bleek en keek verwilderd om zich heen.
“Mama?”
“Ik ben bij je, liefje. Mama slaapt nog,” haastte Lidy zich haar gerust te stellen. “Je hebt een ongeluk gehad, weet je nog?”
“Mijn buik doet pijn,” klaagde Stella. Ze kroop tegen Lidy aan en begon zachtjes te huilen.
“Waar precies?” wilde Lidy weten.
Snel bevoelde ze de plek die Stella aanwees. Het buikje was opgezet, voelde ze geschrokken. Ze bedacht zich geen moment en belde om hulp. Dit leek verdacht veel op een inwendige bloeding, waarschijnlijk van de milt. Snel ingrijpen was nu noodzakelijk, wist ze.
Stella werd met bed en al naar een behandelkamer gereden, waar bloed bij haar werd afgenomen en waar een echo van de buik werd gemaakt.
“Bloeding in de milt,” verklaarde de dienstdoende arts kort. “Hoe hebben we dit over het hoofd kunnen zien?”
“Het is slechts een lichte bloeding,” zei Lidy, kijkend naar het scherm.
“Maar één die makkelijk kan ontaarden in iets ernstigs. Als het kapsel van de milt scheurt, hebben we een groot probleem. Maak onmiddellijk een operatiekamer in orde,” gebood hij een verpleegster.
“Gaat de dokter in me snijden?” vroeg Stella angstig.
“Net als bij papa,” antwoordde Lidy gemaakt opgewekt. “Dan hebben jullie elkaar heel wat te vertellen, liefje. Misschien wordt mama zelfs wel jaloers omdat zij niet geopereerd hoeft te worden.” Ze vond het zelf een belachelijke opmerking, maar het leek wel te helpen. Er verscheen een klein glimlachje op Stella’s gezicht bij deze woorden.
“Blijf je wel bij me?” vroeg ze toen weer schuw.
Lidy wisselde een snelle blik met de arts, die knikte.
“De hele tijd,” beloofde ze. “De dokter laat je nu slapen en als je straks wakker wordt, zit ik naast je.”
Gerustgesteld liet Stella zich weer in haar kussen zakken. Ze vertrouwde Lidy instinctief, zolang zij bij haar was, was alles goed. Lidy kon het dan ook onmogelijk over haar hart verkrijgen om haar belofte aan dit kind niet na te komen, ook al zou Stella er niets van merken als ze tijdens de operatie niet aanwezig was. Gedurende de hele ingreep zat ze aan Stella’s hoofdeinde, al die tijd haar handje vasthoudend. Ondertussen volgde ze geïnteresseerd de verrichtingen van de chirurg.
Het kapsel was gelukkig nog intact, de bloeding was alleen in de milt. De chirurg plaatste een net om het orgaan en trok dat zo strak mogelijk aan, zodat de bloeding gestelpt werd. Verwijdering van de milt werd alleen gedaan als het niet anders kon, wist Lidy. Zeker bij kinderen was het heel belangrijk om dit orgaan te behouden, omdat de milt een grote rol speelt bij de afweer. Verwijdering ervan zou zorgen voor een verhoogde kans op infecties. Gelukkig waren ze er op tijd bij en was de bloeding goed te stoppen op deze manier.
Arme Stella, dacht ze medelijdend terwijl ze naar haar bleke gezichtje keek. Enfin, in ieder geval zat er nu tenminste iets mee, dit had makkelijk heel veel slechter af kunnen lopen. Dat maakte haar verpeste vakantiedag in ieder geval weer goed.
Pas laat in de avond haalde Alex Lidy op bij het ziekenhuis. Stella had de operatie goed doorstaan en sliep nu en haar vader was in een rolstoel naar haar toe gereden, zodat hij zijn dochter kon zien. Haar moeder was nog steeds in diepe slaap, iets wat alleen maar goed voor haar was. Lidy rammelde van de honger, toch prikte ze lusteloos in het brood met gebakken ei wat Alex zorgzaam voor haar klaar had gemaakt. Ze was simpelweg te moe om te eten. Deze dag had een behoorlijke impact op haar gehad. Het enige voordeel was dat ze haar gepieker over Bas van zich af had kunnen zetten, dacht ze wrang bij zichzelf. Ze leefde erg mee met het gezin Hoogstra.
“Je hebt gedaan wat je kon, laat het verder rusten,” adviseerde Alex haar.
“Maar ze zitten in zo’n moeilijke positie. Stel je voor dat je vanuit een ander land verhuisd en direct een ongeluk krijgt. Ze kennen hier bijna niemand, behalve een paar ouderen die hier destijds al woonden voordat Peter naar Engeland vertrok. Behalve die persoonlijke ellende zitten ze ook nog met de zaak. Die is sinds de ziekte van Peters vader gesloten, maar zou komende maandag weer open gaan. De klanten rekenen daarop. Nu dat niet lukt, gaan ze naar een ander en gaat dat bedrijf straks ook nog eens failliet. Een bedrijf wat al honderd jaar in de familie is en waarvoor Peter, tegen de zin van zijn vrouw, teruggekomen is. De ellende is niet te overzien voor die mensen,” zei Lidy somber.
“Dat is inderdaad allemaal erg vervelend, maar het zijn jouw zaken niet,” zei Alex ongeduldig. “Je kunt moeilijk die zaak voor ze openhouden, al weet ik dat je dat onmiddellijk zou doen als je die vakkennis bezat. Jij hebt voor hen gedaan wat in jouw vermogen ligt. Met piekeren over hun situatie los je niets voor ze op. Denk nu eens één keer in je leven aan jezelf en aan mij, Lidy. We zijn hier omdat jij overspannen dreigde te worden. Jouw gezin heeft er recht op dat je uitgerust terugkomt.”
Lidy keek in zijn bezorgde ogen en knikte naar hem. Alex had wel gelijk met zijn beweringen. Er was niets meer wat ze voor het gezin Hoogstra kon doen, dus ze kon haar aandacht beter bij haar man houden.
“Morgen gaan we in ieder geval varen,” beloofde ze hem. Ze geeuwde. “Maar nu ga ik naar bed, ik ben echt doodop.”
Veilig in Alex’ armen sliep ze al snel in, om de volgende ochtend een gat in de dag te slapen. Pas tegen twaalven werd ze wakker. Ze schrok toen ze zag hoe laat het was. Op deze manier kwam er maar heel weinig van hun vakantie terecht, vreesde ze. Laat opstaan had Lidy altijd al zonde van haar dag gevonden.
Het zonnetje scheen uitnodigend. Alex had al ontbeten en terwijl Lidy snel een paar boterhammen klaarmaakte, bracht hij de boot vast in orde.
“Gaan jullie varen?” vroeg een klein meisje dat vrolijk langs huppelde.
“Ja,” antwoordde Lidy. “Ben jij hier ook op vakantie?”
“Ik woon daar.” Het meisje wees naar een groot, wit geschilderd huis aan de overkant. In het huis was ook een watersportbedrijf gevestigd, waar diverse soorten boten te huur waren. “Samen met mama en papa en Jelle en Tjerk.”
“Je broertjes,” begreep Lidy al kauwend op haar boterham. “Een mooie plek om te wonen, hoor.”
“Maar er zijn weinig kinderen hier. Hebben jullie geen kinderen bij je?” Het meisje keek om zich heen alsof ze verwachtte dat er iemand moment een paar speelkameraadjes voor haar tevoorschijn konden springen. “Soms speel ik met de kinderen van mensen die hier op vakantie zijn.”
“Die zijn nu allemaal op school. Jij toch ook?”
“Straks weer. Nu ga ik mijn boterham eten. Dag!” Ze zwaaide en rende snel naar de overkant, waar een jonge vrouw net naar buiten kwam en over de weg uitkeek. Haar moeder, begreep Lidy. Ze stak haar hand uit naar de vrouw en die zwaaide vrolijk terug.
“Ik hoop dat Afke u niet lastigviel?” riep ze.
“Nee hoor, we hebben een praatje gemaakt,” stelde Lidy haar gerust. “Het is een leuk kind.”
“Ja, alleen jammer dat ze zo verlegen is,” lachte haar moeder. “Veel plezier vandaag.”
“We kunnen weg,” kondigde Alex aan. “Wat denk je ervan, Lidy? Het ruime sop wacht op ons.”
“Even het ziekenhuis bellen om te vragen hoe het met Stella is, daarna ben ik helemaal de jouwe,” antwoordde Lidy. Snel toetste ze het nummer van het ziekenhuis is. Nadat ze uitgelegd had wie ze was, werd ze direct doorverbonden met de arts van Stella.
“Ik hoopte al dat u zou bellen,” begroette de man haar. “In alle consternatie zijn we gisteren vergeten uw nummer te vragen. Stella vraagt de hele ochtend al naar u.”
“Zijn er problemen?” vroeg Lidy bezorgd.
“Dat niet direct, al heeft ze natuurlijk pijn en voelt ze zich ziek van de operatie. Ze weigert echter te eten zonder dat u erbij bent. Uw aanwezigheid gisteren heeft diepe indruk op haar gemaakt, ze beschouwt u als haar reddende engel. Terecht natuurlijk,” liet hij er lachend op volgen.
“Ik kom eraan,” beloofde Lidy.
Alex keerde zich met een ruk om bij het horen van die woorden. Lidy keek hem schuldbewust aan.
“Ze wil niet eten omdat ik er niet ben,” verklaarde ze kleintjes.
Alex zuchtte. “Oké, ik begrijp het. We gaan erheen, maar je blijft niet langer dan een half uur en daarna gaan we varen,” stelde hij een ultimatum.
“Beloofd. Dank je wel, Alex.”
“Die woorden heb ik vaker gehoord sinds we hier zijn,” zei hij ironisch. “Laten we maar meteen gaan.”
Het gezicht van Stella klaarde op bij het zien van Lidy.
“Je bent er!” riep ze opgetogen uit.
“Ik heb gehoord dat jij niet wilt eten,” zei Lidy gemaakt streng. “Dat is niet goed, hoor. Je moet eten om beter te worden. Straks mogen mama en papa weer naar huis en dan moet jij hier nog blijven omdat je niet sterk wilt worden.”
“Ik miste je,” verklaarde Stella ernstig terwijl ze zich tegen Lidy aanvlijde. “Nu wil ik wel eten.”
Tranen van ontroering sprongen in Lidy’s ogen. Ze zag dat zelfs Alex een brok in zijn keel had bij deze openhartige verklaring van het kleine, zieke meisje. Ze zag er dan ook deerniswekkend uit in het grote ziekenhuisbed. Omdat ze rust nodig had, lag ze op een kamer apart, dus ze had ook geen afleiding van andere kinderen.
“Er liggen momenteel ook geen kinderen van Stella’s leeftijd hier,” vertelde een verpleegster nadat Lidy haar had gevraagd wanneer Stella naar zaal mocht. “Ook daarom vond de dokter het beter om haar apart te leggen. Er zijn op dit moment een paar baby’s opgenomen, verder liggen er alleen kinderen van tien of ouder. Stella valt daar net buiten.”
Lidy en Alex deden een spelletje met haar en legden haar uit dat ze niet de hele dag bij haar konden blijven.
“Maar morgen komen we weer,” zei Lidy met een steelse blik op Alex. Tot haar geruststelling knikte hij.
“Dat is inderdaad het minste wat we kunnen doen,” zei hij later, na het afscheid, op de gang.
“Vind je het goed dat ik nog even langs haar ouders loop?” vroeg Lidy.
“Ik had niet anders verwacht,” zei Alex droog.
Peter Hoogstra zat rechtop in zijn bed. Hij staarde met een lege blik voor zich uit, maar zijn gezicht klaarde op toen Lidy en Alex binnen kwamen.
“U moet de kinderarts zijn die zich om Stella heeft bekommerd,” begreep hij. Hij stak zijn goede hand naar haar uit. “Ik ben u ontzettend dankbaar voor alles wat u gedaan heeft, voor mijn meisje.”
“Het was niets,” wimpelde Lidy die lof af. “Hoe gaat het nu met u?”
“Ach, naar omstandigheden…” Hij schudde zijn hoofd. “Zeg alsjeblieft gewoon je en jij tegen me. Ik heet Peter.”
“Ik ben Lidy, dit is mijn man Alex. Het zit jullie niet mee, hè?”
“Het had erger af kunnen lopen, daar probeer ik me aan vast te houden, maar makkelijk is het zeker niet,” gaf Peter toe. “We hebben ons bestaan in Engeland op stel en sprong afgebroken toen ik het bericht ontving dat mijn vader overleden was. Gisteren zijn we aangekomen en in het huis van mijn vader getrokken. De bedoeling was dat de zaak volgende weer heropend werd, maar dat ga ik nooit redden.” Somber keek hij naar het gips om zijn arm. “Enfin, als mijn vrouw en dochter er maar weer bovenop komen, dat is in ieder geval het belangrijkste.”
“Stella maakt het prima, we komen net bij haar vandaan,” stelde Lidy hem gerust. “En over je vrouw hoor ik alleen goede berichten, dus maak je daar maar geen zorgen over. Is er nog iets wat we voor jullie kunnen doen?”
“Jullie hebben al zoveel gedaan. Er is nog één dingetje,” zei Peter aarzelend. “We hebben helemaal geen spullen van onszelf hier.” Hij wees naar het operatiehemd wat hij nog steeds droeg. Een oncomfortabel, papieren omhulsel. “Zouden jullie wat spullen kunnen halen bij ons thuis? Het is vlakbij de accommodatie waar jullie verblijven, heb ik begrepen. Je hoeft er niet veel moeite voor te doen, hoor. De koffers staan nog ingepakt,” voegde hij er snel aan toe.
“Geef de sleutel maar,” zei Alex meteen. Lidy keek hem dankbaar aan. Na alles wat er al gebeurd was, had ze niet meteen ja durven antwoorden op Peters vraag. Ze kon zich levendig voorstellen dat Alex er een beetje genoeg van begon te krijgen en eindelijk eens aan hun welverdiende vakantie wilde beginnen. Gelukkig was hij niet zo egoïstisch om dat te zeggen en was hij tot helpen bereid. Eigenlijk had ze niet anders van hem verwacht, dacht Lidy met een mengeling van trots en genegenheid bij zichzelf.
Na het adres genoteerd te hebben reed Alex terug naar het dorp om het gevraagde te gaan halen en ging Lidy op bezoek bij Marianne. Ze lag plat op haar rug in bed, met haar ogen gesloten. Ze sliep echter niet, want ze keek direct op toen ze hoorde dat haar kamerdeur geopend werd. Door de dichte gordijnen was het schemerdonker in de kamer, wat expres werd gedaan.
“Stella’s grote idool,” glimlachte ze nadat Lidy zich had voorgesteld. “Dank je wel. Ik heb Stella vanochtend heel even mogen zien en ze had haar mond vol over je. Ik was bijna jaloers.”
“Als jullie straks weer thuis zijn, is ze me zo vergeten,” lachte Lidy.
“Ik zal je nooit vergeten,” zei Marianne ernstig. Ze greep Lidy’s handen en drukte die geëmotioneerd. “Het is geweldig wat je voor Stella, en dus ook voor ons, hebt gedaan.”
“Het was een kleine moeite, iedereen zou hetzelfde gedaan hebben,” zei Lidy enigszins verlegen.
“Daar ben ik niet zo zeker van…”
Het werd slechts een kort bezoekje, want Marianne moest zoveel mogelijk rusten. In de grote hal wachtte Lidy tot Alex terugkwam met de spullen van de familie Hoogstra. De maandag was inmiddels al ruim gevorderd, toch hoopte ze dat ze nog wat konden gaan varen. Als er ooit een moment was waarop ze behoefte had aan wat rust, was het nu wel.
Gelukkig liet Alex niet lang op zich wachten. Hij leverde twee koffers af bij Peter, daarna gingen ze terug naar het dorp.
Haastig vulde Lidy een tas met wat eten en drinken voor ze, eindelijk, in de boot konden stappen. De zon scheen nog steeds, al was het nu iets kouder dan die ochtend omdat er meer wind stond. Aan de horizon verschenen enkele kleine, witte wolkjes, maar die waren te ver weg om de zon te laten verdwijnen. Alex startte de motor en met een rustig gangetje voeren ze het grote meer op. Lidy sloot haar ogen en hief haar gezicht uitnodigend naar de zon terwijl ze heerlijk onderuit zakte op de best wel comfortabele bank. Eindelijk!
“Dit is pas echt vakantie,” zei Alex genietend. Hij stuurde de boot, met behulp van de provisorische kaarten uit het vakantiehuisje, in de richting van een dorp. Ze wilden allebei het liefst door de dorpjes varen in plaats van over een meer. Omdat het nog vroeg in het jaar was en geen schoolvakantie, was het erg rustig op het water. De meeste mensen waren nu gewoon aan het werk en dat beviel Alex en Lidy uitstekend. Nu hoefden ze tenminste niet voortdurend op ander vaarverkeer te letten en konden ze met volle teugen van de mooie omgeving genieten. Lidy voelde zich helemaal tot rust komen. Het waren een paar hectische dagen geweest sinds ze hier aangekomen waren, maar gelukkig lag dat nu achter hen en kwamen ze eindelijk toe aan elkaar. Toch kon ze niet verhinderen dat haar gedachten steeds weer naar Stella gingen. Een dergelijke verhuizing was al enorm ingrijpend voor een kind van die leeftijd, waardoor het ongeluk een dubbele impact op haar had. Een ziekenhuisverblijf werd voor kinderen meestal zo prettig mogelijk gemaakt door liefhebbende familieleden en vrienden die op bezoek kwamen en cadeautjes meebrachten. Stella had niemand. Zelfs haar eigen ouders konden niet eens normaal op bezoek komen, al zag ze hen natuurlijk wel. Lidy nam zich voor om iets leuks te kopen voor het kind. Iets om te knuffelen en iets wat afleiding bood tijdens de lange, stille dagen in het ziekenhuis. Een leuk spelletje of zo en wat lekkers natuurlijk… Ze was zeker geen voorstander van snoep, maar af en toe mocht er best een uitzondering gemaakt worden. Als ze het aan de verpleging gaf, zorgden die er wel voor dat Stella niet alles in één keer opat.
“Hé, denk eens aan mij in plaats van aan Stella,” zei Alex met een glimlach opzij. Terwijl hij met één hand het roer vasthield, sloeg hij zijn andere arm om Lidy heen.
“Je hebt me door,” gaf ze toe.
“Kijk nou eens om je heen,” zei hij bestraffend. “Het is hier werkelijk schitterend. Geniet daarvan in plaats van te piekeren. Door aan Stella te denken, help je haar niet.”
“Mijn verstand is het helemaal met je eens.” Lidy lachte. “Dit was toch wel een goed idee van jou, zo’n weekje er tussenuit met zijn tweeën. Had je nog plannen voor de rest van de dag?”
“Echt wel.” Hij knipoogde veelbetekenend. “Eerst varen we nog een tijdje, daarna gaan we ergens uitgebreid uit eten en vanavond steken we de open haard in het huisje aan. Ik heb gisteren, toen jij in het ziekenhuis zat, allemaal zalige dingen en een goede fles wijn gekocht.”
“Dat klinkt als een geweldig plan.” Tevreden schoof Lidy iets dichter naar hem toe. Na de enerverende tijd die achter hen lag, met niet in het minst de afgelopen twee dagen, was het heerlijk om even alle tijd voor elkaar te hebben. In het dagelijks leven, met beiden een drukke baan en twee kinderen thuis, schoot dat er nog wel eens bij in. Gelukkig hielden ze zoveel van elkaar, dat dit niet echt een belemmering voor hun huwelijk vormde, toch moesten ze oppassen dat ze elkaar niet als vanzelfsprekend zouden gaan beschouwen. Ze moesten moeite voor elkaar blijven doen om hun relatie niet te laten versloffen. Daarom waren dit soort uitstapjes ook zo belangrijk. Het hoefde niet per se een hele week, zoals nu het geval was, een enkel dagje was ook goed. Hoewel ze echt genoot van dit boottochtje, kon Lidy bijna niet wachten tot het avond was en ze zich met zijn tweeën terug konden trekken in hun poppenhuisje. Het was lang, veel te lang, geleden sinds ze intiem waren geweest en ze verlangde er echt naar.
“Het gaat betrekken,” zei Alex op dat moment. Met een bezorgd gezicht keek hij omhoog naar de lucht, waar in een mum van tijd donkere wolken samenpakten. “Het lijkt me beter dat we teruggaan.”
Lidy pakte de kaart en bestudeerde hem. “Als je hier links aanhoudt, komen we vanzelf weer terug op het meer waar ons huisje aan ligt,” wees ze. “Kijk maar.”
Alex monsterde de kaart en kon niet anders dan haar gelijk geven. Zo op de kaart te zien was die route ook korter dan dezelfde weg terugvaren. De eerste regenspetters begonnen al te vallen, dus hij wilde zo snel mogelijk terug zijn. Gelukkig voor hen bleef het bij enkele druppels en werd het weer droog, maar de lucht bleef er dreigend uitzien. Lidy rilde in haar dunne jasje. Het werd ineens koud. Alex gaf wat meer gas, zodat ze met meer snelheid voeren. Zoals de kaart aangaf hield hij links aan, het duurde echter nog een hele tijd voordat ze het bewuste meer naderden. Hij begon zich net zorgen te maken of ze wel goed zaten, toen het voor hen opdoemde. Hij herademde. Gelukkig. Er was inmiddels geen boot meer te bekennen en het werd steeds donkerder. Hoewel hij eigenlijk het liefst zo dicht mogelijk bij de kant wilde blijven varen, was het een stuk korter om rechtstreeks over te steken. Met opnieuw een blik op de lucht, besloot hij tot het laatste. Hij wilde zo kort mogelijk op het water blijven onder deze omstandigheden.
Plotseling stak er een hevige wind op. Het kleine bootje deinde heen en weer op de hoge golven en regelmatig sloeg er een plens water over hen heen.
“Dit gaat niet goed!” schreeuwde Lidy boven het natuurgeweld uit. “Kun je niet terug?”
“Dat duurt langer dan gewoon rechtdoor varen,” riep Alex terug. “We moeten hier doorheen, er is geen andere optie. Houd je goed vast, schat.”
Angstig pakte Lidy de zijkant van de boot vast. Ze was niet snel bang op het water, maar dit zag er bijzonder dreigend uit. In hun zeilboot werkte harde wind soms in hun voordeel, bij deze sloep juist niet. Ze moesten tegen de wind in, met een motortje wat slechts tien pk bevatte. Bijna onbegonnen werk, maar zoals Alex gezegd had, hadden ze geen andere keus. Ze bevonden zich op het midden van het meer, zonder uitwijkmogelijkheid. Ze konden alleen maar hopen dat het kleine bootje niet om zou slaan.
Het werd een spannend half uurtje. Lidy dacht regelmatig dat hun laatste uur geslagen had. Bij iedere nieuwe, hoge golf voelde ze haar maag omhoog komen en ze waren drijfnat. Ondertussen was er ook een flinke bui losgebarsten. Het ontbrak er nog maar aan dat het ging onweren, dacht ze somber bij zichzelf. Dan waren ze helemaal verloren.
Gelukkig bleef dat hen bespaard. IJskoud en doornat arriveerden ze dan toch aan het einde van het meer. Het rode huisje, het herkenningspunt, doemde voor hen op. Lidy was nog nooit eerder zo opgelucht geweest om een huis te zien. Met moeite meerde Alex aan bij hun aanlegsteiger. Ze waren hier weliswaar uit de harde wind, maar de golven waren op dit stukje nog hoger dan midden op het meer.
“Gelukkig, jullie zijn er.” De jonge vrouw die Lidy eerder had gezien, de moeder van Afke, stormde uit haar witte huis. “Ik was zo bang dat er iets gebeurd was.”
“Het had maar weinig gescheeld,” zei Alex grimmig. “We zaten midden op het meer toen het ineens heel heftig werd.”
“Kom gauw binnen, bij de kachel,” bedong ze. “Dan maak ik iets warms te drinken voor jullie.”
Hoewel deze vrouw een wildvreemde voor hen was, dachten Alex en Lidy er niet aan om deze hartelijke uitnodiging af te slaan. Rillend liepen ze achter haar aan naar binnen. De grote, gezellige kamer met de brandende houtkachel leek een paradijs na het zwarte meer waar ze vanaf kwamen.
“O, wat is het hier heerlijk!” riep Lidy dan ook vanuit de grond van haar hart. “Er waren zat momenten waarop ik dacht dat we nooit meer van dat meer af zouden komen.”
“Zulke buien zijn heel verraderlijk,” wist hun buurvrouw. “Ik ben trouwens Aleida. Ga lekker zitten. Allebei koffie?”
“Graag!” antwoordden Alex en Lidy tegelijkertijd.
Dicht tegen elkaar aan kropen ze voor de kachel, kouwelijk hun handen uitstekend naar het warme vuur.
“Wat een avontuur,” zei Lidy zacht. “Ik ben zo bang geweest.”
“Daar heb ik anders weinig van gemerkt. Je hebt je kranig gehouden,” zei Alex.
Ze lachte even. “Je had er weinig aan gehad als ik ook nog in paniek geraakt was, maar het scheelde maar heel weinig. Ik moest steeds aan de kinderen denken. Stel je voor dat het fout af was gelopen en ze het bericht hadden gekregen dat…” Ze stokte en rilde. Deze keer was het niet van de kou.
“Niet aan denken,” zei Alex terwijl hij beschermend zijn armen om haar heen sloeg. “We zijn er nog.”
“Ja, onkruid vergaat niet,” probeerde Lidy luchtig te zeggen. De doorstane angst was echter nog steeds van haar gezicht af te lezen.
“Koffie. Hier, drink het warm op,” adviseerde Aleida. “Afke vertelde al dat jullie gingen varen en ik werd steeds ongeruster toen ik jullie niet terug zag komen. Ik hoopte dat jullie ergens aan wal waren gegaan om de bui af te wachten.”
“Zo verstandig waren we helaas niet,” zei Alex met een scheef lachje. Hij klemde zijn handen om de hete beker, die weldadig aanvoelde. “Het noodweer overviel ons echt. Toen het een beetje begon te regenen zijn we teruggegaan, maar midden op het meer ging het ineens fout. Dan kun je echt geen kant meer op.”
Afke kwam de kamer binnen. Ze sprong enthousiast op toen ze hun gasten ontwaarde.
“Willen jullie een spelletje met me doen?” was het eerste wat ze vroeg.
“Laat hen nou even met rust, Afke,” vermaande haar moeder haar. “Ze is een echt gezelligheidskind,” vervolgde ze tegen Lidy en Alex. “Niemand komt hier binnen zonder kennis te maken met haar spelletjesdoos. We wonen hier heerlijk, maar voor een klein kind is het best afgelegen. Al haar schoolvriendinnetjes wonen of midden in het dorp, of aan de andere kant. Hier in de buurt heeft ze niemand.”
“Ze heeft wel twee broertjes, toch?” vroeg Lidy.
Aleida knikte. “Jelle en Tjerk. Die zijn vijftien en dertien, dus niet echt happig om met hun zesjarige zusje te spelen. Ze is een nakomertje, ons cadeautje.” Teder streek ze over Afkes blonde haartjes. “We gaan straks een spelletje spelen,” beloofde ze haar.
“We zullen jullie niet langer ophouden,” zei Alex terwijl hij opstond. Hij zette zijn inmiddels lege beker op de salontafel. “Ontzettend bedankt voor je warme onthaal. Dat hadden we echt even nodig na die hachelijke uren.”
“Graag gedaan. Als ik nog iets kan doen, moet je het maar zeggen,” zei Aleida hartelijk.
Met de armen stevig om elkaar heen geslagen liepen Alex en Lidy naar hun eigen kleine huisje aan de overkant. Lidy rilde nog steeds. De verschrikkingen van de boottocht die zo mooi was begonnen, zou ze niet snel meer vergeten. Zelden eerder in haar leven was ze zo bang geweest. De gedachte dat ze Steffie en Andy wellicht nooit terug zou zien, had haar hart doen samenknijpen. Ineens miste ze haar kinderen. Diep in haar hart zou ze nu het liefste meteen in de auto stappen en naar huis rijden. Tot nu toe had hun vakantie in ieder geval niet gebracht wat ze ervan gehoopt hadden.
“Het is wel een vakantie met hindernissen,” zei Alex op hetzelfde moment, alsof hij haar gedachten kon lezen. “Laten we hopen dat ons in de resterende dagen niet zulke verrassingen te wachten staan.”
Laten we hopen dat de rest van de vakantie snel omgaat, dacht Lidy. Ze bracht die gedachten echter niet onder woorden. Alex had zoveel moeite voor haar gedaan, ze kon het niet maken om nu te zeggen dat ze er helemaal geen zin meer in had.
In tegenstelling tot de nacht ervoor, sliep Lidy die nacht erg slecht. Iedere keer als ze bijna in slaap viel, zag ze het inktzwarte water weer op zich af komen en had ze het gevoel dat ze dreigde te stikken. Snakkend naar adem schoot ze dan weer overeind, meteen weer klaarwakker. Op een gegeven moment stapte ze het bed maar uit en maakte ze een kop thee voor zichzelf klaar. Ze nam net de eerste slok toen Alex met verwarde haren de kamer inkwam.
“Waarom lig je niet in bed?”
“Slapen lukt me niet. Ik zie steeds dat water weer voor me,” zei Lidy naar waarheid. “Blijkbaar heeft het nog meer indruk op me gemaakt dan ik dacht. Nu, achteraf, vind ik het nog veel enger dan het in werkelijkheid was. Bij de gedachte aan wat er had kunnen gebeuren, breekt het zweet me uit.”
“Het spijt me.” Hij ging naast haar zitten en pakte haar hand vast.
“Het is jouw schuld niet.”
“Deze vakantie was mijn idee.”
“Een geweldig idee,” verzekerde Lidy hem niet helemaal naar waarheid. Ze zou er een lief ding voor over hebben om nu gewoon lekker thuis te zijn, bij Steffie en Andy.
“Maar tot rust komen doe je zo niet echt. Deze vakantie was bedoeld om jou eens helemaal bij te laten komen, zodat je daarna weer met hernieuwde energie aan het werk kon gaan. Ik vrees zo langzamerhand dat het tegenovergestelde eerder het geval is,” zei Alex somber. “Als het zo doorgaat, kan ik je straks naar een rusthuis voor overspannen vrouwen brengen.”
“Bewaar me!” Plotseling gierde Lidy het uit. “Ik zie me daar al zitten. Waarschijnlijk onderzoek ik dan alle kinderen die op bezoek komen bij hun doorgedraaide moeders. Ik kan nu eenmaal niet zonder mijn werk. Samen met mijn gezin is dat het belangrijkste in mijn leven. En het is pas dinsdagochtend heel vroeg. We hebben nog vier hele dagen te gaan voordat we zaterdag weer naar huis moeten. Wedden dat we die vier dagen alleen maar gaan genieten?”
“Daar durf ik niet meer op te hopen,” meende Alex echter, al glinsterden er pretlichtjes in zijn ogen.
“Laten we maar weer proberen te slapen,” merkte Lidy verstandig op. Ze rekte zich uit en geeuwde. Het korte gesprekje met Alex had haar afgeleid, ze had goede hoop dat ze nu wel de slaap kon vatten.
Helaas voor haar lukte dat niet. Terwijl ze aan Alex’ regelmatige ademhaling hoorde dat hij allang weer in Morpheus’ armen lag, lag zij nog klaarwakker voor zich uit te staren. Ze durfde amper haar ogen dicht te doen, omdat dan steeds de beelden van die middag weer op haar netvlies verschenen. Het zwarte, koude water leek haar wel naar zich toe te willen trekken.
Om haar gedachten van het water af te leiden, dacht ze toch weer aan Stella. Ze wilde het meisje en haar ouders zo graag helpen, alleen wist ze niet hoe. Ze hoopte maar dat het gezin weer thuis was als de vakantie van haar en Alex straks was afgelopen, anders kregen ze helemaal geen bezoek in het ziekenhuis en dat leek haar vreselijk. Kon ze maar wat mensen mobiliseren om het gezin Hoogstra bij te staan, al was het maar door dagelijks even langs te gaan.
Ineens kreeg Lidy een grandioos idee. Stella en Afke waren ongeveer even oud. Afke had geen vriendinnetjes aan deze kant van het dorp, had Aleida gezegd. Stella kwam wel hier in de buurt te wonen. De oude zeilmakerij lag slechts honderd meter verderop. De meisjes kwamen bij elkaar op school te zitten, waarschijnlijk zelfs bij elkaar in de klas. Die twee werden vast dikke vriendinnen, een proces wat zij kon versnellen door Afke morgen mee te nemen naar het ziekenhuis, als ze bij Stella op bezoek ging. Lidy kreeg het er warm van. Het lag zo voor de hand, waarom had ze daar niet eerder aan gedacht? Het zou voor Stella fantastisch zijn om een vriendinnetje te hebben die haar wegwijs kon maken in haar nieuwe woonplaats en Afke had behoefte aan kinderen in de buurt. Beter kon het niet.
De volgende ochtend, tijdens een uitgebreid ontbijt, besprak ze haar plannetje direct met Alex.
“Volgens mij is het de bedoeling dat je ’s nachts slaapt,” zei hij bestraffend.
“Ik heb geslapen,” verdedigde Lidy zich, al verzweeg ze het feit dat ze pas tegen de ochtend in een onrustige slaap was gevallen. Moe was ze in ieder geval niet, hoe vreemd dat haar zelf ook voorkwam op dit moment. Ze leek zelfs wel geladen met nieuwe energie. Eigenlijk voelde ze zich beter dan in lange tijd het geval was geweest, ondanks alle heftige gebeurtenissen. Of misschien juist dankzij die gebeurtenissen, bedacht ze opeens. Voor hetzelfde geld had ze nu op de bodem van het meer kunnen liggen, daarbij vergeleken stelde een lichte overspannenheid niets voor. Ze had spierpijn van het zich krampachtig vasthouden aan de rand van de boot, maar daar was ze alleen maar blij mee. Die spierpijn bewees immers dat ze leefde!
Na het ontbijt bracht ze meteen haar plannetje ten uitvoer door naar Aleida te lopen om haar te vragen of Afke die middag mee mocht naar het bezoekuur in het ziekenhuis. Die stemde onmiddellijk toe nadat ze het hele verhaal aandachtig had aangehoord.
“Het zou een uitkomst zijn als die twee vriendinnen worden,” was ze het met Lidy eens. “Hoogstra, zei je? Ik heb de oude Hoogstra goed gekend. Het bedrijf zit hier vlakbij en als buren zijnde heb je altijd met elkaar te maken, al was hij erg op zichzelf. Dus zijn zoon is dus terug uit het buitenland om het bedrijf over te nemen? Daar zullen een heleboel mensen erg blij mee zijn. Het bedrijf heeft een goede naam.”
“Het zal anders nog wel een tijdje duren voor Peter echt aan de slag kan,” meende Lidy. “Hij heeft, behalve de nodige kneuzingen en snijwonden, een gecompliceerde armbreuk opgelopen bij dat ongeluk. Hij is er direct aan geopereerd, maar voorlopig is hij nog wel uit de roulatie. Ik heb geen idee hoe het maken van zeilen in zijn werk gaat, maar ik kan me niet voorstellen dat hij dat op korte termijn kan doen.”
“Hmmm, dat kan nog wel eens problemen geven, ja,” zei Aleida nadenkend. “Als klanten eenmaal weg zijn, krijg je ze niet gauw meer terug, dus voor dat gezin is het zaak dat alles zo snel mogelijk opgepakt wordt. Misschien weet ik daar wel een oplossing voor.”
Lidy keek verrast op. “Werkelijk? Wat dan?”
“Mijn schoonvader heeft ook jarenlang een zeilmakerij gehad. Hij heeft zijn zaak tien jaar geleden verkocht om een zeiltocht over de wereldzeeën te maken. Inmiddels is hij terug en hij verveelt zich te pletter. Ondanks zijn zeventig jaar staat hij nog volop in het leven en zijn handen jeuken om aan de slag te gaan, het liefst natuurlijk in zijn oude beroep. Misschien kan hij de zaak een tijdje draaiende houden tot Peter daar zelf toe in staat is.”
“Dat zou helemaal fantastisch zijn!” riep Lidy uit. Ze sprong overeind en kuste Aleida spontaan op haar wangen. “Wat een geweldig idee!”
“Ho, ho, misschien wil hij niet eens,” temperde Aleida haar enthousiasme.
“Als ik jou zo hoor, zal dat wel meevallen,” meende Lidy echter optimistisch. “Ik weet zeker dat het allemaal goed komt. Dat is het fijne aan zo’n kleine woongemeenschap. Iedereen staat voor elkaar klaar.”
Nu schoot Aleida echt in de lach. “Dat valt wel tegen, hoor. Er wonen hier verschillende mensen die nog te beroerd zijn om voor een zieke een paar boodschappen mee te nemen, ook al moeten ze zelf toch naar de supermarkt. Maar goed, dat soort mensen heb je overal. Ik denk dat ik zelf vanmiddag ook meega naar het ziekenhuis. Even kennis maken met mijn nieuwe buren, want zo mag ik ze toch best wel noemen. Er zullen wel meer gebieden zijn waarop ze hulp nodig hebben.”
“Je bent een geweldig mens,” prees Lidy haar.
Aleida maakte wuifde het complimentje meteen weg. “Kijk naar jezelf, Lidy!”
Het weer hield zich rustig die dinsdag, toch durfden zowel Lidy als Alex niet in het sloepje te stappen, al verzekerde Aleida hen dat het droog zou blijven.
“Toch maar niet,” zei Lidy met een blik op het bootje. De rillingen van afschuw liepen alweer over haar rug. “Het is heus niet zo dat ik de rest van mijn leven het water niet meer op durf, maar vandaag hoeft het voor mij niet.”
“We gaan een autotochtje maken,” was Alex het met haar eens. “Een paar plaatsen van de Elfstedentocht aandoen, dat lijkt me wel wat. Hindeloopen, Stavoren, Sloten, leuke stadjes genoeg. We kunnen ook nog even naar Sneek gaan om te winkelen, er schijnt daar een leuk centrum te zijn.”
“Dan kunnen we iets leuks kopen voor Stella,” bedacht Lidy.
Ze trok een linnen broek en een luchtige blouse aan, met daar overheen slechts een dun jasje. De temperatuur was prima en de sterke wind was een heel eind afgenomen. Zou het dan vandaag eindelijk eens lukken om te genieten? Het zou warempel tijd worden!
Met een rustig gangetje reden ze door het Friese landschap, steeds opnieuw het uitzicht bewonderend. Lidy leefde zich helemaal uit in een klein bakkerszaakje, die vooral plaatselijke specialiteiten verkocht. Ze sloeg suikerbrood, krabbekoeken en Friese dumpkes in alsof er thuis een voedseltekort heerste. Voor Stella kochten ze twee boeken waarin op iedere pagina een puzzel verwerkt was, plus een schattige knuffelbeer en een memoryspel.
“Dan heeft ze iets om met Afke samen te spelen,” bedacht Lidy. “Ik hoop echt dat het klikt tussen die twee meisjes. Ze kunnen allebei heel goed een vriendin gebruiken.”
“En ik kan heel goed koffie gebruiken,” bromde Alex. Hij pakte haar elleboog en voerde haar mee naar een klein restaurantje met uitzicht op het water. Op het terras zaten ze heerlijk beschut tegen de wind en ze zagen heel wat schitterende boten voorbij varen.
“Wat heerlijk hier,” genoot Lidy. Ze nam kleine slokjes van haar koffie, alsof ze dit moment zo lang mogelijk wilde rekken. “Ik kan uren naar die jachten kijken. De ene is nog mooier dan de andere.”
“Dan doen we dat toch?” zei Alex onbekommerd. “We hebben vakantie. Alles mag, niets moet. Al wil je hier de hele dag blijven zitten.”
“Nou, de hele dag is een beetje overdreven, maar een uurtje houd ik het hier nog wel vol,” lachte ze.
“Dan gebruiken we hier meteen de lunch,” besloot Alex.
Die smaakte al net zo voortreffelijk als de koffie. Het uurtje waar Lidy over gesproken had, liep uit tot ruim twee uur. Ze hadden het veel te veel naar hun zin om al snel weer weg te gaan. Winkelen konden ze altijd nog, vond Lidy.
“Realiseer jij je dat dit voor het eerst deze vakantie is dat we een paar uur lang niets bijzonders hebben meegemaakt?” lachte ze op weg naar de auto. Ze had haar arm gezellig door die van hem gestoken.
“We mogen wel oppassen, anders gaan we daar nog aan wennen,” grijnsde Alex. “Ik ben gewoon voortdurend op mijn hoede, al moet ik zeggen dat dit me prima bevalt. Dit is wat ik voor ogen had toen ik deze vakantie boekte. Een mooi landschap, een lekker zonnetje en een vrolijke, uitgeruste vrouw.” Teder zoende hij het puntje van haar neus.
“Ik vermaak me tenminste uitstekend. In de toekomst wil ik hier zeker nog een keer terugkomen.”
“Ondanks ongelukken en stormen op het water?” vroeg hij plagend.
“Ongelukken kunnen overal gebeuren en die storm… Ach, dat was ook stom van ons. Toen het begon te regenen hadden we aan moeten leggen om de bui af te wachten voordat we dat meer overstaken,” meende Lidy nuchter. “Wat dat ongeluk betreft ben ik in ieder geval blij dat we in de buurt waren en iets konden doen.”
“Volgens mij heb jij pas echt vakantie als er patiënten in de buurt zijn,” pestte Alex haar vrolijk. “Je bent pas in je element als je mensen kunt helpen.”
“Waarom ook niet?” zei Lidy eenvoudig. “Wij zijn zelf zo ontzettend bevoorrecht. Daar sta je niet dagelijks bij stil, maar als ik denk aan kinderen zoals Bas, dringt dat besef wel tot me door. Steffie en Andy zijn kerngezond, daar kun je niet dankbaar genoeg voor zijn. Het minste wat je dan kunt doen is mensen helpen die het minder getroffen hebben, op welk vlak dan ook.”
“Je bent een schat en ik hou ontzettend veel van je,” zei Alex schor.
Voor ze in de auto stapten, trok hij haar stevig tegen zich aan en begon hij haar te zoenen.
“Hoe laat heb je met Aleida afgesproken?” vroeg hij hees.
“Het bezoekuur is van half vier tot half vijf, dus om een uur of drie. Het is nu kwart over één,” zei Lidy, zijn bedoelingen begrijpend.
“Met nog een kwartier rijden naar ons huisje.” Hij keek haar veelbetekenend aan.
“Tijd genoeg dus.” Lidy lachte hardop. Een heldere, vrolijke lach. De lach van een verliefde vrouw.
Die middag waren ze voor het eerst sinds tijden weer intiem. Iets wat ze gemist had, ontdekte Lidy loom. Thuis werden ze nog wel eens gestoord door de kinderen of door de telefoon, als er zich een spoedgeval aandiende. Jammer genoeg hadden ze nu ook niet eindeloos de tijd. Om tien voor drie kwam ze zuchtend overeind om een douche te nemen en zich aan te kleden. Het liefst was ze de rest van de dag en zelfs de avond zo blijven liggen, heerlijk tegen Alex’ warme lijf aan.
“Dit was slechts een voorproefje voor vanavond,” beloofde Alex haar met zijn ogen diep in de hare. Weer liepen er rillingen over Lidy’s rug, maar dit keer niet van angst of afschuw. Integendeel!
“Ik kan bijna niet wachten,” zei ze schor.
Samen met Aleida en Afke betraden ze een half uur later het ziekenhuis. Lidy wist inmiddels feilloos de weg naar Stella’s kamer te vinden.
“Verrassing!” zei ze opgewekt.
Stella keek blij op bij haar binnenkomst en haar ogen begonnen helemaal te schitteren toen ze Afke ontdekte.
“Ik heb iemand meegenomen die heel graag kennis met je wil maken. Dit is Afke, ze zit ook op jouw school en ze woont vlakbij jullie.” Lidy schoof het meisje naar voren.
“Wauw, rood gips,” was het eerst wat Afke vol ontzag zei. “Mag ik het aanraken?”
“Je mag je naam erop schrijven,” zei Stella.
Lachend keken Lidy, Alex en Aleida toe hoe er zich spontaan een vriendschap ontwikkelde. Al snel kletsten de twee meisjes honderduit. Het duurde zelfs even voordat Stella de meegebrachte cadeautjes uit begon te pakken.
“Memory!” De meisjes riepen het tegelijkertijd enthousiast uit.
“Mogen we dat nu spelen, mam?” vroeg Afke verlangend.
Aleida stemde toe. “Dan ga ik vast kennis maken met Marianne,” nam ze zich voor.
Alex ging naar Peter en Lidy bleef bij de meisjes op de kamer om het spel mee te spelen. Afke won glansrijk het eerste spel en Stella het tweede.
“Als jij straks thuis bent, gaan we dit heel vaak spelen,” bedong Afke.
Lidy was blij dat deze actie zo geslaagd was. Het had tenslotte ook zo kunnen zijn dat Afke en Stella elkaar niet leuk zouden vinden, maar daar hoefde ze niet bang voor te zijn. Het leek wel of de twee meisjes al jaren vriendinnen waren. Ze spraken meteen af om naast elkaar te gaan zitten in de klas. Daar hoefde Lidy zich dus geen zorgen meer over te maken, dat kwam wel goed. Het werd zelfs nog beter. Aleida kwam even later met rode wangen terug in Stella’s kamer.
“Dit raad je nooit!” zei ze opgewonden. “Marianne is een oude studievriendin van me, uit de tijd dat ik nog in de Randstad woonde. We zijn elkaar destijds uit het oog verloren en dat heb ik altijd jammer gevonden. Nu komt ze dus vlakbij me wonen!”
Er stroomde een warm gevoel door Lidy’s lichaam heen. Dit pakte allemaal nog veel beter uit dan ze van tevoren had kunnen bedenken. Ze was blij dat ze dit gezin had kunnen helpen, dat maakte haar hele vakantie goed.
Na het uitermate geslaagde bezoekuur besloten Lidy en Alex naar het restaurant te gaan waar ze de eerste dag ook hadden gegeten. De eigenaar begroette hen alsof ze oude bekenden waren en toen hij hun drankjes kwam brengen bleef hij gezellig even een praatje maken.
“Ik ben Alfons,” stelde hij zich voor. “Duurt jullie vakantie nog lang?”
“We zijn precies op de helft,” vertelde Alex. “Nog drie dagen te gaan.”
“Genieten jullie een beetje?”
De ogen van Lidy en Alex vonden elkaar. Ze konden hun lach bijna niet inhouden.
“Op dit moment in ieder geval wel,” zei Alex. “En als het eten net zo lekker smaakt als afgelopen zaterdag, dan kan het alleen nog maar beter worden.”
“Ik ga mijn best voor jullie doen,” beloofde Alfons met een knipoog. “Ik zal de kok opdracht geven er extra aandacht aan te besteden.”
“Leuke man,” zei Lidy nadat hij zich van hun tafel verwijderd had om zich met andere gasten bezig te houden.
“Hé, je bent bezet, vergeet dat niet,” waarschuwde Alex haar.
De sfeer was perfect. Het restaurant was knus, het voorgerecht wat Alfons hun persoonlijk kwam brengen, smaakte voortreffelijk en de wijn die Alex er zorgvuldig bij uitgekozen had was prima. Lidy en Alex keken elkaar verliefd in de ogen, blij met elkaar en met alles wat ze samen opgebouwd hadden.
“Ik voel me net een verliefde puber,” zei Alex op een gegeven moment. Hij hief zijn wijnglas naar Lidy op. “Op ons, liefste.”
“En op de vakantie,” proostte Lidy terwijl ze haar glas even licht tegen het zijne tikte. “Op deze volmaakte dag, want zo mogen we het ondertussen toch wel noemen.”
Op dat moment weerklonk er een enorme knal uit de keuken. Alle gasten veerden geschrokken op. Dikke, zwarte rookwolken begonnen zich vanuit de keuken te verspreiden.
“Brand!” werd er geroepen.
Plotseling brak er een wilde paniek uit onder de aanwezigen. Mensen sprongen overeind en begonnen naar de uitgang te rennen, daarbij aangemoedigd door Alfons. De eigenaar van de zaak rende als een kip zonder kop heen en weer, met angst in zijn ogen.
“Verlaat de zaak, red je leven!” schreeuwde hij.
Met ontzetting zag Lidy de eerste, zich snel verspreidende vlammen verschijnen. Een man gekleed in koksuniform stormde de keuken uit, hij hield zijn rechterarm met zijn linkerarm vast en leed duidelijk pijn.
“Ik heb me verbrand,” kreunde hij.
“Iedereen moet weg, iedereen naar buiten,” riep Alfons opnieuw. Hij had niet eens oog voor zijn kok.
“Blijf rustig!” zei Alex streng tegen hem. Hij pakte hem vast en schudde hem even licht door elkaar. “Help de mensen naar de uitgang.” Tegelijkertijd pakte hij Lidy vast. Ze wilde naar de kok lopen om eerste hulp te verlenen, hij kon haar nog net op tijd tegenhouden. “Niet hier, buiten,” zei hij kortaf.
De vlammen hadden nu het restaurantgedeelte bereikt en grepen daar gretig om zich heen. Lidy voelde de hitte van het alles verterende vuur. Misselijkheid steeg in haar op. Ze wist dat het belangrijk was om niet in paniek te raken, maar in deze omstandigheden was dat bijzonder moeilijk. Haar eerste ingeving was om blindelings weg te rennen, maar gelukkig had ze haar hersens nog voldoende bij elkaar om dat niet te doen. Koortsachtig zochten haar ogen de eetzaal door. Op een oudere man na, die wezenloos naar de vlammen zat te staren, was de zaak inmiddels leeg. Om die man te bereiken moest ze de richting van het vuur uit lopen. Alles in haar kwam daar tegen in opstand, toch deed ze het. Terwijl Alex met ferme hand Alfons en de kok naar buiten bracht, liep zij op de man toe.
“Lidy!” schreeuwde Alex boven het geraas van de vlammen uit.
Ze spaarde haar adem liever dan hem te antwoorden. Ze pakte de man stevig bij zijn arm beet.
“Kom mee,” hijgde ze. “We moeten hier weg.”
“Het brandt,” zei hij toonloos.
Veel medewerking hoefde ze van hem niet te verwachten, begreep Lidy. De man was totaal van slag, hij reageerde als een zombie, maar ze kon hem toch niet achter laten in die meedogenloze vlammenzee? Wild begon ze aan hem te trekken, terwijl het vuur angstig dichtbij kwam. De rook sloeg op haar longen en ademen kostte haar steeds meer moeite.
Ineens dook Alex naast haar op.
“We tillen hem op,” zei hij resoluut. Hij pakte de man onder zijn armen en Lidy pakte zijn voeten vast. Met die zware last probeerden ze zo snel mogelijk de uitgang te bereiken. Het kostte enorm veel inspanning, want de man werkte totaal niet mee. Als een dood gewicht hing hij in hun armen. De kok hield met zijn goede arm de deur open.
“Deze kant op!” riep hij. Door de rookontwikkeling waren ze hun oriëntatievermogen kwijt en de zwarte wolken belemmerden het zicht.
Instinctief liep Alex in de richting van de stem. Eindelijk stonden ze buiten. Hijgend en hoestend legden ze de man op een grasveldje tegenover het restaurant, waar alle gasten zich verzameld hadden. Sommige mensen snelden toe om hulp te bieden, anderen bleven werkeloos staan, niet bij machte om te bewegen. Lidy ademde diep de frisse buitenlucht op. Nooit eerder had ze beseft hoe belangrijk zuurstof voor een mens is, dat was behoorlijk confronterend voor haar.
“Heb je niets?” vroeg Alex bezorgd.
“Ik ben in orde,” stelde ze hem gerust. “Jij?”
“Helemaal oké. O Lidy, ik was zo bang toen jij de richting van de vlammen opliep.” Hij kreunde en sloeg zijn armen stevig om haar heen. “Heel even dacht ik dat je gek geworden was.”
“Ik kon die man toch niet laten verbranden?” zei ze simpel.
Het onheilspellende geluid van sirenes vulde de lucht. Met de armen nog steeds om elkaar heen geslagen keken Alex en Lidy toe hoe de brandweer zijn werk deed. Het vuur had echter zoveel schade aangericht, dat het restaurant niet meer te redden was. Alfons liep handenwringend rond.
“Mijn zaak, mijn levenswerk,” stamelde hij.
Lidy had medelijden met hem, maar zelfs zij kon het niet meer opbrengen om de man te troosten. Dat liet ze over aan de ambulancebroeders die rondliepen om zich over de gewonden te bekommeren. Een aantal mensen kreeg zuurstof toegediend, de kok werd aan zijn verbrande arm behandeld en de man die Alex en Lidy hadden gered, werd in een ambulance geschoven en meegenomen naar het ziekenhuis.
“Goed werk,” zei een brandweerman waarderend tegen hen. “Ik heb van verschillende mensen gehoord wat jullie gedaan hebben. Jullie hebben zijn leven gered.”
“Hij reageerde totaal niet,” zei Lidy nog steeds van slag. “Hij bleef gewoon zitten.”
“Op sommige mensen heeft vuur zo’n uitwerking, die raken simpelweg verlamd van angst. We maken dit vaker mee,” vertelde de brandweerman.
“Mogen wij gaan?” vroeg Alex hem. “Mijn vrouw moet hier weg. Ze zit er helemaal doorheen.”
“Als u mij uw adresgegevens en telefoonnummer geeft, kunt u gaan.” De brandweerman noteerde alles, waarna Alex Lidy met zachte dwang meevoerde naar de auto. Wegrijdend van deze onheilsplek kon ze haar ogen niet van het eens zo mooie gebouw afhouden. De dikke, zwarte rookwolken hingen dreigend in de lucht, de vanmiddag nog mooie, lichte muren waren nu zwartgeblakerd. Er was niets meer over van de lieflijke aanblik die het restaurant tot anderhalf uur geleden had vertoond.
“Een triest einde van een perfecte dag,” zei ze later tegen Alex. Dicht tegen elkaar aan zaten ze in hun poppenhuisje. Omdat er enkele lampen kapot waren, was het schemerig in de kamer, maar dat vonden ze niet erg. Tussen hen in stond een thermoskan koffie, iets waar ze allebei wel behoefte aan hadden nu. De trek in eten was verdwenen. Lidy snoof.
“Ik ruik die brandlucht nog steeds.”
“Dat koude, dunne waterstraaltje van onze douche haalt dat ook niet van ons af,” meende Alex. “Die lucht gaat echt overal inzitten.” Zacht streelde hij haar hand. “Ik ben zo blij dat je niets mankeert, dat kan ik gewoon niet in woorden uitdrukken. Het moment waarop je naar die vlammenzee liep, zal ik nooit meer vergeten.”
“Ik ook niet,” zei Lidy huiverend. “Het was zo ontzettend eng en tegennatuurlijk. Alles in mijn lijf schreeuwde dat ik weg moest, de andere kant op.”
“Gelukkig is het goed afgelopen. Dat is in ieder geval het voordeel van deze vakantie,” zei Alex met alweer iets van zijn vertrouwde gevoel voor humor. “We maken van alles mee, maar het loopt steeds goed af. Wat zullen we morgen eens gaan doen? Met onze auto in het water rijden? Ergens heengaan waar de boel instort? Zeg het maar, ik regel het wel.”
“Ik wil naar huis,” antwoordde Lidy vanuit het niets. Ze was zelf verbaasd over het feit dat deze woorden haar mond verlieten.
“Naar huis?” echode Alex. “Je bedoelt… Echt naar huis?”
Lidy knikte.
“De vakantie is volledig mislukt, hè?” constateerde Alex gelaten.
“Zo zou ik het toch niet willen noemen.”
Hij staarde haar ongelovig aan. “Niet? Lidy, ben je nog wel wakker? We hebben de helft van onze tijd in het ziekenhuis doorgebracht bij een verongelukt gezin, we zijn bijna verdronken in het meer en het restaurant waar we zaten te eten, is afgebrand. In welke context wil jij dit niet mislukt noemen? We gingen op vakantie om jou tot rust te laten komen, in plaats daarvan heb je alleen maar ellende meegemaakt.”
“Maar ik ben niet moe,” zei ze met een klein lachje. “Kijk niet zo verbaasd, Alex, ik meen het. Dat wilde, opgejaagde gevoel waar ik last van had, is helemaal verdwenen. Opgelost in het niets. Als je bekijkt wat we allemaal mee hebben gemaakt, stelt dat ook helemaal niets voor. Een klein ongemakje. Ik ben op dit moment alleen maar blij dat we nog leven, dat we het goed hebben met elkaar en dat we gezond zijn. Ik heb totaal geen reden om moe, kribbig en chagrijnig te zijn, dat realiseer ik me nu heel goed. Trouwens…” Er verscheen een ondeugende glinstering in haar ogen. “Ik ben niet in de wieg gelegd om rust te nemen, dat is aan mij niet besteed. Ik ben het gelukkigste als ik bezig kan zijn en mensen kan helpen.”
“Nou, dan is mijn missie toch geslaagd,” zei Alex droog na haar eerst een tijdje beduusd aangekeken te hebben. “Maar weet je zeker dat je nu naar huis wilt? We hebben nog drie dagen voor ons.”
“Ik mis de kinderen,” zei Lidy simpel. “Dit weekend zijn we allebei nog vrij, dus kunnen we met zijn allen iets leuks gaan doen.”
“Dat lijkt me een prima plan,” zei Alex tevreden terwijl hij haar omhelsde.
“Jammer dat jullie gaan, maar wel begrijpelijk.” Aleida omhelsde hen allebei hartelijk. “Ik wil wel graag jullie adres, dan kan ik jullie op de hoogte houden van de gezondheid van de familie Hoogstra. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat jij niet wilt weten hoe het afloopt,” wendde ze zich tot Lidy.
“Dat had ik je al willen vragen,” bekende die.
“Zie je wel? Ik heb je al aardig leren kennen in die paar dagen. Goede terugreis en kom alsjeblieft nog eens terug.”
“Zeker weten,” beloofde Alex.
Nagezwaaid door Aleida reden ze de smalle, bochtige weg af. Lidy kon het niet nalaten een blik te werpen op de plek waar het ongeluk gebeurd was. Het was pas drie dagen geleden, realiseerde ze zich. Gek, het leek veel langer. Ze had het gevoel alsof ze weken gebivakkeerd had in het schattige poppenhuisje met de vele gebreken. Na een omweg via het ziekenhuis, om afscheid van Peter, Marianne en Stella te nemen, draaiden ze de grote weg op. Lidy keek op haar horloge.
“Bijna elf uur. Dan zijn we zo’n beetje thuis als de kinderen uit school komen,” constateerde ze. “Die zullen niet weten wat ze zien.”
“Ik heb naar huis gebeld,” bekende Alex. “Ten eerste omdat Rosy dan extra boodschappen kan halen, ten tweede omdat ik zeker wilde weten dat ze thuis zijn vanmiddag. Meestal spreken ze op woensdagmiddag met vriendjes af.”
“Maar Rosy hoeft vanavond niet te koken. We gaan met zijn allen ergens pannenkoeken eten,” bedacht Lidy.
Alex trok een vies gezicht. Hij hield niet zo van de platte meelbalen, zoals hij pannenkoeken altijd noemde.
“Je offert je maar een keertje op,” zei Lidy echter meedogenloos. “Wat heb je trouwens liever? Pannenkoeken of eten in een restaurant wat in de fik staat?”
“Oké, jij wint,” gaf Alex toe. “Pannenkoeken. Hmm, lekker.”
Lachend porde Lidy hem in zijn zij. Voorzichtig, om hem niet af te leiden van het verkeer.
De rest van de rit werd grotendeels zwijgend afgelegd. Lidy verlangde naar het moment dat ze weer in haar eigen huis zou zijn en haar kinderen in haar armen kon sluiten. Voor haar gevoel had ze hen weken niet gezien in plaats van slechts luttele dagen. Ook gingen haar gedachten naar Bas. Hoe zou het met hem zijn? Met heel haar hart, hoopte ze dat hij aan de beterende hand was, al was ze zich heel goed bewust van de risico’s die de kleine jongen liep. Hij was er echt slecht aan toe geweest toen zij zaterdag wegging.
Eindelijk doemde hun grote, lichtgeel geschilderde villa voor hen op. Lidy was al uit de wagen nog voordat Alex hem goed en wel had geparkeerd. Vanuit de openslaande deuren naar het terras kwamen Steffie en Andy aanrennen, terwijl Basil vrolijk blaffend om hen heen rende. De tranen schoten in haar ogen bij deze enthousiaste begroeting. Andy hing al om haar nek, Steffie probeerde hem uit alle macht weg te duwen om zo ook een plekje in haar moeders armen te veroveren.
“Rustig aan, er is ruimte genoeg voor jullie allebei,” lachte Lidy door haar tranen heen. Ze knuffelde allebei haar kinderen tot die er genoeg van kregen.
“Kom gauw mee naar binnen, mam. Tante Rosy heeft taart gebakken.” Hardhandig trok Andy haar aan haar arm mee naar binnen. Alex volgde iets rustiger, er lag een zachte blik in zijn ogen bij het zien van dit tafereeltje.
In de grote woonkeuken wachtte de volgende verrassing. Er hingen slingers, er stonden verse bloemen op tafel en tegen de muur hing een groot vel papier met de woorden ‘welkom thuis’ erop, in scheve letters.
“Hoe hebben jullie dat zo snel voor elkaar gekregen?” vroeg Lidy zich verbaasd af.
“Dat bord hebben we zaterdag al gemaakt,” verklapte Steffie. “Tante Rosy heeft vanochtend de slingers opgehangen, toen wij op school zaten.”
“Onder dwang van die twee deugnieten hier,” bromde Rosy.
“Hebben ze zich een beetje gedragen?” wilde Alex weten.
“Tuurlijk,” riep Andy meteen verontwaardigd. “We moesten wel,” liet hij daar somber op volgen. “Tante Rosy is veel strenger dan jullie.”
“Maar ik kan wel lekkere taarten bakken,” zei Rosy met een knipoog naar Alex. “Hier Andy, speciaal voor jou een extra groot stuk.”
Sjaan en haar man Karel kwamen er ook bij zitten en ze beleefden een gezellig uurtje met zijn allen. Lidy genoot met volle teugen van de drukte om haar heen, het geroezemoes van stemmen, het kibbelen van haar kinderen en het geblaf van Basis, die bij iedereen een stukje taart probeerde af te troggelen. Hier hoorde ze thuis, besefte ze. Ze was vele malen liever hier dan zonder haar gezin in Friesland, hoe mooi het daar ook was. Na alles wat ze daar hadden meegemaakt, was ze dubbel dankbaar voor alles wat ze hier had. De vreemde moeheid die ze voor de vakantie had gevoeld, was verdwenen. Ze voelde zich energiek en opgewekt en kon alles weer aan.
“Ik ben zo ontzettend blij om weer thuis te zijn,” zei ze ineens midden in het gesprek. Het viel stil en iedereen keek haar verbaasd aan. “Ik leg nog wel uit waarom,” zei ze.
“Was de vakantie niet leuk?” vroeg Steffie haar.
“De vakantie was vooral eh… indrukwekkend,” antwoordde Lidy daarop. Alex schoot in de lach bij deze summiere, maar treffende uitleg. Ze hadden afgesproken de kinderen niets te vertellen van hun avonturen, want ze wilden hen niet angstig maken. Het had tenslotte maar heel weinig gescheeld of ze waren nooit meer thuisgekomen. Tot twee keer toe zelfs!
“Ik heb jullie ontzettend gemist,” zei ze terwijl ze Steffie stevig tegen zich aandrukte.
“Nou, als ik later kinderen heb, ga ik iedere maand alleen met mijn man op vakantie,” kondigde Steffie aan. Ze trok een verontwaardigd gezicht bij de lachsalvo die haar woorden tot gevolg had.
Na het gezellige koffie-uurtje trok Lidy zich terug in haar spreekkamer. Ze wilde Dirk Broekens bellen om te horen hoe het met Bas ging, maar eigenlijk durfde ze niet goed. Het zweet stond in haar handen toen ze het bekende nummer intoetste, zo bang was ze voor wat ze te horen zou krijgen. Tot twee keer toe drukte ze de verkeerde toetsen in, maar eindelijk lukte het haar dan toch om het ziekenhuis aan de lijn te krijgen. Zijn assistente verbond haar door met zijn directe toestel.
“Met dokter Broekens,” klonk het in haar oor.
Lidy zocht steun aan haar bureau. Dit was het moment van de waarheid, besefte ze.
“Met Lidy,” zei ze met een dichtgeknepen keel. Ze kuchte en moest haar naam herhalen voor hij begreep wie hij aan de lijn had.
“Dat was niet de afspraak,” zei Dirk beschuldigend. “Jij bent op vakantie.”
“Niet meer, we zijn zojuist thuisgekomen. Alsjeblieft Dirk, zeg me hoe het gaat,” smeekte Lidy.
Heel even viel er een stilte, toen begon hij zacht te lachen.
“Boven verwachting goed,” zei hij tot haar grote opluchting.
Lidy zakte ineen als een leeggelopen ballon. Al haar spieren ontspanden zich en er ontsnapte haar een diepe zucht.
“Wat een geweldig nieuws,” zei ze zacht.
“Bas knapt al aardig op. Bovendien zitten er twee mensen aan zijn bed die zich heel schuldig naar jou toe voelen en die bijna niet kunnen wachten om jou hun verontschuldigingen aan te bieden.”
“Laat die maar zitten,” wuifde Lidy dat weg. “Dirk, je hebt geen idee hoe gelukkig je me hebt gemaakt.”
“O jawel, want ik ken jou langer dan vandaag,” reageerde hij lachend. “Als je wilt, kun je straks bij Bas langsgaan om met eigen ogen te zien hoe goed het gaat.”
“Dat doe ik beslist,” verzekerde Lidy hem
Bijna dansend liep ze terug naar het huis. Alex kwam net aanlopen met een enorm bos bloemen in een kristallen vaas in zijn handen.
“Het gaat goed met Bas,” wat het eerste wat Lidy zei.
Daarna bekeek ze de bloemen pas goed.
“Bloemen voor mij? Alex, dat had je toch niet hoeven doen?”
“Heb ik ook niet gedaan. Lees het kaartje maar.”
Verbaasd pakte Lidy het kleine kaartje van hem aan. ‘Bedankt voor alles. Zonder jou had alles er een stuk slechter uitgezien voor ons. Peter, Marianne en Stella,’ las ze.
Met een warme glimlach zette ze de vaas op tafel. Die vakantie was weliswaar niet geworden zoals hen het voor ogen had gehad, er was in elk geval nog wel iets goeds uit voortgekomen.