Gouden keeltje
Gezondheid voor alles
Marja van Maerlant
Als Riemer Visser eenmaal kwaad was, dan maakte hij daar geen geheim van. En ditmaal was hij razend. Het was hem zo ontzettend tegengevallen dat Nynke achter zijn rug om en tegen zijn wil in toch probeerde haar zin door te drijven! Het kon haar kennelijk niets schelen dat ze de carrière van Julian in gevaar bracht! Hij had toch niet voor niets op internet over die risico's gelezen! Dacht ze soms dat hij gek was?
Het was nog vroeg, nog voor zes uur, maar Julian was wakker geworden door de harde stemmen van zijn ouders uit de grote slaapkamer naast hem. Hij keek door zijn wimpers naar het eerste morgenlicht dat zijn kamertje binnenscheen. Het werd vandaag een zonnige dag, maar hij voelde zich ellendig. Hij was nu alweer meer dan een week ziek en zijn ouders hadden ruzie en dat vond hij vreselijk naar. En het was des te erger, omdat hij wist dat het om hem, Julian, ging.
Het was een altijd sluimerende onenigheid tussen zijn vader en moeder. Het was duidelijk dat hij voor de tweede keer de zangles zou moeten missen en dan laaiden de ruzies meteen weer op.
Julian was geen gewoon kind. Hij hield van muziek zoals andere jongens van zijn leeftijd van computergames of voetballen. Al heel jong genoot hij ervan als zijn moeder liedjes met hem zong, 's avonds voor het slapengaan. Toen hij als een van de jongste leerlingen op de muziekschool les kreeg, waren zijn kristalheldere jongenssopraan en absoluut gehoor onmiddellijk opgevallen. Dat, en zijn uitgesproken muzikaliteit hadden hem tot een van de belangrijkste sopranen van het Blaricum Jongenskoor gemaakt. Regelmatig mocht hij in concerten een solo zingen en dit jaar was hij zelfs uitverkoren om mee te werken aan de uitvoering van de Messiah in de grote abdijkerk.
Julian kneep zijn ogen dicht en kroop zo ver mogelijk weg onder het dekbed. De stemmen drongen ook hier nog gedempt door. Nu kon hij de woorden niet meer verstaan, maar hij wist ze zo ook wel.
Lang hield hij het onder het dekbed niet uit, al na een paar minuten brak het zweet hem uit en begon hij pijnlijk te hoesten. Julian had een heftige keelontsteking en dat was het begin geweest van de zoveelste verbitterde ruzie tussen zijn ouders.
Hij sloeg het dekbed van zich af, stapte uit bed en deed de deur van zijn kamer open. De scharnieren piepten en onmiddellijk zwegen de boze stemmen van zijn ouders. Terwijl hij de kraan in de badkamer liet lopen tot het water lauw genoeg was geworden, verscheen op de overloop zijn moeder.
“Hoe is het nou, lieverd?” vroeg ze bezorgd. Nynke Visser was een lieve, zorgzame vrouw, niet meer zo heel jong. Zij en haar man Riemer hadden een aantal jaren moeten wachten op hun eerste kind, en de geboorte van Julian was voor hen zoals voor veel ouders een klein wonder geweest. Toen vier jaar later zijn zusje Emma het gezin kwam verrijken, konden ze hun geluk niet op. Een jongen en een meisje, een koningspaar!
Julian dronk een paar slokjes van het lauwe water. Elke te koude of te hete drank deed zijn keel nu pijn. Hij keek zijn moeder aan, schudde zijn hoofd en legde met een hulpeloos gebaar zijn armen om haar middel. Nynke sloeg haar armen beschermend om haar zoontje en knuffelde hem. “Och, jongen toch,” zei ze.
De praktijk van kinderarts Lidy van de Poel vormde één geheel met haar privéwoning, een fraaie villa die ze destijds van haar ouders had geërfd. Er was ruimte genoeg voor haar gezin dat bestond uit haar man Alex, haar kinderen Andy en Steffie, en Rosy, de tante van Alex die voor het doktersgezin zorgde. De praktijkruimte was ooit bestemd geweest voor Lidy en haar man Werner van de Poel. Een kinderarts en een gynaecoloog, dat was een perfecte combinatie geweest. Na de tragische en te vroege dood van haar man had ze haar leven een andere richting moeten geven en hun beider studievriend Alex Snijdewind was haar daarbij tot grote steun geweest. En na enkele jaren hadden haar gevoelens voor hem zich verdiept tot meer dan alleen vriendschap.
Dokter Van de Poel, zoals ze nog steeds genoemd werd, was geliefd en gerespecteerd vanwege haar betrokkenheid. Haar team, dat bestond uit de assistentes Corine Vossen en Petra Kruisberg, zou voor haar door het vuur gaan.
Corine Vossen had die morgen zoals gewoonlijk de praktijkdeur als eerste ontsloten. Als werkende moeder en tevens kostwinner voor haar man Jan en haar dochtertje Liesje had ze een hectisch leven, maar juist de regelmaat van haar werk op de dokterspraktijk zorgde voor voldoende evenwicht in haar bestaan. En iedere morgen was Corine dan ook ruim op tijd op de praktijk. Op dit moment duurde het nog een half uur voordat het spreekuur zou beginnen.
“Is dokter Van de Poel er al?”
Voor de balie stond een vrouw met een verhit gezicht, nog buiten adem. Ze had haar hand om de schouder van een tenger jongetje dat stijf tegen haar aangedrukt stond. Het kind had duidelijk koorts en was gehuld in een winterjasje en een dikke sjaal.
“Goedemorgen, mevrouw Visser. Hoe laat had u een afspraak?” vroeg Corine vriendelijk en zette haar computer aan.
“Wij hebben geen afspraak,” zei de moeder, nog steeds nahijgend. “Het is weer helemaal mis met Julian, hij had vannacht ontzettend hoge koorts en ik ben zo gauw mogelijk op de fiets gestapt en ben met hem achterop hiernaartoe gereden. Dat gaat in het spitsuur vlugger dan met de auto en ik dacht, misschien wil dokter Lidy er wel even naar kijken voor het spreekuur begint…”
De buitendeur ging open en Petra Kruisberg kwam binnen. Zij was voor medisch-technische zaken de rechterhand van dokter Van de Poel en verzorgde op rustige en bekwame wijze al het laboratoriumwerk. Petra had een plezierige manier van omgang met de kinderen en evenals Corine ving zij de ouders zo nodig op.
“Dag Julian, dag mevrouw Visser,” zei Petra. “Wat zie ik, heb je nu alweer koorts? Weer keelontsteking?”
Het jongetje knikte met een benauwd gezicht, nog steeds stijf tegen zijn moeder aangedrukt.
Inmiddels had Corine de computer opgestart en opende de lijst met patiënten van die dag. Petra hing haar mantel en tas in de koffiekamer en begon koffie te zetten. Elke dag op de praktijk begon traditiegetrouw met koffie.
“Als u even rustig gaat zitten, dan zal ik het zo meteen met de dokter overleggen,” bood Corine aan. “We doen ons best om een plekje te vinden, maar ik kan niets beloven. U moet in ieder geval wachten tot dokter Van de Poel er zelf is.”
Nynke Visser en Julian gingen zitten, maar rustig was niet echt het juiste woord. De vrouw was nog steeds erg opgewonden en ze had haar ademhaling niet onder controle. Petra, die dit zag, kwam even naast haar zitten.
“De koffie is met een minuutje klaar, wilt u dan ook een kopje?” bood ze aan.
De moeder knikte.
“Probeer nu eerst wat rustiger te worden,” raadde Petra haar aan. “Ik zie dat u bijna aan het hyperventileren bent, doet u wat ontspanningsoefeningen. U weet toch wat u dan moet doen?”
De vrouw ging nu in een iets meer ontspannen houding zitten, legde de handen losjes in elkaar en sloot de ogen.
Even later bracht Petra een kopje koffie en een bekertje frisdrank voor Julian, die echter nee schudde. Hij had nog steeds geen woord gezegd.
“Zijn keel doet enorm pijn en slikken gaat helemaal niet,” legde de moeder uit.
Petra zuchtte onhoorbaar. Eigenlijk wist ze dat wel. Het was een ellende die al langer duurde.
Regelmatig stond Nynke Visser met haar zoon voor de balie, en vaak zonder afspraak. Julian werd vanaf heel jonge leeftijd al geplaagd door regelmatige ernstige ontstekingen van zijn keel en amandelen, die hoge koorts met zich meebrachten en hem soms zelfs het ademhalen moeilijk maakten. Een simpele oplossing zou zijn om zijn amandelen te laten verwijderen, maar hierin lag nu juist het probleem.
Zijn vader Riemer Visser en zijn moeder Nynke hielden beide van hun zoon en hadden beide zijn belang op het oog, maar op heel verschillende wijze.
Julians voortdurende keelontstekingen waren een belemmering voor zijn carrière, maar het knippen van zijn amandelen hield ook een gevaar in. Tenminste, daar was vader Visser van overtuigd. Deze had op internet ergens gelezen dat het knippen van amandelen een risico voor beschadiging van de stembanden vormde en hoe klein dit ook mocht wezen, het was voor hem voldoende reden om elke suggestie in die richting van de hand te wijzen.
Moeder Nynke daarentegen zag hoe haar kind leed onder die keelellende en wilde dat hij daarvan verlost werd, hoe dan ook. En dokter Van de Poel had als advies gegeven een KNO-arts naar Julian te laten kijken en de amandelen eventueel te laten knippen.
Het zorgde voor voortdurende onenigheid tussen beide ouders, een onenigheid die onoplosbaar leek te zijn. Moeder Nynke ging van het standpunt uit dat de gezondheid van haar kind belangrijker was dan zijn carrière. Maar de vader was een stijfkoppige Fries. Hun ruzies werden soms tot in de spreekkamer van de kinderarts uitgevochten; Petra en Corine waren hier diverse malen getuige van geweest.
Tja, echtparen… In gedachten schudde Petra haar hoofd.
Zelf was ze nog steeds single. Dat was niet uit principe, maar met name als ze op de praktijk het zoveelste stel ouders meemaakte dat kennelijk op het breekpunt van hun huwelijk was beland, dan prees ze zichzelf gelukkig met haar onafhankelijke leven en haar plezierige zelfstandigheid.
Dit alles overpeinsde ze, terwijl ze alvast een kopje koffie inschonk voor haar werkgeefster, want ze hoorde de deur die de praktijkruimte van de privévertrekken scheidde.
“Goedemorgen, meiden!” klonk de opgewekte stem van dokter Van de Poel. Corine dook nu achter de balie en haalde iets uit haar tas. “Ik heb iets lekkers meegenomen,” legde ze uit.
“Corine!” riep Petra blij verbaasd uit. “Een notenkoek van bakker Westhuizen! Dat zijn de lekkerste!” En ze haastte zich om een paar plakken te gaan snijden.
Lidy wendde zich tot Corine. “Wel gefeliciteerd met Jans verjaardag!” zei ze hartelijk.
“O, vandaar die lekkere koek!” begreep Petra. “Alsnog ook van mij gelukwensen!”
Corine liet het glimlachend over zich heen gaan. Haar werkgeefster was ongelofelijk attent met verjaardagen en andere feestelijke gebeurtenissen. Bij de geboorte van kleine Annelies had Corine haar dan ook met veel plezier geëerd door Lidy als peettante te vragen.
“Wat staat er voor vandaag op de agenda?” vroeg Lidy en boog zich over de balie. “Wordt het een drukke dag?”
“Redelijk druk,” antwoordde Corine, “en eigenlijk hebben we geen extra ruimte. Maar…” en ze wees met haar blik naar de wachtkamer waar mevrouw Visser verwachtingsvol was opgeveerd bij de komst van de kinderarts.
Lidy begreep het. Voor alle zekerheid bekeek ze nog even de stapel dossiers van de patiëntjes die zich voor vandaag zouden aandienen, maar eigenlijk had ze bij het zien van de hoogrode wangetjes van het jongetje haar beslissing al genomen. Ze keek op haar horloge; het was zeven minuten voor het officiële begin van het spreekuur en in de wachtkamer verzamelden zich ouders met hun kinderen.
“Komt u maar mee, mevrouw Visser,” verzocht ze vriendelijk en tot haar assistente zei ze: “Breng jij nog even de gegevens van Julian?” Zonder een woord van commentaar reikte Corine haar het gevraagde al aan. Ze wist hoe betrokken de kinderarts was en had het dossier alvast klaargelegd.
Dokter Lidy opende de deur van haar spreekkamer om de moeder met haar zoontje binnen te laten, maar op hetzelfde moment vloog de buitendeur open en een zwaargebouwde man stormde naar binnen. In de wachtkamer bleef hij een ogenblik staan, keek verwilderd om zich heen en was met een paar passen bij dokter Lidy. “Ik wil weten wat er over mijn zoon beslist wordt!” kondigde hij aan zonder zich verder te introduceren of iemand een goedemorgen te wensen.
“Wat doe jij hier nou en waar is Emma?” vroeg moeder Nynke boos.
“Buurvrouw,” was het korte antwoord.
“Dag meneer Visser,” zei dokter Lidy en reikte hem de hand. “Komt u maar binnen, ik zou net even naar Julian kijken.”
En ze verdwenen in de spreekkamer.
“Oei, oei, dat begint alweer goed,” zei Petra met gedempte stem en wierp Corine een veelbetekenende blik toe. Die zuchtte.
“Het is natuurlijk ook een moeilijk probleem,” zei ze op zodanige toon dat de wachtende ouders het niet konden horen, “maar zoiets moet je eigenlijk niet uitvechten in het bijzijn van je kind.”
Dokter Van de Poel onderzocht zorgvuldig de jongen. Julian was tenger en klein voor zijn leeftijd en onderging het onderzoek met gelatenheid. Dit ritueel werd nu steeds vaker uitgevoerd.
“Julian heeft inderdaad weer een fikse keelontsteking en ook behoorlijk koorts,” constateerde ze. “Vooral de amandelen zien er erg akelig uit. Maar het kan zowel een bacteriële als een virusinfectie zijn…”
“Ja, ja,” zei de vader ongeduldig, “dat verhaal is ons intussen bekend. Als u nu gewoon een antibioticakuurtje voorschrijft…”
“Ik ben er niet zeker van dat dat zo'n goed idee is,” antwoordde de kinderarts ernstig. “Julian is de vorige infectie nog maar nauwelijks te boven en toen heeft hij ook een medicijnkuur gehad.”
“Ja, en dat hielp geweldig! Dus dat kunt u nu gewoon weer doen toch?”
“Dat is nu juist de vraag. Het is niet goed om steeds maar antibiotica te geven, zeker niet bij zo'n jong kind. En als het toch een virale infectie is, wat heel goed mogelijk is, dan helpen medicijnen sowieso niet en dan is het middel erger dan de kwaal.”
Het was duidelijk dat dit antwoord Riemer Visser absoluut niet zon. Met gefronste wenkbrauwen boven een donkere blik zat hij na te denken, maar nu nam Nynke het woord.
“Dit is geen doen meer, niet voor Julian en niet voor ons,” vond ze. “Ik denk toch echt dat we een besluit moeten nemen en dat zijn amandelen moeten worden geknipt. Dit blijft een gebed zonder end.”
“Geen sprake van!” De vader reageerde furieus. “Je weet wat ik op internet heb gelezen. Er bestaat een reële kans dat zijn stembanden bij een operatie worden beschadigd en dat risico, hoe klein ook, wil ik gewoon niet lopen.”
“Dat risico is mij niet bekend,” weerlegde dokter Lidy op rustige toon. “Wel kunnen zijn spraak en stem tijdelijk worden beïnvloed, maar zoals ik zeg, dat is slechts een kleine complicatie die zich vanzelf weer herstelt. En natuurlijk houdt elke operatie een risico in.”
“Ik wil gewoon geen enkel risico,” hield de vader koppig vol. “Daarvoor is Julians carrière te belangrijk.”
Lidy tikte nadenkend met haar potlood op het bureaublad. “Belangrijk voor wie?” vroeg ze zich hardop af. “U wilt toch niet dat uw zoon voortdurend geplaagd wordt door die infecties? Op dit moment kan hij ook absoluut niet zingen, dat is duidelijk.”
Riemer stoof op. “Wilt u soms suggereren dat ik Julian wil pushen uit eigenbelang?”
“Dat bedoel ik niet,” antwoordde de kinderarts. “Maar ik heb u al vaker gezegd dat gezondheid een heel kostbaar goed is. Julian, wat vind jij zelf?”
De jongen keek van zijn vader naar zijn moeder en toen naar de dokter. Hij opende zijn mond om wat te zeggen, maar bracht slechts een schor gepiep uit. Hij slikte, kuchte en begon te hoesten.
“Ik denk dat het goed zou zijn als u een second opinion zou vragen van een KNO-arts. Ik geef u een verwijsbrief mee voor het St. Joseph-kinderziekenhuis. Zo kunnen we echt niet doorgaan.” En ze trok een blad naar zich toe en begon te schrijven.
“Maar als u nu gewoon een kuurtje voorschrijft…” deed de vader nog een poging.
“Het spijt mij,” zei Lidy vriendelijk, maar vastberaden. “Als arts vind ik het niet verantwoord om dat op dit moment te doen.”
Die avond deed zich een van de zeldzame gelegenheden voor dat Lidy en haar man Alex het rijk alleen hadden. Tante Rosy had een vrije avond en ging naar de film, Andy was bij een vriendje uitgenodigd en werd door diens ouders opgehaald en Steffie ging naar haar nieuwe hobby kunstrijden. Daar was ze sinds een paar maanden aan verknocht en ze raakte er niet over uitgepraat. Lidy en Alex hoorden het glimlachend aan. Nadat het meisje een half jaar lang verzot was geweest op turnen en daarna met hetzelfde enthousiasme plannen had ontwikkeld om een ster in jazzballet te worden was de nieuwste rage kunstrijden. Dit was gestimuleerd door haar vriendschap met Kim Ng, een meisje van Vietnamese afkomst dat in korte tijd een hecht vriendinnetje was geworden. Nou ja, in ieder geval was bewegen en het oefenen van spieren goed voor een opgroeiend kind, vond Lidy. Steffie was op tijd vertrokken, haar sporttas met de schaatsen en andere kleding nonchalant over haar schouder geslagen, met rode wangen van de voorpret.
“Dag mam!” had ze nog geroepen toen ze al bij de achterdeur was en even later zagen ze haar op haar fiets dapper wegtrappen, tegen de wind in.
“Die kinderen,” verzuchtte Lidy tegen Alex, die juist binnenkwam met twee glazen en een fles wijn. “Straks zijn ze groot voor wij er erg in hebben!”
“Zo gaat dat nu eenmaal,” gaf haar man toe, terwijl hij de fles
boven de glazen hield en haar uitnodigend aankeek. “Mag ik zo vrij zijn?”
“Heerlijk!” stemde Lidy genietend toe. “Wat een rust, na zo'n drukke werkdag! Wat hebben wij het weer goed, niet?”
“Echt wel,” zei Alex, en toen schoten ze beide in de lach, want 'écht wel' was het laatste stopwoordje van de kinderen. Geen zin die Andy had afgemaakt, of er kwam 'écht wel' - uitgesproken met volle overtuiging - achteraan. En Steffie had het overgenomen.
“Proost, schat!” Ze klonken en het was een ogenblik stil.
“Hoe was jouw dag op de praktijk?”
Lidy begon te vertellen. Zij was degene die thuis altijd nog vol zat over haar werk. Ook Alex was als advocaat zeer betrokken bij zijn cliënten, maar toch niet in die mate als Lidy. Hij luisterde naar haar, niet alleen naar wat ze vertelde, maar ook simpel naar het geluid van haar stem, de stem van de vrouw die hij zo liefhad.
“Soms word ik weleens moedeloos van al die onzin die ik dagelijks te horen krijg,” vertelde ze. “Zo was er de moeder van Andrea, een meisje met CARA. Zo'n kind heeft het al zwaar genoeg, maar nu mag ze van haar moeder ook nog alleen maar door de neus ademen! De een of andere kwakzalver heeft haar verteld dat er op die manier meer zuurstof naar de hersenen stroomt! En die vrouw vond dat volstrekt logisch, want de neus zit immers dichter bij de hersenen dan de mond, zei ze!”
“Zelfs dat is niet waar,” zei Alex.
“Nee, maar al was dat wel zo - iedere volwassene heeft toch ooit op school geleerd over de luchtpijp en de longen en de manier waarop het bloed de zuurstof naar de verschillende organen brengt!” Lidy wond zich er werkelijk over op.
“Rustig nu maar, liefste. Jij kunt in je eentje nooit alle domme denkbeelden waar mensen in geloven de wereld uit helpen. Heb je die moeder kunnen overtuigen van de waarheid?”
“Ik hoop het,” zei Lidy met een zucht. “Ik heb dat model erbij gehaald, weet je wel, waar alle menselijke organen in verschillende kleurtjes in zitten en die je er helemaal uit kan nemen.” Ze schoot in de lach. “Ik ben alleen bang dat die moeder van nu af aan ervan overtuigd is dat wij er vanbinnen grasgroen, paars en helder oranje uitzien!”
Alex hield haar een schaaltje met nootjes voor en ze zocht er met zorg een paar uit. “Weet je,” ging ze door, terwijl ze nadenkend op een nootje knabbelde, “al die ouders willen in principe hetzelfde voor hun kind, namelijk het beste. Er is maar hoogst zelden een vader of moeder die het allemaal niets kan schelen. Maar wat dan het beste is, daar is vaak de twijfel over. Dan zie je hoe mensen worstelen met het maken van de juiste keuze. Vandaag had ik weer eens Julian Visser op het spreekuur, met zijn beide ouders.”
Alex wist onmiddellijk waar het over ging. “Dat jongetje met dat gouden keeltje dat zo vaak last heeft van zijn amandelen?”
“Precies. Wij hebben hem vorig jaar horen zingen met het Blaricum Jongenskoor. Hij was toen al een fenomeen, maar volgens de berichten is hij sindsdien nog gegroeid in techniek en vooral muzikale verdieping. Hoe vaak kom je zo'n talentvol kind tegen? Die ouders zijn zich allebei bewust van hun verantwoordelijkheid. Maar hoe je vanuit die verantwoordelijkheid moet handelen, daar gaat hun onderling conflict over.”
“Dus ze hebben wel allebei het belang van het kind in het oog?”
“Jazeker. Ze proberen allebei het beste te doen. De moeder wil niet dat haar zoon steeds zo'n last heeft van die keelontstekingen. Uiteindelijk belemmert hem dat ook bij het zingen, want Julian moet voortdurend een les of een repetitie afzeggen. Als het aan Nynke Visser lag, werden zijn amandelen morgen geknipt.
Maar de vader heeft ergens op internet gelezen dat er gevaar bestaat voor beschadiging van de stembanden. Hij kan mij niet vertellen waar dat was en of ik hem nu al uitleg dat ik een dergelijke complicatie nooit heb meegemaakt in de praktijk en er zelfs nog nooit van heb gehoord, dat heeft op Riemer Visser geen enkel effect. Het is waar dat de spraak van een kind soms tijdelijk wat kan veranderen, maar dat heeft met de stembanden niets te maken. Dat is echt een tijdelijk effect en het is altijd te verhelpen met steun van een logopediste.”
“Dus eigenlijk is het een ander voorbeeld van wat jij al noemde: ouders die een klokje hebben horen luiden en aan zulke verhalen meer geloof hechten dan aan hun eigen kinderarts.”
Alex schonk de glazen nog eens bij. “Het is trouwens best een heel moeilijke situatie,” gaf hij toe. “Als de jongen wel geopereerd wordt en er gebeurt inderdaad iets - ik begrijp dat amandelen tegenwoordig onder volledige narcose geknipt worden - dan blijft die moeder zitten met een enorm schuldgevoel. En de vader zal het zijn vrouw nooit vergeven.”
“Mama, mama, Alex!” Steffie kwam binnenstormen met hoogrode konen, loshangende haren, haar witte schaatsjes aan de veters over haar schouder bungelend.
“Ik vind kunstschaatsen wel zo ontzettend gaaf! Ik ga kunstrijdster worden, ik weet het nu zeker!”
De twee volwassenen glimlachten, maar gingen hier niet op in.
“En Kim zegt dat zij voor wereldkampioen gaat! Zij is echt goed, dat zegt de juf ook. Maar ik word net zo goed, echt wel!”
“Kim heeft toch ook al langer les?” vroeg Lidy.
“Ja, zij is al heel ver! Ze kan al pirouettes en sprongen, zelfs al de Lutz. Dat is heel moeilijk, echt wel! Ik wou het ook proberen, maar dat mocht niet van juf Belinda. Die zegt dat ik eerst nog mijn techniek moet oefenen.”
Lidy was in stilte blij met die verstandige schaatsjuf, die haar dochter geen onverantwoorde risico's liet nemen.
Petra was al vroeg in het zwembad. Op zaterdagmorgen was dat de beste tijd om baantjes te trekken, want zo rond het middaguur kwamen de pubers en kinderen. De meesten zwommen als ratten, hadden spelenderwijs alle zwemdiploma's gehaald en deden nu wedstrijdjes wie de mooiste salto van de plank kon doen of bij het opspringen de bal die in de lucht hing de hoogste zwieper kon geven.
Maar nu was het nog heerlijk rustig. Terwijl Petra de verschillende zwemslagen systematisch oefende, bewonderde ze de zwemster naast haar die in perfecte stijl haar armen in rugcrawl door het water liet scheren. Een paar banen verderop demonstreerde een atletisch gebouwde jongeman de vlinderslag. Met ritmische intervallen schoot zijn glanzend gespierde schouderpartij boven het wateroppervlak uit. Heimelijk keek Petra er bewonderend naar. Wat een kracht, wat een souplesse!
Zelf was ze een redelijke zwemster en ze deed het regelmatig om al haar spieren in conditie te houden, maar had geen ambities die verder reikten. Zo'n uurtje in het zwembad was voor haar een ontspannend begin van de dag en onder het zwemmen gaf zij zich over aan ongestoorde overpeinzingen. Haar baan beviel haar uitstekend en de zorgzaamheid voor anderen, met name kinderen, was haar aangeboren. Daarnaast hield Petra van fietstochten in de natuur, van af en toe hardlopen en van haar lichaam te oefenen door middel van sport. Welke sport dat was, dat hing soms een beetje af van haar sociale contacten op dat moment.
Petra had een uitgebreide verzameling vrienden en vriendinnen en als ze in de juiste stemming was, kon ze enorm genieten van een avond bijpraten onder het drinken van een goed glas wijn. Maar toch – af en toe bekroop haar het verlangen naar die ene bijzondere persoon, die er helemaal voor haar zou zijn. Wat in romantische verhalen dus wel ‘de ware’ werd genoemd. Het hoefde geen woest aantrekkelijke ridder op het witte paard te zijn, daar was ze te nuchter voor, maar was dat wel echt zo?
Vooral als er een gevoelige film op de televisie was, over twee geliefden die elkaar na een onwaarschijnlijke reeks tegenslagen en misverstanden in de armen sloten – voor eeuwig natuurlijk – dan zat Petra daar met vochtige ogen en wenste dat er nu een brede borst was om tegen weg te schuilen.
Terwijl ze halverwege haar baan was en probeerde de volmaakte rugcrawl van haar buurvrouw te imiteren, kwam haar hoofd plotseling in onzachte botsing met dat van een andere zwemmer die eveneens op zijn rug zwom. De klap kwam behoorlijk heftig aan en het duizelde Petra. Ze greep naar het hoofd, evenals haar tegenligger.
“Oh sorry!” riep de man ontdaan. “Ik had je niet zien aankomen!”
“Ik jou ook niet,” zei Petra, tamelijk overbodig. Maar je moest iets zeggen in zo'n situatie. Al watertrappelend namen ze beide de schade op.
“Gaat het?” vroeg de jongeman bezorgd. Hij had donker haar dat van achteren in een paardenstaart bijeen was gebonden. Zijn lichtblauwe ogen vormden een opvallend contrast met zijn gebruinde huid en bijna zwarte wenkbrauwen en wimpers. “Heb je geen hersenschudding gekregen?”
“Zo gauw gebeurt dat niet!” zei Petra en lachte dapper. De pijn trok al weg.
“Nogmaals excuses, ik zal verder heel goed uitkijken,” beloofde de jongeman, en zwom met trefzekere slagen verder. Petra keek hem even na en besloot dat ze er nu toch maar uitging. De klap had meer pijn gedaan dan ze liet merken.
Die dag kwam het gebeurde haar af en toe weer voor de geest. Soms bij een onverwachte beweging greep ze naar haar achterhoofd en dan zag ze weer dat gezicht voor zich, met die heldere blauwe ogen en die open, innemende trekken. Waarschijnlijk een kunstenaar, dacht ze. “Ja, het is een aantrekkelijke man, maar te jong voor jou en je ziet hem waarschijnlijk nooit weer!” hield ze zichzelf voor. Zijn stem was diep en melodieus geweest en had een bijzondere klank die haar bijbleef. Deze jongeman had ze nog niet eerder in het sportcentrum gezien.
Na de lunch vond ze dat ze het voorval definitief van zich af moest zetten. Ze stuurde een vriendin een sms’je en onmiddellijk kwam er een enthousiast antwoord. Shoppen, ja leuk! Petra glimlachte. Dat shoppen met Sasja bestond voor een kwart uit winkels kijken, voor de helft uit kletsen, en voor de rest uit gezellig ergens koffiedrinken of van een ijscoupe genieten.
Het werd een heerlijke middag. Petra vond een leuk setje dat was afgeprijsd en haar vriendin een feestelijk broekpak, eveneens afgeprijsd. Het geld dat ze aldus hadden uitgespaard besteedden ze aan een high tea, om het te vieren zoals Sasja zei. Die had een onuitputtelijke fantasie als het erom ging aanleidingen te verzinnen om iets te vieren. De high tea was dermate vullend dat ze geen van beide behoefte hadden aan avondeten en omdat ze op die manier alweer geld uitspaarden, gingen ze naar de nieuwste film die al langer op Petra's lijstje stond en nu eindelijk in Nederland was uitgebracht. “En als we daarna honger hebben, nemen we nog een late snack bij Images!” zei Sasja.
Julian bladerde door zijn stapel muziekboeken. Nu hij absoluut zijn stem niet kon gebruiken, wilde hij maar wat op de piano oefenen. De verplichte etudes voor die week had hij al eindeloos doorgewerkt en hij zocht nu iets frivolers.
Dat eeuwige ziek zijn was niet uit te houden! En hij wilde zo graag zijn solo in de Messiah zingen! Hij pakte een dun, maar veel gebruikt boekje: Scott Joplins Ragtime. De Entertainer, het bekendste nummer, stond voorin. Hij sloeg de eerste akkoorden aan en gaf zich over aan de muziek. Eigenlijk had hij het boek helemaal niet nodig. Heerlijk, dat ritme! Julian verloor zich in de muziek.
Na het bezoek aan de dokter was de sfeer voor die dag verpest geweest. Maar blijkbaar hadden zijn ouders het 's avonds bijgelegd, want toen hij vanmorgen opstond had moeder Nynke hem verteld dat ze voor die middag een afspraak in het St. Joseph-kinderziekenhuis hadden. Ze gingen in ieder geval het advies van de KNO-arts inwinnen en dan zouden ze een besluit nemen over Julian. Hij vond het prima, het zou langzamerhand een opluchting zijn. Zijn vader was er niet, die was die morgen al vroeg vertrokken en zou voor zijn zaken een paar dagen wegblijven. Eigenlijk was het nu thuis wel zo rustig.
Dat gedoe altijd over zijn carrière. Julian dacht helemaal niet aan wat volwassenen een carrière noemden, of zijn toekomst. Hij vond het gewoon heerlijk om muziek te maken en om zo goed mogelijk te zingen. Dat hij was uitverkoren als een van de solisten bij de Messiah was een geweldige eer. Hij wist wel dat hij een bijzondere stem had. Brian, die dezelfde partij instudeerde, zong ook erg mooi, maar was niet zo toonvast als Julian. Brian was reserve, voor als er iets misging. Als hij, Julian, ziek zou zijn. Maar hij hoopte zo vurig dat hij zelf in staat zou zijn om te zingen! Het was zulke prachtige muziek en zo geweldig om met koor en orkest en beroemde solisten in de abdijkerk te mogen zingen.
Hij zocht een nummer uit dat hij nog niet goed kende: de Maple Leaf Rag. Met de ogen op de noten gericht, bespeelde hij trefzeker de toetsen. Al spelend vergat hij alles, het ziek zijn en de ruzies.
Zijn kleine zusje Emma kwam naast hem staan en sloeg hier en daar een toets aan. Emma had al wel les gehad, maar was nog te speels en te jong om zich echt met de piano bezig te houden. De oefeningen deed ze niet, maar als haar grote broer speelde, moest zij natuurlijk ineens meedoen. Net zoals een kind een speeltje pas interessant vindt als een ander het heeft.
Het irriteerde de jongen en hij duwde haar bruusk weg. Prompt begon Emma te huilen.
Zijn moeder kwam binnen. Onmiddellijk ging Emma's huilen over in krijsen. Bezorgd tilde Nynke haar op.
“Julian slaat mij!” bracht het meisje uit, tussen twee gierende uithalen door.
“Niet waar!” zei Julian verontwaardigd, nog steeds met schor gepiep. Dat kleine mispunt wist altijd haar ouders tegen elkaar uit te spelen. En nu papa er niet was, probeerde ze de zaken zo te draaien dat Julian in zijn moeders ogen de schuldige was.
“Ik was aan het spelen en Emma sloeg erdoorheen. Ik heb haar alleen weggeduwd!” Zijn stem begaf het weer.
“Julian doet mij pijn!” snikte Emma.
“Nietwaar! Jij sloeg op de toetsen!”
“Ik mag toch ook met de piano!”
“Niet als Julian speelt,” zei Nynke nu streng. Ze was in de keuken bezig geweest en had wel gehoord wat er op de toetsen gebeurde. “Als jij spelen wilt, moet je eerst maar eens je toonladders oefenen. Mama heeft je de hele week nog niet bezig gehoord!”
Emma, die besefte dat ze deze keer het pleit verloren had, hield abrupt op met huilen. Met een stralende lach wreef ze haar natte wangetje tegen haar moeders gezicht.
“Mama is lief,” zei ze en kuste haar uitbundig.
“Kleine heks,” zei Nynke, toch vertederd. Ze wist wel dat haar dochter een feilloos instinct had om volwassenen te manipuleren. Met haar blonde krulletjes en haar bruine ogen had ze een dosis schattigheid waar iedereen voor viel. “Zul je niet meer lastig zijn en Julian nu met rust laten?”
Emma knikte zo heftig met haar hoofd dat de blonde krulletjes op en neer dansten. “Tuurlek!”
Ach, het was ook nog maar zo'n klein ding, bedacht de moeder. Ze was de laatste weken wel lastiger dan anders, net nu Julian ook ziek was. Waarschijnlijk wilde ze gewoon ook aandacht.
“Weet je wat,” zei ze diplomatiek, “kom jij mama maar in de keuken helpen. Dan gaan wij samen een cake bakken!”
“Zo, nu moet je even een hele grote jongen zijn, Fred,” zei dokter Lidy vriendelijk. “Ik moet goed kijken naar jouw knie, want er mag geen glas in blijven zitten.”
De jongen knikte met een ernstig gezicht en terwijl de dokter de wond op zijn knie zo goed mogelijk begon schoon te deppen, kneep hij alvast zijn ogen stijf dicht. De vader volgde nauwkeurig alle bewegingen.
“Was u er zelf bij?” vroeg Lidy.
“Ik was er wel bij, maar ik stond aan de andere kant van het veld. Ik zag hem vallen en het leek niet zo ernstig, maar toen ik bij hem kwam, realiseerde ik me dat daar overal splinters glas lagen. Eigenlijk moet er geen afvalbak staan zo vlak bij een voetbalveld.”
“Dat heeft zijn voor- en zijn nadelen. Maar het was verstandig van u om meteen hiernaartoe te komen. Het is een lelijke wond.”
“De coach had het over de polikliniek van het ziekenhuis. Maar dat vind ik meteen zo dramatisch.”
Lidy, die de knie nu zo goed mogelijk schoon en gedesinfecteerd had, bestudeerde de wond aandachtig onder een loep. Met een pincet haalde ze diverse kleine stukjes gruis en inderdaad een paar splintertjes glas tevoorschijn. De jongen beet op zijn onderlip maar gaf geen kik.
“Voetbal je vaak?” vroeg ze, om hem wat af te leiden. “Mijn zoon Andy zit ook op voetballen . Hij zit bij de F-jes.”
“Ik zit bij E,” zei Fred trots. “Zaterdag hebben wij gewonnen met 6-2!”
“Sjonge, dat is goed!”
Ze vertelde niet dat Andy's team de vorige week gewonnen had met 10-1. Op die leeftijd was het evenwicht nog zo wisselend. De volgende keer verloren ze misschien met dezelfde cijfers.
“Kan ik woensdag wel naar de training? We moeten zaterdag spelen tegen de koplopers!”
“Dat lijkt me geen goed idee. De wond moet eerst dicht zijn. Zo, ik denk dat alle troep er nu wel uit is. Mijn assistente Petra zal het nu verbinden.” Ze belde en onmiddellijk kwam Petra binnen.
“Volgens mij ken jij Petra nog wel!”
“Dag Fred,” zei Petra vriendelijk. “Jazeker kennen wij elkaar!”
De dokter reikte de kleine patiënt en zijn vader de hand. “Als de wond gaat ontsteken, moet u onmiddellijk aan de bel trekken, maar dat weet u wel. Voor de pijn mag Fred eventueel een paracetamolletje hebben.”
Fred schudde heftig van nee. “Niet nodig, dokter.”
“Flink zo,” prees ze.
De volgende die binnenkwam, was een nog heel jong moedertje met een zuigeling in een wagentje. Twee kleuters volgden haar, zich elk aan een kant aan haar rokken vast houdend.
“Dag mevrouw Mohsen,” begroette de kinderarts haar. “Hoe gaat het?”
De jonge vrouw schoof de jongste kleuter naar voren, een meisje op nog wankele beentjes met een dikke bos donkere krullen. “Dokter, het gaat om Radwa.” Lidy keek het meisje eens goed aan. Ze had een behoorlijke snotneus en haar ademhaling ging piepend.
“Ze is steeds maar verkouden, dokter. Eerst had Sharif het en de baby ook een beetje. Maar die zijn allebei al lang weer beter, alleen bij Radwa duurt het nu al zo lang!” Lidy keek het vrouwtje eens goed aan. Ja, bij zo’n tenger, jong ding gebruikte je onwillekeurig een verkleinwoord, maar ze was intussen wel moeder van drie kinderen. Het kon niet anders of ze was de hele dag in de weer met die drie handenbindertjes.
“Weet u ongeveer hoelang?”
“Ik denk sinds iets meer dan een week, dokter.”
Lidy knielde bij de kleuter neer en nam voorzichtig via het oortje de temperatuur op. Radwa onderging alles doodstil, alleen haar donkere ogen volgden elke beweging.
“Wilt u haar truitje even uittrekken?”
Lidy haalde haar stethoscoop tevoorschijn en hield hem even in haar handpalm om hem voor te verwarmen. Aandachtig beluisterde ze de ademhalingsorganen van het meisje.
“Het is goed dat u gekomen bent, mevrouw Mohsen. De verkoudheid is bij Radwa overgegaan in een fikse bronchitis. Op zich kunnen we daar niet veel anders aan doen dan wachten tot het overgaat, maar het is belangrijk dat ze veel drinken krijgt en goed rust houdt. Gaat ze naar een peuterspeelzaal?” De moeder schudde het hoofd. “Ze moet in ieder geval binnen blijven, ook omdat ze andere kinderen kan aansteken. Waarschijnlijk zijn Sharif en de baby minder vatbaar voor deze infectie, anders waren die ook veel zieker geweest. Als ze erg hangerig is en koorts heeft, mag u haar een kinderaspirientje geven maar met mate.”
“Dat weet ik. Heeft ze nu ook koorts?”
“Een beetje, maar niet verontrustend. Als het niet verbetert, wil ik haar graag voor het weekend nog even weer zien.” Ze reikte de moeder de hand ten afscheid en opende de deur voor haar.
Riemer Visser was blij toen hij die avond eindelijk op zijn hotelkamer kon neerploffen. Het was een vermoeiende dag geweest. Al om vijf uur die morgen was hij van huis gegaan, want hij had een lange rit voor de boeg en wilde de files vermijden. Dat was gelukt, om zeven uur reed hij al op de Duitse Autobahn en om kwart voor negen was hij ruim op tijd aanwezig voor zijn afspraak met de directie daar. De Duitse vestiging van Riemers bedrijf viel onder zijn verantwoordelijkheid. Als Senior Consultant beschikte hij over de benodigde ervaring en de juiste contacten om hier zelfstandig beslissingen te kunnen nemen.
De besprekingen waren voorafgegaan door een rondleiding door het bedrijf. Op de voor zijn gastheren kenmerkende uitvoerige en grondige wijze werd hij voorgelicht over de nieuwste productietechnieken. Ook werd de werking van een supermoderne machine gedemonstreerd. Dit alles was hem in feite al bekend, maar niettemin luisterde de heer Visser met gepaste aandacht en stelde hier en daar tactvol een vraag die de Duitse directeur in de gelegenheid stelde nog wat uitvoeriger op het onderwerp in te gaan.
Na de rondleiding was hij onthaald op een uitvoerige lunch en alleen met de grootste moeite had Riemer het aanbod van een glas bier of Weisswein kunnen afwimpelen. Hij wist dat het ontzettend stom zou zijn om alcohol te drinken voor de eigenlijke besprekingen zouden beginnen. Het was misschien overdreven te zeggen dat deze met het mes op tafel zouden plaatsvinden, maar dat Riemer daar al zijn hersens bij moest hebben, was bij vorige gelegenheden wel gebleken.
Maar als zijn Duitse collega's dachten dat ze hem, Riemer Visser, konden inpakken, dan waren zij verkeerd bezig! Ondanks zijn moeheid stond hij op scherp zolang het nodig was en in zijn stijfkoppigheid kwam de Noordelijke afkomst van zijn ouders altijd nog naar voren. Riemer was niet alleen volhardend als hij overtuigd was van zijn gelijk, hij schrok er evenmin voor terug om onaangename besluiten te nemen als dat nodig was. En op dit moment was de economie dusdanig dat pijnlijke besluiten onvermijdelijk waren. Er moest gesneden worden in het productieproces en dit was niet zozeer een kwestie van bezuinigingen als wel van het verhogen van de efficiëntie.
Riemer schopte zijn schoenen uit, strekte de moede ledematen en vouwde zijn handen onder zijn hoofd. Al met al kon hij tevreden zijn. Bij de tamelijk stevige discussies die middag had hij voet bij stuk gehouden en op alle belangrijke punten had hij uiteindelijk zijn zin gekregen. Zijn directie zou blij verrast zijn, want dit was meer dan waarop ze hadden gerekend. Hij zou zijn succes straks best nog even kunnen vieren in de bar beneden, met een lekkere borrel die hij nu werkelijk verdiend had.
Hij sloot de ogen en voelde hoe de vermoeidheid toesloeg. Hij vermande zichzelf, want hij wilde eerst nog even naar huis bellen.
Nynke nam op en zoals altijd was hij blij om haar stem te horen. Ondanks hun regelmatig geruzie waren zij een hecht stel.
“Dag schat, met mij. Het is geweldig gegaan vandaag, maar ik heb wel even mijn best moeten doen…”
En hij vertelde van zijn succes van die middag. Nynke luisterde en zei precies wat hij ook had gedacht: “Dat zal de directie plezier doen!”
“Hoe is het nu met Julian?”
“Julian? Oh, eh... dat knapt alweer op.”
“Kan hij alweer praten?”
“Oh eh, nee, beter van niet!”
Iets in haar reactie maakte dat Riemer wantrouwig werd.
“Geef mij Emma eens,” vroeg hij.
Wat onduidelijke geluiden en toen: “Papa!”
“Is dat mijn prinsesje? Dag lieverd, heb je papa gemist? Krijgt papa kusjes?”
De kusjes smakten tegen zijn oorschelp, zo enthousiast voldeed zijn dochtertje aan het verzoek.
“En vertel papa eens, wat hebben jullie allemaal gedaan vandaag?”
“Nou, eerst was ik boos op Julian, want hij duwde mij. Maar het deed geen echt pijn. En toen heb ik met mama een cake gemaakt voor jou. En toen zijn we naar het ziekenhuis geweest en toen hebben we allemaal een ijsje gehad.”
“Ziekenhuis?”
“Ja, maar ik ben niet ziek, hoor! De dokter moest naar Julian zijn keeltje kijken. Maar dat deed geen pijn.”
Riemer voelde een geweldige woede in zich opkomen. Hij had Nynke zo duidelijk gezegd dat hij daar niets voor voelde! Nu had hij er spijt van dat hij die verwijsbrief niet verscheurd had, zoals zijn eerste impuls was geweest.
Met uiterste zelfbeheersing zei hij zo kalm mogelijk: “Geef mama nog maar weer even.”
“Ja?” Nynke had gehoord wat Emma vertelde en bereidde zich voor op de storm. Die kwam.
Als Riemer Visser eenmaal kwaad was, dan maakte hij daar geen geheim van. En ditmaal was hij razend. Het was hem zo ontzettend tegengevallen dat Nynke achter zijn rug om en tegen zijn wil in toch probeerde haar zin door te drijven! Het kon haar kennelijk niets schelen dat ze de carrière van Julian in gevaar bracht! Hij had toch niet voor niets op internet over die risico's gelezen! Dacht ze soms dat hij gek was? Zo gingen ze toch niet met elkaar om, tenminste dat dacht hij altijd!
Zo ging het nog een tijd door en na de eerste pogingen van Nynke om ertussen te komen, wachtte ze maar tot haar man een beetje was uitgeraasd. Eindelijk lukte het haar om ook wat te zeggen.
“Ik heb toch alleen maar het advies van die specialist gevraagd. Dat moet jou toch ook interesseren, het is je zoon!”
“Nou, en?”
“De dokter was heel duidelijk, nadat ik het hele verhaal had verteld.”
“Nou, en wat zei hij dan?”
“Zij. De KNO-specialist is een vrouw. En zij vond dat de amandelen zonder meer geknipt moeten worden. En ze zei ook…” Nynke moest het twee keer herhalen, want de stem aan de andere kant van de lijn begon opnieuw te razen, “… ze zei ook dat die voortdurende keelontstekingen net zo goed een gevaar inhielden voor beschadiging van de stembanden.”
“Dus ze wist dat de operatie gevaarlijk kan zijn?”
“Daar heeft ze niets over gezegd.”
“En heb je soms ook al een afspraak gemaakt?”
“Nee.”
Het was een leugen, want Nynke had wel degelijk een afspraak gemaakt, maar ze durfde haar man niet nog meer te tarten. Of hij haar geloofde of niet wist ze niet, maar in ieder geval legde hij neer. Morgen moest ze die afspraak dan maar afzeggen. Op deze manier ging het echt niet en Riemer had in wezen wel gelijk, ze moesten over zoiets met hun beiden beslissen.
Als dokter Van de Poel de praktijkdeur achter zich sloot en de gang doorliep naar de huiskamer maakte ze altijd mentaal de omschakeling van kinderarts naar moeder en echtgenote. Hoezeer haar kleine patiëntjes haar ook bezighielden, haar kinderen en Alex hadden immers recht op haar. De eerste minuten dat zij thuis was, wedijverden Steffie en Andy meestal om haar aandacht.
Deze dag was het niet anders. Iedereen zat al om de tafel geschaard toen zij binnenkwam en haar zoon en dochter veerden tegelijk op.
“Mama, mama!” riep Andy. “Ik heb een kraai gevonden!”
Voor ze hierop kon reageren, viel Steffie in met: “Mama, er is zaterdag een demonstratie kunstrijden en Kim doet ook een kür! Kom je kijken? Alex zegt dat hij komt!”
“Zaterdag,” zei Lidy nadenkend, terwijl ze ging zitten en de heerlijke geuren opsnoof van de gerechten die tante Rosy had bereid. “Ehh... zaterdag. Een kraai, Andy? Wat leuk joh, wat was daarmee?”
“Hij heeft een kapotte vleugel en kan niet zo goed vliegen.”
“Ja mama, kom je kijken? Toe nou, zeg nou van ja!”
“Meester zei dat hij vast nog wel opknapt en nou heb ik hem in een doos in de schuur! Mag ik hem houden?”
“Mama, toe, zeg nou…”
Spontaan legde ze haar handen over haar oren. “Alsjeblieft kinderen, niet alles tegelijk! Laat mama even bijkomen!”
Alex schoof haar bord bij en schepte haar galant wat op van de diverse schotels. Vragend keek hij haar aan. “Zo is het eerst genoeg,” zei ze en glimlachte dankbaar.
“Zaterdag. Steffie, lieverd, ik wil heel graag komen kijken, maar ik heb wel weekenddienst. Ik kan dus opgeroepen worden, dat weet je.”
Steffie's gezicht betrok. “Dan moet je vast meteen weer weg,” zei ze teleurgesteld. “Zo gaat het altijd.”
“Mama, mag ik hem houden?” hield Andy aan.
“Hmm,” zei Lidy, die net een volle hap in haar mond had gestoken.
“We zullen zien,” zei Alex nu in haar plaats. “Het belangrijkste is eerst dat hij opknapt. Ik wil hem straks graag even zien, jongen. Heb je hem ook wat eten gegeven?”
“Jazeker! Hij heeft al een half blikje van Tom op en hij vond het heerlijk!”
“En wat vond onze kater daarvan, dat je zijn lekkere blikje aan een kraai opvoert?”
“Ik heb hem mooi niks verteld,” zei Andy listig. “De schuur zit heel goed dicht en er hangt een briefje met ‘Verboden voor katten’.”
“Dan hoop ik maar dat Tom goed kan lezen!”
“Gekkie! Dat is voor jullie en voor tante Rosy, dat de deur goed gesloten blijft.”
“Hoe smaakt het?” vroeg Rosy, die inmiddels was aangeschoven en zich als laatste nu zelf bediende.
“Geweldig! Rosy, je bent de beste. Daar was ik nou echt aan toe.”
“Mag ik van tafel?” vroeg Andy, die nooit geduld had om te wachten tot de anderen uitgegeten waren. “Ik wil zo graag even naar Hans kijken.”
“Hans?”
“Zo heb ik hem genoemd. Meester zegt dat alle tamme kraaien Hans heten.”
“Voorlopig is hij nog niet tam. Maar toe maar, ga maar kijken dan.”
“Ik ga mee!” riep Steffie en sprong ook enthousiast op. Samen verdwenen ze, terwijl Andy nog vlug een aangebroken blikje kattenvoer mee griste. Rosy schudde haar hoofd.
“Dat beest heeft al voor een paar euro aan tonijn opgegeten,” zei ze afkeurend. “Die heeft het hier zo goed, die wil straks nooit meer weg!”
“Dus jij hebt weekenddienst,” zei Alex. “Betekent dat, dat je vanavond tenminste vrij bent?”
“Helemaal! En er komt een spannende Engelse detective op tv. Weet je wel, de vorige week was hij ook zo goed. Echt een heel verrassende ontknoping.”
In de hotelbar was het rustig. Een jong en zo te zien ernstig verliefd stel zat in een hoekje en had nergens anders oog voor dan voor elkaar. Waarom gingen ze niet naar boven, bedacht Riemer wrang. Ze waren toch in een hotel, ze hadden toch een kamersleutel? Dat was tenslotte de overheersende reden voor twee jonge mensen om naar een hotel te gaan: een comfortabel bed. En privacy natuurlijk.
Voor hem lag het anders. Ook hij wilde een lekker bed en het was zijn bedoeling geweest om er op tijd in te kruipen. Maar het telefoongesprek met Nynke had hem zoveel adrenaline bezorgd dat voorlopig van slapen niets kwam. Dan toch nog maar even naar de bar voor een slaapmutsje.
Hij voelde zich plotseling ontzettend alleen en somber en had behoefte aan wat aanspraak. Het enige andere levende wezen hier was de vrouw achter de bar die met glazen in de weer was. Hij schoof aan op een barkruk en kuchte bescheiden.
Ze liet hem nadrukkelijk een moment wachten voor ze zich omdraaide. “Bitte?”
“Ich möchte…” Ja, wat wilde hij eigenlijk? Geen bier, maar iets sterkers.
“Ein Obstler.” Zonder hem aan te kijken zette ze een glaasje neer en pakte de fles. Hij bekeek haar eens goed. Ze was niet jong meer, waarschijnlijk ouder dan hij. Ervaren in de horeca, want ze voerde alle handelingen blindelings uit. Haar gezicht, dat op zich regelmatig gevormd en niet onknap was, had een verdrietige trek om de mond. Weinig make-up, alleen wat oogschaduw en mascara.
“Neemt u er zelf ook een.” Nu keek ze hem aan. Een barbediende kreeg waarschijnlijk voortdurend drankjes aangeboden en het zou niet verstandig zijn om ze allemaal aan te nemen, maar hij wilde een vriendelijk gebaar maken. Zelf voelde hij zich ellendig en zo te zien was zij weinig vrolijker.
“Om op te fleuren.” Hij glimlachte. “Ik heb het nodig.”
Nu kwamen er lichtjes in haar ogen. “U hebt het nodig dat ik ook een glaasje neem?”
“Ja. Alleen drinken is niet gezellig.”
Ze bleef hem aankijken, schoot in de lach en pakte er een glaasje bij.
“Dat is beter. Zo ziet u er een stuk vrolijker uit.”
“Ik ben ingehuurd om de bar te bedienen, niet om vrolijk te kijken!”
“Jawel,” protesteerde hij. “Ook.”
Ze was niet op haar mondje gevallen en Riemer hield daar wel van. Ze vroeg wat hij te zoeken had in deze stad en dit hotel en hij vertelde over zijn bedrijf en de besprekingen die hij had gevoerd. Zij vroeg niet naar zijn thuissituatie en hij roerde dat onderwerp niet aan. Toen er een stilte viel in het gesprek en ze beide aan hun tweede glaasje nipten, zei ze ineens plompverloren: “Ik heb ontslag gekregen.”
Hij schrok van deze plotselinge openheid. “Ontslag, wanneer?”
“Vanmiddag kreeg ik dat te horen. Met ingang van volgende maand kan ik vertrekken. Ik heb hier drie jaar gewerkt.”
“Maar om welke reden dan?”
Ze haalde haar schouders op. “Er kwam een leuke, jonge vlotte collega, een parttimer. Volgens mij heeft de baas een oogje op hem. In ieder geval, ik kan vertrekken. Een voorwendsel is altijd wel te vinden als ze iemand willen ontslaan.”
Dat was natuurlijk waar. Hij nam zwijgend een slok. Ineens zag hij deze vrouw als mens en niet louter als een persoon die er was om hem van een glas te voorzien en zo nodig van wat gezelligheid.
“Dat spijt mij voor u.”
Ze dronk haar glas leeg en zette het met een klap neer. “We moeten sluiten, het is tijd.”
Het jonge stel was al eerder vertrokken. Hij legde geld op de bar, maar wilde op de een of andere manier dit contact nog even vasthouden.
Blijkbaar voelde de vrouw dat ook zo, want in een impuls pakte ze de fles drank waar nog een rest in zat en stak hem die toe. “Nehmen Sie mit.”
Verbouwereerd pakte hij de fles aan. “Waar dat voor?”
“Om op te vrolijken.”
“Dan heb ik gezelschap nodig, alleen drinken is niet leuk.”
Alsof ze die bedekte vraag verwachtte, zei ze. “Schon gut. Ik moet hier afsluiten. Welk kamernummer hebt u?”
Hij noemde het, nam de fles en beide glaasjes mee.
“Ich komme gleich.”
In een soort waas liep hij naar zijn hotelkamer. Hij, de brave huisvader en echtgenoot, had een afspraakje met een barmeisje laat op de avond na sluitingstijd! Ineens zat hij in een situatie die hij nooit voor mogelijk had gehouden. Dit soort dingen deed je niet, nou ja, hij wist natuurlijk dat het gebeurde maar hij, Riemer Visser, deed dat niet.
En ineens deed hij het toch. Hij zette fles en glazen klaar, streek het bed glad en klapte zijn koffer dicht. Een bescheiden klopje op de deur.
“Kommen Sie herein!” zei hij op hetzelfde moment dat hij de deur voor de bardame openzwaaide.
Nog voor ze binnen was, hadden hun lippen elkaar gevonden in een hete, wanhopige omhelzing. Al zoenend, likkend en bijtend trok hij haar de kamer in zodat hij tenminste de deur kon sluiten. Achteruit lopend strompelden ze naar het bed en lieten zich neervallen, nog steeds aan elkaar vastgeklemd. Hijgend, alle twee naar adem snakkend, keken ze elkaar een ogenblik aan.
“Wie heist Du denn?”
“Gitte. Und Du?”
“Riemer.”
“Riemer.” Ze proefde de klank, vond het een gekke naam.
“Ausländer,” zei hij en lachte.
Hongerig begon ze zijn gezicht opnieuw met kussen te bedekken. Haar passie wond hem enorm op. Het was jaren geleden dat hij met een andere vrouw had gevrijd dan met zijn Nynke. Hij duwde de gedachte aan haar weg. Wat zei men ook weer over verandering van smaak? Hij zat nu hier, op deze hotelkamer met deze vrouw. Of eigenlijk lagen ze nu allebei. Hij knoopte haar blouse open, schoof haar behabandjes opzij. Ze rook lekker en had mooie borsten. Hij voelde hoe het bloed in zijn slapen klopte. Haar handen bewogen zich tastend en maakten zijn broekriem los.
Toen bande Riemer Visser alle gedachten aan het thuisfront en Nynke uit zijn gedachten.
Later namen ze samen een douche en Riemer voelde zich ineens als een verliefde puber, zo vrolijk. Hij begreep het zelf niet, hoe hem dit zomaar kon overkomen, maar beschouwde het als een onverwacht cadeautje waar hij zo veel mogelijk van wilde genieten. Problemen kwamen later wel, dat besefte hij heel goed, maar nu was hij alleen maar onbezorgd gelukkig. Terwijl ze dicht tegen elkaar aanstonden en elkaars rug masseerden, keek hij neer op haar donkerblonde haar dat hier en daar al grijs begon te worden. Net als het zijne overigens.
Gitte heette ze.
“Waar woon je, Gitte?”
“Irgendwo. Gewoon, ergens. Met iemand.”
Hij vroeg niet verder, tenslotte zat hij er zelf evenmin op te wachten om uitleg te geven over zijn gezin.
Bij het eerste ochtendlicht vertrok ze. Riemer zette de wekker en probeerde nog een uurtje slaap mee te pikken. Voor vandaag stond er weer het een en ander op het programma en diezelfde avond nog zou hij naar Nederland terugrijden, als hij niet te moe was tenminste. In dat geval werd het zaterdagmorgen. Als hij… Maar voor hij die gedachte bewust had kunnen wegduwen, zakte hij weg in een diepe droomloze slaap.
De tribune in de ijshal begon al aardig vol te lopen. Vaders en moeders met kinderen en ook opa's en oma's en andere bekenden installeerden zich op de betonnen banken. Iedereen had zich warm aangekleed en kussens meegenomen om op te zitten, want de temperatuur in de ijshal werd zo laag mogelijk gehouden.
Steffie draafde ongedurig heen en weer tussen de ingang voor de deelnemers en de publieke tribune. Zelf was ze nog niet zover dat ze een kür kon rijden, maar ze mocht straks al wel meedoen met het binnenrijden en presenteren van de kunstrijvereniging. Een aantal rijdsters was aan het oefenen.
“Kijk, die daar met die zwarte paardenstaart, dat is Kim! En daar tegenover ons komt straks de jury te zitten.” Ze legde het systeem uit. “Ze krijgen punten voor elke sprong. En dan nemen ze van alle vier juryleden het gemiddelde. Maar als je pas begint, krijg je veel minder punten dan als je al een hoog niveau hebt. Dus 4,8 kan best een heel goed cijfer zijn! Oei!”
Op de ijsvloer was Kim gevallen, maar ze stond onmiddellijk weer op en schaatste verder.
“Als je nou valt tijdens je kür?” vroeg Alex.
“Dat is niet zo erg, daar krijg je geen slecht cijfer voor. Je krijgt punten voor wat je goed doet. Maar Kim voelt zich niet zo lekker vandaag.”
“Dat is naar,” zei Lidy bezorgd.
“Ja.” Steffie was even stil. “Mama?”
“Ja, meisje?”
“Wat is ongesteld? Kim zei dat ze ongesteld is en dat ze daarom vandaag niet zo goed kan schaatsen. Heb je dat aan je benen? Ze wou het niet uitleggen.”
“Nee, niet aan je benen,” zei Lidy voorzichtig en keek om zich heen. De banken waren volgepakt en dit leek haar niet het juiste moment om haar dochter voorlichting te geven. “Weet je wat, ik zal het je thuis uitleggen, want het is een heel verhaal. Moet jij langzamerhand niet weer naar beneden? Ze hebben net omgeroepen dat de ijsvloer vrij moet worden gemaakt. Ik denk dat het zo begint.”
“Oh ja!” en Steffie repte zich weer weg.
De intocht van de schaatsers was betoverend. Eerst gingen alle lichten uit en pas toen realiseerde het publiek zich dat alle bovenramen van de ijshal en de deuren zorgvuldig waren afgeplakt zodat het ineens behoorlijk duister was. Door de achterste ramen, waar de ijshal in open verbinding stond met de 400 meterbaan, werden nu lichtjes zichtbaar die al flakkerend naderden in een lange rij en groter werden. Toen ze de doorgang passeerden, verschenen voor het ademloos kijkende publiek de oudste leden van de club al schaatsend in een lange sliert met brandende fakkels in de hand. Achter hen aan kwamen alle leden van de vereniging, meest meisjes maar ook enkele jongens erbij.
“Daar komt Steffie!” riep Andy en hij sprong op en neer en zwaaide enthousiast naar zijn zusje. “Hoi Stef, joehoe!”
“Doe dat nou maar niet,” waarschuwde Alex, “straks valt ze nog!”
Maar Steffie hoorde niets behalve het applaus en ze genoot er zichtbaar van dat ze deel uitmaakte van dit geweldige gebeuren.
“Ik zie Kim niet,” zei Lidy. Misschien was ze zich mentaal aan het voorbereiden op haar optreden straks?
“Hebben jullie mij gezien?” vroeg Steffie, nog nahijgend van de opwinding, toen ze met beschermende hoezen om haar schaatsijzers weer de tribune opklom. “Ik heb ook mee geschaatst! Zagen jullie mij wel?”
“Jazeker! Andy heeft nog gezwaaid, maar jij was veel te druk bezig!”
De namen van de eerste groep deelnemers werden omgeroepen.
“Nu komt Kim straks,” zei het meisje, terwijl ze zich tussen Alex en Lidy in nestelde en genietend uit een pakje chocolademelk slurpte. “Ze heeft een heel mooi pakje aan. Heel sexy. Zojuist bij het inrijden had ze er nog een vestje overheen, maar er zitten allemaal lovertjes en glittertjes opgenaaid en het is helemaal bling bling! Mama, wist je dat 'lover' in het Engels 'vrijer' betekent?”
Het meisje op de ijsvloer beëindigde haar kür met een sierlijke buiging voor de jury. Net iets te zwierig, want even raakte ze uit balans. Maar op het laatste moment herstelde ze zich en hield zich staande.
“Oei!” riep Steffie verschrikt.
Intussen hadden ze al heel wat valpartijen gezien. Het ijs had hier en daar kennelijk wat onzuiverheden. Een dweilwagen kwam een rondje rijden, terwijl de jury zich beraadde. Gespannen wachtte een ieder de cijferbordjes af. Een jonge vrouw met warme altstem las de beoordelingen op en vermeldde het eindcijfer. Het publiek reageerde met applaus.
“Dit is erg goed!” zei Steffie deskundig.
“Maar ze was bijna gevallen!”
“Daar gaat het niet om, dat zei ik toch? Maar ze had er een paar heel moeilijke sprongen bij!”
De muziek begon. Een lang aanzwellend akkoord, toen barstte een vrolijke melodie los en daar kwam Kim het ijs opfladderen. Lidy was het met haar dochter eens, Kim zag er betoverend uit. Haar pakje bestond gedeeltelijk uit zwarte doorzichtige kant en gedeeltelijk uit zijde waarop een ontelbaar aantal lovertjes was genaaid die bij elke beweging glinsterden en schitterden. Haar zwarte paardenstaartje danste op en neer.
Ademloos volgde Steffie alles wat er op het ijs gebeurde. Voor Lidy was het allemaal even onbegrijpelijk. Dat een jong meisje zo over het ijs kon scheren, opspringen, pirouettes draaien en dat alles zonder een enkele aarzeling! Bij elke sprong die ze deed, volgden een daverend applaus en enthousiaste uitroepen. Kim had kennelijk al een grote fanclub, zo jong als ze was.
Ineens ging er een geruis door het publiek. Bij het neerkomen na een ingewikkelde sprong haakte Kim met de punt van haar schaats in het ijs en viel. De droom van rondfladderende vlinder veranderde in een fractie van een seconde in een ordeloos hoopje mens. In een rare houding bleef ze liggen op het ijs.
Met beide handen verschrikt voor haar mond geslagen volgde Steffie met grote ogen wat er gebeurde. Het geroezemoes van het publiek ging over in kreten van ontzetting.
“Mama!” riep Steffie. “Doe er iets aan!”
Maar Lidy verwachtte niet anders dan dat de rijdster elk moment zou opspringen en haar kür zou beëindigen op de rest van de muziek. Ze kende haar dochter: die meende dat haar moeder in actie moest komen bij elke geschramde vinger, maar Lidy had al verschillende schaatsers zien vallen en meteen weer verder rijden.
Maar toch, dit duurde te lang. De muziek stopte en iemand kwam van de kant het ijs opschaatsen. Het was juf Belinda, de trainster. Ze boog zich over het hoopje op de ijsvloer. Ergens begon iemand in het publiek te gillen en iedereen zag het nu, het ijs kleurde rood.
Belinda richtte zich op en gebaarde naar de kant van de jury waar de ladyspeaker zat. Die boog zich naar de microfoon en vroeg: “Is er een dokter aanwezig?”
“Mama!” riep Steffie, maar Lidy was al onderweg. Ze sprong over de betonnen banken, tussen het verspreide publiek door, naar de doorgang voor de deelnemers. Steffie rende haar achterna en Andy wilde ze volgen, maar Alex hield hem tegen.
Met schoenen en al liep de kinderarts het ijs op, voorzichtig schuifelend, want het was spekglad. Steffie bleef aan de kant staan en legde de mensen, die zich achter het hek verzamelden, uit dat dit haar moeder was en dat ze kinderarts was en zij heette Lidy en alles kwam nu vast goed. Echt wel!
Een jongeman met een koffertje in de hand kwam naar het groepje op het ijs toe schaatsen. “Ik heb een EHBO-diploma.”
“Ze heeft een slagaderlijke bloeding aan haar arm,” zei de arts, die met haar sterke vingers de slagader dichtdrukte. “Ik ben Lidy van de Poel, kinderarts. Heb je een stevig verband bij je?”
“Ik ben Mark.” De man opende de EHBO-koffer en haalde het gevraagde tevoorschijn.
“Mark, wil jij de slagader nu dichthouden? Dan leg ik een wonddrukverband aan. Je weet waar je moet drukken?”
Mark knikte.
“Is ze flauwgevallen?” vroeg Belinda.
“Dat, of erger. Ze kan ook in shock zijn, want ze heeft intussen nogal wat bloed verloren. Haar pakje is helemaal doorweekt. Ik heb niet kunnen zien of ze met het hoofd op het ijs is geknald, maar in dat geval kan ze ook nog een hersenschudding hebben. Ik heb haar hartslag al gecontroleerd; die is rustig en sterk en dat is tenminste een goed teken. Als iemand een zaklamp voor me heeft, kijk ik ook naar haar pupilreacties. Maar er moet onmiddellijk een ambulance gebeld worden, gezien het forse bloedverlies. Kim heeft een infuus nodig en het is belangrijk om te weten hoe haar bloeddruk is. Het drukverband wat ik heb aangelegd, is maar een tijdelijke oplossing, de wond moet zo snel mogelijk gehecht worden.”
Belinda schaatste naar de kant en begon daar een geagiteerd gesprek met een organisator, die zijn mobieltje openklapte en begon te bellen. De toeschouwers bij het hek werden weggestuurd, ook Steffie, die nog boos met het argument kwam dat het haar moeder was, die daar met Kim in de weer was en dat ze het aan haar, Steffie, te danken hadden dat er onmiddellijk een dokter bij was geweest.
“De doorgang moet vrij blijven voor de ambulancebroeders. Kim moet meteen naar het ziekenhuis.”
Binnen tien minuten arriveerde de ambulance, de sirene was tot binnen in de ijshal hoorbaar. Twee broeders kwamen met de brancard het ijs op schuifelen.
Aan de kant trachtte Belinda een vrouw te kalmeren, die kennelijk Kims moeder was.
“Dokter Van de Poel!”
“Dag Steven. Dit meisje heeft een slagaderlijke bloeding aan haar arm en mogelijk een shock. Ze is in haar schaats gevallen.”
“Haar schaats?”
Mark, die de beide schaatsen voorzichtig had uitgetrokken, hield ze demonstratief omhoog. De ijzers waren vlijmscherp.
“Daar kun je een koe mee slachten,” zei Steven, terwijl zijn collega, die het drukverband had geïnspecteerd, waarderend naar de kinderarts keek. Zoals dokter Van de Poel dat kon, dat zou niemand haar verbeteren!
Inmiddels was de brancard onder Kim geschoven die nog steeds bewusteloos was. De broeders droegen de brancard het ijs af. Er werd omgeroepen dat er in ieder geval een half uur werd gepauzeerd en dat de organisatie met de ijsmeester zou overleggen hoe het vervolg zou zijn.
“Ik zou toch verwachten dat ze de rest aflasten,” zei Alex, terwijl ze gevieren naar buiten liepen. “In ieder geval heb ik er geen plezier meer in.”
“Dat zeg je nu wel, maar al die kinderen en volwassenen die zo enorm naar deze dag hebben toegeleefd? Die hebben wekenlang geoefend op hun kür, ze hebben de muziek beluisterd tot ze bij elke noot exact de beweging kennen en ze hebben een prachtig pakje uitgezocht! En hun vader en moeder en misschien wel opa en oma zijn speciaal hiernaartoe gekomen om hun kind te bewonderen! Die mensen kun je niet allemaal teleurstellen!”
“Bij de Tour de France hebben ze ook doorgereden toen die ene renner dood was!”
“Hou op, Andy! Kim is niet dood, hè mama?”
“Nee hoor, meid, en dat gaat ze ook niet! Ze is nu in goede handen.”
Toen ze buiten kwamen, was de ambulance al vertrokken.
De hele zaterdagmiddag en -avond had er in huize Visser een bedrukte stemming geheerst. Julian was nog steeds ziek, dat wilde maar niet beter worden. Vader Riemer was pas na het middaguur thuisgekomen uit Duitsland en Nynke was danig ongerust geweest. Ze had het helemaal niet begrepen op die Duitse snelwegen waar ze joegen als gekken. Trouwens haar Riemer kon er ook wat van, ze merkte wel dat hij zich moest inhouden als zij naast hem in de auto zat.
“Waarom ben je zo laat?” vroeg ze. “Ik had je gisteravond al verwacht.”
“Het was een moeilijke bespreking, ik was gewoon bekaf.”
“Dan had je toch even kunnen bellen en dat zeggen? En je mobieltje stond ook uit.”
“Ik was gewoonweg overal flauw van, ik had het echt helemaal gehad.”
Ook met mij? vroeg Nynke zich af. Het geruzie over de telefoon stond haar nog steeds voor de geest. Ze had de afspraak voor het knippen van Julians amandelen afgezegd, maar daarmee was het probleem nog steeds niet opgelost. Als dit zo doorging, zou Julian voortdurend keelontsteking hebben en misschien wel nooit meer kunnen zingen. Maar ze had het onderwerp voorlopig laten rusten, want Riemer was duidelijk in een slechte bui en eigenlijk voelde zij zich schuldig over het gebeurde. Het was waar dat je dit soort beslissingen over je kinderen als ouders samen moest nemen. Alleen, haar man was zo ontzettend stijfkoppig en wilde zelfs niet nadenken over een ander standpunt. Wat kwam er dan terecht van samen beslissen?
Nynke wist niet dat zij een volkomen verkeerde uitleg gaf aan Riemers zwijgzaamheid en slechte bui. Terwijl Nynke zich schuldig voelde over haar bezoek aan de KNO-arts, voelde Riemer zich nog veel schuldiger, maar over iets van heel andere aard. In al die jaren huwelijk was hij nooit vreemdgegaan, en nu ineens was dit hem zomaar overkomen…
En tot overmaat van ramp was ook kleine Emma nog steeds hangerig. Eigenlijk was ze dat al tijden, bedacht Nynke nu. Het was absoluut niet de levenslustige kleuter van een half jaar geleden. Ach, misschien was het een griepje. Of gewoon aandacht trekken, daar was die kleine heks goed in. En op haar vader was ze verzot, haar vader die haar gewoonlijk 'zijn prinsesje' noemde en allerlei koosnaampjes gaf, maar de laatste dagen haast geen aandacht aan haar schonk.
“Laten we morgen naar de dierentuin gaan,” stelde hij die avond plotseling voor. Nynke, die juist de schone vaat wegborg, keek verbaasd op.
“Daar houd jij toch helemaal niet van?”
“Ach, zo erg vind ik het niet. En de kinderen genieten altijd.”
Het betekende een hele dag op stap met zijn vieren. Eerst een klein uur rijden, want hun favoriete dierentuin lag verder weg. Dan een plekje zoeken op een overvolle parkeerplaats, eindeloos in de rij staan voor de kassa, trachten de fotograaf te ontlopen die een leuk kiekje wilde maken. Dan de hele dag goed opletten dat de kinderen niet in de problemen kwamen bij de dieren. Nynke herinnerde zich nog die keer dat ze stonden te kijken bij de kleinere apen in de winterhokken. Julian had te dicht bij de afscheiding gestaan en een van de apen had zich vreselijk opgewonden, uiteindelijk door het gaas heen boos de bril van Julians neus gegrist en was er mee aan de haal gegaan.
“Voor die aap waren dit jouw ogen en die keken hem strak aan, wat bij apen een agressieve uitdaging is,” legde de verzorger uit, die ze gealarmeerd hadden. Hij was erin geslaagd de bril weer terug te halen. De bril was wat gehavend geweest, maar nog bruikbaar.
Julian had het achteraf een spannend avontuur gevonden.
“Meen je dit nu echt? Ik denk dat Julian en Emma het geweldig vinden!”
“Dan gaan we morgen op tijd op stap,” besliste hij.
Maar die zondag werd het uitstapje minder leuk dan ze hadden verwacht. De vader bleef zwijgzaam en nors, de kinderen op de achterbank zeurden en maakten ruzie en Nynke vroeg zich verdrietig af hoe ze het kon bijleggen met haar man. Julian wilde niets eten, want slikken deed hem nog steeds pijn en Emma at een heel bord patat leeg en braakte toen alles weer uit, over de tegels van het terras. Een zwerm duiven en kraaien streek onmiddellijk neer en ontfermde zich over de buit. Toen een meisje met een emmer en een dweil kwam was het meeste alweer verdwenen in de magen van de vogels.
“Buikje pijn,” klaagde Emma.
“Volgens mij heeft zij nu ook griep of zoiets,” dacht Nynke.
“We gaan naar huis,” zei Riemer.
“IJsje nog!” zeurde zijn dochter.
“Dat spuug je dan ook weer uit!”
“Nietes! IJsje!”
Ze kreeg haar ijsje. Haar broer wilde niets. En zoals voorspeld kwam ook het ijsje weer naar buiten. Toen was ook voor Nynke de maat vol en vroeg in de middag waren ze alweer thuis.
“Vandaag komt een jongeman onze gelederen versterken,” vertelde dokter Lidy, terwijl ze de eerste voorzichtige slokjes nam van de hete koffie die Petra had ingeschonken. “Het is die AIO waar ik het al over heb gehad, die de specialisatie kindergeneeskunde wil doen. Hij komt hier drie maanden meelopen en het is de bedoeling dat hij aan het eind van zijn stage in alle onderdelen zelfstandig kan functioneren, ook weekenddiensten. Natuurlijk zal ik dan als supervisor stand-by zijn. Maar dat is niet erg, we hebben het allemaal moeten leren. Corine, vertel eens, wat hebben wij voor vandaag op het programma?”
Corine pakte de stapel dossiers die al klaarlag. “Het is vanmorgen tamelijk druk en vanmiddag heb je de huisbezoeken. En je wou ook langs het ziekenhuis, zei je?”
“Ja, ik wil toch zien hoe het nu met dat schaatsvriendinnetje van Steffie is. Wil jij voor de zekerheid het ziekenhuis bellen en vragen of Kim Ng nog opgenomen is of dat ze al is ontslagen?”
“Zal ik doen.”
“Ik zie hier alweer het dossier van Visser. Zouden die ouders nu eindelijk een besluit nemen over dat arme kereltje met zijn keelontsteking? Oh nee, het gaat om Emma, ik zie het.”
“De vader belde er gistermiddag over. De klachten waren niet erg duidelijk en het had veel weg van een buikgriepje, maar meneer klonk behoorlijk ongerust.”
“Goed, we zullen zien.”
De kinderarts verdween in haar spreekkamer en riep even later het eerste patiëntje naar binnen.
“Dag Merijn,” zei Lidy. Ze reikte de jongen en zijn moeder de hand en bood ze een stoel aan.
“Ik denk dat ik al zie wat het probleem is. Laat eens kijken, jongen.”
“Het is eind vorige week begonnen,” vertelde de moeder, terwijl de kinderarts voorzichtig het shirtje van de jongen bij de hals losmaakte. Vanaf zijn kin en tot halverwege zijn schouder was zijn lichaampje bedekt met blaasjes en gele korsten. Met dunne handschoenen aan inspecteerde de arts de aangedane huid.
“Mijn man noemt dit krentenbaard. Ja, dat is zo'n uitdrukking van vroeger, het is natuurlijk helemaal geen baard. Merijn is er behoorlijk ziek van, hij is hangerig en wil alsmaar krabben, maar dat mag niet van mij.”
“Daar hebt u gelijk in, maar het is natuurlijk moeilijk voor een kind. U hebt meen ik nog twee kinderen?”
“Ja, Merijn is onze oudste. Dan komt Karel-Jan van vijf en dan hebben we Lotje, onze kleine zonneschijn.”
“En hoe oud is Lotje ook weer?”
“Ze is ruim een jaar en begint zich al op te trekken en zelfstandig te staan.”
“Luister goed,” zei de arts nu ernstig. “Dit heet impetigo en dat wordt inderdaad krentenbaard genoemd. Het is vervelend, maar op zich niet gevaarlijk, maar het is heel besmettelijk en voor baby's kan het wel degelijk gevaarlijk zijn. Het is dus heel belangrijk dat u besmetting zoveel mogelijk voorkomt. Hebben de andere kinderen er ook al last van?”
“Niet dat ik gemerkt heb, dokter.”
“Ik zal u een tube zinkzalf voorschrijven tegen de jeuk. Dat maakt de drang tot krabben minder en de blaasjes drogen dan sneller in. U moet heel goed opletten dat u de zalf niet verontreinigt met uw vingers of met Merijns huid.”
De moeder trok rimpels in haar voorhoofd. “Hoe moet ik dat er dan opsmeren?”
“U doet dat via een spateltje. Mijn assistente Petra kan u precies uitleggen hoe u dat het beste kunt doen. Heel vaak handen wassen, zowel van uw kinderen als van uzelf. Liefst iedere keer een schoon washandje en handdoek. En als het mogelijk is, moet u de baby eigenlijk van Merijn gescheiden houden.”
“Dat zal lastig zijn, maar ik kan mijn moeder vragen of zij Lotje een paar dagen kan hebben. Dat zullen ze allebei geweldig vinden!”
“Zul je een flinke kerel zijn, Merijn, en proberen niet te krabben?”
De jongen knikte manhaftig. “Jazeker, dokter!”
“Goed zo,” prees ze.
“Echt wel,” zei hij er nog achteraan ter geruststelling. Lidy glimlachte.
Aan het eind van de morgen stapten meneer en mevrouw Visser de spreekkamer binnen. De vader hield Emma op de arm.
“Waar kan ik u mee helpen?” vroeg de kinderarts vriendelijk, toen ze alle drie zaten. “Het gaat om Emma dus?”
“We maken ons echt zorgen, dokter,” begon Nynke, maar vader Riemer viel haar in de rede en nam het gesprek over.
“Ze was de laatste tijd hangerig, maar ja, met Julian die ziek is en zoveel aandacht vraagt, nam ik het eerlijk gezegd niet zo serieus. Maar gisteren gingen we naar de dierentuin om de kinderen allebei wat op te fleuren…”
“… en toen was ze duidelijk al niet lekker maar ze wilde met alle geweld patat hebben…”
“… en dat kwam er allemaal weer uit. En toen wilde ze per se een ijsje en dat wilden wij eerst niet, maar ja, u weet hoe kinderen van die leeftijd kunnen zeuren. En dat ijsje kwam er dus ook weer uit.”
“Daarna zijn we naar huis gegaan en heb ik haar in bed gestopt. Toen ik later naar haar toe ging, lag ze te huilen en klaagde weer over buikpijn. Maar ja, zo'n kind weet echt het verschil niet tussen de buik en de maag en ik dacht dat het, nou ja, een griepje was. Toen ik haar echter liet plassen, zag ik wat bloed in haar urine en schrok ik behoorlijk. Ik heb eens voorzichtig gevoeld en volgens mij is er toch iets raars aan de hand. Wil de dokter zelf eens kijken?”
De vader had intussen de kleding van het kleine ding losgemaakt.
“Zo, Emma, ik ga even jouw buikje voelen, is dat goed? Je hoeft niet bang te zijn, ik doe je geen pijn. Je bent toch al vier? Nou, dan ben je langzamerhand een grote meid, toch? Zo, we gaan dat hier even doen. Ja, mama mag naast je zitten.”
Dokter Van de Poel legde de kleuter voorzichtig op de onderzoekstafel. Ze schoof een krukje bij en gebaarde moeder Nynke dat ze bij het hoofdeind kon gaan zitten. Net op tijd want het snoetje van het kleine meisje stond al op huilen.
De kinderarts begon uiterst behoedzaam het meisje te onderzoeken.
De uitdrukking van haar gezicht veranderde en werd plotseling ernstig. Zorgvuldig herhaalde ze het onderzoek en keek toen op.
“U mag uw dochter nu wel weer aankleden.” Ze ging naar haar bureau en schakelde de intercom in. “Petra, wil jij even Emma Visser ophalen en onder je hoede nemen? Ze mag een speeltje uitzoeken en Julian ook, want die zit nog in de wachtkamer.”
Enigszins in verwarring stonden de ouders ook op, maar de arts hield ze tegen.
“Ik moet met u beiden praten,” zei ze. “Gaat u nog even rustig zitten alstublieft. Petra houdt Emma en Julian zolang bezig.”
Vragend keken beide ouders haar aan.
Lidy moest zich even bezinnen, want als moeder wist ze dat de boodschap die ze moest brengen hard zou aankomen. Toen ze begon te praten, voelde moeder Nynke de grond onder zich wegzinken. Ze greep de arm vast van haar man. Die legde zijn hand over de hare, ook hij trok wit weg bij wat hij hoorde.
“Er is geen andere manier om dit te vertellen. U wilt duidelijkheid en daar hebt u recht op. Ik maak mij zorgen over uw dochter en ik wil graag met spoed voor haar een afspraak maken met de oncoloog van het St. Joseph-kinderziekenhuis. Ik voel een zwelling in haar buik en het is van het grootste belang dat Emma zo gauw mogelijk onderzocht wordt om de ernst van de situatie vast te stellen. Er is een kans - ik zeg met nadruk een kans - dat Emma ernstig ziek is.”
Riemer begreep onmiddellijk waar de arts op doelde.
“U hebt het over kanker?” bracht hij met moeite uit. “Dat bloed in de urine…”
Het duizelde Nynke.
“Maar hoe kan dat nou?” hakkelde ze. “Wij proberen altijd gezond te leven, ze komt veel in de buitenlucht en ik let er goed op dat ze geen rare dingen eet. Dat bord patat van gisteren was echt een uitzondering.”
“Helaas kan kanker op geen enkele manier voorkomen worden. Wij kunnen wel de kans op ziek zijn vergroten door bijvoorbeeld te roken, maar we kunnen niets doen om die ziekte uit te sluiten. Iemand die nooit heeft gerookt en altijd gezond heeft geleefd kan desondanks longkanker krijgen, alleen is statistisch gezien de kans daarop kleiner.”
De moeder begon zachtjes te huilen. Naast haar zat haar man, te murw om te reageren.
Lidy stond op. “Ik breng u naar een rustig hoekje waar u op adem kunt komen. Dit is heel wat voor ouders om te verwerken.”
Ze legde even een troostende hand op de schouder van Nynke en begeleidde de vader en moeder naar buiten.
“Petra, wil jij meneer en mevrouw Visser allebei een kopje koffie brengen? En houd Emma en Julian nog even bezig, wil je?”
“Ze zitten samen in het speelhoekje zoet te kijken naar de Muppets! Emma lacht alweer.”
“Ik had vanmorgen die AIO kindergeneeskunde verwacht,” zei Lidy toen ze met haar assistentes even een broodje at. “Ik doe vanmiddag huisbezoeken, dat had ik hem duidelijk gezegd. Dit komt slecht uit, want ik wil nu eerst langs het ziekenhuis. Ik zie nog aldoor dat witte gezichtje van dat meisje Kim voor me. En Steffie zou meegaan en die moet om twee uur weer op school zijn.”
“Ik kan nog even proberen om die jongeman te bellen,” bood Corine aan, maar Lidy schudde haar hoofd.
“Daar is geen haast mee. Eet eerst rustig je lunch en vertel hem daarna maar dat ik morgen weer op de praktijk ben. Het eerste wat hij zal moeten leren is om zich aan afspraken te houden. Maar dat zal ik hem zelf wel uitleggen. Dag meiden, ik ga er nu vandoor.”
Ze pakte haar dokterstas en repte zich naar haar auto. Steffie stond al op de uitkijk en kwam er onmiddellijk aansnellen.
“Kijk eens, mama, wat ik voor Kim heb gekocht!” Ze hield een boekje omhoog met veel roze en glitters op de buitenkant.
“Een schaatsagenda! Gaaf hè? Van mijn zakgeld, maar Rosy heeft ook bijgelegd. Die vond het zo sneu toen ik het vertelde.”
Lidy schudde haar hoofd. “Die tante Rosy toch! Maar het is erg lief van je om voor Kim iets van je eigen geld te kopen.”
“Ja hè?” zei Steffie tevreden. “Ik denk dat Kim en ik Best Friends worden. En dan schrijven we dat in onze agenda's.”
Kim zat rechtop in bed toen ze binnenkwamen. Haar arm zat nog in een indrukwekkend verband, maar ze had kleur op haar wangen en haar ogen lichtten op toen ze Steffie zag.
“Ha, die Stef!”
Steffie legde met een groots gebaar de mooie agenda op het bed. “Voor jou. En dit is mijn moeder, die is dokter. Dokter Lidy, en die heeft jou toen geholpen toen je op het ijs lag!”
Kim reikte haar verrast haar goede hand.
“Ik weet er niets meer van, maar mijn moeder heeft het me verteld. Ze zei dat ze de hemel heeft gedankt dat u er was!”
“Ik had haar meegenomen!” zei Steffie die zich die belangrijke rol niet liet ontgaan. “Ik had gezegd dat ze naar jouw kür moest komen kijken!”
“Hoe is het nu met je arm?” vroeg Lidy.
“Ik heb vier hechtingen! Maar straks mag ik naar huis, mijn moeder komt me halen.”
“Doet het erg pijn?” vroeg Steffie vol ontzag.
“Een beetje, niet erg, hoor,” zei Kim. De waarheid was dat ze er nauwelijks nog iets van voelde, maar het was erg fijn om zo in het middelpunt van de belangstelling te staan en ze wilde al die aandacht nog even vasthouden.
“Kletsen jullie nog maar even,” zei Lidy. “Ik moet even iets met iemand bespreken.”
Ze was benieuwd hoe het intussen met Emma ging, want ze had haar met de grootste spoed naar de afdeling oncologie verwezen. De meisjes bleven samen achter.
“Kwam dat nou door de ongesteldheid dat je viel?” vroeg Steffie.
“Ja, nee, weet ik niet. Ik haakte gewoon in het ijs, maar verder weet ik niets meer. Nee, ik denk het niet.”
“Ik weet nou wat dat is, ongesteld. Mijn moeder heeft het mij uitgelegd.”
Ze keken elkaar aan als twee vrouwen van de wereld.
Even was het stil.
“Eh,” begon Steffie. “Ik wou je wat vragen. Zullen wij, eh, Best Friends worden?”
Kim begon te stralen. “Oh ja, gaaf! Ik ben nog nooit Best Friends geweest, jij wel?”
“Nee,” zei Steffie vastberaden. Nou goed, ze was weleens eerder dikke maatjes met een vriendin geweest, maar dat telde niet. Niet zoals nu, met een meisje dat de Lutz al kon en dat door haar eigen moeder van een slagaderlijke bloeding was gered.
Petra, die juist een test in het laboratorium had afgerond, keek verbaasd op bij het zien van een lange gestalte aan de balie. Ze kende de man, Hij had lang, donker haar in een paardenstaart. Ook al zag ze hem alleen van achteren, hij kwam haar vaag bekend voor.
“De dokter is vanmiddag op huisbezoek,” hoorde ze Corine zeggen. “Wij hadden je vóór twaalf uur verwacht. Ik ben Corine Vossen.”
De jongeman stak een hand uit. “Helios Aristopoulos.”
“En dit is mijn collega Petra Kruisberg,” zei Corine en de man draaide zich om.
Petra voelde hoe haar hart even een slagje miste. Ze zag een paar open, helderblauwe ogen in een sympathiek gebruind gezicht. De jongeman van het zwembad!
Ze drukte zijn hand. “Ik ben Petra. Wat leuk om je weer te ontmoeten!”
“Insgelijks! Maar dit keer is het gelukkig minder schokkend.”
Allebei schoten ze in de lach. Wat een leuke woordspeling, dacht Petra. Hij heeft een heel licht accent, maar zijn Nederlands is perfect.
“Jij bent dus Grieks?” vroeg ze.
“Half. Mijn vader is Grieks en ik heb een Nederlandse moeder. Ik ben in twee werelden opgegroeid. Maar ik heb mijn studie hier gedaan en nu wil ik me specialiseren als kinderarts.”
Corine keek verbaasd toe. “Hoezo schokkend?” vroeg ze. “Kennen jullie elkaar dan?”
“Wij hebben vorige week een aanvaring gehad” zei Petra met een ondeugende blik naar Helios, die opnieuw lachte. “Letterlijk dus, in het zwembad. We mogen wel uitkijken met deze meneer, want ik kan je verzekeren dat hij een harde kop heeft!”
Lidy, die juist haar dochter weer bij school had afgezet en op weg ging voor het eerste huisbezoek nam haar mobieltje op. Ze zag het praktijknummer. “Zeg het eens?”
“Met Corine. Die AIO is hier op dit moment. Wist je dat hij half Grieks is?”
“Dat was niet zo moeilijk te raden met die naam. Waarom kwam hij nu zo laat?”
“Hij woont helemaal aan de andere kant van de stad. En hij had een lekke band, die moest hij eerst plakken.”
“Goed Nederlands dus!” stelde Lidy vast. “Heb je gezegd dat hij morgenvroeg terug moet komen?”
“Ja, en hij heeft beloofd dat hij dan op tijd zal zijn. Trouwens, hij is er nog steeds. Toevallig hebben Petra en hij elkaar al eerder in het zwembad ontmoet en ze kletsen elkaar de oren van de kop!”
“O jee,” zei Lidy veelbetekenend. “Dat belooft wat! Is het een knappe vent?”
“Een hele knappe jongen,” zei Corine op gedempte toon. “Zeg maar gerust: een stuk.”
Inderdaad waren Petra en Helios in een geanimeerd gesprek verdiept. Natuurlijk had de jongeman eerst beleefd gevraagd of ze aan de botsing in het zwembad nog nadelige gevolgen had overgehouden. En of ze vaak zwom. Petra op haar beurt was geïnteresseerd in zijn opleiding, waar hij die had gedaan en zijn beweegredenen om kinderarts te worden.
Het bleek dat Helios de kleinzoon was van een apotheker in Athene. “Apothekers in Griekenland zijn hoogopgeleid en zijn het eerste aanspreekpunt voor patiënten,” vertelde hij. “Mijn vader was de enige zoon in een gezin met vijf meisjes en mijn grootvader verwachtte dat hij de apotheek zou voortzetten. Maar mijn vader is nogal ondernemend en wilde eerst meer van de wereld zien. Dus na zijn middelbare schoolopleiding ging hij met een rugzak liftend door Europa en nam onderweg her en der baantjes aan. Zo kwam hij in Amsterdam terecht, wat voor hem zoiets als het beloofde land was. Mijn vader wilde toen in Nederland Farmacie studeren en intussen de kost verdienen als werkstudent in een Grieks restaurant.
Maar ja, dat idee was natuurlijk ontzettend naïef. Ten eerste kende hij de taal helemaal niet. Hij had in het begin zelfs geen verblijfsvergunning, dus hij mocht helemaal niet werken en hij ontdekte dat je in Amsterdam geen farmacie kunt studeren.”
“Maar waarom wilde hij per se hier studeren?”
“Hij was een beetje verliefd op dit land geworden. En hij was nog meer verliefd op een Nederlands meisje dat hij in Frankrijk bij het druivenplukken had ontmoet. Dat was mijn moeder.”
“Dus jij bent hier geboren!”
“Ja. Mijn vader is nooit meer aan studeren toegekomen, want mijn ouders begonnen een Grieks eethuisje en dat liep als een trein. Het is nu een mooi restaurant, misschien ken je het wel. Ze hebben het naar mij genoemd.”
“Maar natuurlijk! Restaurant Helios, aan het water! Daar fiets ik vaak langs.”
“Heb je er weleens gegeten?”
“Nee, dat nooit. Maar ik hou erg van Grieks eten! Alleen moet ik altijd ondertiteling hebben bij al die grappige lettertjes.”
“Dan moeten wij daar beslist eens samen gaan eten!” zei Helios vrolijk, en zijn blauwe ogen lichtten op. “Ik speel graag voor gids in mijn vaders keuken. Het is wel grappig, ik heb nu een beetje hetzelfde probleem als mijn vader destijds, maar dan omgekeerd. Zijn vader verwachtte van hém dat hij apotheker zou worden, maar hij kreeg een restaurant. Mijn vader zou weer graag willen dat ik zijn bedrijf voortzet, maar mijn hart gaat uit naar de medicijnenstudie. En dat vinden mijn grootouders natuurlijk weer prachtig.”
“Leven ze nog?”
“Ja, allebei. Ze genieten in Athene van hun oude dag en vooral van al hun kleinkinderen. Mijn vijf tantes hebben hun wat dat betreft goed bedeeld. Maar vertel eens, wat doe jij zoal in je vrije tijd?”
Petra had nog wel meer willen horen over de interessante familiegeschiedenis van deze aantrekkelijke AIO. Het was alsof ze in zijn heldere ogen de Middellandse Zee nog weerspiegeld zag. Onzin natuurlijk, want die blauwe ogen had hij vast van zijn moeder. Met het donkere haar en de gebruinde huid van zijn vader vormde dat een onweerstaanbare combinatie.
Die avond kwam dat open, jongensachtige gezicht haar steeds weer voor de geest. Houd daar nu eens mee op, sprak ze zichzelf vermanend toe. Deze jongeman is vast al gereserveerd en in ieder geval is hij eigenlijk te jong voor jou.
Maar ja, de natuur was sterker dan de leer en ze sliep uiteindelijk in met een glimlach om de lippen, in het plezierige vooruitzicht van binnenkort Grieks te gaan eten.
Nynke Visser kreeg geen hap door haar keel. Ze had een heel pakket informatie meegekregen van de afdeling Oncologie waar kleine Emma was opgenomen. In eerste instantie werd daarin uitgelegd welke onderzoeken er op dit moment gedaan werden om vast te stellen of het vermoeden van de kinderarts juist was en zo ja, in welk stadium de ziekte zich dan bevond.
Emma lag nu twee dagen in het kinderziekenhuis en die middag
hadden ze een afspraak met de specialist. Die zou hun nu hopelijk meer kunnen vertellen.
Ze keek naar haar man, die er bokkig en afwezig bij zat. Ze moest hem wel enorm gekwetst hebben met Julians bezoek aan de KNO-specialist, meer dan ze had beseft. Ze hadden veel vaker botsingen, maar meestal was Riemer dat na een dag alweer vergeten. Hij kon enorm opvliegen en heftig uitvallen, maar het was niet zijn gewoonte om lang kwaad te blijven.
Ze raakte even voorzichtig zijn arm aan. Hij schrok op. “Hè?”
“Ben je nog steeds boos?”
“Boos? Ik? Waarover?” Hij klonk geïrriteerd.
“Ik bedoelde het goed, dat weet je toch! Het is voor Julian langzamerhand onhoudbaar. Ik denk echt dat zijn amandelen…”
Hij schudde met een driftig gebaar haar hand van zich af.
“Begin je nu nóg weer over die stomme amandelen! Mens, hou daar toch een keer mee op! We hebben toch wel iets anders aan ons hoofd!”
Ze begreep er nu helemaal niets meer van.
“Maar ik dacht dat jij…”
Riemer stond bruusk op en verliet de kamer.
Nynke bleef achter in verwarring, enorm gekrenkt doordat hij 'mens' tegen haar zei.
Riemer wist niet wat hij met de situatie aanmoest. Hij had nog een paar keer een sms’je gekregen van Gitte. Even een kort berichtje dat ze het fijn had gevonden en of hij veilig was thuisgekomen. En of hij vaker in Duitsland kwam.
Hij had één keer een sms’je teruggestuurd, maar de tweede keer was hij halverwege blijven steken en had het nooit verstuurd. Op zich was sms’en al een opgave voor hem, maar in het Duits met die verrekte umlauten was het helemaal een heksentoer.
Eigenlijk wist hij ook niet goed wat hij deze vrouw moest vertellen. Ja, het was een spannend avontuur geweest en het was voor hem een unieke herinnering die hij altijd zou blijven koesteren, maar hij wist drommels goed dat er geen vervolg in zat.
Een einmaliges Erlebnis, zo heette dat in het Duits toch? Het moest dan ook bij 'einmalig' blijven.
Riemer had echter helemaal geen zin om dat aan Gitte uit te leggen. En eigenlijk had hij ook helemaal geen zin om nog verder contact met haar te hebben, ook niet als hij weer in de buurt zou zijn. Het liefst schoof hij elke gedachte aan haar nu zo ver mogelijk weg, want de zorgen over Emma beheersten de laatste dagen heel zijn denken. Zelfs de ruzie over Julians keelontsteking was tijdelijk naar de achtergrond gedrongen.
Hoezeer hij ook van zijn zoon hield - en natuurlijk van Nynke, dat sprak vanzelf - voor Riemer Visser was zijn dochtertje de absolute zon van zijn leven. Zijn prinsesje, de ster aan de hemel. Met haar schitterende kijkers, haar dansende blonde krulletjes en haar lieve stemmetje wist ze zo jong als ze was haar vader compleet om haar kleine pink te winden. Het was waar wat een kameraad een keer had gezegd: “De relatie tussen een vader en zijn dochter is een heel bijzondere.”
Dat gold zeker voor die tussen Emma en hem. Haar eerste lachje als baby, haar verrukte kreetjes als hij de kleuter hoog optilde en de manier waarop ze, op zijn knie gezeten, hem overlaadde met kusjes en vleierijen, alles had hij ervaren als een verrijking van zijn bestaan. Hij snakte ernaar om haar ontwikkeling te volgen, haar te zien opgroeien tot puber en daarna tot jonge vrouw.
Maar over dit alles was nu een inktzwarte schaduw geworpen.
En in plaats van dat hij zijn zorgen met zijn vrouw kon delen, begon die nog weer een keer te zeuren over Julians amandelen. Alsof ze niets belangrijkers aan hun hoofd hadden!
Nog maar een week geleden was voor Riemer de keelontsteking van zijn zoon van allesoverheersend belang geweest, maar dat was hij nu vergeten.
Wat zou de oncoloog hun te vertellen hebben?
Om twee uur stipt werden ze binnengeroepen.
Dokter Goldblatt was een oudere, al kalende man met een gedrongen postuur, bijna een hoofd kleiner dan meneer Visser. Maar hij straalde gezag uit en zijn woorden maakten diepe indruk.
“Het is geen plezierig bericht dat ik voor u heb,” begon hij routineus. “Meneer en mevrouw Visser, ik zal er niet omheen draaien. Uw dochter Emma is zeer ernstig ziek. De diagnose van dokter Van de Poel wordt door het resultaat van onze testen en de echo helaas bevestigd; Emma heeft nierkanker. Er is bij haar sprake van een nefroblastoom, ook wel een Wilms-tumor geheten. Dit is een vorm van nierkanker die in het bijzonder bij heel jonge kinderen voorkomt en het is een zeer snel groeiende tumor. Ik geef u straks een folder mee met uitgebreide informatie wat betreft de vooruitzichten, de behandeling die nodig is en de kans op genezing. We hebben tot dusver nog geen uitzaaiingen gevonden, maar dat onderzoek is nog niet afgerond, dus honderd procent zekerheid op dat gebied hebben we niet.”
Moeder Visser knikte bleek, alsof ze het allemaal begreep, maar het was teveel voor haar om ineens te bevatten.
De vader schraapte twee keer zijn keel voor hij zijn stem vertrouwde.
“Wat is nu het vervolg, dokter? Er is toch een goede kans op genezing? Ik heb op internet gelezen dat kanker bij kinderen niet per se dodelijk hoeft te zijn.”
“Dat klopt. Bij deze vorm wordt in het algemeen slechts één van beide nieren aangetast. Dat betekent dat de vooruitzichten gunstig zijn als de ziekte in een vroeg stadium ontdekt wordt. Als de tumor, of eventueel de nier in zijn geheel, verwijderd wordt voordat er uitzaaiingen zijn dan zijn de kansen op herstel goed. Een mens kan uitstekend overleven met één nier. Maar het eerste wat er nu moet gebeuren, is dat wij een biopsie doen. Dan pas weten we hoe agressief de tumor is en welk protocol voor chemotherapie we moeten volgen. De tumor zal dan hopelijk slinken.”
Zo veel informatie ineens, het duizelde Nynke. Ze herhaalde een zinsnede van dokter Goldblatt die haar nog een sprankje hoop bood. “Als het op tijd ontdekt is, kan ze dus genezen, zei u?”
“Dat klopt. Maar het is een lang en moeilijk traject, voor uw dochter en voor u.” De specialist legde zijn vingertoppen tegen elkaar. “De aangetaste nier moet zoals ik al uitlegde gedeeltelijk of in zijn geheel verwijderd worden, maar voor we daartoe kunnen overgaan, adviseer ik dus chemotherapie.”
“En wanneer hebben wij dan duidelijkheid, ik bedoel, wanneer weten wij of ons kind het, eh… zal overleven?”
“Deze behandeling zal geruime tijd in beslag nemen, minstens een half jaar. Gedurende die tijd mag zij af en toe, als zij zich wat beter voelt, naar huis. Ook na de behandeling moet Emma onder regelmatige controle blijven. Als de ziekte terugkomt, is dat namelijk in het algemeen binnen een jaar. Men kan stellen dat, als na anderhalf jaar alle testen negatief zijn, wij van genezing mogen spreken.”
“En als de kanker toch terugkomt?” Het viel Nynke moeilijk het woord over haar lippen te krijgen, maar ze moest er maar aan wennen.
“Dan is wederom behandeling mogelijk.”
“Het is een strohalm die u ons aanbiedt.” Riemer keek de oncoloog woedend aan, alsof dit alles de schuld was van de specialist.
“Meer dan een strohalm,” verzekerde dokter Goldblatt hem. “De kansen voor uw dochter zijn heus relatief goed, gewoon doordat een mens twee nieren heeft en het prima kan redden met één gezonde nier.”
“Hoe gaat dat nu met die chemotherapie dan?”
“Die krijgt Emma in het ziekenhuis toegediend. Daar zal ze waarschijnlijk misselijk van zijn, maar daar bestaan heel goede medicijnen tegen. Daarna komt er een rustperiode om het lichaam de kans te geven zich te herstellen en als ze zich goed voelt, mag ze dan wel een week of zo naar huis. Maar zodra er problemen zijn, moet ze onmiddellijk weer worden opgenomen.
Na een tijdje krijgt ze dan de tweede kuur toegediend. Hopelijk reageert de tumor dan al op de behandeling. Ik kan u verzekeren dat ik de bloeduitslagen nauwkeurig in de gaten zal houden en indien ze te weinig witte bloedlichaampjes mocht hebben, stellen we de volgende kuur gewoon uit totdat ze die veilig kan krijgen.
Onze afdeling biedt de mogelijkheid van rooming-in. Op de kamer van Emma staat een bed zodat dag en nacht een van de ouders bij het kind kan zijn. Dat maakt voor zo'n jong patiëntje meestal een groot verschil. U moet maar rustig overleggen of u hiervan gebruik wenst te maken.”
Nynke knikte, met tranen in de ogen.
“Met problemen kunt u altijd terecht bij de verpleegkundige en als zij het niet weet, zal ze u naar de zaalarts verwijzen, of naar mij. Zijn er op dit moment nog onduidelijkheden, hebt u nog vragen?”
Ja, wat gaan jullie in godsnaam met mijn kind doen, wilde Nynke zeggen. Maar ze begreep de hint en stond op. De tijd van zo'n dokter was natuurlijk kostbaar.
Toen ze in de auto zaten, hield ze zich niet langer goed en begon te snikken. Ook Riemer had tranen in de ogen. Met een onhandig troostend gebaar legde hij zijn arm om haar schouder.
“Kom,” zei hij schor. “Ik denk dat wij beurtelings in het ziekenhuis gaan overnachten, is het niet? We gaan wat spulletjes inpakken en Emma krijgt een mooie nieuwe knuffelpop.”
Andy was helemaal weg van Hans de Kraai. Steeds zodra hij de schuur naderde, begon Hans hem vanuit zijn kooi luid krassend te begroeten. Karel Hopman, die voor het onderhoud van de tuin zorgde en die Andy een warm hart toedroeg, had van een oude kist een mooie ruime kooi getimmerd.
“Hij kent mij al heel goed!” zei Andy opgewonden.
“Ja jongen, dat gaat met die beesten heel gauw. Als jij goed voor ze zorgt en ze eten geeft, dan vertrouwen ze hun ziel en zaligheid aan jou toe. Volgens mij knapt hij al geweldig op. Hij gebruikt die vleugel alweer, let maar op.”
“Als ik hem voer, dan doet hij zijn snavel om mijn vingers en dan voel ik zijn tong. Dan stop ik het achter in zijn keel.”
“Volgens mij moet hij het ook zelf kunnen eten. Hij is nog wel jong, maar als ie honger heeft snapt zo'n beest heus wel wat ie moet doen. Maar jij verwent hem met dat voeren!”
“Ik vind het zo leuk,” zei Andy tevreden. “Zijn bek voelt heel warm aan vanbinnen. Steffie wil hem niet voeren. Ze zegt dat ze Hans vies vindt, maar ik denk dat ze een beetje bang is. Het lijkt net of Hans dan in je vinger hapt, maar het doet echt geen pijn.”
“Steffie heeft wel een beetje gelijk. Vogels kunnen ook allerlei ziekten hebben. Maar als je daarna goed je handen wast, is er niks aan de hand.”
“Dat doe ik altijd,” beweerde Andy en omdat dat niet helemaal waar was, zei hij er gauw achteraan: “Echt wel!”
Ze hadden Hans uit de kooi gelaten en de vogel hipte nu vrij in de schuur rond. Het was een nieuwsgierig beest en het leek wel of hij alles inspecteerde. Af en toe keek hij naar Andy met zijn kop scheef en zei vragend: “Ka?”
“Hans!” riep Andy. “Kom hier!”
En tot zijn grote vreugde hipte Hans over de werkbank naar hem toe en belandde vandaar met een klein sprongetje op de schouder van de jongen.
“Hij sloeg allebei zijn vleugels al uit,” zei Karel, die nauwlettend alles had gevolgd. “Het duurt geen twee weken meer of hij kan weer vliegen, jongen. Zijn staartveren zijn volgens mij ook lang genoeg. Dan wordt het tijd om hem weer de vrijheid te geven.”
“Waarom? Dat hoeft toch helemaal niet? Hij kan hier toch prima wonen? Ik denk dat hij dat best fijn vindt!”
“We zullen zien,” zei Karel.
“Nou!” zei Andy bokkig. Hij hield zijn vingers voor de klauwen van Hans die zonder probleem overstapte op zijn hand. Zijn tenen kromden zich om de vingers van de jongen.
“Hij houdt zich vast aan mijn hand!”
“Ja, maar dat gaat automatisch, net als ademhalen. Dat doen ze ook bij een tak van een boom, zo blijven ze zitten, ook als ze slapen.”
“Ik denk dat Hans het fijn vindt bij mij.”
Karel zette de kraai zorgvuldig terug in zijn kooi en schudde zijn hoofd.
“Jongen, jij hecht je veel te veel aan zo'n beest. Een kraai is geen kat of hond. Zo'n vogel hoort in de natuur.”
“Jij bent stom!” zei Andy kwaad en stormde de keuken in, waar Rosy bezig was.
“Zo, Andy?” Ze nam een klein hapje van de lepel die ze in de pan had gestoken en proefde met aandacht. “Het duurt nog een half uurtje voor we kunnen eten. Wou je mij helpen in de keuken? Deze pannen moeten gespoeld worden.”
“Nee,” zei Andy humeurig. “Ik ga tekenen.”
“Dat is ook goed. Kom er maar bij zitten aan de keukentafel, gezellig.”
Andy installeerde zich met schetsboek, potlood en viltstiften.
Rosy was neuriënd in de weer met het snijden van groentes en kruiden, en met de schotel die nu de oven inging. Na een half uur keek ze naar Andy's werk en uitte een verraste kreet.
“Wauw! Dat is mooi! Het lijkt sprekend!”
Andy had met zwarte, blauwe en groene viltstift een prachtig portret van Hans de Kraai geschilderd.
“Het lijkt, hè?”
“Nou en of! Wat heb je die vleugels mooi nagetekend!”
“Kijk,” legde Andy uit. “De veren zitten er in rijtjes op, net als kralen die aan een ketting zitten. Of net als een rij dakpannen.”
“Wat heb je dat goed gezien,” zei Rosy bewonderend. “Knap, hoor!”
Andy glunderde. Hij pakte de tekening voorzichtig bij de hoekpunten en prikte hem op het grote kurkbord dat aan de keukendeur hing.
Steffie kwam de trap afroffelen, net toen Lidy thuiskwam.
“Wat eten we vandaag? Zeg, Andy, heb jij al iets bedacht voor de creadag van school?”
“Een creadag? Kinderen, waar hebben jullie het over?”
“Een creadag, dat is een creatieve dag,” legde Steffie uit. Juf Margot heeft dat bedacht. Wij gaan met alle groepen iets leuks doen dat we zelf helemaal maken met kleren en zo en dan gaan we dat opvoeren voor de ouders. Op de laatste dag voor de vakantie.”
“Het staat al op de kalender, hoor!” zei Rosy die de ongeruste blik van Lidy zag.
“Mijn groep doet een stukje,” zei Steffie.
“Mijn groep doet een demonstratie jojoën. Michiel en Bernadette zijn daar vet goed in, echt wel!”
“Maar nu heeft juf Margot gezegd dat iedereen iets moet bedenken voor de hele school, voor alle groepen samen. Ik dacht aan iets met dieren, dat we ons allemaal als een beest verkleden of zo.”
“Dat wordt veel te ingewikkeld, want mijn groep moet ook al kleren hebben voor ons stukje. En dierenkleren zijn hartstikke moeilijk met al dat bont.”
“Dan ga ik als slang,” zei Andy pienter. “Die is altijd bloot!”
Rosy schoot in de lach. “Ik had gedacht dat jij als kraai zou willen gaan!”
“Dat is een heel gedoe, met al die veren!”
“Weet je wat, je gaat als slaai! Dat is een kruising tussen een slang en een kraai! Hi, hi, grapje, leuk hè!”
Andy verviel in gepeins.
Even later hoorden ze Andy en Steffie druk beraadslagen in de tuin. Andy had een vel papier bij zich en wees Steffie iets aan. Opgewonden kwamen ze allebei binnen voor het eten.
Toen ze zaten vroeg Andy: “Alex, hebben wij nog oude kranten?”
“Natuurlijk, jongen, dat weet je toch. In de bijkeuken ligt een hele doos vol en een stapel ernaast, voor de recycling.”
“Waar heb jij oude kranten voor nodig?” vroeg Lidy verbaasd.
“Voor de recycling,” zei Andy onschuldig.
Steffie schoot in de lach.
“En hebben we ook nog die klos vliegertouw met die hele grote naald die we toen voor vliegeren hebben gebruikt?”
“Waar hebben jullie vliegertouw voor nodig? Wou je op de creadag gaan vliegeren?”
“Van krantenpapier kun je geen vlieger maken, hoor!” zei Alex. “Dat gaat meteen kapot.”
“Oh!” riep Steffie uit, alsof ze ineens iets bedacht. “En een schaar moeten we ook hebben. Twee.”
“Krantenpapier, vliegertouw, scharen en een naald… Kinderen, ik begrijp er niets van.”
“Dat moet ook niet,” zei Steffie met een schalkse blik. “Het wordt een verrassing.”
“Het is gewoon handig om vliegertouw te hebben, niet Stef?”
“Oh ja,” zei het meisje. “Dat is hartstikke handig. Eigenlijk moet iedereen altijd een klos vliegertouw bij zich hebben!”
“Vliegertouw is vet gaaf, écht wel!”
Toen proestten ze het allebei uit van het lachen.
“Apen!” zei tante Rosy liefkozend.
Voor Nynke en Riemer Visser braken enerverende tijden aan. De behandeling van kleine Emma zette alle leden van het gezin onder grote druk. Beurtelings verbleven vader en moeder bij hun dochter op de afdeling Oncologie. Dat was wel nodig ook, want de kleine meid was niet bepaald een van de gemakkelijkste patiëntjes. Nu pas realiseerden de ouders zich hoe ze het meisje allebei verwend hadden, ook al meenden ze van niet. Meestal was Emma te ziek om zich te laten horen, maar als ze zich even beter voelde, begon ze onmiddellijk te zeuren om allerlei dingen die nu juist niet konden. Om lekkers dat ze niet mocht hebben. Om spelletjes te doen die in feite te uitputtend voor haar waren.
Meer dan eens moest een weekend, dat hoopvol was begonnen, worden afgebroken, omdat de kleuter ineens een terugslag kreeg. Dan ging ze voor de zoveelste keer met spoed naar het St. Joseph-kinderziekenhuis terug.
Al met al was het een zware belasting voor iedereen. Daar kwam bij dat Julian nog steeds kwakkelde met zijn keelontsteking. De dirigent van het Blaricum Jongenskoor hield er al serieus rekening mee, dat Brian de solo in de abdijkerk zou zingen.
Het was moeilijk te zeggen wie het meest leed onder de situatie, Nynke of Riemer. Ondanks hun ruzies, hielden ze zielsveel van elkaar en kenden ze elkaar door en door. De norse buien van Riemer en de nervositeit van Nynke, ach, zo waren ze nu eenmaal en gewoonlijk begrepen ze elkaar met een half woord. Dat was nog steeds zo, maar Riemer liep nu rond met een geheim dat op hem drukte.
De episode Gitte was voor hem helemaal afgesloten, maar hij had zijn vrouw er niets over verteld. En onder deze omstandigheden was het een heel slecht idee om dat te doen, dacht hij. Nynke kreeg al zo veel op haar bordje.
Soms observeerde Riemer haar als zij in huis bezig was. Hij bestudeerde haar trekken, vertrouwd en liefdevol. Zijn vrouw was zorgzaam voor hem en voor hun kinderen. De laatste weken waren er nieuwe lijnen in haar gezicht bijgekomen, verdrietige lijnen die haar ouder maakten. Moest hij haar nu ook nog extra gaan belasten met een bekentenis waar zij verder niets mee kon?
“Ik ben vreemdgegaan met een vrouw in Duitsland die ik helemaal niet kende. Het was een hartstikke fijne ervaring, maar ik bedoelde er verder niks mee en ik wilde jou geen verdriet doen.” Nou, daar zou zij ongetwijfeld van opfleuren! Dat zou haar helpen om de zorgen over Emma te vergeten!
Riemer kwam tot de conclusie dat het beter was om niets te zeggen, in ieder geval nu niet. Misschien later, als Emma weer helemaal hersteld was en alles achter de rug was.
Het ongemakkelijke gevoel dat hij had, zijn geweten dat aan hem knaagde, hij beschouwde het dan maar als zijn gerechte straf. Hij had gezondigd en híj moest daaronder zelf maar lijden, niet zijn vrouw.
Op een dag verscheen hij met Julian in de wachtkamer van de kinderarts. “Wat is er aan de hand, meneer Visser?” vroeg Corine. “Is het weer minder met Julian?”
“Nee, dat niet. Eigenlijk gaat het wel goed, de laatste tijd. Ik wil graag een gesprek met dokter Van de Poel, Julian kan wel zolang in de wachtkamer blijven.”
Ook dokter Lidy had geen idee wat de reden was van zijn komst. Natuurlijk informeerde ze eerst naar kleine Emma. De chemotherapie had nu duidelijk resultaat gehad; uit de echo bleek dat de tumor merkbaar geslonken was. Binnenkort zou het meisje geopereerd worden.
“Maar daar kom ik niet voor, dokter.” De kinderarts knikte, bij dokter Goldblatt was het patiëntje immers in goede handen.
“Kijk, ik heb nog eens nagedacht.” Het viel de man moeilijk om er mee voor de draad te komen, maar uiteindelijk deed hij het toch.
“U zei destijds dat volgens u het geen risico was om Julians amandelen te laten knippen. Dat zei u toch, klopt dat?”
“Jazeker,” zei Lidy vriendelijk. “U hoeft zich daar echt geen zorgen over te maken.”
“Nou, kijk, in dat geval… Ik begrijp nu pas wat u bedoelde toen u zei dat gezondheid het grootste goed is. Ik zou er echt alles voor over hebben om onze dochter weer gezond te zien, maar we kunnen niets anders doen dan vertrouwen op de artsen. Maar als we nou Julian door de KNO-arts laten behandelen, dan zou hij veel minder vaak last hebben van keelontsteking, dat klopt toch?”
“Jazeker,” bevestigde Lidy weer geduldig. Meneer Visser vroeg naar de bekende weg, maar ze besefte wel dat dit voor de man een hele stap was.
Hij slikte een paar maal en ze besloot hem tegemoet te komen.
“Dus u wilt nu toestemming geven om Julians amandelen te laten knippen?”
“Ja!” zei hij, opgelucht dat het hoge woord eruit was.
“Een verstandig besluit. Dan schrijf ik een nieuwe verwijsbrief voor de KNO-arts.” Zij schreef de verwijsbrief uit en begeleidde de vader naar de deur.
“Is al bekend wanneer Emma precies geopereerd gaat worden?”
“Volgende week woensdag, dokter, in de loop van de morgen. Dokter Goldblatt zal haar zelf opereren.”
“Dan wens ik u en uw vrouw veel sterkte volgende week.” Ze reikte hem de hand en drukte die hartelijk.
Toen Riemer Visser met zijn zoon de praktijk verliet, voelde hij zich kilo’s lichter. Dat was zelfs zichtbaar voor Corine en Petra, die hem nakeken.
“Nou, eindelijk!” zei Petra, en Corine knikte instemmend.
“Ga jij ook naar dat feestje van Helios?” vroeg Corine terloops. “Hij heeft ons allemaal vrijdagmiddag uitgenodigd voor een barbecue, om de afsluiting van zijn stage te vieren. Lidy kan niet, want die gaat naar de creadag van Andy en Steffie. Het lijkt mij best wel leuk. Ga jij?”
“Ik heb een afspraak met mijn vriendin Sasja, dus ik kan ook niet.”
Die afspraak kun je toch gemakkelijk verzetten, dacht Corine, maar ze zei niets. Ze had al eerder gemerkt dat Petra het onderwerp van de Griekse jongeling vermeed. En dat, terwijl ze onlangs nog samen waren gaan eten in het restaurant van zijn ouders! Het was een etentje dat al lange tijd tevoren was afgesproken, maar telkens weer werd uitgesteld. Onlangs was het dan toch zover geweest. Corine had verwacht dat Petra haar een spannend verslag zou doen maar nee, ze was integendeel humeurig en zwijgzaam zodra het onderwerp 'Helios' ter sprake kwam.
Maar even met rust laten, dacht Corine.
Op de parkeerplaats fietsten met veel geroep en gelach Kim, Steffie en Andy voorbij. Hun fietstassen puilden uit van de stapels kranten.
“Gelukkig is dat meisje Kim weer helemaal beter,” merkte Petra op.
“Gelukkig wel,” beaamde Corine. “Het was echt kantje boord, heb ik gehoord, want ze had nogal wat bloed verloren. Nu is ze er weer helemaal bovenop, dankzij onze Lidy. Maar wat zouden die kinderen toch uitvreten? Andy kwam zelfs op de praktijk vragen naar oude kranten. Ik heb hem een hele doos tijdschriften en reclamefolders aangeboden, maar die wou hij niet hebben. Die waren niet goed, zei hij, maar hij wou niet vertellen waarom niet.”
“We horen het vanzelf. Het heeft te maken met die creadag van school, waar Lidy en Alex naartoe gaan.”
Op dezelfde avond dat Lidy, Rosy en Alex er eindelijk achter zouden komen wat nu dat grote geheim van hun kinderen was, zaten Petra en Sasja al vroeg met een kopje thee onder de luifel van eetcafé De Knisper. Sasja had een glaasje wijn voorgesteld, want daar was zij wel aan toe, maar Petra had humeurig verklaard dat ze nog helemaal geen zin had in wijn, alleen in thee. Nou goed, allebei een glas thee dan.
Toen de thee kwam, werd het humeur van Petra er niet beter op. Allebei kregen ze een houten vierkant blaadje voorzien van een glas heet water, waar bovenop een sierlijk metalen zeefje met droge theeblaadjes. Er lagen verschillende attributen naast, zoals twee merkwaardige geel gekleurde rietjes, een schaartje aan een touwtje, en een schoteltje met een koekje en een staafje kaneelstok. Verbluft keken ze allebei naar de uitstalling.
“Dit zie ik hier voor het eerst,” zei Petra en Sasja opperde, dat dit wellicht milieuvriendelijker was: losse theeblaadjes in plaats van een theezakje.
Petra voelde met één vinger aan de theeblaadjes, maar die waren kurkdroog. Het hete water was glashelder. Ze bekeek het vreemde voorwerp van alle kanten. “Dat hete water moet door dat zeefje heen,” begreep ze, “maar hoe giet ik dat er nou overheen?”
Boos stond ze op en beende met dienblaadje en al naar binnen. “Wacht nou!” riep haar vriendin haar nog na, “we kunnen dat zelf toch ook uitvissen,” maar Petra was al weg.
“Kan ik u helpen?” vroeg een man, die binnen een tafeltje stond af te nemen.
“Kunt u mij uitleggen hoe dit werkt? Is het de bedoeling dat ik een hap theeblaadjes in de mond neem en dan een slok heet water er achteraan spoel?” vroeg ze enigszins sarcastisch.
Er trok een brede glimlach over het gezicht van de man en hij nam het blaadje over. “Komt u maar mee, dan geef ik u een live demonstratie!”
Voor de verbaasde ogen van de beide vrouwen tilde hij het bovenste deel van het glas. Het bleek dat de thee in een apart bakje zat en dat daaronder het eigenlijke zeefje in het glas met heet water rustte. De man keerde de thee om in het water. “Kijk, nu kunt u zelf bepalen hoe sterk u de thee wilt hebben. Als u vindt dat het donker genoeg is, tilt u het zeefje met blaadjes en al uit het water en zet het in dit bakje. Deze rietjes bevatten honing en u kunt ze openknippen met dit schaartje. De koekjes hebben geen toelichting nodig, denk ik.” Petra en Sasja hingen slap van het lachen over de tafel en de man keek tevreden naar de uitwerking van zijn woorden. “Als u verder nog problemen hebt, dames, dan roept u mij maar!”
“Oh, oh, wat zijn wij een sufferds,” hikte Sasja en Petra stemde daarmee in. “Hier knap ik nou helemaal van op!”
“Ja, vertel nou eens, wat had jij toch? Zo ken ik je helemaal niet.”
“Nee, nou, ik moest gewoon even bijkomen. Ik ben onlangs uit eten geweest met die AIO, die Helios, waar ik je van vertelde.”
“Ja, daar had je het al een paar keer over gehad. Was dat niet leuk dan?”
“Nou, jawel, het was eigenlijk hartstikke gezellig en het eten was heerlijk.”
“Maar wat was er dan?”
“Nou, ten eerste kwamen zijn ouders allebei langs ons tafeltje om mij de hand te schudden. Heel hartelijk, maar een beetje té. Vooral de moeder liet heel goed merken dat ze mij helemaal zag zitten en de vader zei in wat onbeholpen Nederlands dat hij het een eer vond om met 'de vriendin' van zijn zoon kennis te maken. En dat zat mij niet lekker, want zo is de situatie helemaal niet. Wij hebben helemaal geen relatie in die zin.”
“Oh nee?”
“Nou nee, natuurlijk niet! Ten eerste is hij veel jonger dan ik.”
“Daarom had het nog wel gekund, toch?”
“Ja, dat weet ik wel, maar… Nou goed, je hoeft mij niet zo aan te kijken! Ik zie heus wel dat die Helios een stuk is! Maar zo staan wij nu eenmaal niet tegenover elkaar.”
“Zo staat hij er niet tegenover, bedoel je.”
“Nee,” gaf Petra toe met een zucht. “Het was echt heel gezellig, en Helios heeft nog 'Zie de maan schijnt door de bomen' in het oud-Grieks voor mij gezongen. Dat was heel grappig. Maar na twee glaasjes ouzo werd hij vertrouwelijk en zei dat hij mij iets wilde vragen. En op het moment dat ik zo ongeveer een hartritmestoornis had, zei hij erachteraan dat hij een privékwestie wilde bespreken met mij, als ouder en wijzer iemand. Dat was een soort van koude douche, dat wil ik je wel vertellen.”
Sasja knikte meelevend; ze kende haar vriendin goed.
“Toen kwam bij hem eindelijk het hoge woord eruit. Het bleek dat Helios homo is, maar nog niet uit de kast heeft durven komen. Hij heeft vrienden in het gay circuit, maar zijn ouders hebben daar geen notie van. En tot overmaat van ramp rekenen ze op hem om voor een stamhouder te zorgen. Dus Helios zal het ze vroeg of laat moeten vertellen, maar hoe moet hij dat aanpakken? Daar wilde hij mijn advies over hebben.”
“Och, arme meid,” zei Sasja meelevend, die best wist dat Petra zich voorzichtige illusies had gemaakt over het bewuste etentje. “Wat heb je hem toen geadviseerd?”
“Ik weet het nauwelijks meer. Ik heb wat algemeenheden gezegd over openheid en dat je iets beter in één keer heel duidelijk kunt maken dan dat het een lang en pijnlijk proces wordt. Voor mijn gevoel zat ik te leuteren, maar blijkbaar had hij er toch iets aan want hij bedankte mij uitvoerig voor mijn steun en begrip.”
“Het feit dat jij gewoon luisterde en meeleefde, hielp hem waarschijnlijk al. Maar hoe is het nu met je?”
“Ach,” zei Petra, en rechtte haar schouders. “Weet je wat, we gaan een lekker glaasje wijn bestellen en dan wil ik de menukaart zien!”
“Zo ken ik je weer,” zei Sasja verheugd.
De grote vierkante kantine van de basisschool was gevuld met ouders. In het midden was het verlaagde gedeelte opengelaten en ook de doorgang naar het trappenhuis was vrij. Er heerste een verwachtingsvolle stemming.
“Wij hebben nog steeds geen idee wat er nou gaat gebeuren,” zei Lidy tegen haar buurvrouw, in wie ze de moeder van Kim herkende.
“Ik ook niet,” zei deze.
“Wij ook niet,” bevestigde een vader achter hen. “Ik vind het knap van die kinderen, ze hebben allemaal netjes hun mond gehouden!”
Toen begon er muziek te spelen en het schouwspel dat zich voor de verbaasde ogen van de volwassenen ontvouwde, was onvergetelijk.
In een lange sliert kwamen de kinderen de trappen af, als een gigantische, langzaam voort kronkelende slang. Allemaal waren ze gehuld in een pak van neerhangende stroken krantenpapier, die als rijen veren hun kleding bedekten. Elk kind had de handen op de schouders van de voorganger gelegd en zo schuifelde de enorme serpentine krantensnippers langzaam en statig de trap af, en vormde voor de ouders langs een zigzaggende spiraal die uiteindelijk aan de andere kant de kantine weer verliet. Lidy herkende het lange meisje dat vooropliep; dat was Kim. Een meter of tien daarachter kwam Steffie en halverwege de staart liep Andy, want de kinderen waren opgesteld in volgorde van grootte.
Rosy zat met open mond te kijken en verzuchtte: “Oh, wat is dát mooi!”
“Geweldig!” vonden ook Alex en Lidy.
“En dan te bedenken dat dit Andy's idee was! Of eigenlijk van Andy en Steffie samen. Die kinderen toch!”
Die bewuste morgen waren Riemer en Nynke al vroeg in het ziekenhuis, om samen nog bij Emma te kunnen zijn voor ze klaargemaakt werd voor de operatie. Een vriendelijke verpleegkundige met donker haar in een grappig, kortgeknipt kapsel kwam zich voorstellen.
“Ik ben Jolande,” zei ze hartelijk. “Ik zal dokter Goldblatt straks assisteren bij de operatie.”
Vader Riemer greep haar hand en drukte die met zijn grote klauwen. “Zult u goed voor mijn prinsesje zorgen?” vroeg hij.
Zo'n grote beer van een vent, die zich zo blootgeeft in zijn bezorgdheid om zijn dochter, dacht Jolande. Voorzichtig maakte ze haar hand los.
“Wij doen allemaal ons uiterste best,” zei ze geruststellend.
“Weet u hoelang het zal duren?” vroeg Nynke. “We hebben onze zoon zolang naar de buurvrouw gebracht.”
“Het beste wat u kunt doen, is straks gewoon even naar huis gaan om een hapje te eten. Als u bij ons een nummer achterlaat waar we u kunnen bereiken, dan belt dokter Goldblatt u zodra de operatie klaar is en vertelt hij u hoe het verlopen is. Het is niet te voorspellen hoeveel tijd alles in beslag neemt en ze zal in ieder geval ook nog een tijd op de uitslaapkamer moeten liggen.”
“Ik wil het liefste hier wachten,” zei mevrouw Visser bleekjes.
“Een van u beiden mag mee tijdens de inleiding in de narcose, zoals u weet. Emma mag bij u op schoot zitten, terwijl het infuus wordt geprikt en ze het slaapmiddel ingespoten krijgt. Maar daarna zou ik naar huis gaan; het is een langdurige operatie en intussen zit u hier dan allerlei scenario's te bedenken. Daar wordt u alleen maar ellendig van; het is veel beter om wat afleiding te hebben en bovendien kunt u dan bij uw zoon zijn.”
“Maar weet u dan na de operatie zo'n beetje hoelang ze op de uitslaapkamer moet liggen?”
“Dat kan ik dan wel een beetje inschatten,” zei Jolande voorzichtig. “U moet er wel van uitgaan dat het meisje de eerste tijd nog niet erg aanspreekbaar is. Vanwege de pijn loopt er een pompje met een morfineoplossing via het infuus. Natuurlijk is dat heel weinig voor zo'n jong kind.”
“Als we haar maar even kunnen zien!”
“Hier staat mijn mobiele nummer op.” En de vader stak haar een kaartje toe.
“Ik beloof dat ik u op de hoogte houd,” zei de verpleegkundige en borg het kaartje zorgvuldig weg. “U kunt nog een kwartiertje van uw kind genieten, en dan kom ik haar halen.”
Ze liep de gang op, terwijl de ouders hun dochter nog eens extra knuffelden.
Toen Jolande de richting op liep van de operatiekamers stak haar collega Bea haar hoofd om de hoek. “Zeg Jolande, heb jij even tijd? Ik ben hier nog bezig.”
“Wat moet er dan gebeuren?” Jolande was wat terughoudend. Bea was zo ongeveer de minst geliefde collega van de afdeling. Ze probeerde altijd de kantjes er af te lopen en was ontzettend goed in het manipuleren van haar meerderen.
“Wil je even controleren op de uitslaapkamer of alles in orde is met dat meisje Visser?”
“Dat meisje Visser?” herhaalde Jolande, die niet wist hoe ze het had. “Zij moet nog klaargemaakt worden voor de operatie en dokter Goldblatt is nog niet eens aanwezig.”
“Dokter Goldblatt? Sinds wanneer doet die darmoperaties?” antwoordde haar collega vanuit de hoogte. “Je bent in de war, Jolande. Fennie Visser is vanmorgen om negen uur geopereerd en heeft een stoma gekregen. Ze ligt nu op de uitslaapkamer, daar heb ik haar zelf naartoe gebracht.”
“Fennie Visser? Ik dacht dat je Emma Visser bedoelde.”
“Welnee, Fennie Visser, dat zei ik toch? Dat meisje van zeventien dat veel te zwaar is. Je werkt weer te hard, Jolande, als je niet uitkijkt, ben je dadelijk overspannen. Jij bent altijd veel te perfectionistisch.”
Jolande wist haast zeker dat Bea het alleen maar had gehad over 'dat meisje Visser' zonder precieze aanduiding, maar ze hoedde zich er wel voor om met deze collega een welles-nietes discussie te beginnen. Dat leidde tot niets, hoogstens liep ze zich de rest van de dag te ergeren. Zonder verder commentaar ging ze naar de uitslaapkamer waar inderdaad Fennie Visser lag. Het meisje was nog maar net zeventien, maar leek door haar omvang wel zes jaar ouder. Ze had die morgen een zware darmoperatie ondergaan en was nog niet bij kennis. Jolande controleerde het infuus voor de vochttoediening en het pompje voor de pijnbestrijding en maakte samen met een collega alvast de volgende morfinespuit voor het pompje klaar. Bea had weer eens alleen het minimale gedaan.
Toen ze terugliep, stak Bea opnieuw haar hoofd om de hoek.
“Dankjewel!” zei ze, voor haar doen ongewoon hartelijk. Kennelijk had ze toch wat spijt van haar bitse optreden.
De ouders van Emma hadden besloten dat de moeder meeging tijdens de inleiding in de narcose. De kleuter zat stil tegen haar aangedrukt en de anesthesist spoot haar het slaapmiddel in, terwijl Nynke zacht een wiegeliedje zong. Het meisje liet alles maar zo'n beetje gebeuren.
Met enige moeite wist Jolande de ouders daarna ertoe te bewegen nu naar huis te gaan. Met tranen in de ogen gaven ze de verpleegkundige allebei een hand en verlieten het ziekenhuis, de armen om elkaar heen geslagen. Hoewel Jolande dit al talloze malen had meegemaakt, greep het haar zelf toch iedere keer weer aan. Maar ze had alle vertrouwen in de grote deskundigheid van dokter Goldblatt. Ook wist ze dat de chirurg altijd bij voorkeur met haar, Jolande, samenwerkte, juist vanwege haar perfectionisme en precisie. Bij zo'n operatie mocht er immers niets fout gaan, alles moest tot in de kleinste details kloppen.
En alles verliep perfect bij de operatie. Dat het toch veel langer duurde dan verwacht was, kwam door de gecompliceerde ligging van de tumor. De arts deed zijn uiterste best om de nier in ieder geval gedeeltelijk te behouden en uiteindelijk lukte dit wonderwel.
Tegen de tijd dat Emma veilig en wel op de uitslaapkamer lag, was Jolande behoorlijk moe. Ze controleerde of het infuus goed liep en of het morfinepompje op de juiste snelheid was ingesteld. In het andere bed lag Emma's achternaamgenootje Fennie Visser nog steeds in diepe rust. Ook daar keek de verpleegkundige nog even naar, maar alles leek prima onder controle. Nu eindelijk pauze met een lekkere kop thee!
Maar nee, eerste moest ze haar belofte inlossen en de ouders bellen. Ze wist dat dokter Goldblatt na een operatie altijd kort van stof was en dat de ouders vast nog allerlei vragen aan haar zouden hebben.
En inderdaad, er werd onmiddellijk opgenomen. Toen ze vertelde dat alles uitstekend was verlopen, was de opluchting in meneer Vissers stem hoorbaar. Hij bedankte haar zo uitvoerig, alsof ze persoonlijk de tumor had verwijderd. “En wanneer mogen we nu even bij haar komen kijken?”
Ze keek op haar horloge en rekende uit. “Om vier uur bent u van harte welkom. Tegen die tijd moet Emma alweer wat bijkomen. Ik hoop er dan zelf te zijn om uw vragen te beantwoorden.”
Maar van dat laatste kwam niets, en van het rustig pauzeren al evenmin. Nog voor Jolande haar kopje thee had kunnen leegdrinken, ging haar pieper alweer. Een zwaargewond verkeersslachtoffertje was binnengebracht, dat met spoed geopereerd moest worden. In allerijl werd een OK gereedgemaakt en als meest ervaren operatiezuster werd op Jolande een beroep gedaan om de chirurg bij te staan.
Om twintig voor vier zette Riemer Visser zijn auto op de parkeerplaats, maar toen hij met zijn vrouw naar binnen stapte, bleek dat zij niet de eersten waren. Voor hen uit liep een bekende gestalte, waarin zij dokter Lidy van de Poel herkenden.
“Dokter!” riep Nynke verrast. “Bent u op weg naar onze Emma? Of, eh…” Ze brak haar zin af, een beetje verlegen tegenover de kinderarts die toch vast wel meer aan haar hoofd had dan alleen hun dochter.
Toch had ze het goed geraden, de kinderarts was in de buurt en wilde zien hoe het met kleine Emma was na de operatie.
“Volgens de operatiezuster moet ze rond vier uur zo'n beetje bijkomen,” vertelde Nynke.
“Dan is onze timing precies goed,” lachte Lidy. “Maar we moeten ons wel even melden.”
Een zuster, die zich voorstelde als Bea, liep met ze mee naar de uitslaapkamer.
“Is zuster Jolande er niet?” vroeg Riemer, “dat had ze beloofd.”
Bea haalde haar schouders op. “Collega Jolande belooft weleens meer dan ze waar kan maken.”
Dat was een steek onder water, die Lidy niet ontging. Ze kende Jolande al jaren en waardeerde haar zeer. Natuurlijk waren er allerlei redenen te bedenken waarom de gang van zaken in een ziekenhuis gewijzigd moest worden.
Bea opende de deur van de uitslaapkamer en liet de drie naar binnengaan. Ze wilde alweer teruglopen, toen ze werd geroepen door Lidy.
“Zuster!”
Het klonk zo alarmerend dat Bea onmiddellijk de kamer in snelde.
De kinderarts stond over het bed van kleine Emma gebogen. Het meisje zag bleek en haar ademhaling ging uiterst langzaam.
“Ze is niet wakker te krijgen,” zei dokter Lidy, “en ik had begrepen van de verpleging dat ze dat nu wel moest zijn.”
Bea stond als verlamd toe te kijken. De kinderarts ondernam in haar plaats actie en drukte op de alarmknop. Wat er toen gebeurde, zou Nynke nog jaren daarna vertellen: “Het was echt net als in zo'n serie op tv. Van alle kanten kwamen mensen aanrennen. Ook zuster Jolande was er, met nog een operatie-uniform aan.”
Jolande boog zich over het meisje en keek toen naar het andere bed. “Wie heeft haar morfinespuit verwisseld?”
“I-ik,” stamelde Bea. “Om drie uur. Toen begon ze al wat bij te komen. Maar nu, ik begrijp er niets van.”
Jolande keek naar het andere bed en toen weer naar haar collega. “Oh néé!” riep Bea nu uit, met ogen groot van ontzetting. Ze realiseerde zich tegelijk met Jolande wat er gebeurd was. “Ik heb de verkeerde spuit voor Emma gepakt. Die met de dosering voor Fennie!”
Ook dokter Lidy wist onmiddellijk wat dat betekende. Het meisje in het andere bed zou zeker een dosering voor volwassenen nodig hebben. Al die morfine in het fragiele lijfje van een kind van vier jaar. “Moet ze niet onmiddellijk beademd worden?” vroeg ze.
“Mogelijk. Waar is de anesthesist?”
Een man stapte naar voren. “Henk, wil jij stand-by zijn? Ik geef haar een antidotum. Bea, je staat in de weg. Wil iedereen, die hier niets te zoeken heeft, nu uit de kamer gaan?” zei Jolande gedecideerd.
Bea, die zich realiseerde dat ze op dit moment volstrekt nutteloos was, verliet met een paar anderen de ruimte. Lidy bleef bij de deur toekijken, haar arm om Nynke Visser geslagen. Nynke was een hysterische aanval nabij, maar ze wist zich te beheersen, omwille van haar kind. Allen ogen waren nu gericht op zuster Jolande, die bij het bed stond en kalm en trefzeker de juiste dosering Narcan in het pompje van het infuus spoot.
Het was spectaculair om te zien. In de tijd dat de verpleegkundige bezig was met het pompje, begon Emma met haar oogleden te knipperen en sloeg de ogen op. Een lange zucht ontsnapte de aanwezigen.
“Och, Here God, dank u,” prevelde Riemer.
“Help mij even met Nynke,” zei Lidy. “Ze is bezig flauw te vallen.”
Het was als door een wonder goed afgelopen. De anesthesist had niet in actie hoeven komen. Emma was ondanks de morfine, die ze natuurlijk nodig bleef hebben, redelijk bij kennis gekomen en had haar vader en moeder herkend. Er was goede hoop dat ze van deze crisis geen blijvende nadelige gevolgen zou overhouden.
Ook de prognose voor de kanker was, naar het zich liet aanzien, gunstig.
“Dokter Lidy en zuster Jolande hebben ons kind voor de poorten van de dood weggehaald,” zou moeder Nynke nog jaren nadien vertellen. “Als wij alleen bij Emma waren geweest, hadden we immers nooit geweten dat er iets mis was! Maar zij sloeg meteen alarm.”
“Die andere zuster, die Bea, die zouden ze op staande voet moeten ontslaan!” viel haar man haar dan bij.
Dat was natuurlijk niet gebeurd, maar Bea had zoals behoorde haar fout gemeld aan de toezichthoudende commissie, met als gevolg dat de regels voor dubbele controle van opiaten nog verder werden aangescherpt.
Een paar weken later werd Julian aan zijn amandelen geopereerd. Die ingreep verliep zonder complicaties en toen hij hersteld was, bleek tot grote opluchting van vooral zijn vader dat de prachtige zangstem van de jongen er absoluut niet onder geleden had. Heel voorzichtig werden de zanglessen hervat. “Niet forceren,” vond de zangpedagoog van het Blaricum Jongenskoor.
De vakantie was inmiddels begonnen en de vleugel van Hans de kraai was zo goed als genezen. Hans fladderde vrij rond in de schuur. Als Andy binnenkwam, vloog hij onmiddellijk bij hem op de schouder, met luid en enthousiast gekras ter begroeting. Natuurlijk had de kraai de meeste belangstelling voor de lekkere hapjes die het baasje meebracht.
“Hij vindt het hier fijn,” bleef Andy volhouden.
“Hij vindt dat dure kattenvoer lekker,” verbeterde Karel hem. “Maar je maakt mij niet wijs, jongen, dat dat beest niet veel liever in de vrije natuur rondstruint. Als hij de andere kraaien hoort die hier voortdurend in de buurt rondvliegen, dan gaat zijn kop omhoog en dan begint hij mee te krassen. Dat merk jij niet, want als hij jou ziet, is alle aandacht voor het lekkers. Maar denk nou even na! Wat zou jij liever willen?”
“Ik ben toch geen kraai,” hield Andy koppig vol.
“Nee, maar daar wordt het niet beter van! Kraaien zijn vrije vogels, die horen thuis in de natuur! Waarom laat je zijn vleugel genezen als hij die niet gebruiken mag?”
“Volgens mij is Hans veel liever hier!”
“Nou, als dat zo is, waarom laat je hem dan niet zelf kiezen? Loop gewoon een keertje met hem de tuin in en zie wat hij doet!”
Daar moest Andy eerst nog een nachtje over slapen, maar tenslotte nam hij een dapper besluit. Op een mooie zonnige zaterdagmorgen liepen hij en Steffie de tuin in. Op zijn schouder zat Hans.
“Ka,” zei Hans verbaasd toen hij de struiken en bomen zag. In de blauwe lucht boven hen cirkelden vogels rond, die er net zo uitzagen als hij. Karel keek, geleund op zijn schop, toe.
De kraai fladderde naar een struik en ging zitten op een lage tak. Zijn kop draaide opgewonden van links naar rechts en zijn spiedende kraaloogjes namen de omgeving op.
“Hij hoort de andere kraaien al,” zei Steffie.
“Hans!” riep Andy. “Kom hier!” Onmiddellijk vloog de kraai op zijn schouder.
“Zie je nou wel?” Maar Hans vloog weer weg, ditmaal in een boom.
“Hij vliegt geweldig,” zei Steffie bewonderend. “Zijn vleugel is helemaal beter, zie je? Ze zijn allebei even sterk!”
De kraaien in de lucht krasten een opgewonden verhaal en Hans gaf ze vanuit de tuin antwoord. De zwerm kwam nu lager vliegen.
“Hans!” riep Andy weer.
“Ka!” riep Hans blij. “Ka, ka!”
En ineens zette hij af, cirkelde driemaal een rondje boven Andy's hoofd, en voegde zich toen bij de andere kraaien. Met luid gekras verdween de zwerm in de verte.
“Hij is weg,” zei Andy, met tranen in zijn stem.
“Hij is bij zijn familie. Maar hij kwam nog speciaal dankjewel zeggen, jongen. Kom, weet je wat? We gaan samen een schommel maken! Die grote tak daar, die is er helemaal voor gemaakt!”
De oude abdijkerk zat bomvol. Een uitvoering van de Messiah, met grote namen op het programma en medewerking van het Blaricum Jongenskoor, dat was een muzikaal evenement van de eerste orde.
Op een van de gereserveerde rijen zaten vader en moeder Visser, met tussen hen in Julian en Emma. Het meisje had alweer wat kleur op haar wangen en begon zoetjesaan weer de vrolijke levenslustige kleuter te worden die ze altijd geweest was. De operatie was een absoluut succes geweest en ze had zich er goed van hersteld. Hoewel ze nog geruime tijd onder controle zou moeten blijven, had oncoloog Goldblatt tegenover de ouders een voorzichtig optimisme uitgesproken voor de toekomst.
Riemer keek liefkozend naar zijn beide kinderen en zijn vrouw. Hij bofte toch maar met zo'n span! Het was een heftig jaar geweest, maar nu was de rust en harmonie weergekeerd in huize Visser.
Het avontuur in Duitsland was intussen ver weg. Af en toe dacht hij er nog wel aan. Misschien dat hij het ooit Nynke nog zou opbiechten, maar niet nu.
Het orkest zette in. De sublieme klanken van de barokmuziek vulden de grote kerk tot in de hoogste gewelven. Het publiek was muisstil. Als de koren aan het zingen waren, bewogen Julians lippen. In gedachten zong hij elke noot mee.
“Dat heb je goed gedaan, ouwe reus!” zei hij na afloop tegen Brian en gaf hem een vriendschappelijke stoot in zijn zij.
“Jij zou het beter hebben gedaan!” zei deze naar waarheid. De jongen wist best dat hij even had geaarzeld bij zijn inzet.
“Niet beter!” zei Julian. “Jij deed het vet gaaf, dat had ik je niet verbeterd!”
Ze kwamen samen uit op 'net zo goed'.
“Dat was schitterend!” verzuchtte ook Lidy tegen Alex. Met Rosy en de beide kinderen hadden ze het concert bijgewoond.
“Mama,” kwam Steffie, “het lijkt mij geweldig om zo te kunnen zingen! Zouden er ook meisjes bij dat koor mogen?”
Lidy keek haar dochter wantrouwig aan, maar ineens stond Nynke met kleine Emma voor haar neus.
“Ze wil de dokter iets zeggen!”
De kleuter ging op haar tenen staan en tuitte haar lippen. “Dokter is lief!” verklaarde ze en verraste Lidy met een hele serie kusjes.
“Ze weet het wel,” zei Nynke en keek innig gelukkig naar haar kleine meid. “Zonder dokter Lidy was ze er misschien niet meer geweest!”
Over TWEE WEKEN verschijnt alweer de volgende uitgave in deze populaire Favoriet-serie. Ook voor LIDY VAN DE POEL nr. 441 hebben we weer twee meeslepende verhalen geselecteerd. Welke verhalen dat zijn, houden we nog even voor u geheim.
Eén ding is zeker: ze beloven weer volop spanning en emotie! Deze uitgave mag u dus zeker niet missen! Over TWEE WEKEN is LIDY VAN DE POEL nr. 441 verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.