Verslaafde jongeren



Zwijgen is geen goud



Sandra Berg



Elli is pas vijftien en kan nauwelijks voldoen aan de eisen die aan haar worden gesteld. In haar wanhopige poging haar hoofd boven water te houden, kiest ze voor middelen die haar uiteindelijk in de Landau brengen. Ze weigert echter duidelijkheid te geven over de herkomst van de medicatie, totdat Oscar in kritische toestand wordt opgenomen. Dan pas beseft ze dat zwijgen niet altijd goud is.



Elli kwam pas laat thuis. Ze liet de zware schooltas van haar schouder vallen in de hal bij de kapstok en zeulde de gevulde boodschappentas mee de keuken binnen. Met een zucht zette ze de tas op tafel en begon uit te pakken.

“Je bent laat,” riep haar vader vanuit de woonkamer. 

Haar broertje Matti kwam vanuit de kamer naar haar toe gerend en omklemde haar stevig met zijn armpjes.

Elli glimlachte naar hem en kroelde even door zijn haren. “Ik moest nog boodschappen doen,” riep ze terug. “Gezien alles op was en jij het niet doet.”

“Een beetje respect is wel op zijn plaats.” Hij hoestte. “Je weet dat ik op Matti moet letten. Zorg maar dat er iets te eten op tafel komt. Je moeder komt over een half uur naar huis.”

“Doe dit, doe dat,” mompelde Elli zacht voor zich uit terwijl ze de boodschappen opruimde. 

“Wat zeg je?” riep haar vader met een scherpe klank in zijn stem.

“Niets.”

“Dat zal wel, ja. Heb je sigaretten bij je?”

“Ja.”

“Geef.”

“Ja, baas,” mompelde ze weer zacht. Ze viste de slof sigaretten uit de tas en liep ermee naar de woonkamer. Het was mistig van de rook.

Matti was achter haar aan gedribbeld en hoestte. De kamer was bezaaid met speelgoed. Matti had zich in ieder geval vermaakt, ondanks de dikke rookwolk.

“Je moet minder roken van de dokter,” merkte Elli op. Ze wist dat het geen enkel nut had om dat te zeggen, maar het was een soort automatisme.

Haar vader keek haar geringschattend aan. “Ga je nu ook nog commentaar leveren op mijn rookgewoontes?”

Ze zag dat hij weer dezelfde smerige blouse droeg als de vorige dag en dat er een fles bier voor hem op tafel stond. De televisie stond aan. Voetbal natuurlijk. Hij keek altijd voetbal. Vandaar dat hij te dik werd. Hij deed niets meer dan roken, bier drinken en televisie kijken. Ooit had hij er best redelijk uitgezien voor een vader, maar die tijd leek eindeloos ver weg. Zijn dunner wordend haar was te lang en zijn gezicht had een grauwe kleur van sigaretten en alcohol. Ze bedacht zich dat er zoveel meer was waar ze kritiek op kon uiten, maar ze hield haar mond en reikte hem de slof sigaretten aan, zonder op zijn opmerking te reageren.

Toen een half uur later haar moeder binnenkwam, was het eten bijna klaar. Ze had het zichzelf gemakkelijk gemaakt. Stamppot uit een pakje en coteletto’s. Instant vlees, zoals ze het ook wel eens noemde. Matti zat aan de keukentafel te kleuren.

“Is het eten klaar?” was het eerste wat haar moeder vroeg, toen ze de keuken binnenkwam.

Matti keek op, maar nam niet de moeite om naar zijn moeder toe te gaan.

“Ook hallo,” reageerde Elli wat sarcastisch. 

Haar moeder keek haar aan met opgetrokken wenkbrauwen. Haar moeder was net als zij, tenger en klein. Ze was zelfs net zo blond als Elli, al kwam haar huidige blonde haarkleur uit een verfpotje. Ze leken op elkaar, maar Elli hoopte dat zij nooit diezelfde harde trekken in haar gezicht kreeg en die smalle, standaard verbeten mond als haar moeder. “Wat bedoel je daarmee?” vroeg haar moeder. Ze klonk strijdbaar. Als altijd.

“Niets.”

“Oh?” Ze trok haar wenkbrauwen een graadje verder omhoog. 

“De meeste mensen zeggen ‘hallo’ als ze binnenkomen.”

“Wijsneus. Hoe ver ben je met het eten? Ik heb de hele dag nog niets gehad.” Ze liep naar Matti en haalde even haar hand door zijn haren. Ze merkte niet eens dat het manneke zijn hoofd wegtrok.

“Dan moet je brood meenemen naar je werk. Dat doe ik ook.”

“Alsof ik daar ’s morgens tijd voor heb. Ik moet ervoor zorgen dat Matti klaar is voor school en hem meenemen naar de peuterspeelzaal.”

“Ik help hem altijd met aankleden en zijn ontbijt.”

“Alsof dat een enorme prestatie is. Het is volkomen normaal dat een dochter in huis helpt als de moeder een zware baan heeft.”

“En papa dan?”

Haar moeder wierp een blik richting kamer en snoof even. “Hij is ziek.” Het klonk sarcastisch. “Rugpijn.” Ze rolde met haar ogen. “En last van de longen. Hoe zou dat nu kunnen?” Nog meer spot. “En daarom kan je moeder zich nu kapot werken.”

“Het eten is over vijf minuten klaar.”

Haar moeder gromde een antwoord. Ze liep naar de koelkast, pakte een fles cola en dronk gejaagd wat slokken uit de fles. Elli haatte het als ze dat deed. Ze vond het smerig, maar ze zei er niets over.

“Hoe gaat het op school?” wilde haar moeder weten. Het was geen belangstelling, wist Elli. Het was het zoeken naar een reden om te zeuren. 

“Goed.” Dat was niet helemaal waar. Ze had een slecht punt voor wiskunde. Dat was de andere reden waarom ze te laat thuis was geweest. Ze was nog een tijd in school gebleven en had de leraar gevraagd om die nieuwe formules uit te leggen. Ze dacht dat ze het had begrepen totdat ze haar punt had gezien. Toen was haar duidelijk geweest dat ze denkfouten maakte en ze kon zich geen denkfouten permitteren. Niet omdat ze geen gezeur van haar ouders wilde over haar punten en vooral niet omdat ze zelf haar school zo snel mogelijk wilde afmaken. Ze wilde geen dag langer dan nodig over haar school doen. Ze wilde de VMBO afmaken en daarna een baantje zoeken, zodat ze haar eigen inkomen verdiende. Ze wilde onafhankelijk zijn zodat ze een eigen woonruimte kon betalen. Verder studeren kon later. Niet nu.

“Ik ben benieuwd,” mompelde haar moeder. “Waar is Egon?”

“Geen idee.”

“Jullie zitten op dezelfde school. Je maakt mij niet wijs dat je hem niet hebt gezien.”

“We zitten op dezelfde school, maar hij zit in de eindexamenklas. Al twee jaar.” Ze kon het niet laten om dat laatste erachteraan te zeggen.

“Je weet verdraaid goed waardoor dat komt,” sneerde haar moeder. “Die klassenleraar van twee jaar geleden had een hekel aan Egon. Je weet dat al die beschuldigingen onterecht waren, maar het kostte Egon wel een heleboel energie en ellende. Ik denk dat hij daarom vorig jaar zo vaak ziek was.”

Elli reageerde daar maar niet op. Ze wist wel beter.

“Heb je hem op school niet gezien?”

“Ja, in de pauze. Daarna niet meer. Hij zal wel bij vrienden zijn.”

“Dat neem ik aan. Hij heeft veel vrienden.” Ze legde nadruk op die woorden. Elli had geen vrienden en dat wist ze.

Elli ging er echter niet op in. Ze dekte de tafel en zette het eten klaar. Haar vader kwam uit de woonkamer, stinkend naar sigaretten en bier. Hij groette Elli’s moeder met een kort hoofdknikje. Zij negeerde hem. Matti zat naast Elli en speelde met zijn bestek.

Egon kwam pas opdagen toen ze bijna klaar waren met eten. Hij was niet alleen. Hij had Oscar bij zich, zoals meestal. Uiteindelijk was Oscar een vriend van hem. Hoewel Elli zich soms afvroeg of Egon niet vooral bevriend was met Oscar vanuit eigen belang. Tenslotte leverde Oscar hem financieel voordeel op en introduceerde hem niet zelden bij de mooiste meiden. 

Oscar was populair in dat opzicht. Hij had een leuk gezicht en een mooi lijf. Als hij lachte, voelde je vlinders in je buik. Zelfs Elli had daar last van, al zou ze liever neervallen dan dat toe te geven. Dat Oscar sterke sociale vaardigheden had, werkte natuurlijk ook mee. Hij kon goed met mensen omgaan en wist wat vrouwen wilden horen en daar maakte hij veelvuldig gebruik van. Oscar had charisma.

“Het spijt me dat ik zo laat ben,” zei Egon meteen. Hij keek zijn ouders een voor een aan. “Oscar moest zijn vader helpen met het versjouwen van wat materiaal en toen heb ik ook maar geholpen. Ik vrees dat ik daardoor niet op de tijd heb gelet.”

“Ga maar zitten. Er is genoeg,” reageerde zijn moeder. Ze keek naar Oscar en glimlachte zelfs even. Elli zag haar zelden glimlachen.

“Ik wil niet tot last zijn.”

“Je bent niet tot last. Ga zitten.”

Oscar glimlachte naar Elli’s moeder. Zij glimlachte weer terug. 

“Heeft kleine Elli gekookt?” vroeg Oscar toen hij aan tafel schoof. Het klonk een beetje plagend, terwijl hij naar Elli keek.

“Kleine Elli is de enige die zorgt dat hier iets op tafel komt,” antwoordde Elli wat bits.

“Elli, wat ben je ook een secreet,” reageerde haar moeder kwaad. 

Elli zei niets. Ze voelde dat Oscar naar haar keek en een beetje grijnsde. Hij bedoelde het niet kwaad. Hij plaagde slechts een beetje, zonder bijbedoelingen. Vooral als hij wist dat hij haar in verlegenheid kon brengen.

Elli deed alsof ze niet merkte dat hij naar haar keek en at haastig door.

Egon vroeg zijn moeder hoe haar dag was, merkte op dat ze er moe uitzag en adviseerde een borrel en op tijd naar bed. Alsof het hem werkelijk iets uitmaakte.

Toen Elli later op haar slaapkamer voor de kleerkast stond, keek ze in de passpiegel op de deur. Ze was klein en tenger, net als haar moeder. Haar haren hadden uiteraard nog de natuurlijke blonde kleur. Ze had eigenlijk wel mooie haren, vrij lang en dik, enigszins golvend. Haar gezicht was een beetje spits met nauwelijks zichtbare sproeten. Misschien was ze niet echt lelijk, maar ze was ook niet zo knap als de populaire meiden van de school die altijd achter Oscar aan zaten. Ze had nog niet van die grote borsten om mee te pronken en haar heupen waren te jongensachtig. Haar gezicht was iets te smal en haar lippen waren te pruilerig. Oscar keek alleen naar haar om haar te plagen, besloot ze.

Ze liep weg van de spiegel en ging aan haar bureau zitten. Ze moest leren. 

Een tijdlang probeerde ze zich te concentreren, maar in haar hoofd spookten talloze gedachten rond. Ze had het gevoel alsof ze op een overvolle markt stond met duizenden roepende mensen om haar heen. Het lukte haar eenvoudig niet om zich te concentreren. Uiteindelijk viste ze een doosje uit haar tas en pakte daar een pilletje uit. Ze dacht er niet bij na. Het was een onschuldige pil. Duizenden kinderen gebruikten het zonder problemen. Er was dus geen enkele reden waarom zij het niet zou gebruiken. Het was tenslotte geen drugs of zo.

Ze wist dat het over een half uurtje beter zou gaan. Misschien kreeg ze tegen bedtijd weer dat gejaagde gevoel, maar voor nu zou ze zich in ieder geval kunnen concentreren. Ze ging weer aan het werk en stond er verder niet meer bij stil.



Oscar kwam rond twee uur ’s nachts thuis. Veel te laat wat zijn ouders betrof, maar die vonden tien uur al te laat. Oscar wist dat zijn vader weer woedend zou worden, maar was niet in de stemming om zich daar druk over te maken. Hij had een aangename avond achter de rug en hij voelde zich nog steeds vol leven. Hij kon de wereld aan. 

Hij liep achterom en keek naar de gevel, met op de bovenverdieping het raam van zijn slaapkamer. Hij keek ook naar de klimop en grijnsde. Die klimop had al vaak goede dienst bewezen. Oscar greep zich vast en klom soepel als een aap naar boven. Zijn lichaam was sterk en lenig, omdat hij veel sportte. Bovendien had hij een tomeloze energie. Hij zou zelfs naar het dak kunnen klimmen en overwoog even om dat inderdaad te doen. Het dak bood een magnifiek uitzicht. Magda zou hem echter bellen. Het was niet leuk voor Magda als hij de telefoon niet aannam omdat hij op het dak zat. Gezien zijn telefoon op zijn bed lag, zou hij naar zijn kamer moeten om dat telefoontje aan te kunnen nemen. Zijn ouders hadden vaak geklaagd over het feit dat hij zijn telefoon niet meenam als hij op stap ging. Ondanks dat het meestal zo was, gingen ze er nog steeds van uit dat hij de telefoon gewoon iedere keer vergat. Oscar was niet van plan om hen wijzer te maken. 

Hij klom via zijn openstaande raam de kamer binnen en pakte de telefoon van het bed. Magda had nog niet gebeld, maar ze zou het nog doen. Magda was tenslotte verliefd op hem en in de overtuiging dat ze een relatie hadden.

Magda was een heerlijke meid om te zien, maar aan een relatie met haar moest Oscar niet eens denken. Magda was niet meer dan een leuk presentje, waarbij de verpakking meer beloofde dan de daadwerkelijke inhoud. Meiden als Magda waren een leuk tijdverdrijf. Hij kende tientallen Magda’s.

Soms voelde hij zich schuldig over een dergelijke gedachtegang, maar hij troostte zich met de gedachte dat hij noch Magda, noch haar rivalen ooit iets beloofde. Integendeel. Hij gaf meer dan eens aan dat hij geen heil zag in een serieuze relatie en Magda antwoordde daarop altijd, net als de andere meiden, dat ze daar niet naar op zoek was. Hij wist dat ze diep binnenin erop hoopte dat hij van gedachten zou veranderen. Hij lachte er een beetje mee. Ze zouden hem beter moeten kennen.

Het drong tot hem door dat hij op en neer liep door de kamer. Hij wist niet precies waarom. Misschien had het met die tomeloze energie te maken. Het was laat genoeg om te gaan slapen, maar hij was niet moe. Hij wist niet eens meer zeker waarom hij naar huis was gegaan. Goed… zijn vrienden waren naar huis gegaan en wellicht kon dat als reden worden aangemerkt. Eigenlijk wist hij wel dat er altijd wel ergens iets te beleven viel. Zelfs als dat weer de nodige problemen met zijn ouders zou opleveren. Zijn ouders waren gewoon nooit met de tijd meegegaan. Zijn vader was daarin het ergste, met zijn gezeur over het geloof. Streng katholiek en star als een bevroren pinguïn. Zijn moeder had soms de neiging de touwtjes een beetje te laten vieren, maar dan liep ze tegen de fronsende blik van zijn vader aan en kroop weer haastig terug in haar schulp. Oscar geloofde niet dat ze gelukkig was. Niemand kon gelukkig zijn met een man als zijn vader. Hij geloofde dat hij een hekel aan zijn vader had.

De telefoon liet zijn vrolijke beltoon horen en Oscar greep hem vast als een kat die zich op een muis wierp. “Oscar.”

“Magda. Ik ben nu thuis. Mam heeft niets gemerkt. Gelukkig.” Ze giechelde. “Als ze mij had gezien, met die moddervlekken op mijn broek en jas, had ze een beroerte gekregen. Ze denkt dat ik nog een kind ben.”

“Je bent nog niet volwassen.”

“Nee, maar ook geen kind en dat weet jij als geen ander.” Ze giechelde opnieuw.

“In bepaalde opzichten ben je geen kind meer,” gaf Oscar toe. Hij grijnsde. 

“Ga je morgen ook naar dat feest van Pascal?” wilde Magda weten. Ze stelde de vraag voorzichtig; bang om te gretig over te komen. 

“Weet ik nog niet. Misschien.”

“Als je erheen gaat, kunnen we misschien samen gaan. Het hoeft natuurlijk niet, maar als je naar Pascal gaat, kom je voorbij mijn huis en ik dacht dat we dan misschien net zo goed samen konden gaan.”

“Ik weet nog niet wat ik morgen doe.”

Het was even stil.

“Magda, je weet toch dat ik mij nog niet wil binden. Vanavond was erg leuk, maar ik wil niet dat je de verkeerde indruk krijgt over wat er tussen ons speelt.”

“Nee, natuurlijk niet. Dat weet ik ook wel. Ik dacht gewoon dat we samen naar dat feest konden gaan als je toch voorbij komt. Ik ga niet zo graag alleen de straat op, maar het hoeft natuurlijk niet als je niet wilt.” Ze praatte haastig en verontschuldigend, maar hij hoorde toch de teleurstelling in haar stem.

“Als ik erheen ga, laat ik wel iets weten,” beloofde hij.

Hij zou haar niet bellen. Dat wist hij en dat wist zij. Mogelijk ging hij werkelijk niet naar dat feest. Hij wist het nog niet. Hij plande niet zolang vooruit. Hij zou morgen in ieder geval Egon treffen. Egon wist waar je het beste kon feesten en anders kon hij nog altijd naar Michelle gaan. Of Lyan. Of iemand anders. Het was waarschijnlijker dat hij met Egon op stap ging. Egon wist niet alleen waar je kon feesten, maar ook hoe je kon feesten.

Oscar verbrak de verbinding met Magda zonder zich te veel te bekommeren om een correct afscheid, terwijl zijn gedachten weer afdwaalden naar Egon. Hij kon het niet helpen dat hij tegen zijn vriend opkeek. Vanwege de dingen die Egon durfde. Vanwege dat wat hij deed en vanwege het geld wat hij verdiende. Egon was bij de hand en had lef. Dat viel niet te ontkennen.

Dat Egon bovendien een bedrieglijke hoeveelheid mensenkennis had, was een van de eigenschappen die maar weinig mensen beseften als ze met hem te maken hadden. Egon bespeelde mensen als een virtuoos zijn viool. Ook daarvoor had Oscar respect. Oscar had zelf sterke sociale vaardigheden, maar het was niets vergeleken met Egon. Dat Egon hem liet meegenieten van zijn succes, was iets wat Oscar met twee handen aangreep. In het begin aarzelend, toen hij steeds meer problemen met zijn ouders kreeg en in een diep, zwart gat dreigde weg te zakken, maar tegenwoordig met graagte. Zelfs al kostte hem dat tegenwoordig bijna het hele salaris wat hij met zijn bijbaantje in het callcenter verdiende.

Oscar grijnsde opnieuw en besefte dat hij nog steeds rusteloos door de kamer liep. Hij zou eigenlijk naar bed moeten gaan, maar hij had er geen zin in. Hij zou met geen mogelijkheid kunnen slapen. Hij aarzelde slechts even en klom toen het raam weer uit, via de klimop en het framewerk en verdween weer in de nacht, om slechts tien minuten voordat zijn ouders opstonden weer terug te komen. Tegen die tijd was zijn energie definitief verdwenen en was er slechts nog sprake van hoofdpijn, misselijkheid en oververmoeidheid.

Toen hij op bed lag en zijn moeder haar hoofd om de deur stak om te kijken of haar zoon nog lag te slapen, voelde hij zich ellendig. Dat was ook de reden waarom hij pas veel later naar school ging dan bedoeld. Zijn moeder geloofde het excuus van een opkomende griep, ook al had hij dat excuus de laatste tijd wel erg vaak gebruikt. Zijn vader liet zich goddank niet zien.



Anne was vrij laat thuis van haar werk, maar Mientje had evengoed met het eten op haar gewacht. Anne vond het prettig dat er altijd iemand in huis was als ze thuiskwam. Dat er ook nog een warme maaltijd wachtte, was een bijzondere luxe.

Hoewel Mientje al in haar leven was toen Anne zelf nog een kind was en het huishouden van haar ouders voerde, en Anne dus eigenlijk niet anders was gewend, waardeerde ze de vrouw nog steeds bijzonder. Mientje was veel meer dan alleen een huishoudster. Mientje was de altijd aanwezige factor in haar leven. Mientje zorgde ervoor dat haar huis een thuis was. Zelfs als Max weer naar het buitenland was, zoals nu. 

Anne groette Mientje hartelijk toen ze de keuken binnenliep en snoof de heerlijke geur van een gehaktschotel op. “Het ruikt heerlijk,” zei ze. “Het water loopt gewoon in mijn mond.”

“Honger?”

“En of. Ik heb tussen de middag nauwelijks de tijd gehad om iets te eten.”

“Dat is niet gezond. Die tijd moet je je nemen.”

“Beetje moeilijk als de patiënten op de eerste hulp met de benen buiten hangen en we de nodige keren met de ambulance erop uit moeten.”

“Zo druk?”

“Het wordt weer voorjaar. Iedereen wil de straat op en van alles doen,” gaf Anne aan.

“Tja… ik kan het mij voorstellen. We hebben er lang op moeten wachten, maar sommige mensen zijn dan meteen zo onbesuisd.”

“Te lang binnengezeten, vrees ik.”

“Zoiets. Ga maar snel zitten. Het eten is klaar.”

“Kan ik ergens mee helpen?”

“Nee.” Mientje zette de schotel op tafel en nam zelf ook plaats. “Blijft Max nog lang weg?” wilde ze weten. 

“Nog minstens een maand, maar waarschijnlijk langer. Het hangt een beetje af van de vorderingen die ze maken bij die opgraving.”

“Vervelend, dat daar nooit duidelijkheid over bestaat,” vond Mientje hoofdschuddend, terwijl ze zichzelf opschepte. 

“Ach, ik ben eraan gewend.”

“Nu wel, maar stel dat jullie ooit toch gaan trouwen en misschien een kindje krijgen.”

Anne wilde daar iets op zeggen.

Mientje maakte een afwerend gebaar met haar hand. “Ik weet dat jullie nog geen plannen in die richting hebben, maar misschien komt dat toch nog wel ooit. Jullie worden er tenslotte ook niet jonger op. De biologische klok tikt.”

“Ik geloof niet dat ik kinderen wil,” zei Anne. Ze speelde een beetje met de lepel in de gehaktschotel. Ze stond op het punt zichzelf op te scheppen, maar staarde nu nadenkend voor zich uit. “Ik heb niet die moedergevoelens, geloof ik. Ik verlang niet naar kinderen.”

“Je geeft om kinderen.”

“Ik vind kinderen leuk, maar dat wil niet zeggen dat ik zelf kinderen wil hebben. Eigen kinderen brengen veel verantwoordelijkheid met zich mee. Dat zie ik ook wel bij Max en Irma. Ik geloof dat Isabel nog steeds moeite heeft met de scheiding.”

“Isabel is gewoon een puber. Je overal tegen afzetten, hoort bij die leeftijd.”

“Dat weet ik wel, maar je kunt toch niet ontkennen dat de scheiding zijn littekens heeft achtergelaten.”

“Een scheiding laat altijd littekens achter, maar ik ga er niet van uit dat jij en Max gaan scheiden als jullie eindelijk de beslissing zouden nemen om samen verder te gaan.”

“Je hebt geen enkele garanties.”

“Nee, maar wel logisch verstand.”

“Logisch verstand zegt ook dat het op vandaag niet gemakkelijk is om de verantwoordelijkheid over kinderen te dragen. Aan alle kanten krijgen ouders opgelegd hoe ze het moeten doen. Kinderen hebben aandacht en liefde nodig, maar ouders moeten ook een eigen leven opbouwen met een goede baan, een interessant sociaal leven en ervoor zorgen dat ze gezond eten en sporten. Ik vraag mij af hoe dat in de praktijk mogelijk is. Als je een goede baan hebt, aandacht wilt besteden aan sociale contacten en dan ook nog regelmatig naar de sportschool wilt, hou je niet zoveel tijd over om aan de kinderen te besteden. Kinderen worden al snel sleutelkinderen die hun eigen weg gaan, met alle gevolgen van dien. Waar dan natuurlijk de ouders ook weer de schuld van krijgen,” somde Anne op.

“Nou, dat is misschien wel een beetje te negatief,” vond Mientje. “Er is prima opvang voor de kinderen van werkende ouders en er zijn zelfs mensen die een huishoudster in huis hebben die een deel van de taken kan overnemen.” Ze glimlachte liefjes.

Mientje was op leeftijd, wist Anne. Ze zei het natuurlijk niet hardop. Het speelde geen rol, want ze was niet getrouwd en het onderwerp ‘kinderen’ niet eens actueel. Althans niet tussen haar en Max. Ze dacht nu wel serieus na over de reden waarom het tussen haar en Max nooit werd besproken en waarom ze eigenlijk weinig voor het moederschap voelde.

“Je hoort zoveel narigheid,” dacht Anne hardop. “Kinderen hebben het op vandaag echt niet gemakkelijk. De eisen op school zijn enorm hoog, net als de eisen die de maatschappij aan hen stelt. Ze moeten zo verschrikkelijk veel. Kinderen die daardoor ontsporen zijn geen uitzondering. Naast de eetstoornissen en depressiviteit, zoekt menig jongere zijn heil in drank en drugs.”

“Is dat niet altijd al zo geweest?” vroeg Mientje zich hardop af.

“Nooit in deze mate,” vond Anne. “Het is bepaald geen uitzondering dat drugs op schoolpleinen worden verkocht. Bescherm daar je kind maar eens tegen.”

“Tja.” Mientje keek peinzend voor zich uit. “In dat opzicht heb je gelijk. Onlangs is bij de Alfonsschool een knaap opgepakt die hasj verkocht aan jeugd van twaalf jaar. Verschrikkelijk. Zoiets zal toch wel een uitzondering zijn.” Het klonk bijna hoopvol.

“Je hoort het steeds vaker,” vond Anne. “Ik heb ook het gevoel dat steeds vaker jongeren worden binnengebracht met problemen die door drugs en drank worden veroorzaakt. Want drankgebruik is ook enorm onder de jeugd. Je hoort er blijkbaar niet meer bij als je geen sterke drank neemt.”

“Dat is gewoon belachelijk,” vond Mientje.

“Absoluut. Wat dacht je van XTC? De partydrugs? Jongeren vinden het heel normaal om die troep te nemen. Terwijl het steeds vaker misgaat.”

“Ouders hebben daar toch ook een rol in?” meende Mientje. 

“De verleiding is op straat en in school te groot. Ik denk niet dat ouders dat altijd in de hand hebben. Zeker niet bij pubers.”

“Misschien niet, maar dan nog… Geen kinderen willen vanwege alles wat er mis kan gaan, is toch wel een negatieve kijk op de toekomst, denk ik dan. Stel je voor dat iedereen er zo over zou denken. Dan zou de vergrijzing enorm zijn.”

“Er is al sprake van een vergrijzing, maar ik weet niet zeker of een negatieve kijk op de maatschappij daar de reden van is. Het kan een rol spelen, maar het zal niet de belangrijkste reden zijn. Die ligt, denk ik, meer in het feit dat ook vrouwen zelfstandiger willen zijn.”

“Dan komen we weer terug bij het begin. Er zijn goede opvangmogelijkheden als de moeder wil werken.”

Anne glimlachte. “Ja, die zijn er.”

Ze aten de gehaktschotel, maar Anne dwaalde in gedachten nog even af naar het besproken onderwerp. Ze vroeg zich af of ze werkelijk een negatieve kijk op de maatschappij had. Ze geloofde van niet. Het feit dat steeds meer jongeren in de problemen kwamen, kon ze niet ontkennen. Net zomin als dat het haar enorm zwaar leek om die verantwoordelijkheid als ouder te dragen.



Een paar dagen later lag Oscar bij Michelle in bed, toen hij zijn ogen opende. Het duurde een paar tellen voordat hij besefte waar hij was. Hij keek wat verdwaasd naar het oudroze behang, de typische meisjesmeubels en de knuffelbeesten op het rek, rechts tegen de wand. Hij zag de klok met de rode, oplichtende letters. Het was drie uur 's nachts.

Zijn blik gleed naar het blonde meisje naast hem in bed. Ze was zeventien en had het lijf van een topmodel. Lang, blonde haren en een egaal, knap gezichtje maakten haar waarschijnlijk ook erg gewild voor die branche. Ze had een keer een fotoshoot gedaan, maar daar was het bij gebleven. Haar ouders vonden haar te jong.

Oscar hoefde zich niet af te vragen hoe ze over zijn aanwezigheid in haar slaapkamer zouden denken. Hij vermoedde dat de vader van Michelle meteen de politie erbij zou halen of tot andere dramatische maatregels zou komen. Niemand kwam aan zijn dochter. Hij moest eens weten hoe wijs zijn dochter in bed was. Oscar zou ermee kunnen lachen als hij zich niet zo ellendig had gevoeld.

Hij ging op zijn rug liggen en staarde naar het plafond. Zijn mond voelde kurkdroog aan en hij was misselijk. Hij voelde hoe zijn hart in zijn ribbenkast tekeerging en de adrenaline door zijn lijf joeg. In zijn hoofd leek een timmergezelschap aan het werk. God, wat voelde hij zich beroerd.

Een tijdlang bleef hij doodstil liggen in de hoop dat het vanzelf wegtrok, maar dat gebeurde niet. Uiteindelijk kwam hij overeind. Hij had het gevoel dat hij gek werd in bed. 

Michelle werd wakker en draaide zich naar hem om. Ze schrok toen ze hem zag. Het verbaasde hem niet bijzonder. Michelle was dronken geweest toen ze naar huis waren gegaan en hij vermoedde dat ze ook tabletjes had genomen. “Wat doe jij hier?”

“Je hebt mij gisteravond meegenomen.”

“Idioot. Als papa je hier ziet, kun je op een drama rekenen.”

“Hij komt mij niet te zien.” Oscar stond op en liep naar Michelles eigen badkamer, die aan haar slaapkamer grensde. Hij zou zelf een eigen badkamer willen, maar zijn ouders hadden daar het geld niet voor. Hij liep naar de lichtroze wastafel, zette de kraan open en plensde wat water in zijn gezicht. Hij keek naar zijn spiegelbeeld. Zijn ogen leken dieper in de kassen te liggen en zijn huid had een grauwe kleur. Hij leek wel achtendertig in plaats van achttien, bedacht hij mistroostig. Hij spoelde zijn gezicht opnieuw met koud water, droogde het af en liep de slaapkamer weer binnen.

Michelle zat rechtop in bed en masseerde haar hoofd. Ongetwijfeld voelde ze zich ook niet al te best. “Je moet gaan,” zei ze.

“Dat was ik van plan.” Hij raapte zijn kleding bij elkaar en kleedde zich aan. Het vooruitzicht om door het raam naar buiten te klimmen, trok hem niet bepaald aan, maar er was geen andere mogelijkheid. Hij nam nauwelijks afscheid toen hij vertrok. Michelle leek het verder niets uit te maken. Ze keek hem niet eens na toen hij door het raam naar buiten klom, de overstap wist te maken naar de oude eik die naast het raam stond en zijn takken richting raam strekte, en omlaag klom.

Het was niet de eerste keer dat hij gebruikmaakte van de diensten van de oude eik. Hij wist dat de vader van Michelle de boom wilde vellen, omdat hij bang was dat de takken op een dag door het raam van Michelles kamer zouden slaan, maar het was er nooit van gekomen. De boom scheen een bepaalde waarde te hebben vanwege zijn leeftijd. Oscar wist niet precies hoe het zat en het interesseerde hem niet. Op dat moment werd zijn aandacht uitsluitend in beslag genomen door het ellendige gevoel vanbinnen, zijn hoofdpijn en dat vage gevoel van leegte. Hij verdween stilletjes in de nacht.



Elli werd rond zes uur wakker en voelde zich beroerd. Ze had de vorige avond behoorlijk lang doorgewerkt aan haar huiswerk, maar nu pas voelde ze de uitputting. Natuurlijk was ze de vorige avond ook moe geweest. Niet de eerste vier uur na het innemen van het tabletje, maar daarna. Toen was het echter al twaalf uur geweest en een mooie tijd om te gaan slapen. Dat ze toch een poos wakker had gelegen, kwam door het piekeren.

Ze piekerde nog meer als voorheen, besefte ze. Vooral ’s avonds, als ze in bed lag. Dan voelde ze zich doodmoe en leek het alsof ze aan de voet van een enorme hoge, steile berg stond, die ze in haar eentje moest beklimmen. Ze had ook toen al last gehad van misselijkheid, maar dat was tegenwoordig ook al geen uitzondering meer. Ze was evengoed gewoon in slaap gevallen.

Deze ochtend voelde ze zich nog beroerder als anders. Haar lijf trilde en haar hart maakte van die rare sprongetjes. Ze merkte dat ze transpireerde en toen ze recht ging zitten, moest ze opeens maken dat ze bij het toilet kwam om over te geven. Misschien had ze een griepje onder de leden. 

Ze bleef een tijd op de badkamer, spoelde haar gezicht diverse keren af met ijskoud water en probeerde haar gejaagde ademhaling onder controle te krijgen. Over twee uurtjes moest ze naar school. Als ze zich dan net zo beroerd voelde als nu, ging haar dat nooit lukken. Ze had nota bene een belangrijk proefwerk!

Ze dronk wat water uit de kraan en keek in de spiegel, naar haar vermoeide gezicht met de donkere kringen onder de ogen. 

Iemand klopte op de deur. 

“Bezet,” riep ze.

“Schiet op,” klonk de stem van haar moeder.

Geweldig. Uitgerekend haar moeder stond voor de deur. Elli voelde irritatie daarover. Ze wist niet of het had uitgemaakt als haar vader daar voor die deur had gestaan en ze wenste daar niet over na te denken. Het was haar moeder die haar op dat moment mateloos irriteerde.

“Er is beneden een toilet.”

“Ik ga niet naar beneden. Ik wil naar het toilet en nog een uurtje slapen. Ik moet straks werken.” Haar moeder klonk nijdig.

Elli wilde ertegenin gaan, maar bedacht zich. Ze had niet de energie voor een ruzie. Ze zuchtte, sloeg met haar platte hand tegen de muur en opende de badkamerdeur.

“Je had nogal wat tijd nodig,” gromde haar moeder. “Je ziet er trouwens ellendig uit.”

“Ik voel mij ellendig,” snauwde Elli. “Denk je dat ik voor mijn lol midden in de nacht hier rondhang?”

“Je hoeft geen grote mond op te zetten, El,” reageerde haar moeder kwaad. “Als je werkelijk zo beroerd bent, ga je naar je bed en blijft daar.”

“Ik moet naar school.”

“Dan neem je maar een paracetamol. Denk je dat ik mij altijd geweldig voel?” Haar moeder liep langs haar door en sloot de deur achter Elli.

Elli voelde een onevenredige woede. Ze sloeg met haar hand zo hard tegen de deur dat ze een felle pijn voelde.

“Ben je besodemieterd?” riep haar moeder.

Elli gaf geen antwoord en liep naar haar kamer. Juist op het moment dat ze daar naar binnen wilde gaan, stak Egon zijn hoofd door de deuropening van zijn kamer.

“Wat is er aan de hand?” Hij zag er verkreukeld uit, maar had zijn jeans en shirt nog aan. Elli vermoedde dat hij net pas thuis was gekomen. Ze wist niet of haar ouders dat beseften, maar ze vermoedde dat het hen niet interesseerde.

“Niets,” zei ze kortaf.

“Je ziet eruit alsof je uit de vuilnisbak bent gekropen.”

“Dank je,” reageerde ze sarcastisch. 

“Ziek?”

“Ja. Moeite mee?”

“Lekker humeurtje ook.”

“Laat me met rust.”

“Zal ik je iets tegen de ellende geven?” vroeg hij.

“Nee.” Ze liep haar kamer binnen en gooide de deur met een harde klap dicht. Onwillekeurig dacht ze aan Oscar, de vriend van Egon. Hij was gisteren ook bij hen geweest. Hij plaagde Elli wel eens, maar eigenlijk mocht ze hem wel. Tenminste op de momenten waarop hij zich niet zo aanstelde en zich als een hyperactief haantje gedroeg, wat helaas ook nogal eens voorkwam.

Oscar en Egon waren al vrienden sinds de lagere school en daar was geen verandering in gekomen toen Egon naar de VMBO was gegaan en Oscar naar het gym. De vriendschap bracht voor beiden voordeel. Egon voorzag Oscar in bepaalde behoeften en Oscar zorgde ervoor dat Egon met de mooiste meiden van zijn school in contact kwam. Waarschijnlijk betaalde hij Egon ook, maar dat wist Elli niet zeker. Ze wist wel dat Oscar altijd naar hen toe kwam, omdat Egon niet bij zijn ouders naar binnen mocht. De ouders van Oscar mochten Egon niet. De ouders van Oscar mochten heel veel mensen niet. Het waren vreemde mensen. 

Elli bande de gedachte aan Oscar weer meteen uit haar hoofd. Ze had geen idee waarom ze uitgerekend nu aan de vriend van haar broer dacht. Egon had wel eens plagend opgemerkt dat Elli verliefd was op Oscar. Onzin natuurlijk. Oscar was drie jaar ouder dan zij en dook met iedere meid van zijn school het bed in. Ze zou nooit op zo’n figuur kunnen vallen. Misschien dacht ze gewoon aan hem omdat ze niet aan haar eigen familie wilde denken. Ze haatte haar familie. Behalve Matti. Matti kon ze zelfs nu niet haten.

Ze liep rusteloos door de slaapkamer, wetend dat ze nog wat zou moeten slapen. Ze voelde zich eenvoudigweg te beroerd. Ze merkte dat haar handen trilden en af en toe meende ze iemand in haar kamer te zien. Misschien werd ze gek. Lucinda van tegenover was gek geworden. Zomaar opeens. Dat geloofde ze tenminste. Lucinda was altijd een beetje eigenaardig geweest, maar niet gek. Niet tot op de dag waarop ze opeens met haar armen gespreid door de straat rende en beweerde dat ze een vogel was. Dat was de dag waarop Lucinda gek was geworden. Zomaar. Misschien werd zij nu ook gek. Die gedachte maakte Elli doodsbang.

Ze liep onrustig nog een rondje door haar kamer, drukte zich vervolgens tegen de hoek bij het raam en liet zich zakken. Ze sloeg haar armen om haar knieën en drukte zo haar benen angstvallig tegen zich aan. Ze was nog steeds doodziek en rilde aan een stuk door. Bijna alsof ze het koud had. Alleen transpireerde ze er nu bij. Ze kneep haar ogen dicht en probeerde zich af te sluiten van de wereld en een paar tellen leek het te lukken. Bijna alsof ze in een andere dimensie stapte. Totdat een golf van misselijkheid haar weer overviel en ze moest rennen om bij de badkamer te komen.

Het duurde tot laat in de morgen voordat ze zich weer iets beter voelde. Ze hielp evengoed Matti die ochtend en ging evengoed naar school, maar nam ongeveer een half uur voor haar proefwerk toch weer een tabletje. Het zorgde ervoor dat ze zich uiteindelijk toch weer wat beter voelde.



Anne herinnerde zich het gesprek met Mientje over jeugd en drugs toen ze in de schoolgang bij een meisje knielde, wat hevig lag te schudden op de koude vloer. Haar ogen waren wijd opengesperd en haar lippen waren droog en gesprongen. 

“Ze komen. Ze komen…” kermde ze.

Anne legde haar hand op de arm van het meisje. “Rustig maar. Er gebeurt niets.”

“Marieke Ritz, heet ze. Veertien. Ze is de hele dag al in de war,” vertelde een lange, magere lerares, die aan de andere kant naast het meisje op de knieën zat. “Ze leek de weg kwijt te raken bij de leswisselingen en een aantal leerlingen zag dat ze in zichzelf praatte.”

“Heeft ze iets gebruikt?” Anne onderzocht het meisje terwijl ze die vraag stelde. De hartslag van het meisje was gejaagd en de ademhaling haastig. 

“Niet voor zover ik weet,” zei de lerares. “Maar ik denk ook niet dat ze het mij zou vertellen. Al helemaal niet op die leeftijd.”

“Iemand anders?” Anne keek op naar de jongeren die een grote kring om hen heen hadden gevormd en het hele schouwspel met toch iets van sensatie bekeken.

Iedereen schudde het hoofd. 

Anne zuchtte diep en onderzocht het meisje verder, alvorens ze zuurstof toediende en een infuus gaf. Pogingen om met het meisje in gesprek te komen, mislukten. Ze was niet aanspreekbaar.

Voor Anne bleef er niets anders over dan haar mee te nemen in de ambulance, voor aanvullend onderzoek in de kliniek. Ze was er vrijwel zeker van dat het meisje drugs had genomen, maar ze had geen idee welke drugs. Dat maakte het moeilijk om in te grijpen, zonder risico’s te nemen.

Ze wendde zich tot Klinkmüller en Tünnes. “We nemen haar mee. Waarschuw dokter Walter Ronald dat we eraan komen.”

“Ik waarschuw de ouders,” beloofde de lerares.

De broeders knikten alleen maar en legden het meisje, met hulp van Anne, op de brancard. Daarna werd het meisje onder veel belangstelling naar buiten gebracht en in de gereedstaande ambulance geschoven. 

In de Landau werd het slachtoffer meteen overgenomen door het team van internist Walter Ronald. Anne liet het meisje in zijn deskundige handen achter en liep met de broeders de behandelkamer uit.

“Veertien,” mompelde ze. “Ik begrijp het gewoon niet meer.”

“Schooldealer,” merkte Klinkmüller op.

Anne keek hem aan. “Denk je?”

“Het is de manier waarop de jeugd van die leeftijd ermee in aanraking komt. De eerste portie is meestal erg goedkoop. Soms gratis. De vraag groeit vanzelf. De school biedt een prima afzetmarkt; pubers die toch al met zichzelf in de knoop zitten en de eisen van alledag niet aankunnen. Dealers bieden een uitvlucht.”

“Ik weet eigenlijk wel dat het gebeurt,” verzuchtte Anne. “Maar ik vind het vreselijk. Zou er niets aan te doen zijn? Het valt toch op als zo’n vent die troep op het schoolplein verkoopt? Er moet dan toch ingegrepen kunnen worden?”

“Het is zelden een buitenstaander die het doet,” meende Tünnes. “Meestal is het gewoon een scholier.”

“Meen je dat?” vroeg Anne. Ze zag een dealer altijd voor zich als een pooiertype, ergens achteraan in de twintig of in de dertig. Ze wist dat het een simplistisch beeld was van de werkelijkheid. Misschien wilde ze gewoon geloven dat het zo was. Omdat het alles wat minder bedreigend maakte.

Tünnes knikte. “De zoon van een achternicht van mij is een paar weken geleden opgepakt vanwege illegale verkoop van medicijnen.”

“Medicijnen?”

“Menig medicijn heeft dezelfde uitwerking als drugs. Wat dacht je van Ritalin? De werking is vergelijkbaar met speed.”

“Het wordt toch alleen voorgeschreven aan patiënten met ADHD?”

“Die zoon had ADHD, maar hij spaarde de medicijnen voor de verkoop. Zijn ouders wisten nergens van.”

“Afschuwelijk, maar dat kan toch nooit grootschalig zijn?”

“Jawel. Nadat hij in de gaten kreeg dat zijn medicijnen geld opbrachten, zocht hij andere manieren om eraan te komen. Waar een vraag is, ontstaat ook een markt.”

“Diefstal?”

“Onder andere.”

“Jeetje. Ik had geen idee dat het zo ver ging. Ik dacht aan hasj op het schoolplein. Ik heb natuurlijk laatst dat stuk over die verkoop op de Alfonsschool gelezen, maar medicijnen?”

“Ze verkopen alles wat geld opbrengt.”

“Ik had het er met Mientje over. Over de risico’s die de jeugd op vandaag loopt en over de verantwoordelijkheid die je als ouder hebt.”

“Ouders kunnen niet alles voorkomen.”

“Nee. Dat is juist het ergste. De meeste ouders willen wel, maar ze kunnen hun tieners niet vierentwintig uur per dag in de gaten houden.”

“Soms is dat ook maar goed ook. Het betekent echter ook dat je dergelijke risico’s niet kunt vermijden.”

“Het lijkt mij verschrikkelijk. Ik zou geen seconde rust hebben als moeder.”

“Heb je daarom geen kinderen?” mengde Klinkmüller zich met een klein lachje in het gesprek.

“Ik geloof niet dat ik aan kinderen toe ben. Of dat ik eraan toe kom. Al die maatschappelijke problemen doen daar geen goed aan.”

“Jullie hebben Isabel.”

“Max heeft Isabel.” Anne glimlachte even wat sceptisch. “Ik geloof niet dat Isabel mij als stiefmoeder ziet. Of wilt zien.”

“Tja. Die leeftijd, hè,”

“Ja, dat zegt Mientje ook. Ik hoop dat het dat is.”

“Je hebt evengoed met haar te maken,” zei Tünnes.

Anne knikte. “Ik moet er ook niet aan denken dat zij met de verkeerde mensen te maken krijgt. Max moppert vaak over dat vriendje van haar, Jens, maar ik ben het daarin niet met hem eens. Jens is een losbol, maar hij is gek op Isabel en hij is eerlijk. Hij zal nooit iets doen wat haar zal schaden. Met hem in de buurt denk ik dat Isabel niet geneigd is om voor de verleiding van drugs of te veel alcohol te bezwijken. Ik hou mij ook graag voor dat ze daar te nuchter voor is, maar op die leeftijd is de invloed van leeftijdsgenoten vaak erg sterk. Jens is een veilige, bijkomende factor.”

“Waarom mag Max Jens niet?”

“Hij vindt hem niet goed genoeg voor zijn dochter. Niet serieus genoeg. Te weinig verantwoordelijkheidsgevoel. Ik denk dat hij af en toe vergeet dat die twee nog zo jong zijn. Misschien is het ook gewoon een typisch vaderding. Geen man goed genoeg voor de dochter.” Ze glimlachte even.

“Ik ben in ieder geval blij dat ik geen dochter heb,” zei Tünnes. “Het lijkt mij erg vermoeiend.”

“Ik heb liever met andermans dochters te maken,” zei Klinkmüller met een grijns. 



“Heb je het eten al klaar?” schreeuwde haar vader naar boven. Elli zat op haar kamer over haar boeken gebogen. Ze probeerde zich te concentreren op de pagina’s, maar het lukte niet. De letters dansten voor haar ogen en ze voelde zich alweer zo beroerd. Het lukte haar niet om de stof op te nemen en ze was ervan overtuigd dat ze van het proefwerk de volgende dag niets terecht kon brengen. Ze zou van het hele jaar niets terecht brengen, ondanks haar inspanningen. Misschien was ze werkelijk dom, zoals haar moeder wel eens beweerde. Misschien was het gewoon beter als ze er niet meer was. Ze vormde nauwelijks een toevoeging voor de maatschappij. Nu niet en in de toekomst niet. 

De stem van haar vader drong door de gesloten deur. Elli keek geïrriteerd op de klok. Vijf uur. Over een half uur was haar moeder thuis en zou het gezeur beginnen als er niets op tafel stond. Ze keek even naar Matti, die zoals meestal bij haar was. Hij zat op bed en speelde met zijn auto’s. Haar kussen was een berg, waar de miniatuurautootjes vanaf gleden.

Haar vader schreeuwde weer iets. Het was oneerlijk. Waarom moest zij alles regelen en kon Egon een luizenleven leiden? ‘Omdat Egon een charmante, aardige jongen is’, antwoordde een stemmetje in haar hoofd. Zo zagen de meeste mensen Egon. Daar zorgde hij wel voor. 

Elli’s gevoelens over Egon wisselden. Soms was ze bang voor hem. Hij wist wat hij wilde en kon erg ver gaan in het doordrijven van zijn zin. Niemand diende hem daarbij in de weg te staan. Hij had Elli nooit daadwerkelijk iets aangedaan, behalve dan misschien een enkele keer een te harde klap. Toch ging er soms die dreiging van hem uit, die haar kippenvel bezorgde. Daarom liet ze het nooit zover komen dat hij echt kwaad op haar werd. Ze geloofde niet dat haar ouders die kant van Egon kenden. Of wilde kennen. Haar ouders zagen Egon als de handige, slimme en aardige jongen. Ook die kant van Egon kende Elli. Want ook tegenover haar kon hij aardig zijn. Zeker op de momenten waarop ze hem weleens nodig had. Dat zorgde bij Elli voor verwarring. Dat zorgde ervoor dat ze ondanks die onderhuidse angst toch loyaal naar hem toe was. Tenslotte hielp hij haar zonder er geld voor te vragen. Ze was de enige waarvan hij geen geld vroeg. Zelfs Oscar betaalde. Zij niet. Voor haar betekende het dat Egon toch om haar gaf en misschien was hij daarmee wel de enige die om haar gaf. Daarom nam ze dat stukje angst op de koop toe en daarom slikte ze haar verontwaardiging over het feit dat hij niets in huis hoefde te doen altijd weer in.

De stem van haar vader bulderde opnieuw door de deur. “Waar blijf je? Over een half uur is je moeder thuis.”

Hij nam niet eens de moeite om naar boven te komen. Ze zag hem voor zich, zoals hij op de bank voor de televisie hing. Overvolle asbak voor zijn neus, sigaret in zijn mondhoek, voeten op de tafel en fles bier naast zich. Ze begreep niet dat haar moeder het accepteerde.

Nou ja, misschien accepteerde ze het niet helemaal. Haar ouders hadden vaak genoeg ruzie. Ze betwijfelde of er ook nog maar een spatje liefde over was tussen hen. Waarom ze evengoed getrouwd bleven, was haar een raadsel. Misschien verdienden ze elkaar gewoon. Haar moeder was tenslotte een gestrest kreng. In ieder geval de laatste jaren. De tijd dat alles anders was, leek eindeloos ver weg. 

Elli voelde de neiging om gewoon te blijven zitten, maar ze wist dat ze dat niet kon. Ze kwam overeind en liep de kamer uit. Matti dribbelde haar haastig achterna.

Elli voelde zich doodmoe. Haar benen leken wel lood. Terwijl ze de trap afliep, leek het opeens alsof ze in een vreemd huis was. Even overviel haar de angst dat ze niet meer wist waar ze was. Ze herstelde zich echter snel en ging naar beneden, naar de keuken.

Ze nam niet de moeite om haar vader iets te zeggen, maar ging meteen aan het werk. Ze zou macaroni maken. Macaroni was gemakkelijk en snel klaar. Bovendien kon Matti haar dan helpen. Niet omdat het dan gemakkelijker was, maar omdat Matti het zo leuk vond.

Toch kostte het haar meer moeite dan ze had verwacht. Niets aan haar lichaam leek te werken zoals ze dat wilde. Ze kon niet voorkomen dat Matti de macaroni over het aanrecht uitstrooide, vergat het zout in het kookwater, kon de tomatenpuree niet vinden terwijl hij voor haar neus lag, liet het gehakt aanbranden en merkte dat de groenten niet helemaal gaar waren toen ze die door de macaroni mengde. Ze maakte er een puinhoop van. Het was alsof ze gaatjes in haar hersens had, waardoor steeds kleine momentjes wegsijpelden.

Toen haar moeder de keuken binnenliep, was haar eerste opmerking dat het stonk.

“Ook goedendag,” reageerde Elli chagrijnig.

“Lekker humeurtje.”

“Je komt binnen en begint meteen te klagen. Terwijl ik wel degene ben die ervoor zorgt dat er eten op tafel komt.”

“Dat is wel het minste. Jij hoeft niet te werken.” Uiteraard kreeg Matti wel een vriendelijke aai over zijn bol.

“Ik heb school,” bracht Elli ertegenin.

“Tot drie uur. Ik werk elke dag van acht tot vijf en dan nog eens vier avonden in de week. Over het werk hier in huis maar te zwijgen.”

“Pap hangt de hele dag op de bank.”

“Pap heeft het in de rug. Zegt hij. Hij weet trouwens nog niet hoe hij een ei moet bakken.” Haar moeder rolde met haar ogen en keek in de pannen op het fornuis. “Heerlijk. Verkoold vlees.”

Elli voelde woede opborrelen. Ze dekte de tafel, zoals dat van haar werd verwacht, maar ze gooide de borden min of meer op tafel en liet het bestek er kletterend achteraan vallen.

Egon kwam binnen met een hartelijke groet. “Iets laten aanbranden, zussie?”

“Gehakt.”

“Ach… kan gebeuren.” Egon was duidelijk in een goede stemming op dat moment.

Elli wist dat het van het ene moment op het andere kon overslaan, maar haar ouders merkten daar meestal niet veel van. Elli wel. Ze zag het altijd aan zijn gezicht. 

Haar moeder gromde nog iets waaruit bleek dat ze het daar niet mee eens was, maar maakte verder geen opmerkingen meer.

Toen ze aan tafel gingen, was Egon de enige die het woord voerde. Behalve Matti dan, die vooral met zijn eten babbelde. Egon vertelde over school, maar het meeste ontging Elli volledig. Het ene moment drongen zijn woorden tot haar door en dan opeens was ze weer een stuk kwijt. Het leek wel of ze dement werd. Die gedachte beangstigde haar. Ze probeerde zichzelf voor te houden dat meiden op haar leeftijd niet dement werden, maar de paniek was er evengoed. Paniek en een intense vermoeidheid. Ze voelde een lichte misselijkheid en had geen trek meer. Ze hield dit niet meer lang vol, wist ze. 

Zonder iets te zeggen, sprong ze op en rende naar boven. Haar moeder riep iets. Het klonk nijdig, maar Elli trok het zich niet aan. Ze rende haar kamer binnen en sloeg de deur achter zich dicht. Wat was er nu precies gebeurd? Waarom was ze opeens naar boven gerend? Wat wilde ze doen? Ze wist het niet meer. 

Ze liet zich op bed vallen. Het bed leek zacht te wiegen. Werd ze gek? Ze keek naar haar schooltas en een gedachte kwam in haar op. Een oplossing. Misschien was het geen goed idee, maar voordat ze zichzelf de kans gaf om er goed over na te denken, liep ze naar haar tas en haalde het kleurige doosje met pillen eruit. Haastig, alsof ze bang was om zich te bedenken, stopte ze er eentje in haar mond. Het zou niet meteen werken, wist ze, maar over een half uurtje zou ze zich beter voelen.

Iemand klopte op haar deur. Ze wist dat ze het doosje weg moest duwen, maar bleef min of meer als verlamd zitten. De deur ging open en Egon kwam naar binnen. “Wat is er aan de hand?” Terwijl hij de vraag stelde, keek hij naar het doosje in haar hand. “Gaat het?”

Elli knikte. 

“Anders kom je straks maar naar mijn kamer.”

Elli knikte opnieuw.

“Je kunt maar beter naar beneden komen. Straks beginnen ze weer te zeuren. Zorg dat ze dat niet zien.” Hij wees op het doosje.

Elli knikte nog maar een keer en kwam moeizaam overeind. Ze voelde zich tachtig jaar oud. Misschien was haar lijf wel zo oud en dementeerde ze werkelijk. 

Tegen de tijd dat iedereen opstond van tafel voelde Elli zich beter. Ze had nieuwe energie en ruimde de tafel af. Ze tilde Matti zelfs op een stoel, zodat hij haar kon ‘helpen’ met de afwas. Ze begreep niet waarom ze zich een uur geleden zo druk had gemaakt. Ze zou nu haar taken in huis uitvoeren en daarna boven achter de boeken duiken. Ze zou ervoor zorgen dat ze de stof opnam en dat ze een voldoende kreeg voor het proefwerk. Uiteindelijk had ze best goede cijfers tot nu toe. Op dat punt voor wiskunde na. Ze zou ervoor zorgen dat ze de school zo snel mogelijk achter zich bracht en dat ze dan een baan kreeg en voor zichzelf kon zorgen.



Oscar hing met vrienden onder de brug rond. Luide hiphopmuziek schalde door de boxen van de cd-speler van Jörgen en iedereen stond te springen op het verslavende gedreun van de bas.

Egon was een uur geleden ook hierheen gekomen. Hij had zich niet in de feestdrukte gestort, maar het hele gebeuren met een kleine grijns bekeken. Natuurlijk waren er meteen mensen die zich op hem hadden gestort. Egon was niet alleen maar hier om feest te vieren. Hij had een veel belangrijkere taak.

Oscar zwaaide naar hem, maar stopte niet met dansen. Hij had een knappe brunette tegenover zich staan met een navelpiercing. Ze heette Charlotte of Germaine of zoiets. Hij wist het niet precies en het interesseerde hem niet. Hij had gezien dat Magda zich ook bij hen had gevoegd en naar hem had gekeken, maar hij had gedaan alsof hij het niet merkte. Hij had geen zin in Magda, maar in Charlotte. Of Germaine. De brunette wiegde sensueel met haar heupen, terwijl haar blik weinig te raden overliet. 

Met vlagen besefte Oscar dat hij verkeerd bezig was. Dat hij mensen voor het hoofd stootte en dat hij mee zweefde in een toestand van half bewustzijn waarbij noch hij, noch de meid tegenover hem, precies wisten wat ze deden. Hij wist dat het niet goed was, maar het was zijn ontsnapping aan de problemen thuis.

Zijn vader had hem uiteraard verboden om uit te gaan. Zijn vader verbood hem altijd om uit te gaan. Iedere keer weer voor een andere reden. Tucht, riep hij altijd. Oscar zag hem weer voor zich staan met zijn grimmige gezicht, terwijl hij de riem uit zijn broek trok om Oscar op niet mis te verstane wijze duidelijk te maken dat hij diende te luisteren. Het was overigens lang geleden dat hij dat had gedaan. Misschien had hij op een dag aan Oscars blik gezien dat hij het niet meer accepteerde. Misschien had hij zelfs in die blik gezien dat Oscar hem soms dood wilde hebben. Hij had het niet meer gedaan, maar zijn preken en huisarrest hoorden nog steeds tot de orde van de dag.

Oscar trok zich er weinig van aan. Hij liet zich opsluiten in zijn kamer en zocht zijn uitweg via het raam. Hij had geen idee of zijn vader daarvan op de hoogte was. Hij wist dat zijn moeder het vermoedde. Hij wist dat ze hem een keer in de tuin had gezien, maar ze had niets gezegd. Ze had zich haastig afgewend en niets gezegd. Zijn moeder koos geen partij. Ze onderging alleen maar.

Oscar stampte mee op de maat van de muziek. Zijn mond was droog en hij wilde iets drinken. Hij seinde de meid dat hij een kleine pauze nam en zwalkte naar Georg, die voor het bier zorgde. Terwijl Oscar bier voor zichzelf en de meid afrekende bij Georg, werd hij misselijk.

Georg merkte het op. “Wat is er? Te veel zooi geslikt? Je ziet eruit alsof je over je nek gaat.”

Oscar gaf geen antwoord. De meid riep iets in zijn oor, maar hij weerde haar wat geïrriteerd af. Een felle hoofdpijn kwam op en hij liet zich op zijn hurken zakken. Hij voelde het hart in zijn lijf tekeergaan en een felle onrust opkomen. Met trillende handen zocht hij een nieuw tabletje in zijn zak en nam het haastig in.

Georg vroeg of dat wel een goed idee was, maar Oscar luisterde niet naar hem. Hij werd gek als hij niets gebruikte. 

Nog een tijdlang bleef hij trillend op zijn hurken zitten. Hij wilde rondlopen, bewegen, maar was bang dat zijn hoofd knapte als hij dat deed. Na een half uur leek het alsof hij zich beter ging voelen. Hij kwam overeind en glimlachte zelfs even. De brunette was verdwenen. Ze amuseerde zich verderop met twee andere jongens. Magda zat te smoezen met Rudy. Ze wierp hem een korte, uitdagende blik toe. Oscar wendde zich weer van haar af. Michelle danste met een gozer die hij niet kende. Oscar zocht zijn weg tussen de menigte door en liep richting Egon, die tegen een pijler van de brug leunde en met een lange, puistige knaap praatte. Hij was bijna door zijn pillen heen. Veel sneller dan verwacht. Hij had Egon nodig. 

Voordat hij Egon bereikte, riep Nils dat de politie eraan kwam. In de verte waren sirenes hoorbaar. In een tel ontstond er chaos. De muziek verstomde en iedereen stoof weg.

Oscar wist dat hij ook moest maken dat hij wegkwam, maar zijn lichaam leek kortsluiting te maken. Hij begon nog veel erger te trillen dan voorheen en kon nauwelijks adem krijgen. Zijn hart leek uit zijn borstkas te springen en hij kreeg het ongelooflijk warm. Het zweet brak hem uit en hij had het gevoel te zwalken in plaats van te lopen. Hij was niet snel genoeg en toen de politie van alle kanten naderde, kon hij alleen maar trillend blijven staan. Hij hoorde zijn eigen ademhaling. Hij hoorde zijn eigen hartslag. Felle pijnscheuten schoten door zijn hoofd en de hitte was bijna ondragelijk.

Een jonge politieagente leek te merken dat hij niet in orde was. Ze liet haar autoritaire houding vallen en pakte zijn arm vast, terwijl ze hem aankeek. “Wat is er aan de hand? Ben je niet in orde?”

Oscar schudde zijn hoofd. “Het gaat wel,” zei hij, maar zijn stem klonk zelfs vreemd in zijn eigen oren en het trillen wilde eenvoudigweg niet stoppen.

“Ik heb hier eentje onder invloed,” hoorde hij de agente roepen. “Bel het alarmnummer.”

Er is niets aan de hand, wilde Oscar beweren, maar hij kreeg de woorden niet over zijn lippen.

“Hier is er nog eentje,” riep iemand.

Oscar zag dat een agent zich over een roodharige had gebogen, die hij een kwartier geleden nog tussen de rest van de mensen had zien springen. 

Oscar besefte niet alles wat daarna gebeurde. Hij werd naar een plek bij de pilaar gebracht en kreeg een deken over zijn schouders. Er werden vragen gesteld, maar hij kreeg er nauwelijks iets van mee. Hij zag dat nog een jongen onwel was geworden. Hij lag in een foetushouding dichtbij de kade. Er stond een oudere agent over hem heen gebogen. Wat gebeurde er toch allemaal?

In de verte hoorde hij nog meer sirenes, terwijl een groepje jongeren in een politiebus werd gedwongen. Alles was een puinhoop. Het hele leven was een puinhoop.



Anne en de broeders zaten in de ambulance, op weg naar de Ludwigbrug bij het kanaal. De oproep die ze hadden binnengekregen, kwam van de politie, had Klinkmüller gezegd. De politie had ingegrepen op een illegaal feest onder de brug en er waren jongeren met verschijnselen van overdosis opgepakt. Anne wist dat er meer ambulances op weg waren naar de brug, maar de jongeren zouden in de Landau worden ondergebracht.

Anne bedacht hoe toevallig het was dat ze hiermee te maken kreeg terwijl het onderwerp ‘kinderen, jeugd en drank- en drugsmisbruik’ de laatste dagen diverse keren ter sprake was gekomen. Soms was ze bang Isabel bij een dergelijke gelegenheid aan te treffen. Ze hield zich dan streng voor dat Isabel te nuchter was om dergelijke zaken te ondernemen. Bovendien had Isabel Jens.

Toen ze de Ludwigbrug bereikten, zagen ze dat de politie nog de handen vol had met het regelen van de zaken aldaar. Groepjes jongeren werden als onwillig vee in busjes gedreven, die hen naar het bureau moest brengen voor verhoor. Anne wist dat de jongeren, die nu nog aanwezig waren, meestal degene waren die minder alert waren, al of niet door drank. De mensen die de politie vooral graag wilde oppakken, de harde kern, zaten er over het algemeen niet bij. Die waren allang gevlucht. 

Tünnes parkeerde de ambulance dicht bij de brug en Anne en de broeders sprongen er haastig uit en gingen via het trapje naar de kade, waar pijlers de brug ondersteunden. Ze zag meteen de drie agenten die zich ieder over een jongere hadden gebogen. Twee jongens en een meisje, zag Anne. Ze maakte een haastige evaluatie. Ze stuurde Tünnes naar het roodharige meisje en Klinkmüller naar de jongen, die nu rechtop bij het randje van de kade zat, voor een eerste evaluatie. Zelf ging ze naar de jongen over wie zich een vrouwelijke agente had ontfermd. De jongen had een ongezonde gelaatskleur en transpireerde zichtbaar.

Anne stelde zich haastig voor en de jongen wist te vertellen dat hij Oscar heette, maar leek daar tegelijkertijd zelf aan te twijfelen. Zijn achternaam wist hij niet meer, beweerde hij. Anne nam aan dat hij het niet wilde zeggen, maar het had voor haar geen prioriteit om daar achter te komen. De jongen was er slecht aan toe. Zijn hartritme had een bijna gevaarlijke hoogte bereikt en hij was kletsnat van het zweet. Anne onderzocht hem haastig, maar nauwkeurig, en ontdekte dat de bloeddruk veel te hoog was, net als de lichaamstemperatuur. Op de vraag wat hij had gebruikt, gaf hij slechts vaag antwoord, maar Anne vermoedde dat er minstens sprake was van XTC en alcohol. Zeer waarschijnlijk zelfs een overdosis. 

Ze diende onmiddellijk extra zuurstof en een infuus toe en zocht haastig naar de broeders om de jongen op een brancard te helpen. Ze zag nu pas dat zich inmiddels meer traumaverplegers bij hen hadden gevoegd en Klinkmüller en Tünnes te hulp waren geschoten. Anne hoefde de broeders niets te vragen. Ze leken feilloos in de gaten te hebben dat ze hun hulp zocht en snelden naar haar toe. In slechts enkele minuten hadden ze de jongen op de brancard geholpen en konden ze hem naar de ambulance brengen.

“Hoe is het met de andere slachtoffers?” wilde Anne weten, met een bezorgde blik op de andere jongeren.

Het roodharige meisje werd ook op een brancard geholpen door de verplegers van de reddingsdienst. De andere jongen zou snel genoeg volgen.

“Sarah heeft een lichte overdosis XTC en alcohol. Ze wordt naar de Landau gebracht, maar ik denk dat ze over een paar uurtjes weer naar huis kan,” zei Klinkmüller.

“Hetzelfde geldt voor Emil, de smalle knaap,” zei Tünnes. “Ik vrees dat hij te snel weer op straat staat om ervan te leren.”

Anne schudde bezorgd haar hoofd en hielp de broeders met het in de ambulance schuiven van Oscar. Ze begreep niet waarom de jeugd zichzelf dit aandeed en waarom ze er niet van leerde als ze een keer goed beroerd werden. Misschien dat deze Oscar zijn les leerde. Als hij hier tenminste goed doorheen kwam.

Hij was er niet goed aan toe en Anne was bang voor complicaties. Ze sloot hem in de ambulance meteen aan op de bewaking en hield zijn toestand in de gaten. Vooralsnog bleef de bloeddruk te hoog, net als zijn lichaamstemperatuur. Verder dan dat kwam het niet en Anne kon toch niet ontkennen dat ze opgelucht was toen ze hem aan de zorgen van Walter Roland kon toevertrouwen. Wat een manier om de avonddienst te beginnen.



Het was een dag later, bijna middernacht en Elli zat op haar kamer op het bed, met opgetrokken knieën en haar armen om haar knieën geslagen. Ze voelde zich alweer zo beroerd. Het leek wel een gewoonte te worden. Misschien had ze toch iets onder de leden, want dit was niet normaal. Ze wist dat het pilletje, wat ze zojuist had genomen, kon helpen, maar misschien had ze al te veel van die troep gebruikt. Hoewel Egon beweerde dat het geen kwaad kon.

Het waren tenslotte geen drugs. Het waren medicijnen die voor kinderen met concentratieproblemen werden voorgeschreven. Een arts zou heus geen gevaarlijke medicijnen aan kinderen voorschrijven. Ze schudde haar hoofd alsof ze zichzelf wilde overtuigen. Ze zou gewoon rustig blijven zitten en afwachten. 

Over twintig minuten werkte het nieuwe pilletje en dan zou ze zich stukken beter voelen. Ze rilde af en toe, maar ze had het niet koud. Soms meende ze een windvlaag te voelen, maar het raam was gesloten. Het maakte haar een beetje bang. Stilletjes wachtte ze totdat ze zich beter voelde.

Langzaam leek ze uit haar dal te kruipen. Ze voelde hoe haar lijf zich met nieuwe energie vulde. Ze ging rechtop zitten. Ze rilde nog steeds en ze had dat vreemde, zweverige gevoel in haar hoofd, maar ze voelde haar energie terugkeren. Als het trillen maar eens stopte.

Ze ging staan. Misschien ging het beter als ze even rondliep. Zodra ze stond, rolde een golf van misselijkheid over haar heen. Ze stond te kokhalzen en moest rennen om bij het toilet te komen. 

Misschien had ze te veel gegeten, dacht ze, toen het weer wat beter ging. Ze plensde koud water in haar gezicht. Ze had niet te veel gegeten, maar ze probeerde het zichzelf evengoed wijs te maken. Ze kon zich ook voorhouden dat ze iets verkeerds had gegeten, wat al net zo onwaarschijnlijk was. Ze voelde zich in ieder geval iets minder beroerd toen ze weer naar haar kamer liep. Alleen dat ellendige trillen wilde niet stoppen.

Ze was nauwelijks op haar kamer toen ze opeens opnieuw braakneigingen kreeg. Opnieuw rende ze naar het toilet. Haar moeder kwam net naar boven en volgde haar verrichtingen verbijsterd.

Terwijl Elli over het toilet gebogen stond, kwam haar moeder in de deuropening staan. “Ben je alweer ziek?”

Elli gaf geen antwoord. Ze had het gevoel alsof haar hele maag naar buiten kwam. Het maakte haar bang.

Haar moeder wachtte even af en liep toen toch de badkamer binnen. Ze keek naar haar dochter, die doodziek over het toilet leunde. Ze zag het meisje rillen en voelde een pijnlijke steek met schuldgevoelens door haar heen trekken. Ze ergerde zich vaak aan Elli; aan haar grote mond en haar stugge houding. Maar lag de oorzaak niet vooral bij haar? Wat als Elli hersenvliesontsteking kreeg of iets dergelijks.

“Wat heb je?” vroeg ze onhandig. Het was alsof ze niet eens meer op een normale manier met haar dochter kon omgaan. 

Toen Elli overeind kwam en haar aankeek, schrok haar moeder. Elli’s gezicht was asgrauw en haar ogen bloeddoorlopen. Haar lippen waren droog en gesprongen. Transpiratievocht blonk op haar voorhoofd en ze rilde onophoudelijk. Elli zag er al lange tijd niet meer erg goed uit, wist haar moeder. Te mager en te bleek. Ze had er niet bij stilgestaan. Ze had het te druk met haar eigen ellende. Had ze het te ver laten komen?

“Wat is er?” herhaalde ze haar vraag.

“Ziek. Gaat wel over.”

“Je ziet er beroerd uit.”

“Griep.” Elli vluchtte langs haar moeder door naar haar slaapkamer. Ze wilde nu niet praten. Het was de eerste keer sinds lang dat haar moeder belangstelling voor haar toonde, maar ze wilde werkelijk niet praten.

Elli gooide de deur van de slaapkamer dicht en ging op bed zitten. Ze voelde opeens die onredelijke angst opkomen. Ze wist niet waarvoor ze bang was, maar het paniekgevoel viel niet te ontkennen. Haar hart ging tekeer, ze transpireerde en ze had zo’n akelig hol gevoel in haar buik en hoofd. Ze ging tegen de muur zitten en sloeg de armen om haar opgetrokken benen heen. Haar hart bonkte hoorbaar en ze was bang dat het volledig op hol sloeg. Haar hele lijf verkrampte.

Opeens sloegen de ramen open en kwam een flinke windvlaag naar binnen. De windvlaag voerde tientallen zwarte vogels met zich mee, die haar kamer binnendrongen. Ze kwamen recht op haar af, terwijl ze hun zwarte kraaloogjes op haar fixeerden. Ze vielen aan. Elli begon te gillen en hield afwerend haar handen voor haar gezicht. Ze voelde de wind van de vleugels en de scherpe snavels op haar hoofd.

Haar moeder stond in de gang en hoorde Elli gillen. Ze bedacht zich geen seconde en rende naar de slaapkamer en trok de deur open. Elli zat platgedrukt tegen de muur, haar handen afwerend voor haar gezicht en gilde aan een stuk door.

Een frisse windvlaag streek langs Elli’s moeders gezicht. Het bovenraampje was opengeklapt. Die sluiting werkte al een jaar niet meer behoorlijk, maar haar man had nooit de moeite genomen om het te repareren. Meer dan het opengeslagen raampje was er niet te zien en Elli’s moeder wist niet waarom Elli haar gezicht afweerde.

Ze liep naar haar dochter toe. “Wat is er aan de hand? Wat doe je? Ben je gek geworden?” Ze wist dat ze weer bits klonk, zoals gewoonlijk. Het was een onderdeel van haar geworden. 

“Ze vallen aan. Ze pikken mij. Haal ze weg. Haal ze weg,” schreeuwde Elli in paniek. Ze begon om zich heen te slaan en haar moeder kon haar nog maar net ontwijken.

“Er is hier niets,” riep haar moeder. 

“Haal ze weg. Haal ze weg.” Elli sloeg nog heftiger om zich heen.

In een reflex sloeg haar moeder Elli in het gezicht. Ze dacht er niet over na. Ze wilde de hysterie doorbreken, maar ze dacht niet na. 

Een moment leek Elli te kalmeren. Ze liet haar handen zakken en keek haar moeder aan. De vogels waren verdwenen en ze zag alleen het gezicht van haar moeder. Op datzelfde moment krulde het vel op haar moeders gezicht op en verdween het beetje bij beetje. Elli begon opnieuw te gillen.

Haar moeder zag Elli’s verbijsterde blik, een seconde na de klap, en zag ook dat haar dochter opnieuw in paniek raakte en haar wegduwde. Ze begreep dat ze niets voor haar dochter kon doen. Haastig ging ze de kamer uit, sloot de deur achter zich met trillende handen en rende naar de slaapkamer om het alarmnummer te bellen.

Elli gilde ondertussen aan een stuk door.

“Wat is er met dat wicht aan de hand?” schreeuwde haar man Arnd vanaf de benedenverdieping.

“Weet ik niet. Ik geloof dat ze gek wordt.”

“Gek of hysterisch. Zenuwpees. Geef haar een klap, Annette.”

“Dat heb ik gedaan. Er is iets anders aan de hand.”

Een medewerkster van de alarmcentrale meldde zich en de moeder van Elli legde hortend en stotend uit wat er aan de hand was, verdere opmerkingen van haar man negerend. De medewerkster beloofde iemand te sturen. Tot die tijd kon Annette alleen maar afwachten.

Elli bleef gillen, maar Annette liep er niet meer heen. Ze wist niet wat ze met de situatie aanmoest.

“Doe er iets aan,” schreeuwde Arnd vanaf de benedenverdieping.

Annette ging naar beneden en keek haar man nijdig aan. “Ik doe er iets aan. Ik heb het alarmnummer gebeld. Ik ben hier in huis de enige die ergens iets aan doet. Waarom ga je verdomme niet bij je televisie zitten met je sigaretten en bier en laat je mij met rust.”

“Trut,” grauwde Arnd en hij verdween naar de kamer.

Zelfs echt ruziemaken was te veel werk voor hem, bedacht Annette bitter. Terwijl ze ijsberend door de keuken op haar nagels knaagde, wachtte ze op de ambulance.



“Gek geworden?” vroeg Anne verbijsterd, toen ze Klinkmüller om informatie had gevraagd nadat ze de ambulance in was geklommen.

“Dat zei de moeder van het meisje. Ze was ziek, gaf over en werd daarna helemaal gek. Ze dacht dat ze werd aangevallen of iets dergelijks. Ze was niet meer te benaderen en sloeg van zich af.”

“Vreemd,” mompelde Anne. “Zijn er vragen gesteld over drugs, drank of medicijnen?”

“De moeder beweert dat ze niets gebruikt.”

“Hm.”

“Moeders weten niet altijd alles. Niet van hun dochter in die leeftijd.”

“Vijftien, zei je?”

“Vijftien. Moeilijke leeftijd.”

“Jeetje.”

Tünnes bemoeide zich niet met het gesprek, maar reed de ambulance de afrit af en voegde zich met loeiende sirene in het drukke verkeer. Het was geen mooie avond. Hoewel het overdag redelijk aangenaam was geweest, was de temperatuur nu belangrijk gezakt en waaide het behoorlijk. Het regende zelfs een beetje. De komende dagen werd herfstachtig weer verwacht. Het bezorgde Anne altijd een wat triest gevoel. De problemen onlangs met die jeugd onder de brug en nu weer met dit meisje maakte het er niet beter op.

De jongen die ze een nacht eerder had opgehaald, Oscar, was zeer vroeg in de ochtend weer naar huis gegaan. Drugs, had ze begrepen. Anne wist niet precies wat de jongen had gebruikt. Een van de verpleegsters kon zich herinneren dat het een combinatie van XTC, alcohol en nog een of ander medicijn was geweest, maar de exacte gegevens had zij ook niet gehad. 

Dokter Walter Roland had hem graag wat langer in het ziekenhuis gehouden, maar Oscar was ’s morgens om half vijf op eigen houtje vertrokken. Hij was nog lang niet fit genoeg geweest in de ogen van de verpleging en de arts, maar hij had niemand om die mening gevraagd. Hij had gewoon zijn boeltje gepakt en was verdwenen.

Tünnes reed regelrecht naar de volksbuurt waar het meisje woonde en slechts zeven minuten na hun vertrek bij de Landau, parkeerde hij de ambulance voor nummer 7 van de Gerhardstraat. 

Terwijl ze uitstapten, vloog de deur van de woning open en kwam een vrouw haastig naar buiten. “Goddank, jullie zijn er.”

Zelfs hier op straat hoorden Anne en de broeders het meisje paniekerig gillen. Ze renden met de vrouw, die zich haastig als Annette voorstelde, mee naar binnen en volgden haar de trap op.

Anne zag de wat groezelige man die in de deuropening van de woonkamer naar hen keek. Ze besteedde geen aandacht aan hem en rende mee naar boven.

“Ik heb de deur op slot gedaan,” verklaarde Annette. “Ik was bang dat ze weg zou lopen en misschien rare dingen ging doen. Ze is echt helemaal gek geworden.” Haar handen trilden toen ze de deur opende en Anne en de broeders binnenliet.

Anne zag het meisje meteen zitten. Ze had zich met de rug tegen de muur gedrukt en sloeg wild om zich heen. Dit werd niet gemakkelijk.

“Hoe heet ze?” vroeg Anne aan de vrouw.

“Elli.”

“Elli?” Anne liep naar haar heen. “Elli, wat is er aan de hand?”

Heel even staakte het meisje het gegil en keek naar Anne, maar meteen daarna begon ze ook naar Anne te slaan. Anne gaf een klein seintje en samen met de broeders overmanden ze het meisje, totdat ze kronkelend en schreeuwend op het bed lag, maar niemand meer met haar venijnige vuisten en nagels kon raken. Haar ogen schoten verwilderd alle kanten uit, alsof het een wild dier was in een kooi.

“Elli?”

Het meisje reageerde niet. Een normaal onderzoek was niet mogelijk en Anne wist dat het toedienen van een kalmeringsinjectie gevaarlijk kon zijn. Toch had ze geen andere keuze. Ze was bang dat het meisje zichzelf of anderen letsel zou toebrengen. Ze bracht een infuusnaald in en diende het middel toe. Onmiddellijk daarna ontspande het meisje en viel in slaap.

Ze zag er ellendig uit. Anne merkte dat haar bloeddruk te hoog was en dat haar hart te snel en oppervlakkig klopte. Veel meer dan toediening van zuurstof en vocht kon ze niet doen. Ze legde het meisje met de broeders op de brancard en haastte zich weer naar beneden. Elli moest zo snel mogelijk naar de kliniek.

“We brengen haar naar de Landau,” liet Anne aan de moeder weten, vlak voordat ze gingen. “Komt u maar daarheen en meld u zich bij de receptie. Ze verwijzen u dan wel door.”

Ondertussen hadden de broeders Elli in de ambulance geschoven. Anne nam naast haar plaats en sloot haar aan op de bewaking. Ze zag hoe de moeder nog hulpeloos wat op straat bleef staan terwijl ze wegreden.

In de Landau werden ze meteen opgevangen door het team van dokter Walter Ronald. De hartslag van Elli was wat zwakker geworden en haar lichaamstemperatuur te hoog. Ondanks de sedatie ging er af en toe een rilling door haar lijf. Walter Ronald stelde zijn vragen terwijl het meisje werd overgeheveld, maar Anne kon hem niet vertellen of het meisje iets had gebruikt. 

De moeder had tijdens het onderzoek aangegeven dat Elli al een tijd wat ziekelijk was, maar had geen details kunnen geven. Anne betwijfelde of het hier om een griepje of iets dergelijks ging.

Nadat Elli was overgeheveld op de behandeltafel kon Anne niets meer doen. Terwijl Walter Ronald opdrachten tot bloedproeven en dergelijke uitdeelde en een eerste onderzoek uitvoerde, liep Anne met de broeders de kamer uit. Met haar gedachte bleef ze echter bij het jonge meisje.

Annette was verward achtergebleven. Toen ze uiteindelijk haar huis weer binnenliep, stond haar man in de deuropening van de woonkamer, waar hij eerder naar de voorbijkomende arts en broeders had gekregen. “Wat is er allemaal aan de hand?”

“Dat weet je. Ik heb het eerder genoemd,” reageerde Annette geïrriteerd.

“De griet is gek geworden? Dat ontbreekt er nog maar aan. Ze zal zich wel weer van alles in d’r hoofd hebben gehaald.” Hij probeerde bars te klinken; overwicht te houden. Hij voelde een stuk onrust in zijn veel te oude lijf. Hij wist niet zeker of het door Annette kwam, of dat er een eigen besef aan ten grondslag lag.

“Ze is ziek, idioot,” snauwde Annette.

“Ik een idioot? Als ze ziek is, had ze dat moeten zeggen. Ze had gewoon naar de dokter kunnen gaan.” Het klonk verdedigend.

“Alsof iemand dan luistert.” Annette liep naar het aanrecht en pakte de twee kopjes op om op te ruimen. Met een heftig gebaar smeet ze de kopjes een tel later door de keuken. Waar was ze mee bezig? Opruimen, terwijl haar dochter net met spoed was opgenomen? Ze hoorde naar de kliniek te gaan. Iedere normale moeder had allang in de auto gezeten, op weg naar de kliniek. Zij was nauwelijks een normale moeder. Ze werd beheerst door een scala aan gemengde gevoelens, irritatie, boosheid en onzekerheid. Alsof ze zich chronisch in een herfststorm bevond. Ze moest naar het ziekenhuis, maar iets hield haar tegen. Een rotgevoel in haar maag; duizenden excuses die haar hoofd verzonnen. Ze trok de handdoeken van het rekje en gooide ook daarmee. 

“Word jij nu ook gek?” merkte Arnd schamper op.

Annette keek hem recht aan, haar ogen samengeknepen tot spleetjes. “Ik ben al gek, anders was ik allang vertrokken. Een normaal mens blijft niet bij een vent die de hele dag bier zuipt voor de televisie en een kapitaal in rook op laat gaan. Een vent die nog te lamlendig is dat hij zijn ene poot voor de andere zet.”

Ze smeet een laatste doek op de grond, draaide zich met een ruk om en liep de keuken uit. In de hal pakte ze de sleutels van de auto van het rek en toen ze naar buiten liep, trok ze de deur met een harde klap dicht. 

Ze reed niet meteen naar het ziekenhuis. Toen ze eenmaal in haar auto was gestapt, voelde ze haar hele lijf trillen en een moment van paniek kwam in haar op. Haar dochter had ook zo getrild. Hadden ze beiden een of andere enge ziekte? Annette voelde dat ze moeite kreeg met haar ademhaling en hapte een paar keer naar lucht. Als ze niet kalmeerde, ging ze weer hyperventileren. Ze probeerde op haar ademhaling te letten, maar van het ene moment op het andere begon ze te huilen. Eerst ingehouden, maar later luidruchtig, met jammerende kreten. Alsof ze nooit meer op kon houden. Ze had het koud en voelde zich eenzaam. Ze huilde totdat ieder laatste restje energie uit haar lichaam was verdwenen.

Arnd merkte niets van Annettes huilbui. Hij had toegekeken hoe ze woedend het huis uit was gestampt en een vage misselijkheid onderdrukt. Alsof zijn lijf hem bewust wilde maken van zijn probleem, voelde hij zijn rug weer. Hij voelde zijn rug niet altijd, maar bij tijd en wijle kwam de pijn opzetten, alsof het duidelijk wilde maken dat het nooit meer zou wijken. Arnd wist dat menigeen dacht dat die rugklachten van hem wel meevielen, maar ze hadden geen idee hoe ellendig dat was. Het leek eindeloos lang geleden dat hij zijn werk nog gewoon kon doen.

Alles was begonnen met een ongeluk op het werk. Niets ernstigs. Gewoon een onhandige valpartij met wat kneuzingen. Na een dag was hij alweer aan het werk gegaan, maar had hij die zeurderige pijn in zijn rug gehad. Die pijn was erger geworden en alle mogelijke therapeuten die hij had afgelopen, hadden geld opgestreken met de belofte aan betere tijden. Die betere tijden waren nooit gekomen. Hoewel de rugpijn af en toe minder was geweest, was het doorlopend sluimerend aanwezig geweest om van tijd tot tijd met kracht toe te slaan. Indirect had hij daardoor zijn baan verloren en direct was het de oorzaak dat potentiële nieuwe werkgevers niet in hem waren geïnteresseerd. Niemand wilde een werknemer met een geschiedenis van ziekteverlof door rugklachten. Na aanvankelijk vele sollicitaties was de energie om het te veranderen weggevloeid. Hij was meestal alleen nog maar moe en had nergens zin meer in. Zijn gevoel voor eigenwaarde was aangetast en hij had zelfs niet meer de energie om daar iets aan te doen. Al die goedbedoelende therapeuten en artsen die zeurden over bezigheden zoeken en gymnastiekoefeningen doen, hadden geen idee waar ze over praatten. Ze begrepen niet dat zijn lijf gewoon steeds minder wilde en dat het hem steeds minder interesseerde.

Dat Annette zo kwaad was geworden, boeide hem niet eens zoveel. Annette was zo vaak kwaad. Het was een kreng geworden en dat alleen omdat ze hard werkte. Hij had vroeger altijd hard gewerkt, zowel overdag voor de baas als ’s avonds in zijn vrije tijd. Zij was een groot deel van die tijd bij de kinderen geweest en had een parttime baantje gehad. Nu zij dat moest doen wat hij al een half leven had gedaan, waren de rapen gaar. Vervelend mens.

Hij ging terug naar zijn bank, liet zich op de versleten zitting zakken en stak een sigaret op. Elli was dus in het ziekenhuis. Hij zou erheen moeten, maar het kreng had de auto meegenomen en met de bus was het geen doen. Bovendien moest iemand bij Matti blijven. Misschien was Egon wel thuis, maar dat was niet zeker en hij had geen zin om het te controleren. Hij zou Elli later wel bezoeken. Hij pakte de afstandsbediening op en zapte naar een andere zender. 



Oscar werd rond vier uur in de ochtend wakker. Het was niet de eerste keer die nacht dat hij wakker werd. Hij voelde zich nog steeds beroerd. Het was inmiddels al bijna vierentwintig uur geleden dat hij uit de Landau was vertrokken en hij wist dat het geen goede zet was geweest voor zijn gezondheid. Hij kon het risico niet nemen dat zijn vader hem betrapte op zijn nachtelijke uitstapjes.

Tot dusver had hij geluk gehad dat zijn vader zich nooit bewust was geweest van de ontsnappingsmogelijkheid die zijn kamer hem bood. In het begin had zijn vader hem weleens gecontroleerd als hij op zijn kamer was, maar Oscar had nooit meer dan een bits antwoord gegeven en nooit de deur voor hem geopend. Op een bepaald moment had zijn vader het daarbij gelaten. De verschillende bandjes die hij had opgenomen op de momenten dat hij werkelijk op zijn kamer was, moesten de indruk wekken dat hij elke avond in zijn kamer doorbracht. Het was een idee van Egon geweest en het werkte goed.

Oscar kon niet riskeren alles op het spel te zetten, door die opname in de kliniek. Als zijn vader ontdekte dat hij ’s nachts via het raam vertrok, zou hij zonder pardon de hele klimop verwijderen. Als hij Oscar tenminste niet uit het huis zou zetten.

Dat was de reden dat Oscar de vorige dag om half vijf in de ochtend uit de Landau was vertrokken. Hij wist dat de arts hem daar had willen houden ter observatie, maar hij had op een bepaald moment zijn boeltje gepakt en was vertrokken. Ondanks het feit dat hij zich ellendig had gevoeld.

Oscar had gehoopt dat het ellendige gevoel zou verdwijnen. Hij wist dat de combinatie van de verschillende middelen die hij gebruikte de oorzaak was van zijn ellende, maar hij nam aan dat de troep uiteindelijk uit zijn lijf zou verdwijnen. Het kostte alleen meer tijd dan hij had verwacht. 

Het had hem de vorige ochtend moeite gekost om via de klimop zijn raam weer binnen te klimmen en toen hij eindelijk in zijn poging was geslaagd, was hij beroerd op bed gevallen en daar blijven liggen. Drie uurtjes later was de ellende nog niet gezakt en had hij tegen zijn ouders gezegd dat hij ziek was. Waarschijnlijk griep, had hij gelogen. De halve school had griep, had hij eraan toegevoegd. Ook al gelogen.

Hij had de neiging om een tabletje te nemen de hele dag onderdrukt. De tabletjes en andere troep waren de reden dat hij in de Landau terecht was gekomen en nog een juridisch staartje kon verwachten, waarvan hij alleen maar kon hopen dat het aan zijn vader voorbij ging. Weer een pilletje nemen, was bepaald niet het slimste wat hij kon doen.

Nu nog steeds had hij de neiging te denken dat hij zich beter zou voelen na het nemen van een tabletje en dat terwijl hij beter wist. Het nemen van nog een pilletje had hem tenslotte in de Landau gebracht. Idioot eigenlijk, want hij gebruikte niets wat verslavend was. Iedereen nam wel eens een tabletje XTC en de medicatie die hij gebruikte, was gangbaar bij veel kinderen. Hij begreep er dan ook niets van dat hij zich allesbehalve beter ging voelen. De misselijkheid en de hoofdpijn wilden eenvoudigweg niet wijken. Zijn hele lijf leek loodzwaar en af en toe was het alsof de kamer om hem heen bewoog. Tegelijkertijd had hij het soms loeiheet, om dan opeens weer een soort kilte te voelen.

Hij had de hele dag niets gegeten. Hij had alleen een paar slokjes thee en bouillon gebruikt, die zijn moeder hem had gegeven. Heel erg veel had zijn moeder daarbij niet gezegd. Ze had hem alleen aangekeken met die typische bezorgde blik van haar. 

Zijn vader was ook even op de kamer geweest. Hij had hem wat nors aangekeken alsof hij vond dat Oscar zelf schuld was aan zijn ziek zijn. Dat het inderdaad zo was, speelde voor Oscar geen rol. Tenslotte kon zijn vader dat niet weten. Dus gaf zijn vader hem min of meer de schuld van de griep die hij zogenaamd had opgelopen. Alsof je het zelf in de hand had of je al dan niet griep kreeg. Zijn vader had geen woorden gebruikt om die beschuldiging te uiten. Zijn blik was meer dan voldoende geweest. Hij had het raam geopend, omdat je zonder frisse lucht volgens hem niet beter werd en gesommeerd soep te gebruiken, te rusten en te leren. Oscar had slechts braaf geknikt en alleen maar gehoopt dat zijn vader weer zo snel mogelijk uit zijn kamer vertrok.

Oscar vroeg zich op bepaalde momenten af of hij niet werkelijk de griep had. Het was tenslotte niet normaal om zo lang ziek te blijven van die tabletjes. Het spul was tenslotte allang uit zijn lijf. Dat was normaal gesproken na vier tot vijf uur al zo. Gezien je aan XTC en medicijnen niet verslaafd raakte, kon er ook geen sprake zijn van lichamelijke ontwenning. Dat geloofde hij tenminste niet, al wist hij niet zo heel erg veel van de medicijnen af die hij nam. Alleen dat ze ook door kinderen werden gebruikt en dus nauwelijks gevaarlijk konden zijn.

Nu was het dus vier uur, zo’n dertig uur na zijn laatste tablet, en hij voelde zich nog steeds beroerd. Erger was echter nog de onrust. Iedere vezel was gespannen en hij dacht aan de medicatie in zijn jaszak. Hij wist dat hem dat rustiger kon maken, maar hij kon niet ontkennen dat hij de vorige dag erg was geschrokken van de bijverschijnselen. Al hadden die meer met de combinatie te maken dan met de pilletjes op zich. Een tijdlang probeerde hij toch in bed te blijven liggen en kneep hij hardnekkig zijn ogen dicht in een vruchteloze poging de slaap te vatten. Uiteindelijk stond hij op. Hij moest wel. Zijn lichaam dreigde gewoon op tilt te slaan. Juist op het moment dat hij ging staan, voelde hij een scherpe, bijna ondraaglijke pijn in zijn hoofd. Hij bleef verstijfd staan en durfde nauwelijks adem te halen. Een felle misselijkheid kwam in hem op, maar de hoofdpijn overheerste. Hij durfde zich nauwelijks te bewegen. Hij voelde de tintelingen in zijn gezicht, rechterarm en rechterbeen en wankelde, alsof hij zijn evenwicht verloor. De angst die in hem opkwam was ondraaglijk. 

Hij kwam in beweging, richting deur. Hij merkte dat hij nauwelijks kon lopen. Zijn hele lijf luisterde niet meer. Zijn linkerbeen reageerde nergens meer op. Hij viel tegen de deur aan en probeerde zijn ouders te roepen. Hij produceerde niet meer dan een soort oergeluid.

Zijn moeder hoorde de klap tegen de slaapkamerdeur van Oscar en ze hoorde dat vreemde stemgeluid wat ze niet kon thuisbrengen. Helena, zoals ze heette, keek naar haar man, Hucko. Hij sliep, zoals altijd. Hij was nooit wakker geworden van de kinderen. Ook niet toen ze klein waren geweest. Dat was haar taak, was zijn vaste mening.

Nu had ze die vreemde klap gehoord en dacht in eerste instantie dat Oscar weer op stap was geweest. Zij wist van zijn nachtelijke escapades. Ze wist niet wanneer het precies gebeurde en hoe vaak, maar ze wist dat hij via de klimop zijn kamer ontvluchtte. Het was haar taak om dat tegen haar man te zeggen, maar ze had het niet gedaan. Ze had die neiging om haar kind in bescherming te nemen, ook al begreep ze goed de bedoelingen van de strengheid van haar man. Was het niet gebruikelijk voor de vrouw om haar kind te beschermen? Misschien deed ze er daarom ook nu beter aan om het geluid te negeren, maar ze kon een plotseling opkomende bezorgdheid niet negeren. Oscar was die dag werkelijk ziek geweest. Ze had het duidelijk aan hem gezien. Het was gewoon niet waarschijnlijk dat hij uitgerekend nu op pad was gegaan.

Helena aarzelde slechts even totdat ze toch opstond, haar duster en pantoffels aantrok en naar de kamer van Oscar ging.

Eerst klopte ze voorzichtig aan. Oscar gaf antwoord, maar ze verstond niet wat hij zei. Toch nog wat onzeker opende ze uiteindelijk de deur van zijn kamer en zag hem op de grond zitten. Zijn gezicht zag er vreemd uit, maar ze wist niet meteen waarom. Pas toen hij iets probeerde te zeggen, drong het tot haar door. Zijn gezicht was half verlamd. 

Ze schoot snel naar hem toe. “Wat is er, Oscar? Wat is er gebeurd?”

“Ik deur gevonden.” 

Helena kon haar zoon nauwelijks verstaan en meer dan die woorden haalde ze er niet uit. Ze sloegen nergens op. Ze dacht aan een ernstige griep. Misschien wilde ze zich daaraan vasthouden. Tante Katie had een keer aangezichtsverlamming gehad door een griepvirus. Helena zag ook dat Oscars linkerarm er werkeloos bij hing en dat het hem niet lukte om overeind te komen, terwijl hij het wel probeerde. Hij deed denken aan een vis op het droge. Zijn bewegingen hadden iets weg van nutteloos gespartel.

Helena’s angst nam toe in kracht toen ze Oscar sommeerde om rustig te blijven liggen, zodat ze het alarmnummer kon bellen. Ze vond het moeilijk om hem in die toestand alleen te laten, maar rende na een korte aarzeling toch naar haar eigen kamer, waar de telefoon stond. Terwijl ze het alarmnummer intoetste, stootte ze haar man aan. “Er is iets mis met Oscar.” Haar stem trilde.

Hucko opende zijn ogen en keek haar aan met een mengeling van irritatie en verbazing. “Hij heeft griep. Hij zal best beroerd zijn, want de jeugd van tegenwoordig heeft geen greintje weerstand. Hij komt er heus wel doorheen. Het is belachelijk om meteen een dokter te bellen.”

“Ik bel geen dokter, maar het alarmnummer. Oscar heeft geen gewone griep. Hij is gedeeltelijk verlamd en kan niet praten.”

“Onzin,” grauwde Hucko, maar het klonk niet zo overtuigend als hij zou willen.

Terwijl zijn vrouw de alarmcentrale belde, stond hij op en liep naar de kamer van Oscar met een houding die vertelde dat hij het wel even zou regelen. Onwillekeurig schrok hij toch toen hij zijn zoon op de grond krampachtige pogingen zag ondernemen om overeind te komen. Hij wilde iets zeggen, maar woorden wilden niet komen. Hij stond daar maar en keek naar Oscar. Naar die hulpeloze pogingen om zijn lijf onder controle te krijgen en naar dat vreemde gezicht. Met een ruk draaide hij zich om en liep weg. Hij kon niet tegen hulpbehoevende mensen. Hij wist dat het verkeerd was wat hij deed, maar hij kon niet anders. Omdraaien en weglopen, desnoods kwaad worden, was een reflex. Een instinctief gebeuren.

“Ik vang de ambulance wel op,” blafte hij naar zijn vrouw, terwijl hij naar beneden ging. Dat gaf hem het gevoel toch de touwtjes in handen te nemen.

Eenmaal beneden, schonk hij voor zichzelf een groot glas whisky in. Hij merkte dat zijn lichaam daarna iets van de ontstane verkramping losliet. Daarna liep hij naar de deur en maakte die vast open. Hoewel het nog donker was en de bewolking en maanlicht tegenhield, had hij goed zicht op de straat. Een lange rij plichtsgetrouwe straatlantaarns voorkwam dat het ooit werkelijk nacht werd in de straat. Er stond een stevige wind en het regende een beetje.



Anne kreeg de oproep toen ze op de eerste hulp hielp met het maken van een hartfilmpje. Ze droeg haar taken meteen over aan Diana Thonhäuser, die ook nachtdienst draaide, en maakte dat ze bij de ambulance kwam. 

Zoals gewoonlijk was het Klinkmüller die haar verder inlichtte. “Een jongen in de Rosalundelaan is onwel geworden. De moeder belde. Ze vertelde dat hij de voorgaande dag al ziek was en dat er nu iets was gebeurd waardoor hij deels verlamd was geraakt.”

“Deels verlamd?” reageerde Anne wat verbijsterd.

“De moeder dacht eerst aan een griepvirus, maar de jongen schijnt zijn linkerarm en linkerbeen ook niet te kunnen gebruiken.”

“Dat klinkt niet goed,” meende Anne bezorgd. “Hoe oud?”

“Achttien.”

“Naam?”

“Oscar Zimmer.”

Anne keek Klinkmüller verbijsterd aan, terwijl Tünnes de ambulance in beweging zette. “Dat is toch…”

“De jongen die we eergisteravond hebben opgehaald bij dat feest onder die brug.”

“De jongen die te vroeg de Landau verliet,” mompelde Anne.

“Iets wat hij dus beter niet had kunnen doen,” voegde Tünnes eraan toe, terwijl hij de ambulance in het verkeer voegde en het gaspedaal stevig indrukte.

Ze hadden precies negen minuten nodig om Rosalundelaan 27 te bereiken, waar Oscar woonde. De vader van de jongen wachtte hen al op in de deuropening.

Anne zag het glas whisky in zijn hand en vond dat de man een onnatuurlijke, rustige houding aannam. Ze mocht hem niet bijzonder, zonder daarvoor een duidelijke reden te kunnen aangeven. Uiteraard liet ze niets merken. Ze vroeg hem naar zijn zoon en hij bracht hen naar boven, zoals dat van hem werd verwacht. Hij liep de slaapkamer niet binnen. Hij bleef in de deuropening staan en keek naar Oscar en naar Helena, die naast Oscar op de grond zat en de jongen rustig probeerde te houden. Hucko liet Anne en de broeders passeren, zodat ze hulp konden bieden, maar hij bleef staan waar hij stond.

Anne knielde meteen bij de jongen neer. Ze zag de halfzijdige verlamming in zijn gezicht en ze zag dat hij zijn been en arm niet kon gebruiken. Ze zag hoe hij nog steeds af en toe overeind probeerde te komen, maar zijn lichaam gewoon niet onder controle kreeg.

“Ben door gevallen. Als.”

Meer ving Anne niet op en ze wendde zich tot Helena. “Wat is er precies gebeurd?”

“Geen idee. Hij was de hele dag al ziek en daarnet werd ik wakker van een harde klap en een vreemd geluid. Ik denk dat hij om hulp riep. Ik vond hem hier. Hij was volledig in paniek. Nu is hij gelukkig weer een beetje rustiger, hoewel hij nog steeds probeert op te staan.”

“Ik neem aan dat hij ziek was toen hij uit het ziekenhuis kwam vanmorgen? Hij had ook niet naar huis mogen gaan zonder toestemming,” zei Anne en ze begon haar onderzoek. Ze was zich vaag bewust van de verbijsterde blik van Helena.

“Wat zegt u?” vroeg Hucko scherp.

Anne zag de wanhopige blik in de ogen van de jongen. Hij schudde zijn hoofd. 

“Ik neem aan dat hij al langere tijd ziek is? Al sinds vanmorgen?” herhaalde Anne haar vraag, maar dan de gecorrigeerde versie. Het drong tot haar door dat de jongen wellicht zo vroeg was vertrokken uit de Landau omdat zijn ouders nergens vanaf mochten weten. Anne had daar geen moment bij stilgestaan. Ze vond het geen goed idee om ouders daarbuiten te laten, maar dit was niet haar verantwoordelijkheid of haar beslissing. Op dit moment waren er andere problemen. Anne vermoedde een hersenbloeding. Hoewel ze niet precies wist wat de jongen had gebruikt, was het een voor de hand liggende complicatie van de hoge bloeddruk waaraan hij de vorige nacht had geleden.

Ze kon op dat moment niet meer doen dan hem zo snel mogelijk naar de Landau brengen, waar een spoedonderzoek de therapie moest bepalen. Ze noteerde echter wel bloeddruk, temperatuur en pols en bracht een infuusnaald in, voordat de jongen op de brancard werd gelegd en naar de ambulance werd gebracht. 

Toen ze wegreden, zag ze de vrouw haastig naar binnen gaan om zich om te kleden. Ze zou zo snel mogelijk naar de Landau komen en Anne verwachtte dat de vader dat ook zou doen. Misschien kon ze dokter Felix Landau, die ongetwijfeld de behandeling voor zijn rekening nam, in de Landau maar beter zeggen dat de ouders niet op de hoogte waren van de nachtelijke opname van de jongen. Meer complicaties kon hij op dat moment niet gebruiken.



Oscar voelde zich verward toen hij besefte dat hij in het ziekenhuis lag. Hij lag op de intensive care, maar hij wist niet meer precies hoe hij daar terecht was gekomen.

Flarden van de gebeurtenissen kon hij zich wel nog herinneren. Hij kon zich vooral de verlammende angst herinneren op het moment dat hij die vreselijke hoofdpijn had gevoeld en niets in zijn lijf meer leek te reageren; toen hij had beseft dat hij zijn arm en been niet meer kon gebruiken en zelfs niet meer normaal kon praten. Hij kon zich zijn vader in de deuropening herinneren en de vrouwelijke arts die hem vragen had gesteld die hij niet kon beantwoorden. Daarna was er een gat in zijn geheugen, totdat hij opeens in de Landau was geweest en een oudere arts zich om hem had bekommerd. De arts had commando’s uitgedeeld aan de verpleegsters en er was een scan gemaakt.

Nu opeens lag hij hier. Zijn linkerarm en -been tintelden weer. Het leek een goed teken. Alles was beter dan de gevoelloosheid van schijnbaar dode ledematen. Zelfs zijn gezicht tintelde een beetje.

Hij zag de blonde verpleegster bij zijn bed en wilde vragen wat er precies was gebeurd, maar hij kon de woorden nog niet vinden. Hij wist dat ze er waren; ze lagen op het puntje van zijn tong, maar ze kwamen er niet uit.

De verpleegster legde een hand op zijn schouder om hem te kalmeren. “Probeer rustig te blijven. Ik zie dat je je arm en been weer kunt bewegen. Dat is goed. De dokter denkt dat je de komende uren weer je gevoel in been en arm terugkrijgt en dat je gezicht weer bijtrekt. De moeilijkheden met praten kunnen iets langer aanhouden, maar het komt wel goed. Voor nu moet je vooral rusten.”

Oscar zag opeens ook zijn ouders. Waren die er steeds geweest? Wisten ze dat hij een nacht eerder ook al in de Landau had gelegen? Zijn vader keek nors, maar zijn vader keek altijd nors.

Oscar zakte weer weg. Hij droomde. Hij wist achteraf niet meer wat hij had gedroomd. Alleen dat hij doodsbang wakker werd en dat toen niemand meer in zijn kamer was.


Elli lag ook op de intensive care. Ze lag op haar rug en staarde in het niets. Ze voelde zich apathisch. Ze wist niet meer precies wat er was gebeurd. Ze kon zich vaag iets herinneren van zwarte vogels die haar aanvielen, maar veel meer dan dat wist ze niet meer. Ze had haar lichaam gecontroleerd op bewijzen van die aanval; op de afdrukken van scherpe snavels, maar ze had niets gevonden.

Ze voelde zich nu vooral beroerd. Het plafond boven haar hoofd leek af en toe te bewegen, alsof het vloeibaar was, maar het bezorgde haar geen paniek, net zomin als haar misselijkheid of hoofdpijn.

Er waren verschillende artsen bij haar geweest en iemand had iets over een overdosis gezegd. Ze begreep het niet. Zo belachelijk veel had ze niet gebruikt. Egon had gezegd dat het ongevaarlijk was. Misschien werd ze gewoon gek. Ze had te veel omhanden met school en het huishouden. Ze wist dat mensen gek konden worden als ze zwaar overspannen raakten.

Ze probeerde te bewegen, maar haar lichaam was te zwaar en er zat geen leven meer in. Het was niet verdoofd, maar het wilde gewoon niet meer bewegen. Misschien ging ze wel dood. Misschien was het wel beter als ze doodging. 

Ze voelde het infuus in haar arm en hoorde een vreemd bliebgeluid, ergens achter haar. Ze hielden haar in de gaten. 

Haar moeder was bij haar geweest, herinnerde ze zich. Ze had niet veel gezegd, maar ze was er in ieder geval geweest. Haar vader niet. Het maakte verder niet uit. Ze hoefde hem niet te zien. Ze had haar moeder ook niet hoeven te zien.

Ze sloot haar ogen en probeerde te slapen. Zonder enig resultaat, uiteraard. 


Anne lag in haar eigen bed met haar ogen ver opengesperd. Ze wist dat ze moest slapen. Een nieuwe nachtdienst wachtte en ze had al haar energie dan nodig, maar ze dacht aan Oscar en Elli. Twee mensen met overdosis. De hersenbloeding van Oscar was een complicatie van de overdosis geweest. De hallucinaties van Elli in zekere zin ook, al viel dat wellicht eerder onder de naam ‘bad trip’. Anne vroeg zich af wat die jonge mensen mankeerden, om hun gezondheid op die wijze in gevaar te brengen. Ze begreep het niet.

Ze dacht aan Max en Isabel. Max zou gek van ellende worden als Isabel met dergelijke verschijnselen werd opgenomen. Hij zou gek worden van ellende en daarna de meest waanzinnige plannen op tafel leggen om iedere minuut in Isabels leven te kunnen controleren. Anne was geneigd te denken dat het met Isabel echter nooit zover zou komen. Tegelijkertijd wist ze dat het een illusie was.

Jongeren waren gevoelig voor de druk van leeftijdsgenoten en voor de druk die de maatschappij aan hen stelde. Ze waren heel wat kwetsbaarder dat ze zelf wilden geloven. Anne voelde een diepe haat tegen de mensen die drugs verkochten op het schoolplein. Drugs en medicatie. Want ondertussen wist ze dat Oscar, naast XTC en alcohol, Ritalin had gebruikt. Ze wist dat Elli ook Ritalin had gebruikt. Misbruikt, beter gezegd. Dokter Walter Ronald had dat medegedeeld en Anne had verbijsterd gereageerd. Ze had wel geweten dat Ritalin steeds vaker onder jeugd werd verhandeld, omdat de werking veel overeenkomst toonde met XTC. Ze vond het een zorgwekkende ontwikkeling, vooral omdat Ritalin slechts een van de geneesmiddelen bleek wat steeds vaker in het straatbeeld als drugs verscheen.

Er was nog iets wat haar bezighield. Oscar en Elli woonden beiden in West, zoals dat stadsdeel werd genoemd. Oscar weliswaar in een nettere buurt dan Elli, maar evengoed in West. De kans dat ze naar dezelfde school gingen was groot. Bovendien hadden ze beiden Ritalin gebruikt. Anne vroeg zich af of ze met dezelfde dealer te maken hadden gehad. Ongetwijfeld zouden er vragen over komen, maar Anne betwijfelde of de twee er antwoord op zouden geven. Gebruikers hadden vaak een ongezonde loyaliteit naar hun dealer toe. Zelfs als zijn handel hen bijna het leven kostte.

Anne draaide onrustig op haar zij. Het was ongelooflijk dat dergelijke dingen zomaar op straat, en zelfs op scholen, gebeurden. Om momenten zoals nu was ze blij dat ze zelf geen kinderen had. Ze wist dat tegen bepaalde mensen geen bescherming bestond.

Ze kneep haar ogen dicht en probeerde zichzelf in slaap te dwingen. Natuurlijk lukte dat niet.



Een dag later werd Elli naar de afdeling gebracht. Ze voelde zich nog steeds beroerd en leeg van binnen, maar ze was volgens de artsen buiten gevaar en mocht de intensive care verlaten. Het maakte Elli niets uit. Niets maakte haar iets uit. Ze voelde zich intens mat.

Iemand had haar gevraagd hoe ze aan de Ritalin was gekomen. Ze had er geen antwoord op gegeven. Dat kon ze niet. Egon was tenslotte haar broer en hij had haar alleen willen helpen.

Ergens, diep binnenin, groeide het besef dat er meer speelde dan alleen willen helpen. Hoewel hij van haar geen geld wilde hebben, eiste hij haar stilzwijgen. Dat ze zelf gebruikte was voor hem daarvoor wellicht de grootste garantie. Want van anderen ving hij wel geld. Wat dat betrof had hij een bloeiende handel. Elli wist niet hoe hij aan de Ritalin en de XTC, die hij af en toe ook verhandelde, kwam. Ze wilde het niet weten. Ze wist dat hij daarmee een goedlopend ‘bedrijfje’ had opgebouwd. Hoewel ze zich werkelijk probeerde voor te houden dat Egon alleen wilde helpen en ja, misschien wat verdienen, was ze zich ook bewust van de gevaren van zijn handel. Ze wilde dat niet toegeven, zelfs niet in alle stilte voor zichzelf. Maar dat wat haar was overkomen, kon ook anderen overkomen. Een paar seconden neigde ze ernaar haar broer de schuld te geven.

Meteen daarna bedacht ze zich weer. Het was haar eigen schuld geweest. Ze had de pillen zelf genomen. Ze had te veel pillen genomen. Egon had het haar gemakkelijk gemaakt en gezegd dat het geen kwaad kon, maar ze had wel zelf de tabletjes in haar mond gestoken. Egon was haar broer. De enige die haar wilde helpen. Ze kon de schuld niet bij hem neerleggen.

Haar bed werd in een kamer geïnstalleerd, waar nog niemand anders was ondergebracht. Elli vond het prima zo. Ze had geen behoefte aan gezelschap. Mensen wilden altijd praten. Praten was wel het laatste waar ze behoefte aan had.

Toen de kleine verpleegster met het donker krulhaar vertelde dat ze niet lang alleen zou zijn, voelde het als een teleurstelling. Straks zat ze met een vrouw op leeftijd opgescheept die over haar blinde darm zeurde, of met een vent die over moraal ging prediken.

Toen een half uur later haar nieuwe kamergenoot werd binnengereden, dacht ze heel even dat ze weer hallucineerde. De jongen die haar kamer werd binnengebracht, herkende ze meteen. “Oscar?”

Oscar had met de ogen half gesloten op bed gelegen, terwijl hij werd vervoerd en keek nu verbaasd in de richting van de bekende stem. “Zus?”

Elli keek hem wat bevreemd aan.

Oscar probeerde haar naam uit te spreken. Hij wist hoe ze heette, maar af en toe wilde de juiste woorden gewoon niet komen. Het ging veel beter dan in het begin, maar nog lang niet zo zoals hij wilde. Hij produceerde keelklanken.

Elli keek hem verbijsterd aan. “Wat is er gebeurd, Oscar?”

“El. Elli.”

“Jullie kennen elkaar?” vroeg de verpleegster die haar eerder zo blij had verteld dat er een kamergenoot kwam. Ze heette Ricky, las Elli op haar naambordje. Ricky was klein en een beetje lelijk, maar ze probeerde aardig te zijn. De verpleegster die bij haar was, probeerde wat onhandig het bed op de juiste plek te zetten en leek zich verder nergens van bewust.

Elli knikte. “Oscar is een vriend van mijn broer.”

“Dat is toevallig. Misschien wel prettig dat jullie elkaar kennen. Oscar heeft nog wat problemen met de spraak. Het komt goed, maar het heeft tijd nodig. Daar zul je rekening mee moeten houden.” Ze legde niet uit wat er precies aan de hand was en Elli vroeg er niet naar.

Ricky hielp Sabine met het goed neerzetten van het bed en verdween samen met haar collega uit de kamer. 

Elli bleef naar Oscar kijken. Hij zag er anders uit dan normaal. Ze kende hem als een actieve, levendige jongen met een wat felle blik in zijn ogen, die spatte van energie. De Oscar die nu in het bed naast haar lag, was bleek en zag er doodmoe uit. “Wat is er gebeurd?” vroeg Elli nu weer.

“Bloeding. Mijn kop. Hoe heet het? Kopbloeding. Shit.”

Elli zag de frustratie op zijn gezicht omdat hij niet uit zijn woorden kon komen. Ze begreep wat hij wilde zeggen. “Een hersenbloeding?” reageerde ze verbijsterd. “Hoe kan dat?”

Waarschijnlijk was het een stomme vraag, maar Elli begreep niet hoe iemand van achttien een hersenbloeding kon krijgen. In haar beleving was een hersenbloeding iets voor oude mensen. Iets voor als je tachtig was of zo.

“Weet niet.”

“Heeft de dokter niets gezegd?” Ze merkte dat ze wat paniekerig klonk. Misschien omdat het beangstigend was dat je zomaar een hersenbloeding kon krijgen. Misschien ook omdat er een vermoeden in haar brein was bevestigd over een mogelijke oorzaak. Op school was het gerucht rondgegaan over dat feest onder de brug, waar een aantal mensen waren opgepakt. 

Oscar was de dag erna niet op school verschenen. Een paar meiden hadden beweerd dat hij tot de drie hoorde die met symptomen van overdosis waren opgenomen, maar Elli was ervan uit gegaan dat ze zich hadden vergist. Oscar was niet zo stom om een overdosis te nemen. Oscar wist heus wel wat hij deed, maar misschien had zij zich vergist.

“Lig je al langer hier?” vroeg ze.

“Avond.” Oscar worstelde met de woorden. “Gistermorgen.”

Hij lag er dus niet vanaf het feest. Hij had de hersenbloeding dus niet hier gekregen.

“Waar is het gebeurd?”

“Thuis.”

“Hoe kan dat? Ik begrijp het niet.” Elli was zich bewust van de nog steeds aanwezige paniek in haar stem. “Op school zeiden ze dat mensen waren opgenomen in de Landau na die razzia bij de Ludwigbrug. Ze zeiden dat jij een van die mensen was. Onzin natuurlijk. Ik wist het wel. Dit heeft er niets mee te maken.” Ze keek naar Oscar, hunkerend naar bevestiging.

“Hier was ik,” zei Oscar. “Een overgaan. Nee. Te veel.”

“Overdosis?”

Hij knikte. 

“Dus toch? Ik begrijp het niet. Niet van jou.”

“Naar huis. Door raam naar huis. Gistermorgen. Boem.” Hij wilde meer uitleggen, maar het lukte niet. Het maakte hem kwaad.

“Het had dus niets met de pillen te maken?” Elli hoorde weer die hunkering naar bevestiging in haar eigen stem. 

“Dokter wel. Dokter zegt wel. Bloeddruk te hoog en zo.”

Elli voelde de kou in haar lijf. Ze rilde.

“Waarom jij?” wilde Oscar weten.

“Te veel Ritalin. Stom van me.”

Ze zag aan zijn ogen dat hij het had geweten, al voordat ze het had gezegd. Oscar wist ongetwijfeld dat ze Ritalin gebruikte. Oscar en Egon wisten alles van elkaar.

Elli wendde zich af en staarde naar het plafond. Ze voelde een plotselinge neiging om te huilen. Oscar had een hersenbloeding gehad door het gebruik van Ritalin en XTC, want Elli wist dat hij beiden gebruikte en ze wist dat haar broer steeds beweerde dat het geen kwaad kon. Zou Oscar zijn leven lang gehandicapt blijven? Ze zag hem voor zich, zoals hij zich steeds had getoond op school en bij hen thuis; de populaire, knappe, vlotte jongen met een hele horde meiden achter zich aan; feestnummer met de vlotte babbel. Nu lag hij hier, niet eens in staat om een normale zin te produceren. Hij had dood kunnen gaan. Dat besefte Elli maar al te goed. Het maakte haar bang. Ze probeerde zich voor te houden dat het toeval was, maar ze wist wel beter. Het lag voor de hand dat de ogenschijnlijke onschuldige middelen levensgevaarlijk waren. Ze was er zelf ziek van. Ze was bijna gek geworden. Hoewel ze zich nauwelijks iets van haar eigen hysterie herinnerde, was het haar duidelijk dat ze zich enorm heftig had gedragen. Alles had kunnen gebeuren.

Het besef sijpelde eerst slechts druppelsgewijs door, maar drong steeds meer tot haar door. De middelen die Egon verkocht, waren niet onschuldig. Egon had haar geholpen, maar was het onbaatzuchtige hulp geweest? Of slechts een zakelijke beslissing? Ze dacht na over de gevoelens voor haar broer. Ze had hem nodig gehad. Daar had hij ook voor gezorgd. Ze was soms ook bang voor hem geweest vanwege zijn sterk wisselend humeur. Egon was niet altijd zo geweest. In een oneindig ver verleden was hij een gewone broer geweest; irritant, autoritair, soms een beetje maf, maar meestal gewoon een grote broer. Hij was de laatste jaren veranderd in iemand die ze niet echt kende. Elli kon zichzelf niet wijsmaken dat alleen de thuissituatie daar de oorzaak van was geweest. Ze wist dat haar broer ook een gebruiker was. Ze had geen flauw idee wat hij precies gebruikte, maar ze geloofde dat hij toegang had tot meer drugs dan alleen dat wat hij verkocht. Haar broer rolde een afgrond in en nam zoveel mogelijk mensen met zich mee.

Elli draaide zich een beetje in de richting van Oscar. Ze kon nog niet te veel bewegen, zonder doodziek te worden, maar ze kon haar kamergenoot aankijken. “Dit moet stoppen,” zei ze.

Oscar keek haar aan. Hij leek iets te willen zeggen, maakte gefrustreerd een geluid, maar gaf het op.

“De XTC en Ritalin zijn niet zo onschuldig als hij beweert. Ik ben er doodziek van geworden. Ik werd bijna gek en god weet wat er was gebeurd als ik niet was opgenomen. Misschien was ik dan wel uit het raam gesprongen of zo. En jij…” Ze aarzelde even. “Jij had dood kunnen zijn.”

Oscar probeerde geen antwoord te geven. Hij keek haar alleen maar aan met die vraag in zijn ogen.

“Er lopen meer mensen gevaar,” ging Elli verder. Haar stem klonk schor. Ze geloofde zelf bijna niet wat ze nu wilde zeggen. “Hij verkoopt die rommel op school en probeert iedereen ervan te overtuigen dat het totaal onschuldig is. Er zijn kinderen van twaalf en dertien die dat spul van hem overnemen. Ze kunnen doodgaan. Iemand moet hem stoppen!”

Oscars gezicht vormde een grimas en hij schudde zijn hoofd.

“Je had dood kunnen zijn,” herhaalde Elli. Ze voelde angst opkomen. Als Oscar loyaal bleek en Egon op de hoogte zou brengen van haar voornemen om zijn handel te stoppen, kon Egon wel eens die verborgen kant van hem laten zien, die ze zo hevig vreesde. “Het is mijn broer en ik wil hem niet verraden, maar ik wil ook niet dat er mensen doodgaan. Nu is hij een illegale handelaar, maar dan een moordenaar. Wat denk je dat er dan met hem gebeurt? Nog afgezien van het feit dat hij zelf ook drugs gebruikt; waarschijnlijk zwaardere drugs dan wij. Ook hij kan doodgaan als niemand iets doet.”

“Ik kan niet. Verdraaien.” Oscar reageerde weer gefrustreerd. “Niet verdraaien. Hoe heet het?” Zijn mond vormde woorden.

“Verraden?”

Hij knikte. “Ik kan niet.” 

Elli knikte. Ze wist dat Oscar en Egon als broers waren. “Ik weet niet eens of ik het kan,” zei ze toen. “Maar ik ben gewoon bang voor de toekomst. Bang voor alles wat kan gebeuren.”

Ze zag aan Oscar dat hij het begreep. Ze hoopte dat hij het begreep, want anders zou hij met Egon gaan praten. Elli geloofde niet dat ze nog terug naar huis kon als hij met Egon had gepraat. Alsof ze thuis nog niet genoeg problemen had.



Anne bezocht Elli en Oscar voordat haar nieuwe dienst begon. Ze was vroeg van huis vertrokken omdat ze de jonge mensen nog een keer wilde zien. Inmiddels wist ze dat Elli’s reactie was veroorzaakt door een overdosis Ritalin en dat de hersenbloeding van Oscar een gevolg was geweest van de hoge bloeddruk, veroorzaakt door de combinatie XTC en Ritalin. Nog steeds begreep Anne niet goed hoe jonge mensen ertoe kwamen om zoveel van die troep te gebruiken. Ze wilde het begrijpen en ze wilde waarschuwen, maar ze wist niet hoe.

Omdat ze Elli en Oscar nog niet in nuchtere toestand had ontmoet, hoopte ze dat het dit keer ging lukken. 

Elli en Oscar waren beiden wakker, toen ze binnenkwam. Ze hadden beiden een koptelefoon op en keken televisie, waardoor ze Anne pas opmerkten toen ze tussen de twee bedden in stond.

Elli zag haar het eerste en nam de koptelefoon af, terwijl ze Anne vragend aankeek. “Ik ken u ergens van,” zei ze.

Anne knikte. “Ik heb je opgehaald met de ambulance.”

“Ik kan mij daar niet meer veel van herinneren. Ik wist alleen dat ik uw gezicht ergens van kende.”

“Je was er die avond niet goed aan toe.”

“Nee.” Ze plukte een beetje aan haar lakens. “Ik geloof dat ik gek werd. Ik weet er niet meer veel vanaf, maar ik herinner mij vaag zwarte vogels.”

“Je hallucineerde. Een gevolg van een overdosis Ritalin.”

“Ik begrijp het niet,” zei Elli. Ze zag vanuit haar ooghoeken dat Oscar de koptelefoon had afgenomen en mee luisterde. “Ritalin is een geneesmiddel. Het wordt aan kinderen gegeven met ADHD. Hoe kan het dan gevaarlijk zijn?” vroeg ze.

“Veel medicijnen worden gevaarlijk als er onbezonnen mee wordt omgesprongen. Het klopt dat Ritalin aan kinderen en volwassenen met ADHD wordt gegeven, maar alleen onder streng toezicht van een arts en met een vastgestelde dosering. Dan kunnen nog bijwerkingen ontstaan, zoals bij de meeste medicijnen bijwerkingen ontstaan. Ritalin stimuleert het zenuwstelsel door een verhoogde aanmaak van dopamine en noradrenaline. Daardoor worden prikkels gefilterd en kun je je beter op één taak concentreren. Ritalin is een amfetamine, net als bijvoorbeeld het drug speed en nooit onschuldig. Integendeel. Bovendien is het verslavend. Tot voor kort wist ik niet dat Ritalin op schoolpleinen werd verhandeld en ik kan rustig zeggen dat ik daar erg van geschrokken ben. De reden dat er vraag naar is, ligt voor de hand; stress op school, te veel druk, te veel eisen. Ik kan mij voorstellen dat het dan met Ritalin opeens mogelijk wordt om je te concentreren op je taken. Dat je je na uitwerking van de Ritalin nog beroerder voelt dan voorheen, zal een handelaar er niet bij zeggen. Dit wordt het reboundeffect genoemd en zorgt ervoor dat je een nieuw pilletje neemt. Meer handel dus, voor de persoon die de troep verkoopt. Ritalin is zelfs voor een arts moeilijk te doseren. Het vergt bijzonder veel nauwkeurigheid en monitoren van de patiënt om de juiste dosis te vinden en dan nog is Ritalin een enigszins omstreden middel. Je kunt je voorstellen dat een dergelijk medicijn zonder gedegen begeleiding voor een heleboel ellende kan zorgen. Dat is bij jou dus gebeurd. Een bijzonder gevaarlijke oplossing voor je problemen, kan ik wel zeggen.”

Elli knikte. Ze schaamde zich. Ze was ook zo stom.

“Maar de ware schuld ligt bij degene die het spul verkoopt,” ging Anne verder. “Veel scholieren hebben het zwaar en zo iemand maakt daar gewoon misbruik van om er zelf beter van te worden.”

Elli knikte opnieuw. Ze wist niet goed wat ze moest zeggen.

“Het kostte Oscar bijna het leven.” Anne draaide zich om naar Oscar. “De hersenbloeding is een rechtstreeks gevolg van de hoge bloeddruk, veroorzaakt door de rommel die je gebruikte. Je hebt geluk dat je het overleefde. Dokter Landau verwacht dat de symptomen uiteindelijk helemaal verdwijnen, maar je mag niet vergeten dat je lichaam een flinke oplawaai heeft gekregen. Een volgende keer loopt het wellicht minder goed af. Een volgende hersenbloeding kan je het leven kosten of ervoor zorgen dat je voor de rest van je leven gehandicapt bent.”

Oscar keek haar aan, maar zei niets. Er was niet veel wat hij kon zeggen. Hij wist dat ze gelijk had, maar hij kon Egon niet verraden. Egon was zijn vriend. Altijd al geweest. Het was niet Egons fout dat hij een overdosis had genomen.

Anne richtte haar aandacht afwisselend op Elli en Oscar. “Ik weet niet wie die troep op jullie school verkoopt, maar ik denk dat jullie ervoor moeten zorgen dat er een einde aan komt. Jullie zijn aan de dood ontsnapt, maar het had dus heel anders kunnen aflopen. Het kan heel anders aflopen voor andere scholieren. Er kunnen mensen sterven. Jonge mensen. En waarom?”

“Ik dacht dat het de oplossing was,” zei Elli zacht. “Het liep thuis niet lekker en ik kon mij niet concentreren op de lessen en mijn huiswerk. Met die Ritalin ging het zoveel beter. Ik dacht werkelijk dat het geen kwaad kon.”

“Je weet nu wel beter. Zorg dat er niet meer slachtoffers vallen.”

Elli schudde haar hoofd. “Dat kan ik niet.”

“Loyaliteit is goed, maar deze persoon is levensgevaarlijk. Er gaan jongeren vanaf twaalf naar die school. Enig idee welke impact drugsgebruik heeft op hun leven? Ze gooien alles weg; hun toekomst, hun kansen en in het ergste geval hun hele leven. En waarom? Omdat die ene jongen of meid op het schoolplein, met die handel, er beter van wordt.”

Elli beet op haar lip. “Ik kan het niet,” herhaalde ze. Haar stem trilde.

Anne keek naar Oscar. Oscar schudde zijn hoofd.

Anne zuchtte diep. “Ik zou willen zeggen dat ik het begrijp, maar dat doe ik niet. Het heeft jullie bijna het leven gekost en ik weet zeker dat de persoon die jullie die troep heeft verkocht daar geen nacht slechter van slaapt. Dus denk er toch maar eens goed over na. Jullie kunnen altijd aangifte doen, maar als een van jullie er eerst over wil praten, stel ik mij graag beschikbaar.” Na die woorden wenste ze de twee jonge mensen beterschap en verliet de kamer.

Ze voelde dat ze verward en boos was, toen ze door de gang naar de eerste hulp liep. Ze begreep niet dat Elli en Oscar de persoon die hen hier had gebracht een hand boven het hoofd hielden. Ze begreep toch al niet zoveel van drugsgebruik. Misschien zou ze het nooit begrijpen. Misschien wilde ze het niet eens begrijpen. Niet zolang ze jonge mensen onder ellendige omstandigheden met de ambulance moest ophalen. Niet zolang de mensen die er verantwoordelijk voor waren, dat die mensen de beschikking hadden over drugs, gewoon vrijuit gingen.



De volgende morgen stond Anne op het punt om naar huis te gaan, toen verpleegkundige Diana Thonhäuser haastig naar haar toe kwam. “Heb je even tijd?”

Anne knikte wat verbaasd. “Mijn dienst is afgelopen. Dus ik heb genoeg tijd.”

“Elli Bartsch wil je graag spreken. Niet in haar kamer, maar privé, zei ze. Schreef ze, moet ik zeggen. Ze schreef een briefje en drukte mij dat in de hand. Ik denk dat ze het niet tegen haar kamergenoot wil zeggen.”

“Dat is goed mogelijk,” reageerde Anne. Elli was mogelijk bang voor Oscar. “Goed. Dan ga ik naar de zithoek in de erker van de afdeling. Als je haar naar mij toe kunt brengen, kan ik daar met haar praten.”

Diana knikte. Ze liep met Anne naar boven, waar Anne naar de zithoek liep en Diana naar de kamer.

Lang hoefde Anne niet te wachten. Slechts na een paar minuten kwam Diana met Elli naar haar toe. Elli liep zelf, maar Anne zag dat het haar moeite kostte. 

Anne groette haar en wachtte af.

Het duurde een paar tellen voordat Elli begon te praten. “Het gaat niet goed thuis,” zei ze. Ze keek Anne wat aarzelend aan. “Mijn vader kreeg een paar jaar geleden rugklachten en kon daardoor regelmatig niet naar zijn werk. Hij vond dat destijds zelf vervelend en frustrerend, maar het lukte soms gewoon niet. Toen het bedrijf ging inkrimpen, was hij een van de eerste die op straat stond. Een bedrijf zit niet te wachten op werknemers met rugklachten. Pap probeerde ergens anders aan de slag te gaan, maar werd overal afgewezen. Hij kon niet liegen over zijn verleden met rugklachten en niemand neemt een nieuwe kracht aan met een slechte rug. Al helemaal niet als het om lichamelijk werk gaat en dat is het enige wat papa kan. In de loop van de tijd ging papa steeds minder moeite doen om aan een baan te komen. Hij werd lui, keek de hele dag televisie, dronk bier en rookte. Hij veranderde ook.” Elli trok even haar schouders op, bijna alsof ze zich wilde verontschuldigen. “Zijn inkomen kelderde, maar het duurde even voordat mijn ouders hun levensstijl veranderden, waardoor ze schulden opbouwden. Mama had in die tijd een parttime baan, maar ging fulltime werken omdat ze het geld nodig hadden. Daarnaast nam ze een baantje als schoonmaakster voor de avonduren, een paar keer per week. Mam veranderde ook. Tegenwoordig is ze altijd gestrest en chagrijnig. Ik geloof dat mam en pap niet eens meer met elkaar overweg kunnen. Ze hebben niets meer samen en hun frustraties uiten ze vooral op mij. Niet op Matti. Matti is te klein en niet op Egon. Egon weet precies hoe hij hen moet bewerken. Ik ben daar niet zo goed in. Ik ga er vaak tegenin en dat nemen ze mij ook nu nog kwalijk. Misschien ben ik ook niet de gemakkelijkste. Ik baal ervan dat ik thuis alles moet doen, vaak voor Matti moet zorgen, terwijl ik ook nog mijn huiswerk heb. Ik probeer goede punten te halen. Ik wil daarna een baantje zoeken en een eigen woning betrekken. Al is het maar een kamertje. Het is moeilijk. Door dat hele gedoe thuis kon ik mij niet concentreren. Totdat ik dat eerste pilletje kreeg.” Ze keek Anne aan.

Anne knikte. Ze had nu kunnen zeggen dat het geen oplossing was, maar dat wist Elli nu ongetwijfeld ook.

“Ik dacht dat het geen kwaad kon. Hij zei dat het onschuldig was en dat kinderen het ook gebruikten. Het leek zo gemakkelijk.”

“Wie is ‘hij’?” vroeg Anne.

Elli keek Anne recht aan. “Egon.”

“Je broer?” vroeg Anne verbijsterd.

Elli knikte.

“Is hij ook degene die Oscar van drugs voorzag?”

Elli knikte opnieuw. “Egon en Oscar zijn al heel lang vrienden.”

“En zijn jullie de enigen?” Anne wist daar eigenlijk wel het antwoord op. 

Elli schudde haar hoofd. “Egon verkoopt dat spul op school. Hij gebruikt zelf ook.”

“Ik begrijp je probleem,” zei Anne langzaam. “Hoe is je verhouding met je broer?”

“Hij hielp me. Althans, dat dacht ik. Eigenlijk wil hij vooral dat ik mijn mond hou. Ik heb daar vannacht over nagedacht. Het begon allemaal toen ik op school zag dat hij die rommel verkocht. Toen bood hij mij een pilletje aan. Hij verzekerde mij dat het ongevaarlijk was en leerlingen door de stress van proefwerken heen kon helpen. Ik deed het en werd daarmee afhankelijk van hem. Ik denk dat dat zijn bedoeling was.”

“Ik denk het ook,” gaf Anne toe. Het bezorgde haar een vieze smaak in de mond.

“Soms ben ik bang voor hem,” zei Elli. “Hij zou gevaarlijk kunnen zijn, als hij het nodig zou vinden. Hij zou het nodig vinden, als ik zijn handel in gevaar breng.”

“Ik neem aan dat hij dat niet zou accepteren,” was Anne het daarmee eens. Ze wist hoe jongeren in dat wereldje dachten, zeker als ze zelf gebruikten. Ze wist hoe de emoties vaak volledig verdwenen. “Hoe zit dat met Oscar?”

Elli schudde haar hoofd. “Ik heb geprobeerd om er met Oscar over te praten. Het kostte hem tenslotte bijna zijn leven. Hij wil Egon niet verraden. Ik begrijp het ook wel. Oscar en Egon zijn al zo verschrikkelijk lang vrienden. Hij wil zijn vriend niet verraden.”

“Maar het kostte hem bijna het leven.”

“Dat weet ik.”

Het was een paar tellen stil. “Wat wil je dat ik doe?” vroeg Anne. Ze had haar eigen ideeën daarover, maar ze wilde Elli de kans geven om haar mening te geven.

“Ik wil een einde aan zijn handel maken,” zei Elli. “Ik haat mijzelf om die reden, maar ik weet dat hij het spul aan heel veel leerlingen verkoopt. Zelfs aan brugklassertjes. Ik weet nu hoe gevaarlijk het is. Ik heb het gezien. Ook bij Oscar.”

Anne knikte langzaam.

“Maar als hij weet dat ik hem heb verraden…”

“Dat hoeft hij niet te weten. De politie kan besluiten een razzia te beginnen op verschillende scholen, naar aanleiding van dat feest. Ze kunnen daarbij toevallig ook jullie school betrekken.” Anne glimlachte even.

“Zou het zo eenvoudig zijn?” vroeg Elli.

“Laat het maar aan mij over. Ik zal er alles aan doen dat de link tussen jou en die razzia niet wordt gelegd.” Anne wist dat er geen garanties waren, maar ze kon ervoor zorgen dat die kans minimaal was.

Elli staarde voor zich uit. “Ik verraad mijn eigen broer. Kun je dieper dan dat zinken?”

“Je probeert vele jongeren te redden. Dat is de manier waarop je het moet zien.”

Elli wist dat het waar was, maar het voelde niet zo. Ze voelde zich dan ook enigszins gedeprimeerd, toen ze weer terugging naar haar kamer. Oscar durfde ze nauwelijks aan te kijken. Ze merkte wel dat Oscar vaak naar haar keek. Toen hij haar uiteindelijk vroeg om een eenvoudig kaartspel met hem te doen, kon ze niet weigeren.

De tijd waarin Oscar de populaire jongen was, waarin ze in stilte toch een beetje verliefd op was, en zij de opstandige puber, leek eindeloos ver weg. Ze leken jaren ouder, zoals ze daar in alle rust een kaartje legden.



Het was een paar dagen later toen Elli een telefoontje kreeg, wat ze enkele minuten later weer met een vervelend gevoel in haar maag beëindigde.

“Wat is er?” vroeg Oscar. Zijn spraak was enorm verbeterd. Slechts af en toe kon hij het juiste woord niet vinden, maar ook dat zou uiteindelijk goed komen.

“Egon is opgepakt vanwege drugshandel, inbraak en heling.”

Oscar zweeg een paar tellen. “Hoe wisten ze het?”

Elli was op haar hoede. “Razzia’s bij verschillende scholen naar aanleiding van dat feest onder de Ludwigbrug. Ze waren ook op onze school.”

Oscar knikte. “Ik wist niet dat hij meer had gedaan dan alleen die handel.”

“Ik ook niet,” vertelde Elli, maar ze had het vermoeden gehad. 

“Het verbaast mij niet,” gaf Oscar toen toe. “We weten allebei dat hij niet legaal aan die troep kwam.”

Elli knikte.

“Egon was altijd mijn vriend, maar hij is veranderd de laatste jaren. Drugs, neem ik aan. Ik wilde dat niet inzien. Ik bleef mijzelf voorheen voorhouden dat hij mij hielp. Thuis was er die rotsituatie en hij bood de oplossing.”

“Ik weet maar al te goed hoe dat werkt. Hoe je je oplossing zoekt in die troep. Ik heb het ook gedaan.”

“Egon ook.”

Elli knikte. “Ik denk dat het allemaal met de problemen thuis begon,” zei ze. “Hij kon daar slecht tegen. Als papa die problemen niet had gekregen en alles gewoon was gebleven zoals het was, was Egon een gewone leerling geweest.”

“Misschien wel.”

“Denk je dat ze hem gaan opsluiten? Of zou hij hulp krijgen?” vroeg Elli onzeker.

“Hij krijgt hulp als de achtergrond duidelijk wordt.”

“Ik hoop het.”

Oscar knikte. “Het is rot om dit te zeggen en misschien neem je het mij kwalijk, maar het is goed dat hij is opgepakt.”

Elli keek Oscar wat onzeker aan.

“Hij hielp zichzelf naar de knoppen en iedereen om hem heen. Je had gelijk, toen je daarover begon. Ik voelde het alleen nog niet zo, maar de laatste dagen heb ik er veel over nagedacht. Het is voor iedereen beter zo.”

Elli knikte. Oscar had gelijk. Het voelde nog niet prettig, maar hij had gelijk. Ze keek naar hem. De dagen die ze hier samen hadden doorgebracht, had hen dichter bij elkaar gebracht. Ze had Oscar van een andere kant leren kennen en ze mocht hem. Ze merkte dat het wederzijds was. 

“Wat ga je doen als je wordt ontslagen?” vroeg Elli. Het vooruitzicht om Oscar niet meer te zien, maakte haar bang.

“Ik wil naar een andere school; een andere buurt. Misschien een andere stad. Ik moet kijken hoe het financieel haalbaar is, maar ik wil gewoon opnieuw beginnen.”

“Oh.” Elli kon het niet helpen dat haar teleurstelling zelfs in dat ene woordje hoorbaar was. 

“Ik zou het leuk vinden om contact met jou te houden,” zei Oscar wat aarzelend. “Als je dat tenminste wilt.”

“Ik zou dat wel leuk vinden.”

“Fijn. Ik mag je.”

Elli glimlachte even. Ook zij mocht bijna naar huis, maar ze keek er niet naar uit. In films en boeken veranderde de thuissituatie altijd drastisch als iets met een van de kinderen gebeurde. Dan begrepen ouders opeens hoe belangrijk die kinderen waren en deden ze alles wat in hun macht lag om de situatie te veranderen. Haar ouders draaiden nog altijd in hetzelfde kringetje rond.

Elli wist dat haar moeder bezorgd om haar was geweest, maar ze leek nu weer in haar eigen stressspiraal beland. Haar vader kwam slechts af en toe op bezoek, als hij zich van de televisie kon losrukken, en had nooit iets nieuws te melden. 

Ze wist niet of ze school weer aankon. Ze wist niet of ze weer in die gangen wilde rondlopen, de leerkrachten weer wilde ontmoeten en dezelfde mensen weer wilde tegenkomen. Ongetwijfeld wist iedereen dat haar broer een dealer was en dat ze zelf met een overdosis was opgenomen. Elli wist niet of ze opgewassen was tegen de confrontaties die voor haar lagen. 

Terwijl ze daarover piekerde, kwam Anne de kamer binnen.

Toen ze vroeg hoe het ging, vertelde Elli meteen over Egon.

Anne knikte alleen maar. Ze wist het al. De politie had die aanpak gekozen naar aanleiding van het gesprek wat ze met hen had gevoerd en ze hadden haar op de hoogte gehouden. Anne wist dat Elli het nodig had om erover te praten.

Ze gaf geen oordeel, toen Elli haar verhaal had gedaan. Ze zei alleen dat Egon vast de hulp kreeg die hij nodig had om de richting in zijn leven te veranderen. Daarna zou het aan hem zijn.

Toen Anne vroeg hoe ze het vond om naar huis te gaan, verviel Elli in een stilzwijgen.

“Ik heb met Helmut Klein gepraat,” begon Anne toen. “Helmut Klein is als psychotherapeut aan de Landau verbonden. Ik denk dat je zijn hulp wel kunt gebruiken. Je hebt veel meegemaakt en het oppakken van de draad zal niet gemakkelijk zijn. Hij kan je daarbij helpen. Bovendien werkt hij samen met het maatschappelijk werk, zodat hij ook praktische hulp voor je kan regelen. Zo kun je een plaatsing in een pleeggezin overwegen. Je ouders kunnen thuis hun eigen problemen onder ogen zien en daaraan werken, terwijl jij verder gaat met je leven en je studie. Je broertje zal ook uit huis worden geplaatst. Dat is onvermijdelijk gezien de politie bij de hele situatie betrokken is en de gezinsproblemen duidelijk werden.”

“Matti? Maar wat gebeurt er dan met hem?”

“Hij wordt ook opgenomen in een pleeggezin. Uiteraard krijg je alle gelegenheid om contact met hem te houden. Misschien kunnen jullie zelfs in hetzelfde gezin terecht, maar dat kan ik niet beloven.”

“Ik kan dus ook gewoon naar een ander gezin. Net als Matti? Misschien zelfs bij Matti.”

“Ja. Daar kan Helmut je bij helpen. Als je dat tenminste wilt.”

Elli knikte meteen. Als ze nu terugkeek op de periode die achter haar lag, was het alsof ze naar een nachtmerrie keek. Ze wilde niets liever dan afstand nemen.

“Hij kan ook jou helpen,” zei Anne toen tegen Oscar.

Oscar knikte dankbaar. “Misschien maak ik daar wel gebruik van,” zei hij. Zijn leven stond op een keerpunt. Alle Michelles, Magda’s, Lyannes en hoe ze verder nog mochten heten, lagen achter hem. De wilde feesten waren verleden tijd. Want hij zou niet terug kunnen naar die tijd alsof er niets was gebeurd. Dat zou hij ook niet willen. De oude Oscar was verleden tijd, maar hij zou zeker hulp nodig hebben om overal een punt achter te zetten.

Anne knikte tevreden. “Ik zal het hem doorgeven.”

Toen ze later de kamer verliet, dacht ze nog over die twee na. Kinderen hebben, betekende zorgen hebben, had ze veel eerder besloten. Nu wilde ze eraan toevoegen dat kinderen ook hoop op een betere toekomst met zich meenamen.



Ruim twee maanden later trof Anne Oscar en Elli nog een keer. Elli had haar uitgenodigd en Anne wist dat Oscar ook aanwezig zou zijn. Anne had Max meegenomen. Max was pas terug van zijn opgravingen in Irak, maar kende het hele verhaal al en keek ernaar uit om hen te leren kennen.

Oscar wist inmiddels welke rol Anne en Elli hadden gespeeld in het oppakken van Egon en had daar vrede mee. Egon zat nog vast. Hij bleek een behoorlijke lijst aan delicten te hebben opgebouwd en het zou tijd nodig hebben om zijn straf uit te dienen. Zijn oorspronkelijke woede was eerst omgeslagen in ellende tijdens het afkicken en nu in een meer productief gedrag, waarbij hij zijn studie weer had opgepakt. Anne had ervoor gezorgd dat hij de begeleiding kreeg die hij nodig had. Ze was daartoe niet verplicht, maar gevoelsmatig had ze het haar verantwoordelijkheid gevonden. 

De pleegmoeder van Elli liet Anne binnen en trok zich terug in de keuken voor koffie en gebak, toen Anne en Max Oscar, Elli en Matti in de woonkamer troffen. Oscar en Elli zagen er stukken beter uit dan toen ze in het ziekenhuis lagen. Elli was wat voller geworden en had kleur op haar wangen. Ze was nog een beetje nerveus, maar liet regelmatig een mooie lach zien. Oscar zag er ook goed uit. Het was een knappe jongen, maar hij had een ernstige trek in zijn gezicht gekregen, zonder dat het uitmondde in bitterheid.

Matti speelde in een hoek van de woonkamer met duplo. Het ging goed met hen alle drie, vertelden ze. Elli had het prima naar haar zin in het pleeggezin en Oscar had een eigen plekje gevonden bij een oudere hospita, vlak bij zijn nieuwe school.

Dat Elli’s ouders inmiddels waren gescheiden, was voor Anne geen verrassing. Misschien was het beter zo. Vooralsnog wilde Elli bij haar pleegouders blijven. Ze had het daar naar haar zin en het deed ook Matti goed.

Toen Anne na een gezellig bezoek weer in haar auto stapte, kon ze een gelukzalige lach niet onderdrukken. “Eind goed, al goed,” zei ze.

Max knikte. “Voor hen gelukkig wel.”

“Ja, voor hen wel.”



Over TWEE WEKEN, in DOKTER ANNE MAAS nr. 890, brengt Annes werk haar weer in ongewone, spannende situaties. Natuurlijk staat haar taak als trauma-arts voorop, maar ze neemt er geen genoegen mee om alleen eerste hulp te verlenen. Als ze haar patiënten ook op andere gebieden kan helpen, zal ze dat zeker niet nalaten!



Ook voor DOKTER ANNE MAAS nr. 890 hebben we weer twee complete romans voor u geselecteerd, die u beslist weer van de eerste tot de laatste bladzijde zullen boeien. Haal de nieuw uitgave van deze populaire Favoriet-reeks over TWEE WEKEN bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.


Bittere kou & Verslaafde jongeren
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml