Verslagenheid
Camping in rouw
Nathalie Emanuels
“Emma, geef Amanda aan de dokter,” zei de vader dringend. Hij maakte zijn dochter los uit de armen van zijn vrouw. Snikkend verzwakte ze haar greep.
Monique nam Amanda van hem over. Het levenloze lijfje zei haar genoeg. Ze tilde de oogleden op. De ogen staarden zielloos omhoog. Met Amanda op haar schoot begon ze reanimatie toe te passen. Het lichaampje voelde al koud aan.
Monique Faber zat binnen in het strandpaviljoen Zorba een kopje koffie te drinken. Omdat ze elke dag op de camping was, hoefde ze niet zo nodig elke minuut van de zon te genieten zoals de gasten van de camping of de strandgangers die bij het paviljoen iets kwamen eten of drinken. Ze was die ochtend vrij. Haar collega Bas had dienst op de EHBO-post van camping ‘Strand & Duin. Ze had eerst wat administratie willen doen, maar besloot toen toch echt maar om vrij te nemen. Ze genoot van haar vrije ochtend. Ze keek uit het raam op het strand. Er stond een sterke wind die het zand flink liet opstuiven en kleine kinderen zochten bescherming achter hun ouders. Ze zag een paar kindjes pijnlijk in hun ogen wrijven. Degene die achter een windschermpje zaten, hadden nergens last van.
“Wil je een plak cake, Monique?” vroeg Petra. Petra was samen met haar man Stavros Dakliakis eigenaar van het strandpaviljoen. Stavros was van Griekse afkomst en samen werkten ze hard voor hun dagelijkse gasten. Ze hadden een dochter, Tania, een leuke meid die de campingwinkel beheerde.
“Ja lekker,” antwoordde Monique.
Petra legde een plak cake op een servetje voor Monique op tafel neer. “Jij kunt het hebben,” zei ze. “Ik moet oppassen. De laatste paar jaar gaat echt elke pondje door mijn mondje.” Ze klopte op haar heupen.
“Je eet toch gezond?” vroeg Monique. Petra was niet dik. Ze had geen figuur van een jong meisje meer, maar dat was volgens haar ook niet nodig als je wat ouder was. Gezondheid was belangrijker.
“Ja, ik eet best wel gezond. Je weet toch dat Stavros altijd van die lekkere salades maakt?”
Monique knikte. Stavros kon heerlijk koken. Hij mixte de Griekse keuken in alles wat hij klaarmaakte.
“Maar ik snoep te veel,” ging Petra verder, “maar als ik het niet zie, hoef ik het niet. Stavros had gisteren een lunch gemaakt voor de dames van de kankerbestrijding en deze cake was over. Als ik de cake niet uitdeel eet ik het zelf op. Zonde om weg te gooien, denk ik dan.”
“Dat hebben meer mensen.”
“Jij kunt het hebben. Je bent nog jong.”
Monique lachte. “Zo jong ben ik ook niet meer met mijn 33 jaar.” “Jong genoeg, toen ik 40 was, had ik ook nog geen grammetje vet. Ze schudde spijtig haar hoofd. “Wat een wind,” veranderde ze van onderwerp. Ze schudde haar hoofd nogmaals en liep verder naar haar andere klanten met de schaal cake in haar hand.
Monique at met smaak de plak cake op. Ze hoefde inderdaad niet op haar lijn te letten.
Op het strand begonnen mensen hun spullen in te pakken. Ondanks de felle zon was het door de harde wind niet aangenaam. Ze zag badhanddoeken en plastic ballen door de lucht vliegen. Ouders kwamen met hun kinderen het strand af lopen en het paviljoen begon vol te stromen. Een slanke man met een strandmatje onder zijn arm kwam de trap die het strand van het paviljoen scheidde op. Een rugzak bungelde op zijn rug.
Hij kwam Monique bekend voor. Het was iets in de manier waarop hij liep, dat haar hart sneller deed kloppen. Hij streek met een hand zijn haar naar achteren en keek op toen hij het terras op stapte. Ze hield haar adem in. Mark! Het was Mark, maar nee, dat kon niet. Ze had Mark in geen jaren gezien. In geen veertien jaar om precies te zijn. Het zou wel heel toevallig zijn als ze hem hier tegen het lijf liep. Gespannen volgde ze hem met haar blik. Hij stond nog steeds bij het terras en stampte met in teenslippers gehulde voeten op de grond om het zand eraf te halen.
Misschien was het iemand die heel erg op Mark leek. Deze man leek inderdaad ouder. Niet veel, maar toch ouder. Verder was de gelijkenis treffend. Hij had een oudere broer van Mark kunnen zijn. Zo zou Mark eruit gezien hebben als ze nog steeds samen waren geweest. Als hij haar niet in de steek had gelaten voor Brigitte. Nu kon ze die naam uitspreken zonder dat ze er nare gevoelens bij kreeg. Het had lang geduurd voor ze zo ver was. Brigitte had erg veel moeite gedaan om Mark bij haar vandaan te krijgen. Alhoewel, misschien had ze niet veel moeite gedaan en was Mark erg geïnteresseerd geweest. Ze wist het niet. Nu maakte het ook niets meer uit. Het was al gebeurd en ze hoopte dat Mark en Brigitte gelukkig waren.
Ze dronk haar kopje koffie op en besloot naar de EHBO post te gaan. Met dit weer kwamen er vast veel kinderen binnen met zand in hun ogen en oren. Bas kon waarschijnlijk wel wat hulp gebruiken.
Ze liep in de richting van de deur en stond oog in oog met Marks dubbelganger. Alleen lachte hij van oor tot oor en hij kende haar. Het was dus toch Mark!
Ze voelde een steek in haar maag. Hoe kon hij na al die jaren nog steeds deze gevoelens in haar los maken? Zijn ogen keken haar vriendelijk lachend aan.
“Monique,” zei hij. “Monique Faber! Ik wist dat je hier ergens op een camping zat verscholen, maar ik had nooit gedacht dat ik je tegen zou komen.”
Ze wist niet wat ze moest zeggen en staarde hem alleen stomverbaasd aan. Een zelfstandige vrouw van 33 jaar met een goede baan. Afgestudeerd in de medicijnen dus echt niet de domste persoon op aarde en hier stond ze met haar mond vol tanden. Terug in het verleden, terug in de tijd dat hij zo naar haar keek en alleen naar haar. Met ogen vol pretlichtjes die haar afwachtend aan keken.
“Ken je me niet meer?” vroeg hij verbaasd.
“Mark?” kon ze met moeite uitbrengen.
“Ja, ik ben het. Kom hier, meid!” Hij spreidde zijn armen uit en omhelsde haar stevig. Hij rook heerlijk. Vertrouwd, fris en een beetje ziltig, de geur van de zee. Hij liet haar veel te snel los en ze wankelde even op haar benen.
“Monique. Hoe gaat het met je? Je ziet er geweldig uit. Je bent niets veranderd.”
“Jij ook niet,” bracht ze uit.
“Ouder geworden.” Hij streek weer met zijn hand door zijn haar. Ze had het hem zo vaak zien doen. Vooral als ze samen aan het studeren waren in haar piepkleine studentenkamer. Het vertederde haar nog steeds.
“Hoe gaat het met jou?” Ze forceerde zich om iets te zeggen. Ze wilde niet aan vroeger denken.
“Prima. Zeg, zullen we een kop koffie drinken? Kunnen we even bijpraten.”
“Nee, sorry. Ik moet aan het werk.” Ze deed een stap achteruit.
“Na het werk?” hield hij aan. “Waar werk je? Ik hoorde dat je hier ergens op een strandpost werkte.”
“Ja, inderdaad. Hier op camping Strand & Duin.
“Nou, dat is ook toevallig. Ik heb hier een huisje gehuurd. Zullen we na het werk wat drinken?”
Monique aarzelde. “Ik weet niet hoe laat ik klaar ben.”
“Geeft niet,” wuifde hij haar bezwaren weg. “Ik ben hier toch de hele dag. Ik ga nergens heen. Wat jou het beste uitkomt, is prima voor mij.”
“Ik kan niets beloven,” probeerde ze nog eronder uit te komen.
“Ik vraag je niet om een belofte.” Hij gaf haar een knipoog. “Tot vanmiddag, Monique.” Ze liep weg en voelde hoe hij haar nakeek. Ze rechtte haar rug en schudde haar donkerbruine haren naar achteren om niet te laten merken dat ze uit haar doen was. Zo zelfverzekerd mogelijk liep ze het paviljoen af naar de EHBO-post. Wat deed Mark hier op de camping? En van wie had hij gehoord dat ze hier verscholen zat? Verscholen? Dat sloeg nergens op!
Ze vond haar baan hier op de camping ideaal. Een groot deel van het jaar werkte ze hier aan de Noordzeekust in de duinen. De vakantiesfeer die er altijd heerste was een bonus en haar baan voelde niet als werk. Ze deed wat ze altijd had willen doen. Vanaf dat ze jong was wist ze dat ze arts wilde worden, maar ze hield ook van afwisseling en had een reguliere huisartsenpraktijk niet zien zitten. Haar baan hier op de camping was ideaal. De medewerkers van de camping waren min of meer familie geworden en ze voelde zich thuis. Verscholen? Ze zat helemaal niet verscholen! En waarom maakte ze zich eigenlijk zo druk om wat Mark had gezegd? Ze waren maar een jaar samen geweest in hun studententijd en vlak na hun examens had hij er een einde aan gemaakt. Een abrupt einde, want hij had gevoelens voor Brigitte. Brigitte met haar lange, blonde haren die meer op een fotomodel leek dan een student. Ze had rijke ouders en had niet naast de studie erbij hoeven te werken zoals de meeste studenten. Ze was altijd gekleed volgens de laatste mode en zorgvuldig opgemaakt. Brigitte had alles gekregen waar ze haar zinnen op had gezet, inclusief Mark…
Bij de EHBO-post aangekomen zag ze al snel dat er een aantal mensen stond te wachten bij de balie. De deur van de behandelkamer was gesloten, wat betekende dat Bas met een patiënt bezig was. De wachtende mensen kwamen zo van het strand af. Ze waren in badkleding en overal op de grond lag er zand. Met een zucht zette ze Mark uit haar gedachten. Er was werk te doen.
“Wie kan ik hier helpen?” vroeg ze. “Ik ben dokter Faber.”
Een hoogzwangere vrouw keek naar de andere wachtenden. Toen niemand reageerde schoof ze snel een klein meisje naar voren. Met grote ogen onder lange, donkere wimpers keek ze angstig naar Monique op. Monique hurkte neer.
“Hoi,” zei ze. “Wat is er met jou?”
Het meisje schoof terug achter haar moeders benen.
“Ze heeft iets in haar oor. We waren op het strand en het zand begon op te stuiven. Ze klaagde over jeuk in haar oor. Ik dacht dat het zand was, maar ze zegt dat het kriebelt binnenin.”
“Ik pak even mijn tas,” zei Monique en liep naar de behandelkamer. Ze klopte zachtjes en stak haar hoofd om de hoek van de deur. “Kan ik even mijn tas pakken?”
Bas Duinhoven zat achter het bureau en typte iets op de computer. Tegenover hem zat een man die omkeek toen de deur open ging.
“Ik ben net klaar,” zei hij. Monique duwde de deur verder open en pakte haar tas. “Ik ben in de balieruimte bezig.”
Bas knikte en richtte zich verder tot de patiënt.
Monique haalde uit haar tas een kleine lamp en vroeg aan de moeder of ze het meisje op haar schoot stil wilde houden. Met moeite hees de vrouw haar dochtertje op. Haar buik zat duidelijk in de weg.
“Wanneer bent u uitgerekend?” vroeg Monique belangstellend.
“Over twee weken,” antwoordde ze.
“Ik zal even in je oor kijken of ik iets zie,” zei Monique. “Hoe heet je?”
“Amanda,” zei het meisje zachtjes. Ze keek angstig naar de dunne metalen staaf die Monique in haar hand hield.
“Het is een lamp, kijk maar,” zei Monique en knipte het aan. Ze scheen met het licht op Amanda’s arm. Nieuwsgierig volgde het meisje met haar ogen de lichtstraal.
Monique schoof de zachte, blonde haartjes achter het oor en scheen met haar lamp naar binnen. Ze zag een beetje zand maar verder niets dat kon kriebelen.
“Ik ga voor de zekerheid het oor uitspoelen. Als er iets in zit, komt het vanzelf wel naar boven drijven,” zei ze tegen de moeder. Ze stond op en vulde een beker met lauw water.
“Kun je op je moeders schoot gaan liggen, Amanda? Op je zij zodat dit oor naar boven ligt?” Ze wees op het oor waarin het kriebelde. Amanda kroop op de stoel naast haar moeder en legde voorzichtig haar hoofd op haar moeders dij. Met een ruk kwam haar hoofd weer omhoog.
“De baby schopt me.” Haar moeder glimlachte.
“Ja, dat doen baby’s. Hij schopt mij ook.”
“Zeg hem dat hij stil moet liggen,” zei Amanda bijdehand en ze ging weer liggen.
“Mag ik even dat strandlaken?” vroeg Monique. De moeder gaf het haar en ze drapeerde het over Amanda’s schouder.
“Amanda, ik giet het water heel langzaam in je oor. Blijf stil liggen. Het doet geen pijn. Als er iets in je oor zit, komt het er vanzelf met het water weer uit.”
Amanda knikte angstig. De overige wachtende keken belangstellend toe.
“Je bent een flinke meid hoor,” zei iemand en knikte het meisje bemoedigend toe.
Langzaam goot Monique een dun straaltje water in het oor. Met haar andere hand hield ze het strandlaken dicht tegen het oor aan om het water op te vangen. Er kwam meer zand uit het oor vermengd in het water dan ze in eerste instantie gezien had en toen zag ze de boosdoener. Een klein zwart torretje kwam naar boven drijven. Ze ving het op in het strandlaken en goot het laatste restje water in het oor.
“Zo, dat was het,” zei ze tegen Amanda en voorzichtig hielp ze haar op. “Kijk.”
Ze hield Amanda het strandlaken voor. “Dit beestje was in je oor aan het kriebelen. Hij wilde eruit, maar kon de weg niet vinden. Het was te donker,” zei Monique.
Haar moeder glimlachte en knuffelde haar stevig.
“Jij houdt er ook niet van als het donker is,” zei ze.
“Nee, want dan kan ik niet zien wat er gebeurt,” zei Amanda.
Bas kwam de behandelkamer uit met zijn patiënt.
“Wie is de volgende?” vroeg hij. Een vrouw stond op en hij nam haar mee naar binnen.
“Jij bent klaar,” zei Monique. “Alles is in orde.”
“Dank u wel, dokter,” De moeder duwde zich omhoog en nam Amanda bij de hand. “Wat zeg je dan?” vroeg ze haar dochter.
“Dank u wel, dokter,” zei Amanda braaf. Ze huppelde vrolijk met haar moeder de deur uit.
“Kan ik iemand hier helpen of wilt u binnen in de behandelkamer worden geholpen?” vroeg ze.
“Ik word liever binnen geholpen,” zei iemand.
“Ik ook,” zei een ander.
“Prima.” Monique pakte haar tas, liep naar de deur en keek naar buiten. De wind was nog steeds sterk. Gelukkig lag haar huisje dicht bij de EHBO-post. Met haar hand voor haar ogen stapte ze stevig door. Ze had even niet aan Mark gedacht toen ze aan het werk was, maar nu kwamen alle herinneringen weer naar boven. Ze was zo verliefd geweest. Ze wist nog precies wat ze voelde toen ze hem de eerste keer had gezien. Ze was de eerste dag op de universiteit en was op zoek naar de bibliotheek. Ze had zoekend rondgekeken toen hij haar aansprak en had gevraagd waar ze naar op zoek was. Toen ze antwoordde dat ze de bibliotheek zocht, zei hij dat hij daar ook naar op zoek was en dat twee meer wisten dan één.
Vanaf dat moment waren ze onafscheidelijk. Ze hadden beiden een studentenkamer en als Mark niet bij haar was, was zij bij hem. Ze volgden bijna alle colleges samen, gingen samen naar de kantine, hingen met zijn tweeën over de boeken en waren allebei lid van de studentenraad.
Totdat Brigitte zich bij de studentenraad aansloot en van alles wilde organiseren. Iedereen vond haar ideeën geweldig, vooral ook omdat ze altijd geld op zak had en niet gierig was om andere studenten te trakteren. Mark begon langer weg te blijven na de colleges die ze niet samen volgden. Hij had telkens een ander smoesje. Dan was hij alvast naar de bibliotheek gegaan. Dan had hij met een docent staan praten. Telkens liet hij haar wachten. Tijdens de bijeenkomsten van de studentenraad hing hij meer rond Brigitte dan bij haar. Ze was blind geweest en had het niet willen weten. Mark hield van haar, dat had hij zelf gezegd en hij zou zoiets nooit doen. Ze keek weg van de scheve blikken die Brigitte haar telkens toewierp als ze elkaar tegenkwamen in de gangen van de universiteit. Toen zei Mark op een dag dat ze moesten praten. De dag dat ze hun laatste examen van het eerste jaar hadden gemaakt. Iedereen was in jubelstemming geweest en opgelucht dat het eerste jaar erop zat. Het was prachtig weer en ze zaten op de muur van de trap naar de ingang. Hij had vreselijk ernstig gekeken en ze wist wat hij zou zeggen, maar ze probeerde het uit te stellen door over de examens te praten. Totdat hij het er in één keer uitgooide.
“Ik hou niet meer van je. Ik ben verliefd op Brigitte.” Ze had niets kunnen zeggen. Haar hele wereld was ingestort. Mark was haar eerste echte vriendje geweest. Ze wist nu nog precies wat ze op dat moment had gedacht. Hoe kon het dat de zon nog steeds scheen en dat er overal vrolijk gelach en gepraat klonk, terwijl haar wereld was ingestort? Ze was verschrikkelijk naïef geweest om te denken dat het voor altijd zou duren en dat ze met Mark zou trouwen en kinderen krijgen.
Het was geen leuke zomer geworden. Ze had een andere kamer gezocht, verder van de universiteit vandaan. De hele zomer had ze zich geprobeerd voor te bereiden op het weerzien. Hoe zou ze reageren als ze hem tegen kwam? Hoe zou ze reageren als ze Mark en Brigitte tegen kwam?
Na de zomervakantie was ze op een of andere manier door de eerste week heen gekomen. Toen ze hen tegen het lijf liep, had ze met uiterste beheersing gedag gezegd. Ze had willen schreeuwen, Brigitte aan haar lange, blonde haren de gang door willen trekken en Mark met haar boekentas op zijn hoofd willen slaan, maar ze deed niets van dat alles.
En zo ging de tijd voorbij. Ze studeerde af en had tijdens haar studententijd geen vriend meer gehad. Het hoofdstuk Mark was afgesloten. Tot vandaag.
Thuis aangekomen liep ze gelijk naar haar badkamer en keek in de spiegel. Keurend nam ze zichzelf op. Gelukkig had ze niet ergens een veeg jodium op haar gezicht zoals wel vaker voorkwam. Ze zag er goed uit. Ze vroeg zich af of hij ook had gedacht dat ze ouder was geworden. Dat moest wel. Ze waren allebei ouder geworden.
Wat deed hij hier? Wat kwam hij doen op de camping waar zij werkte? Dat kon toch geen toeval zijn? En waar was Brigitte? Allemaal vragen waar ze geen raad mee wist.
Ze pakte haar borstel en kamde haar bruine haren. Met een elastiekje bond ze het vast in een paardenstaart, streek een beetje rouge op haar wangen en stiftte haar lippen. Ze zette een sportpet op haar hoofd en haalde de paardenstaart door de opening achter in de pet. Als ze Mark nu weer tegenkwam was ze voorbereid. Ze liep naar de telefoon en belde de EHBO-post. Bas nam meteen op.
“Ik ga even een ronde maken,” zei ze. “Ik ben terug voor lunchtijd om je af te lossen.”
“Prima,” zei Bas. Ze hing op. Het was ideaal om een assistent-arts te hebben en er niet alleen voor te staan. Ze konden elkaar aflossen en elkaar bijstaan als het nodig was.
Ze pakte haar tas en stapte de camping weer op. Haar pet beschermde haar ogen tegen het opwaaiende zand en hield tegelijk haar haren in bedwang. Ze ging even langs mevrouw Van Doorn, die voor de hele schoolvakantie een huisje had gehuurd om samen met haar kleinkinderen vakantie te vieren. Elke paar weken had ze andere kleinkinderen op bezoek. Ze was goed ter been en had geen klachten, totdat ze vorige week op de EHBO-post was gekomen en zei dat ze kortademig was. Haar bloeddruk bleek te hoog te zijn en Monique had in samenspraak met mevrouw Van Doorns huisarts haar medicijnen aangepast. Ze was 67 jaar en in goede gezondheid, maar de vakantie met de kleinkinderen was toch een beetje enerverend. Nu ging Monique even elke dag langs om haar bloeddruk op te nemen.
“Mevrouw Van Doorn, hoe gaat het met u?” vroeg Monique vrolijk toen de deur werd opengedaan.
“Prima, dokter. Kom binnen.” Mevrouw Van Doorn stond in een wijde bloemetjesjurk zonder mouwen in de deuropening. Ze keerde zich om en gebaarde naar twee meisjes dat ze van de bank op moesten staan. “Gaan jullie even aan tafel zitten, dan kan de dokter hier zitten.”
Gehoorzaam stonden de meisjes op. Ze haalden hun ogen niet van de televisie af.
“Waren jullie naar het strand?” vroeg Monique. De meisjes hadden lange T-shirts aan waar bikinibandjes onderuit glipten.
“Ja, maar de wind heeft ons weggejaagd. Volgens het weerbericht gaat die aan het eind van de middag liggen.”
Monique haalde haar bloeddrukmeter uit haar tas en schoof de band om mevrouw Van Doorns bovenarm. Ze pompte de band op zodat het strak om de arm kwam te staan en legde toen haar stethoscoop op de binnenkant van de elleboog. Met de oorbeugels in haar oor luisterde ze aandachtig.
“Mevrouw Van Doorn, u heeft de bloeddruk van een jong meisje,” zei ze met een glimlach.
“Gelukkig. Ik voel me ook goed.”
Er werd op de deur geklopt. Eén van de meisjes stond op van tafel en deed open. Amanda huppelde gelijk naar binnen. Haar hoogzwangere moeder hees zich met moeite in de caravan.
“Dag Amanda,” zei mevrouw Van Doorn. “Was jij ook naar het strand?”
“Ja,” zei het kleine meisje parmantig. “Maar ik had een beest in mijn oor.” Toen zag ze Monique. “Zij heeft het eruit gehaald!” wees ze met een klein vingertje in Moniques richting. “Heb je ook een beest in je oor?” vroeg ze aan mevrouw Van Doorn.
“Nee. De dokter kwam alleen even kijken of alles goed is. Hoe gaat het met jou, Emma? Nog geen teken dat er iets gaat gebeuren?”
Amanda’s moeder streek over haar grote buik. “Nog helemaal niets. Ik heb nog een paar weken te gaan, maar van mij mag het nu komen.”
Monique stond op. “Ik ga weer eens verder.” Ze wrong zich langs Amanda en Emma heen. De caravan was een beetje krap voor zoveel mensen.
“Dag dokter,” zei mevrouw Van Doorn.
“Daag,” klonk Amanda’s hoge stemmetje. Ze hupte op de bank naast mevrouw Van Doorn.
“Heb je iets lekkers?” vroeg ze.
“Amanda!” zei haar moeder vermanend. “We kwamen alleen even kijken of jullie iets nodig hadden van de winkel,” zei ze tegen mevrouw Van Doorn.
“Dat is erg lief van je. Ik zal even mijn portemonnee pakken.”
Monique was de deur uit. Ze hoorde mevrouw Van Doorn nog een paar boodschappen aan Emma doorgeven, maar ging toen verder. Ze ging zelf ook maar even snel wat boodschappen halen. Dan kon ze met Bas een boterhammetje eten. Toen ze langs de EHBO-post liep, zag ze mensen in de balieruimte wachten. Het zag er niet naar uit dat Bas snel zou gaan lunchen. Ze liep door naar de campingwinkel.
“Hallo Tania,” zei ze nadat ze de deur open geduwd had.
“Hoi Monique.” Tania keek op van haar mobiele telefoon en legde hem weg. “Een uurtje geleden vroeg er iemand naar je. Een man. Hij vroeg waar je werkte.”
Ineens gespannen keek Monique haar aan. “Heeft hij zijn naam gezegd?” Ze wist dat het Mark moest zijn.
“Nee. Ik heb hem naar de EHBO-post verwezen. Had ik niets moeten zeggen?”
“Het maakt niet uit. Ik heb samen met hem gestudeerd.”
“Leuke man,” vond Tania.
Er ging een steek door Monique heen. Ze was toch niet jaloers? Tania was een leuke, hartelijke meid met veel aanbidders. Ze had regelmatig vakantieliefdes, die ze zorgvuldig verborgen hield voor haar vader en John Kerstemaker, de eigenaar van de camping. Stavros, haar vader was ondanks al de jaren die hij in Nederland woonde nog steeds zeer conservatief als het zijn dochter betrof en John Kerstemaker was zuinig op de goede naam van zijn camping. Beide mannen hadden verschillende redenen om Tania van de mannelijke gasten weg te houden. Maar omdat ze in de campingwinkel werkte, was dat soms weleens lastig.
Monique kocht snel wat brood, beleg en melk en ging terug naar de EHBO-post. De deur van de behandelkamer was open, ten teken dat er geen patiënten binnen waren.
“Bas, wil je een broodje?” riep ze.
“Graag. Ik kom eraan.”
Ze pakte twee borden en twee glazen en nam plaats achter de balie.
“Wat een drukte,” zei Bas en kwam naast haar zitten. “Maar gelukkig allemaal kleine dingen.” Hij begon een boterham te smeren. “Was je bij mevrouw Van Doorn?”
Monique knikte. “Bloeddruk is prima.”
“Goed zo. Als je het mij vraagt, heeft ze te veel hooi op haar vork genomen om alle kleinkinderen achter elkaar uit te nodigen. Die ouders zijn natuurlijk dolblij dat de kinderen bij oma zijn, maar voor haar is het eigenlijk te druk.”
“Ze heeft wel een beetje hulp, geloof ik.” Monique nam een slok melk. “Toen ik er was, kwam iemand vragen of ze boodschappen nodig had. Had je vanochtend een zwangere vrouw met een klein blond meisje gezien in de wachtkamer?”
“Amanda.” Bas glimlachte.
“Ja,” antwoordde Monique verbaasd. “Amanda en haar moeder kwamen mevrouw Van Doorn vragen of ze iets nodig had. Ken je haar?”
“Niet echt. Maar Amanda is zo’n grappige, kleine wijsneus. Ze praat met iedereen. Ik ben ze gisteren bij de campingwinkel tegengekomen.”
“Ik ga vanmiddag de administratie doen,” veranderde Monique van onderwerp.
“We kunnen het ook samen doen. Ik zal de voorraad nagaan. Dat scheelt je weer.”
“Graag.”
“Heb je fijn geluierd op je vrije ochtend?”
“Ik heb niet veel gedaan. Eerst een strandwandeling gemaakt en daarna koffie gedronken bij Zorba.” Ze twijfelde even of ze hem zou vertellen van Mark. Ze besloot het toch te doen. Als Mark in de campingwinkel naar haar gevraagd had, was er altijd kans dat hij ook naar de EHBO-post zou komen. “Ik kwam een oude studiegenoot tegen.”
“Wat leuk,” zei Bas enthousiast. “Hebben jullie gezellig bijgepraat?”
“Nee, ik moest terug naar het werk.”
Bas keek haar bevreemd aan.
“Ik verwachtte met die zandstorm een volle post,” verdedigde ze haar besluit.
“Je weet, als er iets ergs aan de hand is, bel ik je…”
Ze knikte.
“Vertrouw je me niet?”
Verbaasd keek ze hem aan. Het was helemaal niet bij haar opgekomen dat hij dat zou denken. “Natuurlijk wel. Waarom denk je dat?”
“Omdat je gezellig kon zitten praten met iemand die je in geen jaren gezien hebt en in plaats daarvan kom je terug naar de post. Ik zou lekker koffie zijn gaan drinken.”
“Ook als het een ex-vriendin was die je niet zo leuk in de steek had gelaten?” flapte ze eruit.
“Ooh.” Hij begreep het meteen. “Sorry.”
“Het is niet jouw schuld.”
“Nee, ik bedoel mijn opmerking. Ik vond het vreemd dat je niet zou blijven bijpraten met een oude studiegenoot en zocht er iets anders achter. Nu begrijp ik het.”
Monique haalde haar schouders op. “Ik was verrast om hem te zien en had het absoluut niet verwacht. Ik wist niet hoe ik moest reageren.” Bedachtzaam sneed ze de rest van haar boterham in kleine stukjes. “Hij vroeg of ik na het werk wat met hem ging drinken.”
“En?”
“Ik weet nog niet of ik ga. Maar hij heeft een huisje hier op de camping gehuurd, dus ik kom hem vast nog wel tegen.”
“Dan kun je beter meteen met hem gaan praten. Dan heb je het gehad.”
“Dat is waar.” Ze at haar boterham en stond op.
“Ik ga maar. Bel me als je me nodig hebt.”
“Doe ik.”
John Kerstemaker was samen met zijn vader Ad bezig om het de groep vrouwen van de kankerbestrijding naar de zin te maken. Ze hadden drie huisjes naast elkaar gehuurd en hij had nieuwe comfortabele tuinmeubelen besteld, die vandaag waren bezorgd. John was het er niet mee eens geweest. De oude tuinmeubelen waren nog goed genoeg en deze waren veel duurder, maar Ad had er niets van willen horen. Hij liet de financiële en dagelijkse leiding van de camping weliswaar aan zijn zoon over, maar bleef iemand om rekening mee te houden.
De groep vrouwen werkte als vrijwilliger bij de kankerbestrijding en waren zelf allemaal ex-patiënten. Sommigen waren langer genezen dan anderen, maar als hij het goed had begrepen had geen één nog de vijfjaar-grens bereikt. De grens waarbij je gerust adem kon halen en genezen was verklaard.
Johns moeder was vroeg overleden en Ad had zijn zoon zelf opgevoed. Ze was niet aan kanker overleden, maar hij wist hoe het was om door een lang ziekteproces te gaan en hij wilde dat juist deze vrouwen een leuke, onbezorgde tijd op zijn camping hadden.
Hij keek naar zijn zoon die bezig was de stickers met de naam van de camping op de stoelen te plakken. John leek helemaal niet op hem. Niet qua uiterlijk en niet qua karakter. John was mager, eerder spichtig in tegenstelling tot zijn eigen grote gestalte en hij was niet zo sociaal. Ad gaf zichzelf daar de schuld van. Door de vroege dood van zijn vrouw was hij misschien teveel bezig geweest met werken om het verdriet te vergeten. Hij had ervoor gezorgd dat het John aan niets ontbrak, maar misschien had hij vaker thuis moeten zijn. Je wist het niet en nu was het achteraf praten, maar het viel hem elke keer op als John in botsing kwam met de gasten of de campingartsen, Monique en Bas. John wilde zoveel mogelijk aan de camping verdienen en Ad kon zich voorstellen dat het erop leek dat hij John dat voorbeeld had gegeven omdat hij zelf zoveel werkte. Maar voor Ad was het nooit om het geld te doen geweest. Hij had er altijd voor gezorgd dat zijn gasten het naar de zin hadden en dat ze terug wilden komen.
“Ik snap echt niet waarom je deze dure tuinset wilde kopen,” mopperde John. “Je had ook goedkopere kussens kunnen nemen?”
“De kussens maken juist het verschil, John. Deze vormen zich naar je lichaam,” antwoordde Ad.
“Ik hoop dat ze net zolang mee gaan als de houten meubels.”
“Misschien niet. De leuningen zijn verstelbaar en dat is een beetje kwetsbaar. Maar we kunnen ze altijd verwisselen met de set van de grotere huisjes aan de zuidkant. Die worden minder vaak verhuurd.”
Ad pakte een kussen en trok het plastic eraf. Met zijn hand klopte hij tevreden op de geelgrijs gestreepte stof. Hij regelde alle kussens op de stoelen en trok ze rondom de tafel. Tevreden stond hij naar het resultaat te kijken.
“Is dat voor ons?” hoorde hij een vrouwenstem achter zich.
Hij keerde zich om. Twee vrouwen stonden hem aan te kijken. Hij schatte één een jaar of dertig. De andere vrouw was ouder.
“Ja.”
“Mooi, hoor.”
“Mogen we ze proberen?” vroeg de jongere vrouw.
“Natuurlijk.” Hij keek naar John. Er kon geen lachje af.
De vrouw ging voorzichtig zitten en leunde achterover.
“Zit het lekker, Marjet?” vroeg de andere vrouw, die was blijven staan.
“Heerlijk. Ik kan hier in slapen. Dit zijn geen gewone tuinstoelen,” zei ze tegen Ad.
“Nee. De kussens zijn van traagschuim. Het schijnt zich naar je lichaam te voegen.”
“Niet naar je portemonnee,” bromde John.
“Sorry, wat zei je?” vroeg de vrouw vriendelijk.
“Niets.” John keerde zich om en liep weg. Ad haalde zijn schouders op.
“Ik ben Marjet,” zei de jonge vrouw en stak haar hand uit.
Ad schudde haar de hand.
“Christine,” zei de oudere vrouw en schudde hem ook de hand.
“We hebben voor jullie allemaal zo’n set,” vertelde Ad. “Alle drie de huisjes hebben een nieuwe set.”
“Dat is wel ongelooflijk aardig,” zei Marjet.
“Dit zit veel beter. Vooral als je…” Als je pijn hebt had hij willen zeggen. Zich niet goed raad wetend schraapte hij zijn keel. Soms wilden mensen niet horen dat ze ziek waren en vooral niet als het een levensbedreigende ziekte was. Hij kende genoeg mensen die het woord kanker niet uit durfden te spreken.
Marjet keek hem vriendelijk aan. “Dank je wel,” zei ze.
“Ik ga maar eens,” zei Ad. Hij knikte en liep weg.
De andere vrouwen kwamen net aan. Hij tikte met zijn hand tegen zijn witte haren als groet. Hij hoorde Marjet en Christine zeggen dat ze nieuwe stoelen hadden. Met een glimlach hoorde hij de bewonderende uitroepen. Daar deed hij het voor! Het was alleen jammer dat zijn eigen zoon het niet met hem eens was.
Ad ging op zoek naar Krijn. Krijn van Egmond was zijn vertrouweling en manusje-van-alles op de camping. Hij zorgde ervoor dat alles altijd in orde was. De camping lag er keurig bij dankzij Krijn. Hij was al 72, maar nog net zo fit als een jonge man.
Hij liep langs de EHBO-post. Bas stond in de deuropening.
“Bas, heb je Krijn gezien?”
Bas schudde het hoofd. “Ik kom net pas naar buiten. Het was de hele middag druk.”
“Geen ernstige dingen, hoop ik?”
“Nee. Misschien is Krijn bij het strandpaviljoen. Met deze wind kan hij toch niet werken.”
“Je hebt gelijk. Ik zal even gaan kijken.”
Bij het strandpaviljoen zag hij Krijn met Stavros aan tafel zitten. Voor hun op tafel stonden twee glaasjes jenever.
“Wat is dat nou? Jullie zijn vroeg aan de drank,” zei hij quasi vermanend.
“Het is half vijf,” zei Krijn.
“Meedoen?” vroeg Stavros.
Hij schudde zijn hoofd. “Ik heb Krijn nodig.”
“Wat is er, Ad?”
“Kun je de tuinmeubelen van de drie stacaravans in de noordhoek in de opslagruimte zetten? Ze hebben nieuwe stoelen.”
“Prima, ik doe het meteen.”
“Het heeft geen haast.”
Ad trok een stoel bij en maakte zijn sigaar aan.
“Straks mag je nergens meer roken,” zei Stavros.
“Ik rook alleen buiten,” antwoordde Ad. De wind liet het vuur niet pakken. Hij hield zijn hand voor de sigaar en probeerde het weer. Eindelijk pakte het.
“Je mag nergens binnen meer roken,” zei Krijn.
“Ik zie het ervan komen dat je straks op terrassen ook niet meer mag roken,” mompelde Stavros.
“Dat zien we dan wel weer,” zei Ad en pufte stevig aan zijn sigaar.
Krijn sloeg zijn borrel achterover en stond op.
“Ik ga de meubels even binnen zetten.”
“Dat is goed, Krijn.”
Ad leunde achterover en keek tevreden om zich heen. De meeste gasten kende hij van gezicht. Het waren mensen die op de camping verbleven.
“Wil je echt niets drinken, Ad?” vroeg Stavros weer.
“Doe mij er toch maar één.”
Stavros wenkte en al gauw kwam er iemand van het personeel aanlopen met nog een borrel.
“Proost,” zei Stavros.
“Proost,” antwoordde Ad en zette het glas aan zijn lippen. Hij zag Monique aankomen. Het viel hem op dat ze er goed gekleed uit zag.
Monique had besloten om de raad van Bas op te volgen en na het werk wat te gaan drinken met Mark. Hoewel ze er helemaal geen zin in had, leek het haar bij nader inzien ook beter om het maar gelijk achter de rug te hebben.
Ze had zich zorgvuldig aangekleed. Haar lichtgrijze, lange broek omhulde nauw haar slanke benen. De grijze top zonder mouwen met de rechte hals accentueerde het nog meer. Ze had het geheel opgevrolijkt met een brede riem. Zich nauwelijks bewust van de bewonderende blikken van de mannelijke gasten, stapte ze het terras van het strandpaviljoen op. Haar halflange, bruine haren dansten in sierlijke lokken rond haar gezicht.
“Hoi Monique,” klonk het achter haar. Ze keerde zich om.
“Ik ben blij dat je gekomen bent.”
Ze dwong zichzelf tot een glimlach. “Waarom zou ik niet komen?” deed ze luchtig.
Mark haalde licht zijn schouders op. “Zullen we hier gaan zitten?” Hij wees op een tafel op het terras buiten.
Monique zag Ad en Stavros zitten en schudde haar hoofd.
“Ik zit liever binnen,” zei ze.
“Ook goed.” Vrolijk liep hij naar binnen en hield de deur voor haar open.
Monique liep naar een tafel die een beetje achteraf stond. Ze namen plaats.
“Hoe gaat het met je?” vroeg Mark.
“Goed en met jou?”
“Prima.”
Er stond iemand bij hun tafel om de bestelling op te nemen en ze bestelden wat te drinken.
Monique wist niet goed wat ze moest zeggen om het gesprek te openen, maar Mark had daar kennelijk geen moeite mee.
“Vind je het leuk om hier te werken?” vroeg hij.
“Het is precies wat ik wil,” antwoordde ze een beetje nors.
Ze keek om zich heen. Wat moest je nou zeggen tegen een ex-vriend?
Hun bestelling werd gebracht en ze speelde met haar glas cola.
“Hoe kan het dat je hier bent?” vroeg ze ineens. “Ben je zomaar op vakantie?”
“Ja. Ik was aan vakantie toe, maar ik wilde niet naar het buitenland.” Hij keek haar aan. “Ik had ook gehoord dat je hier werkte en dacht dat het leuk zou zijn om je weer een keer te spreken.”
Nu wist ze in ieder geval dat hij voor haar was gekomen. Ze was hem niet toevallig tegen het lijf gelopen.
“Vind je het vervelend?” vroeg hij.
Ze wist niet wat ze moest zeggen. Deze ontmoeting bracht oude gevoelens naar boven. De positieve en de negatieve. Ondanks die negatieve gevoelens had ze voor de spiegel staan draaien en veel tijd aan haar uiterlijk besteed. Dat deed je niet als het je allemaal niets kon schelen.
“Ik weet niet wat ik ervan moet vinden,” antwoordde ze uiteindelijk aarzelend.
“Ben je kwaad op me? Om wat er gebeurd is?”
Ze keek uit het raam. Wat moest ze nou zeggen? Ze was niet kwaad. Teleurgesteld was ze geweest. In en in verdrietig. Maar kwaad? Nee. Ze was woest geweest op Brigitte, maar gek genoeg was die emotie verdwenen nu ze tegenover Mark zat.
“Kwaad is niet het juiste woord,” zei ze voorzichtig. Ze kon zijn blik niet goed peilen. Het leek wel of hij spijt had.
“Ik vind het ook jammer dat het zo gelopen is,” zei hij. “Ik was net zo verliefd op Brigitte als dat ik op jou was.” Hij keek van haar weg. “Brigitte was alleen wat aanhoudender.”
“Aanhoudender?”
“Ze wilde dat ik een keus zou maken. Ze vroeg elke dag of ik het jou al gezegd had.”
Monique zat doodstil. Haar ademhaling ging langzaam en het voelde of ze verstijfde. Ze wist waarom Brigitte haar al die tijd vreemd had aangekeken, maar om het uit Marks mond te horen, deed haar geen goed. Ze slikte en keek op van haar glas cola.
“Had je…” Ze wilde het niet uitspreken.
Hij schudde het hoofd. “Ik heb niets met Brigitte gedaan zolang wij nog samen waren.”
Na al die jaren gaf het haar een gevoel van opluchting, maar vrijwel hetzelfde moment schoot haar te binnen dat hij ook gemakkelijk kon liegen na al die jaren. Hij zat hier met haar aan tafel, dus het leek haar onwaarschijnlijk dat hij nu dingen zou zeggen die haar pijn zouden doen. Toch geloofde ze hem. Hij leek oprecht.
Of geloofde ze hem omdat ze hem wilde geloven en het toch ook leuk begon te vinden om hem weer te zien?
“Wat is er, Monique? Je bent zo stil.”
“Wat moet ik zeggen, Mark? Het is lang geleden dat wij elkaar gesproken hebben. Voor mij komt het weerzien erg plotseling. Jij hebt je erop voor kunnen bereiden als je wist dat ik hier werkte.”
“Dat is waar. Ik heb mij telkens voorgesteld hoe ons weerzien zou zijn.”
Ze voelde zich gevleid maar liet niets merken. Hij had dus aan haar gedacht terwijl zij nog van niets wist.
“Had je het je zo voorgesteld?”
“Ik hoopte dat we gewoon konden praten over de afgelopen jaren.” Hij keek haar hoopvol aan.
“Ga je gang,” zei ze. “Wat heb je na je studietijd gedaan? Tot het eind van de studie was je met Brigitte.”
Mark aarzelde even. Ze zag het en wachtte rustig af. Ze wilde het niet al te gemakkelijk voor hem maken.
“Na onze studie zijn we getrouwd en ben ik een praktijk begonnen.”
“Waar?”
“In Amsterdam Zuid.” Hij keek haar niet aan. Ze begreep het meteen. Zelf had hij geen geld gehad om in een praktijk in een dure buurt te investeren. Het moest geld van Brigittes ouders zijn geweest.
“Dat heb je goed gedaan. Was het moeilijk om het geld bij elkaar te krijgen?” Ze wilde hem even laten zweten.
“Nee. Brigittes vader had alles geregeld. Het pand, de inventaris, tot aan de administratie toe. Ik kon er zo in.”
Ze zei niets en keek hem alleen maar aan.
“Kijk niet zo afkeurend, Monique.”
“Ik kijk niet afkeurend. Ik luister naar je. Probeer nou niet jouw verwachtingen op mij te projecteren.”
Mark zuchtte. “Sorry. Je hebt gelijk. Ik was in een rijke familie getrouwd en heb er gretig gebruik van gemaakt.”
“Was getrouwd?”
“Brigitte en ik zijn vorig jaar gescheiden.”
“Dat spijt me voor jullie.” Ze meende het ook nog. Ze hoorde het zo vaak op de EHBO-post. Patiënten kwamen voor lichamelijke klachten en vermelden dan tussen neus en lippen door dat ze gescheiden waren. Ze had persoonlijk het idee dat de emotionele stress zijn tol eiste van het lichaam en alle onderliggende lichamelijke klachten naar boven liet komen. Als er kinderen bij betrokken waren, leken de klachten vaak nog erger.
“Hebben jullie kinderen?”
“Twee. Een jongen en een meisje. De jongen is acht en het meisje is zeven.”
“Wat vervelend. Hoe zijn zij eronder?”
“Ze zijn bij hun moeder en ik heb ze om het weekend. Door de week zie ik ze ook regelmatig. Mijn praktijk is vlak bij hun school.”
Het strandpaviljoen begon drukker te worden. Gezinnen met kinderen stroomden binnen voor het avondeten. Krijn had zich weer bij Ad gevoegd en Stavros was hard aan het werk met Petra om bij iedereen de borden op tafel te krijgen. Ze zag Denise Santegoets binnenkomen en bij Ad en Krijn aan tafel gaan zitten. Denise had een exclusieve boetiek in het naburige dorp. Ze was altijd goed gekleed en zorgde er ook voor dat het iedereen opviel. Monique mocht haar graag en kon goed met haar opschieten, maar ze kon zich voorstellen dat een heleboel vrouwen Denise wel konden schieten. Ze was lang, blond en deed er alles aan om jonger te lijken. In combinatie met haar nauwelijks bedwingbare neiging tot flirten was ze de schrik van keurig getrouwde vrouwen.
“Monique. Waar ben je met je gedachten?” vroeg Mark.
Ze schudde het hoofd en stond op.
“Ik moet gaan. Het was leuk je weer te zien, Mark.”
“Moet je zo snel weg? Zullen we niet wat eten?”
“Misschien een andere keer.” Ze streek haar broek glad en zag dat Mark haar handen volgde. Ze kon met moeite een glimlach onderdrukken. Haar tijd voor de spiegel wierp zijn vruchten af.
“Je ziet er goed uit, Monique. Je bent niets veranderd.”
“Dank je wel. Tot ziens.”
“Tot ziens.”
Ze liep naar buiten langs de tafel waar Ad, Krijn en Denise zaten. Denise bewonderde luidruchtig haar kleding en liet haar een rondje draaien om haar van alle kanten te bekijken. Monique zag dat Mark nog steeds naar haar keek. Ze wilde hem laten denken dat alles goed met haar ging. Ze bedankte uitbundig voor de complimenten, groette extra vrolijk het gezelschap en ging naar huis.
Monique was bezig alles in de EHBO-post klaar te zetten. Ze had gezien dat Bas een voorraadlijst had gemaakt en ze zou ‘s middags naar de apotheek gaan om alles op te halen. Vandaag was ze vroeger dan anders. Het gesprek met Mark was de hele nacht door haar hoofd gegaan, samen met haar herinneringen toen ze samen waren. Toen ze zich voorstellingen begon te maken hoe zijn leven er met Brigitte uit had gezien, was ze opgestaan. Het was idioot om daaraan te denken en het had helemaal geen zin.
Op de camping was alles nog rustig. Het enige wat in beweging was, waren de tuinsproeiers. Monique hield van de ochtenden en had alle ramen open gezet. De harde wind van de vorige dag was gaan liggen. Je hoorde de vogels fluiten en je rook de frisse zeelucht. De campinggasten begonnen nu ook wakker te worden, hier en daar klonk er een kinderstemmetje.
Toen ze alles klaar had gezet voor de patiënten, liep ze naar de voordeur en liet die open staan. Met haar armen over elkaar tegen de deurpost geleund, keek ze naar buiten. De camping lag half beschut in de duinen en het groen van het duingras stak af tegen een stralend blauwe lucht. Het zou weer een mooie dag worden.
Monique snoof de zeelucht op. Ze vroeg zich af waarom ze zich zo druk maakte over Mark. Het was voorbij. Ze keek er nu heel anders tegenaan dan gisteravond. ’s Ochtends leek alles altijd beter. Wat voor probleem ze de vorige avond ook had, ’s ochtends vond ze het altijd minder erg. Diep in haar hart wist ze ook wel ze waarom ze zich druk maakte. Ze vond Mark nog steeds een leuke man. De gevoelens van jaren geleden waren er niet meer, maar als ze hem niet eerder gekend had en hem nu voor het eerst was tegengekomen, had ze hem zeker ook leuk gevonden. Maar het deed er niet toe. Ze was tevreden met haar leven en twijfelde er niet aan dat er op een dag wel een leuke man voor haar zou komen opdagen. Ze zat er echt niet op te wachten.
Er kwam een vrouw aan lopen. Ze liep langzamer en keek naar het bordje naast de deur.
“Kan ik u helpen?” vroeg Monique vriendelijk.
“Ik ben op zoek naar de dokter.”
“Dat ben ik. Komt u voor uzelf?”
De vrouw knikte.
“Komt u verder.” Monique draaide zich om en ging de vrouw voor naar de behandelkamer. Ze nam achter haar bureau plaats en stelde zich voor.
“Cora Altman,” zei de vrouw en schudde de campingarts de hand.
“Mevrouw Altman. Wat kan ik voor u doen?”
“Ik vroeg mij af of u even naar mijn longen kunt luisteren. Ik ben bang dat ik astma heb.”
Monique stond op en pakte haar stethoscoop. “Wat zijn uw klachten?”
“Ik heb niet veel klachten. Soms ben ik een beetje kortademig, maar ik hoorde dat je na chemotherapie verhoogd risico hebt op astma.”
Monique leunde tegen haar bureau aan. “Heeft u chemotherapie gehad?”
De vrouw knikte. “Voor borstkanker. De laatste kuur is langer dan een jaar geleden.”
“Voor zover ik weet, is het verhoogd risico op astma alleen bij een bepaalde soort kanker. Niet bij borstkanker. Er wordt veel onderzoek gedaan en er is nog een heleboel wat de medische wetenschap nog niet weet. Maar ik zal eens luisteren.”
Monique deed de oorbeugels in haar oren en plaatste de stethoscoop op de borst van de vrouw. Ze luisterde op verschillende plaatsen en vroeg haar om diep te zuchten of te hoesten.
“Helemaal schoon,” zei ze uiteindelijk. “Ik hoor niets verdachts.”
“Gelukkig. Het is dat we het er gisteravond over hadden.” Ze knoopte haar blouse weer dicht. “We zijn hier met een groep vrijwilligers van de kankerbestrijding, maar we zijn allemaal ex-patiënten,” legde ze uit. “Gisteravond waren we ervaringen aan het uitwisselen en we hadden het over astma.”
“Uw longen zijn helemaal schoon, mevrouw Altman. Mocht u toch weer klachten krijgen, kom dan gerust terug.”
“Dank u wel, dokter.”
Monique keek haar na toen ze de EHBO-post verliet. Ze had bewondering voor de mensen die na een ernstige ziekte hun leven weer oppakten en leuke dingen gingen doen, zoals deze groep dames die gezellig een weekje weg gingen. Ze kon zich niet goed voorstellen hoe het werkelijk was om te vechten voor je leven, ook al kreeg ze er als arts regelmatig mee te maken. Pas als je zoiets zelf meemaakte, kon je je er een oordeel over vormen en weten hoe zwaar het was. Zij stond alleen maar aan de zijlijn om mensen te helpen.
In de balieruimte waren geen andere patiënten, dus besloot ze even een kopje koffie te zetten.
Sondijk had alles om de vakantiegasten bezig te houden. Er waren een bioscoop, een discotheek en leuke boetieks. In haar lunchpauze ging Monique naar de apotheek. Ze slenterde rustig door de straten. Ze had de lijst al doorgebeld en hoefde het alleen nog maar op te halen. Tegen deze tijd stond de zon hoog aan de hemel en ze voelde haar dunne blouse plakken aan haar rug. Ze duwde de glazen deur van de apotheek open en het belletje rinkelde. Binnen was het heerlijk koel. Ze zag Sjoukje opkijken achter de muur van de balie.
“Ik kom eraan,” zei ze.
Sjoukje Klijnstra hield haar apotheek keurig. De flesjes, potjes, tubes en doosjes stonden met militaire precisie gerangschikt op de planken langs de wanden van de apotheek. Monique vroeg zich af of Sjoukjes huis er ook zo uitzag. Witte muren en alles kaarsrecht. Er lag vast geen kussentje scheef op de bank. Zou ze thuis ook kussentjes hebben? Sjoukje leek niet het type voor snuisterijen of spullen die geen functie hadden. Misschien had ze zelfs alle boeken in haar boekenkast met wit glanspapier gekaft zoals je soms in die interieurbladen zag.
“Je hebt mij de lijst niet meer gemaild,” zei Sjoukje met een licht Fries accent toen ze voor Monique achter de balie stond.
“Sorry, vergeten.”
“Ik moet het op de mail hebben om het in de administratie te kunnen verwerken.” Ze maakte geen aanstalten om de spullen die Monique voor de EHBO-post nodig had te pakken. Ze was ver van huis, dacht Monique. Hoe kwam je uit Friesland in je eentje hier in Sondijk terecht? Vooral als je altijd naar orde, regelmaat en het nauwgezet volgen van procedures streefde. Zoals nu omdat zij de lijst niet had gemaild.
“Ik kan het straks altijd nog voor je mailen.”
“Officieel heb ik het eerst nodig in mijn administratie, want als ik het niet heb omdat jij het vergeet, kan ik het ook vergeten omdat ik het niet heb.”
“Je hebt het toch opgeschreven toen ik je aan de telefoon had?”
“Losse briefjes kan ik kwijtraken.”
Monique gaf geen antwoord meer. Ze botste regelmatig met Sjoukje. Meestal was het omdat Sjoukje medicijnen wilde voorschrijven waar Monique een andere, meer natuurlijke oplossing voor had. Ze had geen zin in een discussie met Sjoukje over een administratieve procedure. Daar was het veel te warm voor.
Sjoukje keek haar afwachtend aan. Toen ze zag dat ze geen reactie meer kreeg, haalde ze onder de balie een grote, papieren tas vandaan. Op de tas stond het logo van de apotheek en ze haalde er een voorraadbon uit.
“Kun je hier tekenen voor ontvangst?” vroeg ze nors.
Monique tekende en nam de tas aan.
“Dag Sjoukje,” zei ze.
“Dag Monique,” klonk het onvriendelijk.
Toen ze de apotheek uitkwam, botste ze bijna tegen Amanda op. Het kleine meisje huppelde vrolijk om zich heen kijkend op de stoep. Emma pufte met moeite achter haar aan.
“Dag dokter,” klonk het hoge stemmetje.
“Dag Amanda. Zijn alle beestjes uit je oor?”
“Tuurlijk. Jij hebt ze toch eruit gehaald?”
“O ja.” Monique sloeg quasi verbaasd met haar hand tegen haar voorhoofd. “Hoe gaat het met jou, Emma?” richtte ze zich tot de moeder.
“Het is niet uit te houden met die hitte,” klaagde ze. “Ik wil de hele dag in zee liggen.”
“Misschien moet je dat ook gewoon doen.”
“Ga ik ook doen. We moesten er alleen even uit om nieuwe slippertjes te kopen.” Ze wees naar Amanda’s slippers.
“Mooi hè?” zei het kind trots. Ze draaide haar voet van links naar rechts zodat Monique de grote, roze bloem op de slipper van alle kanten kon bewonderen.
“Heel mooi. Denk je dat ze die ook in mijn maat hebben?”
“Nee. Jouw voeten zijn veel te groot.”
“Wat jammer.”
“We gaan verder, dokter. Ik moet echt afkoelen,” zei Emma en met een zakdoek depte ze de zweetdruppels uit haar nek.
“Dag Amanda,” lachte Monique.
“Dag dokter.”
Monique zwaaide het stel na. Amanda was echt een leuke, kleine meisje.
Marjet, Christine, Cora en de rest van de dames vulden de campingwinkel met hun gebabbel.
“Ooh,” zei Ad. Hij had niet verwacht dat de winkel zo vol zou zijn.
“Dag Ad,” riep Tania over alle hoofden heen.
“Dag Ad,” riepen de andere dames in koor.
Ad knikte en probeerde zich behoedzaam een weg te banen naar de koelkast waar alle koude dranken in stonden.
“Ik vind het wel een leuke kerel,” hoorde hij achter zich.
“Stel je niet aan. Hij heeft de tuinstoelen voor ons geregeld,” zei Marjet.
“Wat een aardige man,” zei een ander.
“Een goeduitziende man,” hoorde hij dezelfde stem weer. “Gezond kleurtje en hij heeft al zijn haren nog.”
“Hou op,” zei Marjet.
Ad keek hulpzoekend naar Tania, maar die vond het schijnbaar erg vermakelijk. Met een grote grijns keek ze hem aan.
“Ja, meestal zijn mannen van die leeftijd kaal,” beaamde een van de dames.
“Hij eet gezond,” deed Tania er een schepje bovenop. “Daarom heeft hij al zijn haren nog.”
Met een stuurs gezicht streek Ad door zijn witte haardos. Tania was niet zo hulpvaardig om de dames op te laten houden met hun gebabbel en dat terwijl hij alleen maar een pak melk kwam halen. Hij hield een pak melk omhoog.
“Ik betaal het later wel,” zei hij tegen Tania en maakte zich uit de voeten.
“Jullie zijn helemaal niet aardig,” hoorde hij Marjet nog zeggen. “Jullie maken de arme man vreselijk verlegen.”
Arme man? Zo zag hij zichzelf niet, maar hij was inderdaad niet gewend aan dames die hem aan het keuren waren waar hij bij stond. Dat gedrag verwachtte hij van tieners, maar niet van volwassen vrouwen op leeftijd over een man op leeftijd.
Aan de andere kant voelde hij zich toch ook wel gevleid. Hij keek om zich heen op de camping. Daar was een oudere man en inderdaad kaal op de kruin. En daar nog één en ook kaal. Trots voelde hij aan zijn haren. Hij had al zijn haren nog. Jongere mannen dan hij waren kaal. Zijn stap werd kwieker.
“Wat loop jij te grijnzen?” hoorde hij ineens. Het was Krijn.
“Niets,” antwoordde Ad schaapachtig. Onbewust keek hij naar Krijns haardos. Die was al aardig uitgedund.
“Ik heb de tuinmeubelen een lik vernis gegeven. Ze zijn weer als nieuw,” vertelde Krijn.
“Prima.”
Ad zag de dames uit de campingwinkel komen. Het gekwetter van de groep kwam dichterbij.
“Toch vind ik het een lekker ding,” zei een vrouw. Marjet stootte haar aan. De anderen lachten en keken naar Ad. Verbaasd keek Krijn van de vrouwen naar Ad en terug. Onnozel haalde Ad zijn schouders op.
“Heb ik iets gemist?” vroeg Krijn verwonderd.
Ad bromde iets onhoorbaars en maakte zich uit de voeten. Hoofdschuddend stond Krijn hem na te kijken.
Die avond in het strandpaviljoen vertelde Krijn aan Denise dat Ad sjans had. Met luide stem liet hij Denise weten wat de dames gezegd hadden. Tot Ads schaamte werd het aantal dames steeds groter.
“Ze namen hem van onder tot boven op,” lachte Krijn. “Alsof hij een stuk vlees was.”
“Echt waar?” vroeg Denise.
“Ze konden hun ogen niet van hem afhouden en hij vond het maar wat leuk. Hij stond er een beetje schaapachtig bij te grinniken, maar ondertussen...”
“Wie stond schaapachtig te grinniken,” vroeg Tania die net binnenkwam om haar ouders met de bediening in het paviljoen te helpen.
“Ad,” wees Krijn. “Toen die groep dames vanmiddag langs liep.”
“Die dames die eerst in de winkel waren?” vroeg ze aan Ad.
Ad knikte kort.
“Ja, die waren erg gecharmeerd van Ad. In de winkel hadden ze het al over hem.”
“Kunnen jullie er nu over ophouden?” vroeg Ad bars.
Denise keek naar Ad. Ze vond het eigenlijk helemaal niet zo leuk dat Ad zoveel belangstelling had. Diep in haar hart was ze al jaren verliefd op Ad, ondanks het feit dat hij een aantal jaren ouder was. Ook al flirtte ze met alles wat los en vast zat, Ad was toch eigenlijk degene met wie ze graag een vaste relatie zou willen hebben. Hij bleef altijd zichzelf, was een galante heer en zijn hart zat op de juiste plaats.
Tania deed er nog een schep bovenop. “Ja, ze waren helemaal weg van zijn mooie witte haardos.” Plagend streek ze met haar hand door zijn haren en maakte ze in de war. Met een ruk trok hij zijn hoofd terug.
“Daar zijn ze,” gebaarde Krijn.
De groep dames kwam het strandpaviljoen binnen. Denise schoof wat dichter naar Ad toe en legde nonchalant haar arm op de rugleuning achter hem.
Tania zag het stel ook en zwaaide vrolijk om hun aandacht te trekken. Denise duwde met haar andere hand haar blonde haren naar achteren en schudde ze verleidelijk over haar schouders heen. De groep dames zag Ad zitten. Ze keken naar Denise die uitdagend voorover leunde waardoor haar schouder tegen Ads arm streek. Ze zeiden niets en liepen door.
“Ah Denise, jij verpest het,” zei Tania teleurgesteld. “Nu durven ze niets te zeggen.”
“Gelukkig maar,” zei Ad. “Ze hebben me al genoeg lastig gevallen en jullie maken het alleen maar erger,” bromde hij verwijtend tegen Krijn en Tania.
Denise glimlachte. Dat was precies haar bedoeling.
“Ik ga aan het werk,” kondigde Tania aan.
Denise week de rest van de avond niet van Ads zijde. Ze zorgde ervoor dat de dames goed in de gaten hadden dat zij bij Ad was. Ze lachte wat harder dan normaal, ging drankjes halen en wiegde iets meer met haar heupen. Niet voor Ad, want die leek het toch niet op te vallen, maar de vrouwen zagen het wel degelijk. Dat was voor nu goed genoeg. Want ook al had Ad geen interesse in haar, dat hoefden zij niet te weten. Denise wilde voorkomen dat hij de vrouwelijke bewondering al te leuk zou gaan vinden. Stel je voor dat hij er op in zou gaan? Ze moest er niet aan denken. Vanavond zou ze er in ieder geval flink haar best voor doen, dat Ad alleen haar zag.
Moniques telefoon rinkelde. Slaperig nam ze op. Tegelijkertijd werd er hard op haar deur gebonsd. Ze keek op haar horloge. Kwart over vier in de ochtend.
“Monique, Monique!” Ze haastte zich naar de deur.
Ad stond voor de deur met een jongeman naast zich. De man had een mobiele telefoon tegen zijn oor gedrukt die hij liet zakken toen hij Monique zag.
“U moet meteen meekomen komen, dokter. Mijn dochter!” zei hij met een angstig gezicht.
Monique keerde zich om, stak haar voeten in een paar slippers en pakte haar tas. Ze rende achter Ad aan.
“Mijn dochter ademt niet meer,” vertelde de man hijgend.
“Hoelang?” vroeg ze.
“We weten het niet. Mijn vrouw ging naar haar kijken en ze voelde koud aan.”
De schrik sloeg Monique om het hart.
“Je weet vast wel wie het is, Monique. Dat kleine, blonde meisje. Haar moeder is zwanger,” zei Ad.
“Amanda!” Een verstikkend, ongerust gevoel maakte zich van Monique meester. Ze sprintte de man voorbij.
Bij de caravan aangekomen, hoorde ze de moeder luid huilen.
“Nee, Mandy, nee!”
De deur stond open en ze zag Emma met Amanda in haar armen van voor naar achteren bewegen.
“Emma, mag ik Amanda?”
Emma keek op, maar reageerde niet.
“Emma, geef Amanda aan de dokter,” zei de vader dringend. Hij maakte zijn dochter los uit de armen van zijn vrouw. Snikkend verzwakte ze haar greep.
Monique nam Amanda van hem over. Het levenloze lijfje zei haar al genoeg. Ze trok de oogleden op. De ogen staarden zielloos omhoog. Met Amanda op haar schoot begon ze reanimatie toe te passen. Het lichaampje voelde inderdaad koud aan.
“Ad, pak mijn stethoscoop.”
Ad opende de tas en haalde de stethoscoop eruit.
“Zet de beugels in mijn oren.” Ze haalde haar ogen niet van Amanda af en ging stug door met reanimeren.
Ad deed de beugels in haar oren en met haar vrije hand legde ze de stethoscoop op het meisje haar borst. Met ingehouden adem luisterde ze. Niets.
“Kom op, Amanda, adem. Adem!” Ze bleef doorgaan. Dertig keer drukken, twee maal beademen. Dertig keer hartmassage, twee maal beademen. Met haar stethoscoop luisterde ze weer. Het was afgrijselijk stil. De meest afschuwelijke stilte die ze ooit gehoord had. De afwezigheid van een hartslag in het kleine, tengere lichaampje, maakte haar wanhopig.
“Nee Amanda, kom op. Adem!” Ze probeerde het weer. Oh God, laat haar alsjeblieft ademen, smeekte ze in gedachten. Laat dit meisje niet doodgaan. Niet dit meisje. Alsjeblieft. Als je wonderen kunt verrichten, doe het nu. Alsjeblieft.
Ze luisterde weer. Niets. Een snik welde op in haar keel. Langzaam richtte ze haar hoofd op. De ouders keken haar vol angst aan. Ze schudde haar hoofd.
Emma zakte op haar knieën en begon hartverscheurend te gillen. Haar man probeerde haar vast te houden, maar ze sloeg zijn handen weg.
Ad legde zijn hand op Moniques schouder. Ze bleef met gebogen hoofd zitten. Emma schoof naar haar toe en nam Amanda uit haar armen. Voorover gebogen hield ze haar tegen haar zwangere buik aan en jammerde. Het geluid van haar verdriet ging Monique door merg en been. Met moeite keek ze op haar horloge. Twaalf minuten voor vijf. Ze reikte naar haar tas en haalde er een blocnote uit. Met stramme vingers schreef ze de tijd op. Ze stond op en liep naar buiten. Mevrouw Van Doorn stond voor de caravan. Ze was op het geschreeuw afgekomen en had door het raam gezien wat er aan de hand was. De tranen stroomden over haar wangen. Monique pakte haar mobiele telefoon en draaide het nummer van het ziekenhuis.
“Ik wil een sterfgeval melden,” zei ze met verstikte stem. Ze verzamelde al haar kracht om Amanda’s gegevens door te geven. Toen ze de verbinding verbrak was haar gezicht nat van de tranen. Ze liet zich op de stoep zakken en verborg haar hoofd tussen haar armen. Emma’s gehuil raakte haar tot op het bot.
Ze voelde een hand op haar schouder.
“Ik ben zo terug,” zei Ad met een hese stem.
Even later kwam hij terug met Krijn. Zwijgend bleven ze buiten staan. Het begon licht te worden. Hier en daar gingen deuren open om te kijken wat er aan de hand was. Mevrouw Van Doorn vertelde het huilend aan haar buren en het ging als een lopend vuurtje over de camping.
“Wat doen we nu?” vroeg Krijn zachtjes aan Ad.
Ad keek hulpeloos naar Monique.
“Ze moeten een lijkschouwer bellen of een begrafenisondernemer als ze één hebben,” zei Monique met gebroken stem. “Die regelt de rest.”
“Blijft ze hier?” vroeg Ad.
“Hangt ervan af wat de ouders willen.”
“Misschien willen ze wel naar huis gaan,” zei Krijn.
“Ik zal iemand bellen om klaar te staan, voor het geval ze niemand hebben. Hij is in Sondijk,” zei Ad.
“Dat is misschien wel een goed idee. Jonge mensen hebben meestal dit soort dingen niet geregeld.” Monique voelde zich doodmoe. Haar lichaam deed pijn en voelde als lood.
Ze keken alle drie naar de open deur van de caravan. De vader en moeder zaten nog steeds voorover gebogen met Amanda in hun armen geknield op de grond. Amanda’s blote beentjes hingen slap neer. De schouders van de vader schokten. Hij huilde geluidloos. Emma huilde nog steeds hartverscheurend.
Krijn keek om zich heen. Achter de ramen van de andere huisjes zag hij mensen kijken. Hij liep naar de deur van de caravan en trok die zachtjes dicht. Ze merkten het niet.
“Dank je wel, Krijn,” zei Monique zacht.
Krijn beet op zijn lippen. “We kunnen hier niet de hele dag blijven staan,” zei hij.
“Misschien moeten we even koffie gaan drinken en zo terug komen,” opperde Ad voorzichtig.
“Ik ga nergens heen,” zei Monique. “Misschien hebben ze mij nodig. Emma is hoogzwanger. Je weet nooit wat er gebeurt.”
“Lieve hemel, dat is waar ook,” zei Ad verschrikt. “Daar had ik helemaal niet aan gedacht.”
Krijn pakte een tuinstoel voor Monique en trok haar overeind van de stoep.
“Ga zitten, Monique. We gaan koffie halen, komen zo terug.”
Hij duwde haar in de stoel en liep weg met Ad. Monique leunde achterover en sloot haar ogen. Ze had nog nooit zoiets meegemaakt. In al de jaren dat ze als arts werkte, was er heus wel eens iemand overleden. Dat waren de gevallen waar ze de meeste moeite mee had, maar zo’n kindje zonder leven in je armen hebben. Dat was nooit eerder gebeurd. Een klein kindje… Een klein, vrolijk meisje dat de dag daarvoor nog zo trots op haar nieuwe slippers was geweest. De tranen stroomden weer over haar wangen. Het was zo oneerlijk. Waarom moest zij sterven? Ze had haar hele leven nog voor zich. Ze maakte zoveel mensen blij. Iedereen op de camping was gek op haar. Zelfs mensen die haar maar een paar keer hadden meegemaakt.
Amanda was er niet meer… Hoe kon het leven zo onrechtvaardig zijn?
Ondanks de felle zon en de stralende blauw lucht was de hele camping in rouw gedompeld. Emma en Gerard, Amanda’s vader, hadden besloten om niet naar huis te gaan. Ze wilden op de camping blijven tot de dag van de begrafenis en hadden Ad gevraagd of het goed was. Hij was zo emotioneel geweest, dat hij geen antwoord had kunnen geven en alleen had geknikt.
Monique had gelijk gekregen dat er niets was geregeld en Ad had de uitvaartbegeleider in Sondijk gebeld. Hij was meteen die ochtend gekomen. Toen Ad hoorde dat het de wens van Emma en Gerard was om Amanda op de camping opgebaard te houden, maar dat het volgens de uitvaartbegeleider een probleem kon zijn met de temperatuur, had hij Krijn opdracht gegeven om een airco te installeren. Binnen twee uur was er een gloednieuwe airco aan het brommen in de caravan.
Het was een drukte van belang. Familieleden liepen af en aan en de caravan was te klein om iedereen te ontvangen. Tuinstoelen werden van de andere huisjes aangesleept en Krijn bracht alle tafels en stoelen uit de opslagruimte naar de caravan. Het leek wel een groot, zonnig terras op een plein, als niet iedereen zo verdrietig was.
Petra en Stavros bezorgden boterhammen en karaffen met frisse limonade. Ze probeerden Emma te dwingen om iets te eten maar tevergeefs.
Puck en Pam Peters, de tweeling die het welkomstcomité op de camping vormde, waren zich meteen om gaan kleden toen ze die ochtend op het werk waren verschenen en het nieuws hadden gehoord. In stemmig zwart kwamen ze terug. Ze waren helemaal niet meer uit elkaar te houden nu ze dezelfde zwarte kleren droegen.
Ze vingen alle familieleden bij de ingang van de camping op en begeleiden hen één voor één naar de caravan. Zo liepen ze heen en weer tussen de ingang en de caravan, ervoor zorgend dat niemand verdwaalde.
Eén echtpaar had geklaagd over het aantal mensen dat op bezoek kwam. Ad was vreselijk boos geworden en had zich moeten bedwingen om ze niet van de camping af te gooien. John had het opgelost door ze een groter huisje aan te bieden aan de andere kant van de camping. Ze namen het aanbod gretig aan.
“Als zij volgend jaar terug willen komen, zitten we vol,” had hij grimmig tegen zijn zoon gezegd. “Zorg dat je er een aantekening van maakt. Ik wil ze hier niet meer zien.”
John had zwijgend geknikt.
Denise had het nieuws toevallig gehoord toen ze die ochtend de winkel opende en de uitvaartbegeleider tegenkwam. Sondijk was een kleine plaats en iedereen kende elkaar. Ze had meteen voor vervanging in de winkel gezorgd en was naar de camping gegaan.
Ook zij was in zwart gekleed. Ze was naar Ad gegaan en had hem een paar kleurige, zijden shawls laten zien, die ze had meegenomen. Ze wilde ze aan Emma gegeven omdat ze wist dat de uitvaartbegeleider het speciale koelbed zou opmaken en de poten van het bed bedekte met lange doeken die tot op de grond hingen.
Ad had weer alleen maar geknikt. Een familielid had ze aangenomen en inderdaad hingen ze om het bed en omringden het in een vrolijke zee van kleuren.
Mark was Monique die ochtend met rode ogen tegengekomen toen ze onderweg was naar de EHBO post om Bas in te lichten. Huilend had ze hem verteld wat er gebeurd was. Hij had haar aangehoord en haar in zijn armen genomen om haar uit te laten huilen. Tegen zijn schouder aan had ze gesnikt tot ze wat rustiger was geworden. Mark wist hoe het was om een jonge patiënt te verliezen. In zijn drukke praktijk had hij al veel meegemaakt en het wende nooit. Toen Monique ietsje was bedaard, was hij meteen teruggegaan naar de caravan van de familie om te zien of hij iets kon doen.
Bas zou op de EHBO-post blijven en Monique moest een paar telefoontjes plegen. Er moest autopsie verricht worden omdat de doodsoorzaak niet bekend was. Ze belde met Jan Janus, de traumatoloog op de eerste hulp van het ziekenhuis in Sondijk en vroeg hem of hij er intern spoed achter kon zetten. Hij beloofde om het lichaam zo snel mogelijk op te laten halen en weer terug te bezorgen voor de opbaring. Monique was bang dat het allemaal te veel zou zijn voor de hoogzwangere moeder dus ze wilde het allemaal zo soepel en spoedig mogelijk afhandelen, zodat de familie afscheid kon nemen zoals zij dat wilden. Na een snelle douche was ze weer teruggegaan.
Bij de caravan gekomen klopte ze op de deur. Er hing een zwarte strik op die er eerder niet was. De gordijnen waren dicht.
Een familielid deed open. Amanda lag op de opbaartafel en Emma zat naast haar en streek met haar hand over haar voorhoofd. Als je niet beter wist, zou je denken dat het meisje sliep.
Monique voelde de tranen weer opkomen.
“Emma,” zei ze zacht.
Emma keek op. Haar ogen roodomrand, maar droog van het vele huilen van de afgelopen nacht.
“Amanda moet naar het ziekenhuis. Ze moeten autopsie verrichten om te kijken wat er gebeurd is.”
Emma knikte mechanisch en bleef met haar hand over het blonde haar van haar dochter strijken.
Monique keerde zich om en Gerard kwam achter haar aan.
“Hoelang moet ze blijven?” vroeg hij verstikt.
“Dat weten we niet. Het is moeilijk te zeggen. Het hangt er vanaf wat de doodsoorzaak is.” Toen ze het woord doodsoorzaak uitsprak, voelde ze een steen in haar hart en het was alsof iemand een strop om haar keel deed en strak aan trok.
Gerard knikte en ging terug naar zijn vrouw.
Amanda werd naar het ziekenhuis vervoerd en dezelfde avond teruggebracht. Jan Janus belde Monique meteen met de bevindingen van het onderzoek. Het bleek dat Amanda een acute hartstilstand had gehad in haar slaap. Het had elk moment kunnen gebeuren. Het had kunnen gebeuren toen ze een baby was en dan hadden ze waarschijnlijk gezegd dat het wiegendood was.
Monique vertelde Emma en Gerard het nieuws, maar het leek niet tot hen door te dringen.
“Amanda heeft een hartstilstand gehad,” zei ze.
Emma keek haar aan, maar Monique zag dat haar gedachten ergens anders waren. “De officiële naam is Brugada-syndroom, maar in de volksmond noemt men het bij baby’s wiegendood,” probeerde ze het te verduidelijken.
“Emma was geen baby meer,” zei de vader verward.
“Nee, maar het is hetzelfde als dat ze een baby was geweest. Het verschil zit erin dat ze vanaf de leeftijd van zes maanden bij baby’s autopsie kunnen verrichten en daardoor weten wat het is.”
Emma en Gerard leken allebei in het niets te staren.
Toen ze weer buiten kwam, stond Mark op haar te wachten.
“Ik heb hen net de doodsoorzaak verteld, maar ze reageren niet,” zei ze verdrietig.
“Het is normaal, Monique,” dacht Mark. “Het komt later wel weer naar boven als ze het rapport gaan lezen.”
Bedroefd keek ze hem aan.
“Ik weet niet wat ik moet doen,” zei ze zacht.
“Je doet al genoeg. Ook al lijkt het nu niet zo. Je bent er voor de ouders.”
Ze schudde het hoofd. Het verdriet was te pijnlijk en als het al zo voor haar voelde, hoe onverdraaglijk moest het dan wel voor de ouders zijn?
“Ga een beetje rusten,” zei hij.
“Ik kan niet. Ik ben veel te bang dat er iets met Emma gebeurt.”
“Ik blijf hier. Ga jij slapen. Al is het maar een uurtje. Ik wacht tot je terug bent.”
“Nee Mark. Ik moet blijven.”
“Niemand heeft er iets aan als jij hier van vermoeidheid instort. Geef me je nummer. Ik bel je meteen als er iets aan de hand is. Ik beloof het.”
Ze wilde haar nummer zeggen, maar kon het zich niet herinneren. Ze pakte haar mobiele telefoon en begon onzeker op de toetsen te drukken. Mark nam de telefoon van haar over en drukte zijn nummer in. Toen de telefoon in zijn zak begon te rinkelen, drukte hij op een knop.
“Nu heb je mijn nummer en ik dat van jou,” zei hij terwijl hij het nummer in het geheugen van de telefoon opsloeg en het mobieltje aan haar teruggaf. ”Ga naar huis, ga slapen. Ik bel je als er iets is.”
Ze twijfelde nog steeds.
“Wil je je tas hier laten? Voor het geval er wat is?”
Verdwaasd keek ze hem aan.
“Monique, ik ben ook arts. Ik weet wat ik moet doen. Geef mij je tas en ga naar huis,” zei hij dringend.
Met grote ogen keek ze hem aan en gaf hem tenslotte haar dokterstas. Zonder iets te zeggen, keerde ze zich om en liep weg.
Bas kwam ’s ochtends bij de EHBO-post aanlopen en zag een groep jongens op de grond zitten voor het hek. Ze waren met zijn vijven en zagen er niet uit alsof ze geslapen hadden. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat één van de jongens een bloedende wond had aan het hoofd. Het bloed was al aardig gestold.
“Wat is er aan de hand?” vroeg hij.
“We wachten op de dokter,” zei een jongen.
“Ik ben de dokter.”
Ze kwamen overeind en hielpen hun vriend met de hoofdwond op.
“Au, mijn arm,” kreunde hij.
Bas zag dat zijn pols in een vreemde hoek hing aan de onderarm.
“Dat ziet er gebroken uit.”
“Wat?”
“Zijn arm. Hebben jullie dat niet gezien?”
Onnozel staarden ze naar hun vriend. Hij hield met een pijnlijk gezicht zijn onderarm tegen zich aan gedrukt.
“Met wie zijn jullie hier op de camping?” vroeg Bas.
“Onze ouders.”
“Ga zijn ouders halen en kom terug naar de EHBO-post.”
De jongens twijfelden en keken van de een naar de ander.
“Hij moet naar het ziekenhuis.” Bas legde voorzichtig zijn hand op de jongen zijn schouder en duwde hem zachtjes in de richting van de deur.
“Nou? Kom op. Ga zijn ouders halen,” maande hij het stel nogmaals en opende de deur van de EHBO-post.
In de behandelkamer, toen hij dicht bij de jongen stond, rook hij een sterke alcoholgeur.
“Wat is er gebeurd?” vroeg hij.
“Ik ben gevallen.”
“Heb je gedronken?”
De jongen knikte. Hij hield nog steeds met zijn ene hand zijn onderarm vast.
“Kun je je hand bewegen?”
De jongen probeerde zijn hand te bewegen maar zijn gezicht vertrok van pijn. Hij werd zo mogelijk nog bleker.
“Het is gebroken,” zei Bas. “Je moet naar het ziekenhuis voor foto’s.”
“Moet het in gips?”
“Ja.”
“Moet het echt? Als het in gips zit, kan ik niet voetballen.”
“Hoe kan het dat je niet gemerkt hebt dat het gebroken was?” vroeg Bas korzelig.
De jongen probeerde zijn schouders op te halen, maar kreunde van pijn.
“Ik dacht dat ik alleen mijn hoofd had gestoten toen ik was gevallen.”
“Je hebt het niet gemerkt omdat je dronken was,” zei Bas streng. “Je kunt waarschijnlijk de komende zes weken niet voetballen.”
“Zes weken!”
“Ik zal de hoofdwond schoonmaken en als je ouders er zijn, moet je meteen naar het ziekenhuis in Sondijk. Hoe heet je?”
“Simon.”
“Hoe oud ben je Simon?”
“Zestien.”
“Zestien en dan ga je met je vrienden uit drinken?”
Simon gaf geen antwoord. Bas maakte de hoofdwond schoon. De huid was open tot onder de haargrens en hij desinfecteerde het zorgvuldig.
“Het is niet diep, dus ik hoef het niet te hechten. Je hebt geluk.”
Er werd op de deur geklopt.
“Binnen,” riep Bas.
Een man en een vrouw kwamen binnen stappen. Simon bleef met neergeslagen ogen op de behandeltafel zitten.
“Ik ben zijn moeder,” zei de vrouw en wees op Simon. “Wat is er gebeurd?”
“Ik denk dat hij zijn pols heeft gebroken,” zei Bas. “Maar hij moet naar het ziekenhuis voor foto’s om het zeker te weten. Verder heeft hij een hoofdwond. Het ziet er erger uit dan het is.”
De man bleef bij de deur staan, maar de vrouw kwam dichterbij.
“Je hebt gedronken,” zei ze toen ze haar zoon rook.
Simon gaf geen antwoord.
“Weet u waar het ziekenhuis in Sondijk is?” vroeg Bas.
De vrouw keek naar de man en hij knikte.
“U kunt beter meteen gaan,” zei Bas en hij liep naar de kraan om zijn handen te wassen.
Simon gleed van de behandeltafel af en liep naar de deur. Hij keek de man niet aan en liep langs hem heen. Zijn moeder volgde.
“Dank u wel dokter,” zei ze nog.
Bas knikte. Hij vroeg zich af wie een zestienjarige sterke drank had geserveerd. Hij wist zeker dat het niemand van de camping was. De kans was groot dat één van de jongens 18 jaar of ouder was en dat die het had gekocht voor de rest. Ze waren veel te jong om hier al mee te beginnen.
Hij dacht aan Amanda. Ze was zo nieuwsgierig en vol leven geweest. Het stond op zijn netvlies gegrift hoe ze huppelde naar de campingwinkel.
Deze tieners maakten de verkeerde keuzes. Nu had de jongen een hoofdwond en een gebroken arm door zijn eigen stommiteit, maar het had ook erger kunnen zijn. Ze waren nu al bezig hun kansen in het leven te vergooien en een klein meisje dat het leven wilde hebben, was het kwijt.
Hij zuchtte diep. Het had geen zin om hier bij stil te staan. Toch liet Amanda hem wat dieper over de dingen na denken. Hij hoorde iemand binnenkomen.
“Komt u verder,” riep hij.
“Goedemorgen,” zei de vrouw.
“Goedemorgen,” groette Bas terug.
“Is de dokter er niet?” vroeg ze om zich heen kijkend.
“Ik ben de dokter,” zei Bas.
“Oh, ik bedoelde de vrouwelijke arts.”
“Monique. Nee, Monique is er niet. Kan ik u helpen?”
“Ik ben Cora Altman. Ik was laatst bij de andere dokter. Heeft ze er misschien een aantekening van gemaakt?” Ze keek Bas hoopvol aan.
“Nee.” Hij schudde zijn hoofd.
“Oh.” Ze zweeg even. “Ik ben een ex-kankerpatiënt. Nou, nog niet helemaal ex want ik ben de vijfjaar-grens nog niet gepasseerd.”
“Wat kan ik voor u doen?” vroeg Bas vriendelijk.
“Ik was laatst hier voor kortademigheid, maar de dokter kon niets horen in mijn longen. Maar misschien heb ik wel een hartritmestoornis, want ik hoorde laatst dat als gevolg van de bestraling je hartfalen kunt hebben.”
“Zal ik even naar uw hart luisteren?”
“Graag dokter.” Ze knoopte haar blouse open.
Bart plaatste zijn stethoscoop op Cora’s borst en luisterde intensief. “Tikt als een klokje,” zei hij.
“Weet u het zeker?”
Bas luisterde weer. “Niets aan de hand. Zeer regelmatig.”
“Oké. Dank u wel dokter.” Cora knoopte haar blouse dicht en stond op.
“Je kunt nooit te voorzichtig zijn,” zei ze.
“Dat is waar,” antwoordde Bas.
“Dag dokter en bedankt.”
“Dag mevrouw Altman,” groette Bas terug.
Monique zat voor de caravan van Emma en Gerard toen Mark aan kwam lopen. Petra Dakliakis had net thermoskannen met koffie en plakken ontbijtkoek gebracht en Monique had koffie voor zichzelf ingeschonken. Ze was de enige persoon voor de caravan, want het was nog vroeg. Familieleden en belangstellenden kwamen pas rond elf uur.
“Ben je er allang?” vroeg Mark toen hij bij haar aan tafel ging zitten.
Ze knikte en dronk langzaam haar koffie.
“Heb je geslapen?”
“Een beetje.”
“Wat is een beetje? Hoelang?”
Ze haalde haar schouders op.
“Monique…” Hij pakte haar hand en ze volgde met haar blik wat hij deed. Met zijn andere hand streelde hij de bovenkant van haar hand. Het voelde heerlijk vertrouwd en ze slaakte een diepe zucht om de opgekropte spanning te laten ontsnappen.
Zich dichter naar haar toe buigend, zei hij weer haar naam. Ze kreeg de bijna onbedwingbare neiging om naar hoofd op zijn schouder te leggen en haar ogen te sluiten.
“Monique! Als je een patiënt verliest, is het altijd een nare ervaring die soms lang blijft hangen. Maar er is hulp voor. Je kunt met iemand praten. Heb je op internet gekeken?”
“Ik heb daar helemaal niet aan gedacht,” zei ze hem in recht in ogen aankijkend.
“Misschien moet je dat toch doen, want ik maak me zorgen over je. Je eet en slaapt nauwelijks. Je praat bijna niet. Dat is niets voor jou. Dat is niet de Monique die ik mij herinner.”
“Dit grijpt me altijd aan,” zei ze.
“Ik weet het, maar dit is het risico van het vak dat we gekozen hebben. Helaas hoort het erbij.”
“Het zou er niet bij moeten horen als het zo’n klein kindje is.”
“Helaas wel, Monique, ook als het zo’n klein kindje is. We kunnen niet iedereen redden. En zeker niet als iemand in zijn slaap overlijdt. Jij had er niets aan kunnen doen. Voor hetzelfde geld waren ze thuis geweest of uit logeren bij iemand. Het had overal kunnen gebeuren.”
Ze zuchtte verdrietig. Hij stak zijn hand uit en streelde haar wang.
“Monique…”
Ze voelde de tranen weer opkomen en sloot haar ogen. Ze legde haar wang in de palm van zijn hand en liet haar hoofd even zakken. Hij liet haar hand los en streek haar haren uit haar gezicht.
“Weet je wat? We gaan straks een strandwandeling maken. We wachten tot er iemand anders aanwezig is en dan gaan we weg. Even uitwaaien.”
“We kunnen hier niet allebei weg.”
“Dat kunnen we wel. We blijven niet lang. Bas is dichtbij en ze kunnen ons bellen als er iets is.”
“De baby kan elk moment komen.”
“Ze is 37 weken,” zei Mark.
“37 weken en 6 dagen. Je weet net zo goed als ik dat het vanaf 38 weken elk moment spontaan kan gebeuren.”
“Je moet er even uit, Monique. Een wandeling van een half uur kan echt geen kwaad. Straks zit het hier weer vol mensen en die kunnen alles in de gaten houden.”
“Wie kan alles in de gaten houden?” vroeg mevrouw Van Doorn, die net aan kwam lopen.
“Ik probeer Monique over te halen om even een wandeling te maken zodat ze even de zinnen kan verzetten, maar ze wil Emma niet alleen laten.”
“Ja, je moet er even uit, Monique. Ik blijf wel hier. Ik bel je meteen als er iets is. Gaan jullie maar.” Mevrouw Van Doorn trok een stoel naar achteren en ging zitten terwijl ze gelijktijdig gebaarde dat Monique op moest staan.
Mark stond op en trok Monique overeind. Onzeker keek ze achterom naar de caravan die nog in diepe rust leek. De deur was dicht en de gordijnen gesloten.
“Ga nou maar,” zei mevrouw Van Doorn. “Ik ga nergens heen tot je terug bent.” Ze trok de koffiekan naar zich toe en schonk een mok in.
Mark legde zijn hand tegen Moniques rug en begeleidde haar weg. Ze liepen over de duinen naar het strand. Een zwoele zeebries kwam hen tegemoet. Monique trok haar sandalen uit toen ze op het zand stond. De wind waaide de wijde witte, linnen broek die ze droeg, strak om haar benen.
Er waren nog niet zoveel mensen op het strand. Hier en daar zag je iemand een parasol opzetten of een luchtbed oppompen. Een hond rende vrolijk achter een frisbee aan, die sierlijk door de lucht zweefde. Het beloofde een stralende dag te worden als je naar de heldere blauwe lucht keek boven de zee. Witte schuimkoppen van de golven rolden achter elkaar over het strand.
“Ik kan me heel goed voorstellen dat je het heerlijk vindt om hier te werken,” zei Mark. “Je bent elke dag bij de zee. Je kunt gaan wandelen in de duinen. Heel anders dan mijn praktijk in een drukke straat waar de tram door heen klingelt en bromfietsers scheuren met opgevoerde motoren.”
“Ik ben er ook blij mee. Zo’n praktijk als van jou zou niets voor mij zijn.”
“Ik vraag me af of mijn praktijk iets voor mij is.”
“Hoe bedoel je?”
Hij haalde zijn schouders op. “Ik ben er ingerold, maar als ik de keus had gehad, had ik het waarschijnlijk anders gedaan.”
“Maar je hebt toch altijd een keus?”
“Dat is waar.”
Zwijgend liepen ze verder. Monique liep met haar blote voeten door de branding. Haar bruine haren wapperden vrolijk in de wind. Ze haalde diep adem. Het was lekker om er even uit te zijn. Mark had gelijk gehad. Het deed haar goed om even uit te waaien.
“Vind je het niet prettig nu je aan het wandelen bent?” vroeg hij alsof hij haar gedachten kon lezen.
“Ja, je had gelijk.”
“Ik zie het aan je. Je ontspant helemaal.” Hij keek haar glimlachend aan.
Hoe kon hij na al die jaren nog weten hoe ze zich voelde? En als hij het zo goed wist, hoe had hij haar dan pijn kunnen doen? Meteen schudde ze die gedachte van zich af. Het was niet belangrijk. Het deed er niet toe. Waarom zou zij met haar herinneringen in het verleden blijven zitten als de ouders van Amanda belangrijkere zaken aan hun hoofd hadden? Hun verdriet woog veel zwaarder dan een gebroken hart van jaren geleden. Ze moest er niet zo bij stil blijven staan. Ze was gewoon aan het wandelen met een oude vriend. Niets meer en niets minder.
Mark kwam dichterbij haar lopen en legde zijn hand op haar rug. Hij boog zich naar haar toe.
“Gaat het?” vroeg hij. Zijn ogen waren misschien een twintig centimeter van die van haar verwijderd. Hij was zo dichtbij dat ze zijn aftershave kon ruiken. Hij rook heerlijk. Onwillekeurig dwaalden haar ogen naar zijn mond. Hij zag het. Verward trok ze zich terug.
“Ja,” zei ze en stapte stevig door. Ze keek op haar horloge. “Ik denk dat we terug moeten gaan.”
Mark liep achter haar aan en regelde zijn pas met de hare tot ze weer gelijk op liepen. Het werd drukker op het strand. Kinderen werden zorgvuldig ingesmeerd met zonnebrand olie. Koelboxen werden in het zand gegraven en luchtbedden dobberden op de zee.
Bij het pad aangekomen dat leidde naar de camping, klopte Monique haar voeten af en wilde haar sandalen aantrekken. Ze wankelde even en verloor haar evenwicht totdat ze Marks armen om haar heen voelde.
“Voorzichtig,” zei hij met een glimlach. Hij liet haar niet meteen los.
“Dank je wel.” Ze slikte, deed een stap achteruit en schoof snel haar andere voet in de sandaal.
“Blijf je de rest van de dag bij de familie?” vroeg hij.
“Nee, vanmiddag moet ik op de EHBO-post blijven.”
“Wil je dat ik in de buurt blijf?”
“Jij bent op vakantie, Mark. Ik kan dat niet van je verwachten.”
“Wil jij dat ik in de buurt blijf?” vroeg hij iets nadrukkelijker en stond stil.
“Graag.” Ze keerde zich naar hem toe. “Dank je wel.”
“Graag gedaan, Monique.”
“Ik kom je dan gelijk aflossen als ik de EHBO-post sluit.”
“Neem je tijd. Ik wacht wel.”
Onderzoekend keek ze hem aan. “Waarom doe je dit allemaal, Mark?”
“Ik wil jou helpen.” Hij aarzelde even en ging toen verder. “Ik wil bij jou in de buurt zijn.”
Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze waren bij de caravan aangekomen en verwonderd liep ze naar de deur.
“Tot straks, Mark.”
“Tot straks, Monique.”
Ze klopte op de deur en ging naar binnen om te kijken of alles goed was met Emma.
Ad en Denise zaten in het strandpaviljoen Zorba naar de zonsondergang te kijken. Op tafel stonden twee glazen wijn. Ze hadden hun stoelen naar de zee gekeerd en keken zwijgend hoe de golven op het strand rolden, scherp afstekend tegen het diep oranje van de lucht.
“Moet je niet weer aan het werk gaan?” vroeg Ad.
Denise had, sinds ze het nieuws van Amanda had gehoord, een vervanger in de winkel. Maar als ze de kas ‘s middags ging opmaken, waren er maar weinig inkomsten en iedereen had naar haar gevraagd. Ze was de hele dag op de camping.
“Misschien wel,” zei ze. Ze nam een slokje van haar wijn en zette het glas weer zorgvuldig op tafel.
“Ik ben echt totaal niet geïnteresseerd,” ging ze verder. “Ik moet er niet aan denken om klanten te adviseren welke kleur hun beter staat. Of dat ze toch beter de broek in plaats van de rok kunnen nemen. En dan misschien deze ketting…” Ze deed sarcastisch haar klanten na. “Er zijn veel belangrijkere dingen op de wereld, Ad.”
“De boetiek zorgt voor je inkomsten,” zei Ad nuchter.
“Ik weet het, maar ik heb al genoeg weg gezet om niet meer te hoeven werken.” Ze staarde voor zich uit. “En ik heb geen kinderen, dus eigenlijk geen reden om meer geld te verdienen.”
“Je bent nog jong, je kunt altijd nog kinderen krijgen.”
“Nee Ad. Ik ben 43.”
“Stond er niet een tijdje terug in één van die roddelblaadjes dat een vrouw in Italië een kind had gekregen op haar tweeënzestigste?”
“Ja, maar dat is niets voor mij, Ad. Ik wil geen oma zijn in leeftijd en moeder tegelijkertijd. Ik vind mezelf nu al te oud.”
De zon zakte als een gloeiend rode bol in de zee. Binnen een paar minuten was ze onder en liet alleen een prachtig gekleurde hemel achter.
“Bovendien,” ging Denise verder. “Je moet toch echt een partner hebben om een kind te krijgen.”
“Dat kan voor jou toch niet zo moeilijk zijn, Denise. Je bent een mooie vrouw.”
Denise haar hart maakte een sprongetje.
“De man die ik wil, is niet in mij geïnteresseerd.”
Ad keek vlug opzij. Had ze een oogje op iemand? Dat wist hij niet en het zon hem ook niet.
“Ik kan me dat niet voorstellen, Denise.”
Voorzichtig ging ze verder.
“Hij heeft ook al een kind, dus ik kan het waarschijnlijk wel vergeten.”
“Als hij geen kind met jou wil, is hij je liefde niet waard.” Ad verschoof ongemakkelijk op zijn stoel. Hij vond het geen leuk idee dat Denise verliefd was op iemand en hij wist niet wie het was.
“Het moet klikken tussen twee personen en dan moet je het nog allebei willen. De meeste mannen van mijn leeftijd hebben al kinderen en staan niet te springen om er nog één te verwekken,” zei ze.
Ad wist niet wat hij hierop moest zeggen. Denise was een goede vriendin en soms dacht hij dat ze misschien iets meer in hem zag, maar ze was altijd aan het flirten met iemand anders. Als ze met hem flirtte vond hij het prettig zoals laatst met de dames van de kankerbestrijding. Maar hij kon het niet serieus nemen. Helaas… Ze brachten veel tijd samen door, maar het leek meer een op een relatie van broer en zus. Wat zou ze ook in hem zien? Hij was ouder en niet zo hip en vlot gekleed. Dat wist hij zelf ook wel. Denise was de crème de la crème. Daar kon hij niet aan tippen. Als ze naast hem liep, keken alle mannen naar haar. Hij had soms de neiging moeten bedwingen om zijn arm om haar schouders te slaan, zodat de mannen minder zouden kijken. Maar het zou waarschijnlijk toch niet helpen. Ze was een mooie vrouw en behalve dat was ze ook een sexy vrouw.
“Maar misschien moet ik inderdaad weer aan het werk gaan. Je hebt gelijk. Het is alleen zo verdrietig.” Ze voelde de tranen opkomen en nam een grote slok wijn. “Ik heb nooit kinderen gehad, maar ik kan me zo goed voorstellen hoeveel pijn het moet doen. En Amanda was zo’n schatje met haar blonde krullen. Ze liet iedereen lachen.” Haar stem brak en ze kon niet verder gaan.
“Je hoeft je voor mij niet groot te houden, Denise,” zei Ad zachtjes en gaf haar zijn zakdoek. Ze nam het aan en depte haar ogen.
“Als ik zo’n kleintje had gehad, zou ik haar geen seconde uit het oog verliezen.”
“Dit had niemand kunnen voorzien, Denise.”
“Ik weet het.” Ze bleef even stil en snoot toen haar neus. “Maar weet je dat er slaapmonitoren zijn? Als het kindje stopt met ademhalen gaat er een bel rinkelen.” Ze gaf de zakdoek terug. Ad stopte het zonder er bij na te denken terug in zijn broekzak.
“Misschien moeten we er een voor ze kopen als de baby geboren wordt?” vroeg hij.
“Ik dacht er al aan, maar denk je niet dat ze het vervelend zullen vinden?”
“Ik denk het niet.”
“Misschien moeten we het inderdaad doen, want ze zijn best wel duur.”
“Bestel jij het en dan geef ik je het geld.”
“Nee Ad, ik kan het zelf wel kopen.”
“Dat weet ik en daar gaat het helemaal niet om. Ik wil het graag samen doen. Het zal ze misschien rustiger laten slapen met de nieuwe baby.”
Denise slaakte een diepe zucht. “Ik vind het zo erg.”
“Ik ook.”
“Ik voel me zo hulpeloos. Er is helemaal niets dat je kunt doen.”
“Nee.” Ad bleef even stil. “Ze gaan na de begrafenis ook meteen weer weg.”
“Ik kan het me voorstellen. Het verbaasde me al dat ze hier bleven.”
“Ze wilden hier blijven omdat Amanda het zo leuk had. Ze wordt van hieruit ook begraven.”
“Wanneer is dat eigenlijk?”
“Overmorgen.”
“Ga jij?”
“Natuurlijk ga ik.”
“Kan ik met je mee?”
“Ik zou niets liever willen.” Ad pakte Denises hand en kneep er lichtjes in. “Ik kan wel wat steun gebruiken.”
“Ik weet niet of ik je dat op zo’n dag kan geven,” zei ze weifelend.
“Je steunt mij altijd met je aanwezigheid, Denise Santegoets,” zei Ad plechtig.
“Dank je wel, Ad Kerstemaker…” Ze probeerde te glimlachen, maar het lukte niet echt.
Hand in hand bleven ze zitten, allebei blij dat ze nu niet alleen waren met hun verdriet om de kleine Amanda.
Monique had moeite om zich te concentreren op de klachten van de patiënten die ‘s middags naar de EHBO-post kwamen. Ze vond het allemaal zo onbenullig, dat ze geïrriteerd raakte. Het ergste was misschien wel dat ze het zich realiseerde en ook wel wist hoe het kwam, maar er niets aan kon doen. Als je over een tentharing struikelde, was het je eigen stomme schuld. Als je boterhammen met tonijn mee naar het strand nam en ze in de volle zon liet liggen voor je ze op at, was het je eigen stomme schuld als je voedselvergiftiging kreeg.
Monique had er vandaag gewoon geen geduld voor. Ze vond dat al die mensen hun leven gewoon verknoeiden. Het was niet eerlijk. Als ze had kunnen toveren, zou ze wel weten wat ze zou doen. Meteen drong ze die gedachte weg. Ze was arts en het was haar taak om levens te redden, of tenminste de mensen te helpen. Ze vond het zo erg dat Amanda niet meer leefde, dat al het andere erdoor aanstellerij leek. Als ze iets kon doen om haar tot leven te wekken had ze het zonder aarzelen gedaan. Wat het ook was.
Ze ging de zoveelste kop koffie voor zichzelf zetten. Op een of andere manier hield de koffie haar rustig. Ze had geen eetlust, maar de koffie kalmeerde haar. De warme drank liet haar even niet aan Amanda denken. Kinderen dronken geen koffie. Het enige moment dat ze de afgelopen uren niet aan Amanda had gedacht, was tijdens de strandwandeling met Mark. Heel even had ze de neiging gehad om hem tegen zich aan te trekken. Ze hem had hem zelfs willen kussen.
Ze dacht het idee dat hij dat ook wilde. Waarom was hij anders naar de camping gekomen? Hij was constant in haar buurt. Vroeg of ze dit wilde, dat wilde, of hij iets anders voor haar moest doen. Ze wist bijna zeker dat als ze hem zou vragen om haar voeten midden op straat te masseren, hij het zou doen.
Maar het gekke was, ze wilde het ook. Ze wilde dicht bij hem zijn. Terwijl ze al die jaren boos was geweest. Nu niet meer. Ze was helemaal niet boos. Ze wilde dat hij haar aan zou raken, dat hij haar zou kussen. Ze wilde het verdriet om Amanda vergeten…
Met een schok realiseerde ze zich wat er aan de hand was. Ze wilde intimiteit met iemand om die schrijnende pijn niet te hoeven voelen! Mark was de meest voor de hand liggende kandidaat met wie dat zou kunnen. Of zocht ze nu toch redenen voor zichzelf om haar gevoelens voor Mark goed te praten?
Geërgerd schudde de campingarts het hoofd. Ze werd doodmoe van zichzelf. Lichamelijk en geestelijk was ze op en daardoor kon ze niet goed nadenken. Maar als dat zo was, moest ze ook uitkijken op de EHBO-post. Ze kon het zich niet veroorloven om fouten te maken.
Ze keek om de hoek van de deur van de behandelkamer. Leeg. Gelukkig. Ze had echt geen zin meer in patiënten. Ze liep terug naar haar bureau en zakte neer.
“Hoi,” hoorde ze opeens.
Mark stond in de deuropening. Hij droeg een spijkerbroek met een wit T-shirt. Zijn natte haar was achterover gekamd.
“Kom, we gaan wat eten,” zei hij.
“Ik kan hier niet weg, Mark. Bas is er niet.”
“Je bent nog drie kwartier open. Ik blijf hier voor het geval iemand komt en jij gaat naar huis om je om te kleden.”
Verbluft keek ze hem aan. “Ben je het allemaal aan het regelen?”
“Ja.” Hij liep naar haar toe en trok haar achter het bureau vandaan.
“Naar huis, jij.” Hij ging achter het bureau zitten. “En blijf niet te lang, want misschien ga ik het hier nog wel leuk vinden,” plaagde hij en keek tevreden om zich heen.
Ze gaf zich gewonnen. “Waar gaan we naar toe?” vroeg ze.
“Naar Sondijk.”
“Oké. Ik ben zo terug.”
Binnen een half uur was ze inderdaad terug op de EHBO-post. Fris gedoucht en licht opgemaakt kwam ze de behandelkamer binnen.
“En wat is er aan de hand, mevrouw?” grapte Mark. Hij kwam met de stethoscoop in zijn hand op haar af lopen.
“Waren er patiënten?” vroeg ze en weerde hem af.
“Niemand.”
“Ik loop nog even snel langs Emma en Gerard om te zeggen dat ik weg ben.”
“Hoeft niet. Heb ik al gedaan. Ad, Krijn en Denise houden alles in de gaten.”
“Heb je gezegd dat we uit gaan eten?” vroeg ze verrast.
“Ja. Had ik dat niet moeten doen?”
“Het maakt niet uit.” Ze had opeens een vreemd gevoel dat hij tegen haar vrienden had gezegd dat ze uit eten gingen. Waarom wist ze niet, want op de camping wisten de medewerkers bijna alles van elkaar. Ook al had Mark niets gezegd, de kans was groot dat ze in Sondijk een bekende zouden tegenkomen en dan wist toch iedereen op de camping het de volgende morgen al. Het was meer dat hij zo amicaal was met al ‘haar’ mensen. Ze schudde het van zich af. Het sloeg allemaal nergens op, riep ze zichzelf in stilte tot de orde.
“Gaan we met jouw auto of mijn auto?” vroeg ze.
“Wat jij wilt. Jij kent de weg, dus het is misschien makkelijker als jij rijdt? Maar als jij wil drinken, gaan we met mijn auto.”
Ze schudde het hoofd. Haar hoofd moest helder zijn voor het geval Emma’s bevalling begon.
“Laten we maar met mijn auto gaan.” Ze sloot de EHBO post af. Bij haar auto aangekomen floot Mark zachtjes tussen zijn tanden.
Onwillekeurig glimlachte ze even. Haar BMW-cabriolet had wel vaker die uitwerking op mannen. Ze richtte haar sleutel op de auto, drukte op de knop en de kap gleed naar beneden.
“Dit is jouw auto?” vroeg hij bewonderend.
“Ik heb de sleutel,” zei ze en liet die lachend voor zijn neus bungelen. Ze ging achter het stuur zitten. Vlot manoeuvrerend reed ze door het verkeer en al gauw waren ze in Sondijk. Monique werd overal gegroet toen ze naar het restaurant liepen.
“Iedereen kent je hier,” zei Mark met enig ontzag.
“Ach, het is een klein dorp. Net één grote familie.”
“Dat heb ik gemerkt. Ik vind het geweldig hoe iedereen zo bij elkaar komt en helpt met Emma en Gerard.”
Hij hield de deur voor haar open en liet haar eerst naar binnen gaan.
De avond vloog om. Het eten was heerlijk. Ze zaten ontspannen over van alles en nog wat te kletsen. Ze hadden nog steeds dezelfde humor, haalden oude herinneringen op en vertelden elkaar anekdotes over de afgelopen jaren. Omdat ze hetzelfde beroep uitoefenden, herkenden ze veel van elkaar en soms hoefden ze niet eens een zin af te maken, want de ander begreep het al.
Onderweg naar huis voelde Monique haar reserves wegzinken. Het was leuk om met Mark uit te zijn. Hij was vrijgezel en zij was vrijgezel. Ze konden doen wat ze wilden.
De straatverlichting brandde toen ze door de smalle straatjes van de camping liepen.
“Dit is mijn huisje,” zei Monique en stond stil voor haar deur.
“Woon je alleen?” vroeg Mark.
“Ja. Bas heeft een eigen stacaravan en ik heb dit huisje. Alle andere medewerkers van de camping wonen ook op de camping of vlak in de buurt.”
“Verschil moet er wezen,” grapte hij. “Ik heb een hele leuke avond gehad,” vervolgde hij zacht en deed een stap naar haar toe. “Het is lang geleden dat het zo gezellig was.”
Onderzoekend keek ze hem aan. Bedoelde hij dat het lang geleden was, dat het voor hun samen zo gezellig was, of dat het lang geleden voor hem was, dat hij het gezellig had gehad? Voordat ze er nog verder over na kon denken, stak Mark zijn hand uit en streek haar haren uit haar gezicht. Zijn hand gleed lager en bleef in haar nek liggen.
“Monique…”
Ze keek naar hem op. Hij legde zijn andere hand op haar wang, trok haar gezicht naar hem toe en keek haar aan. Als ze het niet wilde, moest ze zich nu terug trekken. Ze stribbelde niet tegen. Hij boog voorover en zijn lippen raakten de hare. Zijn kus was zacht en warm. Met haar armen om zijn hals kuste ze hem terug. Haar lippen gingen open en het puntje van zijn tong raakte de hare. Ze voelde zijn hand over haar rug glijden en haar dichter tegen zich aan trekken. Vol overgave kuste ze hem terug. Een verlangen wat ze lang niet had gevoeld, maakte zich van haar meester. Hij drukte zijn onderlichaam tegen haar aan en ze merkte opgewonden dat hij het ook voelde.
“Misschien moeten we naar binnen gaan,” fluisterde hij hees in haar oor.
Een rilling van genot liep over haar rug. “Ik denk het ook.” Langzaam liet ze hem los en maakte de deur open.
Toen Monique de volgende ochtend wakker werd, was het eerste dat in haar opkwam dat vandaag Amanda’s begrafenis was. Verdrietig bleef ze liggen totdat ze een beweging naast zich voelde. Mark! Even wist ze niet wat ze moest doen. Zou ze doen alsof ze nog sliep? Zou ze zachtjes het bed uit sluipen?
Maar waarom zou ze dat doen? Ze was een volwassen vrouw en het was haar huis. Ze had geen zin om op Mark te wachten. Ze wilde zich aankleden en aan het werk gaan. Bas zou de middagdienst doen omdat zij naar de begrafenis ging met Ad en Denise. Ze moest nu wel opstaan. Voorzichtig schoof ze uit bed en keek over haar schouder naar Mark. Hij was nog in diepe rust. Ze pakte snel haar kleren, liet een briefje voor hem achter en ging de kamer uit. Ze kon koffie op het werk drinken.
De ochtend verliep rustig. Ze had tijd om na te denken en hoe meer ze erover nadacht, hoe meer ze vond dat ze het niet had moeten doen. Niet dat het wat uitmaakte. Ze had een hartstikke leuke avond gehad. Een heerlijke avond zelfs! Er kwam een glimlach om haar lippen. In bed was het net als vanouds geweest. Ze wisten precies wat ze moesten doen om elkaar tot het uiterste te drijven. Maar toch zat het haar niet lekker. Ze kon er niet precies haar vinger op leggen.
Amanda… Vandaag werd ze begraven. Een krampachtig gevoel maakte zich meester van haar, alsof haar maag werd samengeknepen. Het zou een zware dag worden voor hen allemaal. Het kleine meisje had onbewust bij een groot aantal mensen een onuitwisbare indruk gemaakt.
Ze moest zorgen dat ze goed voorbereid zou zijn, voor het geval er iets mis zou gaan. De baby kon elk moment komen en ze was bang dat de emotie zijn tol zou eisen bij Emma.
“Dokter, dokter,” hoorde ze buiten roepen. Haastig stond ze op. Er stonden twee jongens voor de deur die elkaar ondersteunden. Beide stonden op één been. Het andere been hielden ze krampachtig omhoog. Bloed stroomde op de grond.
“Kom binnen,” zei ze enkel.
Moeizaam probeerden ze naar binnen te hinkelen, een stroom van bloed achter latend. Ze stapte op hun toe om ze te helpen en een zware alcohol lucht sloeg haar tegemoet. Een golf van woede sloeg door haar heen.
“Hebben jullie gedronken?” vroeg ze verbeten.
“Een paar biertjes, dokter,” zeiden ze. Hun ogen waren bloeddoorlopen en ze konden nauwelijks de woorden goed uitspreken.
“Een paar biertjes?” reageerde ze minachtend. “Het verbaast me dat jullie de weg naar de EHBO-post konden vinden.”
“We hebben in glas getrapt, dokter,” zei een van de jongens zielig.
Ze gebaarde dat ze moesten gaan zitten. De jongen die dichtbij haar stond, verloor bijna zijn evenwicht toen hij wilde gaan zitten en greep zich vast aan Monique. De walm die haar tegemoet kwam, liet haar bijna kokhalzen. Met veel moeite ging hij zitten. Toen hij voor haar zat en zijn voet omhoog hield, zag ze een bruin stuk glas uitsteken. Glas van een bierflesje. Ze probeerde zichzelf rustig te houden door diep adem te halen maar inwendig was ze woedend. Hoe durven ze zo met hun gezondheid te spelen, terwijl er een klein meisje in een kist lag om begraven te worden? Een mooi, klein meisje dat niemand lastig viel in tegenstelling tot deze zatlappen die met hun geschreeuw en gebral regelmatig de halve camping wakker hielden! Ze slaakte een diepe zucht en keek op. Ze zaten haar schaapachtig aan te kijken.
“Ik ben zo terug,” zei ze. Ze liep naar de telefoon en belde Bas. “Bas, kun jij twee patiënten afhandelen? Ik voel me niet goed en wil me gaan klaarmaken voor de begrafenis.”
“Ik kom eraan,” antwoordde hij meteen. Bas’ stacaravan was achter de EHBO-post en hij was er in twee minuten.
“Zijn jullie er weer?” vroeg hij toen hij de jongens zag zitten.
“Waren ze er al?” vroeg Monique verbaasd. Ze voelde zich nog kwader worden.
“Ja. Een vriend van ze had laatst een hoofdwond en zijn pols gebroken. Alcohol…”
“Ze hebben nu ook aardig wat op.”
Bas rolde met zijn ogen. “Ga jij maar gauw. Sterkte vanmiddag. Ik ben hier morgenochtend. Bel me gewoon als je ‘s middags niet wilt komen.”
“Dank je wel, Bas,” zei ze dankbaar. Ze haastte zich de deur uit en de frisse lucht in. Toen ze thuis kwam, lag er een briefje op tafel. ‘Dank je wel voor een heerlijke avond,’ stond er.
Ad parkeerde zijn grote Mercedes voor de aula van het uitvaartcentrum. Ze stapten uit en liepen achter de mensen aan naar binnen. Emma en Gerard hadden uitdrukkelijk gevraagd of iedereen in vrolijk gekleurde kleren kon komen. Amanda hield niet van zwart en ze wilden het niet somberder maken dan het al was. Ad had een grijs pak aan. Het stond hem goed. Op de camping liep hij altijd in een gewone broek met een T-shirt. Denise had een wit mantelpakje aan en zag er zoals gewoonlijk uit alsof ze uit een modetijdschrift was gestapt, met als enige verschil dat haar ogen roodomrand van het huilen waren.
Monique droeg een groene broek met een lichtgroen vestje dat ze in haar taille had samengeknoopt. Ze tekenden het register en namen plaats in de wachtruimte.
“Wil je koffie?” vroeg Denise aan Ad.
Hij schudde het hoofd en klopte op haar hand. Haar ogen stroomden weer vol en hij liet haar gaan zitten. Monique ging naast hen zitten en plaatste haar leren doktertas op de grond.
De wachtruimte stroomde langzaam vol. De enkele kinderen die er waren, hadden tekeningen bij zich en bloemen.
Een medewerker van de aula verscheen in de deuropening en kondigde aan dat het afscheid zou beginnen. Hij verzocht iedereen naar de aula te gaan.
Toen ze de aula binnenkwamen klonken er kinderliedjes van Annie M.G. Schmidt over de luidsprekers. Een roze kist stond op een verhoging.
Uiterst verdrietig schuifelde Monique achter de mensen aan. Ze zag dat Denise het moeilijk had en haar hoofd liet hangen. Ad begeleidde haar naar een rij stoelen.
Emma en Gerard zaten met hun familieleden op de eerste rij. Ze keken niet achterom toen iedereen binnenkwam.
Toen iedereen zat, werden er programmaboekjes uitgedeeld en de dienst begon.
Het was vreselijk benauwd in de aula. Men wapperde met zakdoeken om zich koelte toe te waaien. De programmaboekjes werden open gevouwen en driftig heen en weer gezwaaid om wat koele lucht te krijgen. Op verzoek had de medewerker de ventilatoren harder laten draaien en een familielid van Emma was opgestaan om een flesje water voor haar te halen. Ze zat zwaar te puffen van de hitte.
Monique bestudeerde haar programmaboekje. Ze hadden de liedjes al gehad. De drie favoriete liedjes van Amanda waren gespeeld. Er had luid gesnik geklonken. Ook Moniques zakdoek was al kletsnat. Ad had Denise tegen zich aangetrokken en streelde haar troostend over haar schouder. De revers van zijn colbertjas was nat van haar tranen.
Nu zou iemand namens de familie nog een paar woorden zeggen, waarna men afscheid kon nemen en dan zou de kist dichtgaan. Amanda zou door haar ooms naar haar laatste rustplaats gedragen worden. Monique hield haar ogen strak op het programmaboekje gericht. Ze probeerde zichzelf te dwingen om de letters te lezen, want ze wilde niet naar de foto van Amanda op de voorkant van het boekje kijken, waar ze vrolijk lachend op stond.
Het was zo warm, dat ze het gevoel kreeg dat de lucht zinderde om haar heen.
Het gepuf op de eerste rij werd luider. De mensen om Monique heen begonnen te mompelen dat Emma waarschijnlijk in shock was. Tussen de hoofden door zag ze Gerard zijn arm om Emma’s schouder leggen. Het verdriet tussen hen leek tastbaar om hen heen te hangen. Ineens klonk er een luide kreet die iedereen deed opschrikken.
Monique had meteen door wat er aan de hand was en sprong op. Met haar tas in haar armen geklemd, baande ze zich een weg tussen de zittende mensen door en rende naar Emma.
Ze knielde voor Emma neer.
“Emma, Emma, kijk me aan!”
Emma’s gezicht was nat van het zweet en met moeite richtte ze haar ogen op Monique.
“Heb je contracties?”
Emma knikte langzaam. Haar ogen werden glazig en vielen dicht van pijn. Gerard zat verstijfd naast haar.
“De bevalling begint nu?” vroeg hij geschokt.
Een medewerker van de aula kwam naar ze toe. “Wat is er aan de hand? Moeten we even een pauze houden tot de moeder wat bijgekomen is?”
“Ze hoeft niet bij te komen,” zei Monique. “Ze krijgt een baby.”
“Nu?” vroeg de medewerker gechoqueerd.
“Nu!” Monique stond op en riep luid over alle hoofden heen naar Ad. Hij kwam meteen naar haar toe.
“Ad, kun je de auto voorrijden? We moeten haar naar het ziekenhuis brengen.” Ad rende al weg voordat ze uitgesproken was. De gasten die nog steeds op de rijen stoelen zaten keken geschrokken toe.
“Emma, Emma, kun je opstaan? Dan helpen we je naar de auto.” Monique stak haar beide armen uit om Emma te ondersteunen. Emma reek omhoog om zich op te trekken en pakte haar vast. Ze probeerde op te staan, maar kreunde van de pijn. Voorovergebogen leunend op Monique, hijgde ze.
“Mijn water,” kreeg ze er met moeite uit.
Monique keek langs haar heen en zag een plas vruchtwater op de grond.
“Ga weer zitten,” zei ze.
“Ik kan niet zitten,” hijgde Emma. “Te veel pijn.” Ze liet zich zakken en hurkte neer op de grond.
Monique keek naar de medewerker die met grote ogen toe stond te kijken. “Kun je iedereen de aula uit laten gaan?”
“Wat moet ik zeggen?” vroeg hij onnozel.
“Dat ze een kind krijgt en dat ze de aula moeten verlaten. Nu meteen,” snauwde ze kortaf.
“Heb je een tissue?” vroeg ze aan Gerard. Hij voelde in zijn zakken en haalde er een grijze zakdoek uit. Ze schudde haar hoofd.
“Denise,” riep ze weer luid.
“Ik ben hier,” klonk het achter haar.
“Denise, kun je met een schone tissue een beetje van het water van de grond opdeppen, maar niet vegen. Ik moet zien welke kleur het vruchtwater heeft.”
Uiterst voorzichtig depte Denise met het papieren zakdoekje een beetje van het water en hield het Monique voor.
“Ik denk niet dat we het ziekenhuis redden,” zei ze met een blik op de zakdoek. Het vruchtwater was grijzig, niet helder. Een teken dat de baby het benauwd had en snel moest komen. Ze keek op haar horloge. De weeën leken ook snel achter elkaar te komen. Bijna iedereen was nu de aula uit.
Ad kwam weer naar binnen. “Ik sta precies voor de ingang,” zei hij.
“We redden het niet om naar het ziekenhuis te gaan,” zei Denise in Moniques plaats.
“Ze moet gaan liggen,” zei Monique. De medewerker kwam weer ongerust aanlopen.
“De tafel. Dat brancard ding waarop ze de kisten vervoeren,” zei Denise. “Daarop kan ze liggen.”
“Mmmaar dat kan niet,” stotterde de medewerker. “Daar is het niet voor gemaakt.”
Ad deed een stap naar hem toe en torende hoog boven hem uit. “Waar staat dat ding?”
De medewerker kromp ineen en wees naar een deur achter in de aula. Met grote stappen beende Ad ernaartoe. Gerard rende achter hem aan en ze kwamen terug met de tafel op wielen en enkele kussens. Met zijn tweeën hielpen ze Emma op de tafel.
“Emma, ik moet even kijken hoe ver je bent,” zei Monique terwijl ze haar handschoenen aan trok.
“Kunt u even de ruimte verlaten en ons alleen laten?” vroeg ze kordaat aan de medewerker. Hij haastte zich weg.
“Ad, wil jij je even omdraaien? Gerard en Denise kunnen jullie bij Emma gaan staan?”
Ad draaide zich meteen discreet om. Gerard en Denise pakten elk Emma’s hand.
“Emma, kun je je benen voor me optrekken?” vroeg Monique. Emma gehoorzaamde en Monique voelde hoe ver de ontsluiting was. Emma kreunde luid.
“Volledige ontsluiting,” zei Monique tegen Gerard. “Ad kun je die tafel voor mij hier neer zetten?” wees ze. “En mijn tas uitpakken.” Ad deed snel en zonder ook maar een seconde te aarzelen wat ze gevraagd had.
Gerard streek met zijn zakdoek de zweetdruppels van Emma’s hoofd.
“Ik moet persen,” kreunde ze.
“Dat is oké, Emma,” zei Monique geruststellend.
Emma haalde diep adem en perste uit alle macht. Uitgeput hijgde ze na.
“Nog een keer, Emma,” moedigde Monique haar aan. “Ik zie het hoofdje al.”
Emma perste weer. Ze trok haar knieën op en haar bovenlichaam kwam omhoog om kracht te zetten. Na een luide schreeuw zakte ze weer terug in de kussens.
“Goed zo! Het hoofdje is eruit. Ik zie prachtige donkere haartjes,” zei Monique aanmoedigend. Ze pakte een witte doek die Ad had klaargelegd van de tafel naast haar en pakte voorzichtig het hoofdje vast, klaar voor de volgende perswee. Emma kwam omhoog, maar zakte weer terug op de brancard.
“Nog één keer, Emma,” zei Monique. “Al je kracht zetten.”
“Kom op Emma,” zei Gerard. “Nog één keertje.”
Emma kwam op haar ellebogen, haalde diep adem en met een ongelofelijke krachtinspanning perste ze nog een keer. De baby floepte eruit en Monique ving haar zorgvuldig op. Razendsnel wikkelde ze de doek om het kleine lichaampje heen.
“Gefeliciteerd,” zei ze glimlachend. “Jullie hebben een meisje.” Ze legde de kleine bundeltje op Emma’s borst. De baby liet een luid gehuil horen. De tranen stroomden over Emma’s wangen toen ze haar dochtertje naar zich toe trok. Gerard boog zich over haar heen en trok hen allebei naar zich toe. Met hun hoofden tegen elkaar aan bleven ze zitten.
“Ik zie niets, maar ik blijf maar drukken,” zei Denise huilend. Ze stond met haar mobiele telefoon in haar hand foto’s te maken, terwijl ze probeerde haar tranen weg te vegen.
“Mag ik haar weer even?” vroeg Monique. Ze bond snel de navelstreng af en overhandigde Gerard de schaar. Voorzichtig knipte hij de navelstreng door.
Monique keek om zich heen. “Ze moet iets warmers om zich heen.”
Denise begon al haar witte jasje uit te trekken maar Emma gebaarde naar de kist.
“Amanda’s dekentje,” zei ze tegen Gerard. “Pak Amanda’s dekentje.” Iedereen keek toe hoe Gerard naar de roze kist liep en even naar zijn dochter keek. Toen pakte hij de deken uit de kist en liep terug. Zorgvuldig wikkelde hij de baby in de warme deken.
De klapdeuren gingen open en twee ambulancebroeders kwamen met een brancard binnen lopen. Door de open deuren zag je de menigte naar binnen kijken.
“Jullie zijn iets te laat,” zei Monique. “De baby is er al.”
“Jongen of meisje?”
“Een meisje,” zei Gerard trots.
“Hebben jullie al een naam?” vroeg Monique.
Gerard keek naar Emma. “Ze heet Amalia,” zei hij toen Emma hem toeknikte.
“We gaan je even over schuiven op deze brancard en je meenemen naar het ziekenhuis,” zei de broeder. “Kun je Amalia even aan iemand geven?”
Gerard nam haar over en toen Emma op de brancard lag, gaf hij haar weer terug. De broeders wilden Emma de aula uitrollen, maar ze zei dat ze haar naar de kist moesten brengen.
Iedereen was doodstil toen Emma met Amalia naast de kist stond.
“Amalia, dit is je grote zus, Amanda. Je kunt haar nog even gedag zeggen.” Ze hield de baby op alsof ze gedag zei en drukte haar toen weer tegen zich aan. Zwijgend keek ze neer op haar overleden dochter. Met haar hand op Amanda’s voorhoofd en de baby in haar arm bleef ze met haar ogen dicht zitten. De broeders wachtten respectvol tot ze zover was.
Toen deed ze haar ogen weer open. “We kunnen gaan,” zei ze zacht, maar vastberaden.
Met Gerard aan haar zij, rolden de broeders de brancard naar buiten, langs de wachtende menigte en de ambulance in.
“Wat een dag,” zuchtte Denise toen ze op het terras van het strandpaviljoen zaten die avond.
“Nou, zeg dat wel,” beaamde Monique. Ad schonk het gezelschap een glaasje wijn in en hief zijn glas omhoog.
“Op het leven,” zei hij.
“Op het leven,” zeiden Denise en Monique.
“Het was erg aardig van het personeel van de aula dat ze gewacht hebben tot Emma uit het ziekenhuis kwam met Amalia. Ze hadden ook kunnen zeggen dat ze een andere afspraak moesten maken voor de begrafenis zelf,” zei Denise.
“Volgens mij heeft Ad ze bedreigd,” zei Monique met een glimlach.
“Wat?” Denise richtte zich verbaasd tot Ad.
Hij schudde het hoofd. “Ik heb ze alleen vriendelijk doch dringend verzocht om te wachten omdat het emotioneel te zwaar zou zijn om dit voor een tweede keer mee te maken.”
“Toen heb je eraan toegevoegd dat je ze zelf anders het mortuarium in zou helpen,” vertelde Monique.
“Nee toch!” riep Denise geschrokken.
“Ja, zeker wel!” zei Monique.
Ad speelde quasi onschuldig met zijn glas.
“Heb je goed gedaan,” zei Denise en klopte op zijn hand.
“Ik dacht dat ik als arts gewend zou raken aan het overlijden van mensen,” peinsde Monique. Ze slaakte een diepe zucht. “Dit was verschrikkelijk.”
“Het laat je echt nadenken over je eigen leven,” zei Denise. “Over alles wat goed en fout is.”
Monique dacht aan Mark. Nu wist ze waarom ze zich niet prettig voelde toen ze die ochtend naast hem wakker was geworden. Ze had zich laten meeslepen door haar herinneringen en zich ingebeeld dat ze iets wilde met Mark. Maar Mark was eigenlijk een afgesloten hoofdstuk in haar leven, alleen was ze zich er nu pas bewust van geworden. Zijn aandacht was heerlijk geweest, maar ze was eigenlijk alleen verliefd op het gevoel van verliefd zijn. Op wat ze toen voor hem had gevoeld. Door alle emoties had ze geen onderscheid kunnen maken.
Ad haalde haar uit haar gedachten. “Ik wil eigenlijk een gedenkdienst voor Amanda organiseren. Ze gaan morgen terug naar huis en ik vind het een beetje raar om gewoon afscheid te nemen,” zei hij schor.
“Wat had je in gedachten?” vroeg Denise.
“Ik wil een boom planten bij de ingang,” zei Ad.
“Wat een goed idee,” reageerde Monique enthousiast.
Denise keek Ad liefdevol aan.
“Wat is een goed idee?” vroeg Petra nieuwsgierig die net langs liep.
“Ad wil een boom planten ter nagedachtenis aan Amanda,” vertelde Denise.
“Nou, Ad, wat goed van je. Wanneer wil je dat doen?” vroeg Petra.
“Morgenochtend.”
“Dan maken Stavros en ik een grote pan kippensoep voor iedereen,” zei Petra. “We doen een paar stokbroodjes in de oven en dan is er lekker wat te eten. Kunnen Emma en Gerard gelijk een beetje aansterken. Ik ga meteen de bouillon maken.” Ze liep in de richting van de keuken.
“Ik heb morgen ook de foto’s,” zei Denise. “Die kunnen we dan gelijk aan ze geven. Ik wil er eentje laten inlijsten en de rest in een album.”
“Ja,” zei Ad. “En we hebben de slaapmonitor.”
“Ik weet nog niet wat ik ze zal geven,” mijmerde Monique. “Babykleertjes zijn zo gewoon.”
“Ze hebben waarschijnlijk alles ook nog van Amanda,” zei Denise zachtjes.
“Een spaarvarken met geld erin?” vroeg Monique.
“Dan kunnen ze zelf kopen wat ze willen,” zei Ad praktisch. “Ik doe er ook wat in.”
“En ik,” voegde Denise eraan toe.
“Misschien moet ik bij de hele camping langs gaan en om een donatie vragen?” opperde Monique.
“Dan kunnen ze het op een spaarrekening zetten,” zei Ad.
Gedrieën keken ze naar de sterrenhemel. Monique dronk haar glas leeg en stond op.
“Ik ga maar eens op huis aan.”
“Slaap lekker,” zei Denise.
“Tot morgen,” zei Ad.
Monique liep naar huis. Het was stil op de camping. Hier en daar hoorde je stemmen of klonk er gelach op. Het was een mooie, zwoele zomeravond en bij een paar huisjes zaten de mensen nog buiten.
Toen ze bij haar huis kwam, zag ze een gestalte op de stoep zitten. Het was Mark.
“Wat doe jij hier?” vroeg ze verbaasd.
“Ik maakte me zorgen en ik had je de hele dag niet meer gezien. Vanochtend was je plotseling weg.”
Het was pas die ochtend dat ze naast hem wakker was geworden. Door alle gebeurtenissen leek het veel langer geleden dan een dag.
Hij stond op en wilde haar in zijn armen nemen, maar ze trok zich terug.
“Nee, Mark,” zei ze. “Ik heb gisteren een vergissing gemaakt.”
Verbaasd staarde hij haar aan.
“Het is over tussen ons. Het was allang over, maar ik dacht dat er weer iets was.” Ze schudde haar hoofd. “Ik heb me vergist,” zei ze nogmaals.
“Je bent emotioneel van de begrafenis,” zei hij.
“Nee. Ik vond het fijn om je weer te zien en ik heb mij daardoor mee laten slepen door oude gevoelens. Maar ik realiseerde me vandaag dat het inderdaad oude gevoelens waren en ik heb geen nieuwe gevoelens voor je.”
Mark gaf geen antwoord.
“En het kan best zo zijn dat jij hetzelfde hebt, maar het nog niet weet,” ging ze verder.
“Ik denk het niet, Monique. Ik weet wat ik voel. Ik heb me zo vaak afgevraagd hoe het zou zijn geweest als wij nog bij elkaar waren.”
Verbouwereerd keek ze hem aan. Ze had de afgelopen jaren helemaal niet aan Mark gedacht.
“Sorry Mark,” zei ze en pakte haar sleutel. Hij stond er nog toen ze de deur achter zich dicht duwde.
Krijn en Ad waren al vroeg in de weer. Het had een tijdje geduurd voordat ze de juiste plek hadden bepaald voor de boom die Ad wilde planten voor Amanda. Toen ze eindelijk de perfecte plek bij de ingang hadden gevonden, moest Krijn een paar straattegels verwijderen. In de tussentijd was Ad het boompje gaan kopen en op de terugweg zou hij Denise oppikken uit Sondijk.
“Hé Bas,” zei Krijn toen hij aan het graven was.
“Goedemorgen, Krijn.”
“Er wacht een dame op je bij de EHBO-post.”
“Een leuke dame?” vroeg Bas lachend.
“Niet voor jou denk ik. Ze is meer mijn leeftijd. Ze vroeg hoe laat één van de doktoren meestal op de EHBO post kwam. Ze hoort bij de dames van de kankerbestrijding.”
Bas wist bijna zeker wie het was. Cora Altman.
“Ik ga maar gauw,” zei hij. “Hoe laat beginnen jullie?”
“Half twaalf,” zei Krijn.
Bas knikte en spoedde zich naar de praktijk. Inderdaad stond Cora Altman op hem te wachtten.
“Mevrouw Altman, wat kan ik voor u doen?” vroeg hij vriendelijk terwijl hij de deur opende.
“Kunt u toch weer even luisteren dokter? Gisteren hoorde ik dat…”
Bas liet haar niet uitspreken. “Mevrouw Altman, ik wil met alle plezier naar u luisteren, maar het valt me op dat u elke keer met een klacht komt als u er net iets over gehoord heeft.”
Mevrouw Altman keek hem onthutst aan. “Wilt u zeggen dat ik het verzin, dokter?”
“Nee, mevrouw Altman. Ik wil alleen zeggen dat u goed naar uw lichaam moet luisteren om te zien of er echt iets aan de hand is.”
Ze stond boos op. “Geen dank, dokter. Geen dank.” Met grote stappen liep ze de EHBO-post uit.
“Wat is er met haar?” vroeg Monique toen ze binnen stapte met een roze spaarvarken in haar hand. “Zij was ook al een keer bij mij op het spreekuur.”
“Ik denk dat ze hypochondrisch is,” zei Bart. “Als ze over een ziekte hoort, denkt ze gelijk dat ze het heeft.”
“Dat heb je toch niet tegen haar gezegd!”
“Ik heb gezegd dat ze naar haar lichaam moest luisteren om erachter te komen wat de eventuele klachten zijn.”
“En dat beviel haar niet?”
“Nee.”
“Heb je geld bij je?” veranderde Monique van onderwerp.
“Ja. Hoezo?”
“Een donatie graag voor Amanda’s ouders.” Ze hield de roze spaarpot omhoog. Bas taste in zijn zak en deed al zijn geld erin.
“Dank je wel. Tot straks,” zei Monique.
“Tot zo.”
Bij de caravan van Emma en Gerard was het een drukte van belang. Er klonk een luid gejuich toen de deur open ging en Emma met de baby in haar arm naar buiten kwam, gevolgd door Gerard.
In een lange optocht liepen ze door de smalle straten van de camping naar de ingang, waar Ad wachtte met de boom. Krijn had al een gat gegraven.
Ad wilde Gerard de boom overhandigen en meteen beginnen, maar men riep: “Speech! Speech!”
Ad keek hulpeloos naar Denise, maar die knikte hem bemoedigend toe.
“Ik ben niet zo goed in speechen,” aarzelde hij.
“Kom pa, een paar woorden maar,” zei John, die voor zijn doen opvallend vrolijk was.
Ad schraapte zijn keel. Zijn blik gleed over alle mensen die Emma en Gerard omringden.
“Iedereen hier is betrokken geweest bij Amanda,” begon hij. “De ervaring van haar dood doet elk van ons pijn en er gaan dan veel gedachten door je heen. Je denkt aan haar leven en wat haar leven betekend heeft voor anderen.” Hij keek naar Denise. “Soms denk je aan blijdschap omdat je haar hebt mogen leren kennen. Vreugde omdat ze een uniek meisje was.” Hij pauzeerde even en schraapte weer zijn keel. “Met deze boom willen we Amanda telkens weer, ook na vandaag, blijven herdenken. Zo willen we de herinneringen aan haar levend houden.” Hij zweeg.
De tranen stroomden over Emma’s wangen. Ze kuste Amalia op het voorhoofd. Ze lag vredig in haar armen te slapen.
Ad gaf de boom aan Gerard. Plechtig plaatste Gerard de boom in het gat en met zijn blote hand schoof hij het zand erom heen. Krijn hield de boom vast.
Emma bukte zich en pakte een hand aarde en gooide het in het gat.
“Wil iedereen die wat aarde wil gooien, naar voren komen?” riep Krijn.
Eén voor één gingen de mensen naar voren. Toen Monique een hand aarde had gegooid en opzij stapte, zag ze Mark in de rij staan. Met een vage glimlach knikte hij haar toe.
“Goed gesproken, pa,” hoorde ze John achter zich tegen Ad zeggen.
Ze keerde zich om. “Dat vind ik ook, Ad. We hadden het niet beter kunnen verwoorden.”
Ad keek naar zijn schoenen en schopte een denkbeeldig steentje weg. Hij schraapte zijn keel. Denise zag dat hij zich niet op zijn gemak voelde en deed een stap naar hem toe.
“Wanneer zullen we dit geven?” vroeg ze. Ad keek naar de twee mooi ingepakte cadeaus in haar hand.
“Ja en dit?” Monique wees op haar schoudertas waar het spaarvarken in zat.
“Als de boom geplant is?” vroeg hij.
Toen de laatste persoon aarde had gegooid, stampte Krijn de grond aan. Hij plaatste een zelf gefabriceerd houten bordje met Amanda’s naam, haar geboortedatum en sterfdatum voor de boom in de grond.
“Er komt nog een officieel plakkaat, deze is voor nu,” zei hij met een schorre stem tegen Emma.
Emma huilde geruisloos. Ze keek naar de boom, het bordje en de baby in haar armen. Ze slikte krampachtig voor ze sprak.
“Amanda had dit zo leuk gevonden, zoals we hier bij elkaar zijn. Ze hield van gezelligheid.” Ze kon even niet verder gaan. Toen richtte ze zich tot Ad en Monique. “Iedereen van de camping is zo geweldig geweest. Ik weet niet hoe we jullie moeten bedanken voor alle steun. We zullen het nooit vergeten.” Overmand door emoties zocht ze steun bij Gerard.
“We hebben nog een cadeautje voor jullie,” zei Denise.
“En ik heb soep, niemand gaat weg voordat ze wat gegeten hebben,” riep Petra. De aanwezigen lieten een goedkeurend gemompel horen.
Denise gaf Gerard de twee pakjes, waarna Monique met het roze spaarvarken overhandigde.
“Er zit een klein kapitaal in, dus verlies het niet uit het oog. Iedereen heeft er wat ingestopt,” zei ze met een glimlach.
Petra kwam met twee kommen soep voor Emma en Gerard aan lopen. Emma legde voorzichtig Amalia in de babywagen en duwde haar naar een tafel.
Terwijl ze hun soep aten, keken ze naar de foto’s. Langzaam bladerde Emma door het album. Geëmotioneerd keek ze op naar Denise, pakte haar hand en kneep erin. Ze kon geen woord uitbrengen.
De volgende ochtend liep Monique langs de ingang van de camping toen ze Mark bij Puck en Pam zag staan. Hij overhandigde hen een sleutel en er stond een auto voor de slagboom. Ze begreep meteen dat hij wegging. Hij zag haar en liep op haar toe.
“Ik wilde je net gedag gaan zeggen,” zei hij. “Ik zou de auto parkeren buiten de camping.”
“Ik hoop niet dat je om mij weg gaat,” zei ze.
“Nee. Ik zou vandaag toch vertrekken. Het huisje is ook alweer verhuurd. Dit is een hele drukke camping.”
Een beetje ongemakkelijk stonden ze elkaar aan te kijken.
“Bedankt voor alles,” zei Monique. “Ik heb veel aan je gehad de afgelopen dagen.”
“Nee, jij bedankt. Je had waarschijnlijk gelijk dat we onze oude gevoelens weer probeerden terug te krijgen.” Hij spreidde zijn armen uit en omhelsde haar stevig.
“Het ga je goed, Monique.”
“Jou ook, Mark.”
“Ik hoop dat ik je nog een keer mag komen opzoeken? Deze camping is echt de beste van Europa!”
“Wanneer je maar wilt, Mark. Je weet waar ik ben.”
Hij gaf haar twee zoenen op haar wangen en liet haar los. Ze keek toe hoe hij in zijn auto stapte. De slagboom ging open en stapvoets reed hij weg. Ze zwaaide tot hij de hoek om was.
Dat was een gemakkelijk afscheid vergeleken met het afscheid van Emma, Gerard en Amalia gisteren. Gerard had de auto voor de caravan gereden en Krijn had hen geholpen met alles inpakken. De auto was propvol met cadeaus geweest. De kofferbak was niet groot genoeg en de dozen met babyspullen lagen opgestapeld op de achterbank.
Emma had huilend iedereen omhelsd en beloofd dat ze volgend jaar terug zouden komen en in precies hetzelfde huisje wilden verblijven. Ad had het er moeilijk mee. Zijn stem stokte toen hij beloofde dat hij het nu al op de kalender zou zetten.
Amalia werd bedolven onder de kusjes en iedereen wilde haar nog even vasthouden. Toen ze uiteindelijk in de auto zaten, reed Gerard stapvoets weg. Ze volgden lopend. Denise arm in arm met Monique en Ad en Krijn voorop om de slagboom open te maken.
Monique kon zich niet herinneren wanneer ze zo’n emotioneel afscheid had meegemaakt op de camping. Iedereen had gehuild. Zelfs Krijn, maar toen hij zag dat Monique naar hem keek, zei hij dat hij last had van zweet op de bal van zijn oog. Als ze niet zo verdrietig was geweest had ze er hard om moeten lachen, want ze vond het een geniale uitdrukking.
Toen ze uit het zicht waren verdwenen, hadden ze een beetje hulpeloos rond gehangen bij de ingang. Niemand wist wat te doen en het leek of ze geen zin hadden om aan het werk te gaan. Petra redde de situatie door te vragen of iedereen koffie wilde, waarna ze samen op weg waren gegaan naar het strandpaviljoen.
‘s Avonds vond Monique bij haar post een kaart met alleen haar naam erop en er was geen postzegel op de envelop. Het was gewoon door iemand van de camping in haar brievenbus gegooid.
Ze maakte de envelop open. Het was van Emma. Ze bedankte haar dat ze er al die tijd was geweest en paraat had gestaan voor het geval dat er iets zou gebeuren. Zonder haar was de bevalling van Amalia niet zo soepel verlopen. Ze geloofden dat Amalia juist op dat moment geboren wilde worden om nog afscheid te kunnen nemen van Amanda. De letters werden wazig door Moniques tranen. Ze veegde haar ogen af en las verder. Aan de belangstelling van alle campingmedewerkers konden ze merken hoeveel indruk Amanda op iedereen gemaakt had. Ze hoopten dat haar dood niet tevergeefs was en dat men zoveel mogelijk uit het leven probeerde te halen als dat erin zat, omdat je nooit wist wanneer het afgelopen zou zijn.
Monique vouwde de kaart op en deed het weer in de envelop. Nee, ze zou Amanda nooit vergeten!
Over VIER WEKEN verschijnt alweer de volgende aflevering uit deze populaire Favoriet-serie. Ook voor CAMPINGARTS nr. 41 hebben we weer twee meeslepende verhalen geselecteerd:
Gezin met problemen
Harry rende alsof zijn leven ervan afhing. Achter hem hoorde hij de andere jongens hijgen. Misschien hadden ze niet verwacht dat hij zo snel was, dacht hij.
Monique als muze
“Is het een avond voor herinneringen?” vroeg Monique toen zachtjes, terwijl ze uitkeken over zee.
Jasper knikte. “Mijn vrouw en ik hebben een geweldige tijd gehad, dat mag ik niet vergeten.”
Ook deze twee romans zullen u beslist weer van de eerste tot de laatste bladzijde weten te boeien. Over VIER WEKEN is CAMPINGARTS nr. 41 verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.