6 Een kwestie van opvoeding
Mike duwde zijn nog halfvolle etensbord van zich af en Lizzie, die haar eigen mes en vork neerlegde, vroeg bezorgd: 'Wat is er? Er is iets mis... je doet nu al dagenlang zo.' Mike gaf geen antwoord; hij streek krachtig met de hand over zijn mond, stond van tafel op en nam zijn pijp van de schoorsteenmantel. Lizzie vroeg opnieuw: 'Vertel me nu maar wat er is.' Hij staarde omlaag naar zijn pijp en zei: 'Ik maak me bezorgd, dat is al.' Iets met Ratcliffe?' 'Jawel.' 'Wat heeft-ie gedaan?' 'Niks... die verdraaide fietsen ook!' Hij beet op zijn onderlip en stopte zijn pijp in zijn zak. 'Maar daar kon jij toch niets aan doen, Mike!' 'Natuurlijk niet, maar als ik had geweten dat de ouwe heer er geen voor Lena zou kopen, dan zou ik die voor onze kinderen niet van hem hebben aangenomen. Zo staan de zaken tussen Ratcliffe en mij nu eenmaal. Hoe had ik moeten weten dat hij haar niet hetzelfde gaf, of iets van dezelfde waarde? Het is zijn schuld, hij had ons allemaal over één kam moeten scheren. Het is nog een wonder dat hij er een voor Michael heeft gekocht... Ik denk dat hij daar niet onderuit kon, omdat Michael in hetzelfde huis woont.' 'Hè Mike, zo moet je niet praten. Hij is toch zo aardig geweest! We moesten dankbaar zijn.' 'Nou, ik ben helemaal niet dankbaar.' Mike sprak zacht en zonder wrok. 'Hij doet het om haar weg te kopen, dat weet je best. En Ratcliffe verhaalt het op mij, omdat zijn vrouw het hèm op z'n brood geeft.' 'Maar hoe doet hij dat dan... of kun je er niet over praten?' Mike maakte een schokkende beweging met zijn schouders. Hij kon Lizzie al die kleine vernederingen niet vertellen die hem de laatste tijd waren aangedaan. De vuilste karweitjes werden hem toebedeeld en een jonge knul, die pas in dienst was gekomen, was boven hem geplaatst. Maar het meest veelzeggende incident had toch gisteren plaatsgegrepen. Toen hij van de veemarkt was thuisgekomen, was hij Ratcliffe tegen het lijf gelopen, die in de buurt van de Drie Hoefijzers stond. Ratcliffe had hem recht in het gezicht gekeken en gevraagd: 'Ga je mee er eentje pakken?' Die woorden waren geen uitnodiging geweest, maar een uitdaging. Ratcliffe was niet de soort baas die samen met zijn mannen een glaasje drinkt, maar hij had hem toen graag mee naar binnen willen nemen om hem stomdronken te voeren. Op dat ogenblik was Mike er zich van bewust geworden dat Ratcliffe alles van hem wist wat er te weten viel, en hij kon de bron van die kennis ook wel vaststellen. Die stamde van de avond toen Lena was thuisgekomen en had verteld dat Mary Ann bij de bushalte met een meisje aan het vechten was. Het schrift op de muur was toen niet aan Lena's aandacht ontsnapt. De Ratcliffes waren niet afkomstig uit deze streek en daar Jarrow op meer dan tien kilometer afstand van de hoeve lag, was het niet waarschijnlijk dat zijn reputatie van daar uit tot hier zou zijn doorgedrongen. Van één ding was Mike zeker: Ratcliffe wachtte alleen maar zijn kans af om hem eruit te werken. Dus zou hij vandaag of morgen wel iets tegen hem weten te vinden: brutaliteit, nalatigheid in het werk... of de drank. Hij nam zijn pet op en zei: 'Kom, ik ga maar.' Toen draaide hij zich nog even om en glimlachte tegen haar. Zij liep op hem toe. 'Tob er niet over en beheers vooral je drift. Beloof me dat!' Hij tikte haar op de wang en lachte. 'Ik beloof je dat ik hem niet te lijf zal gaan!' Hij ging naar buiten en zij bleef aan het raam staan om hem na te kijken. Waarom werd alles hem toch zo moeilijk gemaakt? Ilij deed toch zo zijn best; de hemel wist dat hij ontzettend zijn best deed. Geen druppel was er over zijn lippen gekomen, niet eens met Kerstmis! Hij had nu al zes maanden geen drank aangeraakt. Als hij maar een eerlijke kans kreeg en als ze hem in vrede lieten werken. Meer vroeg hij niet. Maar er woedden zoveel conflicten in hem en om hem heen! Daar had je Ratcliffe, die het steeds op hem voorzien had, en meneer Lord die hem bij Mary Ann de loef trachtte af te steken Lizzie gaf in haar binnenste toe wat ze voor geen geld tegenover Mike zou hebben toegegeven, namelijk dat meneer Lord naar de genegenheid van het kind dong. En ze was bang voor de macht van die oude man, de macht van zijn geld... en van zijn eenzaamheid. Van die twee dingen was het zijn eenzaamheid die het meeste gewicht in de schaal zou leggen. Die roerde zelfs haar. Evenals iedereen in Jarrow kende ze de levensgeschiedenis van meneer Lord. Behalve dat hij dagelijks naar zijn werk ging, had hij jarenlang geleefd als een kluizenaar. Enkele van de oudere mensen herinnerden zich de geweldige beroering die zijn huwelijk had veroorzaakt, toen hij, een man van in de veertig, een meisje had getrouwd dat nog niet half zo oud was als hij, en hoe hij zoveel geld aan al haar grillen had uitgegeven dat hij bijna failliet was gegaan. Toen was ze van hem weggelopen. Nu, op zijn oude dag, had Mary Ann hem weer tot het leven teruggebracht en hij zag in haar wat geweest had kunnen zijn als hem een kind was geschonken. Een kind om over te bazen en om het naar zijn inzichten te vormen, een kind wa'arvan de genegenheid de kilte uit zijn ziel zou verdrijven. Maar dat een kind van hem in het minst niet op Mary Ann zou hebben geleken, was een gedachte die nooit bij meneer Lord was opgekomen, want hij meende in Mary Anns vasthoudendheid en in haar moed een weerspiegeling van zichzelf te zien. Dit, gepaard aan haar vertederende liefheid, maakte haar voor hem bijna onweerstaanbaar. Lizzie, die dit alles aanvoelde, voorzag een bittere worsteling. Maar ze wilde er niet eens aan denken hoe die zou kunnen aflopen. Mike was al lang uit het gezicht verdwenen en ze wilde juist van het raam weggaan toen haar aandacht werd getrokken door twee gedaanten op de heuvel tegenover haar. Zij kende ze beiden. De ene was de man die haar gedachten de laatste paar minuten geheel had ingenomen en de andere was een man die ze in haar jonge jaren had gekend, de nog ongevormde jaren voor zij twintig was. Zelfs toen het beeld van de roodharige boerenjongen 's nachts in haar dromen voor haar opdoemde, had zij in haar door haar moeder geleide gedachten in Bob Quinton niet alleen een echtgenoot gezien, maar een man die het ver zou brengen. Bob had het ver gebracht, verder dan hijzelf ooit had verwacht, en hij was niet getrouwd... Zij keerde zich van het raam af. Ze had hem nu al in maanden niet gezien. De laatste keer was die middag geweest toen hij haar bij een bushalte in zijn auto had laten stappen om haar thuis te brengen alleen om door Mike te worden gezien! De gebeurtenissen van die dag hadden ertoe geleid dat Michael bijna zelfmoord had gepleegd. Snel zette zij dat nu uit haar gedachten, en ging zich bezighouden met het afruimen van de tafel en het wassen van de vaat. Toen ze later bij het vuur zat en probeerde een paar kousen van Michael te stoppen voor het licht van de korte dag haar in de steek zou laten, werd er op de achterdeur geklopt. Toen ze opendeed, stond ze tegenover de beide mannen. Ze keek de lange, knappe man met het prettige gezicht niet aan en ze begroette hem niet. Ze keek naar meneer Lord en vroeg hem: 'Wilt u niet binnenkomen?' 'Graag, even maar. Dit is mijn architect. Als ik het goed begrepen heb, kent u elkaar?' 'Hallo, Elizabeth!' 'Dag Bob! Ga zitten. Het is erg koud buiten.' Er klonk terughouding in haar stem. 'Ja, 't is frisjes. Nee, ik zal niet gaan zitten. Je ziet er uitstekend uit, Elizabeth, het buitenleven schijnt je goed te doen. Hoe is het met de kinderen?' 'O, uitstekend.' De uitwisseling van beleefdheden verliep stijf en correct. De blik van meneer Lord gleed snel van de een naar de ander en dacht: Wat een dwaze vrouw... Och, vrouwen zijn allemaal dwaas. Ze zouden een prachtig span hebben gevormd, als je ooit van zoiets kunt spreken... en zij zou niet altijd in onrust hebben geleefd. 'Mag ik een kopje thee voor u inschenken?' vroeg Lizzie. Maar beide mannen antwoordden: 'Nee, dank je wel.' Toen zij vol innerlijke onrust bij de tafel stond, keek Bob haar aan, met die doordringende blik die zij zo goed kende. In tijden van ellende en hartzeer in het verleden had ze weleens aan die blik gedacht, maar nu bracht hij haar in verlegenheid. Ze schoof een stoel naar voren. 'Ga toch zitten!' zei ze. 'Nee, dank je, Elizabeth, ik word over een kwartier in Newcastle verwacht. Ik wou je alleen maar even goedendag zeggen.' Hij wierp een blik op zijn horloge. 'Ja, ik moet maken dat ik wegkom, maar ik kom nog wel eens terug!' Dat bracht haar van streek, al wist ze dat het niets bijzonders inhield. Het was evenzeer zijn natuur om aardig en vriendelijk te zijn als het Mike's natuur was om driftig en heetgebakerd te zijn, maar toch zou Mike een speciale bedoeling zoeken achter ieder woord en ieder gebaar dat Bob in haar aanwezigheid zou zeggen of maken. 'Tot ziens, mijnheer,' zei hij tegen meneer Lord. 'Dag Elizabeth groeten aan de kinderen.' Hij had de naam van Mike niet genoemd. Nu, dat was wel te begrijpen. Ze begeleidde hem naar de deur. Hij herhaalde zijn afscheidswoorden niet, maar glimlachte haar toe voor hij ging. Die glimlach bracht haar van streek en ze ging de keuken weer binnen met de gedachte: Als Mike en hij hier maar nooit tegelijk zijn... 'Ik wou graag iets met u bespreken, mevrouw Shaughnessy,' zei meneer Lord. 'Goed, meneer Lord.' Lizzie ging tegenover hem bij het vuur zitten en keek de oude man aan. Zelfs met die vriendelijke klank in zijn stem leek hij nog streng en gesloten. Voor de zoveelste maal vroeg ze zich met verbazing af hoe Mary Ann het ooit met hem had klaargespeeld. 'Ik zal maar ronduit zeggen waar het over gaat, mevrouw Shaughnessy. Ik zie geen heil in lange inleidingen.' Lizzie wachtte af. 'Het gaat over het kind.' Even voelde zij een innerlijke pijn die haar lichaam deed spannen. Ze haalde diep adem. 'Haar opleiding...' Nog steeds wachtte Lizzie. 'Ik wil dat ze een opleiding krijgt een behoorlijke opleiding. Ze moet naar een goede kostschool, weg uit dit alles.' Zijn handbeweging duidde niet zozeer de eenvoudige kamer aan als de hele streek van de Tyne met zijn scheepswerven en fabrieken.' 'Nee!' zei Lizzie opstaande. 'Waarom zegt u nee zonder zelfs maar te hebben nagedacht?' 'Haar vader... die zou daar nooit van willen horen. Niet als ze hier weg moest.' 'En als het nu voor haar bestwil is?' 'Hij zou haar zo vreselijk missen.' 'En hij zou niet de enige zijn! Denk niet dat ik daar niet over heb nagedacht.' Hij zweeg, wendde zijn ogen van haar af en staarde in het vuur. 'Ik ben op dat kind gesteld.' 'Ja ja, dat weet ik wel,' zei Lizzie. Ze ademde zwaar. 'Maar waarom wilt u haar dan wegsturen? Er zijn hier in de omtrek toch goede scholen genoeg?' 'Dat kan wel zijn, maar niet voor haar. Ziet u dan niet in, dat als ze in de buurt bleef de aantrekkingskracht van u en van hem, en zelfs van mij, iedere vorm van hogere opvoeding in de weg zou staan ?' Een ogenblik richtte Lizzie zich op, terwijl ze de gebiedende figuur tegenover zich recht in de ogen keek. 'Ik wil Mary Ann niet anders hebben, niet wezenlijk tenminste.' 'Wilt u haar de kans niet geven waar u zelf van gedroomd hebt?' Hij keerde zich verder om in zijn stoel. 'U bent een intelligent mens, mevrouw Shaughnessy. Met een goede opleiding had u het ver kunnen brengen. Stelt u zich Mary Ann eens voor als ze zo oud is als u nu bent. Wat zal er uit haar groeien als we haar laten waar ze nu is?' 'Het is heus wel een goede school.' 'Voor sommige kinderen misschien wel, maar niet voor Mary Ann. Ze weet zo goed als niets. Ze heeft niet de minste of geringste kennis van haar eigen taal. Haar manier van zich uit te drukken bezorgt me soms kippevel. Ze zegt, "we benne" in plaats van "we zijn". Het is, "me moeder", "ons Michael" voor en na, en ze zegt "we hebbe iets gehad" in plaats van, "we hebben iets gekregen". Dat is misdadig voor een kind met haar intelligentie.' 'Dat leert ze later wel af, dat gaat zo met kinderen.' 'Nee, dat gaat niet zo met kinderen... met de meesten wordt het nog erger als ze eenmaal van school af zijn. "k Lus nie meer", zeggen ze, en "wat mót je?" U weet zelf wel dat het zo is. Wilt u dan dat ze zo praat?' 'Ik vind niet dat het er veel toe doet hoe iemand praat, het gaat erom hoe iemand doet.' 'Doe niet zo dom, mens!' Hij stond op. 'Ze doen meestal net zoals ze praten!' Lizzie bracht haar hand naar haar bevende lippen. 'Ik weet dat u het goed bedoelt, meneer, en u bent de goedheid zelve voor ons allemaal geweest, maar ik zou u willen verzoeken dit uit uw hoofd te zetten en Mary Ann te laten waar ze is. Het zou trouwens toch niet gaan Mike zal het nooit goedvinden.' 'Mike!' Het hoofd van meneer Lord schoot naar voren alsof het van zijn lichaam los zou raken; het leek wel of Mikes naam hem op de zenuwen werkte. 'Hoor eens, ik wil deze zaak nu meteen afdoen. Laat hem halen! Wat het kind betreft, heeft hij zijn verstand goed bij elkaar. Hij zal haar belang laten voorgaan.' Lizzie steunde met haar hand op de tafel en trachtte kalm te blijven. 'Het zal niet helpen, meneer. Bovendien is er hier niemand die ik naar hem toe kan sturen.' 'Dan vind ik wel iemand.' Met stramme passen ging hij het huis uit en tot haar verbazing hoorde ze hem op gebiedende toon van mevrouw Jones eisen dat deze onmiddellijk Mike zou gaan halen. Ze ging zitten, alsof ze zichzelf rust wou gunnen vóór de strijd zou losbranden. Ze zag wel dat meneer Lord de zaak hoog opnam en hij zou van niemand enige tegenstand dulden. Maar Mike was Mary Anns vader. Hij was haar levensbron, en zij was in hoge mate de zijne. Ze konden niet buiten elkaar. Ze hoorde in gedachten Mike weer zeggen: 'Hij doet het om haar weg te kopen.' Hij had gelijk gehad. Meneer Lord kwam terug en ging weer zitten, maar hij sprak niet. Het vertrek, warm en stil, nam de atmosfeer van een rechtszaal aan waar men wachtte op de rechter, die in dit geval tevens de gevangene was. Zelfs terwijl ze aan het ruzie maken waren, sprongen ze nog in het rond, klapten in hun handen en stampten met hun voeten om de doordringende kou minder te voelen. Sarah en haar leger van drie waren aan één kant opgesteld, terwijl Mary Ann met Cissy en Agnes aan de andere kant stonden. 'Jij denkt dat je heel wat bent, omdat ze jou hebben genomen om een versje op te zeggen,' zei Sarah, touwtjespringend zonder springtouw. 'Iedere zot kan versjes leren opzeggen.' 'Waarom leer jij het dan niet?' vroeg Mary Ann kattig. 'Omdat ik voor geen geld van de wereld op jou wil lijken, nog voor geen miljoen, omdat je de grootste leugenbrok bent die op twee benen rondloopt. Je liegt het als je beweert dat het kindeke Jezus die fiets voor je heeft gekocht.' 'Dat heb ik niet gezegd, stom kind!' Mary Ann stak haar tong tegen de woedend kijkende Sarah uit. 'Ik heb gezegd dat ik Hem erom heb gebeden en dat Hij toen tegen meneer Lord heeft gezegd dat-ie er een moest gaan kopen... Pastoor Owen had gezegd dat ik dat moest doen. "Vooruit, ga het maar aan het Kindeke vragen, Mary Ann," zei-die, en "Hij geeft je alles waar je zin in hebt omdat Hij wel weet dat je braaf bent". Dat zei-die zelf. Dus je ziet het!' Sarah bonsde met haar vuist tegen haar voorhoofd en richtte haar zogenaamd stomverbaasde blikken op haar hulptroepen. Die volgden haar voorbeeld en wezen ook op hun voorhoofd. 'Ze is niet goed snik!' riep Sarah. 'Die komt vandaag of morgen nog in het gekkenhuis.' 'Nietes!' riep Mary Ann en ze blies op haar gehandschoende vingers, 'maar ik weet wel waar jij terechtkomt: in de hel daar beneden!' Ze wees met haar duim naar de grond. 'De hel! De hel! De hel!' Op ieder woord legde ze extra-nadruk met een sprongetje, en bij het hoogste sprongetje sprak een stem: 'Mary Ann Shaughnessy! Jij komt morgenochtend bij me!' De onrechtvaardigheid die door alle schooljuffrouwen werd beoefend, en door deze in het bijzonder, deed Mary Ann in weerwil van de scherpe kou, onbeweeglijk de verdwijnende gedaante nakijken. Op een spottend geluid van Sarah keerde ze zich woedend om en riep: 'Nare meid! Trijn Troet, varkenssnoet! Ik zal het lekker aan m'n vader vertellen!' 'Ik zal het aan m'n vader vertellen!' bauwde Sarah haar na. 'M'n vader is geweldig!' 'Dat is-ie ook!' 'Ja, een geweldige dronkelap!' Smalend keerde Sarah zich na deze voltreffer op haar hielen om. Ze rende, met haar vriendinnen achter zich aan, het schoolerf af, terwijl Mary Ann haar achterna schreeuwde: 'Ellendige meid! Leugenbrok! Je zult lekker verbranden in de...' Ze zweeg opeens en wierp een spiedende blik in het rond, maar alleen de vragende ogen van haar vriendinnetjes waren op haar gevestigd. 'Ze is jaloers vanwege m'n fiets,' zei ze, een beetje tam. 'Kom, vooruit, ik ga, anders mis ik de bus nog. En', zo voegde ze er bij wijze van loon voor haar reservetroepen aan toe, 'ik laat jullie ook eens op m'n fiets rijden als het mooi weer is en m'n moeder me erop laat.' Tegen de tijd dat Mary Ann bij de bushalte aankwam, verkeerde ze opnieuw in harmonie met haar eigen speciale wereldje, want ze had haar bewonderende vriendinnen op de heerlijkheden van de hoeve onthaald: hun huisje, dat nu de afmetingen van een voorvaderlijk kasteel had aangenomen, meneer Lord, die de goede genius was en schenker aller gaven, en tot slot heerlijker dan dat alles, haar vader en zijn hoge positie op de hoeve. Ze wuifde haar vriendinnen uit de bus nog eens toe en die wuifden terug, zij liepen zelfs een heel eind hard langs het trottoir mee om nog een laatste glimp van haar op te vangen. Ze was gelukkig. En wacht maar eens, als haar vader zou horen dat ze uit de hele school was uitgekozen om op de maandelijkse bijeenkomst, als alle klassen bijeen zouden zijn, een gedicht op te zeggen! Was het niet fijn dat ze haar hadden gevraagd een stuk uit Hiawatha te reciteren? Ze was dol op Hiawatha, omdat het zo'n zing-zangerig ritme had. Op het ritmisch zoemen van de bus begon ze voor zichzelf delen uit Hiawatha's Jeugd te reciteren. Telkens als ze het pleidooi van de vogels en de dieren: 'Niet ons doden, Hiawatha!' herhaalde, schudde ze het hoofd tot ze aan het slot kwam en triomfantelijk in zichzelf opzei: Ieder vierde feest die avond. Heel het dorp prees Hiawatha, Sterk-Hart, riep men, Zonnezoontje! Leeuw-Hart, riep men, Manejong'ling! Maar lang voor de bus bij het kruispunt was aangeland, waren haar gedachten tot een heel wat lager literair niveau afgedaald en ze deed haar best een rijmpje te dichten dat Sarah Flannagan lekker woedend zou maken. Regel na regel werd verworpen als zijnde niet èrg genoeg, en tegen de tijd dat de bus stopte, had ze haar pogingen maar opgegeven. Maar ze voelde zich nog steeds blij en gelukkig; dus huppelde ze de laan naar huis af op het ritme van 'Rikke, tikke, heb je niks te bikke? Rouwe, douwe, heb je niks te kauwe?' Op 'rikke, tikke' kon je erg goed huppelen, je schoot er heerlijk mee op. En zo blij was ze om thuis te zijn dat ze doorging met het afratelen van dat deuntje terwijl ze het erf overstak en de bijkeuken binnenging. Maar bij de keukendeur bleef ze als aan de grond genageld staan. In de keuken zaten haar moeder, haar vader en meneer Lord haar allemaal aan te kijken en ze had heus haar ogen niet nodig om te merken dat er woorden waren geweest. De atmosfeer was geladen. De spanning deelde zich aan haar mee en raakte aan haar zenuwen als aan een trillende snaar. 'Zeg dat nog eens!' 'Wat?' Ze keek meneer Lord aan. 'Dat rijmpje dat je aan het opzeggen was toen je binnenkwam.' Mary keek van Lizzie naar Mike, toen weer naar meneer Lord, en ze herhaalde langzaam en zonder geestdrift: 'Rikke, tikke, tikke, heb je niks te bikke? Rouwe, douwe, heb je niks te kauwe. Het klonk helemaal niet zoals het hoorde op die manier, je moest erop huppelen. Meneer Lord wendde zich tot Mike. 'Die school is goed genoeg voor haar, ze leert er behoorlijk! Nu hóór je wat ze er leert.' Mike's gezicht was ongewoon wit. Hij bevochtigde enige malen zijn lippen voor hij zei: 'Kijk, meneer, het is beter dat we deze kwestie eens en voor altijd uitmaken. Ze is mijn dochter en ze krijgt de opvoeding die ik voor haar kan betalen. Meer valt er niet over te zeggen.' Er kwam een uitdrukking van iets wat bijna spot was op het gezicht van meneer Lord. 'En wat betaal je dan voor de opvoeding die ze nu krijgt?' 'Niets!' blafte Mike, ontstellend onverwacht. 'Dat is ook precies zoveel als ik kan betalen!' Lizzie sloot haar ogen en haar hand ging naar keel. Ze wachtte af wat er nu zou gaan gebeuren, maar tegen haar verwachting in was meneer Lords stem heel kalm. 'Hoor eens,' zei hij, 'wil je haar zelf laten beslissen?' 'Nee. Een kind van haar leeftijd weet niet wat ze wil.' 'Dat gaat in de meeste gevallen op, maar in dit geval geloof ik dat het anders is. Als er iemand weet wat zij wil, is zij het wel. Wil je het risico nemen? Ik beloof je dat ik me erbij zal neerleggen, en je zult me niet weer over die kwestie horen spreken als haar antwoord tegen mijn plannen ingaat.' Lizzies blik trok de ogen van Mike tot zich en hij zag de vrees in haar ogen geen vrees omdat Mary Ann zou mogen kiezen, maar vrees voor zijn reactie, onverschillig hoe de keuze van het kind zou uitvallen. Die vrees lag bij Lizzie altijd aan de oppervlakte, en niets scheen dat te kunnen verminderen. De drift die in hem kookte verloor eensklaps zijn hevigheid. 'Goed dan,' zei hij, 'u zult uw zin hebben.' Nu keken ze allemaal Mary Ann aan, maar niemand bood aan, haar te vertellen waaruit ze nu eigenlijk te kiezen kreeg. In verwarring keek ze van de een naar de ander. Bedachtzaam ging Lizzie op haar toe, nam haar bij de hand en trok haar mee naar een stoel. Ze ging erop zitten en plaatste Mary Ann zó dat die haar recht in de ogen moest zien. Toen begon ze op zachte toon tegen haar te praten, zoals men tegen een kind doet als een ander kind ligt te slapen. 'Je weet toch wel, die verhalen die je altijd in je Weekblad voor Meisjes en in Het Schoolmeisje leest over die grote kostscholen, waar de kinderen op slaapzalen slapen en een groot feest krijgen als ze met de grote vakantie naar huis gaan?' 'Ja moeder.' 'Vind je die verhalen mooi?' 'Jawel moeder.' Lizzie zweeg even en liet haar blikken afdwalen naar de voeten van meneer Lord. Het waren smalle voeten, zag ze, lang en smal. Hij was trouwens helemaal lang en smal, en leek niet in staat zich zo koppig aan een gril vast te klampen want meer dan een gril was het stellig niet. Weer keek ze Mary Ann aan. 'Je weet toch wel dat meisjes op zulke scholen heel andere dingen leren dan wat jij op school leert?' 'Ja moeder. Maar...' Mary Ann keek een beetje vrolijker, 'ze hebben mij uitgekozen om verzen op te zeggen, ik ga Hiawatha opzeggen waar de hele school bij is, en Sarah Flannagan...' 'Ja, ja, vertel me dat later maar eens. Ik ben blij dat jij ervoor bent uitgekozen. Maar luister eens, zou je graag Frans en Duits leren, en hockey gaan spelen?' 'O ja, moeder!' Lizzie bleef opnieuw even zwijgen. Ze durfde Mike niet aan te zien. 'En netjes en behoorlijk praten?' Nu verdween Mary Anns verwarring geheel. Ze werd weer zichzelf. Ze stak haar neus in de wind, een heel klein beetje maar, en informeerde verre van vriendelijk: 'Net als Lena Ratcliffe?' 'Zoiets als Lena, ja... misschien beter.' Mary Ann keerde zich om en wierp een blik op meneer Lord. 'Zonder taalfouten en zo?' 'Ja.' 'Ik heb geen zin om op Lena Ratcliffe te gaan lijken, maar...' Ze zweeg. Er was nog een andere kant aan deze zaak. Stel je voor dat je heel deftig kon praten en over schoolwedstrijden kon opsnijden tegen Sarah Flannagan, van die verhalen zoals Gwendolyn Tremayne, de klassevoorzitster van de vierde deed! Ze zou met een keurig stemmetje tegen haar zeggen: Kijk eens hier, Sarah, ik ben klassevoorzitster en je doet wat ik zeg of ik laatje uit de club smijten nee, zetten, natuurlijk met je lelijke varkenssnoet, en... 'Je zult een heel eind van huis weg moeten en je kunt alleen in de vakanties thuiskomen.' Alleen in de vakanties thuiskomen! Mary Ann draaide zich bliksemsnel om en keek Mike aan. Hij staarde naar haar, maar ze kon uit zijn uitdrukking niet wijs worden. Het was eigenlijk geen uitdrukking, het was alsof hij met open ogen sliep. Als ze naar die school ging, zou ze hem niet zien in geen weken en weken. Ze zou hem niet horen lachen, ze zou er niet zijn om water over zijn hoofd te gieten als hij zich waste, en dat deed zij toch altijd? En als hij treurig was en die vreemde, verre blik in zijn ogen had, zou zij er niet zijn om hem aan het lachen te maken. Hun moeder en hun Michael zou ze dan ook niet veel meer zien. Nu werd de gedachte Michael niet te zullen zien ook al droevig, in weerwil van het feit dat hij haar gisteravond nog een harde stomp had gegeven, omdat zij hem met de natte, koude waslap op zijn blote rug had geslagen. Alles werd haar opeens bijna smartelijk dierbaar. Bovenal, ver boven al het andere, was haar vader haar dierbaar. Toch liet ze het hoofd hangen terwijl het antwoord zich aan haar opdrong, want ze voelde medelijden met meneer Lord. Hij was zo aardig, al grauwde hij vaak als hij sprak; hij was zo vriendelijk, en ze zou hem zo graag een plezier doen had hij soms die fiets niet voor haar gekocht? Maar als ze hem een plezier deed, deed ze haar vader verdriet. 'Ik wil naar geen enkele school als ik ervoor uit huis moet,' zei ze eindelijk. Noch Mike, noch meneer Lord bewogen zich en hun uitdrukking veranderde niet. Lizzie, die van de een naar de ander keek, voelde zich ontzaglijk opgelucht, maar ze bracht zichzelf er toch toe te vragen: 'Weet je het heus heel zeker? Je zou mooie kleren krijgen en allerlei aardige meisjes leren kennen.' 'Maar ik wil niet niet als ik weg moet.' Meneer Lord nam zijn hoed op en liep zonder een woord te zeggen naar de deur. Voor Lizzie kon opstaan om die voor hem te openen, was hij al weg. Mary Ann ging naar Mike toe. Ze voelde zich opeens heel rustig en op de een of andere manier een beetje moe. Ze leunde tegen zijn knie en zijn hand streelde zacht over haar haren. 'Ga je mantel uittrekken,' zei Lizzie. 'Ga jij voor de thee nog terug?' vroeg ze Mike. 'Ja, ik ga nu maar terug.' Zijn stem was mat. Zachtjes schoof hij Mary Ann van zich af en ging naar buiten. 'Ga je handen wassen,' zei Lizzie. Mary Ann waste haar handen. Alles was bij het oude gebleven, behalve dan dat het haar speet voor meneer Lord.