De vierde dag
De giechel barstte bijna uit haar keel. Donna kon voelen dat ook JW gespannen was. Wat Jasper ervan vond, wist ze niet goed. Al had hij geen nee gezegd, tenslotte werd het meisje waarop hij verliefd was in de maling genomen. Maar het ging niet alleen om Jorien natuurlijk. Ze konden het allemaal wel gebruiken, een beetje ongein.
Ze stonden klaar achter de tent van Jorien en Lynn, waaruit kleine snurkgeluidjes de nacht in fladderden. JW stond breed grijnzend met een fles en een fakkel in de aanslag. Zijzelf had een slaapzak en twee zaklampen in haar handen. Achter haar stond Jasper, die er met een serie gekleurde plastic vlaggetjes om zijn nek clownesk uitzag. Waar JW die vandaan had getoverd, was haar een raadsel. “Geleend,” had hij gezegd, “van een gezin waar iemand jarig was.”
Donna trok de slaapzak over haar hoofd heen en boog haar rug.
Ze knipte de zaklantaarns aan, die de ogen van de draak moesten voorstellen. Ze voelde dat Jasper achter haar onder de slaapzak kroop en zijn handen om haar middel legde. Hij was het achterwerk van de draak.
“Oké, dat is mooi,” hoorde ze JW fluisteren. “En dan nu even stilstaan. Dan bind ik de vlaggetjes vast.”
Die moesten de schubben op de rug van het beest voorstellen.
Toen hoorde Donna de geluiden waarmee JW zich verder voorbereidde. Een lucifer die werd afgestreken, het klokken van vloeistof. Jammer dat zij het zelf niet kon zien!
Eerst probeerden ze een rondje om de tent. Jasper maakte snuivende geluiden en Donna kraste met haar nagels over het nylon tentdoek. En kort daarop hoorde ze ook het blazen van de draak: het leek nog het meest op het loeien van een korte windstoot, die de donkere nacht even deed oplichten.
Donna concentreerde zich nu op de geluiden die uit de tent kwamen, voor zover die niet overstemd werden door die van de draak, want ze hoorde opnieuw een ademstoot van vuur.
Toen klonk een gil. Donna hield in en Jasper botste prompt tegen haar op. JW nam een adempauze. Onrustig flakkerde de vlam van zijn fakkel. Doodstil wachtten ze op een verdere reactie uit de tent.
Die bleef eerst nog uit. Donna knipperde een paar keer met haar zaklampen en zette zich weer in beweging. JW nam een nieuwe slok en spuugde die uit over de brandende fakkel.
“Jorien! Wat was dat?” hoorde ze Lynn uitroepen.
“Wat?” klonk het slaperig. “Ik hoor niks.”
Donna wachtte even, ritselde toen weer aan het tentdoek.
Daarna was er het geruststellende gebrom van Joriens stem te horen. “Een beest of zo. Niks om je druk over te maken. Ga maar weer slapen.”
“Een beest?!” Lynns stem schoot omhoog. “Wat voor beest? Ga jij even kijken, alsjeblieft?”
Toen begonnen JW en Jasper opnieuw. De draak spuwde vuur en maakte angstaanjagende, grommende geluiden. Ineens was de tent vol gestommel en geroep en gegil. De rits werd nijdig opengemaakt en Jorien riep: “Wat is er aan de hand? Het is midden in de nacht!”
Donna kon het niet laten om onder de slaapzak door te gluren.
Het hoofd van Jorien als ze de draak zou zien, wilde ze niet missen. Het was dan ook prachtig: verbazing, onbegrip, ongeloof en bewondering vlogen afwisselend over haar gezicht. Toen barstte ze in lachen uit.
JW spuwde nog eens vuur de lucht in. De draak probeerde met zijn hoofd te draaien om te verbloemen dat het vuur eigenlijk uit de verkeerde mond kwam.
“Lynn!” riep Jorien. “Kom kijken!”
Lynn stak haar hoofd uit de tent en begon te gillen. Ze sloeg haar handen voor haar mond en keek in paniek om zich heen. Pas toen ze zich realiseerde dat Jorien lachend naar haar keek, kalmeerde ze.
Andere mensen, die nog voor hun tent hadden zitten kletsen, waren nieuwsgierig dichterbij gekomen. Zo kwam het dat ze voor een klein publiek een show gaven. Jorien begreep onmiddellijk wat ze moest doen: zij nam de luifelstok van Donna’s tent, hief deze op als een speer, naderde voorzichtig de draak, danste om hem heen, maakte prikkende bewegingen en met een kreet stootte ze uiteindelijk de speer ergens in de huid van de draak, die onder grote hilariteit ter aarde stortte.
Lachend kwamen Donna en Jasper onder de slaapzak vandaan.
Ze kregen een applaus van de omstanders. Lynn, die naast hun tent had staan toekijken, deed aarzelend mee. Toen wees ze op JW.
“Hoe kun je dat?” zei ze.
JW, die naast de levenloze slaapzak stond, nam nog één slok in zijn mond, die hij vervolgens beetje bij beetje uitspuugde over de brandende vlam. De kleine druppeltjes zorgden voor een fontein van vuur. Het tweede applaus was alleen voor hem bedoeld.
Daarna zette hij de fakkel in de grond.
“Circusschool,” zei hij breed lachend.
Donna zag dat Lynn niet goed wist of ze boos moest worden of niet, maar Jorien was op JW afgelopen en omhelsde hem.
“Geweldig!” zei ze. “Ik heb een echte draak kunnen verslaan!”
Daarna drukte ze Donna en Jasper een zoen op hun wangen. Ze wenkte Lynn, die bij hen kwam staan.
“Je stinkt uit je mond, zeg!” zei Lynn tegen JW.
“Daar moeten we wat op drinken,” zei iemand uit het publiek, “op zo’n prachtige overwinning.”
“Ben ik helemaal met je eens,” zei JW. Hij spoelde zijn mond met iets uit een andere fles en spuugde dat uit.
Een deel van de jongens en meisjes die hadden staan kijken, ging weer naar hun eigen tent, maar andere haalden een krat bier. Even later zaten ze in een kring om de brandende fakkel en het krat heen.
Jorien wees naar de fakkel. “Waarmee doe je dat?”
“Lampolie. Geleend bij de buren.”
Ze trok haar neus op. “Is dat niet vies?”
Dat had Donna zich ook afgevraagd. Het idee alleen al deed haar rillen.
“Het went,” zei JW. “Je houdt het tenslotte alleen maar in je mond.”
“Het was wel gevaarlijk,” zei Lynn, “vanwege het brandgevaar en zo. Die bomen achter jullie en dan al die nylon tentjes.”
“Daar lette ik goed op,” zei JW.
“Ik was heel erg geschrokken van al die geluiden. Ik was net in mijn diepste slaap.”
“Aahh…” zei JW.
“Ik stond voor joker, ik dacht echt…”
“Geintje…”
Er werd gelachen en Lynn zweeg beledigd.
Donna lachte mee. Ach meid, dacht ze, wat maak je het jezelf moeilijk.
“Op de overwinning van de draak!” toastte JW.
Zo stil als ze eerder die avond bij elkaar hadden gezeten, zo druk werd er nu gepraat en gelachen. Jammer dat Maartje dit niet meer meemaakte. Plotseling voelde Donna de tranen omhoogschieten. Maartje, dacht ze verwonderd, ik mis je nu al!
Een zak pinda’s ging rond. Automatisch schudde ze er een paar op haar hand, deed ze in haar mond, maar ze kreeg ze niet weg.
Haar keel voelde dik, ze verslikte zich. Jorien sloeg haar op haar rug toen ze hoestend probeerde de pinda’s weg te krijgen.
“Hier, drink wat,” zei JW en hij gaf haar een nieuw pilsje.
“Gaat het?” vroeg een meisje dat aan de andere kant van haar zat.
Lief van ze. Allemaal prima lui zaten om haar heen. Maar waarom voelde ze zich dan plotseling zo alleen? Rillend trok ze haar schouders op en ze kruiste haar armen voor haar borst.
Ze keek in het rond naar de bekende en onbekende gezichten die zachtgeel verlicht werden door de flakkerende tuinkaarsen. Kijk Jasper nou eens verlangend naar Jorien zitten kijken. Zou ze dat zelf niet zien? Ook al vond ze al die verliefdheden irritant omdat ze de harmonie in de groep verstoorden, toch hoopte ze dat het wat zou worden met die twee. Dat ze gek op elkaar waren, was vanaf het begin van de reis duidelijk geweest, maar om de een of andere reden lukte het nog niet zo best.
O, Marjon. Vond ze daarom die verliefdheden zo moeilijk? Iedere keer als ze aan Marjon dacht, voelde ze de pijn. Nooit geweten dat het zo erg zou zijn. Tjee, en zij had wel eens schamper gedaan over het liefdesverdriet van een ander: het is uit, nou, dat is vervelend, maar daarmee vergaat de wereld toch niet?! Ze weet nu dat de wereld echt een beetje vergaat.
Zoals ze niet kon stoppen met ademen, kon ze ook niet stoppen met denken: Marjon wil me niet meer. Soms lacht ze, soms heeft ze het gezellig, dwars door de pijn heen, maar het is nooit echt weg. Zou dat nou altijd zo doorgaan?
Marjon zou dit gedoe met die draak ook prachtig gevonden hebben. Ze zou haar ongetwijfeld alles vertellen over deze fietsvakantie, want dat ze haar nooit meer zou zien, was onvoorstelbaar. Maar het was niet meer hetzelfde. Niets was nog hetzelfde.
Donna had ineens geen zin meer. Ze dronk haar bier op en zei dat ze naar bed ging. Maar ondanks het late uur en de vele kilometers die ze in haar benen had zitten, kon ze niet slapen. Luisterend naar de stemmen buiten de tent staarde ze in de duisternis.
Ze kon nu niet, zoals de vorige twee nachten, nog een tijd met Maartje liggen kletsen.
Die Maartje…Dat ze toch naar huis was gegaan. Ontzettend jammer vond ze dat. Ze had het eigenlijk niet meer verwacht. En met terugwerkende kracht werd ze boos. Als Maartje erover gepraat had vandaag, dan had ze kunnen proberen haar eruit te trekken, uit die heimwee. Tot vanavond was dat gelukt. Maar ze had niks meer gezegd…Dat zou toch niet zijn omdat…Want daarover had ze heel duidelijk haar mening gegeven: ze vond JW het niet waard om verdrietig over te zijn…Was ze te bot geweest?
Had ze Maartjes gevoelens meer moeten respecteren?
Hè, wat lag ze nu te piekeren. Zo kon ze al helemaal niet in slaap komen. Hoe zou het nu met Maartje zijn? Ze was thuis.
Hoe zou zij zich voelen? Zou ze al slapen? Maartje had verteld dat ze moeite had gehad zich één van de groep te voelen. Net alsof zij er niet echt bij hoorde. En met fietsen voelde ze zich een blok aan hun been, had ze gezegd. Onzin natuurlijk, want zij was ook niet zo’n fietsster en Lynn uiteindelijk ook niet, al had die wel een betere conditie dan Maartje en zij. Maar ze had kunnen praten wat ze wilde, ze kon Maartje niet overtuigen van het tegendeel. Het was zonde van zo’n leuke meid, dat ze zich zo onzeker voelde.
Donna draaide zich op haar andere zij. Even had ze vanavond de neiging gevoeld om te zeggen dat zij ook naar huis wilde, maar weglopen voor haar verdriet kon ze toch niet. Haar gedachten gleden weer naar Marjon. Nee, ze moest haar fietstherapie afmaken. Al viel het niet mee, zo’n eerste keer.
Donna woelde onrustig in haar slaapzak. Niet alleen het gepieker, ook het vrolijke gelach van de groep hield haar wakker en op een gegeven moment hield ze het niet meer uit. Ze kroop uit de tent om weer bij de anderen te gaan zitten. Ze kreeg een pilsje in haar hand gedrukt, dat heel snel op was. Zat er maar zo weinig bier in? Het volgende was ook al zo gauw leeg. Donna lachte om het hardst om alle grappen die werden verteld en ineens vond ze het onbegrijpelijk van zichzelf dat ze zo had liggen piekeren. Het was toch veel beter bij de brandende tuinkaarsen en al die toffe lui en niet te vergeten het nieuwe krat bier.
“Jaaa,” riep ze, “doe mij er ook nog maar een.”
“Zou je dat nu wel doen?” vroeg Jorien.
Donna wuifde geërgerd haar woorden weg en accepteerde een nieuw biertje.
“Het is vakantie, dus p…proost allemaal,” zei ze hikkend.
De volgende ochtend sliepen ze allemaal gigantisch uit. Toen Donna voor het eerst haar ogen opendeed, was het nog stil rondom haar. Ze moest ontzettend nodig naar de plee. Kreunend kwam ze overeind. Het kostte moeite de rits open te doen en toen ze uiteindelijk buiten stond, begon alles te draaien. Donna sloeg haar hand voor haar mond en begon in de richting van het toiletgebouw te rennen. Shit, wat stond dat ding ver weg! Ze kokhalsde. Dat haalde ze niet!
Paniekerig keek ze om zich heen. Dan daar maar. Net op tijd stond ze achter een paar struiken.
Tranen schoten in haar ogen en haar keel brandde. O, wat voelde ze zich beroerd. Met de rug van haar hand veegde ze over haar mond. Daarna keek ze om zich heen, maar er was gelukkig nog geen mens te zien. Met haar voet veegde ze wat aarde over haar maaginhoud. Nu snel naar de wc en dan weer slapen…
De tweede keer dat ze wakker werd, had ze koppijn. Het was smoorheet in de slaapzak en ze kroop gauw de tent uit.
“Goedemorgen!” klonk het opgewekt. JW zat in zijn eentje te ontbijten. “Thee?”
“Ja, graag. En paracetamol.”
Ze kruiste haar benen onder zich en wreef over haar voorhoofd.
Jasper en Jorien zaten op hun knieën voor hun fietsen, Lynn zag ze niet.
Donna schonk zichzelf een beker water in en gooide het tablet erin. Toen het uit elkaar was gevallen, dronk ze de beker leeg.
Nadat ze met moeite een boterham naar binnen had gewerkt, ging ze naar het toiletgebouw. Ze voelde zich wat beter en na het douchen was ze een stuk opgefrist. Ze zag Lynn voor de spiegel staan. Zij waren op dat moment de enigen in het washok. Ze liep naar de toilettafel, duwde met haar vingers haar pieken de goede kant op en zei: “Hoi, Lynn.”
“Goedemorgen,” bromde Lynn. “Ben je erg beroerd?”
“Geweest,” zei Donna. “Nu gaat het wel weer.” Ze frunnikte nog wat aan haar haren en vroeg toen: “En hoe is het met jou?”
“Goed. Hoezo? Ik heb niet te veel gedronken.”
In de spiegel keek Donna naar Lynn, die geconcentreerd mascara op haar wimpers deed.
“Ik heb er gisteren niet meer naar gevraagd,” zei Donna, “maar als je wilt praten over wat er met je is gebeurd, met die jongens, in de duinen gisterochtend…”
“Wat dan?”
“Nou eh…Dan wil ik eh…” Donna zweeg.
“Dank je, maar het gaat prima met me,” zei Lynn. Toen keek ze Donna via de spiegel boven de wasbak aan en ze zei: “Maartje was ook verliefd op JW.”
Was het een vraag of een constatering? Donna had geen tijd zich dat af te vragen, want Lynn vervolgde: “Is ze daarom naar huis gegaan?”
“Ze had heimwee.”
Lynns ogen fonkelden. “Mij hou je niet voor de gek.”
“Ik ga niet vertellen wat Maartje mij in vertrouwen heeft verteld.”
Lynn zuchtte.
“Ze is erg onzeker,” zei Donna. Meer wilde ze niet kwijt. Het had het wel erger gemaakt dat Maartje verliefd was op JW, maar dat zou ze Lynn niet gaan vertellen.
Donna keek toe hoe Lynn verder ging met haar toilet. Wat had die meid toch een prachtige bruine huid. Toen vroeg ze: “Waar komen jouw ouders vandaan?”
“Hoe bedoel je?” Verbaasd keek Lynn haar aan, nu direct.
“Jij bent geen Hollandse.”
“Wel!” Lynn klonk verontwaardigd.
“Ik bedoel,” verbeterde Donna zich, terwijl ze tandpasta op haar tandenborstel deed, “niet voor honderd procent.”
“Toch wel. Maar mijn grootouders komen uit Indonesië, als je dat soms bedoelt. Na de oorlog zijn ze hier komen wonen. Mijn moeder is hier geboren. Dat bestaat, weet je, Nederlanders met een bruine huid. En mijn vader is een Amsterdammer.” Lynns stem klonk verveeld, alsof ze een lesje opzei.
“En staan in het huis van jouw grootouders nog spullen van daar?”
“Ja, natuurlijk. Die hebben niks weggegooid.”
“Is er bij jou thuis iets wat nog herinnert aan jouw achtergrond?”
“Hoezo aan mijn ‘achtergrond’?” Er klonk irritatie door in Lynns stem. “Wij wonen in een heel normaal Hollands huis, hoor.”
Maar Donna liet zich niet van de wijs brengen. “Ben je er wel eens geweest?” vroeg ze.
“Waar?”
“In Indonesië, natuurlijk.”
“Nee.”
“Zou je dat willen?” vroeg Donna.
“Waarom? Alleen maar omdat mijn opa en oma er vandaan komen? Och, dan weet ik wel andere plekken in de wereld die ik liever wil zien.”
Donna spoelde haar mond en gorgelde met het water in haar keel. Wat gek dat Lynn daar zo onverschillig over deed.
Lynn ritste haar beautycase dicht. Ze wierp nog een laatste blik in de spiegel voor ze naar buiten liep. Het leek wel of Lynn meer belangstelling had voor haar buitenkant dan voor wat onder haar vel zat. En een bruine huid…Hoe was dat? Donna haastte zich achter haar aan.
“Heb je wel eens last gehad van racistische opmerkingen?” vroeg ze toen ze Lynn had ingehaald.
Lynn bleef staan. “Mens, wat klets je nou? Jij?”
Donna hield in. Ze bedoelde het helemaal niet vervelend, maar Lynn vatte het kennelijk wel zo op. Ze was alleen maar geïnteresseerd in hoe het voor haar was.
Toen ze weer bij de tenten kwam, waren Jasper en Jorien nog steeds met hun fietsen bezig. JW stond er met zijn neus bovenop.
“Zijn jullie nu nog niet uitgefröbeld?” vroeg Donna.
Gisteren hadden ze afgesproken vandaag niet te gaan fietsen. Ze zouden een dag lekker lui doen en de toerist uithangen.
“Ja, hoor. We wachtten op jullie,” zei JW.
“Zullen we dan gaan?” stelde Lynn voor.
Op hun gemak slenterden ze door het dorp. Het was gezellig druk. Overal zaten mensen op de terrassen langs het water. Een tijdje bleven ze staan kijken naar de vele boten die langsvoeren.
En ten slotte gingen ze een paar souvenirwinkeltjes binnen, waar ze wat voor thuis kochten.
“Kijk,” zei Donna op een gegeven moment. “Nu komen we weer op dat pleintje uit, zie je? Zullen we daar wat drinken?”
“Goed,” zei Jorien.
Op dat moment kwamen ze langs een kiosk.
“Wacht,” zei Lynn, “nog even hier naar binnen. Ik wil kauwgom en de nieuwe Fancy.”
De anderen bleven buiten wachten. Donna’s hand gleed over het rek met kranten en vluchtig las ze de koppen. ‘Overleg met bonden mislukt: boze boeren blokkeren de snelweg’. ‘Bezoek van de koningin aan Aruba groot succes’. “Nieuwe aanslagen in Israël’. ‘Wachttijden in de gezondheidszorg nog even groot’.
‘Vakantiedrama in Italië’. Hè, en wat is dat? ‘Meisje (16) vermist’.
Op het moment dat Donna de krant uit het rek wilde pakken om te kunnen lezen wat er nog meer stond, kwam Lynn terug. Ze liepen door naar het terras, waar ze met moeite vijf vrije stoelen konden bemachtigen.
Nadat ze wat besteld hadden, sprong Donna op. “Ik loop nog even naar de kiosk,” zei ze. “Ik wil een paar kaarten kopen.”
Jorien maakte aanstalten om op te staan.
“Ga je mee?” vroeg Donna.
Toen zakte Jorien terug op haar stoel. “Nee, laat maar.”
Bij de kiosk stond Donna een tijd te aarzelen bij het rek ansichtkaarten. Voor haar zusjes nam ze die met watervogels erop. Voor Marjon was het moeilijker. Een afbeelding van het dorp of van het meer? Uiteindelijk koos ze voor het laatste. Ze pakte ook de krant die over het vermiste meisje had geschreven en rekende af.
Toen ze bij de anderen terugkwam, stond de cola op het tafeltje voor hen. Dorstig dronk ze. Daarna vouwde ze de krant open.
Haar ogen vlogen snel langs de regels: “Sinds zaterdag spoorloos…Voor het laatst gezien…Voor een misdrijf wordt gevreesd…Wie inlichtingen heeft…”
“Vreselijk,” zei ze. “Ik krijg er helemaal de kriebels van. Wat komt dat toch vaak voor.”
Jorien verbleekte. Of leek dat maar zo?
“Niet aan denken.” Lynn gaf haar een schouderklopje. “We hebben vakantie.”
“Ik word er bang van,” hield Donna vol. “Hebben jullie daar geen last van?”
“Niet als ik met vrienden op een terras in de zon zit.” Jorien pakte haar lege glas op en tikte tegen dat van Donna. “Zullen we er nog een nemen?”
Ze wenkte het meisje en bestelde nog een rondje.
Nou ja, zeg! Kunnen ze zo gemakkelijk doen over zoiets ergs?!
Van Jorien begreep ze het wel, dacht Donna, vermiste meisjes waren taboe.
“Wat moeten die ouders doormaken?” zei ze. “Ik geloof dat dat een van de ergste dingen is om mee te maken.”
“Doe me een lol, zeg,” zei Jorien snibbig. “Staan er geen leuke onderwerpen in die krant?”
“Vast niet,” zei JW. “Er staat toch nooit wat leuks in de krant?”
“Zullen we straks het water opgaan?”vroeg Lynn. Ze wees naar de overkant van de straat waar een groot bord met Botenverhuur stond.
De anderen waren onmiddellijk voor het idee te vinden. Alleen Donna schudde haar hoofd. “Gaan jullie maar, ik heb geen zin. Ik zie jullie wel weer bij de camping, goed?”
Lekker even alleen, dacht ze toen de anderen vertrokken waren.
Ze draaide haar gezicht naar de zon en bleef een tijdje met haar ogen dicht zitten. Ze pakte een pen en de kaart voor Marjon uit haar tas en schreef links bovenaan: Lieve Marjon.
Kon dat nog wel? Natuurlijk. Er was niets veranderd aan haar gevoelens voor Marjon. Toen bleef haar pen besluiteloos boven de leegte hangen. Welke woorden konden die opvullen? Welke woorden konden de afstand overbruggen?
“Is deze stoel vrij?”
Donna keek op in het gezicht van een jongen van haar leeftijd, die met zijn maat zonder haar antwoord af te wachten bij haar aan het tafeltje ging zitten. Donna zuchtte.
“Op vakantie?” vroeg de ene.
“Ben je alleen op stap?” vroeg de andere.
Nee, hè, daar had ze echt geen zin in. Ze deed kaart en pen terug in haar tas.
“Wat? Ga je nu weg?”
“Blijf toch zitten, we hebben wel zin in wat gezelschap.”
“Sorry, ik niet,” mompelde Donna en ze wurmde zich tussen de tafeltjes door. Langs het water liep ze in de richting van de camping. Ze zou bij de tent gaan zitten, de kaart aan Marjon schrijven en dan wat lezen of zo. Ineens had ze haast.
“Donna!!!”
Donna keek om. Wie riep haar?
“Donna, gaaf is dit, man!”
Lynns stem kwam vanaf het water. Donna lachte en zwaaide naar de twee kano’s. In een rechte lijn varen was zo eenvoudig nog niet, zag ze toen ze hen nakeek. Jasper en Jorien zaten samen in een boot en Lynn en JW in de andere. Donna streek met een driftig gebaar haar zwarte lok achter haar oor.
Langzaam liep ze terug naar de camping. Het was er lekker rustig. Gelukkig stond haar tent in de schaduw, zodat ze erin op haar slaapzak kon gaan liggen schrijven. Ze haalde de kaart weer tevoorschijn.
Eerst het adres opschrijven.
Aan Marjon de Boer
Haar naam alleen al was voldoende om overal de rillingen te voelen lopen. Marjon, waarom ben je weggegaan? Ik mis je! Ik mis je! Ik heb nieuwe vrienden, ik geniet best van het fietsen en van een paar dagen vakantie, maar tegelijk schreeuwt alles van mij: ik kan niet verder zonder jou.
Appelgaard 23
Als ik je adres opschrijf, moet ik denken aan die kilo appels die we kochten. Weet je nog? We fietsten die dag, het was een van de eerste mooie voorjaarsdagen. Maar het was al zo warm dat je zonder jas kon fietsen. Een hele dag alleen met Marjon, die een heleboel lange krullen had waar ze haar handen in wilde verbergen, die zulke prachtige ogen had, dat ze er uren naar zou willen kijken en die zo’n mooie huid had, dat ze die overal wilde voelen.
Er waren al een paar weken voorbijgegaan waarin ze dat spelletje hadden gespeeld. Elkaar aftasten. Een beetje flirten. O, dat fantastische geflirt! Spelen met woorden. Blikken. Terloopse aanrakingen. Vind jij mij net zo aardig als ik jou? Of misschien meer? Ben jij ook zoals ik? Grapjes over en weer, opmerkingen over mooie meiden, een hand op een arm en dan de elektriciteit tussen hen voelen knetteren. En dan je realiseren dat dit nog maar het begin is…
En toen op de fiets…Ze had heel sterk de opluchting gevoeld dat ze nu alleen was met Marjon. Tijdens de toneellessen was er altijd kans dat er ogen op hen gericht waren, dat ze betrapt konden worden. Waarop wist ze zelf niet eens, ze deden toch niks wat verboden was? Ook thuis voelde ze zich niet vrij. Die keer dat ze Marjon mee had genomen, voelde ze de spanning dat haar moeder zou voelen of – erger nog – zou zeggen dat dit niet zomaar een vriendin was. Misschien dat haar moeder er helemaal niet moeilijk over zou doen, maar toch. Ze wilde eerst zeker van Marjon zijn. Dat ze op meisjes viel, wist ze allang, maar zoveel als ze voor Marjon voelde, was haar nog niet overkomen. Laat staan dat ze een relatie met een vriendin had gehad.
Na twee uur fietsen hadden ze op een terras gezeten en ze waren daarna boodschappen voor de lunch gaan doen. Ze waren het bos ingereden, zover mogelijk van iedereen vandaan. Ze zag hen nog zwoegen met de fiets aan de hand over een pad met rul zand, dat dus geen fietspad meer was. Stikheet hadden ze het allebei toen ze uiteindelijk op een open stuk in het bos waren gaan zitten. Op haar knieën had ze met haar vingertoppen het zweet van Marjons gezicht geveegd. Ze streek met trillende vingers over haar voorhoofd, haar slapen, haar wangen, haar lippen.
Marjon stak haar tong uit en krulde die om haar vingers. Plotseling gierde ze het uit. Marjon deed vrolijk mee. Toen ze uitgelachen waren, pakte Marjon het brood en de appels. Mooie geel rode appels, die ze Donna voorhield. Die nam een hap en druppels sap spatten alle kanten uit. Marjon bracht haar gezicht heel dicht bij dat van Donna en likte met het puntje van haar tong de druppels op. Daarna nam Marjon zelf een hap. Een stukje appel viel in haar hals en gleed een eindje naar beneden en bleef precies boven de welving van haar borsten liggen. Donna aarzelde.
Toe maar, knikte Marjon. Met bonzend hart boog Donna haar hoofd. Gulzig snoof ze de geur op van haar huid, die vermengd was met het zoete aroma van de appel. Ze voelde met haar tong voordat ze het stukje fruit opat. Marjon legde een nieuw stukje appel tegen de rand van haar rode truitje aan en Donna likte en smakte en lachte. “Ik heb nog nooit zo’n lekkere appel gegeten.”
Toen legde ze haar hand op de huid van Marjons hals. Eerst voelde ze de oneffenheid van het sleutelbeen, daarom bewoog ze langzaam haar hand naar beneden. Haar vingers en lippen onderzochten samen dit spannende stuk huid. Ze voelde de borstkas van Marjon op en neer gaan en keek vanuit haar ooghoek naar haar borsten, die meedeinden, en toen gleed haar hand helemaal over die welvingen heen.
Even later spreidde Marjon haar jas uit en ging erop liggen. Ze legde een nieuwe appel tussen haar borsten.
“Bijten maar,” zei ze.
Donna grinnikte. “Waarin?”
“O wacht.” Marjon trok haar trui uit en legde nog een paar appels op haar blote buik. “Waarin je maar wilt.”
“Krijg je het niet koud, zo?”
“Niet als jij heel dicht tegen me aan komt liggen.”
De tepels van Marjons borsten prikten prachtig omhoog. Donna legde heel voorzichtig haar hand op een ervan en voelde het kietelen in de holte van haar hand. Daarna zoende ze de tepel en zoog er zachtjes op. De appels rolden weg en lagen vergeten in het gras.
Nadat ze haar T–shirt uit had getrokken, voelde ze Marjons handen op haar eigen huid. Donna rilde.
“Koud?” fluisterde Marjon in haar oor.
“Nee, lekker!” fluisterde Donna terug.
“Waarom fluister je?” vroeg Marjon hardop. “Er is hier niemand.”
Donna lachte. “Ik fluister omdat jij fluistert.”
“En waarom fluister ik dan?”
“Misschien om de betovering niet te verbreken?”
Ze kon er niet genoeg van krijgen, van die eindeloze oppervlakte vel. Zoveel zachtheid had ze nooit eerder gevoeld. Marjon wel, zij was duidelijk degene met ervaring. Ze leidde Donna aan de hand door het landschap van hun lichamen en samen dwaalden ze er de hele middag rond.
Donna had nooit geweten dat het zo zoet zou zijn. Ze had ervan gedroomd, ze had erover gefantaseerd, maar nooit gedacht dat het zoveel in haar kon oproepen. De wereld bestond niet meer, alleen nog maar dit bed van gras en jassen. Zonlicht verwarmde hen, maar dat hadden ze niet eens nodig. De warmte kwam vanuit hun buik, van hun armen die ze om elkaar heen hadden geslagen, van huid tegen huid. Alleen zij tweeën bestonden. Marjon was niet alleen mooi, ze gaf haar het gevoel dat ze alles mocht proberen. Doelbewust leidde ze Donna’s hand over haar buik, waarna Donna’s vingers zomaar tussen vel en broek schoven, op zoek naar het onbekende. Ook al wist ze ongeveer wat ze er kon vinden, het was anders, het was nieuw, het was verrassend. Het krieuwelen van het haar, het fluweel van haar vel, het zacht-natte eronder. Warm en donker, geheim, maar toch ook weer niet.
Donna lag in de tent. Ze liet haar hand over haar lichaam dwalen, overal waar Marjon ook was geweest, op zoek naar de herinnering aan die zachte handen van Marjon, die haar had aangeraakt, gestreeld, dat fantastische gevoel had opgeroepen.
Langzaam ebde de echo weg. Haar buik ontspande zich, loom strekte ze haar benen. Toen veegde ze met een paar vingers over haar natte wangen.
Was ze in slaap gevallen? Ze deed haar ogen open en zag de ansichtkaart voor Marjon onder haar gebogen elleboog uitsteken.
Er zaten vochtige vlekken op en de kaart was verkreukeld.
Wat had ze erop moeten schrijven? Had ze echt gedacht dat woorden Marjon konden terughalen?
Nee, niets kon haar terughalen. Marjon had genoeg van haar. Ze was alweer naar de volgende. Voor het eerst van haar leven was ze door iemand in de steek gelaten. Daar was niets aan te veranderen.
Donna kwam overeind en scheurde de ansichtkaart in heel veel kleine stukjes.
“Don, waar ben je?”
Hoeveel later was het toen ze Lynns schelle stem hoorde?
“Donna, we zijn er weer!”
Dat was te horen. Vrolijke stemmen namen bezit van de omgeving. Geluid van ritsen, een fles fris die werd opengedraaid, gewapper met een handdoek, hoorde ze.
“Ze is er niet!”
“Ik ben er wel.” Donna kroop stijf haar tent uit. “Leuk gehad?” vroeg ze.
Ze keken haar alle vier aan.
“Heb je gehuild?” vroeg Lynn.
Was het te zien? Donna ging staan, veegde nog maar eens over haar ogen.
“Ik had een vriendin,” zei ze alleen. “En die heeft het uitgemaakt. Vlak voor de vakantie was dat.”
“Ach jee,” zei Jorien. “Wat zul jij je rot voelen.”
“Zwaar klote,” zei Lynn. Ze deed een stap naar voren en gaf Donna een troostende knuffel. Ook de jongens keken vol medeleven naar haar. Ondanks zichzelf glimlachte Donna.
“Maar eh…hebben jullie het leuk gehad?” vroeg ze. “Hoe laat is het eigenlijk? Al zo laat? Moeten er nog boodschappen gedaan worden? Zal ik voor jullie koken?”
Toen Donna bij de tent terugkwam, was het was inmiddels een uur of zes. Met een zucht van verlichting zette ze de tas met boodschappen neer.
“Waar is JW?” vroeg Lynn, die met haar mee was gegaan.
“Ik weet het niet,” antwoordde Jasper. Hij was weer met zijn fiets aan de gang. Jorien stond erbij te kijken. Wat hadden ze toch steeds te prutsen aan die fietsen, dacht Donna.
“Zwemmen? Fietsen?” zei Jorien. “O nee, zijn fiets staat hier. Nog eens kanoën dan? Lopen?”
“Maar heus niet in zeven sloten,” zei Donna.
“Nou, dat kan anders gemakkelijk hier,” zei Lynn. “Al dat water!”
Jasper ging rechtop staan, met zijn handen in zijn zakken. “Zo, ook weer klaar.” En toen riep hij: “Hé, mijn portemonnee is weg.”
Geschrokken keken ze hem aan.
Hij beet op zijn onderlip, zag Donna. “Och nee, Jasper, wat vervelend,” zei ze.
“Wanneer? Nu net?” vroeg Jorien.
“Ik weet het niet. Misschien vanmorgen al wel. Maar ik voel het nu.”
Jasper sloeg met zijn hand op zijn rechterbil. “Ik had hem hier. Misschien is hij wel uit mijn broekzak gevallen of heb ik hem ergens laten liggen. Of is hij gestolen…” Zijn stem trilde.
“Je moet het aangeven,” zei Jorien.
“Ja, denk je?” vroeg Jasper. “Die portemonnee krijg ik heus niet terug.”
“Wat zat erin?” wilde Donna weten.
“Dertig Euro ongeveer. En mijn giropas. Verder nog een pas van de bibliotheek en mijn clubkaart van de wielerclub. Maar die zijn niet zo belangrijk.”
“Ik zou het zeker aangeven,” zei Lynn. “En je moet je rekening blokkeren, anders kunnen ze geld opnemen.”
Jasper schokschouderde even. “Daar staat niet veel meer op.”
“Ze nemen net zoveel op als je rood mag staan,” wist Lynn.
“Ze weten mijn pincode toch niet?!”
“O, Jasper,” zei Jorien. “Die lui zijn niet achterlijk. Kom op, naar het politiebureau. Ik ga met je mee.”
“Is dat niet allang dicht?” vroeg Donna.
“Geen flauw idee,” zei Jorien. “Het is hoogseizoen. Dat merken we dan wel.”
Samen vertrokken ze, uitgezwaaid door Donna. Dat moet hem overkomen, dacht ze, terwijl ze de sla begon te wassen.
Lynn ging wat over de camping slenteren, zei ze, kijken waar JW uithing.
Donna had niet veel ervaring met koken. En nu ze allemaal weg waren, moest ze het zonder hulp stellen. Maar met macaroni kon niet veel misgaan, had Lynn in de winkel gezegd. Toen zij met JW had gekookt, had ze gezien hoe eenvoudig dat was: water aan de kook brengen, macaroni erin en klaar.
Een klein uurtje later was iedereen terug. Jasper en Jorien kwamen met verhitte hoofden aangefietst en deden verslag van hun bezoek aan het politiebureau, dat inderdaad nog open was geweest. Ze hadden aangifte gedaan en de rekening was geblokkeerd.
JW, die even na hen kwam aanzetten, weigerde te vertellen hoe hij zijn tijd had doorgebracht.
“Doe niet zo flauw,” zei Lynn. “Ik heb je nog gezocht, maar je was nergens.”
“O, jawel hoor,” zei JW. “Ik was wel ergens.”
“Ik moet jullie iets zeggen, jongens,” begon Donna.
“Ja, maar je was niet op de camping, bedoel ik,” hield Lynn vol.
“Niet iedere zoektocht geeft het gewenste resultaat,” zei JW. En hij vervolgde: “Ken je die van die twee Belgen die in een truck rijden en dan bij een waarschuwingsbord aankomen, waarop staat dat de maximale doorrijhoogte vier meter is. De mannen stappen uit, meten de truck op en de truck blijkt zes meter hoog te zijn. Zegt de een tegen de ander: “Wat moeten we doen?” Zegt de ander: “Ik zie geen politie, dus we gaan ervoor!””
“Er is iets misgegaan,” zei Donna weer.
“O, ik dacht al, wat ruik ik?” zei JW.
Donna knikte. “Het spijt me.” Ze had de aangekoekte pan achter de tenten gezet.
“Wat is er?” Lynn ging met haar neus boven de pan hangen en riep: “Getverderrie!”
“Wat?” Nu kwamen ze allemaal om haar heen staan.
“De saus is aangebrand,” zei Donna.
“En niet te zuinig ook!” Lynn kneep haar neus dicht. “Hoe krijg je dat voor elkaar?”
Donna haalde haar schouders op. “Zeg me liever hoe ik die pan weer schoon krijg,” zei ze.
“Dat lukt niet,” zei JW. “Die pan kan weg.”
“Je krijgt een nieuwe van me, hoor,” zei Donna tegen Jorien. “En nog iets…toen ik de macaroni af wilde gieten…”
“Viel alles in het gras?” vroeg JW begrijpend.
Lynn begon te lachen en Donna deed maar mee.
“Ik heb nog geprobeerd om al die macaronietjes op te rapen,” zei ze, “maar er bleef wel heel veel gras en troep aan zitten. Toen heb ik het maar weggegooid.”
“Maakt niet uit. Ik haal wel patat,” zei JW troostend.
“Alweer?” vroeg Jasper.
“We moeten toch wat eten? Is er verder nog iets misgegaan?” vroeg JW.
“Nou,” zei Donna, “ik ben ook de slasaus vergeten.”
“Kom op,” zei JW. “We gaan kijken wat we op de camping kunnen kopen.”
Een half uur later hadden ze dan toch een bord met eten voor zich.
“Weet je dat er ook vegetarische draken bestaan?” vroeg Jorien terwijl ze een stuk ei aan haar vork prikte.
Lynn, met een mond vol, proestte het uit. “Echt waar? O, sorry.”
Ze plukte de stukjes patat uit het gras en legde die op de rand van haar bord.
“Vertel eens?” vroeg Jasper.
“Dat is de feeèndraak en hij is mijn lievelingsdraak. Het is een heel klein draakje, tussen de drie en twaalf centimeter, maar met mooie grote ogen en met gekleurde vleugels – als van een vlinder. Hij kan allerlei kleuren hebben. En hij eet noten, fruit en groenten.”
Lynn lachte. “Je bent een fantast.”
Jorien keek haar ernstig aan. Ze leek niet eens gekwetst, vond Donna.
“Er bestaat meer dan de zichtbare werkelijkheid,” zei Jorien.
Zelf vond Donna ze wel grappig, die verhalen van Jorien. Een aparte meid was dat toch! En zo leerde je nog wat!
Jorien wilde de afwas wel doen. “Help je me?” vroeg ze aan Donna.
“Maar jij hebt ook al gekookt,” zei Jasper tegen Donna. “Ik wil wel…”
Maar Donna was al aan het stapelen. “Maakt niet uit,” zei ze.
“Die krant, hè?” zei Jorien, terwijl ze de borden onder de kraan hield. “Wat je in de krant las, vanmorgen…Toen we op het terras zaten, toen zei je dat…van dat meisje dat vermist was. Eh… Dat is heel erg natuurlijk. Ik ben heus geen ongevoelig type of zo. Het is maar dat je het weet.”
Donna keek haar aan. “Waarom zeg je dat?”
Jorien zweeg, ze leek een beetje verlegen. Zo had Donna haar nog niet meegemaakt.
“Ik ben niet zomaar weggelopen van huis, ik had een briefje achtergelaten dat ze zich geen zorgen over mij moeten maken. Dat moet genoeg zijn. Ik heb mijn redenen om op eigen benen te willen staan. Zo zei je dat toch ook over Maartje? Ik wil op eigen benen staan en ik wil niet als een klein kind behandeld worden. Ik ben laaiend dat mijn ouders mij achterna zijn gekomen.”
Jorien wreef driftig met het sponsje over een bord dat al schoon was.
Donna knikte, dat kon ze zich best voorstellen.
“Ik wil mijn ouders heus niet pesten of zo,” voegde Jorien eraan toe. “Maar als zij zich kinderachtig gedragen, doe ik het ook.”
Verbluft keek Donna haar aan, maar Jorien vermeed haar blik.
Ze had een paar messen gepakt en spoelde die af.
“Hé, die waren al schoon,” protesteerde Donna. “Maar krijg je geen problemen als je weer thuis bent?”
“Ongetwijfeld. Maar dan heb ik in ieder geval een leuke vakantie gehad.”
“O. Maar wat is er dan met je ouders?”
“Ik heb vakantie,” zei Jorien. “Ik heb geen zin om er meer over te vertellen.”
“Oké, zoals je wilt.”
Een beetje gepikeerd droogde Donna de laatste borden af. Maar het voelde niet goed, dacht ze, wat Jorien had gedaan. Ze dacht aan haar eigen ouders, hoe die zich zouden voelen als…Daarom zei ze: “Maar je kunt dan toch nog wel een keer bellen? Alleen zeggen dat het goed met je is. Ik vind…”
“En ik vind jou een bemoeial,” brak Jorien haar af.
“Dan had je er niet over moeten beginnen.”
Jorien balde haar vuisten. “Sorry. Je hebt gelijk.”
“Kom,” zei Donna. Ze stapelden borden en pannen op en samen liepen ze terug naar de anderen, die op hun slaapmatjes voor de tent lagen.
“Wat zijn jullie aan het doen?” vroeg Jorien.
“Dikzitten,” zei JW, terwijl hij zijn hand op zijn buik legde en wreef.
“Uitbuiken,” zei Lynn, die dat gebaar kopieerde.
Jasper grijnsde. “En moppen tappen.”
“Nou, in de herhaling dan maar,” zei Donna.
“Waaraan kun je zien dat een man een kleintje heeft?” zei JW.
“Aan het kinderzitje achterop! Ha ha ha!” Toen sprong hij op. “Ik ga nog even de hort op.”
Lynn stond ook op. “Zal ik mee?”
JW schudde zijn hoofd. “Nee, sorry, ik heb een afspraakje.” Hij haalde een hand door zijn haar en riep: “Ciao!”
Lynn keek hem na. Toen zei ze verontwaardigd: “Hij is met ons op vakantie! En dan gaat hij naar iemand anders toe!”
“Dat weet je niet,” zei Donna, “wat hij gaat doen. Misschien wil hij alleen zijn en loopt hij een eind. Laat hem toch.”
“Een afspraakje, zei hij toch?!”
“Misschien zegt hij maar wat.”
“Ik kan er niks aan doen,” zei Lynn. “Ik vind hem een stuk en…”
Ze brak af.
“Als hij niet op jou valt, is dat rot voor je, maar laat hem nu met rust.”
“Dat kun jij je niet voorstellen, hè, maar ik ben helemaal gek van die vent.”
“Dat kan ik me best voorstellen,” zei Donna kalm, terwijl ze naar de mooi opgemaakte ogen van Lynn keek. “Hij is knap en aardig en grappig, maar misschien heeft hij er wel last van dat je hem steeds zo achtervolgt met je ogen.”
Lynn schrok zichtbaar, zag Donna. O jee, was ze nu weer te ver gegaan? Waarom moest ze zich ook altijd overal mee bemoeien?
Maar ze vond het vervelend voor JW dat Lynn hem zo op de nek zat.
“Toch vind ik dat hij bij ons moet blijven.” Lynns stem klonk minder zeker dan anders.
Lynn richtte zich nu op Jasper. “Wat vind jij? JW is met ons weg. Dan moet hij bij ons blijven, toch?”
Jasper werd rood. “Eh…Ik weet het niet. Misschien wel…”
Donna zuchtte.
“Spelletje doen?” stelde ze toen maar voor.
Lynn kreunde.
“Nee,” zei Donna snel, “ik bedoel een gewoon spelletje. Ik heb kaarten bij me. Kunnen jullie klaverjassen?”
“Ja.”
“Ja, leuk!”
“Jij ook, Lynn?”
“Goed.”
Donna pakte het kaartspel, schudde en deelde uit. Tot haar grote opluchting was het ineens heel gezellig. Ze speelden tot het te donker werd om nog iets te kunnen zien.
Toen stond Lynn op. “Ik ga een eindje lopen,” zei ze en ze verdween.
“Ja, ja,” zei Jorien, terwijl ze de kaarten op een hoop veegde, “een eindje lopen.”
Ineens had Donna het koud, ook al hing de warmte van de dag nog op het veld. Ze kroop haar tent in om een trui te pakken.
Terwijl ze de zachte stof van haar fleecetrui over haar hoofd voelde glijden, bedacht ze ineens dat ze vanavond niet zo krampachtig aan Marjon had gedacht. Ze liet haar blik dwalen over haar spullen en nam toen ook waxinelichtjes en haar mobieltje mee de tent uit.
Ze hield het Jorien voor, terwijl ze haar vragend aankeek.
Jorien schudde haar hoofd.
Donna bleef staan, haar gsm in haar uitgestoken hand. Vol spanning keek ze naar Joriens gezicht, waar de tweestrijd van af te lezen was.
“Goed, even dan,” zei ze uiteindelijk. Ze pakte de telefoon aan en liep ermee weg, het veld af.
Jasper keek Donna niet-begrijpend aan. “Wat is er? Wat gaat ze doen?”
Donna lachte. “Een draak verslaan,” antwoordde ze.
De vraagtekens op Jaspers gezicht werden groter.
Donna ging voor hem op haar hurken zitten met een doosje lucifers in haar hand. “Dat moet Jorien zelf maar vertellen.” Toen stak ze haar laatste waxinelichtjes aan.
Jorien was al snel terug. Had ze wel gebeld? En nu moest ze ophouden, zei ze streng tegen zichzelf.
Donna luisterde stil naar het geklets van Jasper en Jorien. Ze had geen zin zich erin te mengen. De camping om hen heen was in het donker verdwenen en Donna staarde naar het rustig flakkerende licht van de kaarsjes. Het was volkomen windstil.
Plotseling voelde ze heel duidelijk dat ze hier te veel was.
Ze stond op en zei dat ze naar bed ging. Het was on-Nederlands warm in de tent en met alleen haar slipje aan ging ze boven op haar slaapzak liggen. Het duurde lang voor ze insliep.