De versleten tas van het merk Marimekko hing over haar schouder, haar kleren hadden hun beste tijd gehad, zodat haar magere gestalte leek te bevriezen, maar de blik in haar ogen was even intens als altijd.

– Je ziet eruit als een pakezel, zei ze lachend.

Hij had zojuist bij Stockman vier overhemden en een donker kostuum gekocht en bij Tie Rack op het Forum enkele geschikte dassen gevonden.

Ze keek ongegeneerd in zijn tassen en slaakte een paar enthousiaste kreetjes.

– Ben je aan het inslaan voor onze nationale feestdag?

– Als ik buitenlandse gasten moet ontvangen, heb ik het gevoel dat ik in versleten kleren rondloop, verontschuldigde hij zich.

– Je hoeft het aan mij niet uit te leggen, hoor. Heb je tijd voor een kop koffie?

Peter had tegenwoordig absoluut geen tijd over, maar hij knikte, waarna ze een cafeetje binnenliepen. Hij nam koffie en een vleespasteitje, en zij, die noch koffie dronk, noch vlees at, thee en een pasteitje van rijst met ei.

– Ben je ons allemaal vergeten? vroeg ze zonder verwijt in haar stem.

– Het duurt een poosje voor je in een nieuwe baan bent ingewerkt. Overigens, ik heb wel wat vertaalwerk voor je. Ze schudde haar hoofd. – Ik freelance niet meer. Ik heb een baan bij Amnesty.

– Gefeliciteerd! Een vaste baan?

– Niets is vast in het leven. Althans niet in het mijne. Het is een project van een jaar. Voel jij je daar thuis tussen mensen die de toekomst van ons land bepalen?

– Timo Manner is een fascinerend persoon. Als hij voor de politiek had gekozen, zou hij beslist aan de presidentsverkiezingen meedoen. Vroeger bekeek ik al die sterke mannen en vrouwen van een afstand, maar nu zie ik van dichtbij hoe ze werken.

– Hebben ze ook nog een leven naast al hun grote projecten? Of zijn het alleen de projecten die hen tot leven brengen?

Hij lachte en wuifde haar kritische vragen weg.

– Natuurlijk hebben ze ook nog een normaal leven. Hun vrije tijd is kort, maar wordt intensief gebruikt.

– Ik ben weer verhuisd, Peter.

– En je hebt me niet eens gevraagd je bij de verhuizing te helpen!

– Ik heb een man gevonden. Je zult het niet geloven, maar we hebben elkaar ontmoet toen we tijdens de kerstbazaar van Amnesty voor de koffie zorgden. Hij had de cakejes zelf gebakken. Peter voelde een steek in zijn hart. Pia maakte dat het leven zo warm en gezellig klonk.

– Hoe is hij?

– Hij is twee keer zo groot als ik, heeft blauwe ogen en hij houdt van honden. Ze zocht naar iets in haar zwarte tas en haalde een klein fotootje tevoorschijn. Peter vond dat de man eruit zag als een muzikant uit vervlogen tijden. Of als een milieuactivist.

– En jullie gaan ’s zondags wandelen in Berghäll?

– Nee, hij heeft een auto.

– Over auto’s gesproken, ik ga een nieuwe kopen!

– Ik hoop dat hij goede remmen heeft, Peter. Je hebt tegenwoordig zo’n haast.


De portier bij de hoofdingang belde om te zeggen dat er voor Peter een bezoeker bij de receptie stond. Peter nam de lift naar beneden en groette een energieke jongeman met natte haren en een set sleutels in zijn hand.

– Uw nieuwe auto is aangekomen, zei de man met een brede lach.

– Heerlijk, zei Peter, waarna ze buiten naar de parkeerplaats liepen. Daar stond hij - blinkend en stralend in metallic blauw - op hem te wachten.

– Klaar voor een proefrit? vroeg de man terwijl hij innemend glimlachte.

Peter ging achter het stuur zitten en trapte het gaspedaal in. De auto vloog vooruit, de parkeerplaats af richting Västerleden. Ze reden over de brug van Drumsö, daar waar de politie zelden op snelheid controleert en de kilometerteller wees 140 aan. Daarna remde Peter af en reed rustiger tot ze Mattby voorbij waren en hij weer gas kon geven. De man met het natte haar praatte over het motorvermogen, over accessoires en speciale velgen, maar Peter luisterde alleen maar naar de wind die suisde en naar het geluid van de banden die over het asfalt vlogen. Hij had een Alfa Romeo gekozen, want hij vond Duitse auto’s saai en Zweedse te veel op veiligheid gericht - hij wilde een auto met persoonlijkheid. De verkoper kletste intussen gewoon door.

– Deze autoradio is echt top. Wilt u hem even proberen? Het vermogen is zes keer 50 watt, voldoende om het dak eraf te blazen, als u dat zou willen.

Maar Peter had geen belangstelling voor vermogens of cijfers, hij genoot slechts van zijn snelheid en vrijheid, en van het gevoel dat zijn leven in de goede richting ging. Hij wist dat hij moest uitkijken voor de politie als hij meer gas gaf, maar andere hindernissen lagen er niet op zijn weg. Een half jaar geleden zat hij volledig aan de grond, vernederd en werkloos, maar nu was hij adviseur van een van de belangrijkste topmensen in het Finse bedrijfsleven en vloog hij over de weg in een splinternieuwe Alfa.

De autoverkoper zweeg toen hij merkte dat Peter niet luisterde en deed in plaats daarvan het schuifdak open. Toen lachte hij zijn stralende glimlach en Peter lachte terug. Door het open dak scheen de zon op hun hoofd en de wind speelde door hun haar. De winter was voorbij, het leven had gezegevierd.



Hij draaide het nummer dat op het visitekaartje stond. Er stonden twee nummers in Frankrijk op, het ene was van een mobiele telefoon en het andere van een vaste lijn, misschien van de krant Le Monde. Hij belde het mobiele nummer. Nadat de telefoon drie keer was overgegaan, nam Sylvie Bonnaire op en hij legde uit dat hij meer moest weten om te kunnen uitzoeken of Fircotronics’ aandrijfelektronica voor raketten inderdaad in China was beland, wat hij overigens ondenkbaar achtte.

– Waarom is dat ondenkbaar, Peter?

Haar stem klonk spottend, alsof ze hem plaagde.

– Omdat ons bedrijf zich aan alle internationale verdragen houdt, inclusief het wapenembargo tegen China.

Hij dacht dat ze om zijn opmerking lachte, maar wist dat niet zeker.

– Wat wil je weten?

– Kun je concrete details geven, Sylvie? Aantallen of specificaties?

– Productienummers? Serienummers? Codes?

Zij hart ging sneller kloppen. Kon ze toegang hebben tot zulke vertrouwelijke informatie?

– Ja, als je die hebt.

– Ik geef je een paar serienummers. Die helpen je wel verder. Heb je een pen bij de hand?

Na het telefoongesprek pakte hij het papiertje met de serienummers en liep naar de kamer van Manner. Diens secretaresse wilde hem tegenhouden, want Manner bereidde zich voor op een bespreking met een grote klant, maar ze zag aan Peters blik dat zijn boodschap niet kon wachten en gaf hem toestemming naar binnen te gaan. Timo Manner wierp een blik op het papiertje in Peters hand en belde met Mikko Rovanperä. Een minuut later kwam de directeur van de militaire divisie binnen met in zijn kielzog een assistent.

– Wil je even gaan zitten, Mikko?

Mikko Rovanperä knikte en toetste op de computer van Manner enkele cijfercodes in. Peter keek naar het jongensachtige gezicht onder het blonde vlashaar en zag hoe tijdens de paar minuten dat Mikko intensief het scherm bestudeerde, zijn gelaatstrekken verstarden. Toen de directeur opkeek leek het bijna of er angst uit zijn ogen straalde.

– Het is ongelooflijk. De cijfers kloppen, het zijn spullen van ons. Ze zijn verkocht aan Frankrijk. Hoe bestaat het dat ze nu in China zijn?

– We weten niet of die elektronica zich wel in China bevindt, zei Manner rustig. Wat Peter heeft gehoord zijn slechts beweringen. De vrouw is Française, ze lijkt goede contacten te hebben bij de Franse defensie-industrie, maar ik heb nog geen enkel bewijs gezien dat deze elektronica daadwerkelijk in Chinese handen is.

– Zal ik haar nog een keer bellen?

– Bel maar met mijn telefoon. Dan zet ik de speaker aan, zodat we allemaal kunnen meeluisteren. Vraag haar om bewijs en laat haar het rechtstreeks naar mij sturen.

Peter draaide opnieuw het nummer en Sylvie Bonnaire nam op. Ja, natuurlijk kon ze het bewijzen. Ze kon foto’s sturen. Ze klonk erg hulpvaardig. Peter wist uit ervaring dat ze bezig was een lijn uit te gooien. Als de vis beet, zou ze die snel binnenhalen. Maar haar buit had niet gebeten, nog niet.

– Hoe kunnen we er zeker van zijn dat die foto’s werkelijk aantonen dat onze elektronica zich in Chinese wapenarsenalen bevindt?

– We hebben een videoband van een militaire oefening. Een instructiefilm voor technisch personeel van de Chinese luchtmacht. Snap je, Peter?

– Nee, vertel.

– De video laat zien hoe de raketten functioneren, hoe ze gebouwd zijn en hoe ze tegen militaire doelen gebruikt kunnen worden. Op de film wemelt het van de Chinezen. En ook van de close-ups van diverse technische details.

Haar stem was zacht en rustig, alsof ze het over een interessante reportage op de televisie had.

– Ik begrijp het, zei Peter.

– Vergeet niet dat ik aan een hele reeks artikelen werk. Mijn doel is niet jullie te beschadigen. Ik wil een serie verhalen maken die een langer leven beschoren zijn. Wie de grootste schurk is, is wat mij betreft minder interessant. Als jullie me alles vertellen wat je weet, komen jullie er minder slecht vanaf.

Nadat Peter de hoorn had neergelegd, had ook Timo Manner een bezorgde blik in zijn ogen.

– De concurrentie probeert ons te beschadigen. Ze bluffen, maar het is zeer wel mogelijk dat het bewijs echt lijkt. Ik heb een opdracht voor je, Peter.

– Wil je dat ik Sylvie ga opzoeken?

– Nee, ik wil dat je naar Ierland gaat. Op vredesmissie.

– Nu, op dit moment?

– Ja, ik heb je over onze Ierse concurrent IVE verteld. Zij maken ook aandrijfelektronica voor elektrische auto’s. Wij denken dat ze ons bespioneren. Ik ben er zeker van dat zij achter die video zitten, als die tenminste bestaat.

– Een video produceren vereist meer dan alleen een paar serienummers. Je moet ook beeldmateriaal hebben.

– Zoiets valt te regelen. Wij leveren regelmatig foto- en videomateriaal aan defensiebeurzen. Andere producenten doen dat ook. En Chinese militaire oefeningen, daar gaan er dertien van in een dozijn. Vervolgens heb je alleen nog een computer nodig om het materiaal digitaal te bewerken.

– En wat wil je dat ik ga doen?

– Ik regel in Ierland een ontmoeting met iemand. Ik ben van plan de vrede te kopen. Jij mag mijn vredesduif zijn.

– En Sylvie?

– Die is slechts hun instrument. Als we de Ieren hebben gesust, hebben we het conflict bij de bron aangepakt.

– Blijft Sylvie. Zij heeft nog steeds het bewijs.

– Het materiaal dat ze heeft kan er echt uitzien, maar het is vals. Als we dat kunnen aantonen, is haar zogenaamde bewijs waardeloos.

– En je denkt dat IVE zich laat sussen?

– Er is een mogelijkheid, maar die is niet goedkoop. Meer hoef je niet te weten. Ik wil dat je er volgende week heen gaat. De details zullen anderen wel regelen, jij krijgt alleen een tijdschema. En je tickets.

– En wat moet ik doen in Ierland?

– Dat weet ik nog niet precies, maar als alles goed gaat zul je van onze contactman een pakketje in ontvangst kunnen nemen.

– Geld voor bewijsmateriaal? Kun je met geld iemand het zwijgen opleggen?

– Peter, Peter, wanneer leer je nu eens niet zo veel vragen te stellen?

Toen Peter de kamer uitliep, merkte hij dat Mikko een zeer ongeruste blik in zijn ogen had. Peter had in diens gewoonlijk gladde voorhoofd nog nooit zo’n diepe frons gezien.


ZEVENDE HOOFDSTUK

1

Hij ontwaakte uit een droom, of misschien droomde hij nog steeds. De weilanden waren prachtig groen, de heuvels die in het noorden oprezen zo ver het oog reikte, glooiden zacht, de koeien die in de wei stonden te herkauwen straalden rust uit en de weinige mensen die langs de kant van de weg liepen, leken geen enkele haast te hebben. Dus moest dit een sprookje zijn, want de wereld van vandaag was een mierenhoop waar iedereen altijd haast had. De wereld kookte van hectiek en lawaai, maar hier op het Ierse platteland bestond geen haast. Hoe lang geleden was het? Meer dan twintig jaar. Toen was hij op de weg tussen Galway en Dublin dikwijls met zijn opa meegereden in diens oude Morris. De bochtige, smalle weggetjes zaten toen vol kuilen die de gammele wagen deden kermen en ze grapten dat hij, Peter, eigenlijk achter de auto aan moest hollen om alle schroeven en moeren te verzamelen die ze tijdens de rit verloren. Zijn opa had geklaagd en gevloekt, eerst over de Engelsen die het land aan de bedelstaf hadden gebracht, daarna over de arbeiders van de rijksdienst voor het wegverkeer, die op hun bed lagen in plaats van het wegdek op te lappen en ten slotte over oom Brendan, die bij de hondenrennen het halve vermogen van de familie had vergokt, zodat ze nu in zo’n roestbak moesten rijden. In die tijd duurde de rit vijf uur en ze hadden die route talloze keren gereden. Dat waren nog eens tijden. Bijna iedereen was toen zo arm als een kerkrat en de hoofdstad Dublin was in het toenmalige Europa niet meer dan een gehucht. Maar vergeleken met Galway lag Dublin zo dicht in de buurt van het paradijs als een Ier maar kon komen, tenminste als hij niet naar New York verhuisde of toevallig stierf en daardoor in de hemel kwam.

Peter had Dublin nauwelijks herkend toen hij die ochtend met het vliegtuig aankwam en hij later, na op het vliegveld zijn huurauto te hebben opgehaald, door de stad reed. Het verkeer was druk, de mensen waren elegant gekleed en hoge gebouwen met glanzende gevels van staal en glas weerspiegelden de nieuwe welvaart. Dublin was nu een moderne stad met hier en daar pittoreske elementen, bestaande uit oude, lage stenen huizen. Natuurlijk had hij over dit alles gelezen; hoe de Amerikaanse achterneven tientallen miljarden dollars hadden geïnvesteerd in het land van hun voorouders en hoe de Europese Unie alleen al in de jaren negentig tientallen miljarden euro’s aan steun in het land hadden gepompt om de achtergebleven Ierse economie op te krikken. Dublin was niet langer een gehucht, maar een van de meest trendy steden van Europa.

Maar toch waren er ook dingen die de veranderingen hadden overleefd. De glooiende heuvels, de donkergroene weilanden en de lage muurtjes van gestapelde stenen tussen de stukken grond van de verschillende eigenaren. En de koeien, die ook in het tijdsgewricht van de efficiënte, hypermoderne veehouderij rustig mochten buiten lopen. En ten slotte uiteraard de schapen. Er waren nog steeds veel

schapenboeren en de nostalgie kreeg de overhand als hij naar de witte dieren keek die op de stenige grond liepen te grazen. Die stenen, ja. De boeren waren gedwongen geweest tegen de natuur te vechten door eindeloze hoeveelheden stenen te verzamelen en te stapelen, op grond die te arm was om andere dieren te voeden dan schapen. ‘In Ierland wonen meer schapen dan mensen’, zei zijn opa altijd.

Peter stopte in Cornafulla, net zoals ze vroeger hadden gedaan, opa en hij. Hij zocht de pub van O’sheas op, waar ze altijd hun brood opaten. Opa dronk dan altijd een pint bier, want dat scheen erbij te horen en er was in die tijd nog niemand die je onderweg aanhield om het promillage alcohol in je bloed te controleren. De straat met de lage, bepleisterde huizen in verschillende kleuren zag er nog net zo uit als vroeger, naast de levensmiddelenwinkel stond nog het kleine benzinestation en inderdaad was de pub van O’sheas er ook nog, met het groen-witte uithangbord dat een beetje scheef hing, precies zoals hij het zich herinnerde. Hij liep naar binnen en werd verwelkomd door een geroezemoes van mannenstemmen. Het meisje aan de bar begroette hem vriendelijk en hij bestelde een kop koffie met een broodje.

Het duurde minder dan een minuut voor ze tegen hem begonnen te praten, de oude mannen aan de bar, die donker bier dronken. Ze dachten dat hij een toerist was, omdat ze hem niet kenden, maar hij vertelde dat hij hier geboren was, zeventig kilometer naar het westen en dat het voelde alsof hij - na vijfentwintig jaar in den vreemde - eindelijk was thuisgekomen.

Peter had wel een week in Cornafulla kunnen blijven, want ze wilden hem allemaal uitnodigen, maar hij bedankte, want ook al was hij in dit land geboren, hij leefde niet in hun wereld. Zij hadden genoeg tijd voor iedereen, maar in zijn wereld was de tijd op rantsoen en kostte geld. Opnieuw reed hij langs heuvels, weilanden en kilometers lange, lage stenen muurtjes die kronkelend de heuvels opliepen. Nergens op de wereld had hij zo veel tinten groen gezien. Het was alsof God de grond groen had geschilderd met een palet dat geen andere kleuren had, maar dat in plaats daarvan gezegend was met een ontelbaar aantal groene nuances, sommige voor het gras, andere voor de planten en weer andere voor de bomen. Hij reed een half uur en bedacht dat hij wel wat tijd over had voor een kleine omweg. In plaats van na Loughrea de hoofdweg naar Galway te volgen, sloeg hij linksaf. Hier was geen spoor meer te zien van de miljarden van de Europese Unie, en de lage stenen huizen leken hier even armoedig en de wegen even smal als in zijn kindertijd. Het was vijf uur toen hij aankwam bij de Cliffs of Moher. Het zou nog ruim een uur licht zijn. Hij stapte uit en liep omhoog het pad op, terwijl hij vocht tegen de hevige storm. In deze streek had je twee soorten windkracht: hard of zeer hard en terwijl hij in het winderige landschap omhoog liep, voelde hij dat de tranen langs zijn wangen liepen, maar hij wist niet of dat kwam door de storm of doordat hij bezig was iets te naderen dat hij jarenlang geprobeerd had te vergeten.

Toen stond hij boven op de Cliffs of Moher en voor hem lag alleen nog de oceaan. Hij kon zich niets mooiers voorstellen dan dit verlaten landschap van kalkstenen klippen en een nagenoeg oneindige oceaan die pas ophield waar Amerika begon. Hij stond zo dicht bij de rand als hij durfde. Het uitzicht was adembenemend en de steile rotswand levensgevaarlijk. Het klipmassief was meer dan tweehonderd meter hoog. De golven van de Atlantische Oceaan sloegen tegen de loodrechte bergwand alsof ze hem vergeefs probeerden te benaderen.

– Niet te dicht bij de rand, knul, hoorde hij opa zeggen en Peter beloofde voorzichtig te zijn.

– Hier zijn al heel wat mensen doodgevallen, zei opa. Stommelingen springen van de rotsen om de een of andere vrouw. Onthoud dat geen enkele vrouw dat waard is, jongen.

– Ja, opa.

– Kom, we gaan naar Galway!

– Nee, wacht even! Kijk, opa, als ik voorover leun, word ik tegengehouden door de wind en val ik niet! Kijk maar!

– Hou op, rotjoch. Wat denk je dat je moeder zal zeggen als ik haar vertel dat ik je in de oceaan heb laten donderen.

– Weet u, opa, we zijn hier voor het laatst. Pappa zegt dat we naar Belfast gaan verhuizen.

– Wees maar blij dat je uit dit verrekte gat weggaat, Peter! In Belfast krijgt Seamus een goeie baan en krijgen jullie stromend water en een huis waar het niet tocht door elk raam waarvan het

hout verrot is.

– In Belfast schieten de mensen op elkaar, opa.

– In Ierland hebben we altijd op elkaar geschoten. We spelen viool voor elkaar, we dansen met elkaar en we schieten op elkaar. Als je daar vanaf wilt zijn, moet je naar Amerika als je groot bent. Hou op met dat leunen tegen de wind, knul!

– Voelt u zich niet goed?

Dat was niet de stem van opa. Peter draaide zich om en keek recht in het gezicht van een Amerikaanse toerist met een grote bril en een rond gezicht dat op een erg rond lichaam zat, bijna zonder nek.

– Ik voel me prima.

– U stond in uzelf te praten en u leunde voorover …

– Ik ben hier geboren.

– Hier op de klippen?

De ogen van de Amerikaan waren groot van verbazing. Peter negeerde hem en liep terug naar zijn auto. Zijn moeder was in Finland geboren en zijn vader hier op dit groene eiland. Ze waren al jaren dood, maar op deze plek voelde hij hoe ze over hem waakten. Het motregende toen hij Galway binnenreed. Het regende hier altijd. Elke dag scheurde de hemel ten minste één moment open, op sommige dagen diverse keren. De regen maakte je kleren nat, die vervolgens door de wind werden gedroogd tot je opnieuw natregende. De regen voelde vertrouwd, maar de stad niet. De vele autowegen waren er nog niet geweest toen de EU-miljarden nog niet waren binnengestroomd. Hij had bij zijn vertrek een kleine stad achter zich gelaten en de grote stad die hier nu lag, stond vol internationale bedrijven die hier met sprookjesachtige belastingvoordelen naartoe waren gelokt. Deze uithoek was een industrieel paradijs geworden aan de rand van Europa. Pas toen hij dichtbij het centrum was uitgestapt en over Shop Street liep met de zeshonderd jaar oude huizen, gebouwd van ruwe blokken kalksteen, voelde hij dat zijn geboortestad hem verwelkomde.

Daarna ging hij het Great Southern Hotel binnen, waar hij als kind duizenden keren langs was gelopen, maar nooit binnen geweest, want niemand die hij kende was rijk genoeg om daar te logeren. Nu liep hij bijna enthousiast de grote deuren door die toegang gaven tot het massieve gebouw van grijs steen. In de foyer brandde een open haard en de warmte voelde heerlijk aan na de striemende regen en harde wind.

– Er is een boodschap voor u, mijnheer Hellberg, zei de man van de receptie toen hij incheckte.

Peter scheurde de witte envelop open en las de korte tekst. De man die hij zou spreken, wilde niet naar het hotel komen - in plaatst daarvan wilde hij hem ontmoeten in restaurant King’s Head in High Street. Het tijdstip was hetzelfde als in het tijdschema dat hij van Timo Manner had gekregen, elf uur de volgende dag. Het schoot voor de zoveelste keer door zijn hoofd: het was wel een erg lange reis voor één enkele ontmoeting. Maar misschien was de transactie waar hij aan meewerkte erg belangrijk.

Hij stopte de kamersleutel in zijn zak, bestelde een kop thee en zakte diep weg op een bank met zachte, dikke kussens. Zo vlakbij de warmte van de open haard verdween geleidelijk de kilte binnenin hem. Hij zat in de foyer een uur lang te doezelen. Door zijn half gesloten ogen bekeek hij de statige, oude ruimte en intussen vroegen zijn vermoeide hersenen zich af waarom die magere man in de hoek naar hem stond te kijken. Peter was veel te moe om na te denken over de man die deed alsof hij een krant las en al snel sliep hij in.

Hij ging te voet naar restaurant King’s Head. Er was geen sprake van dat hij met zijn huurauto door de oude stad zou rijden, waar de straten waren opgebroken, gevels werden gerenoveerd en winkels gemoderniseerd. Honderden jaren geleden was Galway een belangrijke havenstad waar handelsschepen aanlegden met wollen stoffen, kleding en kruiden. De kooplieden hadden er huizen laten bouwen, het ene nog statiger dan het andere. Het was de vorige bloeiperiode van de stad. Daarna was de samenleving in verval geraakt, weggekwijnd en als Doornroosje in slaap gevallen - tot ze enkele tientallen jaren geleden weer tot leven kwam met een nieuw onderzoekscentrum, een universiteit en bergen geld van de Europese Unie.

Het was bijna elf uur. Peter hoefde zich niet om te draaien om te weten dat hij geschaduwd werd. De magere man die de avond ervoor in de foyer naar hem had staan kijken, liep in de mensenmassa

een stukje achter hem. Peter had de man ook bij het ontbijt gezien en nu, terwijl hij stilstond om in een etalage naar dikke, Ierse wollen truien te kijken, zag hij tussen de mensen het spiegelbeeld van de man.

Peter had geen idee wie hem zou willen schaduwen. Hij was immers op weg naar een alledaagse zakelijke bespreking. Ja, misschien niet zo heel alledaags, als het tenminste klopte dat IVE Fircotronics bespioneerde. Maar hem schaduwen leek hem overbodig als alle partners wisten wat er stond te gebeuren. Hij liep King’s Head binnen, een klein restaurant met tegen het plafond roetzwarte balken en houten banken langs de donkere, grote tafels. Zijn schaduw liep niet met hem mee naar binnen, maar schoof verder met de mensenmassa mee.

– Mijnheer Hellberg?

Een lange man van een jaar of veertig met borstelig roodbruin haar kwam uit het donker tevoorschijn en stak zijn hand uit. Ze gingen samen aan een van de tafels zitten en bestelden vlees met witte saus en een glas bier, waarna de man, die Ciaran O’Meaney heette, druk begon te praten.

– Dus je bent in deze streek geboren, Peter?

– Zeker, mijn vader en grootvader ook. Maar ik herken het hier nauwelijks meer.

– Galway is veranderd. De huizen zijn in tien jaar zes keer zo duur geworden. Geld en groei hebben merkwaardige gevolgen.

– Dit moet een van de snelst groeiende steden van Europa zijn!

De kelner bracht het vlees.

– Ben ik erg onbeleefd als ik je vraag waarom je naar Finland bent gegaan, terwijl de anderen die hiervandaan trokken bijna allemaal naar Londen gingen of de oceaan zijn overgestoken?

– Mijn moeder was een Finse. Toen ik nog een jongetje was verhuisden we door mijn vaders werk naar Belfast, maar toen …

– Jullie hebben in Belfast gewoond? vroeg O’Meaney belangstellend.

– Op een nacht zijn de protestanten bij ons binnengedrongen. Mijn vader had een schotwond aan zijn been, zodat hij niet kon vluchten. Ze hebben hem in zijn bed doodgeschoten. O’Meaney leek oprecht geschokt. Het was hier geen ongebruikelijk verhaal, maar het werd zo plotseling verteld dat hij er pijnlijk door werd getroffen.

– Het spijt me. Hoe ging dat in zijn werk?

– Mijn vader had geen schijn van kans. Wij wilden niet dat er wraak werd genomen, maar toen mijn vader er niet meer was, had mijn moeder er niets meer over te zeggen. Twee nachten later drongen de mannen van de IRA bij een protestants gezin naar binnen en schoten de oudste zoon neer. Toen hield mijn moeder het niet meer uit en zijn we naar Finland verhuisd.

Peter zweeg. Hij voelde zijn hart bonzen. Hij wist niet waarom hij dit alles aan een vreemde vertelde, want hij praatte nooit over zijn jeugd. Misschien was het de omgeving en het gevoel bijna thuis te zijn. Toen ging hij snel rechtop zitten.

– We moeten elkaar nog iets geven, toch? Ik heb een beetje haast.

Hij haalde een dikke envelop uit zijn tas en reikte die de Ier aan. Intussen kwamen er meer gasten binnen, onder anderen een groep Amerikanen die druk bezig was alles te fotograferen wat men zag en enthousiaste kreetjes slaakte als men weer een nieuw antiek kleinood ontdekte. Peter werd bijna verblind door alle flitsers die oplichtten in het donker. O’Meaney stopte snel de envelop in een versleten tas van kunstleer. Hij haalde er een andere envelop uit die hij aan Peter gaf. De Amerikaanse toeristen aan de tafel ernaast lachten en waren luidruchtig.

– Hoe is het om voor IVE te werken?

De Ier fronste zijn wenkbrauwen en keek Peter vragend aan.

– Ik begrijp niet wat je …

– Je werkt toch bij Irish Vehicle Electronics?

De Ier schaterlachte.

– Nee, ik weet niet waar je het over hebt. Ik ben slechts een boodschapper met een kleine opdracht. Eigenlijk doceer ik scheikunde aan St. Mary’s College.

– Wie heeft je dan gevraagd mij op te zoeken?

– Er is me gevraagd hier in King’s Head een Fin te ontmoeten met wie ik pakjes moest uitwisselen. Tegen een kleine vergoeding. Dat komt wel vaker voor. Ik weet niet wie erachter zit en dat wil ik ook niet weten. O’Meaney hief zijn glas en proostte op zijn opdracht die nu uitgevoerd was. Enkele minuten later wandelde Peter terug naar zijn

hotel. Hij draaide zich diverse keren om, maar de schaduw liet zich niet meer zien. De wind vanaf de Atlantische Oceaan woei hard en plotseling opende de hemel zich om de aarde een gulle regenbui te schenken. Zo herinnerde hij zich Ierland, dacht Peter. Het waaide er altijd en de zon en de regen wisselden elkaar om het half uur af. De lente was een beetje groener dan de winter en ’s zomers was de zon tussen de regenbuien door iets warmer, maar verder waren aan de westkust alle jaargetijden zo’n beetje hetzelfde. Eenmaal terug in zijn kamer pakte Peter de bruine envelop, die drie centimeter dik was en die zorgvuldig met tape was dichtgeplakt. Wat kon erin zitten? Een videoband? Documenten? Als hij de envelop zou openmaken, zou het plakband duidelijke sporen achterlaten die hij niet kon wegwerken. De envelop brandde in zijn handen. Op dat moment ging de telefoon. Het was Timo Manner.

– Alles in orde?

– Ik heb een envelop in ontvangst genomen. Maar de man die ik ontmoet heb, schijnt slechts een boodschappenjongen te zijn.

– Soms is het het beste om zaken via een tussenpersoon te regelen. Peter voelde zich teleurgesteld. Hij was helemaal naar Ierland gereisd alleen maar om als postbode op te treden. En dat zonder te weten wat voor soort post hij eigenlijk uitdeelde. Hardop zei hij:

– Ik geloof dat iemand me geschaduwd heeft.

– Trek je er niets van aan. Dat overkomt een koerier wel eens.

– Is ons probleem nu opgelost?

– Geld doet wonderen. En grote geldbedragen doen grote wonderen. Mocht je morele bezwaren hebben, vergeet dan niet dat het recht aan onze kant staat. Zij zijn degenen die ons schade hebben willen berokkenen. Nu kopen we vrede. Wanneer kom je terug?

– Ik check zo uit. De auto blijft hier en ik vlieg vanuit Galway terug.

– Uitstekend. Kom je vanavond nog naar kantoor?

– Moet dat?

– Ik weet het, het is vrijdagavond. Maar als je kunt. Dan kun je die envelop afleveren die je hebt gekregen en ik heb ook een nieuwe opdracht voor je.

– Heeft het haast?

– In zekere zin.

Plotseling voelde Peter een gevoel van onmacht bij zich opkomen. Hoeveel hij ook deed, het leek wel of zijn inzet nooit genoeg was. Hij zou vanavond met Malla een borrel gaan drinken als hij in Helsinki was aangekomen en terwijl hij met Manner praatte, dacht hij aan Malla’s reeënogen.

– Of ben je bezet, Peter?

Timo Manner klonk oprecht meelevend en Peter interpreteerde hem verkeerd.

– Eigenlijk wel, helaas, zei Peter.

Maar dat was niet wat Timo Manner had bedoeld.

– Kun je je afspraak niet verzetten, Peter. Ik moet zondag naar Washington. Jij bent de enige die me kan helpen.

Peter begreep het. Manner had niet empathisch geklonken om Peter een kans te geven een eigen leven te leiden, maar omdat Manner wilde aangeven dat hij wist wat het betekende afstand te doen van dat wat we een privéleven plegen te noemen. Hij bood hem geen alternatief, alleen een greintje sympathie.

– En Peter …

– Ja?

– Ik weet dat die envelop je fascineert, maar open hem niet. Iemand die niets weet, hoeft ook nooit te liegen. We zien elkaar vanavond.

Peter hield de envelop tegen het licht, maar het bruine papier was veel te dik om er doorheen te kijken, zelfs met behulp van een sterke lamp. Hij vroeg zich af of hij had meegedaan aan iets onwettigs. Uit het borstzakje van zijn colbert haalde hij een visitekaartje. Sylvie Bonnaire, journaliste. Twee telefoonnummers, een van een mobiele en een van een vaste telefoon. Peter belde haar mobieltje, maar ze nam niet op. Hij liet de telefoon tien keer overgaan, maar er gebeurde niets. Hij werd ook niet doorgeschakeld naar een voice mail. Toen koos hij het andere nummer en wachtte minutenlang. Peter keek op de klok. Het was half een. Misschien genoot Sylvie Bonnaire van een lange lunch in Parijs, want er antwoordde niemand. Hij belde het internationale inlichtingennummer en vroeg het nummer van de krantenkolos Le Monde in Parijs. Hij kreeg het, maar het leek in het geheel niet op het nummer op het visitekaartje. In gebroken Frans informeerde hij van wie de twee nummers op het visitekaartje waren. Het antwoord was overduidelijk: beide waren privénummers van Sylvie Bonnaire.

Hij belde Le Monde en vroeg doorverbonden te worden met Sylvie Bonnaire. Het meisje van de telefooncentrale raakte in de war en vroeg hem de naam te herhalen. Maar er werkte geen Sylvie Bonnaire bij Le Monde. Hij bedankte haar en legde de hoorn neer. Peter liep naar het restaurant beneden en bestelde koffie, terwijl hij diep nadacht. Wie was Sylvie Bonnaire? Ze had zich uitgegeven voor iemand anders dan ze was. En op dit moment leek ze van de aardbodem verdwenen. Waarom deed iemand die in wapenleveranties snuffelde, zich voor als journalist? Was ze er slechts op uit om Fircotronics schade te berokkenen? Of was ze misschien een vredesactivist? Of werkte ze alleen maar voor de concurrentie, voor IVE?

Voor hij zijn hotel in Galway verliet om naar huis te vliegen, belde hij nog een laatste keer, maar de Française bleef onbereikbaar. Er stonden dertig mensen voor hem in de rij. Op een vrijdagavond heeft niemand natuurlijk zo veel haast als ik om op zijn werk te komen, dacht hij, maar in een rij wachtende taxipassagiers is iedereen gelijk. Een geïrriteerde vrouw voor hem klaagde over de striemende regen en wenste dat ze in de Spaanse zon was gebleven. Peter was het met haar eens, want als zij in Spanje was gebleven was de rij iets korter geweest.

Om tien uur zat hij weer achter zijn bureau. Malla had zijn excuus rustig opgenomen, zij kende de realiteit van het leven en natuurlijk konden ze elkaar wel een andere keer zien. De stapel post leek wel een meter hoog. Hij zette zijn computer niet aan, want het was beter niet te weten hoeveel mail er op antwoord wachtte. Hij legde zijn tas op zijn bureau en haalde de bruine envelop eruit. Hij peuterde er nog een keer aan, maar overwon de verleiding en liep naar de kamer van de president-directeur. Manner bedankte hem en legde de envelop zonder hem open te maken in een bureaulade.

– Een lezing, zei hij. Ik moet maandag in Washington een lezing houden. Voor mensen van het Congres en het ministerie van Defensie. Het gaat erom hen ervan te overtuigen dat Finland een land is dat men vertrouwen kan, ook al zijn we geen lid van de NAVO. We hebben diverse leveranties in petto, aan de VS en aan de NAVO. Kun je een korte speech voor me schrijven?

– Waarover dan?

– Over Finland als een land dat altijd zichzelf heeft kunnen redden en dat nooit een ander in de steek heeft gelaten. Een beetje Finse naoorlogse geschiedenis. En dan wat mooie woorden over Fircotronics. Bij elkaar een half uur.

– Eigenlijk moet ik morgen naar Åbo. Een bruiloft.

– Toch niet je eigen bruiloft, hoop ik? lachte Manner.

– Die van mijn neef.

Manner keek uit het raam naar het verkeer op Västerleden. Peter vroeg zich af waar hij aan dacht op momenten als deze, als hij langs iemand heen keek, naar een punt in de verte, langs de mens die tegenover hem zat. De stilte was ondoordringbaar.

– Ik ben net terug uit Ierland. En ook vorig weekend …

Manner trok aan een bureaula en bladerde luidruchtig door een stapel papieren. Klootzak, jij moet altijd op je wenken bediend worden! dacht Peter en verbaasde zich over zijn eigen woede. Manner pakte een oude lezing en keek de tekst door, maar schudde toen zijn hoofd.

– We kunnen de Amerikanen niet op oude kost trakteren, zei hij. We moeten een nieuwe tekst maken, jij en ik.

Peter slikte. Wie zou er een grens trekken als hij dat zelf niet deed?

Manner zou met groot genoegen alle grenzen overschrijden.

– Ik kan het natuurlijk ook aan Mikko vragen.

Manner praatte in zichzelf. Hij draaide een nummer, maar Mikko Rovanperä antwoordde niet. Peter vroeg zich af wat zijn neef zou zeggen als hij niet bij de bruiloft kwam opdagen. Wat begrijpt mijn familie van het leven? dacht hij. Al die mensen die tijd consumeren alsof er geen eind aan komt! Alsof de tijd er zomaar is, klaar om er naar eigen inzicht gebruik van te maken. Opeens kon Peter hun onnadenkendheid en hun voortdurend klagende ondertoon niet meer verdragen: waarom kom je zo zelden op bezoek? Alsof hij iets te kiezen had. Maar wiens keuze was het dan? Manner gaf geen orders, niet aan degenen die hij vertrouwde. Zij die orders van hem begonnen te krijgen, wisten dat de zandloper liep en dat hun tijd er bijna op zat. De wereld was er vol van: ex-werknemers. Degene die Manner vertrouwde, wist dat het zinloos was te wachten tot die kleine signalen veranderden in rechtstreekse opdrachten.

– Wat als ik die lezing nu eens vannacht schrijf?

– Dat lijkt me uitstekend. Maar je hoeft je niet te haasten, niet voor mij. Voor mij is het vroeg genoeg als ik de tekst morgenavond heb.

Peter liep de kamer van de president-directeur uit terwijl er in zijn hoofd sombere gedachten ronddraaiden. Waarom had hij geen keus?

– Verdomd onverzadigbaar kutkereltje, zei Peter in zichzelf. Jij redt het niet zonder mij en in mijn nieuwe leven red ik het niet zonder jou.


Misschien was hij tegen drieën even weggezakt, misschien was het al bijna vier uur, hij verloor zijn grip op de tijd en schrok toen hij besefte dat hij uit een korte sluimering wakker was geworden. Buiten het kantoor lag de wijk Gräsviken er stil bij, alle ramen van de flatgebouwen waren donker en er reed slechts sporadisch een auto voorbij. De zaterdagochtend sloop dichterbij en Peter wierp een blik op de tekst die hij die nacht had geschreven. Hij had de ondankbare rol van Finland tijdens de koude oorlog vermeld en was weggezakt toen hij aankwam bij de hoogconjunctuur aan het begin van het nieuwe millennium. Hij las de tekst op het scherm van zijn pc en concludeerde dat de helft van de lezing klaar was. Nu moest hij nog enkele weloverwogen woorden toevoegen om de aarzelende houding van Finland jegens de NAVO te verklaren en dan nog tien minuten tekst over de successen van Fircotronics op het gebied van militaire elektronica. Hij probeerde een memo van de minister van Defensie te lezen, maar vermoedde dat op dit tijdstip zelfs een Asterix-album te ingewikkeld zou zijn. Hij stond op en liep naar de keuken bij de lift. Er zat nog wat oude, koude koffie in het apparaat. Die rook bitter, dus gooide hij die koffie in de gootsteen en spoelde de kan om. Vervolgens zette hij een nieuwe pot. Hij rekte zich uit en deed een paar oefeningen, tot het koffiezetapparaat begon te pruttelen en te sissen. Hij nam een volle mok koffie mee naar zijn kamer en ging aan de computer zitten. Zijn hersenen waren leeg als een uitgedroogde kokosnoot. Hij stopte met de speech, klikte op de pc een kaartspel tevoorschijn en toen hij een kwartier had gespeeld, stroomde de adrenaline weer. Het was half vijf.

Tegen achten die zaterdagochtend, toen buiten de stad bezig was wakker te worden, in duizenden huizen de lichten weer begonnen te branden en de eerste automobilisten de binnenstad inreden, was zijn concept gereed. Dus stuurde hij zijn tekst de cyberruimte in en belde Timo Manner op zijn huisadres. Maria nam op. Terwijl hij met haar praatte, herinnerde hij zich haar slanke lichaam in de donkerrode zijden jurk op het feestje in Westend; hij herinnerde zich hoe ze daar bij het zwembad had gestaan naast dat hoge beeld van hard zwart hout. Ze stond bij het beeld dat twee Afrikaanse krijgers voorstelde en terwijl ze met hem praatte, streelde ze de ene krijger met haar hand en …

– Ja?

Haar stem klonk ongeduldig.

– Sorry, Maria, ik heb de hele nacht gewerkt. Ben een beetje verstrooid. Timo heeft een lezing besteld …

– Hij zwemt, maar ik denk dat ik hem wel uit het water kan lokken als je even wacht.

– Dank je, zei Peter, die zich afvroeg of ze rondliep in een ochtendjas of in een half doorschijnend negligé. Timo Manner dook op aan het andere eind van de lijn, zette zijn computer aan en haalde de tekst uit zijn mailbox. Hij las de lezing snel door en vroeg Peter enkele passages te veranderen. Om tien uur was Peter klaar en nam een taxi naar huis. Hij stopte bij een benzinestation waar ze vers brood verkochten, want hij was niet alleen moe, maar had ook honger en thuis lagen alleen nog kruimels. Toen hij tegen elven naar Åbo vertrok, wist hij dat hij eigenlijk eerst een paar uur had moeten slapen. Maar de kerkklokken zouden al over een paar uur slaan, dus moest de slaap nog even wachten. Een kwartier te laat parkeerde hij de glimmend blauwe Alfa voor de kerk en liep hij met grote snelle passen naar de massief houten kerkdeur. Zo zachtjes mogelijk ging hij de kerk binnen, net toen de bruidegom op het punt stond de ring aan de vinger van de bruid te schuiven. Het was een emotioneel moment, zodat niemand de verlate gast leek op te merken. Stilletjes ging Peter achterin zitten en tijdens het half uur dat volgde, vocht hij tegen de slaap die hem langzaam maar zeker overmande.

2

Opnieuw toetst Peter het nummer van Le Monde in. Hij moet Sylvie Bonnaire te pakken zien te krijgen. Zij heeft hen allemaal op het verkeerde been gezet. Op haar mobieltje neemt ze niet op. Misschien dat ondanks alles iemand van de economische redactie toch haar naam kent. Misschien werkt ze freelance voor de krant.

– Kunt u me doorverbinden met de economische redactie. Er neemt een man op en tot Peters grote opluchting spreekt hij vloeiend Engels.

– Sylvie Bonnaire werkt hier niet, zegt de man, die Pierre heet, waarna het stil wordt op de lijn.

– Ik heb haar ontmoet en ze zei dat ze voor jullie werkte.

– Ze heeft af en toe voor ons geschreven. Research gedaan. Op freelance basis.

Peter is opgelucht. Hij heeft beet.

– Sylvie heeft me gevraagd wat informatie te verzamelen voor haar reportage.

– Wat voor reportage?

– Als Bonnaires bron wordt ik geacht dat niet aan anderen te vertellen. Kunt u haar vragen mij te bellen?

Het wordt weer stil op de lijn. Aan de andere kant hoort Peter zacht gemompel in het Frans; het lijkt alsof Pierre met een collega overlegt.

– U zegt dat u Peter Hellberg heet en uit Finland belt. Ik zie uw nummer hier in mijn telefoon. Kunt u me zeggen waar u precies vandaan belt?

– Fircotronics NV. Wij produceren allerlei soorten elektronica.

– Ik begrijp het. Ik weet dat Sylvie iets interessants op het spoor was. Misschien wilt u mij vertellen wat u gevonden hebt?

– Ik heb Sylvie beloofd alleen met haar te praten en niet met anderen.

Opnieuw stilte en zacht gemompel.

– Monsieur Hellberg, het spijt me, maar ik kan u niet helpen. Maar ik kan u wel een nummer geven waar ze u hopelijk verder kunnen helpen. Het is het nummer van de Franse politie.

– Van de politie?

– Ik denk dat u daar meer te weten komt.


Timo Manner ging op de achterbank van de Jaguar zitten en vroeg Westerlund naar Musikantvägen te rijden. Zijn chauffeur zei iets vriendelijk terug, maar Manner had geen zin om te praten. Tijdens de hele rit zweeg hij, in gedachten verzonken. Toen ze de rustige straat in de voorstad binnenreden, leek Manner weer tot leven te komen. Hij zei tegen Westerlund dat hij kon gaan lunchen, als hij er maar voor zorgde hem over een uur weer op te halen, om half een. Manner liep met grote snelle stappen het rood stenen gebouw binnen en ging de trap op. Hij belde aan en hoorde achter de deur Tatjana tegen de hond roepen dat hij moest ophouden met blaffen. Toen ze de deur opende, vroeg ze of hij eerst wat wilde eten en hij antwoordde dat een kleine lunch hem wel zou smaken; hij was die ochtend immers al vanaf zeven uur op kantoor. Hij liep achter de vrouw de flat in en deed zachtjes de deur achter zich dicht. Peter kiest het nummer dat hij van Pierre heeft gekregen en krijgt een politieman aan de lijn die geen woord Engels spreekt. Peters Frans is niet al te best, dus duurt het even voor hij zijn verhaal heeft gedaan, waarna hij wordt doorverbonden met iemand die zich di Caprio noemt. Dat klinkt niet bepaald Frans en di Caprio spreekt dan ook Engels met een sterk Italiaans accent. Maar hij praat tenminste duidelijk.

– Wanneer heeft u Sylvie Bonnaire voor het laatst gezien? vraagt di Caprio.

– Drie weken geleden, in Finland.

– Weet u wat mevrouw Bonnaire in Finland deed?

– Geen idee. We hebben elkaar op een party ontmoet. Heeft ze soms iets misdaan?

– Hoezo misdaan, monsieur Hellberg?

– Waarom moet ik met de politie bellen om met Sylvie Bonnaire te kunnen spreken?

– Wij onderzoeken een bepaalde zaak. Misschien kunt u ons helpen.

– Ik weet niets van haar. We hebben elkaar één keer ontmoet en ik heb haar daarna nog twee keer telefonisch gesproken.

– Waarover?

– Ze is journaliste en ik praat elke dag met journalisten. Ze heeft belangstelling voor het bedrijf waar ik werk. Voor mij is het routine.

– Voor ons ook. We zouden u dankbaar zijn als u ons kon helpen. Waarvoor had mademoiselle Bonnaire belangstelling tijdens haar bezoek aan Finland?

Di Caprio is zo vasthoudend als een telefonisch verkoper.

– Ik zeg niets voor ik weet waar ze van verdacht wordt, antwoordt Peter.

– Het is voor ons allemaal het beste als u meewerkt aan ons onderzoek, zegt di Caprio geduldig.

– Is ze verdwenen?

– Nee, monsieur Hellberg, Sylvie Bonnaire is dood. En we hebben alle aanleiding te geloven dat ze niet op natuurlijke wijze is overleden.



Timo Manner zat niet op zijn plek toen Peter zijn kamer binnenstormde en zijn secretaresse zei dat hij voor iets dat spoed had naar de stad was. Maar hij zou over een paar uur weer terug zijn, zei ze.Peter was veel te opgewonden om zich af te vragen wat er in de stad zo spoedeisend was. In plaats daarvan liep hij naar Mikko Rovanperä. De directeur van de militaire divisie keek naar het witte gezicht van het hoofd communicatie.

– Heb je een spook gezien?

– Sylvie Bonnaire is dood.

– Wie?

– Die Franse journaliste. Vermoord. Een week geleden.

– Wat afschuwelijk. Die zat kennelijk achter gevaarlijk nieuws aan.

– Ze zei tegen me dat ze zich had beschermd. Dat haar bewijs in de openbaarheid zou komen als haar iets mocht overkomen.

– Wij hebben niets te vrezen. Ik denk dat onze Ierse concurrent op ons compromisvoorstel ingaat. Ze overwegen ermee op te houden ons zwart te maken.

– Peter voelde zich duizelig.

– Ik denk dat de Franse politie me wil verhoren.

– Wees niet ongerust. Je hebt niet het recht om iets over onze militaire leveranties te zeggen.

– Ik ben niet ongerust, ik vind het alleen verschrikkelijk dat iemand zomaar vermoord wordt. Ze was zo … ze leek zo gemotiveerd toen ik haar ontmoette en nu is ze dood. Mikko Rovanperä keek Peter nadenkend aan. De directeur van de militaire divisie had weer die gebruikelijke joviale, jongensachtige blik op zijn gezicht, altijd bereid te luisteren.

– Ach, je mocht die Sylvie wel? Vertel eens wat over haar!

– Ik kende haar niet.

– Hadden jullie iets met elkaar toen ze hier was?

– Absoluut niet, brieste Peter geïrriteerd. Hij begreep niet hoe Mikko de zaak zo licht kon opnemen.

– Het leven is hard en zij leefde een gevaarlijk leven. In jouw functie moet je niet verliefd worden op journalisten. Als er in Frankrijk voor ons een schandaal dreigt, moet jij ons uit de wind houden.

– Ik …

– Concentreer je, Peter. Jullie hebben elkaar een keer ontmoet en hebben per telefoon globaal over de ambities van Fircotronics gesproken. Dat is alles. Als je hun dat vertelt, vergeten ze ons en wij vergeten haar.

– Maar …

– Niks te maren, Peter. Er zijn mensen in onze omgeving die ons proberen te beschadigen. Bij IVE hebben we vrede gekocht. We hadden ook met Sylvie Bonnaire kunnen onderhandelen, maar nu schijnt ze op heel wat langere tenen te hebben getrapt dan op de onze, waardoor het slecht met haar is afgelopen.

– En haar video?

– Heeft de politie het over die video gehad?

– Nee, maar stel je eens voor dat ze die vinden!

– Als ze hem vinden, ben ik ervan overtuigd dat we kunnen bewijzen dat hij vals is. Het is volstrekt ondenkbaar dat onze militaire techniek in China aanwezig is.

Peter keek naar Mikko Rovanperä, die enigszins uitgeput leek, maar toch vrolijk lachte.

– Je hebt in je nieuwe job een zwaar eerste halfjaar gehad. Binnenkort wordt het rustiger.



Birger Eklund was lang en slank. Hij kwam uit Zweden, was onopvallend, had een assistent in zijn kielzog en installeerde zich in de kamers van de ontslagen directeur techniek, Siegfried Klein. Hij was net negenendertig geworden en als alles volgens plan verliep, zou zijn vrouw hem na de zomer volgen met de kinderen. Eklund wist exact wat er van hem verwacht werd. In enkele Franse prototypes tikten kleine tijdbommen en de eerste die konden ontploffen, zaten in een paar auto’s aan de evenaar. Het gevaar van een echte catastrofe was klein, want men zou Siegfried Klein de schuld geven, omdat hij de nieuwe accu’s niet voldoende nauwkeurig had getest. Zoiets kon gebeuren als het tijdschema strak was en zowel klanten als leveranciers wat al te snel nieuwe modellen op de markt wilden brengen.

Het was Eklunds taak om binnen vier maanden een nieuwe, vervangende accu te ontwikkelen. Voor de meeste anderen zou dat een onmogelijkheid zijn geweest, maar Birger Eklund had een kans. In Noord-Europa was er niemand die meer verstand van accu’s had dan hij. Hij werkte al vijftien jaar met accu’s en zijn Zweedse medewerkers hadden ontelbare alternatieven getest. De lithium accu was het verst ontwikkeld. Het uiteindelijke resultaat was waanzinnig duur, maar als er geen goedkoper alternatief was, kon een geheel nieuwe lithium accu voor kleinere series een goed alternatief zijn. Voor grotere series waren nikkel-metaalhybride accu’s nodig, maar daar kon men nog niet volledig op vertrouwen. Eventueel nikkel-zink accu’s, die echter weer het probleem hadden dat ze tot nu toe niet veel vaker dan zo’n vijftig keer konden worden opgeladen. Of honderd, op zijn hoogst. Als iemand Birger Eklund een jaar geleden had gevraagd te realiseren wat Timo Manner hem nu vroeg, had hij voor de eer bedankt. Vier maanden was veel te kort. Maar nu kon hij geen nee zeggen. Als het hem zou lukken, was hij de prins die de helft van het koninkrijk kreeg. Hij zou de nieuwe directeur techniek van het concern worden met een aantrekkelijk optiepakket. Als het mislukte, kon hij altijd nog terug naar Zweden, waar niemand hem kwalijk zou nemen dat hij geen wonderen had verricht. Weigeren het te proberen was daarentegen onmogelijk.Timo Manner stond bekend om zijn overredingskunst. Het alternatief was vanaf het begin duidelijk. Het ging erom te kiezen: proberen het koninkrijk te veroveren of ontslagen worden. Manner hoefde niet veel pogingen te doen hem over te halen. Maar zijn vrouw behield voorlopig haar baan in Göteborg. Voor alle zekerheid. 


Hij praat nog een keer met de politie in Parijs. Le commissaire, of hoe di Caprio zich ook mag noemen, heeft enorme haast en zijn Engelse woordenstroom vermengt zich zo vaak met Italiaanse uitdrukkingen dat Peter hem uiteindelijk niet meer kan volgen. Hij vraagt di Caprio weer bij het begin te beginnen, waarna de commissaris zich beheerst, want de relatie met Finland heeft zijn bijzondere belangstelling.

– Dus u heeft mademoiselle Bonnaire slechts één keer ontmoet?

– Ja, erg kort, op een cocktailparty.

– We weten dat ze bezig was met een onderzoek waarover ze voor een krant een serie artikelen wilde schrijven, ik weet niet welke krant. Ze schreef voor veel bladen, begrijpt u, ze leek me een enigszins gespleten persoonlijkheid.

– Gespleten persoonlijkheid? barstte Peter uit, in de war gebracht, want hij had gedacht dat ze voor Le Monde werkte.

– Misschien een beetje onevenwichtig.

– Ze wilde me spreken over de expansieplannen van Fircotronics hier in Finland. Daar heb ik via de telefoon een paar keer met haar over gepraat. Ze vroeg me bepaalde details te checken.

– Over jullie expansieplannen? Di Caprio klonk verbaasd.

– Ons concern groeit nogal snel.

– Vast, maar Sylvie Bonnaire was geen economisch journaliste. Ze onderzocht misdrijven, internationale louche zaken.

– Misschien schreef ze daarnaast minder dramatische verhalen, probeerde Peter.

– Dat kan ik me nauwelijks voorstellen. Vorig jaar heeft ze enkele maffiazaken in Palermo onderzocht. Dat kan haar wellicht heel wat vijanden hebben opgeleverd. Het meest recent was ze met de wapenexport bezig. Wapensmokkel op hoog niveau. Peter krimpt in elkaar als hij de vasthoudende en goed geïnformeerde commissaris voor zich ziet. Zo had hij zich Italianen niet voorgesteld, niet zo systematisch. Voor Peter zijn Italianen meesters in het overleven binnen een voortdurende chaos.

– Exporteert Fircotronics militair materieel, monsieur Hellberg?

– Zeker, dat is geen geheim.

– Sylvie Bonnaire had vooral belangstelling voor China. Verkoopt uw bedrijf aan China?

– Nee, Fircotronics exporteert geen militaire elektronica naar China.

– Grazie, dat wilde ik weten. Niet naar China.

– Precies.

Er volgt een moment van stilte en Peter hoopt dat di Caprio zich zijn spoedeisende gevallen herinnert en wegrent. Maar dat doet hij niet.

– Merkwaardig dat Sylvie Bonnaire helemaal naar Finland gaat om met u over alledaagse zaken van Fircotronics te praten. Die vragen had ze u toch ook over de telefoon kunnen stellen?

– Ik weet niet waarom ze naar Finland is gegaan. Ik kwam haar toevallig tegen.

– Uiteraard, signore. Als u nog iets belangrijks te binnen schiet, bel me dan.

– Dat zal ik doen.

– Als u geen nieuws heeft, dan zien we elkaar over een week, hoop ik. Ik ben van plan een bezoekje aan mijn Finse collega’s te brengen. Misschien kunnen wij samen een keer lunchen?

Di Caprio lijkt geen eind aan het gesprek te willen maken, dus doet Peter dat maar. Hij zegt dat di Caprio welkom is en dat hij de commissaris in Helsinki graag voor een goede lunch uitnodigt.



Geheel toevallig liep hij Harri tegen het lijf. Hij had net in het stadsdeel Drumsö een flat bezichtigd die te koop stond in een bijna splinternieuw appartementengebouw, toen de journalist voorbij fietste.

– Hoi Peter, ouwe zwendelaar, riep Harri terwijl hij van zijn fiets sprong.

– Ben je begonnen te sporten, Harri?

– Ik moet wat doen. Het harde leven vraagt veel van je lichaam.

– Waar ga je naartoe?

– In mijn privéleven heb ik nooit een speciaal doel. Ik rijd gewoon een rondje. Wat doe jij hier?

– Ben op zoek naar een appartement.

– Dat moet in Drumsö een van de duurste appartementencomplexen zijn, zei Harri terwijl hij wees naar de met glas omgeven balkons met uitzicht op zee.

– Voor mij ook te duur. Ik zoek wel verder.

– Hoe gaat het op het werk? Nog nieuwe wapenschandalen?

– De bliksem slaat nooit twee keer in op dezelfde plek, zei Peter.–We moeten samen weer eens een avondje doorzakken. Dat is alweer zo lang geleden.

– Beslist. Volgende week zit ik bomvol, maar wat vind je van het weekend daarop? Zaterdagavond? Vooropgesteld dat niemand anders ons voor is en je voor een reisje naar de VS uitnodigt. Harri trok een nijdig gezicht en sprong zo snel op zijn fiets dat hij bijna zijn evenwicht verloor.

– Oude mannen die aan sport gaan doen, moeten kalm beginnen. Sport is geen spelletje, Harri!

Harri maakte met zijn hand een obsceen gebaar en fietste weg.


3

Ochtend in mei. München heeft Peter met open armen ontvangen. Hier is het al volop zomer en de Duitsers die niet naar hun werk hoeven, gaan luchtig gekleed. Maar Peter heeft geen tijd om van de zon te genieten, want hij moet op bezoek bij een van de laboratoria die deel uitmaken van het Duitse dochterbedrijf van Fircotronics. Het lab zal in het bedrijfsblad voor klanten gepresenteerd worden als een van de steunpilaren binnen het internationale netwerk voor research en development. Als hij het streng bewaakte laboratoriumterrein bijna is genaderd, gaat zijn mobiele telefoon. Het is Mikko Rovanperä. Zijn stem klinkt hees en hij krijgt er nauwelijks geluid uit.

– Er is iets met Timo gebeurd, zegt Mikko, maar de rest kan Peter niet verstaan. Mikko probeert het opnieuw en geleidelijk begrijpt Peter de situatie.

– Maar Timo kan toch niet zomaar verdwijnen, Mikko? Kan hij niet gewoon ziek zijn?

– Hij neemt zijn mobieltje niet op, ook niet zijn vaste telefoon thuis en evenmin die in zijn zomerhuis. We weten niet waar hij kan zijn. Er staan geen reizen in zijn agenda.

– Toen ik hem een paar dagen geleden zag, leek hij me gezond en fit.

– Een beetje moe, misschien. Maar hij laat ons altijd weten waar hij is. En hij zet zijn mobieltje nooit uit, zelfs ’s nachts niet. Ik denk dat je beter kunt terugkomen, Peter.

– Ik ben hier nog niet eens begonnen.

– Oké, ga dan eerst maar door. Ik bel je wel zodra we meer weten. Maar hou je gereed om te vertrekken.

Terwijl Peter het laboratoriumgebouw binnenloopt om een interview te maken over het toekomstige aandrijfsysteem van milieuvriendelijke auto’s, voelt hij vanbinnen een knagende ongerustheid.

– Niemand heeft een idee waar Timo uithangt, zei Leena, de secretaresse van Mikko Rovanperä.

– Moet er niemand langs bij zijn zomerhuis?

– Ik heb zijn zoons gesproken. Martin heeft beloofd er vanavond even langs te rijden.

– Vanavond? Waarom niet nu?

– Hij vindt dat we ons nodeloos ongerust maken en dat Timo vast alleen maar met rust gelaten wil worden.

– En Maria?

– Die is op bezoek bij een vriendin in Åbo. Ze komt vanavond pas thuis.

– Ik ga naar de directievergadering, Leena. Je weet waar je me kunt vinden!

De groep rond de spiegelgladde tafel was duidelijk nerveus, maar iedereen probeerde zich rustig en waardig te gedragen.

– Dit heeft hij nooit eerder gedaan, stelde Linda Wennerström vast.

– Misschien wil hij ons op de proef stellen om te zien of we een crisissituatie aankunnen, probeerde Sam Peltonen. Ze zwegen.

– Ach nee, hij zou niet zowel ons als Maria voor de gek houden, zei Sam beslist.

– In Göteborg is onlangs de directeur van een klein bedrijf gekidnapt, probeerde Birger Eklund, de nieuwe directeur techniek uit Zweden.

– Hoe is dat afgelopen?

– Ze eisten enkele miljoenen kronen losgeld. Ik weet niet of dat ook betaald is, maar de kidnappers zijn wel gepakt. Dat gebeurt meestal. Geloof ik.

– Wie zou er nu Timo willen kidnappen?

Linda Wennerström klonk aarzelend, maar Mikko ging erop door.

– Het is niet onmogelijk, ook al gebeurt het in Finland nooit.

– Waarom belt er dan niemand om een miljoen te eisen?

– Een miljoen? Timo is heel wat meer waard, mompelde Adam.

– Wat kan het ons nu verdommen hoeveel miljoen Timo waard is, brieste Sam. Het gaat erom wat we moeten doen.

– Ik heb de politie laten weten dat hij niets van zich heeft laten horen, zei Mikko. Maar ze zeggen dat, zolang we niet aan een misdrijf denken, ze niet veel meer kunnen doen dan hun ogen openhouden.

– Wat nu als …

– Ja, Sam?

Sam Peltonen beet op zijn lip.

– Wat nu als Timo is ondergedoken?

– Waarom zou een van de meest bewonderde topmensen binnen het Finse bedrijfsleven in hemelsnaam onderduiken? vroeg Linda geïrriteerd. Het kon de anderen niet ontgaan dat Sam en Mikko elkaar van opzij schuin aankeken.

– Jullie weten iets wat wij anderen niet weten, zei Linda. Zijn reizen …

Sam onderbrak haar. – Waar is Peter? De hel breekt los als dit bekend wordt.

– Peter is in München. Hij komt zo snel terug als hij kan, maar alle rechtstreekse vluchten waren volgeboekt, dus moet hij vanavond een omweg via Kopenhagen maken. Vandaag moeten we de media zelf te woord staan.

Er werd op de deur geklopt, waarna Mikko’s secretaresse haar hoofd om de deur stak.

– Timo moest vandaag bij het congres in het Finlandiahuis een belangrijke speech houden. Wie van jullie …

– Verdomme, dat was ik vergeten, barstte Mikko uit. Daar had ik ook bij moeten zijn.

– Ja, over een kwartier, zei Leena. Sorry, maar door al die consternatie zijn we dat allemaal vergeten.

– Dat is niet zo best. Ik moet er nu onmiddellijk vandoor. Maar waar moet ik het over hebben?

– Rennen, Mikko! Je bedenkt onderweg wel iets.

– En ik moet toch ook uitleggen waarom Timo er niet is?

– Verkouden, stelde Linda voor. Zwaar verkouden.

– Dit gaat slecht aflopen, zei Adam Persson nadat Mikko verdwenen was en de deur achter zich had dichtgedaan. Daarna zaten ze nog een tijdlang zwijgend bij elkaar. 


De congresvoorzitter wierp een boze blik op Mikko Rovanperä toen hij naar het podium liep, maar het humeur van de voorzitter was op dit moment wel Mikko’s minste probleem. Hij moest rustig en overtuigend klinken. Hier in de zaal zat de absolute top van de samenleving te wachten op wijze woorden van een visionair en nu was die visionair verdwenen.

– Het spijt me, maar Timo Manner is zwaar verkouden. Mikko keek naar het publiek in de zaal, maar hij werd door het licht verblind. De mensen vloeiden samen tot een diffuse massa.

– Ik … Timo Manner heeft mij verzocht hem te excuseren … Hij …

Zijn gezichtsveld klaarde op. Er zaten ruim driehonderd mensen voor hem. Misschien nog meer. Ze maakten een ongeduldige indruk en hij begreep hen. Ze waren gekomen om naar Timo te luisteren, niet naar diens plaatsvervanger. Maar hij zou ze eens wat laten zien. Hij had Timo al zo veel keren horen spreken, dat hij alle uitdagingen in de wereld kon beschrijven in dezelfde bewoordingen als Timo, zelfs al zouden ze hem er midden in de nacht voor wakker maken.

Mikko vertelde over tegenslagen en successen. Hij sprak over de laatste overwinningen op de problemen van de auto-elektronica en over de toekomst van de auto-industrie in een tijd van dure olie. Midden in zijn betoog werd hij opeens overvallen door paniek en voelde hij hoe het klamme zweet hem uitbrak. Hij dacht aan Timo en de onzekerheid die hen omringde. Hij vroeg zich af hoe de media zouden reageren. Hij zweeg even, voelde toen weer vaste grond onder zijn voeten, kwam bij zinnen en ging verder met zijn speech. Hij sprak erover hoe de voorsprong van Finland onder vuur lag terwijl hij de paniek in zijn lichaam wegduwde. Al snel functioneerde zijn brein weer als een computer. Hij sprak zonder aantekeningen en hij vroeg zich af hoe hij zich na zijn speech snel kon terugtrekken. Hij kon niet blijven om vragen te beantwoorden. Hij mocht niet opnieuw zijn ongerustheid laten blijken. Hij zou nu snel een eind aan zijn verhaal maken en zich haastig uit de voeten maken, hoe laf dat ook leek, want hij mocht de journalisten geen kans geven vragen te stellen.

Dus besloot hij nu te stoppen. Hij bedankte alle aanwezigen voor hun belangstelling, beloofde dat Timo Manner binnen een paar dagen weer op de been zou zijn, wenste het publiek een interessante congresmiddag en verdween. Terwijl hij gehaast de zaal verliet, zag hij dat hij het publiek enigszins in verwarring achterliet. De journalisten moesten gedacht hebben dat hij achterin de zaal zou gaan zitten, want zelfs zij verroerden zich niet en hij bereikte zonder problemen de deur. Maar toen hij eenmaal de congreszaal verlaten had en halverwege de uitgang was, hoorde hij de massieve houten deur achter hem opengaan en wist hij dat de uittocht van de verslaggevers begonnen was. Toen versnelde hij zijn pas en rende naar de wachtende Jaguar.

Westerlund startte de motor en nog voordat de journalisten bij de auto waren, was hij al op weg.

Tijdens de eerste nieuwsuitzending van die middag werd in algemene bewoordingen over Timo Manners ziekte gespeculeerd. Daarna kwam het vroege tv-journaal met het vermoeden dat Manner wel eens ernstig ziek zou kunnen zijn. En toen Fircotronics halsstarrig bleef weigeren commentaar op de geruchten te geven en alleen maar bleef volhouden dat Manner verkouden was, werden de speculaties over de ziekte van de president-directeur meer gedurfd. Het nieuws op de zender MTV-3 presenteerde zijn eigen theorie. De verslaggever, die zich voor de imposante, donkere glazen gevel van het Fircotronicscomplex had geposteerd, vroeg zich af of de risicovolle investeringen van het concern waren mislukt. Waardoor Manner zich niet in de openbaarheid durfde te vertonen. Het late avondnieuws op de radio vermoedde dat hij bij de Raad van Commissarissen in ongenade was geraakt en op het punt stond ontslagen te worden.

Binnen, achter de donkere glasgevel, in de directiekamer op de bovenste verdieping, zaten Sam Peltonen en Linda Wennerström tv te kijken. Ze hadden zich opgesloten en hun enige contact met de buitenwereld waren de nieuwsuitzendingen, die niemand in het bedrijf vrolijk maakten. Sams secretaresse had bij een restaurant in de buurt twee hamburgers gehaald, maar de zakjes lagen nog ongeopend op tafel, want niemand had honger. Toen de journalist die buiten stond zich afvroeg of Timo Manner wellicht was ondergedoken, staarden Sam en Linda elkaar ongelovig aan. Ze wisten allebei dat de gebeurtenissen bezig waren te ontsporen en dat er iemand naar voren moest treden om verstandige, rustgevende woorden te spreken die de wildste speculaties de kop zouden indrukken. Maar de hele bemanning van Fircotronics leek verlamd nu de kapitein er niet was.



De zonnestralen verwarmen het water van de zee en de brug naar Drumsö. Peter rijdt met de zijruit half naar beneden en ademt de ochtendlucht in die naar voorjaar ruikt. Hij nadert Gräsviken voor het begin van de ochtendspits en als de Alfa Porkalagatan kruist, draait hij het raampje helemaal open, waarna hij enkele keren diep ademhaalt. Een paar minuten later rijdt hij naar beneden, de parkeergrot van Fircotronics in en laat de zon en de lente achter zich. De directievergadering begint om kwart over zeven. In de vergaderzaal ruikt het naar verse koffie. Op de donkere mahoniehouten tafel staan de gebruikelijke croissants en de schaal met vers fruit, maar niet alles is hetzelfde. De leider ontbreekt. En met hem zijn ook de rust en het vertrouwen verdwenen. Er heerst een nerveuze stemming.

– Ga zitten, Peter, zegt Mikko Rovanperä met zachte stem. Peter steekt zijn hand uit om een croissant te pakken en een kop koffie in te schenken, maar merkt dat niemand anders dat nog heeft gedaan en weet niet goed wat te doen. Op hetzelfde moment herinnert hij zich de eerste keer dat hij hier in de directiekamer zat en zich tegelijkertijd welkom en verdwaald voelde. Hij had daar niet thuisgehoord, want hij was nieuw. Vandaag de dag is hij nog steeds een groentje, maar nu hun wereld bedreigd wordt, hebben ze hem nodig. Waar hangt de man uit die Fircotronics in de vaart der volkeren omhoog heeft gestuwd?

– Timo is dood, Peter, zegt Mikko Rovanperä, die daarmee de stilte verbreekt die zwaar boven hun hoofden hangt. Zacht zet Peter de koffiekan weer neer. Zijn mond hangt half open, alsof hij iets wil vragen, maar niet weet wat.

– Ik dacht dat hij alleen maar was verdwenen, kreeg hij er met moeite uit.

– We weten niet wanneer en hoe. De ambulance heeft hem gisteravond naar het ziekenhuis gebracht. Mikko Rovanperä spreekt duidelijk en klinkt evenwichtig, ook al breekt zijn stem. De anderen zeggen niets.

– Is het zeker? vraagt Peter. Ik bedoel, hij ligt niet in coma of zoiets?

– Hij is dood. Ik heb met de dokter en met de politie gesproken. Martin heeft hem gisteravond in zijn zomerhuis gevonden. Maria is ingestort, heel droevig, dus haar moeten we nu niet storen.

– Maar hoe redt zij zich daar dan in haar eentje? vraagt Linda Wennerström.

– Ik heb een van haar vriendinnen gevraagd naar haar toe te gaan, zegt Mikko.

De stilte is geladen. Iemand zou enige verlossende woorden moeten spreken, maar niemand doet dat. Ten slotte gaat Mikko verder:

– Peter, het is slechts een kwestie van tijd voor de pers dit te weten komt. En de beurs. We zouden direct bij het openen van de beurs met een persbericht naar buiten moeten komen, maar dat willen we niet doen voor we meer weten. De Raad van Commissarissen vergadert nog. Maar wees op alles voorbereid.

– Met zulk belangrijk nieuws mogen we niet wachten. Dat is volstrekt in strijd met de beursregels.

– Dat weet ik, maar toch wachten we een paar uur. Je kunt vast een concept-persbericht schrijven.

– Een hartinfarct? vraagt Peter.

Mikko Rovanperä snuift. – Timo was zo gezond als een vis.

– Wat delen we intern mee? vraagt Peter.

– Voorlopig niets.

– We horen de handel in ons aandeel stil te leggen.

– We wachten een paar uur. Maar het spreekt voor zich dat niemand in deze kamer in aandelen mag handelen, niet nu, noch later op de dag. En, Peter, vanaf nu houd je alle lijnen open. Zodra er geruchten tussen de persbureaus gaan circuleren, wil ik het weten. Ik ga nu naar het ziekenhuis. Mijn mobiele telefoon staat aan. Continu. Het Finse persbureau FNB kwam het eerst, om iets voor negenen. De formulering van hun bericht leek enigszins onzeker; alsof er nieuws werd verteld dat in strijd was met het gezond verstand.

‘Volgens nog onbevestigde bronnen is Timo Manner, presidentdirecteur van Fircotronics, hedennacht overleden. Manner, die afgelopen zomer vijftig jaar werd, schijnt te zijn gestorven aan de gevolgen van een hartinfarct. De familie heeft het bericht niet bevestigd. Gisteren werd door Fircotronics bekend gemaakt dat Manner aan een verkoudheid leed en om die reden niet in staat was zijn openingsspeech te houden voor het jaarcongres in het Finlandiahuis. Het bedrijf onthoudt zich van commentaar.’

Eerst dacht de markt dat het om een misverstand ging. Manner kon toch niet dood zijn? Iconen sterven niet, die hebben het eeuwige leven. De koers van het aandeel Fircotronics ging een beetje op en neer, daalde iets en herstelde zich weer. De theorie over een zware verkoudheid vond onder de aandelenhandelaren in de wereld nog steeds veel aanhang.

Peter belde Mikko Rovanperä, die terug was uit het ziekenhuis en de directie werd voor een nieuwe vergadering bijeen geroepen. De bespreking vond plaats in Mikko’s kamer met het tv-scherm continu op Reuters.

– De Raad van Commissarissen komt om elf uur bijeen, zei Mikko. De meeste haast heeft de benoeming van een opvolger en het ontwikkelen van een verdedigingsstrategie. We moeten tonen dat de onderneming nog even stabiel is als voorheen.

– Was het een hartinfarct? vroeg Peter.

Mikko aarzelde voor hij antwoordde. – Nee, maar de artsen weten nog niet wat de doodsoorzaak wel was. Als we met ons eerste bericht naar buiten komen, zeggen we slechts dat hij vannacht onverwachts is overleden en dat de artsen nog onderzoeken wat de precieze doodsoorzaak is.

Op de aandelenmarkt was het intussen onrustig. De koers van het aandeel Fircotronics bewoog weer en begon te dalen. De markt twijfelde nu zeer duidelijk aan de onsterfelijkheid van de grote man. Reuters verspreidde het bericht waarin de theorie werd onderschreven dat Timo Manner was heengegaan. In het nieuwsbericht werd kritiek geleverd op het bedrijf omdat men weigerde te vertellen wat er was gebeurd.

– Wanneer komen we naar buiten? vroeg Peter. De markt is wantrouwig. Een beursgenoteerde onderneming kan niet zwijgen.

– We gaan naar buiten direct nadat de Raad van Commissarissen een opvolger heeft aangewezen.

– Te laat. Geruchten die niet worden tegengesproken gaan een eigen leven leiden.

– Ik neem aan dat op dit moment je telefoon roodgloeiend staat, Peter.

– Ik ben tijdelijk onbereikbaar. Ik wil eerst weten wat ik moet antwoorden voor ik de telefoon opneem.

– Dat is precies ook ons probleem.

– Gestreste mannen overlijden nu eenmaal soms aan een plotselinge ziekte. Waarom kunnen we niet zeggen wat we weten?

– Omdat de waarheid iets gecompliceerder is.

Mikko Rovanperä zag er gepijnigd uit. Zijn jongensachtige gezicht was in één dag jaren ouder geworden. Op het scherm van Reuters verscheen weer een nieuw bericht. Razendsnel verspreide zich de ramp over de wereld. Peters mobieltje trilde in zijn foedraal. Niemand zei een woord. Ze keken elkaar alleen maar aan. Hoe lang ze daar hadden gezeten, niet in staat iets te doen, kon achteraf geen van hen zeggen, maar ten slotte werd de betovering verbroken toen Mikko’s secretaresse, Leena, aanklopte. Ze stak haar hoofd om de deur en zei dat de telefooncentrale overbelast was.

– Iemand van jullie moet nu naar het front, zei ze en het klonk alsof zij de leiding op zich had genomen.

Mikko kwam resoluut bij uit zijn droomtoestand.

– Peter en ik zorgen voor alle contacten met de buitenwereld, jullie anderen houden je kiezen op elkaar. En Linda voert intern het woord. Het personeel moet het weten. Jullie weten wat je te doen staat, laten we beginnen!

Eerst werd er door tientallen Finse journalisten en analisten jacht op hen gemaakt, daarna sloten de buitenlanders zich bij de drijfjacht aan en vanaf dat moment belden er honderden mensen tegelijk naar de centrale van Fircotronics. Peter Hellberg en Mikko Rovanperä hadden geen schijn van kans ze allen te woord te staan. De journalisten en analisten begonnen in plaats daarvan mevrouw Manner te bellen, tot zij - om een beetje rust te krijgen - de telefoonstekker eruit trok en haar mobieltje uitschakelde. Er belden ongeruste klanten; ook politici en andere vertegenwoordigers van het establishment wilden iets van zich laten horen. Timo Manner was een winnaar geweest en winnaars hebben veel vrienden. Om tien uur kwam Fircotronics met het eerste bericht naar buiten, waar uitsluitend in stond dat Manner was overleden aan een zich plotseling manifesterende ziekte. Waarschijnlijk had zijn hart het begeven. De Raad van Commissarissen zou binnen een uur een opvolger benoemen en ondanks de tragedie zou het bedrijf zijn expansie voortzetten. Iets later, om elf minuten voor een, ging het volgende officiële bericht de wereld in: de Raad van Commissarissen had de directeur van de militaire divisie, Mikko Rovanperä, als tijdelijk opvolger van Timo Manner aangewezen tot er een nieuwe leider van buiten was aangetrokken.

De koers van het aandeel Fircotronics, dat inmiddels met vijfentwintig procent was gekelderd, begon zich te herstellen. Fircotronics leek de zaak weer onder controle te hebben. De consternatie had nu voorbij kunnen zijn. Timo Manner had een hartinfarct gehad, had uren tussen leven en dood gezweefd en na een harde strijd tegen de breekbaarheid van het leven, was hij overleden. Mensen sterven nu eenmaal, ook machtige mensen gaan heen en worden door anderen opgevolgd. Daarom kon Timo Manner in vrede rusten zodra de consternatie voorbij was.

Maar het liep anders.


DEEL 3

Moge alle dagen hetzelfde zijn,
ook de dag van ons afscheid,

kort en reeds verdwenen in het verlangen
dat achterbleef
en zich uitstrekte
om jouw reputatie op te slaan in het geheugen
van de goudgeschakelde keten van dagen,
gelukkig als de wolken,
schaduwrijk en vlekkerig blauw.

(Rabbe Enckell, Valvet, 1937)


ACHTSTE HOOFDSTUK

1

Peter wiste het zweet van zijn voorhoofd. Hij had een schreeuwende honger, want hij was al voor zevenen begonnen en hij voelde zich duizelig. Hij probeerde het raam open te zetten, maar dat kon niet in verband met de airconditioning. De telefoon ging, maar deze keer nam hij niet op. Hij had al drie uur lang aan één stuk getelefoneerd en de officiële waarheid herhaald dat Timo Manner aan een plotseling opgekomen ziekte was overleden. Meer viel er op dit moment niet over te zeggen, maar hij beloofde iedereen die belde: zodra we meer weten, komen we met een nieuw persbericht naar buiten.

Ook zijn assistente Ulla zat aan de telefoon. Tegen de orders van Mikko Rovanperä in had hij - om de rij wachtenden in de centrale te verkleinen – ook Ulla gevraagd de telefoon te beantwoorden, maar uiteraard was zelfs dat niet voldoende geweest. Hoeveel gesprekken kun je in drie uur aannemen als je onafgebroken praat?

Een honderdtal? En hoeveel wachtenden waren er dan nog altijd over?

Peter stond op, rekte zich uit en deed op de plaats waar hij stond enkele gymnastiekoefeningen, daarbij begeleid door twee rinkelende telefoons. Vervolgens liep hij de gang in, naar de kleine keuken waar het koffiezetapparaat altijd aan stond. Hij zocht iets te eten; een vergeten sandwich, een bakje yoghurt of wat knäckebröd, maar het enige dat hij vond was een pakje ontbijtkoek. Daar was hij al nooit dol op geweest en zeker nu hij naar iets hartigs verlangde, werd hij al misselijk bij het zien van die donkerbruine koek. Hij nam de lift naar beneden, liep naar de portiers en vroeg of een van hen even naar het Indiase afhaalrestaurant vlakbij wilde gaan voor een maaltijd. Osku en Jonne, die achter de glazen ruit van de receptie zaten, zagen er teneergeslagen uit, maar stelden gelukkig geen vragen over Timo Manner.

– Wat wil je hebben?

– Twee porties van iets dat ze het snelst kunnen klaarmaken. Toen ging hij weer naar boven en in de lift probeerde hij voor het eerst die dag enige afstand van de gebeurtenissen te nemen. Zijn denkvermogen verdronk in alle vragen en de agressieve stemmen van de journalisten deden zijn vermoeide hersenen barsten. Toen hij zijn kamer weer inliep, rinkelde de telefoon nog steeds. Voor hij opnam, deed hij de deur van Ulla’s kamer open en zei in gebarentaal dat hij voor hen beiden iets te eten had besteld. Toen keerde hij terug naar de hel. Het eerstvolgende telefoontje was afkomstig van zijn oud-kamergenoot Harri. Peter vond dat hij klonk alsof hij een kater had.

– Peter, oude vriend. Wat is er gebeurd?

– Ik heb op je telefoontje gewacht, Harri! Er zijn je al honderden journalisten voor geweest. Heb je vanochtend lang uitgeslapen?

– Zoals je weet, werk ik ’s nachts het best. Waar is hij aan gestorven?

– Geloof me, we weten het niet. De artsen zijn druk bezig met de obductie. Een paar dagen geleden leek hij me nog zo gezond als een vis.

– Je meent het.

– Hij was het weekend in zijn zomerhuis en volgens zijn vrouw voelde hij zich prima!

– Mijn ouders hebben daar in de buurt ook een buitenhuis, in Ingå. Bij een benzinestation daar kwam ik afgelopen zaterdag Manner toevallig tegen. We hebben een paar woorden gewisseld. Hij maakte een sombere indruk.

– Dan weet je meer dan ik.

– Peter, jij en ik zijn vrienden. Verberg je wat voor me?

– Hand op mijn hart, nee; ik heb hem vrijdag voor het laatst gezien en toen was hij de gezondheid zelve.

– Als je me zand in de ogen strooit, vriend, kom ik je hoogst persoonlijk opknopen.

– Vertel eens, Harri, wat zei Manner toen je hem in Ingå tegenkwam?

Het was even stil op de lijn, toen zei Harri: – Het was niet zozeer wat hij zei. Maar hij maakte zo’n moedeloze indruk.

– Wat zei hij, Harri?

– We praatten eerst een beetje over het weer en de wind, en ik merkte dat hij door iets bedrukt was. Toen vroeg ik hoe het er voorstond met de elektrische auto en het Nachtoog; geen idee meer wat ik precies vroeg en hij antwoordde alleen maar heel kort. Hij probeerde me er niet eens van te overtuigen dat alles in orde was. Je weet hoe hij is. Of was. Alles ging altijd beter zolang je maar hard bleef vechten. Dat was zijn motto. Maar afgelopen zaterdag niet.

– Bel me morgen opnieuw, dan kan ik je misschien meer vertellen.

– Morgen? En wat moet ik dan vandaag in de krant schrijven, verdomme?

Peter zuchtte.

– Jij bent hier de journalist, niet ik.

– Voormalige journalisten zijn het ergste soort dat ik ken, brieste Harri en smeet de hoorn op de haak.

Peter negeerde het volgende telefoontje dat op hem wachtte. Hij liep naar Mikko Rovanperä die aan de telefoon zat met iemand van de Franse defensie-industrie en toen hij het gesprek had beëindigd, hield Peter zijn handen omhoog.

– Manner schijnt eergisteren gedeprimeerd te zijn geweest.

– De artsen hebben iets gevonden. Men denkt dat Timo leed aan een aangeboren hartkwaal. Hij heeft het ons nooit verteld, maar volgens Maria had hij er af en toe last van. Niet erg, niet zo dat iemand anders het kon merken, maar hij had bepaalde ritmestoornissen. Het was dus toch zijn hart. Wie zegt dat hij gedeprimeerd was?

– Een journalist die hem zaterdag in Ingå tegen het lijf liep.

– De waarheid begint vaste vorm te krijgen. Timo Manner had problemen met zijn hart. Hij voerde een lang en taai gevecht tegen een ziekte waar verder niemand iets van wist, behalve zijn vrouw. Tijdens het weekend moet hij gevoeld hebben dat het bergafwaarts ging. Daarom was hij gedeprimeerd. Gisteren gaf zijn hart het op.

– Staat dat vast, of is dat jouw theorie?

Mikko Rovanperä glimlachte zwakjes.

– Het klinkt echt. Het is de waarheid van vandaag. Wij kunnen ermee leven en ik kan niets beters bedenken. Terug naar het front, Peter!

Harri belde de volgende dag weer, opnieuw pas in de middag. Maar nu klonk hij niet meer alsof hij een kater had, maar volstrekt nuchter. –Peter, ik heb zeventien telefoongesprekken gevoerd!

– Je bent een vlijtig baasje.

– Daar word ik voor betaald, weliswaar niet zo goed als ze jou betalen om mensen zand in de ogen te strooien, maar redelijk. Er is iets dat me dwarszit.

– Wat betreft je salaris?

– Hou op, Peter. Wat betreft de waarheid over Manner.

Peter had die nacht niet meer dan een paar uur geslapen. Hij had tot half elf telefoontjes beantwoord, vervolgens had hij voor de volgende ochtend een nieuw persbericht samengesteld met details over Timo Manners hartkwaal en een groot deel van de nacht had hij wakker gelegen. Op dit moment haatte hij raadsels, maar hij moest zich beheersen.

– Wat zit je dwars, Harri? vroeg hij met zachte stem.

– Zeventien mensen vertellen allemaal precies hetzelfde verhaal.

– Dan moet het dus wel waar zijn, hè?

– De werkelijkheid is altijd subjectief, Peter. Als jij zeventien mensen zou bellen om hun te vragen een beschrijving van mij te geven, dan kun je er gif op innemen dat je veel verschillende verhalen hoort.

– Maar jij bent ook een veelzijdig man, Harri.

– Daarna heb ik nog iemand gebeld, een vrouw die jullie niet hebben kunnen instrueren of indoctrineren.

– Wij hebben niemand geïnstrueerd, brieste Peter geïrriteerd. Niemand van ons wist iets over Manners hartkwaal, alleen Maria Manner. We zijn allemaal in onze slaap verrast. Maar Manners arts heeft het bevestigd, evenals zijn vrouw. Dan zijn er dus niet zo veel verschillende waarheden waarmee we kunnen goochelen.

– Fout! Mijn bron vertelt een ander verhaal.

– Over wie heb je het, Harri?

– Tja, je kent de grenzen. Laten we haar maar een vrouw uit de voorstad noemen.

– Oké, wat zegt jouw bron dan?

– Dat Manner gedeprimeerd was omdat er iets was misgegaan. Ze weet niet wat, maar het was niet zijn hart. Hier had ik op jouw hulp gehoopt.

Peter was oprecht verbaasd. – Ik heb geen idee.

– Misschien hebben jullie problemen die Fircotronics vanbinnen uithollen? Of misschien was er iets in Manners privéleven waar de meesten van ons geen weet van hadden.

– Waar doel je op?

– Lees mijn krant morgen maar. Echter, ik waarschuw je. Je hebt nu nog de kans me iets te vertellen waardoor ik bereid ben met publicatie te wachten, maar dan moet het wel iets groots zijn. Anders breng ik de hele boel naar buiten.

– Laat me je in contact brengen met Mikko Rovanperä. Als iemand iets weet, is hij het wel.

Na het gesprek met Harri hijgde Peter. Hij liep met grote, snelle passen de gang in, de trap af en vervolgens de tuin in om frisse lucht in zijn longen te zuigen. Het motregende, een zachte, aanhoudende lenteregen.


Er werd gebeld en voor de deur stonden twee mannen die ze niet eerder had gezien. De vorige keer was de politie met veel mensen gekomen, ze hadden door het hele huis gerend, ze hadden haar meegenomen naar hun zomerhuis en ze had zich gevoeld als een slaapwandelaar die wordt rondgeleid door de ene geüniformeerde agent na de andere. Ze besefte nog steeds niet dat Timo dood was. En nu stonden hier weer twee nieuwe agenten op haar te wachten.

– Savander, zei de langste van de twee zonder zijn hand uit te steken.

– Vilander, zei de ander.

Maria Manner liet hen binnen en verontschuldigde zich dat ze de laatste twee dagen niet had kunnen opruimen, zelfs niet in staat was geweest de voetafdrukken weg te vegen van de agenten van de dag ervoor. Of was dat al twee dagen geleden?

– Mogen we even ergens gaan zitten? vroeg Savander en ze realiseerde zich dat ze hen in de hal wezenloos stond aan te staren. Ze wees naar de bank in de woonkamer en ging zelf in een van de fauteuils zitten. Ze bood hun geen koffie aan, daar had ze de energie niet voor.

– Het spijt ons verschrikkelijk wat er is gebeurd, zei Savander. Hij had een zeer diepe, vriendelijke stem.

– Wilt u ons in uw eigen woorden vertellen hoe u te weten bent gekomen dat uw man was gestorven? vroeg Vilander. Ze vond hem zo mager als een lat. En ongeschoren. Maar, dacht Maria, er is verschil tussen baarden en baarden. Timo’s baard was goed verzorgd. Was goed verzorgd geweest. Ze beefde enigszins en dacht dat ze moest huilen, maar het lukte haar zich te beheersen.

– Dat heb ik uw collega’s al verscheidene keren verteld!

– Ik vrees dat we u toch nog een keer moeten lastigvallen, zei Savander geduldig.

– Timo ging zaterdagochtend naar ons buitenhuis. Hij zei dat hij rust nodig had, een beetje moest nadenken. Op zondagochtend praatten we bij via de telefoon. Dat was de laatste keer dat ik zijn stem heb gehoord. Daarna ben ik naar een vriendin in Åbo gegaan. Ik heb hem ’s avonds nog gebeld, maar ik nam aan dat hij buiten aan het vissen was, dus probeerde ik het maandagochtend opnieuw. Ook toen werd de telefoon er niet opgenomen. Ik werd een beetje ongerust toen Mikko Rovanperä belde om te zeggen dat hij ook geen contact met hem had gehad. Maar ik was in Åbo, kon dus niet veel doen en eigenlijk dacht ik alleen maar dat hij graag alleen wilde zijn.

– Waarom dacht u dat hij alleen wilde zijn?

– Hij leek de afgelopen week een beetje geïrriteerd en ik wist dat hij gestrest was.

Ze snoot haar neus. Haar mooie gezicht kreeg plotseling een hulpeloze uitdrukking.

– Ik heb hem de afgelopen week diverse keren gevraagd of alles in orde was en steeds zei hij ja.

– Leek hij de laatste tijd bang voor iets te zijn? vroeg Savander.

– Bang? Timo was nooit bang.

– Gedeprimeerd? probeerde Savander.

– Ja. Dat was hij niet vaak. Maar nu wel.

– Mevrouw Manner, bent u in het mortuarium geweest?

Ze knikte.

– Dan weet u dus ook dat hij door een kogel om het leven is gekomen en niet door een hartinfarct?

Ze zweeg en knikte opnieuw.

– Denkt u, mevrouw Manner, dat uw man zelfmoord heeft gepleegd?

Ze schrok en kwam bij uit haar verdoving.

– Nee, nooit! schreeuwde ze bijna. Hij zou me nooit in de steek laten! Nooit! Het moet een inbreker geweest zijn die …

Toen barstte ze in snikken uit.

Savander stond langzaam op en legde zijn hand op haar schouder. Ze voelde de druk van zijn grote hand die een soort sympathieke energie leek uit te stralen, maar het hielp niet, want haar verdriet was een zwart, grenzeloos gat.

– Tot ziens, mevrouw Manner, we komen een andere keer bij u terug.


– Het loopt uit de hand, zei Mikko Rovanperä tijdens de directievergadering. Peter woonde tegenwoordig alle vergaderingen bij. Crises behoorden nu eenmaal tot het werkterrein van het hoofd communicatie.

– Een dagbladjournalist heeft een theorie die hij niet in detail wil vertellen, ging Mikko verder. Maar ik denk dat hij van plan is te schrijven dat Timo zelfmoord heeft gepleegd.

Peter staarde naar het donkere tafelblad. Harri was zijn beste vriend, maar er was nu niets meer aan te doen. Hij wilde niet vertellen dat Harri en hij twee jaar lang dezelfde flat hadden gedeeld. Het tafelblad was spiegelglad. Peter zag het spiegelbeeld van zijn eigen vermoeide gezicht.

– Waarom zou Timo zelfmoord hebben gepleegd? vroeg Linda Wennerström.

– Geen idee, antwoordde Mikko. Maar als de media de zaak opblazen tot een zelfmoord, ziet het er slecht uit. Sam Peltonen knikte heftig.

– Ja, dan wordt er gedacht dat we hier bij Fircotronics grote problemen hebben. We moeten ervoor zorgen dat we het op persoonlijke problemen kunnen gooien. Zijn persoonlijke …

– Dit is absurd, onderbrak Peter hem. Timo Manners lichaam is nog maar nauwelijks koud en het enige waar jullie je druk over maken is het imago van het bedrijf.

– Ja, een beetje meer respect is wel op zijn plaats, zei Linda Wennerström instemmend.

Mikko Rovanperä wuifde hun tegenwerpingen weg.

– Afgelopen maandag kelderde de koers van ons aandeel met vijfentwintig procent, maar het is ons gelukt de markt gerust te stellen. Voor de kundige inbreng van Peter mogen we hem erg dankbaar zijn. De koers gaat nu weer iets omhoog.

– Ja, we hebben geluk gehad, zei Sam Peltonen.

– Geluk of kundigheid, alles kan onmiddellijk weer instorten zodra er gevaarlijke geruchten gaan rondzingen. Zelfmoord is erg genoeg, maar nog niet het slechtste alternatief.

De anderen staarden Mikko vragend aan.

– We zitten op een kruitvat en we moeten dienovereenkomstig handelen. Naast Timo’s lichaam is een pistool gevonden. Hij is gedood door een schot.

Het vertrek vulde zich met kreten van schrik en verbazing, die vervolgens langzaam wegstierven en plaatsmaakten voor een onheilspellende stilte. Directeur marketing Sam Peltonen was de eerste die wat zei.

– Denk je dat die journalist dat weet?

– Kan ik me nauwelijks voorstellen, zei Mikko. Ik vermoed wel dat hij met iemand heeft gepraat, iemand van wie niemand anders nog lucht heeft gekregen. Tatjana.

– Tatjana?

Peter had die naam nooit eerder gehoord. Mikko keek hem met een uitdrukkingsloze blik aan.

– Tatja was … laten we maar zeggen: een vriendin.

– Een hoer, mompelde Adam Persson.

– Klets geen onzin, Adam. Ze was exclusief. Zijn minnares. Niemand van ons heeft haar immers ooit gezien?

Allen schudden hun hoofd. Maar allen, behalve Peter, wisten ze dat zij glans gaf aan Timo Manners leven.

– Weet Maria het?

– Van Tatjana? Ze weet dat Timo een uitlaatklep had.

– En het pistool?

– Er zaten vingerafdrukken op. Die van Timo. Dus hij kan zichzelf voor het hoofd hebben geschoten. Of iemand anders heeft achteraf het pistool in zijn hand gedrukt.

Opnieuw een ademloze stilte. Nu was het Linda Wennerström die de stilte verbrak en haar vraag was niet bepaald de belangrijkste.

– Waarom vertel je dit nu pas?

– Ik vond dat we het nog een tijdje stil konden houden, in het belang van het bedrijf.

– Het kan dus zelfmoord of moord zijn geweest, zei Peter zacht. Maar geen hartinfarct.

– Ik denk dat je de spijker op zijn kop slaat. In Mikko’s stem klonk een licht ironische ondertoon die Peter ontging. Linda Wennerström zag er bedroefd uit.

– Als Timo inderdaad zelfmoord heeft gepleegd, vind ik dat laf van hem.

– Laf? vroeg Mikko.

– Hij laat een afschuwelijke zooi achter. De ene dag is Fircotronics de grote winnaar en nu worden we vernederd. Wij mogen mooi uitleggen waarom Timo er tussenuit is geknepen. Zonder zelfs maar een afscheidsbrief.

– Een verrekte rotzooi, zei Sam instemmend. En we hebben geen flauw idee waarom hij een eind aan zijn leven heeft gemaakt.

– Of waarom hij is vermoord, voegde Peter eraan toe. Er ging een golf van zelfmedelijden door het vertrek. Zij waren de slachtoffers van het grote verraad, moe van te weinig slaap en opgejaagd door journalisten die dol op schandalen waren.

– Hij laat ons met alle rotzooi zitten, zei Sam opnieuw. Vervolgens werden ze wakker geschud toen een secretaresse haar hoofd om de deur stak om te zeggen dat Peter bezoek had.

– Het schijnt nogal belangrijk te zijn, zei ze.

Hoofdcommissaris di Caprio uit Parijs bestudeerde zijn goed gemanicuurde handen toen Peter hem beneden in de hal tegemoet liep. Di Caprio was klein en donker, gekleed in een mooi lichtblauw overhemd en een zwart pak zonder vouwen of plooien. Toen hij Peter in het oog kreeg, sprong hij op uit de bezoekersstoel en liep snel met uitgestoken hand op hem toe.

– Monsieur Hellberg, prettig u te zien, excuseer me dat ik zo geheel onaangekondigd langskom.

– Ik ben inderdaad erg verrast. We hebben bepaalde problemen, waarmee we nu druk …

– Ja, ik weet het. Afschuwelijk, mijn deelneming. Maar ik was toevallig bij een paar collega’s in Helsinki op bezoek, dus kon ik het niet nalaten even bij u langs te gaan. Ik heb nog geprobeerd te bellen, maar …

– U bent een van de honderden. We worden op dit moment overspoeld met telefoontjes.

– Zoals ik al zei, het spijt me verschrikkelijk. Kunnen wij …

Hij keek in de steriele hal een beetje verlegen om zich heen en Peter begreep zijn wenk.

– We gaan even naar een vergaderzaaltje, dan worden we ook niet zo gauw gestoord.

Twee minuten later zaten ze in een van de vele vergaderzaaltjes die bedoeld waren voor vertrouwelijke besprekingen met klanten die volgens de veiligheidsvoorschriften niet op de kantooretages mochten worden ontvangen.

– Het gaat over mademoiselle Bonnaire, die overleden Franse journaliste, begon di Caprio terwijl hij met zijn felle bruine ogen Peter opnam. Maar opeens ontspande hij zich, leunde achterover en begon druk te praten over de achtergrond van de zaak, alsof hij een boeiend maar onschuldig verhaal vertelde.

– Sylvie Bonnaire heeft twee jaar als correspondent voor Franse kranten in Italië gewerkt. Normaal werk ik zelf in Milaan. Maar in december ben ik tijdelijk naar Parijs verhuisd. Een uitwisselingsprogramma voor de duur van een jaar. De Italiaanse en Franse politie werken veel samen.

Peter begreep er niets van, hij keek slechts gefascineerd naar de handen van di Caprio die door de lucht dansten terwijl hij praatte. Het was heerlijk om even aan iets anders te denken dan aan de dood van Timo Manner.

– Sylvie Bonnaire was vorig jaar bezig met een onderzoek naar de maffia. Vooral wapensmokkel. Volgens mij is toen de grond te heet onder haar voeten geworden. Ze schreef veel artikelen, werd met de dood bedreigd en daarom ging ze in januari naar huis, naar Parijs. Maar ze ging verder met haar onderzoek naar de wapenhandel.

– Zaken waarbij de maffia is betrokken? vroeg Peter, voornamelijk om zijn belangstelling te tonen.

– Nee, ze veranderde van spoor. Ze begon te graven in de Franse wapenindustrie.

Nu was Peter een en al oor. Hij besefte dat di Caprio hier niet toevallig was en dat hun wegen zich helaas nog diverse keren zouden kruisen.

– Ze schreef een serie reportages en onthulde een schandaal. Franse wapens waren in Irak beland, via Brazilië. En via ZuidAfrika. Dat was jaren geleden gebeurd, nog voordat de VS de aanval tegen Sadam Hussein begon. Er zijn Fransen in staat van beschuldiging gesteld. Twee hoge directeuren zijn al ontslagen. Twee anderen staan op het punt hun baan kwijt te raken. Di Caprio’s handen maakten wilde pirouettes in de lucht terwijl hij vertelde hoe de koppen hadden gerold.

– Dus had ze veel vijanden, probeerde Peter.

– Absoluut, maar ze was geen kroongetuige. De zaak is onderzocht door de officier van justitie, die had de bewijzen al op tafel en mademoiselle Bonnaire had haar werk gedaan. Er was geen motief om haar te doden, behalve wraak. En, voilà, Fransen nemen alleen wraak uit liefde. Jaloezie. Niemand zou Sylvie Bonnaire hebben vermoord uit wraak voor haar onderzoeksjournalistiek. Di Caprio haalde een pakje sigaretten tevoorschijn en keek om zich heen naar een asbak. Die was er niet, want in het hele gebouw gold een rookverbod. Peter liep naar de keuken om een schoteltje te halen en gaf dit aan di Caprio, die zijn sigaret al had opgestoken.

– Ik weet het, jullie roken niet. Gezonde mensen hier in het noorden.

– Wij hebben andere slechte gewoontes, signor di Caprio.

– Waar was ik?

– Wraak kan geen motief zijn.

– Precies. Ze was met iets nieuws bezig. Wapenverkoop aan China. Franse bedrijven spelen er een belangrijke rol in, maar er zijn ook andere ondernemingen bij betrokken.

Hij nam een paar trekjes terwijl hij Peter strak aankeek. Geen van beiden zei iets. De stilte hing net zo dicht in het vergaderzaaltje als de sterke sigarettenrook. Toen lachte di Caprio.

– Signor Hellberg, ik kan zien dat jullie Finnen echt meesters zijn in het zwijgend discussiëren.

Peter glimlachte beleefd. De Italiaan had het initiatief.

– Welnu. We nemen aan dat Sylvie Bonnaire Fircotronics ervan verdacht verboden militaire technologie aan China te hebben geleverd. Net als bepaalde andere bedrijven.

– Onderzoekt u een moord of wapensmokkel, meneer de hoofdcommissaris?

– Umberto! Laten we elkaar toch tutoyeren. Umberto di Caprio. Moord. Anderen mogen de wapensmokkel voor hun rekening nemen. Als daar tenminste sprake van is.

– Wij hebben de laatste jaren niets aan China verkocht.

– Ik begrijp het.

Er viel opnieuw een stilte en di Caprio drukte zijn peuk uit op het witte schoteltje. Peter haalde opgelucht adem. Het brandalarm was niet afgegaan.

– Peter, alsjeblieft, een beetje bereidheid mee te werken is alles wat ik vraag!

– Ik heb verteld wat ik weet. We verkopen niet aan China.

– Dat is niet het punt. Het gaat erom wat Sylvie Bonnaire dacht. Zij vermoedde dat jullie elektronica op de een of andere wijze in China was beland. Klinkt dat … hoe zal ik het formuleren … plausibel?

Peter knikte. Hij kon wel iets toegeven, niet teveel.

– Sylvie Bonnaire heeft haar vermoedens tegenover mij geuit. Ik heb geantwoord dat wij geen militaire elektronica aan China hebben verkocht. Ik heb haar mijn woord gegeven. En zij heeft ons nooit enig bewijs laten zien.

Dat was in elk geval bijna waar, dacht Peter. Ze was niet meer in staat geweest het bewijs te tonen voor ze stierf. Di Caprio leunde achterover in zijn stoel en keek naar het plafond, vervolgens naar zijn handen. Toen leunde hij weer snel naar voren.

– Wat vind je van een licht dinertje? Ik trakteer. Er zijn hier vast gezellige restaurants in de buurt.

– Helaas, ik moet verder met mijn werk. Ik word overspoeld met vragen. Ik verdrink erin.

– In de ergste crisis kan een stevige maaltijd met een goed glas wijn je hoofd leegmaken.

Maar Peter schudde zijn hoofd, ook al wist hij dat de commissaris gelijk had. Daarop stond di Caprio op en stak zijn hand uit.

– Bedankt voor het gesprek, Peter. Het is altijd prettig iemand te ontmoeten die je alleen via de telefoon kent. We zoeken een motief. Iemand heeft Sylvie Bonnaire van het leven beroofd omdat ze iets op het spoor was.

– Het zou nooit bij ons opkomen zoiets te doen.

– Natuurlijk niet, Peter.

– En als je me nu wilt verontschuldigen, ga ik terug naar mijn acute problemen. Tot ziens. Na een korte pauze voegde hij eraan toe - ook al voelde het vreemd aan: Umberto.

De Italiaan lachte breed.

– Uiteraard zien we elkaar nog. Ik houd contact!


Tegen de avond werd het rustiger. De markt begon eraan te wennen dat een groot man was heengegaan en het leven verderging. De koers van het aandeel Fircotronics leek zich te stabiliseren. Maar op de redactie van een landelijk dagblad groeide een zaadje van twijfel in het hoofd van een vermoeide, sjofele journalist. Hij was zich ervan bewust dat hij in geleende tijd leefde en dat zijn eigen toekomst op het spel stond. Hij besefte dat Timo Manner hem het succes kon bezorgen dat hij zo hard nodig had. Hij dronk de tiende kop koffie van die avond en rookte Camel zonder filter, ondanks het rookverbod op de redactie. Ten slotte voerde hij nog enkele telefoongesprekken om zijn theorie te testen en daarna was hij rijp om het risico te nemen: hij had zo weinig te verliezen. Toen zijn krant de volgende ochtend uitkwam, brak de hel los.

‘Manner schoot zichzelf dood in zomerhuis’, schreef de krant. Toen die theorie de markt bereikte, kelderde de koers van het aandeel Fircotronics opnieuw. Kon een icoon zelfmoord plegen? Kon een man die leven in een onderneming had geblazen, zomaar zijn eigen leven opblazen?

De directie was voorbereid. Het was zaak alle gevaarlijk geruchten direct de kop in te drukken nog voor ze zich konden verspreiden. Manner was al enkele dagen gedeprimeerd geweest. Zwaar gedeprimeerd, want zijn arts had hem verteld dat zijn hartkwaal ernstiger was dan men tot dan toe had gedacht.

– Hij had nog zoveel doelen in zijn leven, nog zoveel te winnen, zei Mikko Rovanperä tijdens het eerstvolgende crisisberaad van de directie.

– Vooral de op het punt staande doorbraak van de elektrische auto, ging Sam Peltonen verder.

– Ja, Peter, denk aan hun inlevingsvermogen als je met de media praat. We hebben het over een man die alles heeft gegeven wat hij had. Alles, in het belang van ons bedrijf. Hij kon zijn eigen lichamelijke zwakte niet accepteren. Die zwakte verstoorde zijn evenwicht, nee, dat gevoel van zwakte verstoorde niet alleen zijn evenwicht, maar bracht hem in verwarring. Hij haatte het tekort te schieten, juist op het moment dat de overwinning zo dichtbij was.

– Grote mannen verafschuwen het oog in oog te staan met hun eigen breekbaarheid, ging Linda Wennerström verder.

– We gaan er dus van uit dat de zelfmoordtheorie klopt? vroeg Peter aan Mikko, die nu, conform het besluit van de Raad van Commissarissen, president-directeur was. Weliswaar tijdelijk, maar hij was op dit moment degene die de beslissingen nam. Een poosje zei niemand iets. Ze waren allen onzeker. Wat als de journalisten over moord zouden gaan schrijven?

– Wat denkt de politie? vroeg Peter.

– Die zijn heel zwijgzaam. Timo stierf door een kogel, niet aan een hartinfarct. Dat weten we. Dus moet het zelfmoord zijn. Of een nerveuze inbreker.

– Een schietgrage inbreker zou een goede verklaring zijn, merkte Sam op.

– Voor ons, ja, maar de politie lijkt er niet van overtuigd dat het doodslag was, zei Mikko. Bovendien bestaat er altijd het risico dat men aan moord gaat denken. Als mensen over moord gaan praten, moet er een motief zijn. In dat geval moeten wij voor een motief zorgen. Wij moeten een verklaring vinden die Fircotronics niet beschadigt en ons aandeel de das omdoet. Maar zo ver wil ik nog niet gaan. Vooral niet zolang de politie de vondst van het pistool niet openbaar heeft gemaakt.

– Zijn ze van plan die informatie onder de pet te houden? barstte Peter uit.

– Daar lijkt het op, om onderzoekstechnische redenen.

– Als de politie het zelfmoord noemt, is het het veiligst als wij dat ook doen, zei Linda.

Peter knikte. Het was zijn werk het imago van het bedrijf te beschermen, tegen elke prijs. Maar er moest ook naar andere zaken worden gekeken. Manner had in de samenleving tientallen vertrouwelijke functies vervuld. Hij had deel uitgemaakt van diverse besturen binnen de nationale werkgeversorganisatie en van organisaties die het land binnen de internationale concurrentie een technische voorsprong moesten bezorgen. Hij had in regeringscommissies gezeten ter bevordering van de werkgelegenheid en was adviseur geweest van een denktank voor de toekomst van de natie. Zo ging dat met machtige mensen. Zij breidden hun terrein uit. Ze werden ertoe verleid dat te doen, want er waren zo veel anderen in de samenleving die van hun nabijheid konden profiteren, dus was hun aanwezigheid felbegeerd. Het zou niet gemakkelijk zijn om uit te leggen dat een man aan wie zo veel belangrijke functies waren toevertrouwd, zelfmoord had gepleegd.

– Timo heeft dus een eind aan zijn leven gemaakt omdat hij niet in staat was zijn zwakte te aanvaarden. Om persoonlijke redenen dus. Fircotronics had en heeft geen problemen.

– Precies, zei Mikko. Op naar het front. Zorg goed voor de rij wachtenden.

Precies om twee uur ging het persbericht naar buiten. In de tekst werd vastgesteld dat Timo Manner plotseling en onverwacht was getroffen door een zware depressie die samenhing met hartproblemen. Het was tragisch, maar het leven ging verder. De onderneming stond er beter voor dan ooit. Nadat het bericht was uitgegaan, zakte de koers van het aandeel Fircotronics met twintig procent. Veel particuliere investeerders, pensioenfondsen, aandelenfondsen en directeuren van Fircotronics voelden zich plotseling aanzienlijk armer dan de dag ervoor. Maar reeds de volgende ochtend herstelde de koers zich enigszins. Niets wees erop dat Fircotronics in de problemen zat. De grote man had zijn lichamelijke zwakte niet kunnen accepteren. Het was tragisch en onnodig geweest dat het was gegaan zoals het was gegaan, maar de verklaring klonk logisch. Er was geen sprake van dat de toekomst van Fircotronics op het spel stond. Ook de middag en de avond bracht Peter door in het gezelschap van zijn telefoon. Het ging erom de buitenwereld uit te leggen, te doen accepteren, ervan te overtuigen dat deze afschuwelijke tragedie een natuurlijke, menselijke en - vooral - ongevaarlijke oorzaak had. ’s Nachts sliep hij relatief rustig. Af en toe werd hij middenin een nachtmerrie wakker, maar viel weer in slaap en ’s morgens werd hij pas tegen half negen gewekt door het geluid van de vuilniswagen buiten. Hij kwam gelijktijdig met de politie het kantoor binnen. Het waren er twee en hij zou ze bij de receptie voorbij zijn gelopen als Osku niet had geroepen:

– Peter, je hebt bezoek!


De ene heette Savander en noemde zich commissaris van de afdeling geweldsdelicten. Peter hield niet van die titel, want hij vermoedde dat politiemensen van die afdeling er niet op uit werden gestuurd om een zelfmoord te onderzoeken. Bert Savander had een assistent bij zich die Petri Vilander heette. Naar Savanders zonverbrande gezicht te oordelen, vertoefde hij graag aan zee. Hij was grofgebouwd, aan zijn lichaam zat geen gram vet teveel en hij leek continu op zijn hoede, bereid om bij een eventuele aanval op elk moment terug te slaan, rustig, hard en met precisie. Vilander was lang en slungelachtig en zou, als hij met grote schurken slaags raakte, waarschijnlijk in tweeën worden gehakt. Maar in het gezelschap van de enorme Savander kon hij zich veilig voelen en hij had iets dat Savander miste - een zeer scherp intellect. Peter praatte een uur met hen. Achteraf zou hij dat gesprek vele malen voor zichzelf herhalen, want het wekte hem uit de ene nachtmerrie om hem vervolgens in de volgende te storten.

– Hoe is Timo Manner aan zijn eind gekomen? vroeg Peter toen hij in de vergaderzaal koffie inschonk.

– Wat denk je zelf? pareerde Savander de vraag, terwijl hij het hoofd communicatie met een pokerface aankeek.

– Ik weet dat hij gevonden is met een pistool naast zich. Ik ben nogal onthutst …

– Misschien, zei Vilander om hem op weg te helpen, misschien verbaast het u dat een man als Timo Manner een eind aan zijn eigen leven maakt?

– Ja.

– Maar het is mogelijk, nietwaar? In het bericht van Fircotronics wordt gesproken van een man die door een zware depressie werd getroffen.

– Ja. Maar eigenlijk weet ik niets. Anderen hebben me verteld wat ze hebben gehoord en ik heb hun informatie verder verspreid.

– Juist daarom wil ik graag weten wat jij zelf denkt, zei Savander.

– Ik kan niet bevatten dat een man als Manner zelfmoord pleegt. Een hartinfarct, ja. Maar zelfmoord - er is niet eens een afscheidsbrief!

– Een hartinfarct is uitgesloten, want Manner is gevonden met een kogel in zijn hoofd. Er is slechts één schot afgevuurd. Technisch gezien is zowel moord als zelfmoord mogelijk, maar op het pistool zitten alleen Manners vingerafdrukken. Als jij moest kiezen tussen moord en zelfmoord, wat koos je dan?

Pas nu merkte Peter dat Vilander ‘u’ tegen hem zei, terwijl Savander hem met ‘jij’ aansprak. Het was een merkwaardig stel.

– Zoals ik al zei, heb ik er moeite mee te geloven dat een man als Manner een eind aan zijn leven maakt. Hij was zo bij de onderneming betrokken. Maar ik kan ook geen motief voor een moord bedenken.

Savander en Vilander wisselden zwijgend enkele blikken. Peter voelde zich onzeker, wat moest hij zeggen? Alle verklaringen leken hem even onwaarschijnlijk.

– Een man in Manners positie kan veel vijanden hebben gehad, toch?

– Hij stond bekend om zijn harde maatregelen. Degene in wie hij het vertrouwen kwijtraakte, vloog er snel uit. Maar mensen vermoorden hun voormalige directeuren niet omdat ze zijn ontslagen!

– Laat de conclusies maar aan ons over, verzocht Vilander. Heeft hij het er ooit over gehad dat hij bedreigd werd?

– Nooit.

– Wat weet u over Tatjana?

– Ik heb haar nog nooit ontmoet. Er wordt gezegd dat ze zijn minnares was, maar in mijn aanwezigheid heeft hij haar naam nooit genoemd.

– Vertel ons eens over Timo Manner. De mens Manner.

– Intens levend, zelfverzekerd, intelligent. Soms bijna fanatiek.

– Onmenselijk?

– Nee, maar met degene die met hem in conflict kwam, liep het meestal slecht af.

– Werd die dan min of meer kapotgemaakt?

– Alleen als het niet anders kon. Gewoonlijk wilde hij dat mensen zelf inzagen dat hun tijd erop zat. Dan liet hij hen verder aan hun lot over en negeerde hen.

– Dat klinkt niet dramatisch, merkte Vilander op.

– Zeg dat niet! Als iemand die op weg is naar de top, van de ene op de andere dag voor de hoogste baas onzichtbaar wordt, is dat een afgrijselijke schok. Alle vroegere inzet - allemaal voor niets geweest. Al die vele late avondvergaderingen die je vrouw zo kwaad hebben gemaakt. De talloze weekenden op kantoor die je eigenlijk met je kinderen had moeten doorbrengen. Al die opofferingen blijken opeens van nul en generlei waarde. Vilander knikte bedachtzaam.

– Zulke mannen maken vijanden, merkte hij op. Ze delen lolly’s uit, maar kunnen die ook weer van je afpakken.

Savander ging over op een ander spoor.

– Wat weet je over Timo Manners jachtpartijen op wilde zwijnen?

– Dat was zijn manier om zich af te reageren. Hij ging vaak met klanten naar Polen om te jagen.

– Ben je wel eens mee geweest?

Peter schudde zijn hoofd.

– Wie anders van Fircotronics ging met Manner wel eens mee op jacht?

– Ik heb geen idee.

– Peter Hellberg, voor iemand die hoofd communicatie is, zitten er grote gaten in uw kennis, zei Vilander, en de blik in zijn kleine ogen was zo fel, dat Peter dacht dat ze diep zijn hersenen binnendrongen.

– Ik ben hier nieuw. Ben pas afgelopen herfst begonnen. Vilander glimlachte scheef, bijna minachtend, maar Savander sloeg Peter op zijn schouder en zei met zijn lage, vriendelijke stem:

– Nu gaan we ervandoor, maar we komen zeker nog eens terug. 


Ze gingen samen een biertje drinken. Na vier dagen van gemeenschappelijke beproevingen voelde dat heel natuurlijk. Mikko Rovanperä was nu de legerleider en Peter zijn trouwe vaandeldrager. Mikko’s jongensachtige gezicht was getekend en de wallen onder zijn gewoonlijk zo frisse ogen waren donker en dik.

– De politie lijkt de mogelijkheid van moord niet uit te sluiten, zei Peter.

– Ze hebben alleen maar theorieën. Ik neem aan dat als er iemand dood wordt aangetroffen met een pistool naast zijn lichaam, ze alle theorieën moeten onderzoeken.

– Wat denk jij, Mikko?

Op dit moment voelde Peter dat ze op de een of andere manier met elkaar verbonden waren. Een gevoel dat vermoedelijk veroorzaakt werd door de tijdsdruk waaronder ze beiden werkten en de onbehaaglijke gebeurtenissen. Misschien zouden ze weer uit elkaar groeien zodra de situatie genormaliseerd was.

– Voel je je wel goed, Peter? Ik bedoel, kun je de druk aan?

– Ja. En het wordt nu alleen nog maar beter. De journalisten lijken er niet aan te twijfelen dat Manner zijn besluit uitsluitend om hoogst persoonlijke redenen heeft genomen. Alleen de politie denkt nog aan moord.

– Belachelijk, zei Mikko. Topmensen in het bedrijfsleven worden niet vermoord. Misschien in Rusland, misschien in Italië, maar niet in Noord-Europa.

– Had Timo echte vijanden?

– Absoluut niet. Zou Siegfried Klein Timo vermoorden omdat hij hem ontslagen heeft? Absurd! In het bedrijfsleven raken regelmatig mensen hun baan kwijt. Ze leegden hun bierglas en daarna nog een. De vermoeidheid kwam uit hun poriën, maar de alcohol gaf hun een kort moment een extra kick.

– Waarom had de politie belangstelling voor de jacht op wilde zwijnen? vroeg Peter.

Mikko Rovanperä haalde zijn schouders op.

– Ben jij wel eens mee op jacht geweest, Mikko?

– Een paar keer. Soms ging Timo met belangrijke klanten alleen, hij en Maria.

– En dan gingen ze naar Polen?

– Zeker. Maar vergeet de politie nu maar even, Peter. We hebben andere dingen aan ons hoofd. We worden gebeld door belangrijke afnemers. Nu Timo er niet meer is, raken ze in de war. Een Amerikaanse firma vraagt of ze nog wel op ons kunnen rekenen. Een Frans bedrijf eveneens. Als de topman van een onderneming zelfmoord pleegt, denken de klanten het ergste.

– Aan een mislukt experiment?

– Of aan een verborgen gebrek misschien. De echt grote klanten stellen hun orders uit, alleen maar om te zien of er zich wellicht nog meer verrassingen voordoen. Ze lopen niet bij ons weg, ze wachten slechts. Maar als veel klanten te lang wachten, leidt dat tot onze dood. Dan komt er namelijk geen geld meer binnen.

– We moeten koste wat het kost laten zien dat er door Timo’s dood niets is veranderd, zei Peter.

– Precies. Ik neem de klanten voor mijn rekening, het is jouw taak de aandelenmarkt onder je hoede te nemen. Nu moeten we ons vermannen. Als je deze beproeving doorstaat, zorg ik ervoor dat je zeer binnenkort kunt participeren in een optieprogramma. Vervul je taak en het zal je goed gaan.

– Ik doe mijn best.

– Reserveer de eerste vijf dagen van juni in je agenda. We gaan naar Omsk, een delegatie van onze militaire divisie en jij.

– Naar Siberië?

– De defensiebeurs, Peter. Die wordt regelmatig in Omsk gehouden. Daar komen alle generaals en staatslieden van de wereld bijeen om bij al dat moois hun lippen af te likken. Raketten, jachtvliegtuigen, alles is er.

– In Rusland?

– Niet de meest geheime technologie, uiteraard. De defensiebeurs in Omsk is er niet voor Gods liefste kinderen. Niet voor degenen die alles mogen kopen, maar voor hen die zich tevreden moeten stellen met het op een na beste. Je vindt er alles waar de Amerikanen geen embargo op hebben gelegd.

– En je wilt dat ik meega?

– Het ziet ernaar uit dat je je vuurdoop hebt doorstaan. Ik vertrouw je, Peter. Je komt in de buurt van de binnencirkel. Nu moeten we de wereld laten zien dat ook zonder Timo het leven verdergaat. 


De woorden echoden in zijn oren, zoet als honing. Hij kwam in de buurt van de ‘inner circle’. Hij gaf flink gas en de Alfa suisde de oprit af, de snelweg op. Het waren sombere tijden, de dood als ongenode gast, maar hij zat in zijn splinternieuwe auto en reed met volle vaart tot in de binnencirkel. En als beloning reed hij niet alleen, want vandaag had hij Malla aan zijn zijde. Het schuifdak stond op een kier en de wind speelde door hun haar.

– Ik ga morgen naar Londen, deelde ze hem mee.

Het reclamebureau waarvoor ze werkte, was gefuseerd met een grote Britse keten en Malla behoorde tot de uitverkorenen. Een derde deel van het personeel was boventallig geworden, zoals dat zo mooi heette, maar voor degenen die bleven, openden zich nieuwe perspectieven. Het leven is als een carrousel die steeds sneller draait. De ongelukkigen worden eruit geslingerd, maar de gelukkigen genieten met al hun zintuigen van de snelheid van het ding. Zij die zich op de grens van succes en verlies bevinden, houden zich vast, zo goed als ze kunnen.

– Wij, zei Peter, horen bij de gelukkigen. De wereld om ons heen kraakt in zijn voegen, maar wij zitten steviger in het zadel dan ooit. Want in deze groeiende chaos heeft men behoefte aan mensen als wij.

– Misschien verhuis ik wel naar Londen als alles goed gaat, zei Malla. Ik ben door de eerste test gekomen en hoor bij degenen die door zijn naar de volgende ronde. Nu wordt het kiezen tussen Londen en Helsinki.

– Wiens keuze?

– Zij kiezen er twee of drie van ons uit. Mijn kansen zijn fiftyfifty, denk ik. Ze keek hem stralend aan met haar oogverblindende lach. Hij vroeg zich af hoe ze zijn nieuwtje zou opnemen.

– Ik ga over een paar dagen naar Omsk. Daar wordt een van de grootste militaire beurzen ter wereld gehouden.

– Waar naartoe?

– Omsk. Dat ligt in Siberië. In de Sovjettijd was die stad geheel van de buitenwereld afgesloten. Alleen de partijtop, de KGB en militairen mochten erin. Tegenwoordig is de stad weer open en daar organiseren ze die beurs.

Ze was niet onder de indruk.

– Ik zou geen voet oostelijker zetten dan Sint Petersburg.

– Alleen de directie van onze militaire divisie gaat erheen. En ik dus. Op elke beurs die er plaatsvindt komen klanten af uit honderden landen. Malla liet een geluid horen dat meer op weerzin wees dan op bewondering. Maar ze gaf toe dat het spannend klonk.

– Een afgesloten stad?

– Ja, voordat het Sovjetimperium in elkaar stortte, ontwikkelden de Russen er hun raketten. Op de een of andere manier houdt de stad iets van die traditie in stand. Ik heb begrepen dat er een hoop fabrieken staan die nog steeds niet voor buitenlanders toegankelijk zijn.

– Dus jij krijgt straks je eigen agent die je volgt bij elke stap die je zet? zei ze lachend.

– Als je militaire technologie verkoopt, reis je soms naar exotische bestemmingen. Mijn baas heeft me opties beloofd. Het is alleen een kwestie van tijd. Met het eerstvolgende optieprogramma doe ik mee.

– Gefeliciteerd, Peter, ik merk dat je wind mee hebt!

De zon ging in het westen langzaam onder, maar de avond was warm en de wind bracht zomerse geuren. Malla legde haar linkerhand op zijn dij en hij voelde dat hij opgewonden raakte. Hij wendde zijn blik af van de weg, keek haar aan en gaf haar snel een kus op haar wang, waarna hij zijn ogen weer op het verkeer richtte, maar zijn gedachten waren elders. Toen ze in Åbo incheckten in hun hotel, konden ze bijna niet meer wachten. Hij tekende snel het verplichte formulier en kreeg een sleutel. Daarna haastten ze zich naar de lift. Daar zochten haar vochtige lippen zijn mond en vervolgens bleven Peter en Malla als aan elkaar gehecht staan, ook lang nadat de lift was gestopt en de automatische deuren waren opengegaan.

Voor de deur van kamer 312 friemelde Peter onhandig met zijn sleutelkaart terwijl haar linkerhand onder zijn overhemd gleed. Het lichtje in het slot bleef halsstarrig rood oplichten tot ze de sleutel uit zijn hand trok. Met haar vrije hand en een verleidelijke glimlach op haar gezicht schoof ze de sleutelkaart in het slot. Het kleine groene lampje lichtte op en er klonk een zacht zoemend geluid. De weg naar het paradijs lag voor hen open. Ze vlogen naar binnen, gooiden hun tassen in een hoek en lieten zich op het enorme bed vallen.

Op het tv-scherm werden de heer en mevrouw Hellberg hartelijk welkom geheten.


2

De tulpen bloeiden uitbundig en eigenlijk zou ze wat onderhoudswerk in de tuin moeten doen, maar ze kon het niet opbrengen. Ze was ook niet naar het zomerhuis geweest, want de weg ernaartoe leek haar oneindig lang. Ze had het een keer samen met Stina geprobeerd, maar al kort na het dorp Kyrkslätt waren ze teruggereden. En nu zaten Savander en Vilander weer op de bank om vragen te stellen die zo irrelevant leken. Timo was dood en niemand kon hem meer tot leven wekken.

– We begrijpen dat u dit zwaar valt, zei Savander met zijn vriendelijke lage stem.

– Waarom moet u mij dan zo pijnigen? Ik weet niet waarom Timo een eind aan zijn leven heeft gemaakt. Laat de doden toch met rust.

– Wij zijn er niet zeker van dat Timo Manner zelfmoord heeft gepleegd. We moeten ook de alternatieven onderzoeken.

– Ik begrijp niet wat …

– We moeten ook de mogelijkheid onder ogen zien dat hij is vermoord, legde Savander uit. Ze slikte. Dat had ze bijna gehoopt. Al sinds zijn dood voelde ze zich afschuwelijk eenzaam. Hoe kon Timo haar zo in de steek laten? Er zomaar tussenuit knijpen? Verdomd laf. Ze hielden toch van elkaar. Hadden van elkaar gehouden. Natuurlijk hadden ze ook hun problemen. Ze waren allebei moeilijke mensen, veeleisend. Ze wilden allebei zoveel, ja, alles in het leven. De jongens kwamen nu elke dag bij haar langs, maar ze kwamen en gingen. Ze voelde zich eenzaam.

– Hij zou nooit zelf een eind aan zijn leven hebben gemaakt, zei ze met nadruk.

– In dat geval, mevrouw Manner, moeten we de moordenaar zien te vinden. Noem eens iemand die hem vijandig gezind was. 

Ze roerde in haar kopje koude koffie. Wat moest ze antwoorden? Zou ze vertellen over die boze Egyptenaar in hun hotel in New York? Waar diende dat toe? Ze wist niet eens zijn naam. Ze had er immers geen idee van waarmee Timo zich bezighield.

– Heeft hij ooit tegen u gezegd dat hij zich bedreigd voelde?

– Nee.

– Was er misschien iemand binnen het bedrijf die zich onrechtvaardig behandeld voelde? opperde Savander.

– Siegfried Klein? Hij heeft zich zijn ontslag zeer aangetrokken, maar die zou nog geen vlieg kwaad doen.

Nu nam Vilander het initiatief terwijl Savander nadacht.

– Vertel ons eens over Timo Manner. Wat voor soort mens was uw man?

– Toegewijd, was het eerste woord dat ze eruit kreeg. In alles wat hij deed. En een typisch projectmens. Alle mannen zijn dat wel enigszins, maar vooral hij. Zijn hele leven bestond uit projecten die moesten worden gerund.

Vilander keek haar met zijn kleine ogen aan. Ze hield niet van die ogen.

– Een warm mens, intens levend en warm, ging ze verder.

– Warm?

– Ja, op zijn eigen manier. Mensen van wie hij hield, konden voor honderd procent op zijn steun rekenen.

– Wat deed hij met degenen van wie hij niet hield? vroeg Vilander, en ze hoopte dat Savander het zou overnemen, hij die de baas was en zo’n sympathieke stem had.

– Hij was hard maar rechtvaardig, probeerde ze en besefte dat het een cliché was.

– Wat gebeurde er met hen van wie hij niet hield? hield Vilander koppig vol.

Ze roerde in haar kopje. Hoe moest zij dat weten?

– Op zijn niveau worden vaak moeilijke beslissingen genomen. Er zal vast wel eens iemand teleurgesteld zijn geweest. 

Maar Vilander gaf niet op.

 – Wat gebeurde er met mensen van wie hij niet hield?

– Ik denk dat ze dan ontslag namen. Soms scheidden hun wegen zich.

– No hard feelings?

– Hij was geen slecht mens! schreeuwde ze bijna in de richting van die magere, onsympathieke, tactloze politieman.

– Natuurlijk niet, mevrouw Manner, maar hij moest ook een onderneming leiden. Een mens wordt geen president-directeur alleen maar omdat hij een goed mens is.

– Hij had overal vrienden. Hij kende zoveel belangrijke mensen en allen stuurden hem geschenken, want …

– Geschenken? onderbrak Vilander haar nieuwsgierig. 

Ze schrok en vroeg zich af of ze teveel had gezegd. Ze voelde hoe ze bevangen werd door een gevoel van schuld.

– Wat voor soort geschenken? vroeg Savander.

Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze wist het immers niet precies. En wat ging het de politie aan? Voor het bedrijf waar hij van hield had Timo alles gedaan. En hij had zich voor zijn land opgeofferd. Logisch dat hij recht had op een beloning. Recht op kleine geschenken soms.

– Kerstgeschenken, zei ze. Allerlei aardige kleinigheden. Een zijden ochtendjas van Japanse klanten. Een kleurige hangmat uit Colombia. Zeldzame beeldjes uit Afrika.

– Gewone, kleine zakelijke geschenken?

Ze knikte en vroeg zich af of haar rode wangen onthulden dat ze loog. Maar de politie had niets met die cadeaus te maken, het waren en bleven Timo’s eigendommen.

– Overal respecteerde men hem. Timo riep respect op. Ze merkte dat Savander zich verveelde en dat Vilander geïrriteerd leek.

– Zegt de naam Tatjana u iets, mevrouw Manner? gooide Vilander eruit. Twee paar ogen keken haar strak aan.

– Ik heb die naam niet eerder gehoord, zei ze. Ik weet dat hij af en toe vrouwen bezocht. Niet vaak. We praatten er nooit over.

– Nooit?

– Nee, ik heb hem één keer betrapt. Die keer hebben we het erover gehad. Daarna nog een enkele keer. Was Tatjana een van hen?

– Dat nemen we aan, maar ze is op reis, dus hebben we haar nog niet gesproken.

– Ik weet geen namen, absoluut geen enkele.

– Maar u vergaf hem?

– Het betekende niets voor hem. Zij konden hem niet van mij afnemen.

– Ik denk, zei Bert Savander met zijn vriendelijke stem, ik denk dat we u nu alleen zullen laten. Als puntje bij paaltje komt, weten we niet of hij vijanden had. Het kan zelfmoord zijn geweest. Maar dan zou er toch een afscheidsbrief moeten zijn gevonden?

– Hij zou me nooit alleen hebben achtergelaten. Nooit zonder een afscheidsbrief. Nooit.

Savander boog licht ten afscheid. Vilander knikte slechts en vervolgens liepen ze naar buiten naar de civiele politieauto, terwijl Maria zich naar de telefoon haastte, want ze moest met iemand praten die de ramp kon verhinderen die ze voelde naderen.


3

Het was maandagmorgen en de minister van Financiën zat met een metershoge stapel papieren voor zich. Een zacht klopje op de deur deed hem opkijken. Zijn assistent stak zijn hoofd naar binnen.

– Er zijn hier twee heren van de politie. Het gaat over Timo Manner. De minister was verrast, maar verzocht de politiemannen binnen te komen. De ene heette Savander en zag eruit als een degelijke Zweedstalige Fin die met een zilveren lepel in zijn mond was geboren. De ander stelde zich voor als Vilander en leek hem een opgebrande alcoholist die nu droogstond. Maar ondanks zijn voorkomen maakte de man een scherpzinnige indruk.

– Waarmee kan ik u van dienst zijn?

– U kende Timo Manner goed. Kunt u hem eens voor ons beschrijven, zoals u hem zag?

– Een visionair, zei de minister nadenkend. Een fascinerend mens met grootse plannen en het geduld dat vereist is om ze uit te voeren. Tragisch dat zo’n sterke man plotseling geen andere uitweg ziet dan een eind aan zijn leven te maken.

– Bewonderde u hem?

– Dat deden toch de meeste mensen die hem kenden? Hij heeft met Fircotronics wonderen verricht. Hij heeft een klein fabriekje omgetoverd tot een wereldberoemde onderneming. Dat soort mannen heeft ons land nodig. Zij zetten Finland op de wereldkaart. Net als onze topsporters.

– Ja, hij was een groot man, zei Savander instemmend, vooral uit respect voor de minister van Financiën, die hoe dan ook een van de machtigste mannen van de republiek was.

– Hij was een voorbeeld. Mannen zoals hij maken goud van alles wat ze aanraken. Mannen zoals …

– Wanneer heeft u hem voor het laatst gezien? onderbrak Vilander hem.

– Twee weken geleden hebben we samen gedineerd.

– Wat voor een indruk maakte hij toen op u?

– Heel normaal, zei de minister die enigszins achterdochtig werd. Het was toch wel zelfmoord?

– We moeten alle alternatieven onderzoeken. Dus tussen ons gezegd en gezwegen, moord kunnen we niet uitsluiten. De minister schrok. Grote mannen waren belangrijke vrienden, maar als grote mannen vermoord werd, konden ze snel een zware last worden.

– Ik kende hem niet bijzonder goed. We kwamen elkaar soms tegen, zoals topmensen uit het bedrijfsleven en politici elkaar af en toe ontmoeten. Voor een diner, uiterst formeel.

– We proberen erachter te komen of een man als Manner ook vijanden kan hebben gehad, zei Savander zacht, want hij zag dat de minister bezig was in zijn schulp te kruipen.

– En dat onderzoekt u hier, op mijn ministerie?

– Begrijp ons niet verkeerd, zei Savander zo diplomatiek mogelijk. Natuurlijk verdenken we hier niemand. Maar u bent de politicus die hij het best kende. De minister van Financiën keek hen afkeurend aan. Savander begreep dat ze op de rand van de afgrond stonden, maar voor hij iets tactvols kon zeggen, sneed Vilanders scherpe stem als een mes door de lucht.

– In de boekhouding van Fircotronics bevinden zich stukken waarin sprake is van een reis naar Polen die Timo Manner vorig jaar april heeft gemaakt. Voor de jacht op wilde zwijnen. In die stukken staat uw naam als een van de genodigden vermeld. Savander gaf zijn collega ongemerkt een schop om diens onbehouwen optreden hier in de gangen van de macht wat in te tomen. Iedereen wist dat het politiekorps een verzoek om extra financiële middelen had ingediend met het doel een eind aan het personeelstekort te maken, en nu zaten ze tegenover de man die over dat geld besliste.

– Het komt vaker voor dat ik in de herfst met directeuren in onze eigen bossen op elandenjacht ga. Maar wie jaagt er nu in het voorjaar op elanden? Dus in plaats daarvan werd het Polen.

– Dus u bent mee geweest?

– Ja, we waren met z’n tienen. Manner zou er een paar belangrijke gasten ontmoeten. Hoezo?

– We denken dat er een verband is, zei Savander. Wie waren die gasten?

– Staatslieden van wie verwacht werd dat ze militaire elektronica wilden kopen. Manner wilde mij mee hebben om te laten zien dat er geen problemen waren.

– Hoezo geen problemen?

– Dat de Finse staat geen bezwaar tegen die zaken had. U weet wel, geen zaken die in strijd zijn met onze eigen regels en internationale verdragen. Finland verkoopt geen wapens aan landen die in oorlog zijn.

– En wat gebeurde er in Polen?

– We hebben op wilde zwijnen gejaagd. En op herten. We hebben er inderdaad heel wat geschoten. De minister leek iets milder gestemd te raken. Hij dacht kennelijk met welbehagen terug aan die reis.

– Was Manner er al die tijd zelf bij? vroeg Savander met een respectvolle toon in zijn stem.

– Nu u het zegt … Dat was wel wat vreemd, maar Manner was er alleen de eerste dagen bij. Daarna verdween hij. De directeur van de militaire divisie, Mikko Rovanperä, nam de honneurs waar.

– En Manner liet zich daarna niet meer zien?

– Nee, inderdaad niet.

– Dank u vriendelijk, zei Bert Savander, dat wilden we graag weten. Nu zullen we u niet langer storen.

De kranten stonden vol artikelen over Timo Manner en het bedrijf dat het resultaat was van zijn zeldzame vermogen kundige uitvinders en marketeers om zich heen te verzamelen. Er was een groot man heengegaan en in tv-documentaires werd hardop gefilosofeerd over de hoogste bazen en hun eenzaamheid aan de top. Programmamakers en presentatoren nodigden andere directeuren van bedrijven en hoge politici in de studio uit, waar ze ongewoon openhartig vertelden hoe Timo Manner hen in hun eigen werk had geïnspireerd. Cynische analisten van de aandelenmarkt echter, stelden brutale vragen nog voordat Manner begraven was. Hoe zou het met Fircotronics verdergaan nu de grote visionair er niet meer was? Zou de mooie bloem die hij had gekweekt langzaam verdorren nu deze door de tuinman aan haar lot was overgelaten? En - wat God verhoede - was er binnen het Fircotronicsconcern wellicht iets aanwezig dat Manner had willen verbergen? Een mislukte productlancering misschien, die later haar uitwerking zou kunnen hebben op de koortsthermometer van de markt - de beurskoers?

Snel volgden in lange rijen de lovende eerbetuigingen aan hem en het ene in memoriam na het andere. Vrienden, of mensen die zich zo noemden, beschreven hoe Timo Manner hen had gesterkt in hun eigen pogingen het onbereikbare te benaderen. Nu niemand het tegendeel kon bewijzen, had Manner een stortvloed aan vrienden en bekenden die hem zeer na hadden gestaan, vooral mensen die voor zichzelf een meer zichtbare rol in het openbare leven wensten. Timo Manner bleek de man te zijn geweest die had aangetoond dat zowel individuen, als bedrijven en landen de kans hadden meer te bereiken dan pessimisten voor mogelijk hielden.

Maar waarom maakt zo’n man een eind aan zijn leven? De eenzaamheid aan de top kan de ziel verstikken. De grote verantwoordelijkheid kan iemands rug breken. Ook de sterkste onder de sterken kan overvallen worden door een ziekte die zelfs de mensen verrast die dichtbij hem staan. In deze fase gingen allen er in hun in memoriam vanuit dat Timo Manner zelfmoord had gepleegd. Toen kwam de schok. Een dagblad publiceerde een nieuwe versie van de waarheid. Een foto van Timo Manner in zijn element, sprekend voor een groot publiek, zelfverzekerd, trots en met de uitstraling van een profeet. Met een kop in grote letters erboven: Is Manner vermoord?

De krantenkop leek bijna absurd in een rustig land waarvan de grond zelden door terroristen wordt betreden. Wie zou het in zijn hoofd halen de held van de natie iets aan te doen?

Peter zuchtte, want hij wist dat de hel opnieuw zou losbarsten. Het artikel was geschreven door Harri, die een vraagteken achter de vette kop had gezet, waarschijnlijk om zichzelf in te dekken. Voor de eerste keer schreef een krant dat Manner gevonden was met een pistool naast zijn lichaam en dat de politie ervan uitging dat het evengoed moord kon zijn geweest als zelfmoord. Op het pistool zaten geen andere vingerafdrukken dan die van Manner, maar dat bewees niets. Het kon een moord zijn geweest die zo gearrangeerd was dat het eruit zag als zelfmoord. Deze keer bevestigde noch ontkende Fircotronics het nieuws. Peters enige commentaar was dat het de taak van de politie was om de waarheid boven tafel te krijgen. Toen journalisten en analisten begonnen te speculeren over de vraag wat de achtergrond van een eventuele moord zou kunnen zijn, kelderde het aandeel Fircotronics op de beurs met bijna twintig procent. Toen pakte Peter zijn attachékoffertje in, schakelde zijn telefoon door naar die van zijn secretaresse Ulla en reed in zijn Alfa met een bos bloemen naar Maria Manner.

In de auto rook het fris naar nieuw leer. De geur zorgde ervoor dat Peters humeur er iets beter op werd. Het leven lachte hem op dit moment weliswaar niet toe, maar er waren wel streepjes licht. Maria Manner zag er moe uit en vermoeidheid verbergt schoonheid, dacht hij. Het meest vermoeid waren haar ogen, het leven was eruit verdwenen.

– Ik vind het afschuwelijk wat er is gebeurd. Als er iets is wat ik kan doen …

– Het is genoeg dat je er bent. Ga maar in de woonkamer zitten, ik haal even koffie. Weet je, eigenlijk ben jij de eerste. Ze praatte terwijl zij de keuken in liep om koffie te halen en daardoor miste hij een paar woorden, maar hij merkte dat ze blij was dat hij gekomen was.

– Nadat Timo is gestorven, zijn Sam en Mikko hier nog geen enkele keer geweest.

– Ze hebben het verschrikkelijk druk. Er heerst echt chaos binnen het bedrijf.

– Uiteraard. En Siegfried, die arme drommel, heeft me na zijn vertrek bij Fircotronics ook niet meer opgezocht.

– Hij is ontslagen. Dat heeft invloed op zijn gevoelens.

– Voor mij? Ik heb hem toch niet ontslagen. Suiker? Room? Zeg alsjeblieft tegen Mikko dat hij me een keer komt opzoeken!

– Dat zal ik doen.

– De kranten schrijven nu dat het moord kan zijn geweest. De journalisten bellen continu. Ik heb de stekker er maar weer uitgetrokken. Ze liep opnieuw de woonkamer binnen. Haar haren gekamd. Een dun laagje lippenstift en een beetje ogenschaduw maakten dat ze er minder afgemat uitzag, maar haar ogen waren nog steeds moe.

– Er zijn mensen die beweren dat Timo een slecht mens was. Egoïstisch en hard. Wat vind jij, Peter?

Peter vroeg zich af of ze echt alleen maar Timo’s goede kanten had gezien. Konden ze ieder in een eigen, afgeschermde wereld hebben geleefd?

– Topmensen in het bedrijfsleven zijn hard, zei hij. Als ze dat niet zijn, blijven ze steken op hun weg omhoog.

Zijn ontwijkende antwoord zette haar aan het denken.

– Mikko kende hem het best. Zij waren echt vrienden. Mensen die de top bereiken, hebben niet veel echte vrienden. Mikko is een goed mens. Ik begrijp alleen niet waarom hij me niet komt opzoeken. Ze schonk opnieuw koffie in, waarna ze een poosje zwegen. Plotseling pakte ze een fotoalbum van het plankje onder de salontafel en liet hem een foto zien van een man en een vrouw die samen op een kameel reden. De vrouw moest moeite doen er niet af te vallen en de man lachte recht in de camera. Peter had zijn baas nog nooit zo zien lachen als op deze foto. Timo Manner was een gelukkig mens toen deze foto werd genomen.

– Het zal je misschien verbazen, maar we deden samen veel leuke dingen. Zoals hier in Tunesië. Diep vanbinnen was hij eigenlijk nog een jongen, voortdurend op zoek naar avontuur.

– Wat deden jullie in Tunesië? Vakantie?

– Nee, het was een zakenreis. Maar het lukte ons gelukkig ook samen nog wat leuke dingen te doen.

– Een zakenreis naar Tunesië?

Maria verstijfde.

– Ja, waarom niet?

– Ik vind dat ik nu maar eens moest gaan, zei Peter; hij begreep dat de waarheid hem niet aanging.

Voor hij het huis van de Manners verliet, dat nu alleen nog van haar was, sloeg hij zijn armen om haar heen. Ze hield hem stevig vast, haar lichaam beefde een beetje en een moment lang voelde hij niets anders dan alleen maar medelijden en sympathie. Het gevoel dat hem overspoelde was zo sterk dat hij er bang voor werd, waarna hij zich van haar losmaakte en snel en met grote stappen naar zijn auto liep.

Ze presenteerden hun theorie voor de buitenwereld, eerst in een kort persbericht, daarna meer gedetailleerd tijdens een grote persconferentie, ook toegankelijk voor analisten van de aandelenmarkt. Mikko Rovanperä deed het woord en was nu weer zijn oude ik. De donkere wallen onder zijn ogen waren na enkele nachten slaap verdwenen en Mikko was weer een winnaar. Zelfmoord was de meest waarschijnlijke oorzaak van Timo Manners dood. In een plotselinge aanval van angst was Timo Manner niet in staat geweest zijn eigen beperkingen onder ogen te zien. Maar de politie onderzocht ook een andere theorie, gebaseerd op doodslag. Misschien had Manner in de vroege ochtend in zijn zomerhuis een inbreker betrapt en was hij vervolgens neergeschoten.

– Waren er tekenen van inbraak? vroeg een journalist.

– Volgens de politie is het slot van een van de deuren geforceerd. In hoeverre dat die nacht is gebeurd of eerder, weet men niet. Inbraak met doodslag is een mogelijkheid, maar zelfmoord lijkt het meest waarschijnlijk. Vergeet niet dat uitsluitend Manners vingerafdrukken op het wapen zijn gevonden.

– Wat nu als het geen doodslag was, maar moord met voorbedachten rade?

– Ik begrijp dat die gedachte jullie, journalisten, fascineert, maar zo spannend is de werkelijkheid niet. Uiteraard is het de zaak van de politie om uw vraag te beantwoorden. Maar er ontbreekt een motief. En het bewijs. Ook is er geen verdachte. Dus gaan wij uit van zelfmoord.

Tijdens de koffie die erop volgde, bewoog Mikko Rovanperäzich soepel onder alle nieuwsgierige journalisten en zelfverzekerde beursanalisten. Hij praatte met hen, luisterde goed naar alle tegenargumenten, zorgde ervoor dat men voelde dat hij hun standpunt echt respecteerde en presenteerde vervolgens zijn eigen conclusies. Hij was een meester in het argumenteren. Hij vernederde tijdens een confrontatie nooit iemand; hij verleidde zijn tegenstander en wond hem om zijn vinger.

Toen de persconferentie voorbij was en iedereen behalve de koffiedames vertrokken waren, zei Peter tegen Mikko:

– Dat heb je uitstekend gedaan. Jij kunt mensen voor je winnen. Mikko’s jongensachtige gezicht straalde.

– Dus jij denkt dat ze onze theorie hebben geslikt?

– Ze hebben haar vandaag geslikt, maar als er morgen iets opduikt dat niet klopt, spugen ze haar weer uit. Argwaan is het levenselixer van elke journalist.

– Er duikt niets meer op, zei Mikko Rovanperä. Ik heb met de politie gesproken en die heeft niets om mee verder te gaan. Ze hebben me toegezegd dat ze niet in de openbaarheid zullen treden voor ze iets concreets te melden hebben. Het is in ieders belang dat niemand wilde geruchten verspreidt. Nu kunnen we met een gerust hart naar Siberië.


NEGENDE HOOFDSTUK

Hij stelde zich de grond voor, daar ergens beneden: eindeloze vlaktes, verlaten bossen en toendra’s. Binnen enkele minuten zouden ze over de Oeral vliegen. Automatisch keek hij om zich heen in de passagiersruimte van de Tupolev 134. Hier hoog in de lucht stak hij de grens naar Siberië over samen met honderd andere passagiers onder wie vermoedelijk vijfennegentig Russen. Een van de bagagekleppen boven de stoelen sloot niet helemaal, omdat er een groot, in vilt gewikkeld voorwerp in lag, zo groot dat het half uit de opening hing en dreigde op het hoofd van de passagier eronder te vallen. In het gangpad stonden diverse pakketten die de eigenaars elke keer moesten optillen als de stewardess met haar serveerwagen langskwam. Ze vlogen met een Russische binnenlandse vlucht vanaf Sint Petersburg.

– Veel buitenlanders die de beurs in Omsk bezoeken, komen rechtstreeks met een buitenlandse vlucht. In die toestellen is het comfort wat groter, verontschuldigde Mikko Rovanperä zich.

– Het maakt mij niets uit, het is heerlijk om onze problemen even achter ons te laten, zei Peter.

– Je hebt het tot nu toe uitstekend gedaan, Peter. Maar bedenk dat het rendement van de opties die je krijgt, afhankelijk is van de mate waarin de koers in juni volgend jaar gestegen is. Het eerste jaar kun je er niets mee doen. Niet verkopen of omruilen voor aandelen. Als jij je werk slecht doet en de koers daalt, zijn je opties geen cent waard.

Peter knikte. Hij zou zijn werk goed doen. Hij zou iets krijgen wat vóór hem nog niemand in zijn familie had gehad: geld. Hij zou de directie van Fircotronics laten zien dat hij hun vertrouwen waard was en vervolgens zou hij zijn rechtmatige beloning incasseren. Maar toch. Er waren vragen die hij graag had willen stellen. Er knaagden nog bange vermoedens aan hem, vermoedens die hem niet met rust lieten. Sommige nachten werd hij badend in het zweet wakker, nadat hij in een nachtmerrie ontmaskerd was als medeplichtige aan een schandaal. Er zaten gaten in zijn kennis en de man naast hem kon veel van zijn vragen beantwoorden, maar dit was niet het juiste moment om te twijfelen.

Enkele uren later kraakte het in de luidsprekers, waarna de gezagvoerder meedeelde dat het toestel Omsk naderde. Hij verzocht iedereen plaats te nemen en de veiligheidsriem om te doen, maar niemand trok zich er iets van aan. De twee mannen die in het gangpad met elkaar stonden te praten, bleven gewoon staan. De oude vrouw die eruit zag alsof ze tegen de honderd liep, sjokte heen en weer door het gangpad, zachtjes pratend tegen een pakket dat ze in haar armen hield. Een van de stewardessen leidde haar naar een stoel die nog vrij was, nam het pakket van haar over en duwde haar met zachte dwang op de zitting, maar twintig seconden later liep de oude vrouw alweer op en neer. Bij elke medepassagier bleef ze even staan om te vragen of die haar pakket soms had gezien. Peter had een en ander over Omsk gelezen. De op drie na grootste industriestad van Rusland was van de buitenwereld afgesloten geweest tot de Sovjet Unie uiteen viel. Vroeger had hier de militaire industrie de dienst uitgemaakt en nog steeds vermeldden de rapporten van de westelijke inlichtingendiensten dat driekwart van alles wat in Omsk werd geproduceerd, iets met wapens of militaire voertuigen te maken had. Enkele fabrieken hadden geprobeerd hun activiteiten te richten op civiele producten, zoals koelkasten en wasmachines, maar voor bedrijven die dertig jaar lang machinegeweren en raketten hadden geproduceerd, was het niet eenvoudig huishoudelijke apparaten te maken die het ook nog deden. Een fabriek van pantserwagens, verborgen achter hoge muren, begon dorsmachines te bouwen. Een producent van motoren voor jachtvliegtuigen maakte auto-onderdelen. Een paar fabrieken hadden het overleefd, andere waren of failliet gegaan of hadden hun pogingen gestaakt om civiele producten te maken. De Sovjet Unie bestond niet meer, maar Rusland was na de Verenigde Staten nog steeds de grootste wapenexporteur van de wereld en de export groeide alleen maar.

Op de luchthaven was het een drukte van belang. Mensen kwamen hun familieleden afhalen. Sommigen kwamen aan in rijdende roestbakken, anderen in glanzende, zilverkleurige luxe Duitse auto’s. In het vliegtuig was bijna iedereen gelijk geweest, maar nu scheidden de in vilt verpakte pakketten zich van de leren attachékoffertjes.

– Ze komen ons afhalen, zei Mikko.

– Wie zijn ‘ze’?

Mikko glimlachte.

– Alle bezoekers van de militaire beurs van Omsk zijn belangrijke gasten. En allen die er exposeren, dragen bij aan de toekomst van de stad.

De auto was een grote zwarte Mercedes met donkere ramen. De wagen reed het vliegveld op, rechtstreeks naar het vliegtuig. De delegatie van Fircotronics hoefde zonder verdere formaliteiten slechts in de auto te stappen. Daarna reden ze de stad in, waarbij ze getto’s van hoge betonnen gebouwen en elegante voorsteden passeerden, voor ze in het centrum kwamen via de brede paradeweg waarlangs mooie lage, negentiende-eeuwse huizen stonden in pastelkleuren. Het zag er typisch Russisch uit, maar uit niets bleek dat dit het centrum was van Ruslands militaire industrie. Peter keek vanachter de donkere ruiten naar de mensen op straat: oude vrouwen met kromme ruggen en versleten jassen, elegante mannen in Armanikostuums en opgemaakte vrouwen op rode schoenen met naaldhakken. Hij zag hen, maar zij zagen hem niet, zij zagen slechts de chique schil om hem heen. Hij was er alleen voor degenen die hij zelf wilde ontmoeten. Deze keer telefoneerden ze eerst, om beleefd te vragen of ze langs mochten komen. Wat kon ze anders zeggen dan ja? En schikte het om tien uur? Waarom niet, ze deed immers toch niets.


– We gaan er nu van uit dat het moord was, zegt Bert Savander terwijl hij haar met zijn vriendelijke bruine ogen aankijkt. Ze knikt, want eigenlijk heeft ze dat al die tijd wel geweten.

– Dat, ging hij verder, laat overigens nog veel vragen open. Naar buiten toe spreken we over doodslag, over een inbreker die ontdekt is en die vervolgens uw man heeft gedood. Maar we doen onderzoek naar de mogelijkheid van moord. We moeten een eventueel motief zien te vinden en iemand die uw man voldoende haatte om zo’n afschuwelijk misdrijf te plegen.

Als Savander zwijgt, gaat Vilander verder en Maria denkt na over dit merkwaardige tweetal. Ze zou het liefst door Savander alleen worden verhoord.

– Timo Manner ging vaak naar Polen om op wilde zwijnen te jagen. U ging af en toe mee, nietwaar?

Ze knikt.

– Gebeurde het wel eens dat u en uw man vanuit Polen niet rechtstreeks terugkeerden naar Helsinki, maar eerst ergens anders naartoe reisden?

– Ja, vaak.

– Waar ging de reis dan naartoe?

– Alle mogelijke landen. Dikwijls naar Afrika of naar een Arabisch land.

– Hebt u een idee waarom Timo Manner zo vaak naar Noord-Afrika ging?

– Hij hield van de koele nachten na een hete dag. De intensiteit, het kleurrijke leven …

– Mevrouw Manner, onderbrak Savander haar zacht maar beslist. We denken niet dat u en uw man op vakantie waren, uw man zeker niet.

– Nee, dat is waar. Maar we spraken nooit over zaken. Fircotronics maakt onder meer militaire elektronica en ik had geen aanleiding me in de details te verdiepen.

– Is u tijdens die exotische reizen nooit iets bijzonders opgevallen?

– Iets bijzonders? U weet toch hoe dat gaat met mannen en vrouwen. Als wij samen op straat liepen, zag ik die lieve cockerspaniël lopen terwijl hij naar de nieuwe Audi keek. Als we achteraf bespraken wat we gezien hadden, leek het wel alsof we heel verschillende routes hadden gelopen.

Savander kan niet nalaten te glimlachen.

– Zo gaat het met mij en mijn vrouw ook. Maar wat ik bedoel is dat Timo Manner toch een speciale reden moet hebben gehad om naar zo veel Arabische landen te reizen.

– Zoals ik al zei, we spraken niet over zaken met elkaar.

– Vroeg u het zich zelfs niet af?

Ze draait zich in alle bochten. Nu heeft ze spijt van haar onverschilligheid, want ze zou zo graag willen helpen, maar wat kan ze doen?

– Natuurlijk vroeg ik het me wel eens af, zoals vorig jaar toen ik Timo’s secretaresse belde en zij dacht dat Timo in Polen op wilde zwijnen joeg terwijl wij al naar Marokko waren doorgereisd.

– Wanneer was dat?

– Ruim een jaar geleden. In april.

Vilander bladert door zijn papieren. In zijn hand heeft hij een bundeltje computeruitdraaien die hij met zijn kleine ogen intensief bestudeert.

– Klopt, zegt hij. Dat was 20 april, vliegtickets naar Warschau. Retour pas een week later.

– Ja, we zijn naar Polen gevlogen en de volgende dag verder gereisd naar Marokko.

– Waarom?

– Hoe moet ik dat nu weten? Hij moest daar zakendoen.

– Niet volgens de boekhouding van Fircotronics, niet volgens zijn secretaresse. Iedereen dacht dat hij samen met klanten in Polen aan het jagen was!

Ze voelt zich ongemakkelijk, maar het is nu te laat. 

– Sommigen wisten het. Mikko Rovanperä nam in Polen de leiding over toen wij naar Marokko vertrokken. Mikko wist het.

– Ja, we hebben met hem gesproken, maar hij zegt dat Timo voor vakantie naar Marokko ging, geen zakenreis. Een plotselinge ingeving. Wat is daarop uw commentaar?

Ze is nu echt in de war. Als iemand het had kunnen weten, was het wel Mikko.

– We hebben er achteraf op getoost. In Marrakesh. Hij zei dat hij een deal had gesloten die het waard was om op getoost te worden. Misschien is hij er toevallig een zakenrelatie tegen het lijf gelopen met wie hij iets geregeld heeft.

– Heeft u die zakenrelatie ook zelf ontmoet, mevrouw Manner?

– Nee, Timo heeft me een poosje alleen gelaten terwijl ik naar de markt ben gegaan.

Ze wisselen een blik van verstandhouding, Savander en Vilander, en Maria voelt zich dom. Ze zijn pas een week met de zaak bezig en hebben nu al iets in zijn reizen ontdekt waar een luchtje aan zit. Ze had moeten doorvragen, hem met de rug tegen de muur moeten zetten. Nu moet ze wel over New York vertellen.

– Vorige winter zijn we naar New York geweest en daar gebeurde iets vreemds. Timo ging in ons hotel naar beneden, naar de lounge, om met een zakenrelatie te overleggen terwijl ik in onze kamer zat. Toen Timo niet terugkwam, ben ik naar beneden gegaan en zag hem in gesprek met een Egyptenaar. Ik zag dat Timo zowel bang als boos was. In die toestand had ik hem nooit eerder gezien.

– En u heeft geen idee wie die Egyptenaar was?

– Nee.

Vilander schudt gelaten zijn hoofd. Ze ziet een vleugje verachting in zijn ogen en ze schaamt zich.

– Laten we teruggaan naar de reizen naar Polen. Meestal duurden die toch slechts twee tot drie dagen?

– Ja, Timo’s klanten hadden nooit veel tijd. De jacht op wilde zwijnen was voor hen alleen maar een manier om zich te ontspannen en dichter bij elkaar te komen. Het duurde allemaal zeer kort.

– Maar er zijn ook langere reizen gemaakt dan die in april. Toen waren u en uw man officieel een week in Polen, maar blijkbaar reisden jullie ook toen verder naar Marokko. Hier in deze computeruitdraai is sprake van een andere lange reis naar Polen. Eveneens in april, maar een jaar eerder.

– Ja, die keer zijn we naar Tunesië geweest. Ook toen via Warschau.

– Wel verdraaid!

Vilanders kleine ogen glinsteren en hij brandt van geestdrift om door te vragen. Maar Savander legt zijn grote hand op zijn schouder en zegt:

– We moeten er nu vandoor. Maar, mevrouw Manner, we hebben een verzoek aan u. Pakt u alstublieft een blocnote en denk eens goed na over die reis naar Tunesië. Schrijf vervolgens alles op wat u zich ervan kunt herinneren.

– Dus u denkt dat die reis naar Tunesië belangrijk was?

– Ja, we hebben een flauw vermoeden wat het gevolg ervan is geweest. Maar we hebben geen idee wat er in Tunesië is gebeurd.

– Wat is dan het gevolg van die reis geweest?

– Ik vraag u vriendelijk, mevrouw Manner, zegt Savander met zijn welluidende stem, probeert u zich te herinneren wat er in Tunesië kan zijn gebeurd. Wat heeft u gezien? Wanneer ging mijnheer Manner er alleen op uit, zonder u? Alles!

Ze knikt en belooft haar best te zullen doen. Als ze weg zijn, staat ze langdurig naar de golven op zee te kijken die een voorbode zijn van storm. Ze huivert een beetje als ze nadenkt over Tunesië en bij het idee dat ze gedwongen is zich alles in detail te herinneren, alles wat ze reeds bezig was te vergeten. Trachtte te vergeten. Ze slikt een kalmeringstablet die dokter Summanen haar heeft voorgeschreven. Ze was in Tunesië gelukkig, want ze waren zo dicht bij elkaar geweest en ze was er ook doodsbang geweest, net alsof ze tegelijkertijd in de hemel en de hel was.


– Excuseert u ons als het wat grof klinkt, maar Timo Manner heeft u toch ontslagen?

Siegfried Kleins grote bruine hondenogen keken nog bedroefder dan anders. Nadat hij zijn baan als directeur techniek was kwijtgeraakt, had hij overwogen terug te keren naar Duitsland, maar zijn Finse vrouw Liisa had haar hakken in het zand gezet. Zij meende dat het in Duitsland het lot van de gehuwde vrouw was om bij het fornuis te worden geparkeerd en dat was zij niet van plan. Dus waren ze in Finland gebleven en had hij een andere baan gevonden. Hij werkte nu voor een klein bedrijf dat op de rand van faillissement balanceerde.

– Ja, hij heeft me ontslagen, zei hij.

– Dat moet een bitter gevoel zijn geweest nadat u jarenlang alles voor het bedrijf heeft overgehad, merkte commissaris Savander op.–Werkelijk een klap in het gezicht, probeerde Vilander. Op de ene dag ontwikkel je een schitterend product waar het bedrijf succes mee heeft en de volgende dag ben je geen cent meer waard.

– Probeert u te insinueren dat ik hem heb vermoord?

– Wij willen slechts alle alternatieven onder ogen zien. U had een motief. Wraak.

– In het bedrijfsleven wordt niet op die wijze wraak genomen. Je valt, blijft een poosje liggen, staat vervolgens op en slaat het stof van je af. Dan ga je op zoek naar ander werk. Ik heb inmiddels weer een baan.

– Hoe zit het met uw alibi?

– De nacht dat Timo stierf, was ik op bezoek bij mijn vader in Karlsruhe.

– Dat is goed om te weten. Maar ik zeg u met nadruk dat u geen verdachte bent.

– Wilt u weten wat ik van Timo Manner vond? Hij was een tiran die geen enkel middel schuwde om zijn doel te bereiken.

– Manner was een voorbeeld voor velen, zei Vilander. Hij stond symbool voor het succes van ons land.

Siegfried glimlachte als een boer die kiespijn heeft.

– Ik moet erkennen dat hij een tiran was met stijl. Voor de toeschouwer kan ook een bloedig stierengevecht mooi zijn om naar te kijken als het goed wordt geregisseerd.

De twee politiemannen stonden op en liepen naar hun auto die bij een bord stond met een parkeerverbod.

– Dit is te groot voor ons, vind jij ook niet? vroeg Vilander.

– Als jouw theorie klopt, dan is het inderdaad te groot. Manner kan een gevaarlijke grens hebben overschreden.

– Wat ik niet begrijp is hoe hij het in zijn eentje heeft klaargespeeld. Directeuren van bedrijven reizen toch niet alleen met een contract in hun achterzak? Zij kunnen slechts de weg vrijmaken voor grote zaken, maar de anderen doen vervolgens het ruwe werk. Bij Fircotronics weet echter niemand wat Manner in Marokko deed. Of in Tunesië.

– Iemand liegt, zei Savander.

– Iemand weet ervan en misschien wel meer mensen. Maar ze durven niets te zeggen.

Vilander haalde een pakje sigaretten tevoorschijn. Dat deed hij tegenwoordig zelden, slechts enkele keren per dag en hij was trots op zijn zelfbeheersing. Maar af en toe hadden zijn hersenen een extra impuls nodig.

– Er is iemand op de hoogte. Ik denk dat er een kleine groep insiders is. Een klein clubje dat ervan weet en dat erg veel te winnen of te verliezen heeft.

– We hebben totaal geen bewijzen, merkte Savander op. Vilander trok aan zijn sigaret terwijl hij koortsachtig nadacht. Toen gooide hij zijn peuk in de goot en mompelde, vooral tegenzichzelf: 

– Officieel weten we niet eens of het doodslag of moord is. We moeten voorkomen dat onze fantasie met ons aan de haal gaat. Kom, laten we gaan!

– Waarheen?

– Zullen we het eens bij Timo Manners vriendinnetje proberen?

– Tatjana? Misschien moeten we haar dan eerst even bellen.

– Ik verras haar liever.

Vilander kreeg iets dromerigs in zijn blik. 

– Moet je je voorstellen dat je zo rijk bent dat je geld genoeg hebt voor een privé maîtresse van topniveau!

– Ik dacht dat jouw vrouw je weer had teruggenomen sinds je droogstaat, zei Savander streng.

– Zeker, zeker. Het was ook meer een theoretische gedachte. Hoe denk jij dat ze er uitziet?

– Een man met Timo Manners charme en rijkdom kiest alleen het allerbeste.

– Vijfentwintig jaar, lange benen, misschien een ietwat rond Russisch gezicht, opperde Vilander.

– Wat weten we eigenlijk van Manners jeugd?

– Als klein kind geadopteerd door Paavo en Raili Manner. Zijn biologische moeder was een arme alleenstaande vrouw die het leven niet aankon.

– Heeft ze er zelf een eind aan gemaakt?

– Hoe het precies in zijn werk is gegaan, is enigszins onduidelijk. Maar nog voor haar dood was kleine Timo al in een pleeggezin ondergebracht. Hij had een armoedige jeugd, maar zijn pleegouders hebben goed voor hem gezorgd.

– We gaan naar Tatjana. Minnaressen weten vaak veel. Ze reden via de ringweg, sloegen af in Norra Haga en reden naar Musikantvägen in de wijk Gamlas. Het lage, rood bakstenen gebouw was een typisch voorbeeld van architectuur uit de jaren zestig. Savander belde aan bij de deur waarop de naam Tatjana Mullova stond.

– Ze is al een week op reis, maar als we ervan uitgaan dat ze niet is ondergedoken, moet ze vroeg of laat toch weer terugkomen, redeneerde Vilander.

Ze hoorden binnen voetstappen en de twee mannen voelden hoe de spanning steeg.

– Ik wed dat ze onder de vijfentwintig is, zei Vilander.

– Nooit van zijn leven. Manner viel vast niet op kinderkontjes.

 De deur ging een klein stukje open, waarbij de veiligheidsketting op zijn plaats bleef. Door de kier keek een vrouwengezicht naar buiten. Savander wilde zich net voorstellen, maar hij bleef met wijd open mond staan en kon geen woord uitbrengen.

– Bent u Tatjana Mullova?

– Ja, wat wilt u?

Savander keek de vrouw alleen maar aan en Vilander, die iets sneller kon denken, vertelde dat ze van de politie waren, bezig met een onderzoek naar de moord op Timo Manner. De deur werd dichtgedaan, de veiligheidsketting rammelde, waarna de deur wijd openging.

– Kom binnen, zei ze kort.

Ze volgden de vrouw de flat in, die groot was en schitterend ingericht met oude Russische meubelen, iconen aan de wanden en met antieke zilveren voorwerpen; samowaars, koffiekannen en bekers. Maar de twee politie-agenten merkten dit alles nauwelijks op, ze keken alleen maar naar de vrouw die hun voorging. Ze was minstens vijftig jaar, klein en gezet. Haar gezicht moest zeker ooit zeer mooi zijn geweest, maar verdriet en lijden hadden het verouderingsproces versneld. Ze vroeg hen plaats te nemen op de grote bank en ging zelf in een wijnrode stoel zitten. Het dieprode behang met gouden patronen maakte dat het in het appartement ook midden op een lichte dag erg donker was.

– Zou u misschien zo vriendelijk willen zijn u te identificeren, mompelde Vilander, rijbewijs, paspoort …

– Mijn papieren zijn in orde, antwoordde Tatjana Mullova geïrriteerd.

– We willen alleen maar graag weten of u degene bent voor wie u zich uitgeeft.

Tatjana leek bijna verbijsterd. Uit haar handtas haalde ze een rijbewijs tevoorschijn dat alle twijfel wegnam.

– Ik heb me nog nooit in mijn leven uitgegeven voor iemand anders.

Ze sprak bijna perfect Fins met een licht Russisch accent.

– Wat was uw … Savander zocht naar woorden … hoe kende u Timo Manner?

– We waren neef en nicht. Van de kant van Timo’s vader.

– Wij dachten … zei Vilander, maar hij maakte zijn zin niet af.

– Wat wilt u weten? vroeg ze.

– Heeft u enig idee wie Manner zou kunnen hebben gehaat?

– Timo kwam vaak op bezoek als hij moe was of treurig. Maar hij heeft nooit namen genoemd.

– Waarom juist bij u?

– Misschien omdat we familie waren, misschien omdat we elkaar begrepen. Hij had iemand nodig die hij in vertrouwen kon nemen. Thuis wilde hij een mooie vredige wereld hebben, waar hij na zijn werk naartoe kon vluchten.

– Weet u of hij vijanden had?

– We hebben nooit over zaken gepraat. Timo was een harde man die alle hindernissen op zijn pad uit de weg ruimde. Zulke mensen maken vijanden. Ook de laatste keer dat ik hem zag …

Ze aarzelde. Savander spoorde haar vriendelijk aan verder te gaan.

– Een paar dagen voor zijn dood kwam hij hier. Misschien was hij op weg naar zijn zomerhuis. Hij leek erg moe en … ik zoek het juiste woord … gelaten.

– Ontmoedigd? Bang?

– Hij zei niet veel, maar ik werd zelf bijna bang. Hij zag hindernissen meestal als uitdagingen, maar nu …

– Denk alstublieft goed na. Angst lijkt te wijzen op moord, maar gelatenheid eerder op zelfmoord.

Tatjana dacht koortsachtig na. 

– Allebei. Hij was zowel gelaten als bang. Hij was tegen een hindernis opgelopen die te groot voor hem was. En hij leek me erg eenzaam.

– Vertelt u eens iets over zijn achtergrond, zijn kindertijd.

– Waarom? Dat kan toch niet van belang zijn.

– We proberen elke invalshoek.

– Timo’s natuurlijke vader, Sergei, de broer van mijn moeder, was tijdens de Tweede Wereldoorlog officier in het Sovjetleger. In de jaren vijftig werkte hij op de Russische ambassade in Helsinki. Het was destijds streng verboden intieme relaties met Finnen aan te gaan, maar de liefde kent nu eenmaal geen grenzen. Ze zuchtte diep, alsof ze uit ervaring sprak.

– Timo’s moeder, Marja, heeft nooit verteld wie de vader van haar kind was, maar het werd in elk geval een soort publiek geheim en Sergei werd naar Rusland teruggestuurd. Marja, die straatarm was, bleef alleen met haar kind achter. Ze had geen enkele kans. Het ontbrak haar aan geld en ze vreesde dat Sergei zijn diplomatieke invloed zou gebruiken om de Finse overheid ertoe te dwingen de kleine Timo aan de Sovjet-Unie uit te leveren. Daarom gaf ze haar kind ter adoptie aan de familie Manner, die kinderloos was.

– En Sergei?

– Hij probeerde inderdaad Timo uitgeleverd te krijgen, maar door diverse oorzaken raakte hij in de Sovjet Unie in ongenade. Hij werd naar de Goelag Archipel gestuurd en er bestaat een rapport waarin staat dat hij daar in 1966 is overleden. Marja stierf onder duistere omstandigheden. Alcohol en vechtpartijen. U heeft vast meer van die gevallen gezien dan ik.

Savander knikte zwijgend en dacht na over een diplomatieke manier om het gesprek voort te zetten, maar Vilander was hem voor.

– En uzelf? Wat betekenden u en Manner voor elkaar?

– Ik was Timo’s verbinding met zijn Russische vaderland. Twintig jaar geleden ben ik samen met mijn man naar Zweden geëmigreerd en daar begonnen we contact met elkaar te onderhouden. Toen mijn man tien jaar geleden overleed, ben ik naar Finland verhuisd.

– Om Timo?

– Godallemachtig, nee! Hier was werk voor iemand zoals ik, die Russisch sprak. Ik freelance als tolk.

– Wat betekende Rusland voor Manner?

– Hij was er ongelooflijk trots op dat hij zich helemaal van onderaf had opgewerkt. Diep vanbinnen was hij ook zeer trots op zijn dubbele identiteit, ook al praatte hij daar publiekelijk nooit over. Zijn wortels bevonden zich zowel in het grote, machtige Rusland als in het kleine, effectieve Finland.

Vilander rook zijn kans.

– Weet u of hij veel contacten in Rusland had?

– Nee, hij ging er zelden heen. Rusland maakte deel uit van zijn verleden, niet van zijn toekomst.

Op dat moment kreeg Tatjana opeens een vreemde glans in haar ogen en lachte hardop, een schaterlach die uit haar hart leek te komen.

– Dacht u soms dat Timo en ik een verhouding hadden?

– Binnen het bedrijf ging het gerucht dat hij een minnares had die Tatjana heette, zei Savander verontschuldigend.

Ze lachte uitbundig en de twee politiemannen keken gefascineerd naar haar. Het was alsof het verdriet volledig van haar gezicht was verdwenen. Heel haar lichaam schudde. Toen Tatjana ophield met lachen, veegde ze de tranen met een grote zakdoek uit haar ogen.

– Nee, m’n hemeltje, dat hij in vrede moge rusten. Maar wij hadden geen verhouding. Misschien dat de mensen zich dat afvroegen omdat hij me zo vaak opzocht. Maar ik kan u verzekeren dat ze het bij het verkeerde eind hadden.

Savander en Vilander keken elkaar van opzij aan en toen konden ook zij zich niet meer inhouden. Ze barstten in lachen uit, waarna zij op haar luide manier schaterend inviel, zodat haar hele lichaam nog sterker schudde dan daarvoor. Toen het lachen langzaamaan wegebde, stond ze op en liep naar een kast om een fles wodka en drie kristallen glazen tevoorschijn te halen.

– Dit moeten we vieren, zei ze terwijl ze voor een ieder een flinke borrel inschonk.

Vilander raakte zijn glas niet aan, maar Savander hief het zijne voor een toost.

– Op Timo Manner!

– Op Timo, de schurk, zei Tatjana Mullova, waarna ze opnieuw begon te schaterlachen terwijl Bert Savander de wodka in zijn keel voelde branden en Petri Vilander zich afvroeg of deze vrouw, hoewel ze hen met open armen had ontvangen, niet iets probeerde te verbergen.


De stad werd overspoeld door mensen uit alle uithoeken van de wereld. Wat de bezoekers gemeen hadden, was een passie die in Omsk uitbundig tot bloei kwam - Omsk, de stad op de Siberische taiga tussen de toendra’s in het noorden en het steppelandschap van het zuiden. Ze kwamen om te kijken naar raketten, pantserwagens, machinegeweren en speciale voertuigen met behulp waarvan moerassen en woestijnen toegankelijk werden. Ze kwamen ook om een kijkje te nemen bij de hoogwaardige militaire elektronica, voor zover die niet aan het oog werd onttrokken door de beperkingen die door de Westerse mogendheden aan de wapenhandel waren opgelegd.

Zwarte auto’s met verduisterde ramen vervoerden hen naar het beursterrein. Peter was meer gefascineerd door de mensen dan door het aanwezige staal. Mikko had een gids geregeld die alles wist.

– Daar komen de generaals uit Wit-Rusland, vertelde hun enthousiaste metgezel terwijl hij onopvallend knikte in de richting van een donkere Volvo.

Vervolgens arriveerde er een hele colonne sjeiks, afkomstig uit enkele kleine Arabische staten, talloze blanke mannen in lange witte gewaden stapten uit acht zwarte auto’s. En volgens de geruchten kon ook de politiek leider van Noord-Korea elk moment aankomen. Hij had een grondige hekel aan vliegen, dus reisde hij met de trein; zeven coupés voor hem en zijn gevolg. Op de beurs wemelde het van de Chinezen en van de lange Afrikaanse mannen. Allen liepen er energiek rond; enthousiast, als kleine jongens op een autotentoonstelling, wandelden ze heen en weer tussen de pantservoertuigen en raketten.

Fircotronics had een stand in een gebouw dat er uitzag als een barak, samen met andere Europese militair-industriële bedrijven. Peter deelde brochures uit, vertelde de bezoekers van de stand over het geavanceerde verkenningssysteem van Fircotronics en noteerde de namen en adressen van geïnteresseerden. Als er al ergens over contracten werd onderhandeld, dan was hij er in elk geval niet bij. Hij wist dat de Europese handen gebonden waren door exportbeperkingen en het verbod militaire goederen te verkopen aan openlijke conflicthaarden en aan landen die oorlog voerden. Hij besefte al snel dat bepaalde bezoekers alleen maar kwamen kijken. Dictators van heinde en verre droomden van hypermoderne door lasers gestuurde wapensystemen, waarmee zij weerspannige onderdanen of lastige buurlanden onder de duim konden houden, echter slechts een deel van hen had het geld om hun droom over volledige controle te kunnen verwezenlijken.

De meeste contacten zeiden Peter niets. Hij was alleen maar een pr-man die hoge gasten onderhield en van informatie voorzag. Maar een van de bezoekers bleef hem bij. Een donkere man van middelbare leeftijd en met een klein litteken op zijn linkerwang stelde zich voor als doktor Mosharrafa uit Egypte. Hij had weinig belangstelling voor wapens, maar wilde vooral weten hoe het met Timo Manner was. Peter vertelde hem dat Manner aan de gevolgen

van een ziekte was overleden, waarna de Egyptenaar op geen enkele manier liet merken wat hij dacht toen hij het nieuws vernam. De man gaf zijn visitekaartje af en vroeg of hij de volgende dag Mikko Rovanperä zou kunnen spreken. Maar toen Mikko kort daarop het kaartje zag, was hij geïrriteerd.

– Geen denken aan, Peter! Wij willen met dokter Mosharrafa niets te maken hebben.

– Hij was erg vasthoudend. En hij zei dat hij Timo goed had gekend.

Mikko gromde en schudde zijn hoofd.

– Vergeet doktor Mosharrafa, Peter!

En toen Peter later die avond vroeg wie die Egyptenaar eigenlijk was, wuifde Mikko zijn vraag weg en begon over iets heel anders. De volgende ochtend, toen ze onderweg naar de beurs waren, reden ze langs een terrein dat omgeven was door hoge muren.

– Hierachter is een militair consortium gevestigd dat lichte draagraketten produceert, zei Mikko. Door de een of andere oorzaak stroomde het verkeer niet door en stonden ze een poosje stil. Peter keek naar de ingang van het fabrieksterrein. Geen enkel bord aan de muur verried wat erachter gebeurde; geen vlaggen, geen handelsmerk en geen bedrijfsnamen.

– Ik heb gisteravond laat nog met Helsinki gebeld, Mikko. De politie neigt steeds meer naar de theorie dat Timo vermoord is. Peter zag de ongerustheid op Mikko’s gezicht.

– Dat is niet best. Zijn ze van plan dat openbaar te maken?

– Nee, zei Peter. Ze willen alleen dat wij het weten. Plotseling gingen de poorten van het militaire consortium open en reden er vijf donkergroene vrachtwagens naar buiten met opleggers waarover zeilen waren gespannen.

– Je kunt wel raden wat er onder die zeilen ligt, Peter!

Nadat de vrachtwagens waren weggereden, kwam het verkeer weer op gang.

– Het is hoog tijd dat we voor de markt een goede verklaring bedenken die Fircotronics buiten schot houdt, zei Mikko.

– Een inbraak in zijn zomerhuis? De dief werd betrapt en raakte in paniek …

– Laten we vertellen dat Timo enkele kostbare Afrikaanse ivoren beelden in zijn zomerhuis had. Dus was het een geplande inbraak. Verdomme, Peter, we hadden het vanaf het begin op doodslag moeten gooien. Op de aandelenbeurs klinkt dat beter dan zelfmoord.

– Zal ik de informatie over de diefstal van de ivoren beelden naar buiten brengen?

– Nee, nog niet. Als ik thuiskom zal ik eerst met de politie overleggen. Het is voor iedereen het beste als we de officiële versie van de waarheid onderschrijven.

– Het beste voor iedereen?

– Als het onderzoek naar de dood van Timo Manner volledig ontspoort, is het niet uitsluitend onze goede naam die aangetast wordt, zei Mikko cryptisch en voegde eraan toe:

– Als het schandaal in omvang toeneemt en echt grote proporties aanneemt, staat het imago van ons hele land op het spel. De belangen van grote ondernemingen gaan hand in hand met die van de natie, in voor- en tegenspoed.



Ze begon er nu wat beter uit te zien, constateerde Bert Savander toen Maria Manner de deur opendeed. Haar wangen hadden weer wat kleur gekregen en uit haar ogen straalde levenskracht.

– Ik heb net koffie gezet, zei ze op uitnodigende toon. De twee politiemannen lieten de intense voorjaarswarmte achter zich en stapten het koele huis van de familie Manner binnen. Buiten was de zee helderblauw. Savander keek door het grote panoramavenster en telde de zeilboten. Hij kwam tot vijftien en wenste dat hij in een ervan zat. Maar een chef kon nu eenmaal niet gaan zeilen zolang zijn ondergeschikte brandde van verlangen om verder te gaan met het moordonderzoek, ook al leek dat onderzoek op niets uit te lopen. Op tafel in de woonkamer stonden drie koffiekopjes en een schaal cakejes. Die kwamen absoluut niet van de bakker. Savander en Vilander wisselden verbaasde blikken. Maria Manner leek bijna vrolijk. Vilander staarde haar aan.

– Mijn zoons komen vanavond op bezoek, zei ze. Ik dacht, ik bak gewoon wat extra cake, want politieagenten zullen wel niet al te vaak op eigengebakken cake worden getrakteerd, nietwaar?

– Nee, gaf Savander toe. Maar u had niet hoeven …

Ze wuifde zijn beleefde protest weg. En pas toen merkte hij wat Vilander kennelijk al eerder was opgevallen. Ze was gekleed in een dunne, zeer mooie jurk, ragfijn als een sluier. De dunne violette stof had kleine gouden lovertjes rond de hals en om de taille. Het was een schitterende jurk die klaarblijkelijk uit Noord-Afrika kwam. Naast de schaal met cakejes lag een dik fotoalbum. Op de kaft stond ‘Tunesië’.


TIENDE HOOFDSTUK

1

Het café is gevestigd in een wit gebouw dat kaarsrecht uit de rotsen oprijst. Een mooiere plaats kon ze zich nauwelijks voorstellen: als je langs de weg komt aanrijden, zie je links de Medina, de oude stad die omgeven is door een zandkleurige muur. Rechts loopt de ruwe rotshelling loodrecht naar beneden, het turkooisblauwe water in. En op de rotsige heuvel staat het café, een smal gebouw van diverse verdiepingen, vastgeklemd tegen de rotswand en met uitzicht op de Middellandse Zee.

Timo Manner drinkt koffie uit een kopje en zij, Maria, zoete thee uit een glas.

– Waar wachten we op? vraagt ze.

– Tot de tijd voorbij is, antwoordt hij glimlachend. Ze eten een Tunesisch pasteitje met een vulling van ei en tonijn, en ze vraagt zich af of de tijd hier überhaupt wel voorbijgaat, of dat hij hier stilstaat, want de zee daarbuiten is zo rustig en geen van de gasten lijkt haast te hebben. Behalve Maria zijn het allemaal mannen; ze praten zachtjes, spelen het een of andere spel, drinken thee en lachen zoals mannen in alle culturen lachen, mannen onder elkaar.

Maria en Timo hebben al door de oude stad geslenterd, langs de smalle straatjes met de lage witte huizen met de blauwe deuren en luiken. Buiten de muren is het nieuwere stadsdeel gegroeid, maar alle gebouwen in de stad Mahdia zijn gebouwd met respect voor het verleden. Hier staan geen moderne betonnen kolossen en geen luxe hotels met opzichtige gevels.

– Kom, zegt hij en zij volgt hem.

Ze lopen over het voetgangerspad langs de kust met aan de ene kant de lage huizen en de vishaven aan de overkant. Er liggen honderden kleine houten vissersschepen, geschilderd in blauw, wit, groen en rood. De mooie kleuren doen de haven schitteren. Er rijden mannen op stoffige bromfietsen met plastic manden op de bagagedrager; manden voor vis of voor netten of proviand. Ze zwaaien vrolijk naar elkaar, roepen iets om boven het motorgeluid uit te komen en rijden elkaar voorbij om elkaar misschien bij zee opnieuw tegen te komen of als ze de volgende keer naar de haven gaan. Een mannenwereld. Maria ziet geen enkele vrouw. Ze lopen langs het station. Hier heet de trein Metro, hoewel hij de gehele weg bovengronds rijdt, naar de universiteitsstad Monastir en naar de toeristenfuik Sousse. Ze wandelen verder naar hun kleine hotel, waar hij haar in hun kamer achterlaat.

– Twee uur, zegt hij. Dan ben ik weer terug.

Deze keer kleedt hij zich netjes aan. Hij kiest een donker kostuum, terwijl zij zich afvraagt waarom iemand op een hete dag als deze een kostuum aantrekt in een stad die weliswaar duizend jaar geleden een belangrijk zakencentrum was, maar tegenwoordig niet veel meer is dan een mooi dorp.

– Vertelde hij niet wie hij zou ontmoeten? vraagt Savander.

– Dat deed hij nooit.

– Dus u en uw man gingen naar Polen om op wilde zwijnen te jagen en een paar dagen later ging de reis verder naar Tunis, zonder dat hij u vertelde waarom?

Savander smult van de vers gebakken cake en maakt haar een compliment.

– Zulke heerlijke cakejes heb ik niet meer geproefd sinds mijn moeder naar het bejaardentehuis ging.

Vilander probeert haar onder druk te zetten.

– Vertelde uw man niets over de reden van die reis?

– We spraken nooit over zijn projecten. Ik nam aan dat hij een bepaald contract wilde sluiten en dat we naar huis zouden gaan voordat ik veel meer had gezien dan mijn hotelkamer en enkele bezienswaardigheden.

– Maar deze keer liep het anders? U kreeg nu wel iets te zien?

– Ik kreeg iets te zien, ja.

Savander kijkt naar de zee en telt de zeilboten. Nu zijn het er zeventien.

De dageraad in de Sahara is een snel voorbijgaand moment. De zon komt om zes uur op, bloedrood, koud en kleurt de witte huizen rood. Vijf minuten later gaat het rood over in geel en ontstaat er in de ochtendkoelte een vleugje warmte. Tien minuten later verandert de zon in een brandende witte bol die een doordringende, kurkdroge hitte verspreidt waardoor alles wat leeft verstikt raakt. Bij het aanbreken van de dag kunnen zelfs schorpioenen sterven als ze in de zon blijven liggen in plaats van zich diep in te graven in het zand.

Ze ligt in bed en ziet de zon veranderen. Eerst rilt ze, want het is kil in de kamer en door de kieren van het venster dringt de koude wind naar binnen. Maar zodra de zon zijn metamorfose heeft ondergaan, voelt ze hoe het zonlicht door het raam naar binnen stroomt, het haar streelt en haar met warmte vult. En dan merkt ze dat hij weg is. Heel even wordt ze door paniek bevangen; denkt dat er iets is gebeurd. Maar dan herinnert ze zich dat dit alles al eerder is voorgekomen; dat ze er geen idee van heeft wanneer hij zijn contacten ontmoet.

Ze logeren nu niet in Mahdia, de stad die zich zo mooi uitstrekt langs de kust van de Middellandse Zee. Nee, ze zijn verder naar het zuiden gereisd en slapen in Douz, een oase op de plek waar de savanne ophoudt en de woestijn begint. Voorbij de stad is alleen nog maar zand, mijl na mijl, vele duizenden kilometers naar het zuiden - een afstand als die tussen Helsinki en Rome - met louter zand. Ze loopt naar het balkon en kan zich nauwelijks voorstellen dat ze zich hier in de woestijn bevinden. Het balkon kijkt uit op een binnentuin met palmen en een groot zwembad dat ’s avonds verlicht is. Het hotel is een oase in een oase. En dan ziet ze hem: Timo Manner zit met zijn rug naar haar toe aan een tuintafel met twee mannen te praten die ze duidelijk kan onderscheiden. Ze voeren een druk gesprek, ze hoort hen niet, maar ziet aan de bewegingen van de Arabieren dat ze boos zijn of opgewonden. Timo heeft een laptop bij zich en draait het scherm zo dat de Arabieren erop kunnen kijken, waarna ze lijken te kalmeren. Ten slotte haalt hij enkele papieren uit zijn tas, die zij lezen, maar ze schudden vervolgens hun hoofd. Dan haalt Timo zijn schouders op en stopt de papieren terug in zijn tas.

Zij denkt: hij heeft duizenden mensen voor zich werken. Waarom moet hij hier dan in zijn eentje naar het eind van de wereld komen om een contract te sluiten, terwijl anderen dat in zijn plaats zouden kunnen doen en hij zich zou kunnen bezighouden met de grote lijnen? Als hij terugkomt, staat ze op het punt hem die vraag te stellen, maar hij is teleurgesteld en zegt kortaangebonden dat hij nu zin heeft in een stevig ontbijt, dus slikt ze haar vraag in. In plaats daarvan gaan ze naar beneden naar de eetzaal, waar een groot bord op de deur vertelt dat je zoveel mag eten als je wilt, maar dat het niet is toegestaan vanuit het restaurant eten mee te nemen. De tekst staat er alleen in het Duits. Op aarde is nauwelijks een plaats te vinden waar de kleine eigenaardigheden van de Duitsers niet bekend zijn, denkt ze. Maar het bord helpt niet, want ze ziet hoe de welvarend uitziende Gertrude aan het tafeltje naast hen enkele hardgekookte eieren in een plastic zakje in haar tasje stopt. Een paar minuten later volgen er nog twee sinaasappelen. De manoeuvre wordt vliegensvlug uitgevoerd. Gertrude heeft ervaring. Die avond maken ze op dromedarissen een rit door de woestijn en als haar eenbultige kameel met enkele snelle bewegingen gaat staan, is ze bang om te vallen. Maar daarna zit ze veilig in het zadel terwijl het dier als een boot op de golven over het woestijnzand schommelt en als ze achterom naar haar man kijkt die enkele meters achter haar rijdt, weet ze dat hij tenminste voor dit moment zijn mislukking van die ochtend is vergeten en zich zo gelukkig voelt als een tienjarig jongetje op avontuur.

– Dus u heeft hun gezichten gezien, mevrouw Manner?

Ze knikt tegen de twee agenten.

– Maar u heeft geen namen?

Eigenlijk stelt Savander geen vraag, want hij weet wat het antwoord is. En, inderdaad, zij schudt haar hoofd.

– Wist u, mevrouw Manner, dat de Arabische landen jaarlijks meer dan vijftig miljard euro uitgeven aan wapens en andere militaire goederen? valt Vilander in. Savander smakt met zijn tong.

 – Dat is veel. Maar zij hebben immers hun oliegeld om mee te spelen.

– Denkt u nu echt dat hij zaken deed in militair materieel, helemaal in zijn eentje, midden in de woestijn? barst Maria uit. Daar had hij toch zijn personeel voor!

– In feite was uw man een eenzame wolf. Soms jaagde hij in troepen, maar af en toe heel alleen …

Savander onderbreekt zijn spraakzame collega. 

– Eerlijk gezegd, weten we niet waar uw man zich mee bezighield. Maar we proberen achter de waarheid te komen. Ze schudt vastberaden haar hoofd. Ze wil niet geloven dat hij bij duistere zaakjes betrokken was, maar ze voelt een golf van woede over zich heen komen. Ze is boos omdat hij haar nooit iets vertelde, ze is boos op zichzelf omdat ze hem nooit iets gevraagd heeft. En ze is boos op de politieagenten omdat die suggereren dat Timo een meedogenlozer mens was dan zij heeft willen zien. 


Peter Hellberg voelde hoe de honger zijn concentratievermogen aantastte. Hij moest naar de kantine beneden. Eenmaal in de gang trof het hem hoe stil het was. Het was of op deze vroege vrijdagmiddag de mensen van de hele etage waren verdwenen. Peter vroeg zich af wat hij het weekend zou gaan doen. Als hij geluk had, zou hij voor het eerst sinds weken eens vrij zijn. Hij merkte dat de deur van Timo Manners kamer op een kier stond. De politietape op de deurpost was weg. Hiervoor was de kamer voor iedereen behalve de rechercheurs afgesloten geweest.

Peter kwam langs de kamer van de secretaresse. Die was kennelijk aan het lunchen. Hij liep verder naar de deur van Timo Manner en keek naar binnen. Alles zag er nog hetzelfde uit, zelfs Manners computer stond nog op zijn bureau. Peter ging de kamer in en deed de deur achter zich dicht. De gelegenheid maakt de dief en Peter had niets te verliezen. Hij ging in de leren bureaustoel zitten en zette de computer aan. Hij wist niet precies wat hij zocht, maar informatie over project Havik was misschien niet ontoegankelijk als hij van Manners pc gebruik maakte.

Hij had geen moeite langs de eerste wachtwoorden te komen en het verkrijgen van toegang tot Manners beveiligde e-mailbox kostte hem ook niet veel tijd. Dat hoorde natuurlijk onmogelijk te zijn, maar Peter had een keer naast Manner gestaan toen die zijn mail checkte en iets gezegd had over zijn wachtwoord, dat Peter toen was opgevallen. Hammam. Het Arabische woord voor Turks bad. Hij vulde het wachtwoord in en sesam opende zich. Er waren honderden documenten opgeslagen, maar geen enkel stuk had iets met project Havik te maken. Daarentegen werd Peters belangstelling gewekt voor enkele mails. Hij wist niet waarom, maar het verzendadres leek enigszins verdacht, waardoor zijn oog erop viel. Hij klikte op een van de mails en had opeens een complete correspondentie voor zich met ontvangen en verzonden berichten. Timo had gechat met iemand die zich Boris noemde en die een computer in een Frans internetcafé had gebruikt. Deze Boris had een vrouw in Parijs geschaduwd.

Peter luisterde toen hij in de gang voetstappen hoorde. Er waren niet veel mensen die iets in Manners kamer te zoeken hadden en één ding stond vast: Peter was niet een van hen. Hij wachtte met ingehouden adem terwijl de voetstappen naderden en voor de deur stilhielden. Vocht er misschien nog iemand anders een innerlijke strijd tegen zijn nieuwsgierigheid? Maar de voetstappen gingen verder en al gauw was het weer stil in de gang. Peter richtte zich weer op de correspondentie.

Hoe meer hij las, des te gefascineerder hij raakte. Hij opende nog enkele mails en al gauw wist hij alles over de reizen die de vrouw had gemaakt, naar Italië, naar Spanje en naar diverse plaatsten in Frankrijk. Eerst dacht Peter dat de vrouw een geheime minnares was wier gangen werden nagegaan, maar hij merkte al gauw dat hij op het verkeerde spoor zat. Er was sprake van een geliefde in Reims, die niet als een rivaal werd beschreven. Soms reisde de vrouw naar Reims om een weekend bij haar vriend door te brengen, maar meestal ontmoetten zij elkaar in Parijs. De ouders van de vrouw woonden in een buitenwijk van de Franse hoofdstad en ze bezocht hen eens per week, op zondag, behalve als ze bij haar minnaar in Reims logeerde. In de mails stonden geen namen, elke persoon werd slechts met een letter aangeduid. De vrouw heette S. Ze was klaarblijkelijk journaliste. Haar lievelingswijn was Villa Antinori. Ze at geen vlees, maar wel garnalen en vis. Geleidelijk drong de waarheid tot Peter door. Hij herinnerde zich de woorden van Sylvie Bonnaire tijdens de party bij de Manners thuis, toen alles opeens beter met hem ging en het leven hem toelachte. Sorry, Peter, ik eet geen vlees. Vis graag, maar daar ligt de grens. Mijn grens. Daarna hadden ze het over China gehad. Waarom had Manner Sylvie Bonnaire laten schaduwen door een detective die Boris heette? En waarom was Sylvie nu dood?

Peter las verder in de mails, maar vond geen antwoord. Wel was er een gedetailleerde beschrijving van Sylvie Bonnaires laatste levensdagen. Maar enkele dagen voor de dood van de Franse journaliste hielden alle contacten met Boris op. Peter zette de computer uit en verliet de kamer van Timo Manner. Plotseling had hij geen zin meer om naar de kantine te gaan. Zijn eetlust was weg.


– Heeft u honger? vraagt Maria terwijl ze het fotoalbum op tafel legt.

– Nee, helemaal niet, zegt Savander en wordt hierin bijgevallen door zijn collega, die graag het slot van het verhaal wil horen. Maria bladert verder in het album en stopt als ze bij een foto komt van een jonge Arabier met een korte zwarte baard en grote, mooie ogen. Hij draagt niet de traditionele kleding, maar een lange, zwarte leren jas. Die past hem perfect.

– Dit is Fahid, zegt ze. Bij ons bezoek aan Tunesië was hij Timo’s assistent.

– Assistent? roept Vilander terwijl hij opveert. Timo had dus een assistent in Tunesië?

– Nou ja, eigenlijk niet. Ze kenden elkaar van vroeger. Fahid had als taak om te fungeren als chauffeur, tolk en manusje-van-alles. Timo nam altijd iemand in dienst als we door vreemde landen reisden. In Marokko hadden we Yussef, die zeer bekwaam was. Fahid was niet zo slim, maar wel knap om te zien. Ze bloost bij haar laatste woorden, omdat die op dit moment niet zo gepast lijken.

In de kleine woestijnstad Douz ligt Maria ontspannen bij het zwembad, maar Timo is onrustig. Dat ziet ze aan de manier waarop hij zich beweegt, ze hoort het aan zijn stem. Als de wind die over de muren van het hotel waait te heet wordt, nemen ze af en toe een frisse duik.

– Gaan de onderhandelingen nog door? vraagt ze terwijl ze zijn rug streelt. Ze hoopt dat hij ja zal zeggen, want dan blijven ze hier nog een poosje en kan ze hem een tijdje voor zichzelf hebben. Het liefst zou ze een dag of wat helemaal beslag op hem leggen, net zoals lang geleden, maar ze weet dat, zolang zijn project niet is afgerond, ze zijn volledige aandacht niet zal krijgen. Ze kust zijn rug en woelt met haar vingers door zijn haar, dat vol zand zit. Ze schrikt als plotseling uit de bosjes een donkere gestalte tevoorschijn komt. Een ober vraagt of ze iets wil drinken. Ze zijn overal, het zijn schaduwen die het spoor van de toeristen volgen, voortdurend bereid om tegen een kleine vergoeding iets voor hen te doen. In de hotels krijgen ze van hun werkgever weliswaar loon, maar dat is nergens voldoende om van te leven en daarom willen ze geld voor je wisselen of je behulpzaam zijn met iets anders dat een extra fooi kan opleveren. Buiten het hotel vind je weer andere behulpzame lieden; zelfstandige ondernemers die je vriendelijk begroeten, vragen hoe het met je gaat en je dadels aanbieden, of een leren riem of een tochtje door de woestijn. Alles is te regelen zolang er maar geld beschikbaar is. De lokale valuta is de dinar. Iedereen houdt van de dinar.

– Ja, de onderhandelingen duren nog wel even, antwoordt Timo Manner. Maar we hebben ook wel tijd om samen wat dingen te bekijken. Ik heb Fahid gevraagd voor ons een tripje te regelen. Een paar uur voor de schemering gaan we te paard de woestijn in. Maar als het vier uur is en tijd om te vertrekken, is hij nog even onrustig als daarvoor. Zijn contact is verlaat.

– Je moet maar alleen naar de zandduinen rijden, met Fahid.

– Alleen?

– Met Fahid ben je veilig. Het is je enige kans om de woestijn vanaf de rug van een paard te beleven, want morgen gaan we naar het noorden.

Terwijl Timo achterblijft, rijdt ze met Fahid naar de zandduinen. De wind is afgenomen en ze proeft geen zand meer in haar mond. De zon brandt nog steeds, maar nu nadert het mooiste moment van de dag. Fahid rijdt voorop en ze bewondert zijn brede schouders en zijn goed getrainde lichaam. Het paard van Fahid is wit en dat van haar zwart. Hij draait zich om en vraagt: – Bent u gewend met paarden om te gaan, madam?

– Met paarden kan ik beter overweg dan met kamelen.

– Mooi, zegt hij, klakt met zijn tong en geeft zijn paard de sporen. De witte hengst rent in volle galop over het harde zand en haar paard volgt. Verderop wordt het zand muller, maar de paarden minderen geen vaart. Op de achtergrond verdwijnen de lage huizen en palmen van Douz. Nu het zand niet langer samengeperst is, gaat de rit zo verbazingwekkend soepel, dat ze denkt: als ik val, dan val ik in ieder geval zacht. Maar ze valt niet en ze rijden verder de eindeloze lichtgele zandzee in en ze houdt haar blik gevestigd op Fahids donkere krullen. Het zand wordt steeds muller en bij elke stap van het paard, zakken de hoeven vijf tot tien centimeter weg. Net sneeuw, denkt ze. Hier is geen levende ziel te bekennen, geen palmen, geen dieren, geen mensen, alleen maar glad zand met kleine welvingen die een regelmatig golfpatroon vormen. Na een uur keren ze om. De zoele avondlucht blaast heerlijk tegen haar wangen en de zon wordt donkergeel. Fahid mindert snelheid.

– We moeten ze niet te veel uitputten. In de woestijn zijn alleen kamelen onvermoeibaar.

Nu is de zon rood, evenals de woestijn. Fahid draait zich naar haar om, hij ontbloot zijn witte tanden in een bemoedigende glimlach en checkt of zijn gevolg niets te klagen heeft. Nee, zij heeft inderdaad niets te klagen.


– Mevrouw Manner?

Ze schrikt op, alsof ze uit een mooie droom ontwaakt.

– Waar was ik gebleven? vraagt ze.

– U reed te paard de woestijn in, zegt commissaris Savander. Toen hield u op met vertellen. Het leek alsof u zich iets zeer belangrijks probeerde te herinneren. Wat is er gebeurd?

– Toen we in Douz terugkwamen, viel de schemering in. Timo zat naast het zwembad aan een tafeltje met een Arabier en twee Chinezen.

– Chinezen?

– Ja, tijdens onze hele reis waren we geen enkele Chinees tegengekomen en nu zaten er daar opeens twee in Douz, de oase, daar waar de wereld ophoudt en de woestijn begint.

– Wat deden ze?

– Ik liep naar hen toe en Timo stelde mij aan hen voor.

– Maar hij stelde de Chinezen niet aan u voor?

– Nee. Maar ik zag dat ze een soort contract voor zich op tafel hadden. Ze leken allemaal zeer tevreden en stonden op het punt te tekenen. Dus zwaaide ik gedag en ging naar boven om een douche te nemen.


– We hebben te veel hooi op onze vork genomen, constateerde Bert Savander nadat de twee agenten de voordeur van het huis van de Manners in Westend achter zich hadden dichtgetrokken.

– Ja, als deze zaak zich uitstrekt tot China, hebben we geen schijn van kans, zei Petri Vilander terwijl hij een sigaret aanstak en diep inhaleerde. Hij vermoedde dat hij, nu hij er nog maar vijf per dag opstak, meer gif binnenkreeg dan toen hij nog een pakje per dag rookte.

– China is een mogelijkheid. En dan hebben ook nog Manners Russische achtergrond. We weten niet of die ook een rol speelt.

– Timo Manner lijkt niet veel met Rusland van doen te hebben gehad. Maar hij deed wel zaken die hem vijanden opleverden. Hoe kunnen wij nu in vredesnaam zijn zakelijke netwerk binnendringen als zelfs de directie van Fircotronics niet weet waarmee hij zich bezighield.

– Dat weten ze wel. Geloof me maar, er is een ‘inner circle’. En die hoeft helemaal niet uit dezelfde mensen als de directie te bestaan. Informele netwerken kunnen er heel anders uitzien dan in het officiële organisatieschema staat aangegeven.

– Je bedoelt dat wellicht slechts een van de directieleden iets weet?

– Er is iemand die veel weet en de anderen vermoeden slechts iets, maar willen niks vragen. Mensen beschermen zichzelf door een andere kant op te kijken als ze niets willen weten. Wij moeten trachten de zwakste schakel te vinden en die proberen te breken.

– Wie is dat, Petri?

– Wat vind je van de jongste? Dat is de koekoek die nog niet echt bij de club hoort.

– Het hoofd communicatie? Als Peter Hellberg bij de ‘inner circle’ wil horen, moet hij extra loyaal zijn. Hij mag geen enkele misstap maken.

– Hellberg is de zwakste schakel van die club. Hij hoort er nog niet echt bij. Hij weet ook niet of dat ooit zal gebeuren en hij is het bedrijf nog niet voor honderd procent toegewijd. Het is een twijfelaar. En je ziet aan hem dat er iets is wat hem niet zint.

– Dan moeten we ons op hem richten. Wat vind je van het risico? Manner is dood. Wie zegt ons dat er niet meer moorden volgen?

– Wie loopt er dan gevaar?

– Misschien de zwakste schakel.

– We hebben hulp nodig. Een groter team. En advies van Interpol. Ga jij nu naar huis of ga je nu meteen naar je zeilboot?

– Ik moet eerst naar huis om me om te kleden, zei Savander terwijl hij naar de zeilboten in de verte keek. Na een ogenblik vroeg hij, vooral omdat hij niet ongeïnteresseerd wilde lijken:

– Wat doe jij vanavond?

Vilander zag er moe uit nu de jacht op de waarheid hem niet langer een kick gaf.

– Eigenlijk ben ik onbestorven weduwnaar.

– Vanavond?

– Vanavond en nog vele avonden. Misschien wel alle.

– Is Liisa er weer vandoor? Ik dacht dat ze voorgoed was teruggekomen.

– Ze is weer weg, maar heeft geen gedag gezegd. Hoop doet leven. 

Bert Savander aarzelde. – Heb je zin om mee te gaan zeilen?

En nog voor Savander de kans had spijt van zijn vraag te krijgen, fleurde Vilander op; er kwam weer leven in zijn kleine oogjes en hij antwoordde met nadruk ‘ja’.

– Op één voorwaarde, zei Savander. In de boot wordt niet over het werk gepraat.


2

De directie was weer voor een extra vergadering bijeen en ook Peter was uitgenodigd. Aan tafel zat een gast die nooit eerder in hun midden was geweest. Mikko Rovanperä glimlachte tegen hem en deed zijn best zijn meest charmante lach tevoorschijn te toveren. Financieel directeur Adam Persson zag er afwezig uit terwijl hij door zijn papieren met winstcijfers bladerde. Linda Wennerström, directeur personeelszaken, had een bezorgde trek om haar mond. Dat had ze tegenwoordig altijd; als je afging op haar opmerkingen, zou je bijna geloven dat het hele bedrijf op instorten stond. Directeur marketing Sam Peltonen verborg zijn ongerustheid goed en was spraakzaam als altijd. De nieuwe technisch directeur Birger Eklund leek dagelijks meer uit zijn humeur te raken door het feit dat hij gedwongen was geweest zijn vertrouwde haven in Zweden te verruilen voor een uitkijkpost zeer dicht bij de hel. Commissaris Umberto di Caprio schraapte zijn keel en bedankte de aanwezigen dat ze op zo’n korte termijn zich bereid hadden getoond aanwezig te zijn.

– Alles wat ik te vertellen heb, is strikt vertrouwelijk en vandaag misschien ook wel zonder betekenis. Helaas. Maar ik wil niet dat u de schaduw zult voelen die boven het bedrijf hangt waaraan u leiding geeft.

Mikko Rovanperä glimlachte nog steeds, maar Sam Peltonen begon zijn goede humeur te verliezen. Hij was al dat slechte nieuws zat. De zwartkijkers schrikten de klanten af en zorgden voor bergen extra werk. Peltonen ergerde zich ook aan Peter Hellberg. Het wasde taak van het hoofd communicatie slecht nieuws in de kiem te smoren. Slecht nieuws moest het zwijgen worden opgelegd voor het zich kon verspreiden. En nu dook er weer een Italiaan op met nieuwe geruchten, die misschien al weer snel hun weg naar buiten zouden vinden.

– U kent allen de achtergrond, begon di Caprio. De Franse journaliste Sylvie Bonnaire meende dat zij een primeur te pakken had. Ze koesterde de verdenking dat geavanceerde militaire apparatuur van onder meer Fircotronics op de een of andere wijze gesmokkeld was naar of verkocht aan China, dit in strijd met internationale verdragen.

Alle directieleden kenden de onbehaaglijke verdenkingen.

– Zoals u weet is Sylvie Bonnaire ruim een maand geleden vermoord. Wij weten inmiddels ook door wie. De schuldige is aangehouden, hij heeft de moord tegenover de politierechter bekend en binnenkort zal het proces tegen hem beginnen. De man is een bekende van de politie en we verdenken hem ook nog van een andere moord, die we met de grootst mogelijke zorgvuldigheid onderzoeken.

– Met alle respect, signor di Caprio, maar wat heeft dit alles met ons te maken? vroeg Mikko Rovanperä.

– De schuldige is een huurmoordenaar. Hij heeft geen persoonlijk motief. Natuurlijk zijn we bij deze tragische zaak van Sylvie Bonnaire zeer geïnteresseerd in de opdrachtgever. Sam Peltonen ergerde zich nu zichtbaar aan de Italiaan.

– Wij hebben hier onze handen vol aan onze eigen problemen. We kunnen ons niet bezighouden met Franse journalisten die een gevaarlijk leven leiden en …

Di Caprio hield zijn handen omhoog en toen Sam Peltonen in de zelfverzekerde ogen van de Italiaan keek, zweeg hij vreemd genoeg.

– Er zijn sporen die naar Fircotronics leiden.

Allen slaakten tegelijk een diepe zucht en Umberto di Caprio luisterde nauwkeurig naar hun verbaasde en geschrokken reacties.

– Iemand heeft de huurmoordenaar een opdracht gegeven: ruim zowel Sylvie Bonnaire als haar eventuele bewijs uit de weg. Nu is zij dood en haar bewijs is verdwenen. Het enige wat over is, is haar moordenaar - laten we hem Boris noemen. Boris zal zijn terechte straf niet ontlopen. Di Caprio’s ogen versmalden zich terwijl hij verderging.

– U vraagt zich natuurlijk af welke bewijzen ik heb. Hoe weet ik dat er een relatie met Fircotronics is?

Hij keek ze weer stuk voor stuk aan, waarop de anders zo goedmoedige Sam Peltonen ontplofte.

– Nu heb ik meer dan genoeg van dit theater, brieste hij. Leg je bewijzen op tafel of lazer op! Je kunt hier niet zomaar zonder waarschuwing binnen komen lopen om Hercule Poirot te spelen!

– Uiteraard, signore. We hebben bepaalde telefoongesprekken achterhaald. Timo Manner heeft Boris diverse keren met zijn mobiele telefoon gebeld. We weten natuurlijk niet waarover ze hebben gesproken, maar uit de gesprekslijsten van de telefoonprovider blijkt dat ze contact hebben gehad. Bovendien …

Di Caprio had gevoel voor het theatrale en nu hij wist dat hij hen in zijn macht had, genoot hij ervan hen dat extra te laten voelen. Recherchewerk had ook zo zijn mooie momenten.

– … bovendien heeft Boris zelf na de moord één keer naar de centrale van Fircotronics gebeld. Omdat hij over het mobiele nummer van Timo Manner beschikte, ga ik ervan uit dat zij uitsluitend via zijn mobiele telefoon communiceerden. Dat Boris met de centrale belde, betekent dus dat hij contact zocht met iemand anders hier. We weten niet wie en waarom.

Toen Sam Peltonen weer het woord nam, was de agressiviteit uit zijn stem verdwenen. Hij klonk bijna toegeeflijk. De hoop die hij had gevoeld, smolt weg als sneeuw voor de zon.

– Ook als Manner en Boris contact met elkaar hebben gehad, kunt u daaruit nog niet opmaken dat Manner de opdrachtgever was.

– Vanzelfsprekend weten we dat niet. Tot nu toe heeft Boris geweigerd te onthullen wie erachter zit. Hij weet dat Timo Manner dood is. Boris heeft dus geen reden om Manner te beschermen. Misschien beschermt hij hier iemand anders?

– U kunt niet weten … begon Sam Peltonen, maar Linda Wennerström onderbrak hem met een ongebruikelijk scherpe stem.

– Weet u wat het bewijs was dat vernietigd moest worden?

Di Caprio glimlachte vals.

– Dat zou u natuurlijk graag willen weten, hè? Maar op dat punt kan ik u gerust stellen. Welk bewijsmateriaal Sylvie Bonnaire ook gehad mag hebben, het is in elk geval verdwenen. Ik neem aan dat in de nabije toekomst de contacten tussen Fircotronics en China wel onderzocht zullen worden, maar zelf ben ik slechts geïnteresseerd in de moord op mademoiselle Bonnaire en het motief daarachter. Zes mensen rond de grote gepolijste vergadertafel dachten koortsachtig na. Een ieder had zo zijn eigen theorie en vroeg zich af hoeveel de ander wist. Wie had Timo Manner in vertrouwen genomen? Di Caprio tuurde naar Peter Hellberg alsof hij de onzekerheid van het jonge hoofd communicatie kon raden. 

Peter sloeg zijn ogen neer en bekeek zichzelf in het spiegelgladde oppervlak van de mahoniehouten tafel. Wat moest hij vertellen? Hij kon niet waar iedereen bij was onthullen dat hij in de kamer van Timo Manner was geweest en in diens computer had zitten neuzen. Maar aan de andere kant was de Italiaan bezig een moord te onderzoeken. En Manner zelf was dood.

– Ja, signor Hellberg, u weet dat het een misdrijf is bewijsmateriaal achter te houden, zei de Italiaan. Moeilijk uit zijn woorden komend probeerde Peter uit te leggen dat hij wist wie Boris was. Nu keken alle directieleden opeens met belangstelling en ongerustheid in zijn richting. Hij was dus de zwakke schakel in de ketting, nog niet genoeg gehard.

– Weet u, signor Hellberg, ik werk samen met Interpol en met de Finse politie. Eén telefoontje van mij is genoeg om u te laten ophalen voor een officieel verhoor. Het is wellicht beter als we dat verhoor hier afnemen, beschaafd en discreet.

– Enkele dagen voor zijn dood heeft Timo Manner mij over Boris verteld, zei Peter en probeerde van de waarheid die hij kende een veilige versie te geven.

– Timo maakte zich ongerust over de Française. Hij zei dat hij een privédetective gevraagd had haar te schaduwen. Hij wilde weten wie zij ontmoette en voor wie ze werkte. Timo wilde informatie. Hij verdacht Sylvie Bonnaire ervan dat ze aan bedrijfsspionage deed.

– Spionage gericht op Fircotronics?

– Of een operatie om de naam van Fircotronics door het slijk te halen. Maar ik heb hem nooit horen zeggen dat ze uit de weg moest worden geruimd. Nooit.

– Natuurlijk heeft hij zoiets nooit tegen u gezegd. En de andere aanwezigen? Nu richtte di Caprio zijn ogen op de anderen, een voor een, maar zij zagen er onschuldig en onwetend uit.

– Als u vrijwillig meewerkt, beloof ik u dat ik zeer discreet zal zijn. We willen een schandaal vermijden. Later zal ik u vertellen waarom.

Niemand verbrak de stilte die volgde. Peter voelde zich mislukt. Hij had Manners contact met Boris bevestigd en de anderen zwegen. Hij was tegenover de onderneming disloyaal geweest en de commissaris had hij niet de hele waarheid verteld.

– Wel? zei di Caprio op vragende toon toen niemand zijn mond opendeed, maar het hielp niet.

Met een stem die bijna iel klonk vroeg Mikko Rovanperä wat er nu verder te gebeuren stond.

– Ik heb een afspraak in Helsinki met de rechercheurs die de moord op Timo Manner onderzoeken, zei di Caprio.

– Ik dacht nu vooral aan Sylvie Bonnaire. Wanneer wordt de informatie naar buiten gebracht dat Timo daarbij betrokken was?

Nog voor di Caprio had kunnen antwoorden, voegde Peltonen eraan toe:

 – Alleen al het gerucht dat Fircotronics erbij betrokken is, kan een ramp betekenen. Zowel voor het bedrijf als voor de aandelenmarkt.

Di Caprio zwaaide met zijn handen in een weids gebaar alsof hij over de macht beschikte om belangrijke beslissingen te nemen.

– Ik denk dat u zich nog een poosje niet ongerust hoeft te maken. Peter schraapte zijn keel en merkte discreet op:

– Strikt genomen kunnen we belangrijk nieuws niet geheim houden. Krachtens de beursregels zijn we verplicht elk feit naar buiten te brengen dat voor de koers van ons aandeel van beslissende betekenis kan zijn.

– Geen denken aan, brieste Sam Peltonen.

Linda Wennerström vroeg beleefd:

– Meneer de commissaris, u zegt dat we ons nog een poosje niet ongerust hoeven te maken. Waarom?

– Het proces tegen Boris zal achter gesloten deuren plaatsvinden. Zoals ik u zei, we onderzoeken meer moorden. Boris had heel wat ijzers in het vuur. In één geval leidde het spoor naar een Frans bedrijf waarvan de staat een van de grootste aandeelhouders is. Pijnlijk voor veel hooggeplaatste politici. Intriges, moord en minnaressen. Alle ingrediënten zijn voorhanden. Een zeldzaam onplezierige zaak waar de pers in zal zwelgen. Boris is op dit moment bij de Franse regering bepaald niet geliefd.

Di Caprio zweeg en liet zijn toehoorders zelf even nadenken. Mikko Rovanperä dacht kennelijk het snelst. De gespannen uitdrukking op zijn gezicht verdween en maakte plaats voor een brede glimlach, en plotseling beseften ook de anderen waar de reddingsboei dreef. Sam Peltonen liet zelfs een zacht ironisch lachje horen.

– U bedoelt dat het in het belang van de Franse natie is dat aan de zaak Boris geen ruchtbaarheid wordt gegeven? Frankrijks nationale belangen en die van ons …

Di Caprio knikte en glimlachte grootmoedig alsof hun lot in zijn handen lag, maar toen betrok zijn gezicht weer en hief hij zijn wijsvinger.

– Maar ik waarschuw u. De exportprocedures van Fircotronics zullen grondig onderzocht worden, daar is geen ontkomen aan. Maar wat Boris betreft zijn er grote belangen die willen dat … tja, hoe zal ik het formuleren … die willen dat we ons werk met de grootst mogelijke discretie doen.

– Dat begrijp ik niet, mompelde Peter, er moet toch officieel iemand de moordenaar zijn. De kranten zullen de naam publiceren van degene die veroordeeld wordt en …

– Boris is de moordenaar, signor Hellberg. Hij zal de schuld op zich nemen. De hele schuld. Er zijn onbehaaglijke gevangenissen en minder onbehaaglijke. Al vanaf het begin heeft hij zich gerealiseerd wat het beste voor hem was. Boris heeft zeer goed meegewerkt. Maar, zoals gezegd, we vonden dat u de waarheid moest kennen. We kunnen er nooit helemaal zeker van zijn dat er niets uitlekt. En we hoopten dat u ons kon helpen. Umberto di Caprio stond op en maakte een lichte buiging. Toen vertrok hij en werd door een van de portiers die stond te wachten naar buiten geleid. In de directiekamer liet hij zes mensen achter die allen wensten dat hij nooit op bezoek was gekomen.


Kalle Vainio was bruinverbrand en zag er gezond en ontspannen uit. Het voormalig hoofd communicatie van Fircotronics was niet noodlijdend, constateerde commissaris Savander bij zichzelf. Wat doet een hoofd communicatie nadat hij is ontslagen? Wordt hij consultant? Inderdaad. Kalle Vainio adviseerde kleine ondernemers die de steun van onwillige lokale politici wilden verwerven. Nu zaten Savander, zijn wapendrager Vilander en Kalle Vainio in restaurant Baker’s tegenover warenhuis Stockmann. Vainio wilde iets eten, maar de politiemannen namen slechts koffie.

– Dus u bent nu lobbyist en pr-man? stelde Savander vast.

– Uit uw toon maak ik op dat u niet dol bent op lobbyisten, maar ik wil u er graag op wijzen dat …

– Wat mij betreft mag u elk werk doen dat u maar wilt. U moet nogal een hekel aan Timo Manner hebben gehad. Hij heeft u ontslagen, nietwaar?

– Er zijn er heel wat ontslagen die niet precies deden wat Timo Manner wilde. Word ik verdacht?

– Vindt u dat we u zouden moeten verdenken?

– Absoluut niet. Ik ben de schok van het ontslag allang te boven en het gaat me weer voor de wind. Ik had geen enkele reden om Manner te vermoorden.

– Dat denken we ook niet. Wat weet u van Timo Manners merkwaardige reizen naar verre bestemmingen? Hij reisde naar Polen om op wilde zwijnen te jagen, maar trok vervolgens de wijde wereld in. Hij betaalde zelfs uit eigen zak voor zijn reizen van Warschau naar …

– Tunesië? opperde Vainio.

– Dat weet u dus?

Savander klonk blij verrast.

– Ja, Tunesië verbaasde mij, want ik wist dat het geen vakantiereis was.

– Hoe kwam u erachter dat hij naar Tunesië vloog?

– Gewoon bij toeval. Als hoofd communicatie moest ik hem vaak snel te pakken zien te krijgen. In een beursgenoteerde onderneming komt altijd wel een crisis voor die snel moet worden opgelost. Ik kreeg verbinding met zijn mobiele telefoon in Tunesië, terwijl hij geacht werd in Polen te zijn. Hij dwong me te beloven nooit iemand iets over zijn bezoek aan Tunesië te vertellen. Daarna hebben we het er nooit meer over gehad.

– Heeft Fircotronics iets aan Tunesië verkocht? Na die reis?

– Wilt u dat ik zakelijke geheimen van mijn vroegere werkgever prijsgeef?

– We onderzoeken een moord.

– Dat begrijp ik, maar wat de business van het bedrijf betreft, heb ik zwijgplicht en …

– Wij denken dat de zaken met elkaar te maken hebben, verzekerde Savander hem.

– Direct na zijn reis zijn er geen zaken gedaan. Maar een maand later maakte Fircotronics wel een reuzenorder aan China bekend. Waarde: tweehonderd miljoen euro.

Savander floot tussen zijn tanden. – Zoveel? Met China?

– Precies, zei Vainio en keek naar Vilander. De broodmagere politieman peuterde verstrooid aan zijn neus. Zijn wijsvinger ging weliswaar niet zijn neusgat in, maar bijna. Vainio vroeg zich af wat Vilanders rol was, omdat hij niets zei. Om hem heen hing een vage geur van alcohol.

– Wat was het voor order? vroeg Savander.

– Auto-elektronica. Het vreemde is alleen dat we in de maanden erna voor China helemaal geen auto-elektronica hebben geproduceerd.

– Nu begrijp ik het niet meer, zei Savander met een verbaasde blik. De ogen van Vilander hadden zich tot streepjes versmald en hij zag er alert uit.

– Ik weet dat er een getekend contract was over de levering van auto-elektronica aan een bedrijf buiten Sjanghai dat westerse auto’s assembleert. Zes maanden nadat het contract was getekend, werd ik door diverse oorzaken nieuwsgierig.

– Dus ongeveer een half jaar na Manners bezoek aan Tunesië?

– Inderdaad. Volgens diverse documenten leverde Fircotronics in drie tranches aan Sjanghai auto-elektronica ter waarde van in totaal tweehonderd miljoen euro. Maar het is me nooit gelukt die elektronica in de productieprocessen van onze fabrieken te lokaliseren.

– Kun je zo’n order dan wel lokaliseren?

– Uiteraard, want in een productiebedrijf wordt alles geregistreerd. De inkoop van grondstoffen, de componenten die het magazijn uitgaan, de stroom halffabricaten, de eigenlijke productie, de opslag van een gereed product, het transport naar de klant. Alles zit in SAP, zoals we dat noemen.

– In SAP? vroeg Vilander en het was zijn eerste vraag van die donderdag waarop hij probeerde bij te komen van een bijzondere hereniging met die rampzalige whisky.

– Een enorm softwareprogramma, SAP. We gebruiken het voor onze voorraadadministratie, de interne controle, de financiën en de berekening van winstmarges. En om de makers van de software rijker te maken. Hun klanten kunnen niet meer zonder, zijn volledig van het programma afhankelijk. Als SAP crasht, holt iedereen als een kip zonder kop in het rond, want dan is er niemand meer die de bedrijfsprocessen in de gaten kan houden.

– Dus u beweert dat de Chinezen hun goederen hebben gekregen zonder dat ze zijn geproduceerd?

Savanders stem klonk geïrriteerd. Hij was niet geïnteresseerd in de computersystemen van het bedrijfsleven en begon te vermoeden dat ze op het verkeerde spoor zaten, maar in de ogen van Vilander brandde een vreemde gloed. Hij kwam langzaam weer tot leven, maar dat was een hele toer geweest. Koffie en adrenaline waren de beste medicijnen. Vanavond zou hij nuchter blijven. Avond nummer één. Daarna zou avond nummer twee volgen. Ja, hij zou de dagen tellen.

– Mijn indruk is dat de grens tussen de autodivisie en de divisie militaire elektronica in een bepaalde fase is opgeheven, ging Kalle Vainio verder. De autodivisie kocht componenten en halffabricaten, maar de feitelijk productie vond plaats binnen de militaire divisie. Vervolgens verkocht de autodivisie het eindproduct aan de Chinezen. Dat ruikt naar een interne witwaspraktijk. Vilander veerde op.

– U bedoelt dat Fircotronics voor de Chinezen feitelijk geavanceerde militaire elektronica produceerde. Ook al staat er in alle documenten dat het om elektronica voor de automobielindustrie ging.

– Zo kan het zijn gegaan. Maar ik wilde niet verder het productieproces induiken. Ik had geen motief om het wachtwoord te vragen dat daarvoor nodig was.

– En u heeft over uw verdenking nooit met Manner gesproken? Of met iemand anders?

– Nee, ik had namelijk een zekere drang tot zelfbehoud. Dat heb ik nu nog. Ze kunnen me namelijk voor het gerecht slepen als ik praat en mijn voormalig werkgever schade berokken.

– Ik beloof u dat wij zullen zwijgen over de wijze waarop we aan deze informatie zijn gekomen, zei Savander.

Vilander was druk bezig in zijn zojuist ontwaakte hersenen een theorie te vormen.

– Als Fircotronics in het geheim militaire elektronica verkocht, dan moet iemand anders dan Timo Manner daar toch ook van hebben geweten, of niet soms?

– Uiteraard. Enkele personen moeten ervan geweten hebben. Manner kan zelf de zaak hebben geregeld. Maar binnen de productie moet iemand anders er ook weet van hebben gehad. 

Vilander knikte bedachtzaam, maar Savander schudde zijn hoofd.

– Petri, je kletst onzin. Waarom zou iemand binnen Fircotronics Manner vermoorden als er velen waren die van de wapensmokkel op de hoogte waren? Hoe meer mensen ervan wisten, des te minder had iemand baat bij een moord op Manner.

Vilander leunde achterover met een dromerige blik in zijn kleine ogen.

– Stel je voor, een man die de held van de natie was … Eigenlijk is hij dat nog steeds, want niemand kent de waarheid. De meeste mensen in ons land weten niet eens dat er donkere wolken boven het hoofd van Manner zweven. En Fircotronics staat symbool voor het succes van ons land. Wat denkt u dat er zal gebeuren als dit alles openbaar wordt gemaakt?

– Uit ervaring … begon Kalle Vainio, terwijl hij aandachtig de menukaart doorbladerde en aarzelde of hij een forse biefstuk zou bestellen of een lichte salade. Ik vraag me af of deze waarheid ooit openbaar zal worden gemaakt.

– Hoezo? vroeg Savander.

– Bedenk wel dat Timo Manner tientallen openbare functies bekleedde. Hij zat in talloze besturen, was lid van diverse organisaties en comités. Hij is geëerd met de hoogste onderscheidingen die het land kent. Het netwerk van zijn contacten vertakte zich tot in alle uithoeken van de samenleving. Hij was een zeer groot man in een erg klein land.

– Wat heeft de grootte van ons land met deze zaak te maken? mompelde Vilander.

– Grote landen raken verwikkeld in grote schandalen, want grote landen maken altijd ruzie met andere landen en daarom zijn de ogen van de wereld op hen gericht. Duizenden journalisten graven in hun zaken en zorgen ervoor dat de schandalen aan het licht komen. Kijk maar naar de VS of naar Frankrijk, daar lossen de schandalen elkaar af en de sappige details worden over de hele wereld verspreid. Maar kleine landen storen andere landen niet. Die leven een leven in de schaduw, oninteressant en vergeten. Er zijn niet veel journalisten die in de vuilnisbelt van kleine landen graven, want die stinken alleen van heel dichtbij en zo dichtbij komt bijna geen enkele buitenlandse journalist.

– Maar, protesteerde Savander, hier in eigen land zal het schandaal toch wel om zich heen grijpen!

– Nee, in ons land wonen we veel te dicht op elkaar. Het aantal Finnen met internationale faam is zo klein dat ze beschermd worden. Voor hen opkomen is onze burgerplicht. Manner mag best een beetje gesjoemeld hebben, ja. Hij kan er een minnares op na hebben gehouden, oké. Maar op grote schaal militaire elektronica gesmokkeld, nooit! Een echt groot mens is in echt kleine landen onaantastbaar, ook na zijn dood, omdat zo velen in hem geloofd hebben. Niemand haalt het in zijn hoofd de naam van een nationale held door het slijk te halen.



Op hun gezichten kon je bijna iets van ontzetting lezen. Als het werkelijk waar was dat Timo Manner een moordenaar had ingehuurd, kon alleen al het gerucht daarover de goede naam van het bedrijf volledig vernietigen. Ze begonnen elkaar met ongeruste en achterdochtige blikken aan te kijken.

– Je had je bek moeten houden, zei Sam Peltonen tegen Peter en zijn stem klonk hard.

– Die Italiaan wist toch al van Boris af. Ik heb zijn verdenking alleen maar bevestigd en getoond dat we bereid zijn mee te werken.

– We maken ons ongerust over je loyaliteit, merkte Mikko Rovanperä op.

– Probeer je soms de beste van de klas te zijn, mister Bolleboos? vroeg Linda Wennerström.

– Heeft Timo echt wel met jou over die Boris gepraat? vroeg Adam. Peter zocht om zich heen naar steun, maar nee. Ze waren allemaal tegen hem. Alleen de Zweed, Birger Eklund, zweeg. Hij was nog zo nieuw dat hij probeerde zich buiten alle conflicten te houden. Ik zag toevallig enkele documenten in Timo’s kamer liggen, zei Peter een beetje vaag. Onthoud wel dat ik tegen die Italiaan niets over die documenten heb gezegd.

– Eerlijkheid is prima, maar loyaliteit is beter, zei Linda Wennerström. Knoop dat goed in je oren, meneertje!

Mikko bleef achterdochtig. – Documenten? Zijn er documenten met de naam van Boris?

– Ik weet het niet zeker, zei Peter weer vaag. Over zijn ongeoorloofde bezoekje aan Timo’s werkkamer wilde hij het liever niet hebben.

– Ik moet de kamer van Timo checken, zei Mikko. Maar het echte probleem is de vraag waarmee Timo zich bezighield.

– Hoe kon hij? riep Sam Peltonen uit. Waar was hij godverdomme toch mee bezig?

– Als Timo echt een huurm … probeerde Linda Wennerström, maar zij onderbrak zichzelf en aarzelde verder te gaan, want de woorden klonken zo vreemd. In haar plaats schopte Adam Persson de bal verder.

– Als Timo die Franse journaliste het zwijgen heeft willen opleggen, moet haar verdenking wel juist zijn geweest. Althans iets in die richting? Ik bedoel de verdenking van illegale wapenverkoop en zo …

De anderen staarden hem verbaasd aan, want gewoonlijk sprak Adam uitsluitend in termen van cijfers. Ze realiseerden zich dat ze niet wisten hoe hun financieel directeur dacht als hij geen kwantificeerbare gegevens in zijn hoofd had. De discussie kwam niet echt op gang, want het was een onbehaaglijk onderwerp. Niemand wist wat de anderen van Timo Manners geheimen wisten.

– We moeten, zei Linda Wennerström met zachte stem, we moeten tegenover elkaar kunnen aantonen dat niemand van ons hierbij betrokken is.

– Dat is toch absurd, brieste Sam Peltonen.

– Alleen maar om elk spoor van twijfel weg te nemen, zei de directeur personeelszaken.

– We zijn toch verdomme geen politieagenten, mompelde Mikko Rovanperä. Als wij elkaar gaan bespioneren, wordt dit bedrijf van binnenuit uitgehold. Laten we ons alsjeblieft beschaafd gedragen.

– Maar waar beginnen we? vroeg Peter.

– Met jou eruit te gooien, Peter, opperde Sam geïrriteerd. Het is allemaal jouw schuld …

– Sam, houd je in. We hebben elkaar nodig. Volgens mij weet Peter wel hoever hij in het vervolg kan gaan. Ja toch, Peter?

– Dat kun je wel aannemen, zei Peter zacht.

– Prima, dan kun je ons nu alleen laten.

Peter stond op en verliet de vergaderzaal. De vijf directeuren bleven achter.

– Vertrouwen we hem nog? vroeg Sam Peltonen.

– We hebben geen keus, zei Mikko. Hij heeft net een optiecontract gekregen. Hij mag het eerste jaar niets verkopen. Hij weet dat als hij zich twaalf maanden netjes gedraagt, hij een rijk man wordt, maar geen dag eerder. Hij is een risicofactor, maar ik denk dat hij het schip drijvend probeert te houden.

De volgende die opstond was Birger Eklund, die zich verontschuldigde omdat hij voor een vergadering naar Zweden moest. De vier overigen bleven zwijgend zitten. Af en toe keken ze elkaar aan, de spanning hing in de lucht.

– We moeten elkaar niet gaan bespioneren, zei Mikko Rovanperä. Niemand van ons weet waar Timo echt mee bezig was. We moeten nu zijn erfgoed zo goed mogelijk verder vooruit helpen. Timo mag dan een misstap hebben begaan, hij was wel de schepper van Fircotronics.

Sam Peltonen knikte heftig en voegde eraan toe:

– We hebben een gemeenschappelijk belang. De koers van ons aandeel staat nog steeds erg hoog. Zolang het imago geen klappen krijgt, kan die koers op dat hoge niveau blijven. Maar er zijn veel risico’s. Wij die hier in deze ruimte zitten, zouden die risico’s moeten spreiden.

Mikko Rovanperä beet op zijn lippen.

– Je beseft toch wel dat wat je zegt een misdrijf is. Je bent een insider. Wat jij over Timo weet, kan op zekere dag de beurskoers de das omdoen. En je weet ook dat een internationaal onderzoek naar de wapenleveranties door Fircotronics elk moment kan beginnen. Dus mag je geen aandelen verkopen.

– Ik wil op tijd mijn vermogen veiligstellen.

– Sam heeft gelijk, zei Linda Wennerström. Ik denk niet aan mezelf, maar ik heb drie kinderen die nog steeds niet op eigen benen staan. Dat wat er van mijn gezin over is, heeft recht op mijn steun. Dat komt altijd op de eerste plaats. Altijd.

Adam Persson protesteerde.

– Als jullie van plan zijn te frauderen, doen jullie dat maar zonder mij, zei hij terwijl hij naar de deur liep.

Mikko Rovanperä was het met hem eens.

– Ik geloof in Fircotronics. We moeten de storm weerstaan zonder in paniek te raken. Over een paar maanden is het gevaar voorbij. Het proces tegen Boris vindt in Frankrijk achter gesloten deuren plaats. Als jullie ertoe overgaan te handelen met voorkennis, kan ons een nieuw schandaal te wachten staan.

Mikko stond op en verliet samen met Adam Persson de vergaderzaal. Toen zaten er nog maar twee personen aan de grote vergadertafel. Linda Wennerström schudde zachtjes haar hoofd.

– Wat een rotzooi!

Sam schraapte zijn keel:

– Soms kan het leven een hel zijn, maar laten we proberen alles van de zonnige kant te bezien. Voorlopig hebben we nog steeds een kans om rijk te worden.

Linda reageerde niet. Ze keken elkaar strak aan. Door het vertrek verspreidde zich een gevoel van wederzijds begrip en lotsverbondenheid. 



Savander bekeek het hoofd communicatie van Fircotronics belangstellend. Een goed geklede, ambitieuze jongeman met een nieuwsgierige blik in zijn ogen. Maar Vilander had gelijk. Er zat ook iets onzekers in die blik. Hellberg was ergens ongerust over.

– We hebben sterke vermoedens dat uw bedrijf betrokken is bij de export van militaire elektronica die het daglicht niet kan verdragen, begon Savander.

– Ik dacht dat u bezig was met het onderzoek naar de moord op Timo Manner, was Peters korte reactie.

– Dat doen we ook, maar er is een verband met iets dat illegale wapenexport genoemd kan worden.

Ik zie het verband niet met de moord op Manner. Iemand heeft zich toegang tot zijn zomerhuis verschaft, waarschijnlijk een inbreker …

– Wij denken dat u en uw collega’s binnen de leiding van het bedrijf wel beter weten, zei Vilander.

– Wat zouden wij dan moeten weten?

Dit was geen verhoor, slechts een discussie, maar de twee politiemannen maakten voortdurend aantekeningen. Na een uurtje gaven ze het op en Vilander constateerde achteraf met een zekere bitterheid in zijn stem dat Peter Hellberg niet de zwakke schakel was die hij zocht.

– Niet meer, althans, zei hij tegen Savander toen ze eenmaal in de politieauto zaten. Maar ik durf er een eed op te doen dat hij dat onlangs nog wel was. Hij heeft een keuze gemaakt. Hij wil een van hen zijn en is niet van plan te praten.

– Dan mag hij ook zelf de consequenties dragen, mompelde Savander.


Ondanks zijn lengte voelde commissaris Bert Savander zich klein. Misschien kwam dat doordat de bezoekersstoel ongebruikelijk laag was, of wellicht alleen maar door de omstandigheden: ze waren nu al een maand met hun onderzoek bezig en hadden nog niets bereikt. Manner had stad en land afgereisd om merkwaardige contracten te sluiten, die Interpol en diverse anderen nu probeerden op te sporen. Maar tot nu toe kon niemand bewijzen dat er illegale handelingen waren verricht. En hun eigen onderzoek naar degene die de dood van Timo Manner op zijn geweten had, had nog steeds geen verdachte opgeleverd. Nu wilde de hoofdcommissaris een pauze inlassen.

– We hebben andere zaken die onze aandacht vragen, zei Simonen nors en bereidde zich voor op tegenstand.

– Een moord op de bekendste ondernemer van ons land kunnen we toch niet naast ons neerleggen?

Jullie kunnen niet bewijzen dat het moord was. Je hebt zelf gezegd dat het best een inbreker kan zijn geweest die bang is geworden. Ook kan het zelfmoord zijn geweest. Jullie zijn er nu lang genoeg mee bezig geweest. Ik zeg niet dat het onderzoek wordt gesloten, alleen dat jullie je nu op iets anders moeten richten.

– Waarom speciaal nu?

– Omdat de middelen van de politie nu eenmaal beperkt zijn. Omdat we tijdens de vakanties zuinig met personeel moeten zijn. En omdat jullie je op een doodlopende weg bevinden.

– Is dat jouw beslissing of willen ze dat van hogerhand?

– Op het ministerie wordt geklaagd over de manier waarop wij onze middelen inzetten. Ze klagen er ook over dat jij en Vilander een hoop stof doen opwaaien. En veel mensen willen dat het stof weer gaat liggen.

– Mensen hebben er een hekel aan te moeten vaststellen dat ze in hun bewondering van een held naïef zijn geweest, merkte Savander op. Ze willen de Manner die ze gekend hebben niet kwijtraken.

– Praat niet als een verrekte filosoof, Bert! brieste Simonen.

– En het verband met Frankrijk? Er is een Franse journaliste vermoord …

– De Fransen hebben het onderzoek gestaakt. De zaak is opgelost. Ze willen vooruit kijken. Vilander zou teleurgesteld zijn, dat wist Savander. Zelf kon hij er wel mee leven. Hun onderzoek leverde immers toch niets op. Maar Vilander zou hem een lafaard vinden.

– Concentreer je maar op meer actuele zaken. Als zich in de zaak Manner iets nieuws voordoet, kunnen jullie ermee verdergaan. Ja, dacht Bert Savander terwijl hij de kamer uitliep, ik kan er wel mee leven, maar Vilander zal het spijtig vinden. En hij staat toch al zeer dicht bij een vochtige afgrond.



Toen Peter langs de werkkamer van Timo Manner liep, zag hij dat de deur op een kier stond. De gelegenheid maakt de dief, dacht hij opnieuw. Hij glipte naar binnen en ging in de directiestoel zitten. Het was stil op de gang. Peter zette de computer aan en tikte het wachtwoord in. Hij ging naar de inbox van Manners mailprogramma en begon naar correspondentie met Boris te zoeken. Hij wist eigenlijk niet waarom hij die mails weer wilde zien, maar het stoorde hem dat Timo in verband werd gebracht met een moord. Hij kon niet geloven dat de president-directeur de Française had laten ombrengen.

In Timo Manners inbox en archief zaten honderden mails. Peter liep ze allemaal door, één keer, twee keer. Toen gaf hij het op. De mails waren er niet meer. De hele correspondentie met Boris was verdwenen. Iemand anders in huis was de computer binnengedrongen en had de bewijzen gewist.


DEEL 4

Waar ik op een dag vandaan kwam,

weet ik wel, want als een vlam

gloei ik – en verteer mijn aanschijn.

Al wat ik aanraak – tot stof vergaat,

as is al wat ik achterlaat –

een vlam zal ik voor eeuwig zijn.

(Friedrich Nietzsche , Ecce homo, 1888)