Hoofdstuk 8
Imogen zat rechtop in haar stoel, klaar voor het slechte nieuws. Hopen op het beste maar voorbereid zijn op het ergste, was dat niet het adagio? Nu hoopte ze vooral dat de arts zou bevestigen dat het met haar kind goed zou komen. Het alternatief…
Een ruwe hand pakte zachtjes haar hand. Het was Thierry, die naast haar zat. Hij volgde de dokter die haar scanresultaten zat te bekijken, maar blijkbaar was hij zo op haar afgestemd dat hij haar angst gevoeld had.
Net als die dag waarop zijn grootmoeder op bezoek was gekomen. Toen had hij vriendelijk over haar wang gestreeld, en haar daarmee het gevoel gegeven dat hij aan haar zijde stond.
Met een beverige zucht pakte Imogen nu zijn hand, dankbaar dat ze niet alleen was. Toch maakte het ook iets fragiels in haar los. Sinds die keer met zijn grootmoeder in de tuin had hij haar eigenlijk niet meer aangeraakt. Die nacht waarop ze naar hem toe was gegaan om hem te laten zien dat ze hem zo nodig had, had hij afstand gehouden.
Thierry had niet eens de moeite genomen zijn handen uit zijn zakken te halen, toen ze hem gekust had! Hij had daar maar gestaan, haar aanraking gedoogd, tot hij haar ten slotte had weggeduwd. Beter had hij niet duidelijk kunnen maken dat voor hem de fysieke kant van hun relatie dood was. Het had haar zelfrespect aangetast, en meer pijn gedaan dan haar ergste hoofdpijnen. Het was alsof ze een scheermesje had ingeslikt dat bij iedere ademteug pijn deed. Ze was echt niet meer geweest dan een kortstondige scharrel.
‘Madame Girard.’ Eindelijk sprak de arts. Imogen rechtte haar schouders in afwachting van het onvermijdelijke.
Toch zag de arts er eerder tevreden dan ernstig uit, niet zoals artsen keken als ze slecht nieuws te melden hadden. Haar adem stokte. Zou het goed komen met haar baby? Onwillekeurig omklemden haar vingers die van Thierry.
‘U bent een soort puzzel, Madame Girard.’ De arts schudde langzaam zijn hoofd, met een vaag, maar onmiskenbaar lachje om zijn mond. ‘Uw klachten passen in een klassiek patroon en in combinatie met uw familiegeschiedenis…’ Hij spreidde zijn handen in een soort hulpeloos gebaar.
Haar hart maakte een duik en ze slaakte bijna een kreetje van schrik.
Thierry’s stoel schraapte over de grond toen hij zijn lange arm om haar schouders sloeg. Het voelde warm, het rook naar buiten, en het gaf haar meer dan alleen fysieke troost. Ze leunde tegen hem aan. Dit had ze nooit alleen gekund. Ook al zag hij haar vooral als een plicht, ze was meer dan dankbaar dat hij bij haar was.
‘Ondanks dat ben ik blij u te kunnen vertellen dat uw hoofdpijn en visusstoornis niet zijn wat u denkt dat ze zijn.’
‘Pardon?’
De arts glimlachte, zijn ogen vol licht. ‘In tegenstelling tot de verwachting lijdt u niet aan dezelfde ziekte als uw moeder.’
Lucht ontsnapte uit haar longen als uit een ballon die werd doorgeprikt.
‘Sterker nog, ik kan u zeggen dat er geen tumor is, geen kwaadaardige en geen andere.’ Hij lachte nu stralend.
Verbouwereerd schudde Imogen haar hoofd. ‘Ik begrijp het niet.’
‘Hoewel uw huisarts, net als u, het ergste vreesde is er nooit een tumor geweest.’ Hij sprak langzaam, kijkend naar de testresultaten. ‘Ik heb zowel uw huisarts als mijn specialistische collega in Australië geconsulteerd. Degene bij wie u die afspraak had die u hebt laten schieten.’
De vragende toon in zijn stem ontging haar niet, en Thierry’s arm om haar schouder evenmin.
‘Het leek zo zinloos. Ik wist toch al wat hij zou gaan zeggen. Ik heb alleen…’ Terwijl de woorden over elkaar heen buitelden keek ze op in verrassend vriendelijke grijze ogen. ‘Zo kort nadat ik mijn moeder had verloren kon ik het niet verdragen om die diagnose te krijgen. Ik voelde me zo ellendig.’ Ze probeerde haar longen vol lucht te zuigen. ‘Ik besloot een tijdje weg te gaan, voor ik de confrontatie aan wilde gaan.’ Ze gebaarde naar de verslagen op zijn bureau. ‘U zegt dat het geen tumor is? Wat is het dan wel?’
‘Ik heb van uw huisarts begrepen dat u ook uw zuster recent verloren bent?’
Imogen kon wel gillen van ongeduld. Waarom vertelde hij niet gewoon wat er met haar aan de hand was?
Thierry’s warme, strelende hand op haar schouder hielp haar geduldig te blijven.
‘Dat klopt. Ze is bij een ongeluk omgekomen.’
‘En toen werd je moeder ziek?’
Imogen knikte. ‘Heel snel daarna.’ Ze boog naar voren, waarmee ze zich van Thierry losmaakte. ‘Maar hoezo?’
Zijn sympathieke grijze ogen keken haar aan. ‘Stress en rouw kunnen verbazingwekkende dingen doen, Madame Girard. Gelukkig kan ik, op grond van deze uitgebreide onderzoeken, zeggen dat er fysiek niets met u mis is.’
‘Maar ik verbeeld me die hoofdpijn toch niet. Die is zo erg dat ik zelfs niet meer goed kan zien.’
De arts knikte. ‘Dat geloof ik absoluut. Hebt u er nog steeds evenveel last van?’
Imogen aarzelde. ‘Eigenlijk niet.’ Ze sprak langzaam. ‘Sinds Parijs niet één keer meer.’ Ze keek zijdelings naar Thierry maar zijn aandacht was op de dokter gericht.
‘Dus u zegt dat dit allemaal het gevolg is van stress?’ Hij klonk al even ongelovig als zij zich voelde. ‘Er is geen fysieke oorzaak?’
‘Dat maakt de pijn niet minder reëel. Ik twijfel er niet aan dat de klachten van uw vrouw even verontrustend waren als wanneer ze door een tumor waren veroorzaakt.’ Hij keek van zijn aantekeningen op naar Imogen. ‘U hebt een buitengewoon traumatische tijd achter de rug, Madame Girard. De beste remedie is rust, en…’ Een lachje speelde om zijn lippen. ‘…iets positiefs in uw leven. Zoals een baby.’
‘Meent u dat echt?’ Imogen kon het niet geloven.
‘Absoluut. Uw klachten zullen gaandeweg verdwijnen.’
Door een waas van emoties kreeg ze alleen nog mee dat alles in orde was. Zij en haar baby zouden blijven leven. Alles zou goed komen.
Maar er was nog iets. Thierry had haar niet opnieuw aangeraakt. Ze miste de warmte van zijn grote, geruststellende hand.
‘Ik voel me zo’n idioot,’ zei ze opnieuw, naar buiten kijkend terwijl Thierry de stad uit reed. ‘Ik kan het gewoon niet geloven.’
Thierry zei niets. Hij keek geconcentreerd, met een frons op zijn voorhoofd en een strakke mond.
Het was druk, hield ze zichzelf voor. Hij moest zich natuurlijk concentreren op het verkeer. Ze leek ook wel een gebroken grammofoonplaat, die steeds dezelfde zinnen herhaalde. Maar ze moest erover praten, zodat het echt werd, het wonder waar ze niet op had durven hopen.
Dankbaar legde ze haar hand op haar buik. De tranen prikten in haar ogen; eindelijk vielen de zorgen van haar schouders.
Gelukkig maar dat Thierry reed. Ze zou zichzelf niet vertrouwd hebben.
‘De enige keer dat ik impulsief handel,’ mompelde ze. ‘Mijn hele leven ben ik voorzichtig geweest, altijd overwoog ik alle voors en tegens voor ik een beslissing nam. En de enige keer dat ik dat niet deed…’
Ze meende die dag gewéten te hebben dat ze dezelfde fatale ziekte had als haar moeder. ‘Ik had die afspraak moeten nakomen, en niet weg moeten vluchten naar de andere kant van de wereld.’
Maar dan had je Thierry nooit ontmoet. Dan zou je geen kind van hem verwachten.
De ontdekking dat ze zwanger was, had haar geschokt, maar ze zou het niet meer anders willen.
Tussen haar wimpers door gluurde ze naar Thierry. Zijn kaak stond strak, wat de scherpe lijn van zijn neus en zijn hoge jukbeenderen accentueerde.
‘Dit alles… Wij…’ Ze gebaarde met haar hand. ‘…is omdat ik impulsief gehandeld heb. Ik had de feiten eerst moeten checken.’
Hij zei nog steeds niets.
‘Het spijt me, Thierry. Heel erg. Je vindt het vast erg.’
‘Denk je dat ik liever de bevestiging had gehad van de arts dat je dood zou gaan?’ Er trilde een spiertje in zijn kaak. ‘Waar zie jij mij voor aan? Je denkt toch niet dat ik het erg vind dat je blijft leven?’ Nu keek hij haar doordringend aan. ‘Hoe kom je daarbij?’
‘Je weet best wat ik bedoel. Als ik geen overhaaste conclusies had getrokken, was dit allemaal niet gebeurd. Dan zouden we niet getrouwd zijn. Nu zitten wij met elkaar opgescheept.’
Tenzij ze, uiteraard, zouden scheiden. Maar ze kon het niet over haar hart verkrijgen om dat te zeggen. Nog niet.
‘Wat gebeurd is, is gebeurd, Imogen. Het heeft weinig zin om jezelf ermee te kwellen.’
‘Vind je?’ Hij leek zo kalm, maar nu ze beter keek zag ze dat hij misschien iets achterhield. ‘Ik heb het niet expres gedaan.’ Ze legde haar hand op zijn dij, en voelde dat hij meteen zijn spieren aanspande.
Het was voor het eerst sinds die avond op zijn kamer dat ze hem aanraakte, en misschien was dit ook de laatste keer. ‘Je moet me geloven. Ik heb je er niet in proberen te luizen. Ik dacht echt –’
‘Denk je dat ik dat niet weet?’ Met een vuurspuwende blik keek hij haar aan.
‘Ik weet niet wat je gelooft.’ Thierry was ondoorgrondelijk voor haar, behalve wanneer ze samen plezier maakten. Nu zat hij erbij als een standbeeld. Ze voelde geen enkele nabijheid meer. Haar hand, warm door het contact met zijn lichaam, legde ze terug op haar schoot.
‘Toen de arts de uitslag gaf, schrok je. Ik dacht even dat je zou flauwvallen.’
Toch had hij toen zijn arm niet om haar heen geslagen zoals hij eerder wel had gedaan.
‘Ik geloof…’ Haar hartslag leek te vertragen toen hij zweeg. ‘Dat je dit gewoon mag vieren. Zo’n tweede levenskans krijgt een stervende vrouw niet vaak.’
Toen er eindelijk een lachje om zijn mond verscheen, bibberde Imogens hart van opluchting. Daarna zag ze dat de spanning in zijn nek en kaak niet minder was geworden.
Ze vierden het met een lunch in een prachtig restaurant, waar de bediening onberispelijk was, het eten ongekend en de sfeer ingetogen. Thierry was innemend, onderhoudend en grappig, en Imogen voelde zich ontspannener dan ze zich in tijden gevoeld had.
Toen ze terugkwam van het toilet zag ze dat Thierry met iemand in gesprek was: een sportief ogende man met een ruige bos blond haar.
‘Een vriend?’ vroeg ze, de man nakijkend.
Eigenlijk kende ze Thierry’s vrienden niet. Ze hadden hun tijd steeds gezamenlijk doorgebracht, althans, als Thierry niet werkte, wat hij meestal wel deed.
‘Ja, iemand van vroeger. Voordat ik een respectabele zakenman werd.’ Het was bedoeld als grapje, maar zo klonk het niet.
Ze hield haar hoofd schuin. ‘Wat deed je voor je respectabel werd?’
‘Waar ik maar zin in had. Skiën, feestjes, wandeltochten, ballonvluchten, nog meer feestjes.’ Hij nam een laatste slok koffie. ‘Zojuist werd ik uitgenodigd voor een weekendje klimmen in de Alpen.’
‘En ga je?’
Hij haalde zijn schouders op, maar de glans in zijn ogen ontging haar niet. Diezelfde blik had ze gezien toen hij verteld had over zijn vroegere avonturen. ‘Ik heb het te druk. Te veel verantwoordelijkheden.’
Jij bent een van die verantwoordelijkheden.
‘Ik denk dat je moet gaan.’ Ineens hoorde Imogen de woorden uit haar mond komen.
‘Pardon?’
‘Kijk eens hoeveel je werkt.’ Weliswaar at hij iedere avond samen met haar, maar meestal ging hij ’s avonds verder met zijn werk. Wanneer had hij ooit vrij? Als hij wakker was, werkte hij. Of hij was er voor haar.
‘Dat is omdat ik deadlines heb.’
‘Kun je die niet een paar dagen uitstellen?’
Met toegeknepen ogen draaide hij met één hand het koffiekopje rond.
‘Er gaat toch niets gelijk iets mis? Wat zijn nou twee dagen?’
Ook voor haar zou het goed zijn om twee dagen voor zichzelf te hebben. Ze had veel om over na te denken. Maandenlang had ze moeten wennen aan het idee dat ze zou gaan sterven, nu moest ze weer wennen aan het idee dat ze zou blijven leven.
Dan was er nog die situatie waarin ze zich bevonden: een huwelijk dat nu geen ingebouwde einddatum had. Een huwelijk met een man die beschermend en zorgzaam was maar niet langer naar haar verlangde.
‘Ga nu maar,’ drong ze aan, hees van emotie.
‘Twee dagen,’ zei hij peinzend. ‘Ik geef toe, het is verleidelijk.’
Twee dagen werden er vier. Feitelijk vijf tegen de tijd dat hij terug was. Vannacht was zijn vierde nacht weg.
Eenmaal in de bergen genoot Thierry er zo van dat hij zich kon meten met de elementen in een van de meest verraderlijke klimtochten van de regio, dat hij maar wat graag had ingestemd met het voorstel van zijn vrienden om iets langer in het resort te blijven voor hij naar zijn normale leven zou terugkeren.
Toch kon hij merken dat hij ouder werd. De warme douche die avond was weldadig geweest; nooit eerder had hij zich zo vermoeid gevoeld na een paar dagen klimmen. Misschien kwam het ook wel doordat zijn leven een bizarre soap leek te zijn geworden. Het maakte hem gespannen. Maar erger nog was het vreselijke moeras aan gevóélens.
Hij draaide zijn cognac rond, snoof het rijke aroma op, en sloeg het toen in één keer achterover. De scheut hitte in zijn buik was bevredigend duidelijk, in tegenstelling tot zoveel andere dingen in zijn leven. Hij gebaarde naar de barman dat hij er nog één wilde, het feest negerend dat om hem heen gevierd werd.
Zijn leven was eenvoudig en volmaakt geweest. Ja, hij had wat hartzeer gehad in zijn jeugd, maar daarna had hij wilde jaren gehad en genoten van zijn vrijheid, zowel in de slaapkamer als in de sport. Zelfs het juk van het familiebedrijf had dat niet veranderd. Bovendien kon hij zich daar bijna van bevrijden.
Zijn oude leven had gelonkt. Tot Imogen
Hij sloeg nog een glas cognac achterover; hij had iets nodig dat door het web van emoties dat zijn brein verstrikte heen brak.
Nog nooit in zijn leven was hij zo opgelucht geweest als toen de arts had gezegd dat het met Imogen goed zou komen. Dat zij en de baby zouden leven. Maar het nieuws had niet alleen opluchting gebracht.
De situatie bleek veel complexer te zijn dan hij ooit verwacht had. Trouwen voor een kind was één ding. Een vrouw voor de lange termijn krijgen was een andere. Dan waren er die gevoelens die in zijn borst samenklonterden. Half gevormde ideeën en gevoelens die hij van zichzelf niet kende.
Thierry wilde zijn eenvoudige leven terug, waarin hij misschien hard moest werken, maar een helder doel voor ogen had en zijn vrije tijd naar eigen goeddunken kon invullen.
Nu voelde hij zich beklemd. Verstrikt. Hij wist niet wat hij voelde. Alleen dat hij het niet leuk vond.
Na het huwelijk had hij Imogen onder het etiketje ‘plicht’ gerangschikt. Nu dat label ineens niet meer klopte, kwamen er verraderlijke ideeën in zijn hoofd op.
Hij gunde zichzelf nog een dubbele cognac. Zijn gezicht vertrok. Zoveel dronk hij nooit. Misschien zou het hem helpen los te komen uit dat waarin hij vast leek te zitten.
Hoeveel hij gedronken had wist hij niet meer, toen hij naast zich gefluister hoorde. ‘Kan ik ook een slokje krijgen?’
Toen hij zich omdraaide, werd het even wazig aan de randen van zijn gezichtsveld. Toch kon hij moeiteloos scherpstellen op de vrouw naast hem. Lang, slank, met korenbloemblauwe ogen en haar in de kleur van het zonlicht. Haar mond was gul en haar gezichtsuitdrukking levendig. Precies het soort vrouw waar hij van hield.
Zodra hij glimlachte, veranderde haar vragende pruilmondje in een glimlach die de sneeuw van de Mont Blanc nog zou hebben doen smelten.
Hij schonk haar cognac in, zonder ook maar één druppel te morsen. Daar feliciteerde hij zichzelf nog mee toen ze zich, met haar drankje, voorover boog en tegen hem aandrukte.
Hij voelde haar lichaam subtiel strekken en buigen toen ze haar glas achterover sloeg, en zo haar borsten tegen zijn bovenlijf duwde. Het was zo uitnodigend dat hij het er heet van kreeg.
Terwijl ze hem bleef aankijken, likte ze langzaam haar lippen. Haar onderlip glansde, en zijn hoofd begon te bonken – of was het zijn borst? – toen ze haar armen om zijn nek sloeg.
‘Wat dacht je van een privéfeestje?’ fluisterde ze, haar adem prikkelend tegen zijn hals.
Toen hief ze haar gezicht naar hem op, drukte haar mond op die van hem, en hij merkte dat zijn handen automatisch haar middel beetpakten.