37

Een agent in uniform doet de deur van het cellencomplex open en ik loop achter hem aan door de hal van het politiebureau, waar een ouder echtpaar zit te wachten. Ik aarzel of ik wel door de voordeur naar buiten moet gaan, maar Theo stelt me gerust en zegt dat de pers niet weet op welk bureau ik word vastgehouden. En dan staan we buiten, knipperend in het late middaglicht, en niemand die zelfs maar omkijkt. Theo geeft me zijn kaartje. Hij wil me wel bijstaan tijdens de rechtszaak. Ik weet dat hij denkt dat het wel tot een rechtszaak zal komen, tenzij ik er toch in slaag met iets op de proppen te komen wat me vrijpleit.

Ik moet Lex zien te spreken. Hij was die avond in de pub, hij heeft Melody vlak voor haar dood gezien. Hij zei eerder dat hij me wilde spreken en nu houdt hij zich schuil en het wordt tijd dat ik erachter kom waarom. Zijn telefoon springt meteen op de voicemail. Ik bel Sarah en praat heel eventjes met Josh en Ava, waarbij ik mijn tranen moet wegslikken. Dan krijg ik Sarah weer aan de lijn en zij verzekert me op luchtige toon dat het allemaal prima met ze gaat. Ik dring de gedachte aan mijn kinderen naar de achtergrond terwijl ik een taxi staande houd en me op Lex concentreer. Ik ga verdomme bij hem op de stoep zitten en wacht gewoon totdat hij weer opduikt – uiteindelijk keren ze altijd terug naar huis. Maar na twee uur heb ik het koud en ben ik het beu. Paul stuurt me een sms’je dat hij de kinderen bij Sarah gaat ophalen. Hij dringt erop aan dat ik naar huis kom, maar ik moet eerst nog het een en ander uitzoeken.

Ik leg mijn ijskoude hand tegen de deur van zijn appartement; prachtig hout, vol nerven. Drie zware, ultramoderne sloten versperren me de toegang. Ik wil erin, om op zoek te gaan naar drijfveren en geheimen, maar ik kan niet zomaar naar binnen. Dan kom ik op een idee.

Het is al over halfacht wanneer ik voor het Forwood-pand sta. Na herhaaldelijk bellen kijkt een meisje in het uniform van een schoonmaakbedrijf om het hoekje van de binnendeur. ‘Is Rosa er? Rosa, de schoonmaakster?’ Ze verstaat het enige woord dat er echt toe doet en doet de deur open. De ruimte is verlaten, precies zoals ik had verwacht. Na zevenen is er zelden meer iemand op kantoor. Ik loop om een paar uitpuilende vuilniszakken heen naar een stevige vrouw, die huishoudhandschoenen draagt en een stofzuigerslang in handen houdt. ‘Rosa!’

Ze draait zich om en zet de stofzuiger uit, veegt haar handen werktuiglijk af aan het geruite schort van haar uniform. Het duurt even voor ze zich herinnert wie ik ben. ‘Ah, mevrouw Forman, alles goed?’ Ze glimlacht naar me, met haar scheve tanden, en ik glimlach terug. Jezus, ze weet het niet. Elke avond keert ze de prullenbakken om en verfrommelt ze de kranten die op de bureaus slingeren, maar ze leest ze nooit, kijkt nooit naar het journaal. Het dringt allemaal niet tot haar door. De meeste werknemers negeren haar, het merendeel heeft nog nooit naar haar gezicht gekeken, ze maakt gewoon deel uit van het legertje mensen dat diegenen die de top hebben bereikt omringen en ondersteunen. Ze heeft geen enkel benul van de maalstroom van geruchten die het hele bedrijf in zijn greep houdt, van het feit dat ik verfoeid word, dat ze me uit de weg zou moeten gaan.

‘Kinderen? Goed?’

Ik leg een hand op haar schouder en knik. Ik doe mijn tas open en haal mijn portemonnee tevoorschijn. ‘Kijk, ik heb een nieuwe foto.’ Het is er eentje van een maand of twee geleden; we lijken echt een ideaal, harmonieus gezinnetje. Rosa straalt. ‘Mooi! U heel gelukkig!’

‘Rosa, er is iets belangrijks.’ Ik praat langzaam omdat haar Engels niet zo goed is. Ze knikt aandachtig. ‘Jij hebt sleutels van Lex’ huis?’ Ze fronst. ‘Heb je een sleutel van zijn huis?’ Ik maak een gebaar alsof ik een sleutel omdraai in een slot.

‘Ja, mevrouw Forman. Ik maak huis schoon.’

Ik knik geestdriftig. John heeft me ooit verteld dat Lex zoveel mogelijk onkosten via de zaak laat lopen zodat hij minder belasting hoeft te betalen, en dat geldt zelfs voor het schoonmaken van zijn huis. Die ouwe betrouwbare John. ‘Dat weet ik. Heb je de sleutels voor me? Hij is morgen jarig, we willen een surpriseparty organiseren.’ Rosa kijkt me aan met een wezenloze blik. ‘Een feestje. Ik bak een taart, maak allemaal eten, dan gaat het licht uit en als Lex thuiskomt en de deur opendoet, springen we tevoorschijn – surprise!’ Ik geef een belabberde variétévoorstelling ten beste. ‘Mag ik jouw sleutels? Ik breng ze dit weekend weer terug.’

Het duurt even voordat het is overgekomen, maar dan breekt er een lach door op haar gezicht. ‘O, mevrouw Forman, goed idee!’ Ze loopt naar de kapstok waar haar tas en haar jas hangen en rommelt er wat in, waarna ze een bosje sleutel tevoorschijn haalt. Ze glinsteren in mijn droge handpalm en ik voel dat het nu echt gaat beginnen.

Lex’ deur gaat vrijwel geluidloos open, de scharnieren van geborsteld staal werken veel beter dan het uitgezette hout van mijn eigen voordeur, die altijd klemt na een regenbui. Ik ben hier nog nooit geweest. Lex ontvangt nooit mensen thuis, of misschien wel, maar dan heeft hij mij er gewoon nooit bij gevraagd. Wanneer ik de trap op ben gelopen en zijn loft betreed, besluit ik dat het laatste het geval is. Het is een reusachtige ruimte met lage, leren banken, industriële lampen, grote, verwarrende kunstwerken, een kleed met koeienhuidmotief en een open keuken annex bar. De vuilnisbak stinkt; het wordt hoog tijd dat Rosa langskomt met haar huishoudhandschoenen.

Ik bewonder zijn mozaïektegels en doorzoek zijn badkamerkastje. Daar tref ik niets opmerkelijks aan, al ligt in een doosje in een kastje achter het toilet een tube kleefpasta voor kunstgebitten. O, heerlijk. Lex weet dat een vrouw van vijfentwintig dat nog stuitender vindt dan aambeienzalf.

Ik begin plezier te krijgen in mijn schandelijke gedrag. Ik wip de dop van een flesje bier in de koelkast en rommel wat in een la die vol ligt met losse aantekeningen over zijn online campagne. Het is fascinerend om te zien hoe Lex’ hersenen werken: hij heeft lijntjes getrokken die verschillende ideeën met elkaar verbinden, in de zijlijn staan opmerkingen, ideeën waar hij verder niets mee doet worden afgekapt door een vraagteken. Er ligt een dikke map vol contracten, de overname door CPTV, er zitten gele memovelletjes op stukken over acceleratoren, en ik zie vele pagina’s vol subclausules en addenda. Zijn notitieblok staat vol opmerkingen en ik zit er wat in te bladeren wanneer mijn blik ineens wordt getrokken door iets wat interieurbladen een televisiemeubel zouden noemen. Ik pak de Panasonic-videocamera, nog altijd in de bruine doos waarin hij is bezorgd, en bekijk hem van alle kanten. Het beste van het beste, digitaal en draadloos. In een plastic hoesje zit een stel geheugenkaarten. Ik haal al het verpakkingsmateriaal eraf en doe de geheugenkaarten in mijn tas. Lex vindt het vast niet erg dat ik ze even leen.

Terwijl ik het karton losscheur hoor ik een geluid in de slaapkamer, en ik verstijf in mijn stoel. Het is een mobieltje. Het blijft heel lang overgaan terwijl ik me muisstil hou in een appartement dat niet het mijne is, mijn blik strak gericht op de deur die nog op een kier staat. Wanneer het rinkelen ophoudt is de stilte oorverdovend. Hij is thuis, en ik voel me ontzettend schuldig dat ik zomaar zijn huis ben binnengedrongen. Maar ik hoor geen enkel geluid dat op iemands aanwezigheid duidt. Ik loop naar de slaapkamer en duw met een vinger heel voorzichtig de deur open, die geluidloos openzwaait.

Die stank komt van jou, Lex.

Hij ligt in een vreemde hoek op het bed, zijn gezicht naar het plafond gekeerd. Een van zijn gymschoenen is uitgegaan en ligt met de zool naar boven op het kleed. Ik slik mijn angst weg en dwing mezelf een stap in de kamer te zetten. Zijn hoofd is een kleverige massa op de plek waar hij een klap heeft gekregen met een zwaar, stomp voorwerp, zijn ogen staren in het niets. Een wit koord met rafelige uiteinden is twee keer om zijn nek geslagen. Vrijwel zijn hele hals zit onder de bloeduitstortingen. Aan het einde heeft hij zich verzet.

Ik krijg bijna een hartaanval wanneer zijn mobiele telefoon piept omdat er een sms’je binnenkomt. Ik hoor mijn eigen ademhaling, snel en oppervlakkig. Het besef dat ik op het punt sta te gaan hyperventileren doet me in actie komen. Ik kan zijn telefoon niet zien en ik realiseer me dat hij erbovenop ligt. Ik graai wat onder zijn brede rug, waarbij ik strak naar de deuren van de kleerkast kijk om maar niet in zijn ogen te hoeven te kijken. Ik haal de telefoon tevoorschijn, maar hij is vergrendeld en ik ben niet in staat hem zijn geheimen te ontfutselen. Ik veeg hem schoon en leg hem terug.

Ik sta maar wat te staan, weet niet goed wat ik nu moet doen. Lex, Lex, geef me een teken, geef me alsjeblieft een teken wat zich hier heeft afgespeeld. Ik probeer met een analytische blik naar de plaats delict te kijken. Het appartement is keurig aan kant, het bed is opgemaakt, nergens vieze kopjes of halflege wijnflessen of lijntjes coke. Ik kijk in de vaatwasser. Die heeft het standaardprogramma gedraaid, met een aantal kopjes en borden en wat bestek; er staan geen wijnglazen in. Het droogrek is leeg. Ik kijk of ik stofsporen zie die erop wijzen dat er iets is weggehaald, maar Rosa doet haar werk grondig. Niets.

Het was dus niet iemand die een wijntje kwam drinken. Je hebt iemand binnengelaten die je kende, die je zo goed kende dat hij je in je eigen slaapkamer kon verrassen. Ik kijk om me heen, op zoek naar het zware voorwerp dat gebruikt kan zijn om Lex de hersens mee in te slaan, maar ik besluit dat de dader het waarschijnlijk heeft meegenomen. Ik vraag me af of hij het in het kanaal heeft gegooid. Waar ben je mee neergeslagen, Lex? De klap heeft je niet van het leven beroofd, maar je wel goeddeels uitgeschakeld. Je hebt vast geweten wat er zou gaan gebeuren.

O Lex, vergeef me mijn wantrouwen en mijn zelfingenomenheid. Ons auto-ongeluk komt nu in een heel ander daglicht te staan, de onschuldige, bange man die tegen hersenschimmen vecht. Ik blijf nog een paar minuten staan, in de hoop dat er zich iets zal aandienen, maar er gebeurt niets.

Ik doe de deur dicht en veeg hem schoon met mijn mouw. Op de gang hoor ik het bonken van de hippe muziek van de buren, en ik hoor een vrouw lachen. De man die daar woont geniet volop van zijn leventje in een loft in het centrum van Londen. Ik durf te wedden dat het met zo’n postcode weinig moeite kost om vrouwen mee naar huis te krijgen. Maar ik moet maken dat ik hier wegkom.

Pas na een kilometer bel ik vanuit een telefooncel het alarmnummer. Nog weer vijf minuten later laat ik me op de natte stoep zakken en begin te huilen, deels van de schok over wat ik heb ontdekt maar ook van ontzetting over hoe stom ik ben geweest, uitgerekend op het moment dat ik helder had moeten nadenken. Ik heb mijn bierflesje naast zijn laptop laten staan, de hals glinsterend van mijn speeksel.