Acteerprestaties
Ik ben dol op toneelspelen. Een aantal jaren geleden werd ik enthousiast lid van de plaatselijke toneelvereniging. Het ging er best professioneel aan toe en al snel had ik mijn draai gevonden. Al het eerste seizoen viel ik met mijn neus in de boter en kreeg van de regisseur een enige rol toebedeeld. We speelden een stuk dat zich afspeelde in een deftige Londense hoedenzaak. Ik kroop in de huid van de eigenaresse Madame Doré. Een enig type om te spelen, helemaal op mijn lijf geschreven. Nou ja, bijna dan. Madame uit het stuk had een aanmerkelijk betere conditie en een wat stabieler lijf dan ik. Ze trippelde scène in scène uit door haar hoedenwinkel, op en neer, op een bijna driftige, overenthousiaste manier om haar hoedjes aan te prijzen aan douairières en hertoginnen uit de Britse aristocratie. Het was een drie kwartier durende eenakter waarbij ik bijna in elke scène acte de prèsens moest geven. Ten tijde van het toneelstuk was ik lichamelijk in redelijk goede doen. Ik kon toen nog zonder rolstoel boodschappen doen en had naar omstandigheden weinig pijn in mijn slecht functionerende bekken en spieren. Als Madame Doré kon ik alles vergeten. Natuurlijk eiste het gedraaf over het toneel zijn tol wat ik oploste met het dragen van een bekkenband. Strak aangesnoerd zorgde het ding ervoor dat ik de repetitie avonden zonder kleerscheuren doorkwam en wat nog belangrijker was dat ook de optredens soepel verliepen. De lachsalvo’s uit de zaal waren geweldig
en lieten mij dat strak aangetrokken stuk textiel om mijn lijf helemaal vergeten. De bloemen van mijn moeder maakte het feest compleet.
Later vond weer een andere regisseur een schitterend stuk waarin ik mocht spelen. Het heette ‘De lichte lunch’. Met twee andere toneelvriendinnen zetten we dit stuk op de planken. Het stuk gaat over twee totaal verschillende zusters die met elkaar lunchen, waarbij ook de ober een belangrijke rol speelt. Terwijl de wijn rijkelijk vloeit vertelt de ene zuster aan de andere dat haar man met Jan en alleman naar bed gaat. Geheel tegen de verwachting in krijgt de zuster een ongelooflijke lachbui en krijgt het stuk een steeds vrolijker noot. Genieten dus, temeer omdat de lunchende zusters dat zittend deden en niemand in de zaal erg had in mijn wiebelbenen.
Het laatste toneelstuk waar ik mij aan waagde was een waar hoogstandje. Het was een prachtig stuk dat zich tijdens en na de tweede wereldoorlog afspeelde. Het spel kende een heel mooie hoofdrol, die van Clementine Jaffa. Clementine was een hospita die door de eenzaamheid en de gruwelen van de oorlog een beetje de weg was kwijtgeraakt. Gelukkig wist onze regisseur er op geraffineerde wijze veel humor in te brengen zodat het stuk ook nog leuk werd om naar te kijken. Arme Clementine. Ze had echt pech. Want wie werd gevraagd voor de rol? Ja precies! Ik. Daardoor belandde het arme mens ook nog in een rolstoel. Want dit was een avondvullend stuk waarbij Clementine bijna constant op het toneel verbleef waar zij al haar avonturen met haar huurders, haar dochter en de
schilder, die op dat moment haar huis schilderde, opnieuw beleefde. Toen ik de rol accepteerde sprak ik met de regisseur af dat Clementine in de rolstoel moest en niet ik. Ik wilde niet overkomen als een zielig schepseltje in een rolstoel dat toneel is gaan spelen. Nee, we zetten Clementine in een rolstoel! Arm mens. Ik zou haar uiteraard vertolken, want wie kan dat beter dan iemand die zijn eigen rolstoel meebrengt? De regisseur begreep het helemaal en zag kans het zo te laten lijken dat ikzelf niets mankeerde! Regelmatig vloog ik uit mijn stoel, om even iets te doen, om later weer terug te keren in de rol van de oude, invalide Clementine. Dat leverde humoristische scènes op en dat vond ik enig. Natuurlijk was ik op die repetitieavonden bezig me zelf heerlijk te foppen maar dat moet toch kunnen zo nu en dan? En Clementine? Die vond het allemaal best.