HOOFDSTUK 13
Het bouwen van de Mac
De reis is de beloning
Concurrentie
Toen IBM in augustus 1981 zijn personal computer lanceerde, liet Jobs er door zijn team een kopen en uit elkaar halen. Ze waren het erover eens dat het een snertding was. Chris Espinosa noemde het een ‘half bij elkaar gerotzooide, banale poging’ en daar zat iets in. Het apparaat gebruikte ouderwetse commandozinnetjes en op het scherm karakters in plaats van grafische displays in bitmap. Apple werd verwaand en besefte niet dat managers in het bedrijfsleven misschien liever iets kochten van een vertrouwd bedrijf dan van een onbekende die naar een stuk fruit genoemd was. Toevallig bracht Bill Gates een bezoek aan het hoofdkantoor van Apple op de dag dat de pc van IBM werd aangekondigd. ‘Het leek ze niet te kunnen schelen,’ zei hij. ‘Ze hadden een jaar nodig om te beseffen wat er precies was gebeurd.’
Een weerspiegeling van het onbeschaamde zelfvertrouwen was een paginagrote advertentie die Apple plaatste in de Wall Street Journal met als kop: ‘Welkom, IBM – Echt waar’. Heel slim werd hierin de ophanden zijnde computeroorlog verbeeld als een strijd tussen het pittige en opstandige Apple en de gevestigde goliath van IBM, waarbij bedrijven als Commodore, Tandy en Osborne voor het gemak werden genegeerd als irrelevant, terwijl die het net zo goed deden als Apple.
Jobs zag zichzelf gedurende zijn hele carrière het liefst als een verlichte rebel die het opnam tegen het imperium van het kwaad, een Jedi warrior of een boeddhistische samoerai tegen de krachten van het duister. IBM was de perfecte tegenstander. Hij spiegelde de komende oorlog niet voor als een gewone concurrentiestrijd, maar als een spirituele worsteling. ‘Als we om wat voor reden ook een paar enorme vergissingen maken en IBM wint, dan is het mijn persoonlijke voorgevoel dat we dan een soort van donkere computermiddeleeuwen ingaan die een jaar of twintig zullen duren,’ zei hij tegen een interviewer. ‘Als IBM eenmaal de macht binnen een marktsector heeft gegrepen, dan stoppen ze bijna altijd met innoveren.’ En dertig jaar later ziet Jobs het nog steeds als een kruistocht. ‘IBM was eigenlijk Microsoft op z’n slechtst. Zij hadden geen innovatieve kracht, ze waren een kracht van het kwaad. Ze waren net zoiets als AT&T en Microsoft en Google nu zijn.’
Jammer genoeg voor Apple nam Jobs ook een andere mogelijke concurrent van zijn Macintosh op de korrel: de eigen Lisa. Dat was deels psychologisch. Hij was uit die groep gezet en nu wilde hij die verslaan. Jobs zag gezonde concurrentie ook als een manier om zijn eigen troepen te motiveren. Daarom wedde hij $ 5000 met John Couch dat de Mac eerder in de winkel zou staan dan de Lisa. Het probleem was alleen dat de rivaliteit ongezond aan het worden was. Jobs schilderde zijn bende ontwerpers herhaaldelijk af als de cool kids on the block, in tegenstelling tot die HP-monteurstypes die aan de Lisa sleutelden.
Van groter belang was echter dat de machine, toen hij Jef Raskins plan losliet voor een goedkoop en minder krachtig draagbaar apparaat en de Mac begon te zien als een desktopmachine met een grafische gebruikersinterface, een uitgeklede versie werd van de Lisa die de positie van de laatste op de markt waarschijnlijk zou ondermijnen. Dit werd nog waarschijnlijker toen Jobs Burrell Smith ertoe had aangezet om de Mac rond de Motorola 68000-microprocessor te bouwen, en hij deed dat op een dusdanige manier dat de Mac zelfs sneller was dan de Lisa.
Larry Tesler, de manager van de gebruikerssoftware voor de Lisa, besefte dat het belangrijk was om beide machines zo te ontwikkelen dat veel van de software door beide gebruikt zou kunnen worden. Om vrede tussen de groepen te sluiten, nodigde hij Smith en Hertzfeld uit om naar de werkplaats te komen waar de Lisa gebouwd werd om het prototype van de Mac te demonstreren. Er kwamen vijfentwintig ontwerpers kijken die beleefd luisterden toen halverwege de demonstratie de deur openvloog. Daar stond Rich Page, een lichtgeraakte ontwerper die verantwoordelijk was voor een groot deel van het design van de Lisa. ‘De Macintosh gaat de Lisa vernietigen!’ schreeuwde hij. ‘De Macintosh gaat Apple verwoesten!’ Smith noch Hertzfeld reageerde, dus ging Page door met zijn tirade. ‘Jobs wil de Lisa vernietigen omdat we niet wilden dat hij er de macht over had,’ zei hij, en hij keek erbij alsof hij in huilen uit ging barsten. ‘Niemand gaat nog een Lisa kopen omdat iedereen weet dat de Mac eraan komt! Maar het kan jullie niks schelen!’ Hij stormde het vertrek uit en sloeg de deur achter zich dicht, maar even later stormde hij weer binnen. ‘Ik weet wel dat het jullie fout niet is,’ zei hij tegen Smith en Hertzfeld. ‘Steve Jobs is het probleem. Zeg Steve dat hij Apple verwoest!’
Inderdaad maakte Jobs van de Mac een goedkope concurrent van de Lisa, terwijl de software ook nog eens onderling niet compatible was. En om het nog erger te maken: de software van geen van de machines was compatible met de Apple II. Nu er niemand was die de leiding over het hele concern had, was er geen mogelijkheid om Jobs in de hand te houden.
Controle van begin tot eind
Jobs onwil om de Mac compatible te maken met de software van de Lisa werd ingegeven door meer dan rivaliteit of wraak. Er was ook een filosofische component, een die samenhing met zijn hang naar macht. Wilde een computer echt fantastisch zijn, dan moesten hardware en software nauw met elkaar samenwerken. Als op een computer ook software gedraaid kon worden die op andere computers werkte, dan moest daarvoor enige functionaliteit zijn opgeofferd. De beste producten, zo vond hij, waren ‘complete apparaatjes’ die van begin tot eind waren ontworpen, waarbij de software zorgvuldig was aangepast aan de hardware en andersom. Daarin zou de Macintosh, met een besturingssysteem dat alleen op zijn eigen hardware draaide, zich onderscheiden van de omgeving die Microsoft (en later Android van Google) schiep, waarin het besturingssysteem gebruikt kon worden op computers van talloze verschillende fabrieken.
‘Jobs is een eigenwijze, elitaire kunstenaar die niet wil dat zijn scheppingen op onzalige wijze verminkt worden door armzalige programmeurs,’ schreef de redacteur van ZDNet, Dan Farber. ‘Het zou lijken alsof iemand van de straat een paar verfstreken toe zou voegen aan een Picasso of de tekst van een nummer van Bob Dylan ging veranderen.’ In later jaren zouden door Jobs’ van-begin-tot-einde-benadering ook de iPhone, de iPod en de iPad zich onderscheiden van de concurrentie. Het resultaat was een serie indrukwekkende producten. Maar het was niet altijd de beste strategie om een markt te domineren. ‘Van de eerste Mac tot de laatste iPhone zijn Jobs’ systemen altijd potdicht geweest, om te voorkomen dat gebruikers ermee gingen knoeien of ze aan gingen passen,’ merkte Leander Kahney op, de schrijver van Cult of the Mac.
Jobs wens om de gebruikerservaring te beheersen was de kern geweest van zijn onenigheid met Wozniak over of er slots – gleuven waardoor gebruikers kaarten in het moederbord van de computer kunnen steken en dus nieuwe functionaliteit kunnen toevoegen – moesten zitten in de Apple II. Wozniak won die ruzie. De Apple II had acht slots. Maar deze keer was het Jobs’ machine, niet die van Wozniak. In de Mac kwamen geen slots. Je zou niet eens de kast open kunnen krijgen om het moederbord te zien. Voor een hobbyist of hacker was dit uncool. Maar wat Jobs betreft was de Macintosh voor de massa. Hij wil de mensen een door hem beheerste ervaring bieden. Hij wilde niet dat iemand zijn elegante design zou verpesten door allerlei printplaten in slots te gaan proppen.
‘Het weerspiegelt zijn persoonlijkheid, en dat is de controle willen hebben,’ aldus Berry Cash, die in 1982 door Jobs werd aangenomen als marketingstrateeg en vaste bewoner van de Texaco Towers. ‘Steve had het over de Apple II en klaagde dan: “We hebben er geen enkele controle over, en kijk nu eens naar al die gekke dingen die mensen ermee proberen te doen. Dat is een vergissing geweest die ik nooit meer zal maken.”’ Hij ging hierin zelfs zover dat je speciaal gereedschap nodig had in plaats van een gewone schroevendraaier om de kast open te maken. ‘We gaan dit ding zo ontwerpen dat niemand in die doos kan komen behalve medewerkers van Apple,’ zei hij tegen Cash.
Jobs besloot ook om de cursortoetsen op het toetsenbord van de Mac weg te laten. De enige manier om de cursor te bewegen, was met de muis. Het was een manier om ouderwetse gebruikers te dwingen over te stappen op de wijs-aan-en-klik-navigatie, ook als ze niet wilden. In tegenstelling tot andere productontwikkelaars geloofde Jobs niet dat de klant altijd gelijk heeft. Als ze zich verzetten tegen het gebruik van de muis, dan hebben ze ongelijk. Het was weer een voorbeeld van hoe Jobs zijn passie legde in het maken van een geweldig product in plaats van dat de klant tegemoet moest worden gekomen.
Er zat nog een ander voordeel (en een nadeel) aan het weglaten van de cursortoetsen: softwareontwikkelaars van buiten werden gedwongen om programma’s speciaal voor het besturingssysteem van de Mac te schrijven, in plaats van algemene software die in allerlei computers gebruikt kon worden. Dat zorgde voor de hechte verticale integratie van toepassingssoftware, besturingssysteem en hardware, waar Jobs zo van hield.
Jobs verlangen naar controle van begin tot eind maakte hem ook allergisch voor voorstellen dat Apple licenties voor het besturingssysteem van de Macintosh zou verlenen aan andere producenten van kantoormachines, zodat ze Macintosh-klonen konden maken. De nieuwe en energieke directeur marketing, Mike Murray, stelde in mei 1982 in een vertrouwelijk memo aan Jobs voor om een licentieprogramma op te stellen. ‘We zouden graag willen dat de Macintosh-gebruikersomgeving een industriestandaard wordt,’ schreef hij. ‘De grap is natuurlijk dat je de Mac-hardware moet kopen om die gebruikersomgeving te krijgen. Zelden of nooit is een bedrijf in staat geweest om een standaard voor de hele industrie te scheppen die niet met andere fabrikanten gedeeld kan worden.’ Zijn voorstel was om een licentie voor het besturingssysteem van de Mac te verlenen aan Tandy. Omdat Tandy’s Radio Shack-winkels op een ander soort klant mikten, zo stelde Murray, zou dat de verkopen van Apple niet in de weg zitten. Maar Jobs was vierkant tegen een dergelijk plan. Hij kon zich niet voorstellen dat hij zijn schitterende schepping uit handen zou geven. Uiteindelijk betekende dit dat de Macintosh een gecontroleerde omgeving bleef die aan zijn standaard voldeed, maar ook, zoals Murray vreesde, dat hij moeite zou hebben met het veroveren van een plaatsje en het vestigen van een standaard in een wereld vol IBM-klonen.
Man van het jaar
Eind 1982 begon Jobs te geloven dat hij Time’s man van het jaar zou worden. Hij kwam op een dag op het werk aan met de bureauchef van San Francisco van het blad, Michael Moritz, en moedigde collega’s aan zich door hem te laten interviewen. Maar het was niet Jobs die op het omslag verscheen. In plaats daarvan koos het blad ‘de computer’ als het hoofdonderwerp van de laatste aflevering van het jaar en noemde hem de ‘machine van het jaar’. Ter begeleiding van het hoofdartikel was een profiel van Jobs opgenomen, dat gebaseerd was op het verslag van Moritz en dat geschreven was door Jay Cocks, een redacteur die voor het blad gewoonlijk over rockmuziek schreef. ‘Met zijn vlotte verkooppraatje en een blind vertrouwen waar de vroegchristelijke martelaren jaloers op zouden zijn, is het Steven Jobs die, meer dan wie ook, de deur opengooide en de personal computer naar binnen schoof,’ aldus het blad. Het was een stuk vol feiten, maar soms ook hard – zo hard dat Moritz (nadat hij een boek over Apple had geschreven en daarna met Don Valentine partner werd in de investeringsmaatschappij Sequoia Capital) het verwierp en klaagde dat zijn verslag ‘door de mangel gehaald, gefilterd en met roddel vergiftigd is door een redacteur in New York, wiens taak het was om de grillige wereld van de rock-’n-rollmuziek te verslaan.’ Het artikel citeerde Bud Tribble over Jobs’ ‘reality distortion field’ en merkte op dat hij ‘af en toe tijdens vergaderingen in tranen uitbarstte’. Het beste citaat kwam misschien wel van Jef Raskin. Jobs, zo verklaarde hij, ‘zou een uitstekende koning van Frankrijk zijn geweest.’
Tot Jobs ongenoegen maakte het blad het bestaan bekend van de dochter die hij verlaten had, Lisa Brennan. Het was voor dit artikel dat Jobs gezegd zou hebben dat ‘28% van de mannelijke bevolking van de Verenigde Staten de vader zou kunnen zijn’, wat Chrisann zo woedend maakte. Hij wist dat Kottke degene was geweest die over Lisa had verteld en hij gaf hem een enorme uitbrander op de werkvloer van de Mac, waar een half dozijn mensen bij stond. ‘Toen de verslaggever van Time me vroeg of Steve een dochter had genaamd Lisa, zei ik “Zeker”,’ vertelde Kottke. ‘Vrienden laten vrienden niet ontkennen dat ze de vader zijn van een kind. Ik laat mijn vriend zich niet als een hufter gedragen en ontkennen dat hij een kind heeft. Hij was echt boos en voelde zich onteerd en zei tegen mij waar iedereen bij stond, dat ik hem had verraden.’
Maar wat Jobs echt vreselijk vond, was uiteindelijk dat hij niet tot man van het jaar gekozen was. Hij vertelde me:
==
Time had besloten om mij uit te roepen tot man van het jaar en ik was 27 en ik gaf om dat soort dingen. Ik vond het behoorlijk cool. Ze stuurden Mike Moritz om een verhaal te schrijven. We zijn ongeveer even oud en ik was heel succesvol en ik voelde dat hij jaloers was en dat er iets scheef aan hem zat. Toen schreef hij dat vreselijke lasterverhaal. Dus de redacteuren in New York kregen dit verhaal en zeiden, die man kunnen we geen man van het jaar maken. Dat deed echt pijn, maar het was een goede les. Het leerde me om zoiets nooit al te leuk te vinden, omdat de media toch al een circus zijn. Ze stuurden me het blad per expres en ik herinner me dat ik de verpakking openmaakte in de overtuiging dat ik mijn smoel op het omslag zou zien en het was dat computerbeeldhouwwerk. Ik dacht, hè? En toen las ik het artikel en het was zo vreselijk, ik heb er echt om gehuild.
Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat Moritz jaloers was of dat hij de bedoeling had gehad om zo’n gekleurd verhaal te publiceren. Jobs was nooit voorgedragen als man van het jaar, wat hij daar zelf ook van dacht. Dat jaar hadden de redacteuren (ik werkte er toen zelf als aankomend redacteur) al vroeg besloten om ‘de computer’ aan te wijzen in plaats van een persoon en ze hadden al maanden eerder een foto van een kunstwerk van de beroemde kunstenaar George Segal bestemd voor het omslag. Ray Cave was toen hoofdredacteur. ‘We hebben Jobs nooit overwogen,’ zei hij. ‘Je kon de computer niet personifiëren en dat was de eerste keer dat we besloten een levenloos ding te kiezen. Het beeld van Segal was geweldig en we hebben nooit naar een gezicht gezocht om het omslag mee te sieren.’
Apple lanceerde de Lisa in januari 1983 – een heel jaar voordat de Mac klaar was – en Jobs betaalde $ 5000 aan Couch omdat hij de weddenschap had verloren. En hoewel hij geen deel uitmaakte van het Lisa-team, ging hij naar New York om er in zijn functie als bestuursvoorzitter en uithangbord van Apple publiciteit aan te geven.
Van zijn adviseur public relations Regis McKenna had hij geleerd hoe hij op indringende wijze exclusieve interviews moest geven. Verslaggevers van geselecteerde bladen werden een voor een binnengebracht voor hun uurtje met Jobs in zijn suite in het Carlyle Hotel, waar tussen bossen bloemen een Lisa op een tafel stond. Het plan voor de publiciteit behelsde dat hij zich helemaal richtte op de Lisa en de Macintosh niet zou noemen, omdat speculatie daarover de verkoop van de Lisa zou kunnen ondermijnen. Maar Jobs kon het niet helpen. In de meeste verslagen die op grond van interviews die die dag werden gehouden, zijn verschenen – in Time, Business Week, de Wall Street Journal en Fortune – werd melding gemaakt van de Mac. ‘Later dit jaar zal Apple een minder krachtige, minder dure versie van de Lisa introduceren, de Macintosh,’ aldus Fortune. ‘Jobs zelf heeft dat project geleid.’ Business Week citeerde hem: ‘Op het moment dat hij verschijnt, is de Mac de ongelooflijkste computer ter wereld.’ Hij gaf toe dat de Mac en de Lisa niet compatible zouden zijn. Het was nog tijdens de lancering van de Lisa de kus des doods.
De Lisa stierf inderdaad een langzame dood. Na twee jaar werd de productie stopgezet. ‘Hij was te duur, en we probeerden hem aan grote bedrijven te slijten terwijl onze expertise juist was om aan de consument te verkopen,’ zei Jobs later. Maar voor hem zat er een gouden randje aan de mislukking: binnen enkele maanden na lancering van de Lisa werd duidelijk dat Apple al zijn kaarten op de Macintosh moest zetten.
Laten we piraatje spelen!
Het Macintosh-team bleef groeien en verhuisde van de Texaco Towers naar het hoofdkantoor van Apple aan Bandley Drive om zich midden 1983 eindelijk definitief te vestigen in Bandley 3. Dit gebouw had een moderne centrale hal met videospelletjes die uitgekozen waren door Burrell Smith en Andy Hertzfeld, en een cd-installatie van Toshiba met speakers van Martin-Logan en een honderdtal cd’s. Vanuit de hal was het softwareteam te zien dat in een aquariumachtige, glazen ruimte zat, en de keuken werd dagelijks voorzien van sappen van Odwalla. In de loop van de tijd kwam er meer speelgoed in de hal te staan, waaronder als opvallendste een piano van Bösendorfer en een motor van BMW – Jobs dacht een obsessie te kunnen inspireren met het toppunt van vakmanschap.
Jobs hield het aannemen van personeel stevig in eigen hand. Zijn doel was om mensen in dienst te nemen die creatief waren, vreselijk slim en een beetje opstandig. Het softwareteam liet sollicitanten Defender spelen, het favoriete computerspelletje van Smith. Jobs stelde hen zijn gebruikelijke onverwachte vragen om te zien hoe goed de sollicitant reageerde in onverwachte situaties, of hij humor had en of hij tegendruk bood. Op een dag voerde Jobs met Hertzfeld en Smith een sollicitatiegesprek met een kandidaat softwaremanager van wie op het moment dat hij de kamer binnenkwam, duidelijk was dat hij te gespannen en te conventioneel was om de genieën in het aquarium te kunnen leiden. Jobs begon genadeloos met hem te dollen. ‘Hoe oud was je toen je je maagdelijkheid verloor?’
De sollicitant keek verbijsterd. ‘Wat zei u?’
‘Ben je nog maagd?’ vroeg Jobs. De sollicitant zat daar totaal in de war en Jobs veranderde van onderwerp. ‘Hoe vaak heb je lsd geslikt?’ Hertzfeld vertelde: ‘De arme man werd alle tinten rood en ik probeerde het onderwerp te veranderen en stelde hem een directe technische vraag.’ Maar toen de sollicitant zijn antwoord opdreunde, onderbrak Jobs hem. ‘Gobble, gobble, gobble, gobble,’ zei hij en Smith en Hertzfeld schoten in de lach.
‘Ik geloof niet dat ik de juiste man ben,’ zei die arme kerel en hij stond op en vertrok.
Ondanks zijn verschrikkelijke gedrag was Jobs in staat om met zijn team een grote kameraadschap te ontwikkelen. Nadat hij mensen tot de grond had afgebrand, vond hij ook manieren om ze weer op te beuren en hen het gevoel te geven dat deel uitmaken van het Macintosh-project een bijzondere missie was. Om de zes maanden nam hij het grootste deel van zijn team mee voor een retraite van twee dagen in een resort in de buurt.
De retraite van september 1982 vond plaats in de Pajaro Dunes bij Monterey. Zo’n vijftig leden van de Mac-afdeling zaten in een buitenhuis voor de haard. Jobs zat voor hen op een tafel. Hij sprak ze enige tijd rustig toe, sprong van de tafel om naar een standaard met een bord te lopen en begon zijn gedachten op te schrijven.
De eerste was: ‘Sluit geen compromissen.’ Het was een gebod dat in de loop van de tijd een zegen en een ramp zou betekenen. De meeste technologische teams sloten nu eenmaal compromissen. De Mac zou echter zo ‘ongezond geweldig’ worden als Jobs en zijn volgelingen hem maar konden maken – maar hij zou pas zestien maanden later klaar zijn, ver na de eerst geplande datum. Nadat hij het tijdschema met einddatum had genoemd, vertelde hij dat ‘het beter zou zijn om die niet te halen, dan om met het verkeerde ding te komen’. Een ander type projectmanager die wel bereid zou zijn tot een compromis, zou kunnen proberen vaste data in het schema te zetten, waarna veranderingen niet meer mogelijk waren. Zo niet Jobs. Hij had nog een andere spreuk: ‘Hij is niet klaar totdat hij in de winkel ligt.’
Op een ander vel papier schreef hij een zinnetje dat op een koan, een zenraadsel, leek en hij vertelde me dat dat zijn favoriete spreuk was: ‘De reis is de beloning.’ Het Mac-team, zo benadrukte hij graag, was een elitekorps met een bijzondere missie. Op een dag zouden ze allemaal terugkijken op de tijd dat ze samenwerkten, de pijnlijke momenten vergeten of weglachen en die periode beschouwen als een van de hoogtepunten van hun leven.
Aan het einde van zijn presentatie vroeg hij: ‘Willen jullie iets leuks zien?’ Hij haalde een apparaat tevoorschijn ter grootte van een bureauagenda. Toen hij het openklapte, bleek het een computer te zijn die op schoot paste, met een toetsenbord en een scherm die als een notitieboek aan elkaar zaten. ‘Dit is mijn droom, dit maken we midden of eind jaren tachtig,’ zei hij. Ze waren bezig met de opbouw van een duurzaam Amerikaans bedrijf, een bedrijf dat de toekomst zou uitvinden.
De volgende twee dagen hielden verscheidene teamleiders en de invloedrijke analist van de computerindustrie, Ben Rosen, overdag presentaties terwijl er ’s avonds voldoende vrije tijd over was om te biljarten en te dansen. Aan het einde van de retraite stak Jobs voor het hele gezelschap een monoloog af. ‘Op iedere dag die voorbij gaat, veroorzaakt het werk dat de vijftig mensen hier doen een enorme rimpel in het universum,’ sprak hij. ‘Ik weet dat het wel eens moeilijk is om met mij om te gaan, maar dit is het leukste wat ik ooit in mijn leven heb gedaan.’ Jaren later konden de meesten van die vijftig mensen wel lachen om de momenten ‘dat het wel eens moeilijk is om met mij om te gaan’, maar ze waren het met hem eens dat het veroorzaken van een enorme rimpel in het universum het leukste is geweest wat ze in hun leven hebben gedaan.
De volgende retraite vond eind januari 1983 plaats, in dezelfde maand dat de Lisa gelanceerd werd, en er was een subtiele verschuiving in de sfeer merkbaar. Vier maanden eerder had Jobs op het bord geschreven: ‘Sluit geen compromissen.’ Dit keer was een van de kreten: ‘Echte kunstenaars verkopen.’ De zenuwen waren gespannen. Atkinson was gepasseerd voor het geven van interviews voor de lancering van de Lisa; hij kwam Jobs’ hotelkamer binnengestormd en dreigde ontslag te nemen. Jobs probeerde de ophef te sussen, maar Atkinson liet zich niet tot bedaren brengen. Jobs raakte geïrriteerd. ‘Ik heb nu geen tijd om dit te bespreken,’ zei hij. ‘Er zitten daar nog zestig mensen die hun ziel en zaligheid in de Macintosh hebben gestopt en ze wachten tot ik de bijeenkomst open.’ Daarmee stoof hij langs Atkinson om zijn getrouwen toe te gaan spreken.
Jobs gaf een bezielende toespraak waarin hij beweerde dat hij de onenigheid met audioproducent McIntosh Laboratory over het gebruik van de naam Macintosh had bijgelegd. (Er werd echter nog onderhandeld, maar op dat moment was een beetje van dat oude reality distortion field noodzakelijk.) Hij haalde een fles mineraalwater tevoorschijn en doopte daarmee op het podium symbolisch het prototype. In de hal hoorde Atkinson het gejuich, en met een zucht sloot hij zich bij de groep aan. Bij het feest hoorde naaktzwemmen in het zwembad, vuurwerk op het strand en harde muziek die de hele nacht doorging, waarna het hotel, La Playa in Carmel, hen vroeg om nooit meer terug te komen. Een paar weken later liet Jobs Atkinson toetreden tot de ‘Apple Fellows’, wat een loonsverhoging betekende, aandelenopties en het recht om zijn eigen projecten te kiezen. Bovendien werd overeengekomen dat iedere keer als op de Macintosh het tekenprogramma opstartte waar hij aan bezig was, de tekst op het scherm verscheen: ‘MacPaint by Bill Atkinson.’
Een andere spreuk van Jobs bij de retraite in januari was: ‘Het is beter om een piraat te zijn dan in de marine te gaan.’ Hij wilde zijn team een rebelse geest meegeven zodat ze zich zouden gedragen als avonturiers, die trots waren op hun werk maar niet te beroerd om van anderen te stelen. Zoals Susan Kare het uitdrukte: ‘Hij bedoelde dat er een gevoel van vogelvrijverklaarden door de groep moest gaan: wij kunnen snel zijn, wij krijgen alles voor elkaar.’ Ter gelegenheid van Jobs’ verjaardag een paar weken later kocht het team een reclamebord en liet dat langs de weg naar Apple’s hoofdkwartier zetten. De tekst luidde: ‘Gelukkige 28e, Steve. De reis is de beloning. – De Piraten.’
Een van Macs coolste programmeurs, Steve Capps, besloot dat deze nieuwe geest een eigen vlag verdiende. Hij nam een zwart doek mee en liet Kare daar een schedel en gekruiste botten op schilderen. Het ooglapje dat ze op de schedel aanbracht, was het Apple-logo. Op een zondagavond laat klom Capps het dak van het nieuwe Bandley 3-gebouw op en hees de vlag aan een steigerpaal, die de bouwvakkers hadden achtergelaten. Daar wapperde hij een paar weken trots, tot leden van het Lisa-team midden in de nacht de vlag stalen en hun rivalen van de Mac een briefje om losgeld stuurden. Capps leidde de overval om de vlag te heroveren en wist hem uit handen te trekken van een secretaresse, die hem voor het Lisa-team bewaarde. Enkele volwassenen van de Apple-directie maakten zich zorgen dat Jobs’ zeeroversgeest uit de hand ging lopen. ‘Het hijsen van die vlag was echt stom,’ aldus Arthur Rock. ‘Het zei tegen de anderen binnen het bedrijf dat ze niet goed genoeg waren.’ Maar Jobs vond het prachtig en zorgde ervoor dat de vlag tot de voltooiing van het Mac-project bleef wapperen. ‘Wij waren de rebellen, en we wilden dat de mensen dat wisten,’ zei hij.
Veteranen van het Mac-team hadden geleerd hoe ze zich tegen Jobs konden verzetten. Als je wist waarover je het had, dan tolereerde hij tegenspraak, glimlachte er zelfs om en bewonderde het. Degenen die zijn reality distortion field het best kenden, hadden voor 1983 nog iets anders ontdekt: ze konden, indien nodig, stilletjes negeren wat hij had bevolen. Als ze gelijk bleken te hebben, dan wist hij hun rebelse houding en hun bereidheid om autoriteit te negeren, te waarderen. Per slot van rekening deed hij het zelf ook.
Verreweg het belangrijkste voorbeeld hiervan betrof de keuze van het diskettestation voor de Macintosh. Apple bezat een afdeling waar ze apparaten voor dataopslag maakten en daar hadden ze een systeem voor het diskettestation ontwikkeld, codenaam Twiggy, die die dunne, slappe 5¼-inch floppydisks kon lezen en beschrijven die oudere lezers (die zich ook zullen herinneren hoe het model Twiggy eruitzag) nog wel kennen. Maar toen de Lisa in het voorjaar van 1983 klaar was om naar de winkel te worden gestuurd, was al duidelijk dat Twiggy vol bugs zat. Omdat de Lisa ook met een harddisk was uitgerust, was dit nog geen complete ramp. Maar de Mac bezat geen harddisk en stond dus voor een crisis. ‘Het Mac-team begon in paniek te raken,’ vertelde Hertzfeld. ‘Wij gebruikten een enkele Twiggy als diskettestation en wij hadden geen harddisk om op terug te vallen.’
Ze bespraken het probleem tijdens de retraite in Carmel in januari 1983, waar Debi Coleman de cijfers over het falen van Twiggy aan Jobs overhandigde. Een paar dagen later reed Jobs zelf naar de fabriek van Apple in San Jose om te zien hoe de Twiggy gemaakt werd. Bij iedere stap van het proces werd de helft afgekeurd. Jobs ontplofte. Met rood aangelopen gezicht begon hij te roepen en te schreeuwen dat iedereen die daar werkte, ontslagen moest worden. Bob Belleville, het hoofd van het ontwerpteam van de Mac, leidde hem rustig naar de parkeerplaats waar ze even konden wandelen en over alternatieven praten.
Een mogelijkheid die Belleville had bekeken, was om gebruik te maken van het nieuwe 3½-inch diskettestation dat Sony had ontwikkeld. De diskette daarvoor zat in steviger plastic en paste in een borstzakje van een overhemd. Een andere mogelijkheid was om een kloon van Sony’s 3½-inch diskettestation te laten produceren door een kleinere Japanse leverancier, Alps Electronics Co., die de diskettestations voor de Apple II leverde. Alps had al een licentie voor de technologie van Sony verkregen en als zij hun versie op tijd klaar hadden, zouden ze veel goedkoper uit zijn.
Jobs en Belleville vlogen samen met Apple-veteraan Rod Holt (de man die Jobs had aangenomen om de eerste voeding voor de Apple II te ontwerpen) naar Japan om te bekijken wat ze moesten doen. Ze namen de bullet train vanuit Tokio naar de fabriek van Alps. De ontwerpers daar bezaten nog niet eens een werkend prototype, alleen een grof model. Jobs vond het geweldig, maar Belleville was geschokt. Er was geen enkele mogelijkheid, dacht hij, dat Alps dit apparaat binnen een jaar klaar had voor de Mac.
Bij het bezoeken van andere bedrijven in Japan gedroeg Jobs zich op zijn slechtst. Hij droeg jeans en sneakers naar vergaderingen met Japanse zakenlieden in donkere pakken. Als zij hem formeel kleine geschenken gaven, zoals het gebruik in Japan is, liet hij ze vaak achter en nooit gaf hij iets als tegengeschenk. Hij grijnsde spottend als ontwerpers op een rij gingen staan om hem te begroeten, voor hem te buigen en beleefd hun product aanboden om nader te bekijken. Jobs haatte zowel de apparaten als wat in zijn ogen slaafsheid was. ‘Waarom laat je me dit zien?’ snauwde hij tijdens zo’n bezoek. ‘Dit is rotzooi! Iedereen kan een beter diskettestation maken dan dit.’ Hoewel de meesten van zijn gastheren ontzet waren, waren er ook een paar geamuseerd. Ze hadden al verhalen gehoord over zijn onhebbelijke stijl en stoere gedrag, en nu konden ze het eens met eigen ogen zien.
Het laatste bezoek was aan de fabriek van Sony in een kleurloze voorstad van Tokio. Het kwam op Jobs over als rommelig en duur. Veel werd er met de hand gedaan. Hij vond het er vreselijk. Terug in het hotel pleitte Belleville voor het diskettestation van Sony. Dat was klaar voor gebruik. Jobs was het niet met hem eens. Hij besloot om met Alps in zee te gaan om hun eigen diskettestation te produceren en hij gaf Belleville opdracht om de samenwerking met Sony op te zeggen.
Belleville besloot dat het het beste was om Jobs gedeeltelijk te negeren. Hij legde de situatie uit aan Mike Markkula, die hem in vertrouwen zei dat hij alles moest doen wat nodig was om ervan verzekerd te zijn dat er snel een diskettestation zou komen – alleen mocht hij het niet tegen Jobs zeggen. Met de steun van zijn ontwerpers vroeg Belleville aan een Sony-directeur om het diskettestation gereed te maken voor gebruik in de Macintosh. Als en wanneer duidelijk werd dat Alps niet op tijd kon leveren, dan zou Apple op Sony overgaan. Sony stuurde daarop de ontwerper die het diskettestation ontwikkeld had, Hidetoshi Komoto, een afgestudeerde van Purdue University in Indiana, en die gelukkig de lol van zijn clandestiene operatie wel inzag.
Iedere keer als Jobs uit het hoofdkantoor op bezoek kwam bij het ontwerpteam van de Mac – en dat was bijna iedere middag – dan zochten ze snel een plekje voor Komoto om zich te verstoppen. Op een gegeven moment kwamen ze elkaar tegen bij een krantenkiosk in Cupertino en herkende Jobs Komoto van hun ontmoeting in Japan, maar zijn aanwezigheid wekte geen enkele argwaan. Bijna werd hij ontdekt toen Jobs op een dag onverwacht de werkplaats van de Mac binnenviel terwijl Komoto in een van de cubicles, die half open hokjes met een bureau erin, zat. Een ontwerper pakte hem beet en wees op een kast van de schoonmaakdienst. ‘Snel, verstop je in die kast. Alsjeblieft! Nu!’ Komoto keek verward, vertelde Hertzfeld, maar hij sprong op en ging de kast in. Hij moest er een minuut of vijf in blijven zitten voordat Jobs weer vertrokken was. De Mac-ontwerpers verontschuldigden zich. ‘Geen probleem,’ antwoordde hij. ‘Maar Amerikaanse zakengebruiken zijn vreemd. Erg vreemd.’
Belleville’s voorspelling kwam uit. In mei 1983 moesten de mensen van Alps toegeven dat het nog zeker achttien maanden zou gaan duren om hun kloon van de Sony-drive in productie te nemen. Tijdens een retraite in de Pajaro Dunes zaagde Markkula Jobs door over wat hij nu van plan was te gaan doen. Na een tijdje onderbrak Belleville hen en zei dat hij misschien al gauw over een alternatief beschikte voor het diskettestation van Alps. Jobs leek heel even van zijn stuk, en toen drong het ineens tot hem door hoe het kwam dat hij de topontwikkelaar van Sony bij een kiosk in Cupertino tegen was gekomen. ‘You son of a bitch!’ zei hij. Maar dat was niet uit boosheid. Er kwam een brede glimlach op zijn gezicht. Zo gauw hij besefte wat Belleville en de andere ontwerpers achter zijn rug hadden uitgevoerd, aldus Hertzfeld, ‘slikte Steve zijn trots in en bedankte hij hen voor hun ongehoorzaamheid en voor het doen wat het beste was.’ Het was per slot van rekening precies wat hij in hun plaats gedaan zou hebben.