3.1 De runen van aarde - Laatste kronieken - Eerste kroniek
Wat voorafging
De eerste kronieken van Thomas Covenant de Ongelovige
Als jongeman - een
gelukkig getrouwde schrijver met een babyzoontje, Roger - wordt
Thomas Covenant om onverklaarbare redenen getroffen door lepra.
Nadat de laatste twee vingers van zijn rechterhand zijn
geamputeerd, wordt de voortschrijding van Covenants' kwaal tot
staan gebracht door medicijnen, maar hij krijgt te horen dat hij
alleen kan hopen te overleven door zichzelf koste wat kost te
beschermen tegen verwondingen, van welke aard dan ook. Hij is ten
einde raad wanneer zijn vrouw, Joan, hem verlaat en zich van hem
laat scheiden teneinde hun zoontje tegen besmetting te beschermen.
Er volgen nog meer klappen voor zijn emotionele stabiliteit. Uit
angst voor het mysterieuze karakter van zijn ziekte, dwingen de
mensen om hem heen hem in de traditionele rol van de leproos: een
paria, verstoten en onrein. Daarbij komt hij ook nog tot de
ontdekking dat hij impotent is geworden - en niet meer kan
schrijven. Grimmig worstelt hij verder door het leven, maar
naarmate de druk van zijn eenzaamheid toeneemt, begint hij last te
krijgen van langdurige periodes van bewusteloosheid, waarin hij
avonturen lijkt te beleven die zich afspelen in een magisch rijk
dat alleen bekendstaat als het Land.
In het Land zijn fysieke en emotionele gezondheid tastbare
krachten, voelbaar gemaakt door een mysterieuze energie, Aardkracht
genaamd. Omdat levenskracht en schoonheid concrete eigenschappen
zijn, net zo duidelijk voor de zintuigen als grootte en kleur, is
het welzijn van de fysieke wereld de belangrijkste grondregel voor
het volk van het Land geworden. Wanneer Covenant hen voor het eerst
ontmoet, in De Vloek van Heer Veil, verwelkomen zij hem als de
reïncarnatie van een legendarische held, Berek Halfhand, deels
omdat hij twee vingers mist en deels omdat hij een witgouden ring -
zijn trouwring - bezit, die door hen als een talisman van grote
macht wordt beschouwd, in staat om 'de wilde magie' uit te oefenen
'die de vrede verwoest'.
Kort nadat hij in het Land is aangekomen, verdwijnen Covenants'
lepra en impotentie, genezen door Aardkracht en dat, weet hij, is
onmogelijk. Het idee dat hij de een of andere magische kracht zou
bezitten, bedreigt zijn vermogen om vast te houden aan de strakke
disciplines waarvan zijn overleving afhangt. Daarom kiest hij
ervoor zijn overgang naar het Land als een droom of een
hallucinatie te beschouwen. Zijn reactie op zijn ontvangst en zijn
gezondheid is er een van Ongeloof: de keiharde, koppige zekerheid
dat het Land niet echt is.
Vanwege zijn Ongeloof zijn zijn reacties op de mensen en de
wonderen van het Land op zijn zachtst gezegd afwijzend en in het
ergste geval zelfs verwerpelijk. Op een gegeven moment is hij zo
overweldigd door zijn hervonden seksualiteit dat hij Lena, een jong
meisje met wie hij vriendschap heeft gesloten, verkracht. De mensen
van het Land kiezen er echter niet voor hem voor zijn daden te
straffen of af te wijzen. Als de wedergeboren Berek Halfhand, staat
hij boven de wet. En er bestaat een oude profetie betreffende de
witgouden ring: 'Met een enkel woord van waarheid of verraad,' zal
hij de Aarde redden of verdoemen,' Covenants' nieuwe metgezellen in
het Land weten dat zij zijn keuzes niet voor hem kunnen maken. Zij
kunnen alleen hopen dat hij uiteindelijk Bereks voorbeeld zal
volgen en het Land zal redden.
Aanvankelijk doet deze verdraagzaamheid Covenant weinig, hoewel hij
niet kan ontkennen dat hij geraakt wordt door de onnoemlijke
schoonheid van deze wereld en de vriendelijkheid van de mensen.
Gedurende zijn reizen, eerst met Lena's moeder, Atiaran, dan met de
Reus Stuwhart Schuimvolger en ten slotte met de Heren van
Luststeen, komt hij echter genoeg van de geschiedenis van het Land
te weten om te begrijpen wat er op het spel staat.
Het Land heeft een oude vijand, Heer Veil de Versmader, die ervan
droomt de Boog van Tijd te vernietigen - waarbij hij niet alleen
het Land maar de gehele Aarde zou verwoesten - teneinde te kunnen
ontsnappen aan wat hij als een gevangenis ervaart. Tegenover dit
kwaad staat de Raad der Heren, mannen en vrouwen die hun leven
hebben gewijd aan het koesteren van de gezondheid van het Land, het
bestuderen van de verloren overleveringen en wijsheid van Berek en
zijn reeds lang geleden gestorven afstammelingen en zich verzetten
tegen Smaad.
Helaas bezitten deze Heren slechts een fractie van de macht van hun
voorgangers. De Staf der Gerechtigheid, Bereks belangrijkste
instrument van Aardkracht, is voor hen verborgen. En de
overlevering van Gerechtigheid en Aardkracht lijkt inherent
inadequaat om Heer Veil te verslaan. Niet Gerechtigheid maar wilde
magie is de essentie van de Tijd. Zonder dat kan de Boog niet
worden vernietigd, maar kan zij evenmin worden verdedigd. Daarom
zoeken zowel de Heren als de Versmader de hulp van Thomas Covenant.
De Heren trachten zijn hulp te winnen met moed en mededogen,
de Versmader door middel van manipulatie. En in deze strijd lijkt
Covenants' Ongeloof hem aan de kant van de Versmader te
plaatsen.
Niettemin kan Covenant zijn reactie op de kennelijke superioriteit
van het Land niet ontkennen. En naarmate hij meer en meer
vriendschap ondervindt van de Heren en burgers van het Land, merkt
hij dat zijn gewelddadige verkrachting van Lena hem nu tegen de
borst stuit. Hij staat voor een onoplosbaar raadsel: het Land kan
niet echt zijn en toch voelt het helemaal echt. Zijn hart reageert
op de schoonheid om hem heen - en die reactie zou hem in principe
het leven kunnen kosten omdat het zijn onontbeerlijke gewoontes van
voorzichtigheid en wanhoop ondermijnt. Gevangen in deze
tegenstelling, probeert hij door een reeks van onuitgesproken
overeenkomsten te ontsnappen. In De Vloek van Heer Veil biedt hij
de Heren zijn passieve steun aan, in de hoop dat dit hem in staat
zal stellen het accepteren van de mogelijkheden - de
verantwoordelijkheden - van zijn witgouden ring te vermijden. En
aanvankelijk wordt zijn hoop bewaarheid. De Heren vinden de
verloren Staf van Gerechtigheid terug, hun onmiddellijke
vijand, een van Heer Veils' dienaren, wordt verslagen en Covenant
zelf wordt bevrijd uit het Land. Eenmaal terug in zijn eigen wereld
komt hij er echter achter dat hij in feite niets heeft gewonnen.
Sterker nog, zijn situatie is verslechterd: hij blijft een melaatse
en zijn ervaringen met de vriendschap en de magie m het Land hebben
zijn vermogen om zijn eenzame leven als verstotene op Haven Farm te
verdragen verzwakt. Wanneer hij een tweede keer naar het Land wordt
overgebracht, in De Verdelgingsoorlog, weet hij dat hij een nieuwe
overeenkomst zal moeten sluiten. Gedurende zijn afwezigheid is ook
de situatie van het Land verslechterd. In het land zijn vele jaren
voorbijgegaan en in die tijd heeft Heer Veil de Verdelgingssteen
gevonden, een oude vloek van ontzaglijke kwaadaardige kracht.
Hiermee heeft de Versmader een leger op de been gebracht dat nu
opmarcheert om de Heren van Luststeen te verslaan. Hoewel de Heren
de Staf van gerechtigheid in handen hebben, bezitten zij niet
voldoende macht om zich tegen de boosaardige horde te verzetten.
Zij hebben de kracht van wilde magie nodig.
Andere ontwikkelingen maken Covenants' dilemma ook groter. De Raad
wordt nu geleid door Opperwijze Elena, de dochter die hij door de
verkrachting bij Lena heeft verwekt. Bij haar begint hij de
werkelijke consequenties van zijn geweld te ervaren: hij is de
enige die inziet dat zij geestelijk niet helemaal in orde is.
Verder wordt het leger van de Heren aangevoerd door ene Hile Troy,
een man die vanuit Covenants' wereld naar het Land is gekomen.
Troys aanwezigheid vreet drastisch aan Covenants' zelfbeschermende
Ongeloof. Meer dan ooit heeft Covenant het gevoel dat hij zijn
raadsel moet oplossen. Hij doet opnieuw een aanbod. Hij is bereid
de verdedigers van het Land zijn actieve steun te verlenen. Hij zal
Elena vergezellen op een zoektocht om de bron van AardBloed, de
meest geconcentreerde vorm van Aardkracht te vinden. Hij zal echter
blijven ontkennen dat zijn ring magische krachten bezit. Hij wil
geen enkele verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke lot van het
Land. Ditmaal zijn de gevolgen van zijn overeenkomst echter
desastreus. Met behulp van de Verdelgingssteen, slacht Heer Veil de
Reuzen van Zeebereik. Hile Troy kan het leger van de Versmader
alleen verslaan door zijn ziel af te staan aan Karrel Knoesthout,
de Woudvester van de Worgende Diepte. Met Covenants' hulp slaagt
Elena erin het AardBloed te vinden, dat zij gebruikt om een van de
noodzakelijke grenzen tussen leven en dood te doorbreken. Haar
labiliteit doet haar denken dat de doden meer macht tegen Heer Veil
bezitten dan de levenden. Maar dat is een afschuwelijke vergissing
en in de resulterende catastrofe raakt zowel zij als de Staf van
Gerechtigheid verloren. Covenant keert naar zijn echte wereld terug
in de wetenschap dat zijn pogingen om zijn dilemma op te lossen de
Versmader alleen maar hebben geholpen.
Bijna gebroken door zijn mislukkingen, bezoekt hij het Land
nogmaals in De Macht Die Behoudt, waarin hij de volle prijs van
zijn daden onder ogen moet zien. Zijn dode dochter is nu een
dienares van Heer Veil en gebruikt de Staf van Gerechtigheid om
verwoestingen aan te richten. Haar moeder Lena is haar verstand
verloren. En de verdedigers van het Land worden belegerd door een
leger dat te groot en te machtig is om te worden
verslagen.
Covenant heeft nog steeds geen oplossing voor zijn dilemma: het
enige wat het Land kan redden is wilde magie - en hij kan het zich
niet veroorloven de realiteit daarvan te accepteren. Ziek van
verdriet om Le-na's waanzin en de ophanden zijnde ondergang van het
Land, besluit hij echter de confrontatie met de Versmader zelf aan
te gaan. Hij koestert geen hoop Heer Veil te kunnen verslaan, maar
hij offert zichzelf nog liever op voor een magische, zij het
onechte wereld, dan zijn leven als verschoppeling in zijn echte
wereld te behouden. Voordat hij de Versmader echter kan bereiken,
komt hij oog in oog te staan met de dode Elena en de Staf van
Gerechtigheid. Hij kan niet tegen haar strijden, maar zij
verslaat zichzelf wanneer haar aanval op hem een overweldigende
reactie van zijn ring uitlokt - een reactie die tevens de Staf
vernietigt. Slechts vergezeld door zijn oude vriend, de Reus
Stuwhart Schuimvolger, komt het dan toch eindelijk tot een
confrontatie tussen Covenant en Heer Veil en de Verdelgingssteen.
Oog in oog met de volledige kracht van de woestheid en
boosaardigheid van de Versmader, vindt hij eindelijk de oplossing
voor zijn raadsel, 'het oog van de paradox': het evenwichtspunt
tussen het accepteren dat het Land echt is en volhouden dat dit
niet het geval is. Op basis daarvan is hij in staat de strijd met
Heer Veil aan te gaan door de sinistere macht van de
Verdelgingssteen aan te wenden om de wilde magie van zijn ring te
activeren. Met die krachten verplettert hij zowel de Steen als Heer
Veils' huis en maakt daarmee een eind aan de dreiging van het kwaad
van de Versmader. Wanneer hij voor het laatst terugkeert naar zijn
eigen wereld, komt hij erachter dat het evenwicht dat hij heeft
gevonden hem ook daar van pas komt. Hij weet nu dat de
werkelijkheid of onwerkelijkheid van het land minder belangrijk is
dan zijn liefde ervoor en die wetenschap geeft hem de kracht om
zijn leven als paria zonder angst of verbittering onder ogen te
zien.
De tweede kronieken van Thomas Covenant de Ongelovige
Tien jaar na de
gebeurtenissen in De Macht Die Behoudt, leeft Covenant alleen op
Haven Farm en schrijft romans. Hij is nog steeds een
verschoppeling, maar hij heeft één vriend, dokter Julius Berenford.
Dan komen er echter twee beschadigde vrouwen in zijn leven. Zijn
ex-vrouw, Joan, komt bij hem terug. Nadat zij Roger bij haar ouders
had achtergelaten, heeft zij een tijdje in een commune gewoond die
zich in dienst heeft gesteld van Smaad en die Covenant heeft
gekozen als slachtoffer van al het kwaad. In de hoop anderen voor
de gevaren te behoeden, probeert Covenant de zorg voor Joan alleen
op zich te nemen. Wanneer Covenant hulp weigert, schakelt dokter
Berenford dokter Linden Avery in, een jonge arts die hij onlangs in
dienst heeft genomen. Net als Joan is zij ernstig gekwetst, zij het
op totaal verschillende manieren. Als jong meisje zat zij in een
kamer opgesloten met haar vader toen hij zelfmoord pleegde. En als
tiener doodde zij haar moeder, een daad van euthanasie waartoe zij
zich gedwongen voelde door haar moeders' ziekte en pijn. Linden
haat de dood en is arts geworden in een wanhopige poging haar
verleden uit te wissen. Op dringend verzoek van dokter Berenford,
bemoeit zij zich met Covenants' behandeling van zijn ex-vrouw.
Wanneer leden van Joans' commune Haven Farm aanvallen omdat zij
Covenant willen doden, tracht Linden tussenbeide te komen, maar zij
wordt neergeslagen voordat zij hem kan helpen. Dit alles resulteert
erin dat zij hem vergezelt wanneer hij terugkeert naar het
Land.
Gedurende Covenants' afwezigheid zijn er enkele duizenden jaren
verstreken en is de Versmader weer aan de macht. Hij probeert
opnieuw Covenants' wilde magie aan te wenden om de Boog van Tijd te
breken en zijn gevangenis te ontvluchten. In Het Gewonde Land komen
Covenant en Linden er echter al snel achter dat Heer Veil er
inmiddels geheel andere methodes op nahoudt. In plaats van legers
en oorlogvoering te gebruiken om Covenant op te hitsen, heeft de
Versmader een aanval beraamd op de Wet van de Natuur die het Land
haar schoonheid en gezondheid geeft. De openlijke vorm van deze
aanval is de Zonnevloek, een schadelijke corona rond de zon die in
een krankzinnige opeenvolging buitensporige golven van
vruchtbaarheid, regen, droogte en pestilentie veroorzaakt. Zo groot
is de macht en het verwoestende vermogen van de Zonnevloek dat al
het leven in het Land erdoor wordt beïnvloed. Toch is de Zonnevloek
niet wat het lijkt. En zijn organische kwaadaardigheid dient
hoofdzakelijk om Heer Veils' diepere manipulaties te maskeren. Hij
is eeuwenlang bezig geweest de Raad der Heren te corrumperen. Die
groep heerst nu over het Land als de Claaf en wordt geleid door een
Afslachter, een van de oudste en machtigste dienaren van de
Versmader. De Claaf neemt bloed van de mensen van het Land om het
Vloekvuur te voeden, een enorme vlammenzee die ogenschijnlijk tot
doel heeft de Zonnevloek tegen te houden, maar die hem juist in
stand houdt. Het geheime doel van de Claaf en het Vloekvuur is
echter, Covenant een exorbitante uitbarsting van wilde magie te
ontlokken. Met dat doel voor ogen besmet een andere Afslachter
Covenant met een gif dat bedoeld is om zijn controle over zijn
macht aan te tasten. Wanneer het gif zijn werk heeft gedaan, zal
Covenant niet langer in staat zijn het Land te verdedigen, zonder
zoveel krachten te ontketenen dat hij de Boog vernietigt.
Intussen wil Heer Veil Linden Avery 's intense weerzin tegen de
dood tegen haar gebruiken. Zij is als enige begiftigd of vervloekt
met het gezondheidsbesef dat ooit alle mensen van het land
informeerde en leidde door hen in staat te stellen fysieke en
emotionele gezondheid direct waar te nemen. Om die reden is zij als
enige bijzonder kwetsbaar voor de kwaadaardigheid van de Zonnevloek
en eveneens voor het onverzadigbare venijn van de Afslachters. Het
zichtbare kwaad waarin zij zich gestort ziet bedreigt de kern van
haar wezen. Lindens' gezondheidsbesef benadrukt haar capaciteiten
als genezeres. Het bezorgt haar echter ook het vermogen om bezit te
nemen van andere mensen, om zo diep in hun wezen te reiken
dat zij hun daden en emoties kan controleren. Hiermee wil Heer Veil
haar moreel kapotmaken: hij vat het plan op haar te transformeren
in een vrouw die bezit zal nemen van Covenant, teneinde misbruik te
maken van zijn krachten. Zo zal zij, geheel tegen Covenants' wil,
de Versmader datgene geven wat hij wil. En als die listen falen,
heeft Heer Veil nog andere strategieën achter de hand om zijn doel
te bereiken.
Elk op hun eigen manier ontzet door wat er met het Land is gebeurd,
willen Covenant en Linden een confrontatie met de Claaf in
Luststeen, maar in hun eentje kunnen zij de complexe gevaren
van de Zonnevloek niet overleven. Gelukkig krijgen zij hulp van
twee dorpelingen, Sunder en Hollian. Sunder en Hollian leven al hun
hele leven met de Zonnevloek en hun ervaring stelt Covenant en
Linden in staat onderweg aan vernietiging te ontkomen.
Maar in de buurt van Andelain raken Linden, Sunder en Hollian van
Covenant gescheiden wanneer zij door de Claaf gevangen worden
genomen. Covenant gaat Andelain alleen binnen. Dit was eens de
mooiste en Aardmachtigste streek van het Land en nu komt hij
erachter dat dit de enige plek is die nog intact is, tegen de
Zonnevloek verdedigd door de laatste Houtvester, Caer-Caverne, die
vroeger Hile Troy was. Daar ontmoet Covenant zijn Doden, de geesten
van zijn reeds lang geleden gestorven vrienden. Zij geven hem goede
raad en leiding voor de strijd die hem te wachten staat. En zij
bieden hem een geschenk aan: een vreemd, zwart wezen, IJdel
genaamd, een kunstmatig wezen dat door de oer-gruwels, voormalige
dienaren van de Versmader, is geschapen en wiens doel geheim
is.
Bijgestaan door Doorrustwakers, familie van de oer-gruwels, haast
Covenant zich naar Luststeen om zijn vrienden te redden. Wanneer
hij de Claaf ontmoet, hoort hij het duisterste geheim van de
Zonnevloek: die dankt zijn bestaan aan het feit dat hij duizenden
jaren eerder de Staf van Gerechtigheid heeft vernietigd. Wanhopig
om het kwaad dat hij zonder het te weten heeft veroorzaakt ongedaan
te maken, riskeert hij het gebruik van wilde magie om Linden,
Sunder en Hollian te bevrijden, alsmede een aantal Haruchai,
machtige strijders die vroeger de Raad der Heren dienden. Met zijn
vrienden, IJdel en een klein gezelschap Haruchai, gaat hij op weg
om de Alboom, of Ene Boom, te gaan zoeken, waarvan Berek de
oorspronkelijke Staf van Gerechtigheid had gemaakt. Covenant hoopt
een nieuwe Staf te kunnen maken, waarmee hij het kan opnemen tegen
de Claaf en de Zonnevloek. In oostelijke richting reizend, naar de
Zongeboorte Zee, ontmoeten Covenant en zijn metgezellen een
gezelschap Reuzen, een volk van zeevaarders uit het thuisland van
de verloren Reuzen van Zeebereik. Een van hen, Kabel Zeedromer,
heeft een visioen gehad van iets afschuwelijks dat de Aarde
bedreigt en de Reuzen hebben een Nasporing op pad gestuurd om het
gevaar te bestrijden. Ervan overtuigd dat deze dreiging de
Zonnevloek is, haalt Covenant de Nasporing over om hem te helpen de
Ene Boom te vinden en in De Ene Boom gaan Covenant, Linden, IJdel
en een aantal Haruchai aan boord van het Reuzenschip Sterrevaarts
Juweel en laten Sunder en Hollian achter om te proberen de mensen
van het Land ertoe te bewegen tegenstand te bieden aan de Claaf. De
queeste voor de Ene Boom brengt Covenant en Linden allereerst naar
het land van de Elohim, een mystiek volk met zuivere Aardmacht die
het lot van de Aarde lijken te begrijpen en misschien zelfs te
controleren. De Elohim willen de plaats van de Ene Boom wel
onthullen, maar eisen daarvoor een prijs: zij verlammen Covenants'
geest en sluiten zijn bewustzijn in zodat er een soort stagnatie
ontstaat, naar zij beweren om de Aarde te beschermen tegen zijn
groeiende macht, maar in werkelijkheid om te voorkomen dat hij
IJdels onbekende doel ten uitvoer brengt. Nu aangevoerd door
Lindens' vastberadenheid, in plaats van die van Covenant, zet de
Nasporing koers naar het Eiland van de Ene Boom. Volkomen
onverwacht krijgen zij echter gezelschap van een van de Elohim,
Findail, die is Aangewezen om ervoor te zorgen dat IJdels doel
mislukt - en om de consequenties ervan te dragen als dat toch het
geval mocht zijn. Linden komt al snel tot de ontdekking dat zij
Covenants' geest niet kan bevrijden zonder bezit van hem te nemen,
iets waarvoor zij bang is, omdat zij weet dat het zijn macht kan
ontketenen. Wanneer de gebeurtenissen haar echter dwingen een
besluit te nemen, slaagt zij erin hem zijn bewustzijn terug te
geven - zeer tot ontzetting van Findail.
Eindelijk bereikt Sterrevaarts Juweel het Eiland van de Ene Boom,
waar een van de Haruchai, Brinn, de Bewaker van de Boom verslaat.
Maar wanneer Covenant, Linden en hun metgezellen hun doel naderen,
komen zij erachter dat zijgijn misleid door de Versmader - en door
de Elohim. Covenants' doel is in feite de dreiging voor de Aarde
die Kabel Zeedromer heeft voorzien. Covenants' poging om hout voor
een nieuwe Staf van Gerechtigheid te bemachtigen begint de Slang
van het Einde der Wereld te wekken. Eenmaal ontwaakt zal de Slang
Heer Veils' bevrijding van de Tijd bewerkstelligen. Ten koste van
zijn eigen leven, slaagt Zeedromer erin Linden bewust te maken van
het werkelijke gevaar. Zij op haar beurt weet Covenant tegen te
houden. Dit neemt niet weg dat de Slang in zijn slaap is gestoord
en zijn rusteloosheid dwingt de Nasporing ertoe van het Eiland te
vluchten dat wegzinkt in zee en de Ene Boom buiten hun bereik
brengt. Verslagen zet de Nasporing in Drager van het Witte Goud
koers naar het Land. Covenant is er nu van overtuigd dat hij geen
andere keus heeft dan een rechtstreekse confrontatie aan te gaan
met de Claaf, het Vloekvuur te doven en vervolgens de strijd aan te
binden met de Versmader. Linden is vastbesloten hem bij te staan,
deels omdat zij van hem is gaan houden en deels omdat zij zijn
ongecontroleerde wilde magie vreest.
Met veel moeite bereiken zij uiteindelijk Luststeen, waar zij
opnieuw gezelschap krijgen van Sunder, Hollian en verschillende
Haruchai. Samen bindt het handjevol verdedigers van het Land de
strijd aan met de Claaf. Na een harde strijd drijven de metgezellen
de Afslachter die de Claaf aanvoert in een hoek. Daar offert
Zeedromers broer, Grimmand Honninscrave, zijn leven om het 'klieven
van de Afslachter mogelijk te maken. Vervolgens werpt Covenant zich
in het Vloekvuur en gebruikt de duistere magie om het gif in zijn
aderen te transformeren opdat hij het Vloekvuur kan doven zonder de
Boog in gevaar te brengen. De Zonnevloek blijft, maar het kwaad
breidt zich niet langer uit. Wanneer de Claaf is verjaagd en
Luststeen is gezuiverd, gaan Covenant en Linden op weg naar de
Donderberg, waar zij de Versmader denken aan te treffen. Tijdens
hun reis, nog steeds gevolgd door IJdel en Findail, groeit Lindens'
angst. Zij beseft dat Covenant niet van plan is tegen Heer Veil te
vechten. Die strijd, zo gelooft Covenant, zal voldoende krachten
ontketenen om de Tijd te vernietigen. Bang dat hij zich aan de
Versmader zal overgeven, bereidt Linden zich er alvast op voor
opnieuw bezit van hem te nemen, hoewel zij zich nu wel realiseert
dat dit een groter kwaad is dan de dood. Maar wanneer zij en
Covenant eindelijk oog in oog staan met Heer Veil, diep in de
Monsterkrochten van de Donderberg, wordt zij zelf in bezit genomen
door een Afslachter en haar inspanningen om zich van die duistere
geest te bevrijden zorgen ervoor dat zij zich niet meer kan inlaten
met Covenants' keuzes. Zoals zij reeds had gevreesd, geeft hij zich
over en geeft zijn ring aan Heer Veil. Maar wanneer de Versmader
wilde magie tegen Covenant gebruikt en zijn lichaam doodt, wordt
het veranderde gif uit Covenants' ziel weggebrand en wordt hij een
wezen van zuivere wilde magie, in staat om de Boog te beschermen
tegen de razernij van Heer Veils' aanvallen. Uiteindelijk verbruikt
de Versmader zoveel van zijn eigen wezen dat hij in feite zichzelf
verslaat en Covenants' ring komt in het bezit van Linden. Intussen
is zij iets gaan begrijpen van IJdels doel - en van Findails rol
als Aangewezene. IJdel is puur structuur: Findail pure
veranderlijkheid. Gebruikmakend van Covenants' ring, versmelt
Linden de twee wezens tot een nieuwe Staf van Gerechtigheid.
Vervolgens wendt zij, geleid door haar gezondheidsbesef en haar
artseninstinct, de herstelde macht van de Wet aan om de Zonnevloek
uit te schakelen en een begin te maken met het genezen van het
Land.
Wanneer zij klaar is, verdwijnt Linden uit het Land en keert terug
naar haar eigen wereld, waar zij tot de ontdekking komt dat
Covenant werkelijk dood is. Maar nu heeft zij zijn trouwring. En
wanneer dokter Berenford haar komt opzoeken, ontdekt zij dat haar
tijd met Covenant en haar eigen overwinningen haar hebben
veranderd. Zij is nu waarlijk Linden Avery de Uitverkorene, zoals
zij in het Land werd genoemd: zij kan ervoor kiezen haar oude leven
op een geheel nieuwe wijze voort te zetten.
Laatste kronieken:
Proloog: Mijn hart heeft kamers
1
Moeders' Zoon
'Nee, meneer Covenant,'
herhaalde zij voor de derde keer. 'Dat kan ik niet doen.' Vanaf het
moment dat hij haar spreekkamer was binnengekomen, hoopte zij al
dat hij weer weg zou gaan. Hij staarde haar aan, alsof hij geen
woord had verstaan. 'Ik zie het probleem niet, dokter Avery.' Zijn
stem joeg echo's van zijn vader door haar heen, flarden van
herinneringen, als glinsteringen op een golvend wateroppervlak. 'Ik
ben haar zoon. Het is mijn recht. En het is mijn
verantwoordelijkheid.' Ondanks de verschillen zaaiden ook zijn
trekken verwarring in haar hart en brachten verdriet en verlangen
naar boven. 'Voor u is zij niets anders dan een probleem, waarvoor
u geen oplossing weet. Een last waarmee de belastingbetaler wordt
opgezadeld. Een verspilling van middelen, waarmee u iemand anders
zou kunnen helpen.' Zijn ogen stonden iets te ver uit elkaar, zijn
hele gezicht was te breed. Zijn vlezige wangen en kaaklijn wezen op
genotzucht. En toch...
Als hij van klei zou zijn, zouden er slechts enkele inkepingen met
een beeldhouwersbeitel nodig zijn, hooguit een enkele harde lijn
aan beide zijden van de mond, om zijn wangen een indrukwekkende
strengheid te geven. Een zweem van oud leed in zijn ooghoeken: een
beetje grijs om wat jaren toe te voegen aan zijn haar. Zijn ogen
zelf hadden exact de goede kleur, een getroebleerde tint, als de
kleur van waanzin of profetie. O, hij had het evenbeeld van zijn
vader kunnen zijn, als hij niet zo jong en onervaren was. Als hij
net zo'n buitensporige prijs had moeten betalen als zijn vader...
Hij was in elk geval volhardend genoeg om Thomas Covenant te kunnen
zijn.
Hij leek haar aan te kijken door een waas van herinnering, die haar
deed denken aan de man, van wie zij had gehouden. De man die in
angst en woede was opgestaan om zijn wrede lot tegemoet te treden.
De blik van de jongeman ontwijkend, keek zij zonder iets te zien
naar de muren van haar spreekkamer. Op elk ander moment zou de
strikt professionele inrichting van deze ruimte haar op haar gemak
hebben gesteld. Haar ingelijste diploma's, haar keurig opgeruimde
bureau en haar volle dossierkasten, getuigden van haar
professionalisme. Bij andere gelegenheden had zij er troost uit
geput. Maar vandaag hadden zij geen enkel effect. Hoe vaak had zij
Thomas Covenant in haar armen gehouden? Te weinig: niet genoeg om
haar honger naar hem te stillen. Ze droeg nog steeds zijn witgouden
trouwring aan een zilveren kettinkje om haar hals. Het was het
enige wat zij nog van hem had. Ik kan haar bereiken, dokter Avery,'
vervolgde de zoon met een stem, die te vlak was om van zijn vader
te kunnen zijn. 'U kunt dat niet. U probeert het al jaren. Ik weet
zeker dat u uw best hebt gedaan. Maar als u haar had kunnen
bereiken, was ze inmiddels al beter geweest. Het is tijd om haar te
laten gaan. Laat haar met mij meegaan.'
'Meneer Covenant,' zei zij nogmaals, 'ik zal het nog een keer
zeggen. Dat kan ik niet doen. De wet in deze staat staat het niet
toe. Mijn beroepsethiek staat het niet toe.' Ik sta het niet
toe.
Joan Covenant was net zo onbereikbaar als haar zoon beweerde.
Ondanks alle mogelijke medicijnen en therapieën was zij zo goed al
catatonisch. Sterker nog, zonder constante verzorging, was zij al
lang dood geweest. Maar het was niet zo dat zij voor Linden Avery
niets betekende. Als Roger Covenant dat dacht, zou hij de vrouw,
die hem in de weg stond, nooit begrijpen.
Zijn moeder was Thomas Covenants' ex-vrouw. Tien jaar geleden had
Linden toegekeken hoe Covenant zijn leven ruilde voor dat van Joan
- en daarbij geruststellend had geglimlacht. Die glimlach had
Lindens' hart uit zijn schuilplaats gelokt en alle beschermende
leugens en beloftes weggescheurd. Ze dacht wel eens dat alles wat
zij nu had gedaan en was geworden, op dat moment in gang was gezet.
Covenants' glimlach had een explosie teweeggebracht, die haar met
geweld had losgerukt van het doodsverlangen van haar eigen ouders.
De nieuwe vrouw die uit die explosie te voorschijn was gekomen
hield vanuit het diepst van haar ziel van Thomas
Covenant.
Voor hem zou ze Joan nooit in de steek laten.
Maar nu zat Roger Covenant tegenover haar en eiste dat zij zijn
moeder aan hem zou overdragen. Als zij de soort vrouw was geweest,
die de dwaasheid van onnozelaars grappig vond, zou ze hem midden in
zijn gezicht hebben uitgelachen. Waar haalde hij het lef vandaan?
En dat niet alleen, hoe kwam hij op het idee?
'Het spijt me,'
Kennelijk had hij zich voorgenomen om beleefd te blijven. 'Ik zie
nog steeds het probleem niet. Zij is mijn moeder. Ik ben haar zoon.
Ik ben bereid de zorg voor haar op me te nemen. Hoe kan de wet daar
bezwaar tegen hebben? Hoe kunt u daar bezwaar tegen hebben, dokter
Avery? Ik begrijp niet waarom zij en ik hier nog niet weg zijn.' Ze
wendde een ogenblik haar blik af, om naar buiten te kijken. Het
raam bood haar een weinig verhelderend uitzicht op het
parkeerterrein, waar haar oude, versleten auto stond weg te
roesten, in afwachting van de dag waarop zijn lasnaden het zouden
begeven en hij eindelijk in elkaar kon zakken tot een berg schroot.
Ze had hem alleen gehouden, omdat hij haar naar haar eerste
ontmoetingen met Thomas Covenant had gebracht. Als Roger niet weg
wilde gaan, kon zij toch gewoon wegrijden? Naar haar auto lopen, de
motor met zachte hand overreden om te starten en naar Jeremiah
gaan? Nee. Als ze een vrouw had willen zijn, die op de vlucht sloeg
zodra haar werk te lastig begon te worden, had ze al veel eerder
een betrouwbaarder auto gekocht. De macht der gewoonte tilde haar
hand op, om door haar blouse heen tegen de harde cirkel van
Covenants' ring te drukken. Zuchtend draaide ze zich weer om naar
zijn zoon.
'Ik zal proberen duidelijk te zijn. Of u het wel of niet begrijpt
is niet van belang. Het enige wat van belang is, is dit: Tenzij en
totdat u mij een door een rechter ondertekend gerechtelijk bevel
kunt laten zien, waarin mij wordt bevolen Joan Covenant aan u over
te dragen, blijft ze waar ze is. Einde discussie.' Ze keek hem
verwachtingsvol aan. Toen hij niet op de hint inging, voegde ze
eraan toe: 'Dat is uw sein om te vertrekken, meneer Covenant.' Snap
je dan niet dat jij niet de enige bent die om haar geeft? Ze
betwijfelde echter, of Roger Covenant wel iets om zijn zwijgende
moeder gaf. Zijn onbewuste manier van doen en de beginnende waanzin
of profetie in zijn ogen, wekte een geheel andere indruk. Hij had
verteld, dat hij Joan niet eerder was komen halen, omdat hij er nog
niet oud genoeg voor was geweest. Maar gisteren was hij
eenentwintig geworden. Nu was hij er klaar voor. Niettemin geloofde
Linden intuïtief dat hij verborgen bedoelingen had, die sterker
wogen dan liefde of bezorgdheid. In zijn niet-aflatende
vasthoudendheid deed hij haar denken aan enkelen van de bedrieglijk
overtuigende psychopaten, die zij was tegengekomen in haar tijd als
hoofd van de geneeskundige dienst van het Berenford Memorial
Psychiatrisch Ziekenhuis. Maar misschien leed hij aan niets anders
dan terminaal narcisme en in dat geval vertelde hij haar gewoon de
waarheid en was hij eenvoudigweg niet in staat het probleem te
zien.
Ditmaal echter was iets in haar toon - of in het strijdlustige vuur
dat achter haar ogen oplaaide - doorgedrongen in zijn eigenaardige
enthousiasme. Voordat zij kon voorstellen Beveiliging te bellen,
stond hij op, alsof hij haar eindelijk had begrepen.
Zij stond eveneens op. Ze zag nu dat hij een centimeter of vijf
kleiner was dan zijn vader en iets breder gebouwd. Dit was een van
de redenen, waarom hij nooit dat magere en grimmige zou hebben, die
onwrikbare vastberadenheid - ontdaan van elk vermogen om
compromissen te sluiten, of zich gewonnen te geven - dat Thomas
Covenant in haar ogen zo onweerstaanbaar had gemaakt. Hij zou nooit
de man zijn die zijn vader was. Hij had te veel van zijn moeder in
zich. Zijn houding verraadde hem: die losheid in zijn
schouders, de spierspanning, die zijn slechte evenwicht moest
compenseren. Zijn armen leken vol afgekapte gebaren, waarmee hij
zijn oprechtheid of goede bedoelingen wilde uitdrukken, maar die
steeds voortijdig in de kiem werden gesmoord. Achter zijn
vasthoudendheid hoorde Linden sporen van Joans' zwakheid, wanhopig
en in wezen verraden. Misschien hadden zijn echte verlangens wel
niets met zijn moeder te maken. Misschien wilde hij alleen bewijzen
dat hij niet voor zijn vader onderdeed. Of wilde hij zijn plaats
innemen... Nadat hij was opgestaan, gaf Roger zich echter nog
steeds niet gewonnen. In plaats daarvan vroeg hij: 'Mag ik haar
zien? Het is jaren geleden dat ik haar heb gezien.' Hij schonk
Linden een gekunsteld glimlachje. 'En ik wil u graag iets laten
zien.'
Ondanks haar ongeduld, knikte zij. 'Natuurlijk. U kunt haar nu
meteen bezoeken.' Vreemd genoeg stemde zijn kennelijke
oppervlakkigheid haar somber: zij vond het verdrietig voor hem.
Thomas Covenant had haar geleerd dat onwetendheid - evenals
onschuld - niet de macht bezat, om zich te verweren tegen onheil.
Omdat Roger het niet begreep, kon niemand hem zijn lijden besparen.
Wanneer hij Joans' opmerkelijk hopeloze toestand zag, zou zijn
onbegrip zich tegen haar richten, of juist niet. In elk geval zou
de ervaring hem er wellicht van overtuigen Linden verder met rust
te laten.
Dit was de reden waarom zij in de richting van de deur gebaarde.
Zij had haar rondes al gedaan en haar administratieve werk kon wel
even wachten. Haar patiënten hadden haar op dit moment niet nodig.
In wezen bestond Berenford Memorial niet om patiënten te genezen,
maar om hen te helpen zichzelf te genezen. Heel bereidwillig
opeens, alsof hij een belangrijke concessie had bereikt, liep Roger
voor haar uit de spreekkamer uit. Zijn glimlach trof haar als een
soort reflex, een onbewuste uitdrukking van begerigheid. Linden
trok de deur achter zich dicht en leidde hem door het gebouw, waar
zij het werk verrichtte, waarmee zij Covenants' plek in haar hart
probeerde op te vullen. Zijn plek - en die van het Land...
Onwillekeurig moest zij denken aan de klank van Pekwijfs stem
wanneer hij zong:
Mijn hart heeft
kamers,
die zuchten onder het stof
En as in de haard.
Er waren momenten dat
het contrast tussen haar belevenissen met Thomas Covenant en haar
jaren in Berenford Memorial haar ontmoedigden. Haar worsteling met
de waanzin van haar patiënten, was immers niet te vergelijken met
de pure glorie van Thomas Covenants' strijd om het Land te redden?
Maar zij slikte het gevoel weg en ging Roger voor naar Joans'
kamer. De pijn die hij bij haar teweegbracht was haar niet onbekend
en ze wist hoe ze hem moest dragen. Haar leven hier was niet minder
waard, dan het leven dat zij met Covenant had geleid. Het was
alleen anders. Minder groots misschien: onduidelijker, met kleinere
overwinningen. Maar ze had er genoeg aan. Een korte gang voerde hen
uit de kleine administratieve vleugel en door de hal, langs Maxine
Dubroffs' receptie/informatiebalie. Maxine werkte daar vijf dagen
per week, negen uur per dag: een vrouw op leeftijd, die eruitzag
als een ooievaar, glimlachte als een engel en iedereen die
Berenford Memorial binnenkwam met eindeloos veel aandacht ontving.
Zij was een vrijwilligster die op een dag gewoon voor Linden was
komen werken, nadat Linden, toen zij op een avond dienst had, op de
afdeling Spoedeisende Hulp, zoals elke derde avond het geval was,
het leven van Maxines' echtgenoot, Ernie, had gered. Hij was door
een paard tegen zijn borst getrapt: Linden had in zijn linkerlong
een botsplinter gevonden, die zij vervolgens had verwijderd. Ernie
was geheel genezen en hij was weer aan de slag gegaan om het paard
betere manieren te leren en sindsdien werkte Maxine voor
Linden.
Zij glimlachte toen zij Linden en Roger Covenant door de betegelde
hal zag lopen. Ondanks Rogers' aanwezigheid glimlachte Linden terug
- minder engelachtig dan Maxine, maar niet minder oprecht. Maxine
herinnerde Linden eraan, dat zij niet alleen stond in haar
toewijding voor haar werk. Net als Linden zelf en het grootste deel
van het personeel van Berenford Memorial, wijdde Maxine haar leven
aan een noodzaak, die de county wel onderkende, maar niet kon
waarmaken.
Tien jaar geleden was Joan aan Thomas Covenants' zorgzame
toewijding ontrukt door een groep mensen, die - althans in de ogen
van de county - aantoonbaar krankzinnig waren. Wekenlang hadden
deze individuen hun waanzin en behoeftigheid openlijk gekoesterd,
om voedsel, kleding en onderdak gebedeld en opgeroepen tot berouw.
Toen, op een avond, iets meer dan vierentwintig uur, nadat Linden
in de stad was gearriveerd, om aan haar baan in het County
Ziekenhuis te beginnen, hadden zij Joan ontvoerd en Covenant zelf
bewusteloos achtergelaten, zijn huis besmeurd met bloed. Ze hadden
haar meegenomen naar de bossen achter zijn huis, waar zij kennelijk
van plan waren geweest haar in een of ander bizar ritueel te doden
- een rite waarbij het tevens de bedoeling was, dat zij hun eigen
handen tot stompen zouden verbranden in een vreugdevuur, dat
speciaal voor dit doel was ontstoken. Hoewel Linden de enige was
die dit wist, was het ritueel geheel volgens de bedoelingen
uitgevoerd. Het had Covenant, op zoek naar Joan, naar de bossen
gelokt. Daar had hij vrijwillig haar plaats ingenomen en was
vermoord. In het leven dat Linden hier had geleid, had zij hem
amper zesendertig uur gekend.
Na zijn dood was de geestelijke gezondheid van de mensen, die zijn
zelfopoffering op hun geweten hadden, wel iets verbeterd. Hun
verkoolde handen en uitgemergelde lichamen waren al erg genoeg
geweest. Die verwondingen waren te behandelen geweest in het County
Ziekenhuis. Maar de last van hun beschadigde hersenen, hun
aangetaste geesten, was een zwaardere gebleken voor de bewoners van
het gebied. De county voelde zich collectief
verantwoordelijk.
De meeste mensen gaven openlijk toe, dat zij gefaald hadden in hun
zorg voor de meest wanhopige en kwetsbare leden van hun
gemeenschap. Onevenwichtige vaders' en moeders' zouden toch zeker
niet alleen hun eigen handen, maar ook die van hun kinderen, niet
in de vlammen hebben gestoken, als hun ellende niet genegeerd was
door de evenwichtiger zielen om hen heen? Al die gewonde mannen en
vrouwen zouden toch nooit naar zoveel geweld hebben gegrepen, als
zij een andere keus hadden gehad? Ongeacht hoeveel gestoorde
priesters hen hadden aangezet tot fanatisme? Het luisteren naar
kinderen, die hele nachten lagen te huilen van de pijn, had de goed
bedoelende mensen van de county ertoe gebracht, een oplossing te
zoeken, om dit in de toekomst te voorkomen. Maar dit
gemeenschappelijke schuldgevoel ging verder dan de meeste mensen
wilden toegeven. In zekere zin begreep de hele county, dat de
afschuwelijke gebeurtenissen, die tot Covenants' moord hadden
geleid, nooit zouden hebben plaatsgevonden, als de mensen hem niet
uit de weg waren gegaan en hadden verstoten en als hij niet in de
traditionele rol van verschoppeling en paria was gedwongen. Hij had
om onverklaarbare redenen lepra gekregen: hij was wat de artsen een
'primair' geval van Hansens' ziekte noemden, een geval zonder
bekende oorzaak. Dergelijke gevallen waren zeldzaam, zelfs bij een
ziekte, die zo zeldzaam was als lepra, maar kwamen toch nog vaak
genoeg voor, om op de toorn van God te duiden, straf voor
zonden, die zo vreselijk waren, dat zij de zondaar ziek maakten.
Vol intuïtieve angst en weerzin waren de mensen Thomas Covenant uit
de weg gegaan, alsof hij een drager van verderf en verloedering
was. Meer dan tien jaar lang had hij op Haven Farm gewoond, waar
hij maar nauwelijks werd geduld: zonder iemand te zien, zonder ooit
naar de stad te komen, ontlopen door zijn buren, zo nu en dan
lastig gevallen door de sheriff, Barton Lytton, op pijnlijk
ongemakkelijke wijze getolereerd door zijn advocate, Megan
Roman, met als enige vriend Julius Berenford, de toenmalige
stafchef van het County Ziekenhuis. De afkeer van de hele county
van Covenants' ziekte had zelfs tot een leven in ballingschap
kunnen leiden, ware het niet, dat hij op een dag het leven had
gered van een meisje, dat door een slang was gebeten. Verder
leverde hij aanzienlijke bijdragen aan de zorg voor de noodlijdende
inwoners van de county - geld, dat hij verdiende met het schrijven
van romans over schuld en macht. In feite had hij daarmee dezelfde
mensen gesteund, die zijn dood op hun geweten hadden:
waarschijnlijk ook dezelfde mensen, die zijn ex-vrouw tot waanzin
hadden gedreven. Daarom werd hij geduld. En toen was hij weg,
voorgoed en bleven alleen Joan en Linden achter.
Dr. Berenford geloofde, dat hij tijdens Covenants' leven te weinig
zijn mond open had gedaan. Nu liet hij zijn stem horen. Daartoe
aangezet door haar eigen gevoelens van spijt, handelde Megan Roman
in zijn geest. En de stemgerechtigden en politici van de county
voelden zich meer verantwoordelijk, dan zij wensten toe te geven.
Zij voerden druk uit op de wetgevende macht van de staat: ze
keurden belastingheffingen goed, ze dienden subsidieaanvragen
in. Uiteindelijk bouwden zij het Berenford Memorial Psychiatrisch
Ziekenhuis, genoemd naar Julius, die op een avond, vijf jaar
geleden, in zijn slaap was overleden. En ze stelden Linden aan als
hoofd van de geneeskundige dienst van Berenford Memorial. Zij was
de enige van hen die Covenant naar zijn laatste crisis had
vergezeld.
Nu zwaaide zij de scepter over een kleine voorziening van twintig
bedden, allemaal in eenpersoons kamers. Haar staf bestond uit vijf
verpleegsters, vijf ziekenbroeders, een conciërge, een
onderhoudsman en een aantal parttime secretaresses, aangevuld met
vrijwilligers, zoals Maxine Dubroff. Berenford Memorial beschikte
over twee oproepbare psychiaters. En één arts - zijzelf - met
ervaring als eerste hulp arts en huisarts: verwondingen, triage en
conjunctivitis.
Vanuit de hal bracht zij Covenants' zoon naar boven, naar de 'acute
zorgvleugel': tien bedden voor patiënten, die de neiging hadden
zichzelf te verwonden, het personeel aan te vallen, of op de gekste
momenten weg te lopen. In plaats van meteen naar Joans' kamer te
gaan, bleef zij boven aan de trap echter staan en draaide zich om
naar Roger.
'Een ogenblikje nog, als u het niet erg vindt, meneer Covenant. Mag
ik u iets vragen?' Wanneer hij zijn moeder eenmaal had gezien, zou
ze de kans misschien niet meer krijgen. 'Hoe langer ik erover
nadenk, hoe minder ik begrijp wat u hier eigenlijk komt doen.'
Opnieuw leek zijn glimlach op een automatische reflex. 'Wat valt er
te begrijpen? Ze is mijn moeder. Waarom zou ik haar niet willen
zien?'
'Natuurlijk,' antwoordde Linden. 'Maar waar komt uw wens vandaan om
voor haar te gaan zorgen? Dat is namelijk niet zo gewoon als u
misschien denkt. Eerlijk gezegd klinkt het een beetje' - de term
die ze eigenlijk had willen gebruiken was: te veel, existentieel
ontwricht - 'angstaanjagend.' Rogers' houding leek scherper te
worden. 'De laatste keer dat ik haar heb gezien,' antwoordde hij
heel precies, 'vertelde ze mij dat ik, indien zij zou falen, haar
plaats moest innemen. Tot gisteren ontbrak het mij aan de middelen
om dat te doen.' Linden hield onwillekeurig haar adem in, alsof de
bodem van haar maag omlaag dreigde te vallen. 'Zou falen
waarin?'
Lang geleden had Joan Thomas Covenant opgezocht - nee, niet
opgezocht, ze was gebonden - om hem te leren wat wanhoop was.
Ondanks haar benarde toestand echter en haar dorst naar zijn bloed,
had zij daarin jammerlijk gefaald. 'Ligt dat niet voor de hand?'
vroeg Covenants' zoon. 'Ze is hier, nietwaar? Zou u dat geen falen
willen noemen?' Nee. Even deinsde Linden terug. Herinneringen
fladderden als vleugels om haar hoofd: ze voelde zich bestookt door
wraakgodinnen.
Haar gezicht moest haar frustratie hebben verraden. Roger legde
bezorgd een hand op haar arm. 'Dokter Avery, voelt u zich wel
goed?' Toen liet hij zijn hand zakken.
'Ik denk echt dat u haar aan mij mee moet geven. Dat zou voor
iedereen het beste zijn.' Zelfs voor jou, leek hij te willen
zeggen. Vooral voor jou. Neem haar plaats in.
Tien jaar geleden, daartoe gemachtigd door al die handen, die in de
vlammen werden gestoken, al die overgedragen pijn, alsmede het
fatale stromen van Thomas Covenants' bloed, was een bittere
boosaardigheid de realiteit van Lindens' leven binnengedrongen. Het
had haar in Covenants' voetsporen naar een andere plek gevoerd, een
andere dimensie van het bestaan. De psychiaters van Berenford
Memorial zouden het een 'psychotische episode' hebben genoemd - een
langdurige psychotische episode. Samen met Covenant was zij in een
rijk ontboden, dat het Land werd genoemd, alwaar zij was
ondergedompeld in het kwaad, tot zij bijna onherkenbaar was
veranderd. Gedurende de zwarte uren van die ene nacht, voordat
Julius Berenford haar bij Covenants' lichaam had gevonden, had zij
op de een of andere manier een aantal maanden buiten - of juist
diep in zichzelf doorgebracht, in een poging zich te ontdoen van
haar eigen zwakheid en de erfenis van haar ouders, ten einde de
schoonheid te bewaren van een wereld, die nooit bedoeld was geweest
om te verloederen. Nu leken Rogers' woorden te suggereren dat zij
dit allemaal weer opnieuw moest meemaken.
Nee. Met een rilling kwam ze weer tot zichzelf. Dit was onmogelijk.
Ze was bang voor schaduwen, echo's. Rogers' vader was dood. Zij zou
niet opnieuw worden ontboden. Het Land was Thomas Covenants'
noodlot, niet het hare. Hij had er zijn leven voor gegeven, net als
voor Joan en als gevolg daarvan was de vijand, het duistere wezen
dat namen droeg als a-Jeroth, de Grijze Doder en Heer Veil de
Versmader, verslagen. Hierop vertrouwend, verdrong Linden haar
angst en keek Covenants' zoon aan. Zij schonk geen aandacht aan
Rogers' onuitgesproken dreigement. In plaats daarvan vroeg zij:
'Wat bedoel je, dat je nu over de "middelen" beschikt om haar
plaats in te nemen?'
'Heel simpel,' antwoordde Roger. Hij leek haar verkeerd te
begrijpen, zonder zich daarvan bewust te zijn. 'Ik ben nu
eenentwintig. Ik ben volwassen. Gisteren heb ik mijn vaders'
nalatenschap geërfd.'
'Natuurlijk,' vervolgde hij, alsof Linden dat had kunnen vergeten,
'heeft hij alles aan mijn moeder nagelaten. Haven Farm. Zijn
royalty's. Maar toen zij hier werd opgenomen is zij onbekwaam
verklaard. Mevrouw Roman - u kent haar wel, mijn vaders' advocate -
heeft de nalatenschap beheerd. Maar nu is het allemaal van
mij.'
Zijn glimlach had iets zelfvoldaans. 'Zodra ik u heb overgehaald
haar te laten gaan, ga ik samen met haar op Haven Farm wonen. Dat
zal ze fijn vinden. Zij en mijn vader zijn daar heel gelukkig
geweest.'
Linden slikte een kreun in, Thomas en Joan Covenant hadden op Haven
Farm gewoond, tot bij hem de diagnose lepra was gesteld. Toen was
ze bij hem weggegaan, had ze hem verlaten: was ze van hem
gescheiden, om hun zoon tegen zijn ziekte te beschermen. Ze had
ongetwijfeld gedacht dat ze er goed aan deed. Niettemin had de
wetenschap van haar eigen zwakheid - de wetenschap dat zij haar
gelofte van eeuwige trouw had verbroken, op het moment dat haar man
haar het hardst nodig had - de Versmader een houvast bezorgd in
haar ziel. Haar schaamte was een vruchtbare voedingsbodem voor het
zaad van wanhoop en waanzin. En toen zij was beroofd van al haar
bewuste impulsen, behalve het verlangen om het bloed van haar
ex-man te proeven, had Covenant haar tot het allerlaatst op Haven
Farm verzorgd. Het idee dat Joan het fijn zou vinden om daar weer
te gaan wonen, deed Linden de tranen bijna in de ogen springen. En
Roger had haar eigenlijke vraag nog niet beantwoord.
'Dat is niet wat ik bedoelde,' zei ze hees. 'U zei dat u haar
plaats moest innemen, indien zij zou falen. En dat u nu over de
middelen beschikt om dat te doen,'
'Zei ik dat?' Zijn glimlach was nog steeds uitdrukkingsloos. 'Dan
moet u mij verkeerd hebben verstaan. Ik kan nu uw plaats innemen,
dokter Avery. Ik heb genoeg geld om voor haar te zorgen. We hebben
een huis. Ik kan me alle hulp veroorloven die ik nodig heb. Zij is
niet de enige, die heeft gefaald,'
Linden fronste, om een huivering te verbergen. Zij had zelf ook
gefaald: ze wist dat ze tegenover Joan tekort was geschoten.
Tegenover al haar patiënten trouwens. Maar ze wist ook dat het daar
nu even niet om ging. Het deed niets af aan de waarde, of de
noodzaak van het werk, dat zij had gekozen. En ze wist ook zeker
dat ze Roger niet 'verkeerd had verstaan'. Ze besloot abrupt geen
tijd meer te verspillen aan het stellen van vragen. Alles
welbeschouwd leek hij ongevoelig voor vragen.
En hij had toch niets te zeggen dat haar op andere gedachten zou
kunnen brengen. Wanneer hij zijn moeder had gezien zou hij toch wel
weggaan?
Zonder hem aan te spreken op zijn valse woorden, bracht ze hem naar
Joans' kamer. Onderweg vertelde ze hem: 'Dit is waar onze meer
gestoorde patiënten verblijven. Niet dat zij er ernstiger aan toe
zijn, of meer pijn lijden, dan de mensen beneden. Maar zij vertonen
allerlei gewelddadige symptomen. Het afgelopen jaar hebben we uw
moeder moeten opsluiten. Voor die tijd...'
Linden vermeed vooralsnog verder in detail te moeten treden, door
met haar schouder Joans' deur open te duwen en voor Roger de kamer
van zijn moeder binnen te gaan. Buiten op de gang was de
karakteristieke geur van ziekenhuizen minder prominent, maar hier
was het onmiskenbaar: een onuitroeibare mengeling van Betadine en
bloed, agressieve schoonmaakmiddelen en urine, menselijk zweet,
angst, boenwas en verdovingsmiddelen, geaccentueerd door de
onverklaarbare scherpe lucht van formaline. Om de een of andere
reden ging medische zorg altijd gepaard met dezelfde geuren.
Vergeleken met de eenpersoonskamers in het County Ziekenhuis
ernaast, was de kamer ruim te noemen. Een groot raam liet het soort
zonlicht binnen, dat fragiele zielen soms hielp hun evenwicht te
hervinden. Het bed stond in het midden van de kamer. Aan een van de
muren, vlak onder het plafond, hing een ongebruikt
televisietoestel. De enige geavanceerde apparatuur in de kamer was
een hartslagmonitor, die via een draad bevestigd was aan een klem
aan de wijsvinger van Joans' linkerhand. Volgens de monitor was
haar hartslag regelmatig, rustig.
Op een tafeltje aan het voeteneinde van het bed stonden een doos
wattenbolletjes, een fles steriele zoutoplossing, een pot vaseline
en een vaas vrolijk gekleurde bloemen. De bloemen waren een idee
geweest van Maxine Dubroff, maar Linden had er meteen een gewoonte
van gemaakt. Haar patiënten kregen nu al jarenlang regelmatig verse
bloemen op hun kamer, hoe bonter hoe beter. In elke taal die zij
kon bedenken of verzinnen, streefde zij ernaar, haar patiënten
ervan te overtuigen, dat zij hier goed werden verzorgd. Joan zat
rechtop in bed en staarde niets ziend naar de deur. Haar armen
waren met banden aan het hekwerk van het bed bevestigd. Ze zaten
los genoeg om haar ruimte te geven om aan haar neus te krabben en
van houding te veranderen, hoewel ze geen van die dingen ooit
deed.
Een van de verpleegsters of broeders moest haar in deze houding
hebben neergezet. Gelukkig voor haar verzorgers was Joan een
gewillige patiënte geworden: ze bleef waar ze was. Wanneer ze
overeind werd getrokken, bleef ze staan. Wanneer ze op bed werd
neergelegd, bleef ze liggen. Voedsel dat in haar mond werd gestopt,
slikte ze door. Soms kauwde ze. Wanneer ze naar het toilet werd
gebracht, ledigde ze haar blaas en darmen. Maar ze reageerde niet
op woorden of stemmen en liet op geen enkele wijze blijken, dat ze
zich bewust was van de mensen, die haar verzorgden. Haar blik
dwaalde nooit af, ze leek amper met haar ogen te knipperen.
Maar of ze nu stond of lag, in haar lege blik was zorg, noch hoop
te lezen. Als ze ooit sliep, deed ze dat met haar ogen
open.
Haar jaren van catatonie hadden haar zwaar getekend. De huid van
haar gezicht hing al zo lang slap van haar botten, dat de
onderliggende spieren waren verschrompeld, zodat er een blik van
stom afgrijzen op haar gezicht lag. Ondanks het oefenprogramma, dat
Linden voor haar had opgesteld en dat de verpleegkundigen trouw
uitvoerden, waren haar ledematen meelijwekkend dun geworden. En
noch Linden en de verpleegsters, noch de deskundigen, die Linden
had geraadpleegd, hadden kunnen voorkomen, dat zij in de loop der
jaren haar tanden was kwijtgeraakt. Hoe zij haar ook voedden, oraal
of intraveneus, hoe zij haar tanden ook poetsten, of haar gebit
anderszins verzorgden, niets kon de behoefte van haar lichaam, om
normaal te worden gebruikt, vervangen. In feite had zij al meer
sterfelijkheid ervaren, dan haar chronologische leeftijd kon
bevatten. Niet in staat er iets aan te doen, droeg haar lichaam de
last van te veel tijd.
'Hallo Joan,' zei Linden, zoals ze altijd deed, wanneer ze de kamer
binnenkwam. Het achteloze vertrouwen in haar stem leek ervan uit te
gaan, dat Joan haar kon horen, ondanks alle bewijzen voor het
tegenovergestelde. 'Hoe voel je je vandaag?'
Desondanks deed Joans' ellendige toestand haar pijn. Een zweer ter
grootte van Lindens' handpalm brandmerkte Joans' rechterslaap. Een
lange reeks slagen had haar een diepe kneuzing bezorgd, waaruit
uiteindelijk bloed was gaan sijpelen, naarmate de huid oprekte en
scheurde, te stijf om te helen. Nu liep er, ondanks alles wat er
werd gedaan om het te behandelen, een druipende rode streep,
dooraderd met geel en wit, over haar wang.
Toen de kneuzing voor het eerst was gaan bloeden, had Linden hem
bedekt met een verband, maar daarvan raakte Joan volledig over haar
toeren. Ze had net zo lang aan haar banden liggen rukken, totdat ze
dreigde haar eigen botten te breken. Nu beperkte Linden zich tot
pogingen, de frequentie van de slagen te verminderen. Zij had
opdracht gegeven de wond te laten bloeden: hij werd enkele malen
per dag schoon gemaakt, ingesmeerd met antibiotica en zalfjes, om
een chronische infectie te bestrijden, maar verder niet meer
verbonden. Kennelijk kalmeerde dit Joan op de een of andere
manier.
Roger zette een stap over de drempel en keek naar zijn moeder. Zijn
gezicht verraadde geen enkele reactie. Hij hield zijn gevoelens
voor zich, opgesloten in zijn hart. Linden had verbazing verwacht,
schrik, ergernis, verontwaardiging, misschien zelfs medelijden:
maar zij zag niets. De vage lijnen van zijn gezicht gaven geen
enkele aanwijzing. Zonder zijn blik af te wenden, vroeg hij zacht:
'Wie heeft haar geslagen?' Hij klonk niet kwaad. Verdomme, dacht
Linden, hij klonk nauwelijks geïnteresseerd... Zij zuchtte. 'Dat
heeft ze zelf gedaan. Daarom wordt ze vastgebonden.'
Ze ging naast het bed staan, pakte een paar wattenbolletjes,
bevochtigde ze met de steriele zoutoplossing en begon voorzichtig
Joans' wang schoon te deppen. Met zacht strijkende bewegingen,
veegde zij het bloed omhoog, totdat zij de lekkende wond bereikte.
Toen gebruikte ze nog een paar wattenbolletjes, om de wond zelf
schoon te maken, zonder Joan pijn te doen. Linden zou haar toch wel
goed hebben verzorgd, maar haar liefde voor Thomas Covenant zette
haar aan tot nog meer tederheid. 'Het begon een jaar geleden. Tot
die tijd verbleef ze beneden. Ze reageerde al zo lang nergens meer
op, dat wij nooit hadden gedacht, dat ze een gevaar voor zichzelf
zou kunnen betekenen. Maar toen begon ze tegen haar slaap te slaan.
Zo hard als ze kon.' Hard genoeg om eelt op haar knokkels te
krijgen.
'Aanvankelijk gebeurde het niet zo vaak. Eén keer in de paar dagen,
meer niet. Maar dat duurde niet lang. Algauw deed ze het een paar
keer per dag. Vervolgens een paar keer per uur. We hebben haar hier
gebracht en haar polsen vastgebonden. Dat leek een tijd lang goed
te gaan. Maar toen slaagde ze erin de banden los te maken...' 'Los
te maken?' viel Roger haar abrupt in de rede. 'Hoe?' Voor het eerst
sinds hij de kamer was binnengekomen, keek hij naar Linden in
plaats van naar Joan.
Zijn blik ontwijkend, keek Linden uit het raam. Voorbij het saaie
profiel van het County Ziekenhuis, zag zij een heel stuk blauwe
lucht, een bijna lichtgevend azuurblauw, volmaakt egaal. De lente
zorgde heel af en toe voor dit soort dagen, dagen waarop de lucht
haar aan bruiskristal deed denken en de oneindige hemel diep genoeg
leek, om alle ellende van de wereld op te slokken. Vandaag schonk
het haar weinig troost.
'Dat weten we niet,' gaf ze toe. 'We zijn er nooit achter gekomen.
Meestal gebeurt het 's avonds laat, wanneer ze alleen is. Wanneer
wij de volgende ochtend binnenkomen, is zij los. Dan stroomt het
bloed uit haar slaap en zit haar hele vuist onder het bloed. We
hebben haar een tijd lang vierentwintig uur per dag laten
observeren. Daarna hebben we videocamera's neergezet en alles
opgenomen. Voorzover wij kunnen vaststellen, vallen de banden
gewoon van haar af. En vervolgens slaat ze zichzelf net zolang,
totdat wij haar dwingen om op te houden.'
'En doet ze dat nog steeds?' Roger leek nu geïnteresseerder. Linden
draaide zich om van het raam en keek hem aan. 'Niet meer zo vaak
als voorheen. Als u wilt kan ik u wel een kopie van de band geven.
Dan kunt u het zelf zien. Het gebeurt nu nog maar drie of vier keer
per nacht. Soms ook overdag, maar niet zo vaak.'
'Wat is er veranderd?' vroeg hij. Terwijl ze hem aankeek, bedacht
ze zich, dat zijn vader alles had gedaan wat in zijn macht lag, om
zowel Joan, als haar te beschermen. Rogers' blik wekte de indruk
dat hij niet hetzelfde zou hebben gedaan. Ze liet haar schouders
zakken en slaakte opnieuw een diepe zucht.
'Meneer Covenant, u moet één ding goed begrijpen. Zij was bezig
zelfmoord te plegen. Met één klap tegelijk, was ze bezig zichzelf
dood te slaan. We hebben alles geprobeerd wat we konden bedenken.
Zelfs elektroshocks - wat ik verschrikkelijk vind. De eerste zes of
zeven maanden, hebben we haar een hele apotheek toegediend van
pijnstillers, tranquillizers, slaapmiddelen, opwekkende middelen,
neuroleptica, beta-blokkers, ssri's - genoeg medicijnen om een
paard in coma te brengen. Niets hielp. Niets leek haar zelfs maar
af te remmen. Ze was zelfmoord aan het plegen.' Kennelijk eiste
iets in haar, dat zij zichzelf die klappen gaf. Het leek Linden
niet onmogelijk, dat de oude vijand van het Land een vertraagde
dwangimpuls in Joans' verwoeste geest had achtergelaten, een
post-hypnotische ingeving, die van haar verlangde, dat zij zichzelf
zou doden.
Het was niet voor het eerst dat Linden zich afvroeg, wat sheriff
Lytton tegen Joan had gezegd, of wat hij met haar had gedaan, in de
korte tijd dat hij haar onder zijn hoede had gehad. Toen Julius
Berenford na de moord op Covenant naar Haven Farm was gereden, had
hij Joan daar aangetroffen: verward en angstig, zonder enige
herinnering aan wat er was gebeurd, maar nog wel in staat om
te spreken en te reageren. Omdat Julius ongehinderd naar Covenant
en Linden op zoek wilde gaan, had hij Joan met Barton Lytton naar
het County Ziekenhuis gestuurd en tegen de tijd dat zij het
ziekenhuis hadden bereikt, was Joans' geest volledig verwoest.
Natuurlijk had Linden Lytton gevraagd wat hij had gedaan, ze
had zelfs een antwoord van hem geëist, maar hij had haar niets
verteld.
'En het werd steeds erger,' vervolgde Linden. 'Ze was razend.
Hysterisch. Ze ging zichzelf steeds vaker slaan. Soms weigerde ze
dagen achtereen te eten. Ze verzette zich zo hevig tegen ons, dat
er drie broeders en een verpleegster voor nodig waren, om een
infuus aan te brengen. Ze begon schrikbarende hoeveelheden bloed te
verliezen.'
'Wat is er veranderd?' vroeg Roger nogmaals. 'Wat hebben jullie
gedaan?' Linden aarzelde op de rand van risico's, die zij eigenlijk
niet had willen nemen. Zonder enige waarschuwing leek de lucht in
Joans' kamer opeens vergeven van de gevaarlijke mogelijkheden. Aan
hoeveel van de waarheid kon zij deze ongevormde en onnozele
jongeman blootstellen? Toen vermande zij zich en gaf gewoon
antwoord op zijn vraag. 'Drie maanden geleden heb ik haar haar
trouwring teruggegeven.' Zonder haar blik van hem af te wenden,
stak Linden haar hand uit naar de kraag van Joans' nachthemd en
schoof hem opzij, om het dunne zilveren kettinkje om haar hals te
laten zien. Aan het kettinkje, nog steeds verborgen onder het
nachthemd, hing een witgouden trouwring. Joan was zo mager
geworden, dat de ring om geen van haar vingers meer paste. Rogers'
glimlach duidde op plotselinge begeertes. 'Ik ben onder de indruk,
dokter Avery. Kennelijk was dat de juiste oplossing. Maar ik had
niet verwacht...' Hij zei nog net niet, dat hij niet zoveel inzicht
van haar had verwacht. 'Hoe bent u erachter gekomen? Hoe kwam u op
het idee?' Linden kon nu niet meer terug en haalde haar schouders
op. 'Het kwam gewoon een keer bij me op. Ik weet niet hoeveel u
weet over het eind van uw vaders'' leven. De laatste twee weken
voordat hij werd vermoord, heeft hij Joan verzorgd.' Op Haven Farm.
'Ze was toen al krankzinnig, maar nog niet zoals ze nu is. In
zekere zin was ze er nog erger aan toe. Praktisch buiten zinnen.
Het enige waarvan ze rustig werd, was de smaak van uw vaders'
bloed. Wanneer hij haar te eten moest geven, of haar moest wassen,
liet hij zich door haar krabben, tot hij bloedde. Wanneer ze het
bloed van zijn huid kon zuigen, kwam ze weer tot zichzelf - heel
even.' Achter Lindens' beroepsmatige afstandelijkheid, deed een
geheime woede haar hopen, dat zij Roger Covenant alsnog kon
shockeren of bang maken.
'En nu slaat zij zichzelf, meneer Covenant. Om de een of andere
reden heeft zij behoefte aan pijn. Ze moet zichzelf pijn doen. Ik
weet niet waarom. Bij wijze van straf?' Voor haar rol in de moord
op haar ex-man? 'Het lijkt er in elk geval op dat zij zichzelf wil
straffen. En ze tolereert niet, dat wij de wond verbinden. Haar
eigen bloed lijkt haar te kalmeren. Als een soort
schadeloosstelling... Het helpt haar een beetje evenwicht te
hervinden. Ik probeerde een manier te bedenken, om dat in stand te
houden. Als schadeloosstelling haar kalmeerde, wilde ik haar er
meer van geven. Haar ring,' het symbool van haar huwelijk, 'was het
enige wat ik haar terug kon geven.'
Op het moment zelf had Linden het kettinkje met angst en beven om
Joans' hals gehangen. De taal van dat gebaar had zo gemakkelijk
verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden, het had kunnen worden
opgevat als een herinnering aan haar schuld, in plaats van als een
symbool van liefde en toewijding. Zodra de ring haar huid had
aangeraakt, was Joan echter teruggevallen in deze betrekkelijk
dociele trance. Sindsdien was Linden vaak bang geweest, dat zij een
vreselijke vergissing had begaan: dat het juist de herinnering aan
haar schuld was, die Joan kalmeerde: dat Joans' catatonie aanhield,
omdat zij eigenlijk was verslagen door de aanraking van het witte
goud. Toch haalde Linden de ring niet weg. Joans' huidige trance
was het enige dat haar in leven hield. Ze had dat wanhopige
getimmer niet veel langer kunnen overleven. Roger knikte, alsof hij
Lindens' uitleg heel logisch vond. 'Dat heeft u goed aangepakt.
Nogmaals, ik ben onder de indruk.' Voor het eerst sinds Linden hem
had ontmoet - amper een uur geleden - leek hij tevreden. 'Ik
begrijp nu wel waarom u haar verzorging liever niet aan iemand
anders overlaat.' Hij viel echter onmiddellijk weer in zijn
onredelijke hardnekkigheid. 'Maar u hebt alles gedaan wat u kon.
Als ik haar niet help zal ze niet beter worden dan dit.' Hij tilde
zijn hand op om Lindens' protest in de kiem te smoren. 'Er zijn
dingen die u niet over haar en over deze situatie weet. En ik kan
ze u niet uitleggen. Woorden kunnen niet...' Hij zweeg even om zijn
zin anders te formuleren, 'Ze kunnen niet in woorden worden
weergegeven. De kennis moet worden verdiend. En u hebt haar niet
verdiend. Niet zoals ik dat heb gedaan. Ik zal het u laten zien.'
Ze moest hem tegenhouden, dacht Linden als verdoofd. Dit had al
veel te lang geduurd. Toch deed ze niets, toen hij naar het bed
liep. Hij had een vergeten gevoeligheid voor machteloosheid in haar
weten te raken. Met onhandige bewegingen ging hij zo dicht bij zijn
moeder zitten, als de reling van het bed toestond. Er verscheen een
blos van opwinding op zijn gezicht. Zijn ademhaling versnelde. Met
trillende handen maakte hij de band om haar rechterpols los. De
bloemen wierpen kleurige vlekken in Lindens' ogen, diep rood en
blauw, zorgeloos geel. Een paar minuten geleden had zij nog precies
geweten wat voor bloemen het waren, nu had ze geen flauw
idee. De hemel buiten het raam leek onbereikbaar, te ver weg om
enige hoop te kunnen bieden. De zon verspreidde geen warmte. Joan
staarde met een wezenloze blik langs Roger, of wellicht zelfs dwars
door hem heen. Linden verwachtte dat zij zichzelf zou gaan slaan,
maar dat gebeurde niet. Misschien was het feit, dat haar hand vrij
was, nog niet tot haar onderaardse bewustzijn doorgedrongen, Roger
bracht zijn handen omhoog naar Joans' wangen en legde ze tegen haar
slappe vlees. Hij trilde steeds heviger. Hij leek te beven van
verlangen, begerig als een hunkerende minnaar. Onzeker draaide zij
haar hoofd om, tot hij recht in de leegte van haar ogen kon kijken.
'Moeder.' Zijn stem trilde. 'Ik ben het. Roger.'
Linden beet op haar lip. Alle lucht in de kamer leek zich rond het
bed te concentreren, te dik om in te ademen. In het vreugdevuur
waarin Joans' ontvoerders hun rechterhanden hadden verminkt, had
zij ogen als slagtanden gezien, die hongerig uitkeken naar de moord
op Covenant. Destijds had zij gedacht dat het boosaardigheid was.
Maar nu dacht ze dat de emotie in die ogen misschien toch wanhoop
was geweest, een leegheid die niet kon worden gevuld.
'Moeder.'
Joan knipperde een paar keer met haar ogen. Haar pupillen
vernauwden zich. Met een inspanning, die de huid van haar voorhoofd
strak leek te trekken, richtte ze haar blik op haar zoon. 'Roger?'
Haar zo lang ongebruikte stem, kwam als een gewond dier tussen haar
lippen vandaan gekropen. 'Ben jij het?' Opeens heel grimmig, zei
hij: 'Natuurlijk ben ik het. Dat zie je toch?' Onwillekeurig
deinsde Linden een stap naar achteren. Ze proefde bloed, voelde
pijn in haar lip. Roger klonk neerbuigend, geïrriteerd, alsof Joan
een bediende was, die hem had teleurgesteld. 'O, Roger.' De tranen
sprongen bij Joan in de ogen. Haar vrije hand zocht naar zijn
schouder en greep zijn nek. 'Het is zo lang geleden.' Er lag geen
enkele uitdrukking op haar gezicht: de spieren hadden niet de
kracht om uit te drukken, wat zij voelde. 'Ik heb zo lang gewacht.
Het is zo moeilijk geweest. Maak dat het ophoudt.'
'Houd toch op met dat geklaag.' Hij gaf haar een standje alsof ze
een klein kind was. 'Zo erg is het allemaal niet. Ik moest wachten
tot ik eenentwintig was. Dat weet je best.' Hoe...? Linden hijgde
alsof iemand haar een stomp in haar maag had gegeven. Hoe...? Hoe
was Roger tot Joan doorgedrongen? Hoe kon Joan iets
weten?
'Ik heb mijn best gedaan,' antwoordde Joan, op smekende toon. 'Echt
waar.' Haar haperende stem leek ineen te krimpen en zich aan zijn
voeten te werpen. 'Zie je wel?'
Ze liet zijn nek los en sloeg met haar vuist tegen haar gewonde
slaap. Toen zij haar arm weer liet zakken, was haar vuist besmeurd
met vers bloed. 'Ik heb echt mijn best gedaan,' zei ze smekend.
'Laat het ophouden. Ik kan het niet meer verdragen.'
'Onzin, moeder,' snoof Roger verongelijkt. 'Natuurlijk Kun je het
verdragen. Je zult wel moeten.' Maar kennelijk kreeg hij opeens
medelijden met haar, want zijn stem werd zachter. 'Het duurt nu
niet lang meer. Ik moet nog een paar dingen doen. Dan zal ik zorgen
dat het ophoudt. Dan zullen we samen zorgen dat het
ophoudt.'
Hij liet haar wangen los, stond op en draaide zich om naar Linden.
Zodra hij bij het bed wegliep, begon Joan te gillen - een zwak,
maar doordringend geluid, dat zich uit haar keel leek los te
scheuren, als een lap stof, die langs een glasscherf wordt
getrokken. De hartslagmonitor liet meteen een schril alarmsignaal
horen.
'Ziet u wel, dokter Avery?' zei hij, dwars door zijn moeders'
kreten heen. 'U hebt werkelijk geen andere keus. U zult haar met
mij mee moeten laten gaan. Hoe sneller u haar laat gaan, des te
eerder kan ik haar van dit alles bevrijden.' Over mijn lijk, zei
Linden tegen zijn dubbelzinnige glimlach en zijn koele ogen. Over
mijn lijk.