3.1 De runen van aarde - Laatste kronieken - Eerste kroniek

Wat voorafging

De eerste kronieken van Thomas Covenant de Ongelovige

Als jongeman - een gelukkig getrouwde schrijver met een babyzoontje, Roger - wordt Thomas Covenant om onverklaarbare redenen getroffen door lepra. Nadat de laatste twee vingers van zijn rechterhand zijn geamputeerd, wordt de voortschrijding van Covenants' kwaal tot staan gebracht door medicijnen, maar hij krijgt te horen dat hij alleen kan hopen te overleven door zichzelf koste wat kost te beschermen tegen verwondingen, van welke aard dan ook. Hij is ten einde raad wanneer zijn vrouw, Joan, hem verlaat en zich van hem laat scheiden teneinde hun zoontje tegen besmetting te beschermen. Er volgen nog meer klappen voor zijn emotionele stabiliteit. Uit angst voor het mysterieuze karakter van zijn ziekte, dwingen de mensen om hem heen hem in de traditionele rol van de leproos: een paria, verstoten en onrein. Daarbij komt hij ook nog tot de ontdekking dat hij impotent is geworden - en niet meer kan schrijven. Grimmig worstelt hij verder door het leven,  maar naarmate de druk van zijn eenzaamheid toeneemt, begint hij last te krijgen van langdurige periodes van bewusteloosheid, waarin hij avonturen lijkt te beleven die zich afspelen in een magisch rijk dat alleen bekendstaat als het Land.
In het Land zijn fysieke en emotionele gezondheid tastbare krachten, voelbaar gemaakt door een mysterieuze energie, Aardkracht genaamd. Omdat levenskracht en schoonheid concrete eigenschappen zijn, net zo duidelijk voor de zintuigen als grootte en kleur, is het welzijn van de fysieke wereld de belangrijkste grondregel voor het volk van het Land geworden. Wanneer Covenant hen voor het eerst ontmoet, in De Vloek van Heer Veil, verwelkomen zij hem als de reïncarnatie van een legendarische held, Berek Halfhand, deels omdat hij twee vingers mist en deels omdat hij een witgouden ring - zijn trouwring - bezit, die door hen als een talisman van grote macht wordt beschouwd, in staat om 'de wilde magie' uit te oefenen 'die de vrede verwoest'.
Kort nadat hij in het Land is aangekomen, verdwijnen Covenants' lepra en impotentie, genezen door Aardkracht en dat, weet hij, is onmogelijk. Het idee dat hij de een of andere magische kracht zou bezitten, bedreigt zijn vermogen om vast te houden aan de strakke disciplines waarvan zijn overleving afhangt. Daarom kiest hij ervoor zijn overgang naar het Land als een droom of een hallucinatie te beschouwen. Zijn reactie op zijn ontvangst en zijn gezondheid is er een van Ongeloof: de keiharde, koppige zekerheid dat het Land niet echt is.
Vanwege zijn Ongeloof zijn zijn reacties op de mensen en de wonderen van het Land op zijn zachtst gezegd afwijzend en in het ergste geval zelfs verwerpelijk. Op een gegeven moment is hij zo overweldigd door zijn hervonden seksualiteit dat hij Lena, een jong meisje met wie hij vriendschap heeft gesloten, verkracht. De mensen van het Land kiezen er echter niet voor hem voor zijn daden te straffen of af te wijzen. Als de wedergeboren Berek Halfhand, staat hij boven de wet. En er bestaat een oude profetie betreffende de witgouden ring: 'Met een enkel woord van waarheid of verraad,' zal hij de Aarde redden of verdoemen,' Covenants' nieuwe metgezellen in het Land weten dat zij zijn keuzes niet voor hem kunnen maken. Zij kunnen alleen hopen dat hij uiteindelijk Bereks voorbeeld zal volgen en het Land zal redden.
Aanvankelijk doet deze verdraagzaamheid Covenant weinig, hoewel hij niet kan ontkennen dat hij geraakt wordt door de onnoemlijke schoonheid van deze wereld en de vriendelijkheid van de mensen. Gedurende zijn reizen, eerst met Lena's moeder, Atiaran, dan met de Reus Stuwhart Schuimvolger en ten slotte met de Heren van Luststeen, komt hij echter genoeg van de geschiedenis van het Land te weten om te begrijpen wat er op het spel staat.
Het Land heeft een oude vijand, Heer Veil de Versmader, die ervan droomt de Boog van Tijd te vernietigen - waarbij hij niet alleen het Land maar de gehele Aarde zou verwoesten - teneinde te kunnen ontsnappen aan wat hij als een gevangenis ervaart. Tegenover dit kwaad staat de Raad der Heren, mannen en vrouwen die hun leven hebben gewijd aan het koesteren van de gezondheid van het Land, het bestuderen van de verloren overleveringen en wijsheid van Berek en zijn reeds lang geleden gestorven afstammelingen en zich verzetten tegen Smaad.
Helaas bezitten deze Heren slechts een fractie van de macht van hun voorgangers. De Staf der Gerechtigheid, Bereks belangrijkste instrument van Aardkracht, is voor hen verborgen. En de overlevering van Gerechtigheid en Aardkracht lijkt inherent inadequaat om Heer Veil te verslaan. Niet Gerechtigheid maar wilde magie is de essentie van de Tijd. Zonder dat kan de Boog niet worden vernietigd, maar kan zij evenmin worden verdedigd. Daarom zoeken zowel de Heren als de Versmader de hulp van Thomas Covenant. De Heren trachten zijn hulp te winnen met moed en mededogen,  de Versmader door middel van manipulatie. En in deze strijd lijkt Covenants' Ongeloof hem aan de kant van de Versmader te plaatsen.
Niettemin kan Covenant zijn reactie op de kennelijke superioriteit van het Land niet ontkennen. En naarmate hij meer en meer vriendschap ondervindt van de Heren en burgers van het Land, merkt hij dat zijn gewelddadige verkrachting van Lena hem nu tegen de borst stuit. Hij staat voor een onoplosbaar raadsel: het Land kan niet echt zijn en toch voelt het helemaal echt. Zijn hart reageert op de schoonheid om hem heen - en die reactie zou hem in principe het leven kunnen kosten omdat het zijn onontbeerlijke gewoontes van voorzichtigheid en wanhoop ondermijnt. Gevangen in deze tegenstelling, probeert hij door een reeks van onuitgesproken overeenkomsten te ontsnappen. In De Vloek van Heer Veil biedt hij de Heren zijn passieve steun aan, in de hoop dat dit hem in staat zal stellen het accepteren van de mogelijkheden - de verantwoordelijkheden - van zijn witgouden ring te vermijden. En aanvankelijk wordt zijn hoop bewaarheid. De Heren vinden de verloren Staf van Gerechtigheid terug,  hun onmiddellijke vijand, een van Heer Veils' dienaren, wordt verslagen en Covenant zelf wordt bevrijd uit het Land. Eenmaal terug in zijn eigen wereld komt hij er echter achter dat hij in feite niets heeft gewonnen. Sterker nog, zijn situatie is verslechterd: hij blijft een melaatse en zijn ervaringen met de vriendschap en de magie m het Land hebben zijn vermogen om zijn eenzame leven als verstotene op Haven Farm te verdragen verzwakt. Wanneer hij een tweede keer naar het Land wordt overgebracht, in De Verdelgingsoorlog, weet hij dat hij een nieuwe overeenkomst zal moeten sluiten. Gedurende zijn afwezigheid is ook de situatie van het Land verslechterd. In het land zijn vele jaren voorbijgegaan en in die tijd heeft Heer Veil de Verdelgingssteen gevonden, een oude vloek van ontzaglijke kwaadaardige kracht. Hiermee heeft de Versmader een leger op de been gebracht dat nu opmarcheert om de Heren van Luststeen te verslaan. Hoewel de Heren de Staf van gerechtigheid in handen hebben, bezitten zij niet voldoende macht om zich tegen de boosaardige horde te verzetten. Zij hebben de kracht van wilde magie nodig.
Andere ontwikkelingen maken Covenants' dilemma ook groter. De Raad wordt nu geleid door Opperwijze Elena, de dochter die hij door de verkrachting bij Lena heeft verwekt. Bij haar begint hij de werkelijke consequenties van zijn geweld te ervaren: hij is de enige die inziet dat zij geestelijk niet helemaal in orde is. Verder wordt het leger van de Heren aangevoerd door ene Hile Troy, een man die vanuit Covenants' wereld naar het Land is gekomen. Troys aanwezigheid vreet drastisch aan Covenants' zelfbeschermende Ongeloof. Meer dan ooit heeft Covenant het gevoel dat hij zijn raadsel moet oplossen. Hij doet opnieuw een aanbod. Hij is bereid de verdedigers van het Land zijn actieve steun te verlenen. Hij zal Elena vergezellen op een zoektocht om de bron van AardBloed, de meest geconcentreerde vorm van Aardkracht te vinden. Hij zal echter blijven ontkennen dat zijn ring magische krachten bezit. Hij wil geen enkele verantwoordelijkheid voor het uiteindelijke lot van het Land. Ditmaal zijn de gevolgen van zijn overeenkomst echter desastreus. Met behulp van de Verdelgingssteen, slacht Heer Veil de Reuzen van Zeebereik. Hile Troy kan het leger van de Versmader alleen verslaan door zijn ziel af te staan aan Karrel Knoesthout, de Woudvester van de Worgende Diepte. Met Covenants' hulp slaagt Elena erin het AardBloed te vinden, dat zij gebruikt om een van de noodzakelijke grenzen tussen leven en dood te doorbreken. Haar labiliteit doet haar denken dat de doden meer macht tegen Heer Veil bezitten dan de levenden. Maar dat is een afschuwelijke vergissing en in de resulterende catastrofe raakt zowel zij als de Staf van Gerechtigheid verloren. Covenant keert naar zijn echte wereld terug in de wetenschap dat zijn pogingen om zijn dilemma op te lossen de Versmader alleen maar hebben geholpen.
Bijna gebroken door zijn mislukkingen, bezoekt hij het Land nogmaals in De Macht Die Behoudt, waarin hij de volle prijs van zijn daden onder ogen moet zien. Zijn dode dochter is nu een dienares van Heer Veil en gebruikt de Staf van Gerechtigheid om verwoestingen aan te richten. Haar moeder Lena is haar verstand verloren. En de verdedigers van het Land worden belegerd door een leger dat te groot en te machtig is om te worden verslagen.
Covenant heeft nog steeds geen oplossing voor zijn dilemma: het enige wat het Land kan redden is wilde magie - en hij kan het zich niet veroorloven de realiteit daarvan te accepteren. Ziek van verdriet om Le-na's waanzin en de ophanden zijnde ondergang van het Land, besluit hij echter de confrontatie met de Versmader zelf aan te gaan. Hij koestert geen hoop Heer Veil te kunnen verslaan, maar hij offert zichzelf nog liever op voor een magische, zij het onechte wereld, dan zijn leven als verschoppeling in zijn echte wereld te behouden. Voordat hij de Versmader echter kan bereiken, komt hij oog in oog te staan met de dode Elena en de Staf van Gerechtigheid. Hij kan niet tegen haar strijden,  maar zij verslaat zichzelf wanneer haar aanval op hem een overweldigende reactie van zijn ring uitlokt - een reactie die tevens de Staf vernietigt. Slechts vergezeld door zijn oude vriend, de Reus Stuwhart Schuimvolger, komt het dan toch eindelijk tot een confrontatie tussen Covenant en Heer Veil en de Verdelgingssteen. Oog in oog met de volledige kracht van de woestheid en boosaardigheid van de Versmader, vindt hij eindelijk de oplossing voor zijn raadsel, 'het oog van de paradox': het evenwichtspunt tussen het accepteren dat het Land echt is en volhouden dat dit niet het geval is. Op basis daarvan is hij in staat de strijd met Heer Veil aan te gaan door de sinistere macht van de Verdelgingssteen aan te wenden om de wilde magie van zijn ring te activeren. Met die krachten verplettert hij zowel de Steen als Heer Veils' huis en maakt daarmee een eind aan de dreiging van het kwaad van de Versmader. Wanneer hij voor het laatst terugkeert naar zijn eigen wereld, komt hij erachter dat het evenwicht dat hij heeft gevonden hem ook daar van pas komt. Hij weet nu dat de werkelijkheid of onwerkelijkheid van het land minder belangrijk is dan zijn liefde ervoor en die wetenschap geeft hem de kracht om zijn leven als paria zonder angst of verbittering onder ogen te zien.

De tweede kronieken van Thomas Covenant de Ongelovige

Tien jaar na de gebeurtenissen in De Macht Die Behoudt, leeft Covenant alleen op Haven Farm en schrijft romans. Hij is nog steeds een verschoppeling, maar hij heeft één vriend, dokter Julius Berenford. Dan komen er echter twee beschadigde vrouwen in zijn leven. Zijn ex-vrouw, Joan, komt bij hem terug. Nadat zij Roger bij haar ouders had achtergelaten, heeft zij een tijdje in een commune gewoond die zich in dienst heeft gesteld van Smaad en die Covenant heeft gekozen als slachtoffer van al het kwaad. In de hoop anderen voor de gevaren te behoeden, probeert Covenant de zorg voor Joan alleen op zich te nemen. Wanneer Covenant hulp weigert, schakelt dokter Berenford dokter Linden Avery in, een jonge arts die hij onlangs in dienst heeft genomen. Net als Joan is zij ernstig gekwetst, zij het op totaal verschillende manieren. Als jong meisje zat zij in een kamer opgesloten met haar vader toen hij zelfmoord pleegde. En als tiener doodde zij haar moeder, een daad van euthanasie waartoe zij zich gedwongen voelde door haar moeders' ziekte en pijn. Linden haat de dood en is arts geworden in een wanhopige poging haar verleden uit te wissen. Op dringend verzoek van dokter Berenford, bemoeit zij zich met Covenants' behandeling van zijn ex-vrouw. Wanneer leden van Joans' commune Haven Farm aanvallen omdat zij Covenant willen doden, tracht Linden tussenbeide te komen, maar zij wordt neergeslagen voordat zij hem kan helpen. Dit alles resulteert erin dat zij hem vergezelt wanneer hij terugkeert naar het Land.
Gedurende Covenants' afwezigheid zijn er enkele duizenden jaren verstreken en is de Versmader weer aan de macht. Hij probeert opnieuw Covenants' wilde magie aan te wenden om de Boog van Tijd te breken en zijn gevangenis te ontvluchten. In Het Gewonde Land komen Covenant en Linden er echter al snel achter dat Heer Veil er inmiddels geheel andere methodes op nahoudt. In plaats van legers en oorlogvoering te gebruiken om Covenant op te hitsen, heeft de Versmader een aanval beraamd op de Wet van de Natuur die het Land haar schoonheid en gezondheid geeft. De openlijke vorm van deze aanval is de Zonnevloek, een schadelijke corona rond de zon die in een krankzinnige opeenvolging buitensporige golven van vruchtbaarheid, regen, droogte en pestilentie veroorzaakt. Zo groot is de macht en het verwoestende vermogen van de Zonnevloek dat al het leven in het Land erdoor wordt beïnvloed. Toch is de Zonnevloek niet wat het lijkt. En zijn organische kwaadaardigheid dient hoofdzakelijk om Heer Veils' diepere manipulaties te maskeren. Hij is eeuwenlang bezig geweest de Raad der Heren te corrumperen. Die groep heerst nu over het Land als de Claaf en wordt geleid door een Afslachter, een van de oudste en machtigste dienaren van de Versmader. De Claaf neemt bloed van de mensen van het Land om het Vloekvuur te voeden, een enorme vlammenzee die ogenschijnlijk tot doel heeft de Zonnevloek tegen te houden, maar die hem juist in stand houdt. Het geheime doel van de Claaf en het Vloekvuur is echter, Covenant een exorbitante uitbarsting van wilde magie te ontlokken. Met dat doel voor ogen besmet een andere Afslachter Covenant met een gif dat bedoeld is om zijn controle over zijn macht aan te tasten. Wanneer het gif zijn werk heeft gedaan, zal Covenant niet langer in staat zijn het Land te verdedigen, zonder zoveel krachten te ontketenen dat hij de Boog vernietigt.
Intussen wil Heer Veil Linden Avery 's intense weerzin tegen de dood tegen haar gebruiken. Zij is als enige begiftigd of vervloekt met het gezondheidsbesef dat ooit alle mensen van het land informeerde en leidde door hen in staat te stellen fysieke en emotionele gezondheid direct waar te nemen. Om die reden is zij als enige bijzonder kwetsbaar voor de kwaadaardigheid van de Zonnevloek en eveneens voor het onverzadigbare venijn van de Afslachters. Het zichtbare kwaad waarin zij zich gestort ziet bedreigt de kern van haar wezen. Lindens' gezondheidsbesef benadrukt haar capaciteiten als genezeres. Het bezorgt haar echter ook het vermogen om bezit te nemen van andere mensen,  om zo diep in hun wezen te reiken dat zij hun daden en emoties kan controleren. Hiermee wil Heer Veil haar moreel kapotmaken: hij vat het plan op haar te transformeren in een vrouw die bezit zal nemen van Covenant, teneinde misbruik te maken van zijn krachten. Zo zal zij, geheel tegen Covenants' wil, de Versmader datgene geven wat hij wil. En als die listen falen, heeft Heer Veil nog andere strategieën achter de hand om zijn doel te bereiken.
Elk op hun eigen manier ontzet door wat er met het Land is gebeurd, willen Covenant en Linden een confrontatie met de Claaf in Luststeen,  maar in hun eentje kunnen zij de complexe gevaren van de Zonnevloek niet overleven. Gelukkig krijgen zij hulp van twee dorpelingen, Sunder en Hollian. Sunder en Hollian leven al hun hele leven met de Zonnevloek en hun ervaring stelt Covenant en Linden in staat onderweg aan vernietiging te ontkomen.
Maar in de buurt van Andelain raken Linden, Sunder en Hollian van Covenant gescheiden wanneer zij door de Claaf gevangen worden genomen. Covenant gaat Andelain alleen binnen. Dit was eens de mooiste en Aardmachtigste streek van het Land en nu komt hij erachter dat dit de enige plek is die nog intact is, tegen de Zonnevloek verdedigd door de laatste Houtvester, Caer-Caverne, die vroeger Hile Troy was. Daar ontmoet Covenant zijn Doden, de geesten van zijn reeds lang geleden gestorven vrienden. Zij geven hem goede raad en leiding voor de strijd die hem te wachten staat. En zij bieden hem een geschenk aan: een vreemd, zwart wezen, IJdel genaamd, een kunstmatig wezen dat door de oer-gruwels, voormalige dienaren van de Versmader, is geschapen en wiens doel geheim is.
Bijgestaan door Doorrustwakers, familie van de oer-gruwels, haast Covenant zich naar Luststeen om zijn vrienden te redden. Wanneer hij de Claaf ontmoet, hoort hij het duisterste geheim van de Zonnevloek: die dankt zijn bestaan aan het feit dat hij duizenden jaren eerder de Staf van Gerechtigheid heeft vernietigd. Wanhopig om het kwaad dat hij zonder het te weten heeft veroorzaakt ongedaan te maken, riskeert hij het gebruik van wilde magie om Linden, Sunder en Hollian te bevrijden, alsmede een aantal Haruchai, machtige strijders die vroeger de Raad der Heren dienden. Met zijn vrienden, IJdel en een klein gezelschap Haruchai, gaat hij op weg om de Alboom, of Ene Boom, te gaan zoeken, waarvan Berek de oorspronkelijke Staf van Gerechtigheid had gemaakt. Covenant hoopt een nieuwe Staf te kunnen maken, waarmee hij het kan opnemen tegen de Claaf en de Zonnevloek. In oostelijke richting reizend, naar de Zongeboorte Zee, ontmoeten Covenant en zijn metgezellen een gezelschap Reuzen, een volk van zeevaarders uit het thuisland van de verloren Reuzen van Zeebereik. Een van hen, Kabel Zeedromer, heeft een visioen gehad van iets afschuwelijks dat de Aarde bedreigt en de Reuzen hebben een Nasporing op pad gestuurd om het gevaar te bestrijden. Ervan overtuigd dat deze dreiging de Zonnevloek is, haalt Covenant de Nasporing over om hem te helpen de Ene Boom te vinden en in De Ene Boom gaan Covenant, Linden, IJdel en een aantal Haruchai aan boord van het Reuzenschip Sterrevaarts Juweel en laten Sunder en Hollian achter om te proberen de mensen van het Land ertoe te bewegen tegenstand te bieden aan de Claaf. De queeste voor de Ene Boom brengt Covenant en Linden allereerst naar het land van de Elohim, een mystiek volk met zuivere Aardmacht die het lot van de Aarde lijken te begrijpen en misschien zelfs te controleren. De Elohim willen de plaats van de Ene Boom wel onthullen, maar eisen daarvoor een prijs: zij verlammen Covenants' geest en sluiten zijn bewustzijn in zodat er een soort stagnatie ontstaat, naar zij beweren om de Aarde te beschermen tegen zijn groeiende macht, maar in werkelijkheid om te voorkomen dat hij IJdels onbekende doel ten uitvoer brengt. Nu aangevoerd door Lindens' vastberadenheid, in plaats van die van Covenant, zet de Nasporing koers naar het Eiland van de Ene Boom. Volkomen onverwacht krijgen zij echter gezelschap van een van de Elohim, Findail, die is Aangewezen om ervoor te zorgen dat IJdels doel mislukt - en om de consequenties ervan te dragen als dat toch het geval mocht zijn. Linden komt al snel tot de ontdekking dat zij Covenants' geest niet kan bevrijden zonder bezit van hem te nemen, iets waarvoor zij bang is, omdat zij weet dat het zijn macht kan ontketenen. Wanneer de gebeurtenissen haar echter dwingen een besluit te nemen, slaagt zij erin hem zijn bewustzijn terug te geven - zeer tot ontzetting van Findail.
Eindelijk bereikt Sterrevaarts Juweel het Eiland van de Ene Boom, waar een van de Haruchai, Brinn, de Bewaker van de Boom verslaat. Maar wanneer Covenant, Linden en hun metgezellen hun doel naderen, komen zij erachter dat zijgijn misleid door de Versmader - en door de Elohim. Covenants' doel is in feite de dreiging voor de Aarde die Kabel Zeedromer heeft voorzien. Covenants' poging om hout voor een nieuwe Staf van Gerechtigheid te bemachtigen begint de Slang van het Einde der Wereld te wekken. Eenmaal ontwaakt zal de Slang Heer Veils' bevrijding van de Tijd bewerkstelligen. Ten koste van zijn eigen leven, slaagt Zeedromer erin Linden bewust te maken van het werkelijke gevaar. Zij op haar beurt weet Covenant tegen te houden. Dit neemt niet weg dat de Slang in zijn slaap is gestoord en zijn rusteloosheid dwingt de Nasporing ertoe van het Eiland te vluchten dat wegzinkt in zee en de Ene Boom buiten hun bereik brengt. Verslagen zet de Nasporing in Drager van het Witte Goud koers naar het Land. Covenant is er nu van overtuigd dat hij geen andere keus heeft dan een rechtstreekse confrontatie aan te gaan met de Claaf, het Vloekvuur te doven en vervolgens de strijd aan te binden met de Versmader. Linden is vastbesloten hem bij te staan, deels omdat zij van hem is gaan houden en deels omdat zij zijn ongecontroleerde wilde magie vreest.
Met veel moeite bereiken zij uiteindelijk Luststeen, waar zij opnieuw gezelschap krijgen van Sunder, Hollian en verschillende Haruchai. Samen bindt het handjevol verdedigers van het Land de strijd aan met de Claaf. Na een harde strijd drijven de metgezellen de Afslachter die de Claaf aanvoert in een hoek. Daar offert Zeedromers broer, Grimmand Honninscrave, zijn leven om het 'klieven van de Afslachter mogelijk te maken. Vervolgens werpt Covenant zich in het Vloekvuur en gebruikt de duistere magie om het gif in zijn aderen te transformeren opdat hij het Vloekvuur kan doven zonder de Boog in gevaar te brengen. De Zonnevloek blijft, maar het kwaad breidt zich niet langer uit. Wanneer de Claaf is verjaagd en Luststeen is gezuiverd, gaan Covenant en Linden op weg naar de Donderberg, waar zij de Versmader denken aan te treffen. Tijdens hun reis, nog steeds gevolgd door IJdel en Findail, groeit Lindens' angst. Zij beseft dat Covenant niet van plan is tegen Heer Veil te vechten. Die strijd, zo gelooft Covenant, zal voldoende krachten ontketenen om de Tijd te vernietigen. Bang dat hij zich aan de Versmader zal overgeven, bereidt Linden zich er alvast op voor opnieuw bezit van hem te nemen, hoewel zij zich nu wel realiseert dat dit een groter kwaad is dan de dood. Maar wanneer zij en Covenant eindelijk oog in oog staan met Heer Veil, diep in de Monsterkrochten van de Donderberg, wordt zij zelf in bezit genomen door een Afslachter en haar inspanningen om zich van die duistere geest te bevrijden zorgen ervoor dat zij zich niet meer kan inlaten met Covenants' keuzes. Zoals zij reeds had gevreesd, geeft hij zich over en geeft zijn ring aan Heer Veil. Maar wanneer de Versmader wilde magie tegen Covenant gebruikt en zijn lichaam doodt, wordt het veranderde gif uit Covenants' ziel weggebrand en wordt hij een wezen van zuivere wilde magie, in staat om de Boog te beschermen tegen de razernij van Heer Veils' aanvallen. Uiteindelijk verbruikt de Versmader zoveel van zijn eigen wezen dat hij in feite zichzelf verslaat en Covenants' ring komt in het bezit van Linden. Intussen is zij iets gaan begrijpen van IJdels doel - en van Findails rol als Aangewezene. IJdel is puur structuur: Findail pure veranderlijkheid. Gebruikmakend van Covenants' ring, versmelt Linden de twee wezens tot een nieuwe Staf van Gerechtigheid. Vervolgens wendt zij, geleid door haar gezondheidsbesef en haar artseninstinct, de herstelde macht van de Wet aan om de Zonnevloek uit te schakelen en een begin te maken met het genezen van het Land.
Wanneer zij klaar is, verdwijnt Linden uit het Land en keert terug naar haar eigen wereld, waar zij tot de ontdekking komt dat Covenant werkelijk dood is. Maar nu heeft zij zijn trouwring. En wanneer dokter Berenford haar komt opzoeken, ontdekt zij dat haar tijd met Covenant en haar eigen overwinningen haar hebben veranderd. Zij is nu waarlijk Linden Avery de Uitverkorene, zoals zij in het Land werd genoemd: zij kan ervoor kiezen haar oude leven op een geheel nieuwe wijze voort te zetten.

Laatste kronieken:

Proloog: Mijn hart heeft kamers

1
Moeders' Zoon

'Nee, meneer Covenant,' herhaalde zij voor de derde keer. 'Dat kan ik niet doen.' Vanaf het moment dat hij haar spreekkamer was binnengekomen, hoopte zij al dat hij weer weg zou gaan. Hij staarde haar aan, alsof hij geen woord had verstaan. 'Ik zie het probleem niet, dokter Avery.' Zijn stem joeg echo's van zijn vader door haar heen, flarden van herinneringen, als glinsteringen op een golvend wateroppervlak. 'Ik ben haar zoon. Het is mijn recht. En het is mijn verantwoordelijkheid.' Ondanks de verschillen zaaiden ook zijn trekken verwarring in haar hart en brachten verdriet en verlangen naar boven. 'Voor u is zij niets anders dan een probleem, waarvoor u geen oplossing weet. Een last waarmee de belastingbetaler wordt opgezadeld. Een verspilling van middelen, waarmee u iemand anders zou kunnen helpen.' Zijn ogen stonden iets te ver uit elkaar, zijn hele gezicht was te breed. Zijn vlezige wangen en kaaklijn wezen op genotzucht. En toch...
Als hij van klei zou zijn, zouden er slechts enkele inkepingen met een beeldhouwersbeitel nodig zijn, hooguit een enkele harde lijn aan beide zijden van de mond, om zijn wangen een indrukwekkende strengheid te geven. Een zweem van oud leed in zijn ooghoeken: een beetje grijs om wat jaren toe te voegen aan zijn haar. Zijn ogen zelf hadden exact de goede kleur, een getroebleerde tint, als de kleur van waanzin of profetie. O, hij had het evenbeeld van zijn vader kunnen zijn, als hij niet zo jong en onervaren was. Als hij net zo'n buitensporige prijs had moeten betalen als zijn vader... Hij was in elk geval volhardend genoeg om Thomas Covenant te kunnen zijn.
Hij leek haar aan te kijken door een waas van herinnering, die haar deed denken aan de man, van wie zij had gehouden. De man die in angst en woede was opgestaan om zijn wrede lot tegemoet te treden. De blik van de jongeman ontwijkend, keek zij zonder iets te zien naar de muren van haar spreekkamer. Op elk ander moment zou de strikt professionele inrichting van deze ruimte haar op haar gemak hebben gesteld. Haar ingelijste diploma's, haar keurig opgeruimde bureau en haar volle dossierkasten, getuigden van haar professionalisme. Bij andere gelegenheden had zij er troost uit geput. Maar vandaag hadden zij geen enkel effect. Hoe vaak had zij Thomas Covenant in haar armen gehouden? Te weinig: niet genoeg om haar honger naar hem te stillen. Ze droeg nog steeds zijn witgouden trouwring aan een zilveren kettinkje om haar hals. Het was het enige wat zij nog van hem had. Ik kan haar bereiken, dokter Avery,' vervolgde de zoon met een stem, die te vlak was om van zijn vader te kunnen zijn. 'U kunt dat niet. U probeert het al jaren. Ik weet zeker dat u uw best hebt gedaan. Maar als u haar had kunnen bereiken, was ze inmiddels al beter geweest. Het is tijd om haar te laten gaan. Laat haar met mij meegaan.'
'Meneer Covenant,' zei zij nogmaals, 'ik zal het nog een keer zeggen. Dat kan ik niet doen. De wet in deze staat staat het niet toe. Mijn beroepsethiek staat het niet toe.' Ik sta het niet toe.
Joan Covenant was net zo onbereikbaar als haar zoon beweerde. Ondanks alle mogelijke medicijnen en therapieën was zij zo goed al catatonisch. Sterker nog, zonder constante verzorging, was zij al lang dood geweest. Maar het was niet zo dat zij voor Linden Avery niets betekende. Als Roger Covenant dat dacht, zou hij de vrouw, die hem in de weg stond, nooit begrijpen.
Zijn moeder was Thomas Covenants' ex-vrouw. Tien jaar geleden had Linden toegekeken hoe Covenant zijn leven ruilde voor dat van Joan - en daarbij geruststellend had geglimlacht. Die glimlach had Lindens' hart uit zijn schuilplaats gelokt en alle beschermende leugens en beloftes weggescheurd. Ze dacht wel eens dat alles wat zij nu had gedaan en was geworden, op dat moment in gang was gezet. Covenants' glimlach had een explosie teweeggebracht, die haar met geweld had losgerukt van het doodsverlangen van haar eigen ouders. De nieuwe vrouw die uit die explosie te voorschijn was gekomen hield vanuit het diepst van haar ziel van Thomas Covenant.
Voor hem zou ze Joan nooit in de steek laten.
Maar nu zat Roger Covenant tegenover haar en eiste dat zij zijn moeder aan hem zou overdragen. Als zij de soort vrouw was geweest, die de dwaasheid van onnozelaars grappig vond, zou ze hem midden in zijn gezicht hebben uitgelachen. Waar haalde hij het lef vandaan? En dat niet alleen, hoe kwam hij op het idee?

'Het spijt me,' Kennelijk had hij zich voorgenomen om beleefd te blijven. 'Ik zie nog steeds het probleem niet. Zij is mijn moeder. Ik ben haar zoon. Ik ben bereid de zorg voor haar op me te nemen. Hoe kan de wet daar bezwaar tegen hebben? Hoe kunt u daar bezwaar tegen hebben, dokter Avery? Ik begrijp niet waarom zij en ik hier nog niet weg zijn.' Ze wendde een ogenblik haar blik af, om naar buiten te kijken. Het raam bood haar een weinig verhelderend uitzicht op het parkeerterrein, waar haar oude, versleten auto stond weg te roesten, in afwachting van de dag waarop zijn lasnaden het zouden begeven en hij eindelijk in elkaar kon zakken tot een berg schroot. Ze had hem alleen gehouden, omdat hij haar naar haar eerste ontmoetingen met Thomas Covenant had gebracht. Als Roger niet weg wilde gaan, kon zij toch gewoon wegrijden? Naar haar auto lopen, de motor met zachte hand overreden om te starten en naar Jeremiah gaan? Nee. Als ze een vrouw had willen zijn, die op de vlucht sloeg zodra haar werk te lastig begon te worden, had ze al veel eerder een betrouwbaarder auto gekocht. De macht der gewoonte tilde haar hand op, om door haar blouse heen tegen de harde cirkel van Covenants' ring te drukken. Zuchtend draaide ze zich weer om naar zijn zoon.
'Ik zal proberen duidelijk te zijn. Of u het wel of niet begrijpt is niet van belang. Het enige wat van belang is, is dit: Tenzij en totdat u mij een door een rechter ondertekend gerechtelijk bevel kunt laten zien, waarin mij wordt bevolen Joan Covenant aan u over te dragen, blijft ze waar ze is. Einde discussie.' Ze keek hem verwachtingsvol aan. Toen hij niet op de hint inging, voegde ze eraan toe: 'Dat is uw sein om te vertrekken, meneer Covenant.' Snap je dan niet dat jij niet de enige bent die om haar geeft? Ze betwijfelde echter, of Roger Covenant wel iets om zijn zwijgende moeder gaf. Zijn onbewuste manier van doen en de beginnende waanzin of profetie in zijn ogen, wekte een geheel andere indruk. Hij had verteld, dat hij Joan niet eerder was komen halen, omdat hij er nog niet oud genoeg voor was geweest. Maar gisteren was hij eenentwintig geworden. Nu was hij er klaar voor. Niettemin geloofde Linden intuïtief dat hij verborgen bedoelingen had, die sterker wogen dan liefde of bezorgdheid. In zijn niet-aflatende vasthoudendheid deed hij haar denken aan enkelen van de bedrieglijk overtuigende psychopaten, die zij was tegengekomen in haar tijd als hoofd van de geneeskundige dienst van het Berenford Memorial Psychiatrisch Ziekenhuis. Maar misschien leed hij aan niets anders dan terminaal narcisme en in dat geval vertelde hij haar gewoon de waarheid en was hij eenvoudigweg niet in staat het probleem te zien.
Ditmaal echter was iets in haar toon - of in het strijdlustige vuur dat achter haar ogen oplaaide - doorgedrongen in zijn eigenaardige enthousiasme. Voordat zij kon voorstellen Beveiliging te bellen, stond hij op, alsof hij haar eindelijk had begrepen.
Zij stond eveneens op. Ze zag nu dat hij een centimeter of vijf kleiner was dan zijn vader en iets breder gebouwd. Dit was een van de redenen, waarom hij nooit dat magere en grimmige zou hebben, die onwrikbare vastberadenheid - ontdaan van elk vermogen om compromissen te sluiten, of zich gewonnen te geven - dat Thomas Covenant in haar ogen zo onweerstaanbaar had gemaakt. Hij zou nooit de man zijn die zijn vader was. Hij had te veel van zijn moeder in zich. Zijn houding verraadde hem: die losheid in zijn schouders,  de spierspanning, die zijn slechte evenwicht moest compenseren. Zijn armen leken vol afgekapte gebaren, waarmee hij zijn oprechtheid of goede bedoelingen wilde uitdrukken, maar die steeds voortijdig in de kiem werden gesmoord. Achter zijn vasthoudendheid hoorde Linden sporen van Joans' zwakheid, wanhopig en in wezen verraden. Misschien hadden zijn echte verlangens wel niets met zijn moeder te maken. Misschien wilde hij alleen bewijzen dat hij niet voor zijn vader onderdeed. Of wilde hij zijn plaats innemen... Nadat hij was opgestaan, gaf Roger zich echter nog steeds niet gewonnen. In plaats daarvan vroeg hij: 'Mag ik haar zien? Het is jaren geleden dat ik haar heb gezien.' Hij schonk Linden een gekunsteld glimlachje. 'En ik wil u graag iets laten zien.'
Ondanks haar ongeduld, knikte zij. 'Natuurlijk. U kunt haar nu meteen bezoeken.' Vreemd genoeg stemde zijn kennelijke oppervlakkigheid haar somber: zij vond het verdrietig voor hem. Thomas Covenant had haar geleerd dat onwetendheid - evenals onschuld - niet de macht bezat, om zich te verweren tegen onheil. Omdat Roger het niet begreep, kon niemand hem zijn lijden besparen. Wanneer hij Joans' opmerkelijk hopeloze toestand zag, zou zijn onbegrip zich tegen haar richten, of juist niet. In elk geval zou de ervaring hem er wellicht van overtuigen Linden verder met rust te laten.
Dit was de reden waarom zij in de richting van de deur gebaarde. Zij had haar rondes al gedaan en haar administratieve werk kon wel even wachten. Haar patiënten hadden haar op dit moment niet nodig. In wezen bestond Berenford Memorial niet om patiënten te genezen, maar om hen te helpen zichzelf te genezen. Heel bereidwillig opeens, alsof hij een belangrijke concessie had bereikt, liep Roger voor haar uit de spreekkamer uit. Zijn glimlach trof haar als een soort reflex, een onbewuste uitdrukking van begerigheid. Linden trok de deur achter zich dicht en leidde hem door het gebouw, waar zij het werk verrichtte, waarmee zij Covenants' plek in haar hart probeerde op te vullen. Zijn plek - en die van het Land... Onwillekeurig moest zij denken aan de klank van Pekwijfs stem wanneer hij zong:

Mijn hart heeft kamers,
die zuchten onder het stof
En as in de haard.

Er waren momenten dat het contrast tussen haar belevenissen met Thomas Covenant en haar jaren in Berenford Memorial haar ontmoedigden. Haar worsteling met de waanzin van haar patiënten, was immers niet te vergelijken met de pure glorie van Thomas Covenants' strijd om het Land te redden? Maar zij slikte het gevoel weg en ging Roger voor naar Joans' kamer. De pijn die hij bij haar teweegbracht was haar niet onbekend en ze wist hoe ze hem moest dragen. Haar leven hier was niet minder waard, dan het leven dat zij met Covenant had geleid. Het was alleen anders. Minder groots misschien: onduidelijker, met kleinere overwinningen. Maar ze had er genoeg aan. Een korte gang voerde hen uit de kleine administratieve vleugel en door de hal, langs Maxine Dubroffs' receptie/informatiebalie. Maxine werkte daar vijf dagen per week, negen uur per dag: een vrouw op leeftijd, die eruitzag als een ooievaar, glimlachte als een engel en iedereen die Berenford Memorial binnenkwam met eindeloos veel aandacht ontving. Zij was een vrijwilligster die op een dag gewoon voor Linden was komen werken, nadat Linden, toen zij op een avond dienst had, op de afdeling Spoedeisende Hulp, zoals elke derde avond het geval was, het leven van Maxines' echtgenoot, Ernie, had gered. Hij was door een paard tegen zijn borst getrapt: Linden had in zijn linkerlong een botsplinter gevonden, die zij vervolgens had verwijderd. Ernie was geheel genezen en hij was weer aan de slag gegaan om het paard betere manieren te leren en sindsdien werkte Maxine voor Linden.
Zij glimlachte toen zij Linden en Roger Covenant door de betegelde hal zag lopen. Ondanks Rogers' aanwezigheid glimlachte Linden terug - minder engelachtig dan Maxine, maar niet minder oprecht. Maxine herinnerde Linden eraan, dat zij niet alleen stond in haar toewijding voor haar werk. Net als Linden zelf en het grootste deel van het personeel van Berenford Memorial, wijdde Maxine haar leven aan een noodzaak, die de county wel onderkende, maar niet kon waarmaken.
Tien jaar geleden was Joan aan Thomas Covenants' zorgzame toewijding ontrukt door een groep mensen, die - althans in de ogen van de county - aantoonbaar krankzinnig waren. Wekenlang hadden deze individuen hun waanzin en behoeftigheid openlijk gekoesterd, om voedsel, kleding en onderdak gebedeld en opgeroepen tot berouw. Toen, op een avond, iets meer dan vierentwintig uur, nadat Linden in de stad was gearriveerd, om aan haar baan in het County Ziekenhuis te beginnen, hadden zij Joan ontvoerd en Covenant zelf bewusteloos achtergelaten, zijn huis besmeurd met bloed. Ze hadden haar meegenomen naar de bossen achter zijn huis, waar zij kennelijk van plan waren geweest haar in een of ander bizar ritueel te doden - een rite waarbij het tevens de bedoeling was, dat zij hun eigen handen tot stompen zouden verbranden in een vreugdevuur, dat speciaal voor dit doel was ontstoken. Hoewel Linden de enige was die dit wist, was het ritueel geheel volgens de bedoelingen uitgevoerd. Het had Covenant, op zoek naar Joan, naar de bossen gelokt. Daar had hij vrijwillig haar plaats ingenomen en was vermoord. In het leven dat Linden hier had geleid, had zij hem amper zesendertig uur gekend.
Na zijn dood was de geestelijke gezondheid van de mensen, die zijn zelfopoffering op hun geweten hadden, wel iets verbeterd. Hun verkoolde handen en uitgemergelde lichamen waren al erg genoeg geweest. Die verwondingen waren te behandelen geweest in het County Ziekenhuis. Maar de last van hun beschadigde hersenen, hun aangetaste geesten, was een zwaardere gebleken voor de bewoners van het gebied. De county voelde zich collectief verantwoordelijk.
De meeste mensen gaven openlijk toe, dat zij gefaald hadden in hun zorg voor de meest wanhopige en kwetsbare leden van hun gemeenschap. Onevenwichtige vaders' en moeders' zouden toch zeker niet alleen hun eigen handen, maar ook die van hun kinderen, niet in de vlammen hebben gestoken, als hun ellende niet genegeerd was door de evenwichtiger zielen om hen heen? Al die gewonde mannen en vrouwen zouden toch nooit naar zoveel geweld hebben gegrepen, als zij een andere keus hadden gehad? Ongeacht hoeveel gestoorde priesters hen hadden aangezet tot fanatisme? Het luisteren naar kinderen, die hele nachten lagen te huilen van de pijn, had de goed bedoelende mensen van de county ertoe gebracht, een oplossing te zoeken, om dit in de toekomst te voorkomen. Maar dit gemeenschappelijke schuldgevoel ging verder dan de meeste mensen wilden toegeven. In zekere zin begreep de hele county, dat de afschuwelijke gebeurtenissen, die tot Covenants' moord hadden geleid, nooit zouden hebben plaatsgevonden, als de mensen hem niet uit de weg waren gegaan en hadden verstoten en als hij niet in de traditionele rol van verschoppeling en paria was gedwongen. Hij had om onverklaarbare redenen lepra gekregen: hij was wat de artsen een 'primair' geval van Hansens' ziekte noemden, een geval zonder bekende oorzaak. Dergelijke gevallen waren zeldzaam, zelfs bij een ziekte, die zo zeldzaam was als lepra, maar kwamen toch nog vaak genoeg voor, om op de toorn van God te duiden,  straf voor zonden, die zo vreselijk waren, dat zij de zondaar ziek maakten. Vol intuïtieve angst en weerzin waren de mensen Thomas Covenant uit de weg gegaan, alsof hij een drager van verderf en verloedering was. Meer dan tien jaar lang had hij op Haven Farm gewoond, waar hij maar nauwelijks werd geduld: zonder iemand te zien, zonder ooit naar de stad te komen, ontlopen door zijn buren,  zo nu en dan lastig gevallen door de sheriff, Barton Lytton,  op pijnlijk ongemakkelijke wijze getolereerd door zijn advocate, Megan Roman,  met als enige vriend Julius Berenford, de toenmalige stafchef van het County Ziekenhuis. De afkeer van de hele county van Covenants' ziekte had zelfs tot een leven in ballingschap kunnen leiden, ware het niet, dat hij op een dag het leven had gered van een meisje, dat door een slang was gebeten. Verder leverde hij aanzienlijke bijdragen aan de zorg voor de noodlijdende inwoners van de county - geld, dat hij verdiende met het schrijven van romans over schuld en macht. In feite had hij daarmee dezelfde mensen gesteund, die zijn dood op hun geweten hadden: waarschijnlijk ook dezelfde mensen, die zijn ex-vrouw tot waanzin hadden gedreven. Daarom werd hij geduld. En toen was hij weg, voorgoed en bleven alleen Joan en Linden achter.
Dr. Berenford geloofde, dat hij tijdens Covenants' leven te weinig zijn mond open had gedaan. Nu liet hij zijn stem horen. Daartoe aangezet door haar eigen gevoelens van spijt, handelde Megan Roman in zijn geest. En de stemgerechtigden en politici van de county voelden zich meer verantwoordelijk, dan zij wensten toe te geven. Zij voerden druk uit op de wetgevende macht van de staat: ze keurden belastingheffingen goed,  ze dienden subsidieaanvragen in. Uiteindelijk bouwden zij het Berenford Memorial Psychiatrisch Ziekenhuis, genoemd naar Julius, die op een avond, vijf jaar geleden, in zijn slaap was overleden. En ze stelden Linden aan als hoofd van de geneeskundige dienst van Berenford Memorial. Zij was de enige van hen die Covenant naar zijn laatste crisis had vergezeld.
Nu zwaaide zij de scepter over een kleine voorziening van twintig bedden, allemaal in eenpersoons kamers. Haar staf bestond uit vijf verpleegsters, vijf ziekenbroeders, een conciërge, een onderhoudsman en een aantal parttime secretaresses, aangevuld met vrijwilligers, zoals Maxine Dubroff. Berenford Memorial beschikte over twee oproepbare psychiaters. En één arts - zijzelf - met ervaring als eerste hulp arts en huisarts: verwondingen, triage en conjunctivitis.
Vanuit de hal bracht zij Covenants' zoon naar boven, naar de 'acute zorgvleugel': tien bedden voor patiënten, die de neiging hadden zichzelf te verwonden, het personeel aan te vallen, of op de gekste momenten weg te lopen. In plaats van meteen naar Joans' kamer te gaan, bleef zij boven aan de trap echter staan en draaide zich om naar Roger.
'Een ogenblikje nog, als u het niet erg vindt, meneer Covenant. Mag ik u iets vragen?' Wanneer hij zijn moeder eenmaal had gezien, zou ze de kans misschien niet meer krijgen. 'Hoe langer ik erover nadenk, hoe minder ik begrijp wat u hier eigenlijk komt doen.' Opnieuw leek zijn glimlach op een automatische reflex. 'Wat valt er te begrijpen? Ze is mijn moeder. Waarom zou ik haar niet willen zien?'
'Natuurlijk,' antwoordde Linden. 'Maar waar komt uw wens vandaan om voor haar te gaan zorgen? Dat is namelijk niet zo gewoon als u misschien denkt. Eerlijk gezegd klinkt het een beetje' - de term die ze eigenlijk had willen gebruiken was: te veel, existentieel ontwricht - 'angstaanjagend.' Rogers' houding leek scherper te worden. 'De laatste keer dat ik haar heb gezien,' antwoordde hij heel precies, 'vertelde ze mij dat ik, indien zij zou falen, haar plaats moest innemen. Tot gisteren ontbrak het mij aan de middelen om dat te doen.' Linden hield onwillekeurig haar adem in, alsof de bodem van haar maag omlaag dreigde te vallen. 'Zou falen waarin?'
Lang geleden had Joan Thomas Covenant opgezocht - nee, niet opgezocht, ze was gebonden - om hem te leren wat wanhoop was. Ondanks haar benarde toestand echter en haar dorst naar zijn bloed, had zij daarin jammerlijk gefaald. 'Ligt dat niet voor de hand?' vroeg Covenants' zoon. 'Ze is hier, nietwaar? Zou u dat geen falen willen noemen?' Nee. Even deinsde Linden terug. Herinneringen fladderden als vleugels om haar hoofd: ze voelde zich bestookt door wraakgodinnen.
Haar gezicht moest haar frustratie hebben verraden. Roger legde bezorgd een hand op haar arm. 'Dokter Avery, voelt u zich wel goed?' Toen liet hij zijn hand zakken.
'Ik denk echt dat u haar aan mij mee moet geven. Dat zou voor iedereen het beste zijn.' Zelfs voor jou, leek hij te willen zeggen. Vooral voor jou. Neem haar plaats in.
Tien jaar geleden, daartoe gemachtigd door al die handen, die in de vlammen werden gestoken, al die overgedragen pijn, alsmede het fatale stromen van Thomas Covenants' bloed, was een bittere boosaardigheid de realiteit van Lindens' leven binnengedrongen. Het had haar in Covenants' voetsporen naar een andere plek gevoerd, een andere dimensie van het bestaan. De psychiaters van Berenford Memorial zouden het een 'psychotische episode' hebben genoemd - een langdurige psychotische episode. Samen met Covenant was zij in een rijk ontboden, dat het Land werd genoemd, alwaar zij was ondergedompeld in het kwaad, tot zij bijna onherkenbaar was veranderd. Gedurende de zwarte uren van die ene nacht, voordat Julius Berenford haar bij Covenants' lichaam had gevonden, had zij op de een of andere manier een aantal maanden buiten - of juist diep in zichzelf doorgebracht, in een poging zich te ontdoen van haar eigen zwakheid en de erfenis van haar ouders, ten einde de schoonheid te bewaren van een wereld, die nooit bedoeld was geweest om te verloederen. Nu leken Rogers' woorden te suggereren dat zij dit allemaal weer opnieuw moest meemaken.
Nee. Met een rilling kwam ze weer tot zichzelf. Dit was onmogelijk. Ze was bang voor schaduwen, echo's. Rogers' vader was dood. Zij zou niet opnieuw worden ontboden. Het Land was Thomas Covenants' noodlot, niet het hare. Hij had er zijn leven voor gegeven, net als voor Joan en als gevolg daarvan was de vijand, het duistere wezen dat namen droeg als a-Jeroth, de Grijze Doder en Heer Veil de Versmader, verslagen. Hierop vertrouwend, verdrong Linden haar angst en keek Covenants' zoon aan. Zij schonk geen aandacht aan Rogers' onuitgesproken dreigement. In plaats daarvan vroeg zij: 'Wat bedoel je, dat je nu over de "middelen" beschikt om haar plaats in te nemen?'
'Heel simpel,' antwoordde Roger. Hij leek haar verkeerd te begrijpen, zonder zich daarvan bewust te zijn. 'Ik ben nu eenentwintig. Ik ben volwassen. Gisteren heb ik mijn vaders' nalatenschap geërfd.'
'Natuurlijk,' vervolgde hij, alsof Linden dat had kunnen vergeten, 'heeft hij alles aan mijn moeder nagelaten. Haven Farm. Zijn royalty's. Maar toen zij hier werd opgenomen is zij onbekwaam verklaard. Mevrouw Roman - u kent haar wel, mijn vaders' advocate - heeft de nalatenschap beheerd. Maar nu is het allemaal van mij.'
Zijn glimlach had iets zelfvoldaans. 'Zodra ik u heb overgehaald haar te laten gaan, ga ik samen met haar op Haven Farm wonen. Dat zal ze fijn vinden. Zij en mijn vader zijn daar heel gelukkig geweest.'
Linden slikte een kreun in, Thomas en Joan Covenant hadden op Haven Farm gewoond, tot bij hem de diagnose lepra was gesteld. Toen was ze bij hem weggegaan, had ze hem verlaten: was ze van hem gescheiden, om hun zoon tegen zijn ziekte te beschermen. Ze had ongetwijfeld gedacht dat ze er goed aan deed. Niettemin had de wetenschap van haar eigen zwakheid - de wetenschap dat zij haar gelofte van eeuwige trouw had verbroken, op het moment dat haar man haar het hardst nodig had - de Versmader een houvast bezorgd in haar ziel. Haar schaamte was een vruchtbare voedingsbodem voor het zaad van wanhoop en waanzin. En toen zij was beroofd van al haar bewuste impulsen, behalve het verlangen om het bloed van haar ex-man te proeven, had Covenant haar tot het allerlaatst op Haven Farm verzorgd. Het idee dat Joan het fijn zou vinden om daar weer te gaan wonen, deed Linden de tranen bijna in de ogen springen. En Roger had haar eigenlijke vraag nog niet beantwoord.
'Dat is niet wat ik bedoelde,' zei ze hees. 'U zei dat u haar plaats moest innemen, indien zij zou falen. En dat u nu over de middelen beschikt om dat te doen,'
'Zei ik dat?' Zijn glimlach was nog steeds uitdrukkingsloos. 'Dan moet u mij verkeerd hebben verstaan. Ik kan nu uw plaats innemen, dokter Avery. Ik heb genoeg geld om voor haar te zorgen. We hebben een huis. Ik kan me alle hulp veroorloven die ik nodig heb. Zij is niet de enige, die heeft gefaald,'
Linden fronste, om een huivering te verbergen. Zij had zelf ook gefaald: ze wist dat ze tegenover Joan tekort was geschoten. Tegenover al haar patiënten trouwens. Maar ze wist ook dat het daar nu even niet om ging. Het deed niets af aan de waarde, of de noodzaak van het werk, dat zij had gekozen. En ze wist ook zeker dat ze Roger niet 'verkeerd had verstaan'. Ze besloot abrupt geen tijd meer te verspillen aan het stellen van vragen. Alles welbeschouwd leek hij ongevoelig voor vragen.
En hij had toch niets te zeggen dat haar op andere gedachten zou kunnen brengen. Wanneer hij zijn moeder had gezien zou hij toch wel weggaan?
Zonder hem aan te spreken op zijn valse woorden, bracht ze hem naar Joans' kamer. Onderweg vertelde ze hem: 'Dit is waar onze meer gestoorde patiënten verblijven. Niet dat zij er ernstiger aan toe zijn, of meer pijn lijden, dan de mensen beneden. Maar zij vertonen allerlei gewelddadige symptomen. Het afgelopen jaar hebben we uw moeder moeten opsluiten. Voor die tijd...'
Linden vermeed vooralsnog verder in detail te moeten treden, door met haar schouder Joans' deur open te duwen en voor Roger de kamer van zijn moeder binnen te gaan. Buiten op de gang was de karakteristieke geur van ziekenhuizen minder prominent, maar hier was het onmiskenbaar: een onuitroeibare mengeling van Betadine en bloed, agressieve schoonmaakmiddelen en urine, menselijk zweet, angst, boenwas en verdovingsmiddelen, geaccentueerd door de onverklaarbare scherpe lucht van formaline. Om de een of andere reden ging medische zorg altijd gepaard met dezelfde geuren. Vergeleken met de eenpersoonskamers in het County Ziekenhuis ernaast, was de kamer ruim te noemen. Een groot raam liet het soort zonlicht binnen, dat fragiele zielen soms hielp hun evenwicht te hervinden. Het bed stond in het midden van de kamer. Aan een van de muren, vlak onder het plafond, hing een ongebruikt televisietoestel. De enige geavanceerde apparatuur in de kamer was een hartslagmonitor, die via een draad bevestigd was aan een klem aan de wijsvinger van Joans' linkerhand. Volgens de monitor was haar hartslag regelmatig, rustig.
Op een tafeltje aan het voeteneinde van het bed stonden een doos wattenbolletjes, een fles steriele zoutoplossing, een pot vaseline en een vaas vrolijk gekleurde bloemen. De bloemen waren een idee geweest van Maxine Dubroff, maar Linden had er meteen een gewoonte van gemaakt. Haar patiënten kregen nu al jarenlang regelmatig verse bloemen op hun kamer, hoe bonter hoe beter. In elke taal die zij kon bedenken of verzinnen, streefde zij ernaar, haar patiënten ervan te overtuigen, dat zij hier goed werden verzorgd. Joan zat rechtop in bed en staarde niets ziend naar de deur. Haar armen waren met banden aan het hekwerk van het bed bevestigd. Ze zaten los genoeg om haar ruimte te geven om aan haar neus te krabben en van houding te veranderen, hoewel ze geen van die dingen ooit deed.
Een van de verpleegsters of broeders moest haar in deze houding hebben neergezet. Gelukkig voor haar verzorgers was Joan een gewillige patiënte geworden: ze bleef waar ze was. Wanneer ze overeind werd getrokken, bleef ze staan. Wanneer ze op bed werd neergelegd, bleef ze liggen. Voedsel dat in haar mond werd gestopt, slikte ze door. Soms kauwde ze. Wanneer ze naar het toilet werd gebracht, ledigde ze haar blaas en darmen. Maar ze reageerde niet op woorden of stemmen en liet op geen enkele wijze blijken, dat ze zich bewust was van de mensen, die haar verzorgden. Haar blik dwaalde nooit af,  ze leek amper met haar ogen te knipperen. Maar of ze nu stond of lag, in haar lege blik was zorg, noch hoop te lezen. Als ze ooit sliep, deed ze dat met haar ogen open.
Haar jaren van catatonie hadden haar zwaar getekend. De huid van haar gezicht hing al zo lang slap van haar botten, dat de onderliggende spieren waren verschrompeld, zodat er een blik van stom afgrijzen op haar gezicht lag. Ondanks het oefenprogramma, dat Linden voor haar had opgesteld en dat de verpleegkundigen trouw uitvoerden, waren haar ledematen meelijwekkend dun geworden. En noch Linden en de verpleegsters, noch de deskundigen, die Linden had geraadpleegd, hadden kunnen voorkomen, dat zij in de loop der jaren haar tanden was kwijtgeraakt. Hoe zij haar ook voedden, oraal of intraveneus, hoe zij haar tanden ook poetsten, of haar gebit anderszins verzorgden, niets kon de behoefte van haar lichaam, om normaal te worden gebruikt, vervangen. In feite had zij al meer sterfelijkheid ervaren, dan haar chronologische leeftijd kon bevatten. Niet in staat er iets aan te doen, droeg haar lichaam de last van te veel tijd.
'Hallo Joan,' zei Linden, zoals ze altijd deed, wanneer ze de kamer binnenkwam. Het achteloze vertrouwen in haar stem leek ervan uit te gaan, dat Joan haar kon horen, ondanks alle bewijzen voor het tegenovergestelde. 'Hoe voel je je vandaag?'
Desondanks deed Joans' ellendige toestand haar pijn. Een zweer ter grootte van Lindens' handpalm brandmerkte Joans' rechterslaap. Een lange reeks slagen had haar een diepe kneuzing bezorgd, waaruit uiteindelijk bloed was gaan sijpelen, naarmate de huid oprekte en scheurde, te stijf om te helen. Nu liep er, ondanks alles wat er werd gedaan om het te behandelen, een druipende rode streep, dooraderd met geel en wit, over haar wang.
Toen de kneuzing voor het eerst was gaan bloeden, had Linden hem bedekt met een verband, maar daarvan raakte Joan volledig over haar toeren. Ze had net zo lang aan haar banden liggen rukken, totdat ze dreigde haar eigen botten te breken. Nu beperkte Linden zich tot pogingen, de frequentie van de slagen te verminderen. Zij had opdracht gegeven de wond te laten bloeden: hij werd enkele malen per dag schoon gemaakt, ingesmeerd met antibiotica en zalfjes, om een chronische infectie te bestrijden, maar verder niet meer verbonden. Kennelijk kalmeerde dit Joan op de een of andere manier.
Roger zette een stap over de drempel en keek naar zijn moeder. Zijn gezicht verraadde geen enkele reactie. Hij hield zijn gevoelens voor zich, opgesloten in zijn hart. Linden had verbazing verwacht, schrik, ergernis, verontwaardiging, misschien zelfs medelijden: maar zij zag niets. De vage lijnen van zijn gezicht gaven geen enkele aanwijzing. Zonder zijn blik af te wenden, vroeg hij zacht: 'Wie heeft haar geslagen?' Hij klonk niet kwaad. Verdomme, dacht Linden, hij klonk nauwelijks geïnteresseerd... Zij zuchtte. 'Dat heeft ze zelf gedaan. Daarom wordt ze vastgebonden.'
Ze ging naast het bed staan, pakte een paar wattenbolletjes, bevochtigde ze met de steriele zoutoplossing en begon voorzichtig Joans' wang schoon te deppen. Met zacht strijkende bewegingen, veegde zij het bloed omhoog, totdat zij de lekkende wond bereikte. Toen gebruikte ze nog een paar wattenbolletjes, om de wond zelf schoon te maken, zonder Joan pijn te doen. Linden zou haar toch wel goed hebben verzorgd, maar haar liefde voor Thomas Covenant zette haar aan tot nog meer tederheid. 'Het begon een jaar geleden. Tot die tijd verbleef ze beneden. Ze reageerde al zo lang nergens meer op, dat wij nooit hadden gedacht, dat ze een gevaar voor zichzelf zou kunnen betekenen. Maar toen begon ze tegen haar slaap te slaan. Zo hard als ze kon.' Hard genoeg om eelt op haar knokkels te krijgen.
'Aanvankelijk gebeurde het niet zo vaak. Eén keer in de paar dagen, meer niet. Maar dat duurde niet lang. Algauw deed ze het een paar keer per dag. Vervolgens een paar keer per uur. We hebben haar hier gebracht en haar polsen vastgebonden. Dat leek een tijd lang goed te gaan. Maar toen slaagde ze erin de banden los te maken...' 'Los te maken?' viel Roger haar abrupt in de rede. 'Hoe?' Voor het eerst sinds hij de kamer was binnengekomen, keek hij naar Linden in plaats van naar Joan.
Zijn blik ontwijkend, keek Linden uit het raam. Voorbij het saaie profiel van het County Ziekenhuis, zag zij een heel stuk blauwe lucht, een bijna lichtgevend azuurblauw, volmaakt egaal. De lente zorgde heel af en toe voor dit soort dagen, dagen waarop de lucht haar aan bruiskristal deed denken en de oneindige hemel diep genoeg leek, om alle ellende van de wereld op te slokken. Vandaag schonk het haar weinig troost.
'Dat weten we niet,' gaf ze toe. 'We zijn er nooit achter gekomen. Meestal gebeurt het 's avonds laat, wanneer ze alleen is. Wanneer wij de volgende ochtend binnenkomen, is zij los. Dan stroomt het bloed uit haar slaap en zit haar hele vuist onder het bloed. We hebben haar een tijd lang vierentwintig uur per dag laten observeren. Daarna hebben we videocamera's neergezet en alles opgenomen. Voorzover wij kunnen vaststellen, vallen de banden gewoon van haar af. En vervolgens slaat ze zichzelf net zolang, totdat wij haar dwingen om op te houden.'
'En doet ze dat nog steeds?' Roger leek nu geïnteresseerder. Linden draaide zich om van het raam en keek hem aan. 'Niet meer zo vaak als voorheen. Als u wilt kan ik u wel een kopie van de band geven. Dan kunt u het zelf zien. Het gebeurt nu nog maar drie of vier keer per nacht. Soms ook overdag, maar niet zo vaak.'
'Wat is er veranderd?' vroeg hij. Terwijl ze hem aankeek, bedacht ze zich, dat zijn vader alles had gedaan wat in zijn macht lag, om zowel Joan, als haar te beschermen. Rogers' blik wekte de indruk dat hij niet hetzelfde zou hebben gedaan. Ze liet haar schouders zakken en slaakte opnieuw een diepe zucht.
'Meneer Covenant, u moet één ding goed begrijpen. Zij was bezig zelfmoord te plegen. Met één klap tegelijk, was ze bezig zichzelf dood te slaan. We hebben alles geprobeerd wat we konden bedenken. Zelfs elektroshocks - wat ik verschrikkelijk vind. De eerste zes of zeven maanden, hebben we haar een hele apotheek toegediend van pijnstillers, tranquillizers, slaapmiddelen, opwekkende middelen, neuroleptica, beta-blokkers, ssri's - genoeg medicijnen om een paard in coma te brengen. Niets hielp. Niets leek haar zelfs maar af te remmen. Ze was zelfmoord aan het plegen.' Kennelijk eiste iets in haar, dat zij zichzelf die klappen gaf. Het leek Linden niet onmogelijk, dat de oude vijand van het Land een vertraagde dwangimpuls in Joans' verwoeste geest had achtergelaten, een post-hypnotische ingeving, die van haar verlangde, dat zij zichzelf zou doden.
Het was niet voor het eerst dat Linden zich afvroeg, wat sheriff Lytton tegen Joan had gezegd, of wat hij met haar had gedaan, in de korte tijd dat hij haar onder zijn hoede had gehad. Toen Julius Berenford na de moord op Covenant naar Haven Farm was gereden, had hij Joan daar aangetroffen: verward en angstig, zonder enige herinnering aan wat er was gebeurd,  maar nog wel in staat om te spreken en te reageren. Omdat Julius ongehinderd naar Covenant en Linden op zoek wilde gaan, had hij Joan met Barton Lytton naar het County Ziekenhuis gestuurd en tegen de tijd dat zij het ziekenhuis hadden bereikt, was Joans' geest volledig verwoest. Natuurlijk had Linden Lytton gevraagd wat hij had gedaan,  ze had zelfs een antwoord van hem geëist, maar hij had haar niets verteld.
'En het werd steeds erger,' vervolgde Linden. 'Ze was razend. Hysterisch. Ze ging zichzelf steeds vaker slaan. Soms weigerde ze dagen achtereen te eten. Ze verzette zich zo hevig tegen ons, dat er drie broeders en een verpleegster voor nodig waren, om een infuus aan te brengen. Ze begon schrikbarende hoeveelheden bloed te verliezen.'
'Wat is er veranderd?' vroeg Roger nogmaals. 'Wat hebben jullie gedaan?' Linden aarzelde op de rand van risico's, die zij eigenlijk niet had willen nemen. Zonder enige waarschuwing leek de lucht in Joans' kamer opeens vergeven van de gevaarlijke mogelijkheden. Aan hoeveel van de waarheid kon zij deze ongevormde en onnozele jongeman blootstellen? Toen vermande zij zich en gaf gewoon antwoord op zijn vraag. 'Drie maanden geleden heb ik haar haar trouwring teruggegeven.' Zonder haar blik van hem af te wenden, stak Linden haar hand uit naar de kraag van Joans' nachthemd en schoof hem opzij, om het dunne zilveren kettinkje om haar hals te laten zien. Aan het kettinkje, nog steeds verborgen onder het nachthemd, hing een witgouden trouwring. Joan was zo mager geworden, dat de ring om geen van haar vingers meer paste. Rogers' glimlach duidde op plotselinge begeertes. 'Ik ben onder de indruk, dokter Avery. Kennelijk was dat de juiste oplossing. Maar ik had niet verwacht...' Hij zei nog net niet, dat hij niet zoveel inzicht van haar had verwacht. 'Hoe bent u erachter gekomen? Hoe kwam u op het idee?' Linden kon nu niet meer terug en haalde haar schouders op. 'Het kwam gewoon een keer bij me op. Ik weet niet hoeveel u weet over het eind van uw vaders'' leven. De laatste twee weken voordat hij werd vermoord, heeft hij Joan verzorgd.' Op Haven Farm. 'Ze was toen al krankzinnig, maar nog niet zoals ze nu is. In zekere zin was ze er nog erger aan toe. Praktisch buiten zinnen. Het enige waarvan ze rustig werd, was de smaak van uw vaders' bloed. Wanneer hij haar te eten moest geven, of haar moest wassen, liet hij zich door haar krabben, tot hij bloedde. Wanneer ze het bloed van zijn huid kon zuigen, kwam ze weer tot zichzelf - heel even.' Achter Lindens' beroepsmatige afstandelijkheid, deed een geheime woede haar hopen, dat zij Roger Covenant alsnog kon shockeren of bang maken.
'En nu slaat zij zichzelf, meneer Covenant. Om de een of andere reden heeft zij behoefte aan pijn. Ze moet zichzelf pijn doen. Ik weet niet waarom. Bij wijze van straf?' Voor haar rol in de moord op haar ex-man? 'Het lijkt er in elk geval op dat zij zichzelf wil straffen. En ze tolereert niet, dat wij de wond verbinden. Haar eigen bloed lijkt haar te kalmeren. Als een soort schadeloosstelling... Het helpt haar een beetje evenwicht te hervinden. Ik probeerde een manier te bedenken, om dat in stand te houden. Als schadeloosstelling haar kalmeerde, wilde ik haar er meer van geven. Haar ring,' het symbool van haar huwelijk, 'was het enige wat ik haar terug kon geven.'
Op het moment zelf had Linden het kettinkje met angst en beven om Joans' hals gehangen. De taal van dat gebaar had zo gemakkelijk verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden,  het had kunnen worden opgevat als een herinnering aan haar schuld, in plaats van als een symbool van liefde en toewijding. Zodra de ring haar huid had aangeraakt, was Joan echter teruggevallen in deze betrekkelijk dociele trance. Sindsdien was Linden vaak bang geweest, dat zij een vreselijke vergissing had begaan: dat het juist de herinnering aan haar schuld was, die Joan kalmeerde: dat Joans' catatonie aanhield, omdat zij eigenlijk was verslagen door de aanraking van het witte goud. Toch haalde Linden de ring niet weg. Joans' huidige trance was het enige dat haar in leven hield. Ze had dat wanhopige getimmer niet veel langer kunnen overleven. Roger knikte, alsof hij Lindens' uitleg heel logisch vond. 'Dat heeft u goed aangepakt. Nogmaals, ik ben onder de indruk.' Voor het eerst sinds Linden hem had ontmoet - amper een uur geleden - leek hij tevreden. 'Ik begrijp nu wel waarom u haar verzorging liever niet aan iemand anders overlaat.' Hij viel echter onmiddellijk weer in zijn onredelijke hardnekkigheid. 'Maar u hebt alles gedaan wat u kon. Als ik haar niet help zal ze niet beter worden dan dit.' Hij tilde zijn hand op om Lindens' protest in de kiem te smoren. 'Er zijn dingen die u niet over haar en over deze situatie weet. En ik kan ze u niet uitleggen. Woorden kunnen niet...' Hij zweeg even om zijn zin anders te formuleren, 'Ze kunnen niet in woorden worden weergegeven. De kennis moet worden verdiend. En u hebt haar niet verdiend. Niet zoals ik dat heb gedaan. Ik zal het u laten zien.' Ze moest hem tegenhouden, dacht Linden als verdoofd. Dit had al veel te lang geduurd. Toch deed ze niets, toen hij naar het bed liep. Hij had een vergeten gevoeligheid voor machteloosheid in haar weten te raken. Met onhandige bewegingen ging hij zo dicht bij zijn moeder zitten, als de reling van het bed toestond. Er verscheen een blos van opwinding op zijn gezicht. Zijn ademhaling versnelde. Met trillende handen maakte hij de band om haar rechterpols los. De bloemen wierpen kleurige vlekken in Lindens' ogen, diep rood en blauw, zorgeloos geel. Een paar minuten geleden had zij nog precies geweten wat voor bloemen het waren,  nu had ze geen flauw idee. De hemel buiten het raam leek onbereikbaar, te ver weg om enige hoop te kunnen bieden. De zon verspreidde geen warmte. Joan staarde met een wezenloze blik langs Roger, of wellicht zelfs dwars door hem heen. Linden verwachtte dat zij zichzelf zou gaan slaan, maar dat gebeurde niet. Misschien was het feit, dat haar hand vrij was, nog niet tot haar onderaardse bewustzijn doorgedrongen, Roger bracht zijn handen omhoog naar Joans' wangen en legde ze tegen haar slappe vlees. Hij trilde steeds heviger. Hij leek te beven van verlangen, begerig als een hunkerende minnaar. Onzeker draaide zij haar hoofd om, tot hij recht in de leegte van haar ogen kon kijken. 'Moeder.' Zijn stem trilde. 'Ik ben het. Roger.'
Linden beet op haar lip. Alle lucht in de kamer leek zich rond het bed te concentreren, te dik om in te ademen. In het vreugdevuur waarin Joans' ontvoerders hun rechterhanden hadden verminkt, had zij ogen als slagtanden gezien, die hongerig uitkeken naar de moord op Covenant. Destijds had zij gedacht dat het boosaardigheid was. Maar nu dacht ze dat de emotie in die ogen misschien toch wanhoop was geweest,  een leegheid die niet kon worden gevuld. 'Moeder.'
Joan knipperde een paar keer met haar ogen. Haar pupillen vernauwden zich. Met een inspanning, die de huid van haar voorhoofd strak leek te trekken, richtte ze haar blik op haar zoon. 'Roger?' Haar zo lang ongebruikte stem, kwam als een gewond dier tussen haar lippen vandaan gekropen. 'Ben jij het?' Opeens heel grimmig, zei hij: 'Natuurlijk ben ik het. Dat zie je toch?' Onwillekeurig deinsde Linden een stap naar achteren. Ze proefde bloed, voelde pijn in haar lip. Roger klonk neerbuigend, geïrriteerd, alsof Joan een bediende was, die hem had teleurgesteld. 'O, Roger.' De tranen sprongen bij Joan in de ogen. Haar vrije hand zocht naar zijn schouder en greep zijn nek. 'Het is zo lang geleden.' Er lag geen enkele uitdrukking op haar gezicht: de spieren hadden niet de kracht om uit te drukken, wat zij voelde. 'Ik heb zo lang gewacht. Het is zo moeilijk geweest. Maak dat het ophoudt.'
'Houd toch op met dat geklaag.' Hij gaf haar een standje alsof ze een klein kind was. 'Zo erg is het allemaal niet. Ik moest wachten tot ik eenentwintig was. Dat weet je best.' Hoe...? Linden hijgde alsof iemand haar een stomp in haar maag had gegeven. Hoe...? Hoe was Roger tot Joan doorgedrongen? Hoe kon Joan iets weten?
'Ik heb mijn best gedaan,' antwoordde Joan, op smekende toon. 'Echt waar.' Haar haperende stem leek ineen te krimpen en zich aan zijn voeten te werpen. 'Zie je wel?'
Ze liet zijn nek los en sloeg met haar vuist tegen haar gewonde slaap. Toen zij haar arm weer liet zakken, was haar vuist besmeurd met vers bloed. 'Ik heb echt mijn best gedaan,' zei ze smekend. 'Laat het ophouden. Ik kan het niet meer verdragen.'
'Onzin, moeder,' snoof Roger verongelijkt. 'Natuurlijk Kun je het verdragen. Je zult wel moeten.' Maar kennelijk kreeg hij opeens medelijden met haar, want zijn stem werd zachter. 'Het duurt nu niet lang meer. Ik moet nog een paar dingen doen. Dan zal ik zorgen dat het ophoudt. Dan zullen we samen zorgen dat het ophoudt.'
Hij liet haar wangen los, stond op en draaide zich om naar Linden. Zodra hij bij het bed wegliep, begon Joan te gillen - een zwak, maar doordringend geluid, dat zich uit haar keel leek los te scheuren, als een lap stof, die langs een glasscherf wordt getrokken. De hartslagmonitor liet meteen een schril alarmsignaal horen.
'Ziet u wel, dokter Avery?' zei hij, dwars door zijn moeders' kreten heen. 'U hebt werkelijk geen andere keus. U zult haar met mij mee moeten laten gaan. Hoe sneller u haar laat gaan, des te eerder kan ik haar van dit alles bevrijden.' Over mijn lijk, zei Linden tegen zijn dubbelzinnige glimlach en zijn koele ogen. Over mijn lijk.