Perry Rhodan 0528 - De dienaren van de gele afgod.jpg

 

Op Terra en de andere door de mensen bewoonde planeten van de melkweg is het midden maart van het jaar 3442. Sinds de dag, dat de versuffingramp in de melkweg uitbrak, zijn dus ongeveer vijftien maanden verstreken.

De mysterieuze zwerm zet zijn tocht door de melkweg voort net zo vastberaden als Perry Rhodan en zijn immuun gebleven vrienden hem volgen, terwijl men probeert een afweermiddel tegen de zwerm te ontdekken.

Perry Rhodan en zijn begeleiders weten nu, dat de zwerm verantwoordelijk is voor enorm veel onheil en voor de opkomst en 'het grote sterven' van Homo superior.

Ze weten echter nog niet genoeg. Ze vermoeden wel, dat de zwerm nog vele verrassingen in petto heeft.

Sandal Tolk, die zich samen met zijn medestrijder Tahonka-No al een paar maanden op een planeet in de zwerm bevindt, heeft inmiddels al kennis gemaakt met een aantal van die soms dodelijke verrassingen. Hij heeft waardevolle informatie, die hij aan zijn Terraanse vrienden zou willen doorspelen, verzameld. Om dit plan te verwezenlijken, moet hij de planeet zien te verlaten. Hiervoor moet hij echter eerst de DIENAREN VAN DE GELE AFGOD te slim afzien te zijn.

 

 

HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:

 

Sandal Tolk - de wreker van Exota Alpha.

Tahonka-No - de vriend van Sandal en medestrijder van Gedynker Crocq.

Perry Rhodan, Joak Cascal en Gucky - de opperregent en zijn medewerkers voeren een verkenningsvlucht uit.

Recanti-Tak - een arts, die 'teveel' dacht.

 

 

1.

Tahonka-No, bijgenaamd de Knokige, de vluchteling en banneling van de planeet Gedynker Crocq zat aan tafel. Sandal grijnsde, toen hij de geweldige vuist van zijn vriend zich om de prachtig beschilderde beker zag sluiten, hem ophief en aan zijn lippen zette. In de beker zat een zoete alcoholhoudende vloeistof.

Sandal knorde tevreden. 'We zijn een beetje tot rust gekomen. Niemand heeft ons lastig gevallen. We hebben onze voorraden weer op peil gebracht en kunnen er weer met frisse moed tegenaan, mijn vriend. Dat is reden genoeg om een slokje te nemen.'

Hij hief zijn beker op en nam een flinke slok. Vastberaden had de Knokige een vat met deze drank besteld en toen het vat automatisch door de computer via de transportband werd afgeleverd, begreep Tahonka-No uit het feit, dat deze speciaal vervaardigde drank kon worden afgeleverd, dat er op Vetrahoon ook andere vertegenwoordigers van zijn ras moesten verblijven.

Ongetwijfeld dienden ze de dienaren, de Eerste Dienaren van het Y'Xanthymer.

'Helemaal fout!' zei Tahonka. 'Dit drankje is als een afscheid van het goede leven bedoeld. We zullen binnenkort proberen in de koepel door te dringen, naar de koningin van de bouwwerken, zoals hij het hoofdgebouw noemt.'

Ze hadden een paar dagen achtereen de omgeving bestudeerd en duizenden details ingeprent.

In de koepel scheen bijna alles deel uit te maken van een systeem ovale ringen, die om een bijna anderhalve kilometer hoog gebouw waren aangebracht. Parkjes en smalle bruggetjes, andere gebouwen en eigenaardige witte blokken, die in zwarte draagelementen waren opgehangen. De ruimte tussen het raakvlak, waar het koepelscherm de grond raakte en het grote gebouw, vormde voor Sandal een wonderbaarlijke en raadselachtige wereld. Er was teveel beweging, teveel kleur, teveel leven ... Sandal probeerde het zich allemaal te laten verklaren en de Knokige deed wat hij kon. De beide mannen begrepen echter, dat het met hun rust was gedaan. 'Vandaag al?'

Sandal wees naar buiten. Het was nog nacht, maar over een paar uur zou de rode zon van Vetrahoon de duisternis verdrijven.

'Ja, zodra het licht wordt. We hebben een lange weg voor ons tot in het centrum en aan de andere kant van het scherm ken ik de weg niet.' Naarmate de gebouwen verder van het grote gebouw stonden verwijderd, leken ze minder belangrijk te zijn. Eigenlijk oefende het hele complex een eigenaardige aantrekkingskracht op de beide mannen uit; het was net, alsof ze in een exotische tuin keken. Maar telkens als ze naar het doel keken, dacht Sandal aan het doel, wat hij wilde verwezenlijken. Daar, in het centrum, zou hij koning noch vorst van de zwerm, die hem de weg zou kunnen wijzen, ontmoeten. 'Waar denk je aan?' vroeg Tahonka-No na een poos.

Ze hadden de verlichting van het vertrek gedoofd en alleen het waarschuwingssysteem functioneerde nog. Op deze manier voelden ze zich veiliger en geborgen.

'Aan Rhodan en aan Atlan. Ik heb je toch over mijn vrienden verteld,' antwoordde de jager, terwijl hij de kleine koraalkogel tussen duim en wijs vinger ronddraaide. Dat deed hij meestal, als hij ingespannen nadacht. 'Je hoopt, dat je ze weer zult ontmoeten?'

Sandal antwoordde opgewonden: 'Ze zijn vlak in de buurt, dat weet ik. Het was hun plan om met hun schip en andere schepen voortdurend in de omgeving van de zwerm te patrouilleren, omdat ze proberen meer over de activiteiten in de zwerm te weten te komen. Ik zou hun heel wat kunnen vertellen, als ik terug zou kunnen gaan. En natuurlijk denk ik aan Chelifer Argas, het meisje met de groene ogen.'

Na een paar seconden, toen de beker leeg was, vroeg de Knokige: 'Is ze ... mooi?'

'Ja,' zei Sandal. 'Mooier dan Beareema. En verstandiger dan Beareema was, voordat de Gele Afgod de versuffing over de planeet uitgoot.' 'Ik begrijp het,' antwoordde Tahonka-No, alhoewel hij het eigenlijk maar voor de helft had begrepen. Ze waren uitgerust en keken uit naar het moment, dat ze weer in actie zouden kunnen komen. Dan zouden ze door hun vaardigheden, hun verstand en snelheid de vijand, die de overmacht had, om de tuin zien te leiden. Sandal had al zijn pijlen, meer dan honderd, in een koker gestopt en de tweede, lege koker vernietigd. Hierdoor had hij weer een stuk bewegingsvrijheid gewonnen. 'Wat denk jij, dat we daar zullen ontdekken?' vroeg Sandal. Hij bevond zich in een situatie, die hij haatte: zelfs al zou hij zijn doel kunnen bereiken, dan stond nog niet vast, of het ook het eindpunt van zijn reis zou zijn. Hij wist niet of hij zijn wraak dan zou kunnen voltrekken. Op Exota Alpha had hij dat altijd precies geweten, want daar had hij altijd te maken gehad met wezens, die niet alleen hetzelfde uiterlijk, maar ook dezelfde taal hadden gesproken. Hier was dit echter anders. De verschillen zouden niet groter kunnen zijn. 'Ik vermoed iets, maar ik weet het niet precies, ik vermoed, dat we er bewoners van Gedynker Crocq zullen aantreffen en ongetwijfeld ook de kleine purperen stommen. Misschien ook andere wezens. Meer kan ik er ook niet over zeggen.'

'Misschien ontmoet ik de heerser van de zwerm!' fluisterde Sandal. Hij had zijn wraak geen seconde vergeten, maar tijdens de maanden, die na de dood van zijn grootvader en de vernietiging van de burcht Crater waren verstreken, had hij zijn instelling veranderd. Hij was anders gaan denken. Misschien had zijn nieuwe eigenaardige vriend gelijk, hij was volwassen geworden.

Hij wilde nu niet meer uit wraak doden, maar de heerser van de zwerm dwingen van koers te veranderen. Dat hield echter niet in, dat hij zich niet zou verdedigen, als men hem zou aanvallen of wanneer men hem zou ontdekken.

 

Sandal zette de lege beker neer en bracht de etensresten terug naar de geautomatiseerde keuken, waarin de machines al bezig waren om de sporen, die op de aanwezigheid van de beide mannen wezen, te verwijderen. Toen Sandal terugkeerde in de grote woonruimte en op het punt stond om plaats te nemen in een gemakkelijke stoel, sprong de Knokige op en hij riep onderdrukt: 'Stil! Alarm!'

Een van de ingeschakelde waarschuwingslampjes was gaan branden. Iemand kwam naar hun schuilplaats. Een minuut later kregen ze de indringer ook te zien; een van de verborgen camera's had hem te pakken.

Tahonka-No mompelde: 'Dat is iemand van Gedynker Crocq, een van mijn rasgenoten, Sandal. Wat draagt hij daar op zijn voorhoofd?' 'Een gele punt. Misschien een melaatse?' vroeg Sandal.

De tweede knokige droeg dezelfde kleding als Tahonka-No; een toeval, dat zijn vriend uitgerekend dezelfde kledingstukken had uitgezocht. In de handen hielden de vreemdelingen een lang wapen, dat ongetwijfeld uit het arsenaal van de purperen kwam. 'Komt hij hierheen?' fluisterde Sandal, terwijl hij zijn pijl en boog zocht. 'Ja.'

De vreemdeling kwam recht op de controlekamer af. In het vertrek hield hij zich een poos bezig met monitors en instrumenten, toen draaide hij zich om en hij kwam recht op het vertrek, waarin de beide mannen zich hadden verstopt, af.

Tahonka zei bijna onhoorbaar: 'Jij weet niet, waar bij ons Knokigen de dodelijke plaatsen zijn. Bovendien zal ik proberen hem te verdoven.' Sandal trok zich opnieuw terug en haalde zijn wapen te voorschijn. Drie andere rode lampjes gingen aan en maakten de weg, die de vreemdeling volgde, zichtbaar. De man liet de deur open glijden en op dat moment kwam de Knokige in actie. Sandal zag drie seconden lang een beeld, dat uit een wirwar van wervelende ledematen en schokkende lichamen bestond, toen smakte de vreemdeling op de grond. De deur siste weer dicht. Zonder enig medelijden zei Tahonka-No: 'Hij is dood. Ik wilde het niet, maar ik heb teveel belangrijke botten gebroken.'

Ze sleepten de vreemdeling naar het midden van het vertrek en nu zagen ze pas, dat de man ook een okergeel glimmend plakkaat op zijn voorhoofd had zitten.

'Een teken?' vroeg de Knokige. 'Misschien is het een van die kleine zenders, die iedereen, die hier werkt, moet dragen. Als wij die dingen niet dragen, dan zal men ons ogenblikkelijk als indringers herkennen. Trek dat ding los en zet hem zelf op.' 'Je zou gelijk kunnen hebben, Sandal. Ik zal het doen,' mompelde de Knokige.

Hij trok het zeshoekige plakkaat, dat ongeveer vijf centimeter breed was, van de voorhoofd van de vreemdeling los en plakte het op zijn eigen voorhoofd. De kleefstof van het buigzame plakkaat bestond uit een organische massa, die zich meteen op het voorhoofd vasthechtte.

'Dat lijkt me geregeld. Wat doen we met hem?'

'Terug naar de controlekamer,' zei Sandal. 'Tegen de tijd, dat men hem heeft ontdekt, zijn wij allang gevlogen.'

'Ik geloof, dat we hem beter hier kunnen verstoppen. Hier komt vrijwel nooit iemand.'

Ze verstopten het lijk van de vreemdeling achter een stelling, pakten hun wapens en verlieten het vertrek. Tahonka-No liep voorop. Ze waren op weg naar het centrum van de stad, die onder de koepel lag. Ze vermoedden, dat het een moeizame tocht zou gaan worden. Het eiland van de gelukzaligen, zo had de waarschuwing geluid... maar wat betekende het? Ze zouden het te weten komen.

 

Ongeveer op hetzelfde tijdstip controleerde Joaquin Manuel Cascal de sluitingen van zijn pak, terwijl hij de Arkonide hielp. 'Het nadeel van de versuffing, die de hele melkweg heeft getroffen, is dat miljarden wezens op hun gat kunnen blijven zitten, terwijl slechts een paar personen het werk moeten zien te verrichten,' zei Joaquin, de man met de terkonietplaat in zijn schedel. Atlan antwoordde niet onvriendelijk: 'Onder de blinden, oudste, is eenoog koning.'

'Hoe toepasselijk,' merkte Cascal op. 'Slaat dit soms op de reisleider van ons gezelschap?'

Atlan grijnsde en Gucky liet zelfs zijn opmerkelijke knaagtand zien. 'Je hoeft ons het antwoord op deze absurde vraag niet te geven,  hoor Joak!' zei hij.

De drie mannen en de muisbever stonden voor de kleine Lightningjager. Rhodan, Joaquin en Gucky wilden een korte, maar riskante verkenningsvlucht ten uitvoer brengen. De ruimtepakken werden snel getest en op dat moment herinnerde Rhodan zich weer zijn vlucht van de planeet Aggres van het systeem EX-Polata. Achthonderd gigantische ruimteschepen, die vanuit de zwerm waren gekomen, hadden de opperregent gedwongen te vluchten. Hierdoor waren echter ook nieuwe raadsels ontstaan. Voor de landing waren de ruimteschepen uit elkaar gevallen, de zeshoekige honingraatblokken bleken door tweeduizend kleinere segmenten te zijn gevormd. Rhodan was vastberaden het geheim op te lossen. 'Misschien,' zei Cascal troostend, 'komen we vandaag, op de twaalfde maart, iets meer te weten.' Rhodan lachte gemaakt en nam achter Cascal op de stoel van de kanonnier plaats. Gucky sprong in een keer op de schoot van Rhodan en hij sloot het vizier van zijn helm. Via de helmcom-installatie vroeg Atlan: 'Je kent het doel, Cascal?' Joaquin knikte en trok aan de hendel, waardoor de cockpit sloot. Met een paar andere knoppen activeerde hij een veelvoud aan systemen. 'Een goede piloot is iemand,' zei Cascal, die blij was iets om handen te hebben, 'die zijn doel in het oog houdt zonder scheel te gaan kijken.' 'Prachtig,' zei Atlan en hij sloot de sluis achter zich. 'Trap hem dan maar eens op zijn staart!' Het doel was de insectenplaneet Aggres. Cascal wachtte, totdat de hangarpoort openging, toen activeerde hij de motoren en schoot door het nauwe gat naar buiten. Hij versnelde matig, alhoewel het alles behalve langzaam ging. Op de computer, die hem ter beschikking stond, was de eerste lineairetappe al geprogrammeerd. 'Ik ken de opdracht, sir,' zei Cascal, 'en ik begrijp, dat het geen lolletje zal worden. Verwacht u overigens, dat we op Aggres die aardige, maar volslagen idioot van een Sandal tegen het lijf zullen lopen?'

'Nauwelijks,' merkte Rhodan op. 'We zullen ook niet landen, want een extra passagier zou de toestand aan boord van dit schip onhoudbaar maken.' Cascal lachte en controleerde geconcentreerd de apparatuur voor zich. Alle instrumenten functioneerden optimaal.

'Ik kan nauwelijks mijn ellebogen gebruiken hier,' antwoordde hij. 'Die zwerm drijft ons anders aardig in het nauw, nietwaar? Alhoewel het er aanvankelijk toch een stuk erger uitzag, dacht ik.'

'Wij vinden het anders erg genoeg,' zei Rhodan.

'Ja,' mompelde Cascal binnensmonds. De chef was vandaag kennelijk niet in de stemming om naar lange discussies te luisteren en de muisbever leek, zoals gebruikelijk, te slapen. Cascal was er aan de ene kant dankbaar voor, alhoewel hij geen bezwaar had tegen de vrolijke noot, die Gucky voor de bemanning van de Good Hope II bleek te zijn. Hij had er zelf meer dan genoeg van. Het routinewerk aan boord van de kleine ruimtebol hing hem de keel uit. Hij had al samen met Chelifer, die nog steeds om Sandal treurde, een plan ontworpen om 'toevallig' even een planeet aan te doen, hetgeen tijdens deze verkenningsvlucht geen probleem zou zijn geweest. Maar iedereen had afwijzend tegenover het plan gestaan; men had het zelfs verworpen. Eigenaardig toch. Rhodan vroeg ineens: 'Heeft u soms gebrek aan een onderwerp om over te praten, Joak?' Cascal dacht even na, zag, dat de jet binnen een paar seconden aan de lineairsprong zou beginnen en hij antwoordde laconiek:

'Ach, je hebt altijd wel van die punten, waar je over zou willen praten maar op het moment, dat het wordt aangesneden, weet je zelf niet meer, waar het over ging.' 'Oh?'

 

De Lightning-jet verdween in de lineairruimte, viel niet lang daarna terug op het normale ruimte-tijdvlak en schoot met de snelheid van het licht in een tangiale lijn op de buitenste luchtlaag van de atmosfeer van Aggres, de planeet van de insecten, af. 'Ik rem af. Is Gucky wakker?' 'Maak je maar geen zorgen,' zei de muisbever. 'Ik weet precies, wanneer ik wakker moet worden. Ik bezit namelijk een innerlijk feilloos werkende tijdklok.'

'Laat maar,' zei Rhodan. 'Hier staan andere dingen op het spel. Je weet, waar het om gaat: begeef je dus niet onnodig in gevaarlijke situaties!'

Gucky probeerde te grijnzen. 'Ik heb het begrepen, meester Rhodan!' zei hij.

Daarna verdween hij; hij was naar de oppervlakte van de planeet Aggres geteleporteerd.

 

De jet beschreef een curve en verdween weer in de ruimte. Cascal remde de snelheid nog meer af en aangezien dit object zo klein was, dat men  het nauwelijks op de radar zou kunnen lokaliseren, bracht hij het in een omloopbaan, net even boven de laatste gasnevels van de planeet. Gucky stond ineens, als uit het niets opgedoken, op een schuine gele rotswand.

Hij keek langzaam om zich, op zijn hoede en geconcentreerd. Hij onderdrukte zijn verlangen om de omgeving te gaan verkennen en naar interessante dingen te gaan zoeken. Voor zich, in het tegenlicht, meende hij een van de vete honingraatblokken te zien staan. Hij waagde een tweede teleportatiesprong en kwam terecht in de buurt van het glinsterende voorwerp: het was inderdaad een van die eigenaardige blokken.

'Ik heb dus toch geen last van slechte ogen!' mompelde hij tevreden, waarna hij in de richting van het ding liep. 'Zou ik daar naar binnen moeten gaan?'

Hij bleef staan, in de schaduw van een afgestorven boom. Hier scheen niets of niemand meer te leven; hij kon de eenzaamheid bijna tastbaar bespeuren. Gucky concentreerde zich op het blok en hij sprong.

'Bah!' zei hij twee seconden later, toen hij zag, dat het verhaal van de beide immuun gebleven bemanningsleden van de EX-6633 klopte. In het honingraat bevond zich niets anders dan een weke orgaanmassa. Ze schokte eigenaardig, net als destijds de pseudolichamen van de Cappins, alhoewel Gucky voor de rest geen interessante dingen kon ontdekken. 'Daar heb ik niet veel aan,' mompelde hij. 'Een lichaam, dat ik niet kan identificeren.'

Gucky sprong terug naar de rotsachtige stoffige grond van de planeet, alhoewel hij dit keer op een andere plaats rematerialiseerde. Wat dat ook voor wezens in die honingraten mochten zijn of wat ze ook van plan waren: op dit moment waren ze ongevaarlijk en niet te identificeren. Maar toen de Ilt om zich heen begon te kijken, zag hij iets in het licht van de zon glinsteren.

'Verdulleme, Rhodan!' mompelde hij verbaasd.

Hij zag drie of vier ongeveer een meter brede sleepsporen, die met een aantal cirkels om het schip liepen. Een soort dunne film of slijm lag op het zand en het gesteente. Gucky dacht onwillekeurig aan de sporen van Terraanse slakken, alhoewel dit supergrote slakken moesten zijn geweest. 'Dat moet ik eens nader gaan bestuderen!' zei hij, waarna hij in de richting van de eerste kring begon te waggelen. Toen hij het echter had bereikt, ontving hij tot zijn verbazing hypnosuggestieve impulsen: zwak genoeg om het hem lastig te maken, maar niet sterk genoeg om hem te beïnvloeden. Hij was echter wel in staat om de impulsen te verstaan. Blijf uit mijn buurt, vereer mij! Deze impulsen werden op grote schaal uitgezonden, zodat ook minder begaafde wezens ze zouden kunnen opvangen en begrijpen. Het bleke, zilverwit glimmende en als een parelsnoer opgebouwde slijmspoor zond dus die impulsen uit. 'Verbluffend!' Gucky hoorde weliswaar de impulsen, maar ze hadden voor hem geen bevelend karakter. Hij hoefde er dus geen gehoor aan te geven. Hij was er immuun voor.

Gucky bukte zich om een vlakke steen op te rapen.

'Een bewijsstuk voor Perry!' mompelde hij binnensmonds. 'Dat zal hem een plezier doen. Perry heeft graag concrete dingen.'

Toen zijn hand de steen aanraakte, ontdekte hij een groep kleine purperen, die vanachter een rots te voorschijn was gekomen en naar hem wees.

Gucky schrok, herstelde zich, greep echter naast de steen en hij verloor zijn evenwicht.

Hij gleed uit, kwam terecht op het slijmerige spoor en toen hij het geluid van het eerste energieschot hoorde, teleporteerde hij terug naar de jet. Hij kwam terecht op de schoot van Rhodan en besmeurde diens pak met het kleverige slijm. 'Ben je in een lijmpot gevallen?' vroeg Cascal, die de jet versnelde, de koers programmeerde en zich toen met enige moeite omdraaide. 'Niet zo onvriendelijk, makker,' zei Gucky. 'Luister eerst maar eens naar dat, wat ik te vertellen heb.' De manier, waarop Gucky dit naar voren bracht, maakten Cascal en Rhodan nieuwsgierig en ze bespeurden meteen de zwakke hypnotische bevelen.

'Wat heb je meegemaakt?' vroeg Rhodan.

Hij noch Cascal hoefden gehoor te geven aan het voortdurend herhaalde hypnobevel.

Blijf uit mijn buurt, vereer mij! De toestand bleek, nadat ze het verhaal van Gucky hadden gehoord, niet gevaarlijk te zijn voor de bemanning van de beide ruimteschepen. Maar de stereotiep herhaalde boodschap stemde hen tot nadenken. Nog voordat de bewakingsschepen de jet in de gaten hadden kunnen krijgen, het hele oponthoud had niet langer dan driehonderd seconden geduurd, raasde het schip weg, verdween in de lineairruimte en vloog terug naar het afgesproken ontmoetingspunt van de beide ruimteschepen. De Intersolar en de Good Hope II stonden roerloos in de ruimte. De verkenner werd via een van de kleine lanceerschachten aan boord gehaald en de mannen stapten uit. Toen Rhodan zich afvroeg, hoe hij het kleverige spul van zijn ruimtepak zou kunnen krijgen, deed hij een eigenaardige ontdekking. 'Cascal!' zei hij opgewonden. 'Kijk eens hier!'

Cascal bekeek Rhodan onzeker van top tot teen.

'Ik zie, dat ik niets zie,' merkte hij op. 'Afgezien van u, sir, maar u bent tijdens de korte tocht nauwelijks ouder geworden.'

'De slijmresten zijn vervluchtigd, net zoals bij Gucky. Ze zijn spoorloos verdwenen.'

'Dat bespaart weer wat reinigingskosten, sir. Zou het soms parapsychische energie, die is vervluchtigd, kunnen zijn?' vroeg Cascal. 'Daar lijkt het inderdaad op!' Dat was een interessante ontdekking. De vreemde wezens kropen rond en lieten een slijmspoor achter. Iedereen, die dit spoor wilde bestuderen of bekijken, kreeg het hypnobevel de makers van dit spoor te vereren, alhoewel men evenmin in de buurt van de vreemde wezens mocht komen.

 

Rhodan, Atlan, Gucky en Cascal bespraken het voorval. Daarna keerden ze terug naar hun post en zetten hun normale werk voort. Cascal zocht Chelifer Argas, om met haar over de manier, waarop de jonge barbaar zou moeten worden opgevoed, te discussiëren. Dat was iets, waarin hij volgens Chelifer een expert was.

'Aan het begin stond een vrouw,' bromde Cascal, 'en aan het einde zal er dus ook wel eentje staan. En in het midden rommelen wij mannen maar wat aan en we verheugen ons over de brokjes.'

Hij verdween ergens in de duisternis van het grote schip.

 

2.

Het was hen gelukt, beschermd door de duisternis, het gebouw te verlaten, een vluchtweg te vinden en het ringpark binnen te dringen. Het was leeg, helemaal verlaten. Slechts het geluid van een paar dieren was te horen, dit was een uitstekende schuilplaats, wanneer er gevaar zou dreigen. Tahonka-No fluisterde: 'Aan de andere kant van het park loopt, zoals jij weet, een straat. Daar bevinden zich automatische en door personen bestuurde zwevers.' Hij krabde in zijn nek en spuwde op de grond. Snel liepen de beide vrienden langs de rand van het park, dat in de schaduw van oeroude welriekende bomen lag. Sandal vroeg: 'Vind je, dat we een zwever zouden moeten kapen?'

Tahonka bleef staan, trok Sandal naar zich toe en drukte een vinger tegen zijn lippen aan. Hij draaide zich langzaam om, schudde zijn hoofd en ontspande zich.

'Helemaal niet!' zei hij langzaam. 'Ik denk er niet aan een zwever te kapen, stommeling. Als je zo begint te praten, dan kunnen we net zo goed naar het grote gebouw lopen en daar gaan staan te schreeuwen, dat wij het zijn, die wraak willen nemen. Hoe vind je dat?'

Sandal beheerste zich met moeite en zei zacht: 'Wat doen we dan?' 'We zullen eerst moeten zien te ontdekken, met welke vijand we hier te maken hebben en hoe het met de bewaking staat. Ongetwijfeld loopt het met het laatste wel los, want het lijkt ondenkbaar, dat iemand de talrijke dodelijke valstrikken heeft kunnen omzeilen. En wie zou er tegen de Eerste Dienaren in opstand durven te komen?'

'Jij en ik,' zei Sandal. Eindelijk bereikten ze de brede goed verlichte straat en vanuit de duisternis bestudeerden ze de omgeving en de inhoud van de voorbijvliegende zwevers. Sandal ontdekte vlak na elkaar drie verschillende soorten wezens: Soortgenoten van Tahonka-No uit het ras van de Knokigen, die net als Tahonka arts of medisch hulppersoneel leken te zijn. De zwevers, waarmee ze zich verplaatsten, droegen een apart opschrift en alle vreemden droegen op de plaats, waar de hersenen zaten, een geel plakkaat. Daarna zag hij wezens, die er verbluffend menselijk uitzagen: slank, meer mager met lange witte haren en veel te lange smalle armen met zes vingers. Ook zij droegen het plakkaat, dat bij iedereen op de linkerslaap was bevestigd.

De kleine purperen stommen kende hij al. Ook zij waren hier in grote getale vertegenwoordigd en schenen tamelijk eenvoudig en ondergeschikt werk te verrichten.

En toen, tot zijn eigen verbazing, ontdekte hij ook een aantal van die wezens met acht ledematen, die hij 'zwerminstallateurs' had genoemd en waar hij samen met de robots van Testcase Rorvic tegen had gevochten. 'Zelfs jouw soortgenoten, No!' zei Sandal. 'En wat nu? Hier ben jij, zoals afgesproken, de baas.' 'We zoeken een plek, waar we het park kunnen verlaten en aan de overkant terecht kunnen komen,' zei de Knokige zacht.

'Niet gewoon over de straat?' 'Nee! Dat staat gelijk aan zelfmoord!' Alle wezens, die ze tot nu toe hadden ontdekt, droegen de gele punt op de plaats, waarachter de hersenen lagen verborgen. Ook Sandal moest een dergelijke punt zien te bemachtigen en hij kon hem alleen maar van een wezen, dat op hem leek, stelen. Toen ze zich weer in de duisternis terugtrokken en naar het oosten, waar ze licht konden zien, liepen, zei de Knokige peinzend: 'In deze koepel houdt zich dus een veelvoud aan wezens, die ook een verschillend intelligentiepeil hebben, op. Vermoedelijk hebben de Eerste Dienaren hier leden van alle slaven volkeren verzameld om zich te laten bedienen. Per slot van rekening is dit eiland een onderdeel van een kliniek- en herstellingsplaneet.' 'Dat zal wel,' mompelde Sandal. Ze liepen door, totdat de duisternis moest wijken voor het felle licht van de lampen en ze geen dekking meer hadden. De Knokige ontdekte een onderaards vertrek, dat ze binnen konden dringen. Daar hielden ze zich voorlopig verborgen. Na een halve dag kreeg Sandal dorst en hij zocht naar water. De Knokige hield hem tegen en beweerde, dat hij dit beter kon doen. Hij pakte de grote fles aan van Sandal en verdween in een van de vele gangen van de kelder. Sandal wachtte geduldig.

 

Een uur later hoorde hij tenslotte weer voetstappen.

De staalplaat, waarop een opvallend symbool stond, gleed weg en voor Sandal stond een van de vreemden, die er ongeveer net zo als hijzelf uitzag.

'Wie ben jij?' vroeg de vreemdeling. 'En wat zoek je hier?' Verder kwam hij niet. Sandal liet zijn boog vallen en hij dook naar voren toe. De vreemdeling week uit en de hendel, die hij had willen uittrekken, lag nu buiten zijn bereik. Er mocht van alles gebeuren, maar de vreemdeling mocht geen alarm slaan. Sandal draaide zich bliksemsnel om en met zijn gebalde vuist raakte hij de lange man vol in het gelaat. Er ontstond een gevecht. De beide tegenstanders waren ongeveer eikaars gelijke, maar het ging nu niet om de overwinning. Het leven van Sandal en Tahonka-No stond op het spel. Sandal wierp de man over zijn schouder, sprong op hem en kreeg een slag tegen zijn borstbeen, waardoor hij een paar seconden lang naar adem moest happen. Hij rukte zijn mes uit de schacht van zijn laars, sprong opnieuw naar voren toe en stuitte op de tafel, die de vreemdeling als schild voor zich uitschoof. Sandal schopte de tafel omver en dook naar de benen van de man. Een ruk en de vreemdeling viel op de grond. Sandal wierp zich op hem, drukte zijn keel dicht en zocht met een voet naar zijn mes.

Ineens sprong hij weg, dook naar het mes en stond loerend naar zijn tegenstander op.

Ook de vreemdeling kwam overeind en op het moment, dat Sandal zich met een rauwe kreet op de man wilde storten, greep hij naar zijn holster, week uit en trok een eigenaardig wapen.

De man dook weg en er klonk een dreunend geluid. Sissend flitste de energie over het hoofd van Sandal. 'Ik ben jouw vriend, idioot!' schreeuwde Sandal in de taal, die hij van No en met behulp van de translator had geleerd.

'Vrienden, hier sluit men geen vriendschap!'

Sandal sprong opnieuw naar de man toe en het tweede schot verzengde alleen de stof van een van zijn mouwen. Langzaam bewoog de vreemdeling zich in de richting van de deur, toen Tahonka-No achter hem schijnbaar vanuit het niets opdook en bliksemsnel in actie kwam. Kreunend zakte de vreemdeling in elkaar.

'Net op tijd,' zei Tahonka en hij wierp Sandal de gevulde waterfles toe. Hij maakte het lemmet van zijn mes schoon aan de kleding van de dode. Sandal bukte zich en trok de okergele punt van de slaap van de man af, waarna hij hem op zijn eigen slaap kleefde.

'Hoe kon dit gebeuren?' vroeg No, toen ze het lijk verstopten. Sandal vertelde het hem. 'We moeten verder!' mompelde Tahonka. 'Laat me eens nadenken, een riool of een energiekanaal. Ik moet er toch een kunnen vinden.' Sandal stak het mes terug, pakte het wapen van de vreemdeling en ruimde, voor zo ver dat mogelijk was, de sporen van het gevecht op. Het was toeval geweest, dat hij en de vreemdeling elkaar tegen het lijf waren gelopen, maar dit had hun aanwezigheid kunnen verraden.

'Kom. We gaan!' zei de Knokige. Hij zocht, alhoewel hij precies scheen te weten, wat hij zocht en waar hij het zou kunnen vinden. Misschien leek het constructieschema van dit gebouw op een van de huizen, die hij zich van Gedynker Crocq voor de geest kon halen. Ze renden door de verlaten gangen, lieten schotten wegglijden en dichtgaan, renden trappen op en af en kwamen tenslotte terecht in een kleine lift, die diep onder de oppervlakte stond.

'Een hal, waarin zwevers gereed staan?' fluisterde Sandal. 'Inderdaad. Probeer een onderscheid te maken tussen machines en levende wezens. Als er iemand naar je kijkt, dan keer je hem het gele contactpunt toe en loop je snel door.' Ze keken in een reusachtige lage hal, beter gezegd een gang, die zowel aan de linker- als aan de rechterkant door boxen werd begrensd. Hier stonden minstens driehonderd zwevers, in allerlei grootten en vormen. Robots hielden zich bezig met het onderhoud van de voertuigen. De beide vrienden liepen langs de boxen en Sandal vroeg fluisterend: 'Waarheen?'

'Linkerhoek, vooraan!' antwoordde Tahonka-No zacht. 'Begrepen.'

Af en toe keken ze ongeïnteresseerd in een van de boxen. De meeste waren onverlicht en dan stond er ook niemand bij de zwevers. In andere boxen heerste een noeste bedrijvigheid. Sandal ontdekte soms een zwerminstallateur, alhoewel de robots hier in de meerderheid waren. Er weerklonk geluid. Motoren zoemden, schakelaars klikten, instrumenten vielen op de grond en dat veroorzaakte gerinkel. De beide vreemden bereikten onbelemmerd hun doel en de Knokige liet opnieuw een schot wegglijden. Ze kwamen terecht in een machinekamer.

 

Ventilatie, airconditioning, afwatering en energiekabels,' legde de Knokige uit. 'Als we van deze gang gebruik maken, dan komen we ongezien onder de straat door en komen we terecht in een soort silo, waar we ons voorlopig zullen kunnen verbergen.' 'Goed.'

Ze begonnen te lopen. Voor hen lag het fluorescerende plafond van de gang, die niet veel breder dan de schouders van Tahonka-No was. De gang scheen in het oneindige uit te monden. Onder de laarzen van de mannen gorgelde het rioolwater en een geheimzinnig geknars begeleidde hen gedurende de komende twintig minuten. 'Het duurt niet lang meer!' bromde Tahonka-No. 'We zijn er bijna.' Ze waren, als Sandal zich niet had verrekend, inmiddels al weer drieduizend meter in de richting van het middelpunt van de koepel gevorderd. Dat was een vooruitgang, waarop Sandal niet had gerekend, maar het was ook de eerste keer van zijn leven, dat hij zich in de onderaardse aderen van een stad voortbewoog.

Ze bleven in een machinekamer staan en liepen naar de lift. 'Omhoog. Op het dak zien we wel verder.'

 

Een half uur later lagen ze onder de vlakke koepel van een luchtschacht en onder, dan wel voor hen lag een groot gedeelte van de stad. Duidelijk konden ze de vijf ringen onderscheiden en in het middelpunt stond het immense gebouw, dat door een groot aantal andere kleine gebouwen werd omgeven.

'Dat is het absolute middelpunt van de stad onder het scherm, maar niet van het eiland,' merkte Tahonka-No op.

Nog drie kilometer of misschien net iets meer; kennelijk had Sandal zich bij zijn eerste schatting iets verrekend.

'Ik zie vijf verschillende systemen.' 'Inderdaad. We zullen elk systeem moeten zien te overwinnen, net als die dodelijke zone om het gebouw.' Het centraal gelegen gebouwencomplex werd door een goed onderhouden park omgeven. Daar ontdekte Sandal met behulp van zijn verrekijker veel wandelaars en zwevende wezens, die hij niet goed kon zien. Overal ontdekte hij wachtrobots. Maar er waren geen purperen te zien. Daarna volgde een aantal in een soort kring om het complex opgestelde kleine zwarte koepels, die gedeeltelijk in de schaduw van het centrale bouwwerk schuilgingen. Van hieruit liepen lange energiestralen naar het centrum.

De derde cirkel werd door een massieve wand van gebouwen gevormd. Deze gebouwen waren onderling door een gecompliceerd bruggensysteem verbonden.

De vierde cirkel bestond uit een kleiner park, waarin een paar duizend kleine huizen op, naast en aan elkaar leken te staan. Ook hier ontdekte Sandal een gecompliceerd wegennet. De vijfde kring, op de afstand van een boogschot van het dak, bestond weer uit een dodelijke zone. 'Ongelooflijk! Een ring van metaal!' zei Sandal verbaasd. Sandal zocht met de verrekijker het gebied tussen hun schuilplaats en het begin van de eerste dodelijke zone, die in het licht van de zon glinsterde als een meer van kwikzilver, af. 'Begrijp je nu,' vroeg Tahonka-No, 'waarom we voorzichtig en met ons verstand te werk zullen moeten gaan?' 'Inderdaad.' Sandal verkeerde in een alles behalve goede stemming. De beide vrienden hadden weliswaar de belangrijke plakkaten kunnen bemachtigen, maar inmiddels was ook duidelijk geworden hoe gemakkelijk ze zouden kunnen worden ontdekt. Dit hier was niet de wereld van Sandal, niet het open landschap. De vreemde gebouwen maakten de jager in de war, omdat hij hun doel en de inrichting niet begreep en achter elke schakelaar en wand een geheim moest verwachten. Hij schudde geïrriteerd zijn hoofd, sloeg een insect van zijn hand en zei: 'Vermoedelijk dienen alle andere gebouwen voor het centrum. Is het centrum iets, dat ik als een kliniek of een ziekenhuis kan beschouwen, partner?'

Tahonka nam de verrekijker van hem over, hief hem op en mompelde, terwijl hij de omgeving afzocht: 'Zo zou ik het omschrijven. Alleen vraag ik me nog steeds af, waarom men dit het eiland van de gelukzaligen noemt.'

'We zullen het te weten komen of sterven!' merkte Sandal op. Er viel voor de rest niets bijzonders te zien. In het gebied tussen hun schuilplaats en de metalen ring, waarop her en der machines rolden om hem schoon te houden, lagen vele hallen en steegjes, die ongetwijfeld als transportwegen dienst deden. Voor de tweede keer stelde Sandal zijn vraag: 'Hoe gaan we te werk, Tahonka?' 'Langzaam en bezonnen,' antwoordde de Knokige.

 

Hij wees op de glimmende ring, die meteen op een groenstrook aansloot en in het woongebied vrijwel direct in een groenstrook overging, zonder enige vorm van markering. 'We wachten totdat de duisternis invalt en dan verlaten we deze voedselsilo, sluipen naar de rand van de ring en daar zien we wel verder. Als ik me niet vergis zijn ook de gebouwen in de buurt van de dodelijke zone voorzien van kelders en gangencomplexen. Helaas moeten we over en niet onder de ring door zien te komen.' 'Dus alweer wachten!' mompelde Sandal morrend.

'Het wachten is voor iedere jager een uitdaging! Ik citeer Sandal Tolk!' zei Tahonka-No, waarop hij in de lach schoot.

 

De zon ging in het westen, achter de ringzee onder.

De flauwe roodkleurige nevel, die in de koepe.1 hing, vervaagde. Daarna nam de intensiteit van een gloed, die vaag aan het maanlicht herinnerde en vanuit de binnenkant van de gigantische koepel leek te komen, weer toe. De parken veranderden in zwarte vlakken vol met nog zwartere strepen en schaduwen. Overal gingen lampen aan. De hallen en gebouwen vervaagden tot donkere gebukte reuzen, terwijl de contouren met de daarachter liggende gebouwen tot een ondoordringbare massa versmolten. Tahonka-No en Sandal stonden op, klopten het stof van hun kleding af en ze keken na, of de signaalplakkaten nog goed vastzaten. Daarna liepen ze gebukt naar een uitgang, verkenden de omgeving en verdwenen achter de klep.

'Laten we de lift maar nemen,' zei Sandal. 'Dat gaat snel en niemand kan ons tegenhouden.'

Zijn jachtkoorts was weer ontwaakt. Hij gedroeg zich weer als een paar dagen geleden: snel en behoedzaam. Het probleem, hoe ze de dodelijke zone zouden kunnen passeren, intrigeerde hem, zonder dat hij zich het bewust was. Hij wist echter, dat ze ook hier succes zouden boeken, omdat hun tegenstander hun tactiek niet begreep.

'Vooruit!' zei Tahonka-No kortaf. Ze gingen in de lift staan, drukten op de onderste knop en zakten pijlsnel de diepte in. De lift werd kennelijk zelden gebruikt, want de Knokige kon vrijwel geen sporen van slijtage ontdekken. Toen de lift krachtig remde, vingen ze de tegendruk op met doorbuigende knieën. De deuren gleden open.

Tahonka keek naar buiten toe. Hij gaf Sandal een teken. 'Hier is niemand. Snel. Daarheen!' Hij wees naar een soort glazen trappenhuis, wat Sandal verraste: het was verlicht en elegant van vorm. Heel anders dan de trappen van de burcht Crater. Hij keek om zich heen en begon te rennen. Even later stonden de beide mannen in een van de glazen portalen, die toegang gaven tot het park.

Voor de ingang stond een groep zwerminstallateurs, die met schrille stemmen stonden te discussiëren. De vele ogen gingen in een verwarrend ritme open en dicht.

'Gewoon doorlopen, geen aandacht aan besteden en in de schaduw van het park verdwijnen,' zei Tahonka. 'Maar...'

'Snel. Anders vallen we nog op!' Sandal voelde met zijn vingers naar de kolf van het dodelijke wapen, dat hij onder zijn jack verborgen hield en knikte toen zijn vriend toe. Ze liepen naar de glazen poort, waarvan de deuren automatisch wegschoven om hen door te laten. Ze liepen op de zwerminstallateurs af, weken iets uit en lieten duidelijk de okergele signaalpunten zien.

Niemand besteedde aandacht aan hen, kennelijk wisten de Dienaren zelf niet eens, welke rassen hier feitelijk bijeen waren gebracht. Tahonka viel in geen geval op, want zijn volk was hier goed vertegenwoordigd en ook Sandal ontsprong de dans, omdat hij de mantel van de gedode man droeg.

Hij moest zich wel bedwingen om niet achterom te kijken. Met iedere stap, die ze deden, werden de gespreksflarden zachter. De gespannen spieren van Sandal kwamen pas tot rust, toen ze zich met een snelle sprong van de weg in de duisternis van het park konden terugtrekken.

'Dit is mijn wereld ...,' mompelde hij.

Meteen voelde hij zich meer zelfverzekerd.

Hij sloeg de mantel open, spande zijn boog en draaide langzaam een keer om zijn as. Zijn ogen schenen de duisternis te kunnen doorboren, terwijl de punt van de pijl op een onzichtbare tegenstander werd gericht. Hier was niemand.

Ze slopen geruisloos tot aan de rand van de streep, die nu de indruk van het bevroren oppervlak van een rivier maakte. Alle lichten, zelfs het patroon van de gigantische toren in de verte, werden door het glimmende gepolijste oppervlak gereflecteerd. 'Wacht...,' zei Tahonka, terwijl hij zich bukte en de grond aftastte. Toen vond hij een kleine vierkante vrucht en wierp hem behoedzaam parallel met de plaat op het metaal. De vrucht rolde een paar meter door, draaide een keer om zijn as en kwam ineens omhoog als een opspattende waterdruppel van een verhitte gasplaat. Een violette steekvlam en de vrucht verging tot as.

Sandal voelde de koude rillingen over zijn rug lopen. 'Zo zouden wij zijn gestorven,' hoorde hij zijn vriend zeggen. De Knokige scheen van dag op dag zijn zelfverzekerdheid, die hij in de jungle had verloren, terug te winnen. Zijn gevecht tegen het bijgeloof en de taboes, die hem door de onbekende heersers van de zwerm waren opgelegd, scheen in een eindstadium te zijn gekomen. Alhoewel hij misschien ook te druk bezig kon zijn met hun huidige problemen, waardoor hij geen tijd had om na te denken over het verleden. 'Zo zouden we zijn gestorven, als we zonder meer de plaat zouden zijn opgelopen!' herhaalde Sandal. Hij dacht aan hun gaskogels, maar daar konden ze nu geen gebruik van maken.

'Waar een wil is, is ook een weg!' bromde hij en wees op een van de kleine robots, die dichterbij kwam. De machine volgde een koers, waarvan het patroon onbegrijpelijk was, met kringen en rondjes over het metaal. Een stuk of acht boen- en poetsmachines waren verbonden met een controleorgaan, dat op een halve bol leek. 'Ik zie het, maar ik begrijp niet, watje wilt doen,' zei Tahonka-No, die zag, hoe de machine het hoopje as, dat er van de vrucht was overgebleven, naderde.

Toen begreep Tahonka-No het en hij lachte luidkeels.

 

3.

Sandal had een grote steen, vier grote vruchten en een handvol bladeren voor zich liggen. Hij lokte de robot dichterbij.

Hij wierp eerst de steen tussen zich en de zuigende poetsende machine. Met een doffe knal spatte de steen uit elkaar en het gruis veranderde in een soort meel, dat begon te borrelen en te vergassen. De machine kwam drie meter dichterbij, ruimde de meelresten op en begon ijverig het metaal te poetsen.

'Wie gaat er het eerst naar de overkant?' bromde de Knokige. Sandal wierp een vrucht, waardoor de machine nog eens twee meter dichterbij kwam.

'Dat speelt geen rol, zei hij. 'Als het nodig mocht zijn, dan moet de een de ander rugdekking kunnen geven. Ik verwacht het echter niet... ik zie en zag niemand, die ons zou kunnen bedreigen.'

Opnieuw verkoolde een vrucht. Opnieuw kwam de robot iets dichterbij. Hij zweefde ongeveer een meter boven het blanke metaal en leek hierdoor net op een grote spin, die, als het nodig was, een van zijn stofzuiger- of boenpoten uitstak. Het was een speciaal voor deze dodelijke zone ontwikkelde reinigingsrobot; kennelijk vonden de Eerste Dienaren het noodzakelijk om een dergelijk vernietigingsmechanisme schoon te laten houden. Iedere planeet, bedacht Sandal zich alles behalve vrolijk, terwijl hij de bladeren op het metaal voor zijn voeten wierp, houdt er andere gebruiken op na.

'Ik blijf hier en verzamel mijn lokmateriaal,' mompelde de Knokige. 'Goed. Dan probeer ik het.' Sandal had een nog veel beter idee en hij bracht het ten uitvoer, toen de eigenaardige machine bezig was met het opruimen van de laatste sporen. Hij propte tien of twaalf vruchten en een grote steen in zijn zakken en zei: 'Ik stuur de zwever weer terug, Tahonka. Voorwaarts, mars!' Hij balanceerde op een voet, sprong naar voren toe met de boog op zijn rug. Hij kwam precies op het midden van de halve bol terecht, ging op twee armen, die zich de hele tijd niet hadden bewogen staan en hurkte, terwijl hij meteen de boog van zijn rug en een pijl uit de koker pakte. 'Het gaat beginnen!' Hij stak de pijl tussen zijn vingers, zocht in een van zijn zakken, vond een van de vruchten en wierp hem tien meter verderop neer. Met de donkere schaduw van Sandal op zijn rug draaide de robot zich zoemend om, zocht naar de vrucht en hij mikte er met een arm op.

 

Sandal hield zich vast, knielde en hield de boog schuin voor zich. Hier, op deze hoogte, werkte de dodelijke straling niet meer. Langzaam, in vier etappes, zweefde de robot heen en weer om alle sporen van de vruchten op te ruimen en langzaam maar zeker kwam de andere kant van de metalen ring in zicht. Tenslotte rolde de steen over het metaal, een opvallend geluid.

Te opvallend, dacht Sandal, maar toen was het al te laat. Een kleine zwever raasde vanaf de andere kant van de metalen ring dichterbij. Sandal herkende de smalle koppen van drie purperen. Achter hem siste Tahonka-No: 'Opgepast! Rechts!' Sandal zei langzaam en rustig: 'Geen energiewapens! Ik red het wel. Kom me alleen in geval van nood te hulp!' 'Begrepen!'

Sandal hurkte als een loerend dier op de robot. Hij was in geen geval duidelijk te zien. Hij spande de boog, hield hem bijna horizontaal en terwijl de robot de laatste meters naar de steen, die aan het oplossen was, overbrugde, siste de eerste pijl weg van de pees en boorde zich in de borstkas van een van de purperen.

'Wraak voor de Burcht Crater!' bromde Sandal. Wilde haat laaide in hem op.

Hij greep over zijn schouder, toen de zwever afremde en de afstand tussen de robot en de rand van de dodelijke zone nog maar slechts drie meter bedroeg. De tweede pijl.

Toen de robot zich omdraaide, schoot Sandal zijn derde pijl af, toen sprong hij met een reusachtige sprong op de grond en hij rende naar de zwever, die was blijven staan. Een paar stappen voor de zwever bleef hij staan, hij draaide zich om en wierp snel een paar vruchten op het blanke metaal. Gehoorzaam draaide de machine zich om en ging terug in de richting van Tahonka-No.

Razendsnel trok Sandal de drie pijlen uit de lichamen van de purperen, sloeg geen acht op de schelle stem, die uit de luidspreker drong en hij zette de voet van een van de doden op het gaspedaal. De zwever schoot weg en verdween in de duisternis. Opnieuw een sprong, Sandal leunde tegen een dikke boomstam, vijf meter van de rand van de metalen zone verwijderd. Hij keek toe, hoe de machine langzaam en schokkend met Tahonka-No terugkeerde. Niets wees op het feit, dat hier een paar minuten geleden een dodelijk gevecht had afgespeeld. Ergens in de verte klonk een doffe explosie en een paar hese stemmen begonnen te schreeuwen. Het was spookachtig.

 

De machine had de andere kant bereikt. Tahonka-No sprong op de halve bol en Sandal wierp een paar vruchten op het metaal. Langzaam en zwak zoemend, met de pedantisch starre precisie van een machine, kwam het apparaat dichterbij, zoog de resten op en wreef het metaal. Sandal keek waakzaam om zich heen, een pijl op zijn pees. De punt van de pijl zat nog onder het bloed.

'Hij haalt het wel,' mompelde hij. 'Hij komt er aan. Rustig blijven, partner, rustig blijven!'

De laatste opmerking had hij tamelijk luid geplaatst. Toen Tahonka-No zich naar voren wierp, sprong Sandal uit de duisternis te voorschijn en trok zijn vriend weg van de gevaarlijke rand.

'Zo!' zei hij. 'Onze list is gelukt. Die machines zijn dom!' 'Dat is een eigenschap, die machines met mensen verbindt,' bromde de Knokige. 'Voel je je fit genoeg om verder te gaan?'

Tahonka wees in de richting van het bewoonde park, dat door het uit de vensters vallende licht werd verlicht. 'Natuurlijk. Vooropgesteld, dat je me verteld hoe we deze hindernis kunnen overwinnen.'

Tahonka-No vertelde het hem. Kennelijk woonden of werkten hier de slaven van de Eerste Dienaren van het Y'Xanthymr, die bijzondere privileges hadden. Hierdoor stond vast, dat het om wezens van verschillende rassen moest gaan. Waren hun huizen afgesloten en werden ze bewaakt? Hoe? Door dieren of door machines? 'Dat weet ik niet.'

Opnieuw werden ze met een raadsel geconfronteerd. De tegenoverliggende binnenrand van de koepel was een kunstmatige hemel, die de zwak fluorescerende coulisse voor deze brede landstrook met vierkante gebouwen, vormde. Overal stonden draagelementen en tussen de gebouwen zelf liep een wirwar van touwen en kabels. Een vreemde architectuur, die niet door wezens uit deze melkweg was ontworpen en geconstrueerd. 'Sandal?'

'Ja?' vroeg de jonge krijger. Ze liepen naar de rand van een voor driekwart gedraaide groenstrook, die uit bizarre gevormde struiken en bomen bestond. Achter het groen doemden de in elkaar overlopende blokken op. Af en toe bleven de vrienden staan en ze zagen achter de gekleurde ramen de silhouetten van de zich voortbewegende vreemden.

'We zullen er daar verderop door moeten. Dit hier is een soort muur.' 'Akkoord.'

 

Toen de beiden het einde van de groenstrook hadden bereikt, bleven ze voor een muur, die uit gladde stenen bestond, staan. Ze zagen geen waarschuwingssystemen, geen fotocellen. De muur was ongeveer tien meter hoog. Op dit punt konden ze er niet overheen komen, tenzij ze zouden vliegen.

'Daar! We maken gebruik van de planten en stutten, die aan de buitenwand van dat huis zijn bevestigd,' zei de krijger.

'Jij klimt het beste.' Ze trokken zich weer terug en bestudeerden rustig de mogelijkheden, waarover ze beschikten. Sandal begon. Hij klom langs een schuine doorntak omhoog en bereikte met een sprong een van de draagbalken. De boog sloeg tegen het metaal en er klonk een zacht rinkelend geluid. Sandal hield zijn adem in en hield zich als een kat aan de balk vast. Niemand had iets gehoord. Hij wenkte en Tahonka-No volgde hem langs dezelfde weg. Even later stonden ze naast elkaar en keken rustig om zich heen. Ze stonden op tien meter boven de groenstrook. 'We moeten het dak van het zevende huis daarboven zien te bereiken. Daar kunnen we gemakkelijker over de muur klimmen.'

'Ik ben het helemaal met jou eens,' zei de Knokige. 'Waar wachten we nog op?'

Ze klommen langs de dwarsbalken naast de huizen omhoog, balanceerden op schuine kabels en slopen onder de vensters door. De gebouwen hadden een dubbele functie: er werd gewoond en gewerkt. Sandal en Tahonka-No zagen een groot aantal van die geheimzinnige zwerminstallateurs, die met hun acht ledematen constructietekeningen of iets dergelijks aan het maken waren, de hier aanwezige technologie was zo vreemd, dat Sandal er vrijwel niets van begreep.

'Wat doen ze hier?' fluisterde hij, toen ze achter elkaar langs de rand van een dak slopen. Ze stonden als zwakke donkere plekken tegen de diffuse achtergrond van de fluorescerende koepel afgetekend.

'Ik weet het niet!' bromde de Knokige zacht.

Plotseling bleef Sandal staan en hij hield Tahonka-No tegen. Ze bleven vlak naast elkaar staan; hun schaduwen vloeiden in elkaar over. 'Een geluid, dat me helemaal niet bevalt!' mompelde de jager en hij pakte zijn boog. Alle zenuwen en spieren spanden zich; hij leek op een loerend uitgehongerd roofdier. 'Het klinkt als het gejank van kleine dieren.'

 

Sandal dacht onwillekeurig aan de honden of de kleine jonge wolven van Exota Alpha, waarmee men naar ontsnapte gevangenen had gezocht. Hij spande zich in en kon een aantal verschillende geluiden onderscheiden. Het opengaan van een poort of een deur, een aantal bevelen in een schril klinkende taal en daarna het getrappel van vele kleine voeten. Tenslotte bleef het een poos stil. Ineens klonk er in de buurt een hees gesis. 'Als je denkt, dat er speurhonden zijn vrijgelaten, dan heb je gelijk,' mompelde de Knokige zacht. 'Maar ze kunnen alleen op de grond zoeken, klimmen gaat niet.' Sandal knikte. 'Laten we het hopen.' Ze gingen verder. Via een dak, door een lege verbindingsgang tussen twee huizenblokken, toen weer door een klein park, dat op een ronde plaat, die een paar meter boven de grond hing, was aangelegd. Toen ze een fonteintje passeerden, bleef Sandal staan, schepte met een hand water op en begon te drinken.

'Kom, niet blijven staan. We moeten nog door het grote gebouw, dat verderop staat,' waarschuwde de Knokige hem.

'Ja, ja,' mompelde Sandal. Hij kreeg gestaag de indruk, dat alles, wat dit volk en eigenlijk alle bewoners van de zwerm deed, door een panische angst om levensbehoud werd gedicteerd. Net als een leeuwin, die haar welpen beschermt na de geboorte. Of als een mierenstam, die om het lichaam van de grote koningin een heuvel heeft opgebouwd en verbitterd tegen alles en iedereen, die een bedreiging zou kunnen vormen, streed. Gedreven als insecten, dat leek hem een goede omschrijving voor het doen en laten van de zwermbewoners als het leven van de heersers van de zwerm op het leven stond. Alle slavenvolkeren kwamen dan eensgezind in actie met alles, waarover ze de beschikking hadden.

Het waren net dieren, die een aanvoerder volgden. Een gigantische massa lemmingen, die door de melkweg doolden en nauwelijks voor hun verwoestingen ter verantwoording konden worden geroepen. En toch: er bestond een manier om de wraak te voltrekken zonder bloed te vergieten.

De heerser van de zwerm moesten ze zien te vinden, zodat ze hem zouden kunnen dwingen de ... Sandal struikelde over iets, dat hij niet had gezien.

'Voorzichtig!' kuchte de Knokige., 'Voorzichtig toch!'

Toen hoorden ze onder en achter zich een soort zoemer, die krakend een. hoge toon produceerde. Het geluid bleef een seconde hoorbaar, dan was het twee seconden stil en daarna werd het signaal weer herhaald. 'Alarm!'

Tegelijkertijd begonnen de dieren een verdieping lager te janken en te blaffen.

'Snel, kom, rechtdoor!' zei Tahonka, die begon te rennen. Ze liepen achter elkaar een nauwe spiraalgang, die boven een brug lag, in. Onder hen waren de kronen van kleine bomen. Toen de brug en de dubbele kabel, waarmee de constructie was bevestigd, elkaar kruisten, wisselde de Knokige van richting. Sandal wilde hem volgen, maar aan de andere kant van de gang dook een van de kleine purperen, wiens huid uit schubben leek te bestaan, op. Sandal bukte zich tijdens het lopen, haalde een mes te voorschijn en wierp het met al zijn kracht naar het eigenaardige wezen. Tegelijkertijd liet hij zichzelf op de grond vallen. De boog viel naast hem op de gladde grond. Er flitste een schot over zijn hoofd en een breed stuk van de grond smolt weg. Toen Sandal zijn koprol beëindigde, zag hij, hoe de kleine purperen zijwaarts onderuit zakte en in de touwen bleef hangen. Sandal sprong naar voren toe, gaf een schop tegen het lijk en wachtte niet op het geluid van de klap, waarmee het lichaam op de grond terecht zou komen. Hij volgde Tahonka-No en rende de schuine helling minstens tien meter op, voordat hij zijn evenwicht verloor. 'Mijn hand!' 'Bedankt!'

Tahonka-No trok hem op en ze hielden elkaar vast, terwijl ze langzaam de dubbele kabelconstructie beklommen en uiteindelijk in de schaduwzijde van een huis tussen de draagbalken en touwen dekking zochten. 'Ik struikelde,' zei Sandal, 'en toen ging het alarm over.' Om hen heen heerste behoorlijk wat opwinding. Overal werden gekleurde lampen ingeschakeld, zwerminstallateurs en wezens, die verbluffend veel op Sandal leken gingen in de deuropeningen staan en de kleine speurhonden verscheurden knorrend en gierig het lijk van de kleine purperen. 'Je hebt hem gedood?' vroeg Tahonka bijna zakelijk. Hij had geen medelijden of twijfels meer, sterker nog, hij had zelf al afscheid van zijn eigen leven genomen. Hij zou zijn vriend tot het bittere einde begeleiden, hoe dit einde er ook uit zou mogen zien. 'Ja. Met een mes,' fluisterde de krijger.

'Jouw mes? Dan krijgen ze in de gaten, dat er hier vreemden zijn. Ze zullen het mes ongetwijfeld vinden.' Het gelach van Sandal was nauwelijks te horen.

'Niet mijn mes. Een van de messen, die we bij onze uitrusting in de goederensilo hebben gekregen. Het is een van hun eigen wapens.' 'Dat is verdraaid handig, partner.' 'Ik dacht er net op tijd aan,' gaf Sandal toe en hij keek om zich heen. Ze hadden hier een uitstekende schuilplaats, maar als het licht zou worden, dan kon men hen hier gemakkelijk ontdekken. Maar nu concentreerde de speuractie zich nog op de plaatsen, waar Sandal was gestruikeld en het lijk was gevallen. Het blaffen en janken van de op wolven lijkende dieren veranderde in een hels geluid, toen iemand het lijk weghaalde. De zoemer werd uitgeschakeld. Opgewonden stemmen klonken; Sandal had de translator uitgeschakeld, zodat ze zich niet door het geluid van dit apparaat zouden kunnen verraden. Hij hoorde echter losse woorden en begreep, dat men aan een ongeluk of een vergissing dacht; zoals gezegd: deze manier van vechten kenden ze niet.

'Als het weer rustig is, dan klimmen we via een andere weg verder,' zei Tahonka-No. 'Natuurlijk.'

Ze wachtten ongeveer een half uur en kregen nu de kans tot rust te komen. Toen was alles om hen heen weer net zo rustig en stil als voorheen. Ze stonden op, klommen langzaam naar de top van het draagelement en zochten geconcentreerd naar een mogelijke ontsnappingsroute. 'Daar, over die huizen, dan door de kleine daktuin, langs de vier zich kruisende bruggen, het park in en door de achterwand van het eerste huis, daar vinden we wel een gat.' Sandal volgde de voorgestelde route met zijn ogen en vond, dat zijn vriend een uitstekende strategische weg had voorgesteld. Afgezien van de massieve achterwand van het huis hadden ze overal drie- of vier vluchtwegen. Hij liet zijn blik ronddwalen en keek naar het grote centrale gebouwencomplex. 'Zie je die kleuren!' 'Ik zie het,' zei Tahonka-No. 'Het zijn de overheersende kleuren van dat, wat jij de "zwerm" noemt.' De reusachtige kathedraal, het immense samenspel tussen bruggen, torentjes en vlakken met talrijke erkers en nissen, gloeide regelmatig op door een telkens veranderend licht. Alle kleuren van het spectrum waren aanwezig en het patroon, dat de kleurenspel volgde, wisselde sneller dan het menselijke oog het zou kunnen volgend. Een barbaarse, afschuwelijke en angstaanjagende pracht, die de gewetenloze en machtige heerser waardig was, vond de jonge barbaar. 'Wat betekenen die wisselende kleuren, partner?' fluisterde hij, zichtbaar onder de indruk van het kleurenspel. 'Ik weet het niet, maar als het iets te maken heeft met de stemming, waarin de bewoner of bewoners van de kathedraal verkeren, dan lijkt men vrij opgewonden en nerveus te zijn.' 'Ik begrijp het,' zei Sandal. Hij kon zich slechts met moeite van deze fonkelende kleuren losmaken; draaide toen echter het hoofd om en bestudeerde opnieuw de voorgestelde route.

 

'Kom!' zei hij. Hij liep voorop.

Eerst balanceerde hij met uitgestrekte armen op een ongeveer dertig centimeter brede staalkabel, sprong op een dwarsbalk en liep zigzagsgewijs door de kleine daktuin. Er stonden bomen en bloeiende planten, die een bijna verdovend effect op hem hadden. Het gras was groen en kon nooit natuurlijk op Vetrahoon zijn ontkiemd. Hier binnen scheen een andere, imposante wereld te bestaan.

Hij bereikte de rand van het park, hurkte op een dwarsbalk en schatte de hoogte en de richting van zijn laatste sprong. Tahonka haalde hem in en hurkte achter hem. 'Zie jij wat?' fluisterde hij in de buurt van Sandals oor. 'Nee, nog niets.'

De ogen van Sandal boorden zich door de duisternis, registreerden feilloos elke beweging in de omgeving van het park en van het verlichte vlak. Niet' bewoog zich, afgezien van een bries, die de bladeren liet ritselen. Waar kwam die bries eigenlijk vandaan, want de koepel was net zo dicht als een tent?

Waar kwam de regen, die vier dagen geleden was gevallen, vandaan? En de bliksemschichten dan? Sandal wist het niet. Hij sprong. En toen Tahonka-No door de knieën ging om zich af te zetten, zag hij links van Sandal een langgerekte schaduw, wit en zilverkleurig, waarvan de kop met de lange slagtanden precies op de keel van Sandal stond gericht. Grote, fonkelende ogen glommen, toen de Knokige zich met een hese kreet naar voren wierp.

 

4.

De taak van de Tklaons was door de personen, die hen had grootgebracht en afgericht, duidelijk omschreven en vastgesteld. Bovendien kreeg het dier door zijn eigen manier van reageren en het insect geen, of vrijwel, geen andere kans om vanuit de absoluut roerloze positie in actie te komen. Bewaken van de zeldzame Golsordbloemen, waaruit men, nadat ze waren bevrucht, een parfum voor de Eerste Dienaren van het Y'Xanthymr werd gemaakt.

Bewaak het Letos! was hun opdracht. De Tklaon had de tijd, sinds het licht was uitgeschakeld, loerend op een horizontale tak zitten wachten. Tussen de bloemen en zijn viervoudig vergrotend reukcentrum leken dunne draden te lopen. Als een van de vrouwen van de kleine purperen zou komen om een bloem te stelen, dan zou hij haar een pijnlijke wond toebrengen en verjagen.

En plotseling werd een van de zo goed als onzichtbare draden kapot getrokken.

De Tklaon opende de ogen, de pupillen werden reuzengroot en hij zag een man, die weliswaar het 'zoemende teken' droeg, maar toch ook een bloem wilde stelen. Misschien zelfs wel meer dan een. Voor zijn vrouw natuurlijk, want mannen droegen geen Golsordbloemen. Het dier spande zijn spieren, rekende, zonder echt na te denken, de vluchtcurve uit en sprong toen. Tijdens de sprong, toen prikkelende vloeistof door de aderen schoot, veranderde het dier van kleur. Het donkergroene maakte plaats voor een fel witte kleur, die een Tklaon eigen was voor het gevecht. Hij mikte op de hoofdader, ontblootte de slagtanden en klapte toen met zijn kaken tegen een hard stuk hout. Toen iemand naast hem een kreet slaakte, veranderde de boomwolf meteen van positie. Hij liet zich op de grond vallen en viel nu vanuit een andere hoek aan.

 

'Voorzichtig!' riep Tahonka-No, terwijl hij zijn mes trok. Sandal draaide zich bliksemsnel om, hield ook zijn mes in de hand en stak zijn linkerarm uit. De Tklaon sprong en ramde zijn tanden in de lederen armband.

De hand van Sandal raasde op hem af en hij ramde het lemmet ongeveer tien centimeter in het lijf van het dier, vlak onder de kop.

De Tklaon jankte en produceerde een langgerekt gemiauw. Toen was de Knokige aan de beurt. 'Terug!' zei hij nors. Hij trok aan de beide voorpoten van het dier. De lange klauwen zaten in de stof van het jack, die veel weg had van het model, dat Rhodan hem destijds had gegeven. Meedogenloos sloot Tahonka-No zijn vuisten met de beide tegenover elkaar geplaatste duimen.

Sandal stak het lemmet nu diep in de strot van het beest. Nadat hij het mes had teruggetrokken, wierp de Knokige de boomwolf tussen de struiken en hij maakte zijn handen schoon aan het gras.

'Zelfs in het onzichtbare loert het gevaar,' zei hij. 'Ik ken het dier, op Gedynker Crocq bewaakt het de tuinen, waar men exotisch ruikende bloemen kweekt.'

'Kom!' mompelde Sandal, die zijn spanning voelde wegebben. Hij stak zijn mes een paar keer in de grond, zodat het lemmet werd gereinigd en stak het daarna weer terug in de schacht van zijn laars. Ze gingen verder over een smal pad, dat tussen de tuinen liep. De bloemen verspreidden een bijna verdovende geur. Hun volgende doel op de route naar het grootste gebouwencomplex was de kruising van de vier zwevende bruggen, in het midden van het park, die door vier grote huizenblokken werd omgeven.

 

Twintig minuten... Vijfhonderd voorzichtige stappen... Aarzelend keken ze links en rechts, zochten naar verraderlijke bewegingen en verborgen valstrikken. Ze hielden nu rekening met een verborgen alarminstallatie of een patrouillerende zwever, die het vuur op hen zou openen. Er gebeurde niets. Ze bereikten een van de vier bruggen; hier moesten ze rechtsaf slaan. Bovendien zouden ze hier naar beneden kunnen springen, waardoor ze in de bosjes en struiken terecht zouden komen. 'Wat is dat?' vroeg Sandal zachtjes, terwijl hij naar rechts wees. Ze bevonden zich in het midden van de brug. Rechts van hen stond een ronde zuil van ongeveer zeven meter hoog. Ze was okergeel en gloeide van binnenuit. Op de ronde sokkel stond iets, dat Sandal meteen herkende alhoewel het er eigenaardig uitzag, waar had hij dat gelaat eerder gezien?

'Ik weet het weer... dat is de Gele Afgod... maar ietwat veranderd.' Vermoedelijk veranderde het uiterlijk van deze afgod telkens iets, wanneer het door een ander volk werd vereerd. Y'Xanthymr had bij de zwerminstallateurs een andere naam dan bij de purperen; net zo goed als dat hij een andere naam had bij de op Sandal lijkende wezens met hun witte lange haren en ook voor de bewoners van Gedynker Crocq had hij een andere naam. Ja, dat moest het zijn. Deze vorm hier had Sandal nog niet gezien, de Afgod had nu maar één oog, dat op het voorhoofd, net even boven de neuswortel zat.

'Je hebt gelijk. Maar wat had je willen doen: hier blijven hangen en gaan zitten bidden?' vroeg de Knokige sarcastisch.

'Ik denk er niet aan,' antwoordde Sandal.

Extra voorzichtig liepen ze verder in de richting van de kruising. In hun omgeving bewoog zich niemand meer. Vrijwel overal waren de lichten gedoofd. Het was ook al erg laat; het middelpunt van de donkere periode was inmiddels allang overschreden. Sluipend bereikten ze de kruising, sloegen rechtsaf en liepen langzaam naar een kabel, die de brug met de achterwand van het gewenste gebouw verbond.

Sandal fluisterde: 'Langs het touw of door het park?' Stil dacht Tahonka-No na over deze vraag en toen zei hij: 'De duisternis is onze bondgenoot. We kunnen bovendien de omgeving in de gaten houden, zodat niemand ons onopgemerkt kan benaderen.' 'Goed.'

 

De brug liep met een lichte boog naar beneden toe en kwam uit op een wit vlak, dat uit platen bestond en door struiken werd omgeven. Vanaf de brug konden ze een aantal boomwolven, waarvan ze er net een hadden gedood, op de takken zien liggen. Dat was een gevaar, waarmee ze rekening konden en moesten houden. Maar wie weet, wat er nog meer in de duisternis « op hen zou kunnen loeren. Ze bleven een paar seconden op het open stuk staan, controleerden hun wapens en . richtten toen hun aandacht op de donkere huiswand.

'Niet te snel!' fluisterde Sandal. Hij had inmiddels weer een pijl op de pees van zijn boog gelegd. Hij sloop langs een aantal struiken door de duisternis, vijf meter achter hem liep Tahonka-No, in elke hand een mes. Hij zocht hun omgeving af. Tot nu toe viel niemand hen aan, geen van de dieren reageerde op hun aanwezigheid. Het was hier bijna net zo gevaarlijk als in een onbekende jungle, maar daar was het na een aanval en het gevecht afgelopen; hier zou dat alleen maar nieuwe bewakers aanlokken en zelfs de beste jagers waren tegenover een overmacht machteloos. Zonder dat er iets gebeurde verstreken de minuten.

Ze liepen langzaam over de plaat door de duisternis en soms kraakte een twijg onder hun voeten. De laarzen werden nat van de dauw van de nacht, waar kwam deze dauw vandaan? Zou men 's nachts soms de bovenkant van het scherm openen of misschien zo instellen, dat het vocht en wind doorliet? vroeg Sandal zich af en zonder het te weten, zat hij vrij dicht bij de waarheid en de verklaring voor dit eigenaardige fenomeen. Ze bereikten, zonder te zijn aangevallen, de achterwand van het gebouw en hier moesten ze blijven staan. Er was geen deur te vinden.

 

Systematisch zocht Tahonka-No de hele achterwand af en Sandal stond met zijn rug tegen de kille wand aan en de boog half gespannen in de hand. Toen Tahonka weer naast hem stond, zei hij teleurgesteld: 'We zullen een van de andere gebouwen moeten proberen of een passage tussen twee huizen. Hier is geen deur te vinden.'

'We krijgen bezoek van onze vrienden,' fluisterde Sandal. 'Als ik me niet heb vergist, dan komen er acht aan.' Tahonka draaide zich om en zag het roedel boomwolven op zich afkomen. 'Zolang ze rennen, zijn het jouw vijanden,' zei hij. 'Ik bemoei me er pas mee als ze binnen mijn bereik komen.' Sandal lachte.

'Dat lijkt me een uitstekende regeling, partner.'

Hij slaakte een diepe zucht en zelfs dit geluid scheen de aanvallende dieren te prikkelen. Bijna geruisloos, alleen met uit hun bek hangende blauwe tongen, kwamen ze dichterbij. Binnen zes seconden schoot Sandal vier pijlen af, liet een vijfde weg suizen, toen het slachtoffer nog geen zes meter van hem was verwijderd en wilde gaan springen, toen liet hij de boog vallen en trok bliksemsnel zijn mes. Hij wierp zich schuin naar voren toe om de aanval op Tahonka-No af te slaan.

Tahonka-No liet zich voor de aanvallende dieren op de grond vallen, kreeg de achterpoten van twee aanvallers te pakken en trok de dieren met zich mee, terwijl hij snel opstond. Hij zwaaide de dieren rond en liet ze tegen de achterwand van het huis te pletter slaan.

Met een krakend geluid versplinterden de schedels van de wolven. Sandal raakte een van de dieren met zijn laars, waardoor het over de kop sloeg en voordat het de kans kreeg zich te herstellen, had Sandal het lemmet van zijn mes diep in de strot van het dier gestoken. Daarna richtte hij zijn aandacht op de tweede wolf, die in zijn linkerarm beet. Uiteraard in de lederen armband.

Tahonka bukte zich opnieuw, kreeg de strot van de laatste aanvaller te pakken en wurgde hem. 'De weg is vrij,' zei hij vervolgens laconiek.

'Nog niet,' merkte Sandal op. 'Mijn pijlen worden me toch te kostbaar om ze te laten liggen.'

Binnen een paar minuten had hij de vijf pijlen gevonden, gereinigd en in zijn koker teruggestoken; de eerste, die hij had afgeschoten, lag bijna in het midden van het open stuk van het plein. Toen Sandal zich oprichtte, zag hij de zwever, die over de rand van het dak van het laatste huis in zicht kwam.

Hadden ze hem gezien? Hij riep binnensmonds: 'Wachten, niet schieten, een zwever!' 'Begrepen,' kwam het antwoord uit de duisternis.

Sandal legde snel de boog en de koker op de grond, schoof ze onder het hoge gras en ging op zijn hurken zitten. Hij wendde de gele punt in de richting van de zwever en hij streelde nu het dode dier, dat hij met zijn andere hand optilde, waardoor hij de illusie opwekte met een levend dier bezig te zijn. Zijn hart klopte in zijn keel, maar zijn gedachten bleven koel. Een schijnwerper flitste op en Sandal sloot verblind een paar seconden zijn ogen. Toen hij ze weer opendeed, zag hij, hoe de zwever met de zes kleine purperen stommen vlak naast hem hing en zich in beweging zette. Hij hoorde een paar woorden, slaakte een diepe zucht en hij streelde automatisch de dode boomwolf, terwijl het bloed uit de wond over zijn vingers stroomde, totdat de zwever uit het zicht was.

 

Het park hadden ze nu achter de rug, het gebouwencomplex van het centrum was weer een stuk dichterbij gekomen.

Ze ontdekten een passage tussen twee huizen en bereikten de ring, die uit koepels bestond. Hier schenen nieuwe problemen op hen te wachten.

Het zou niet lang meer duren, voordat het dag zou worden. Ze stonden voor de ring lage koepels, die als een parelsnoer, alleen door een park onderbroken en door flakkerende banen witte energie met de onderkant van het reusachtige gebouwencomplex verbonden, rond het centrum lag. De beide vrienden werden nu geconfronteerd met de vraag of ze verder zouden moeten gaan of dat ze hier een schuilplaats zouden moeten zoeken. 'Wat vind jij van dit probleem, Tahonka?' vroeg Sandal. Ze stonden ongeveer vijftig meter verwijderd van de onderkant van een van de vlakke koepels. Tussen deze koepels en het grote complex lag een groot aantal kleine dunne platen. Door zuilen, die zo dicht op elkaar waren geplaatst en achter elkaar stonden, kreeg men niet de kans in de koepels te kijken.

'Als we proberen verder te gaan, dan zullen we halverwege door het daglicht worden verrast. Ik stel voor, dat we een hoge boom met een dicht bladerendak uitzoeken en daar de dag doorbrengen.'

'...en dan in de komende nacht proberen om in het centrum door te dringen?'

Sandal keek wantrouwig naar de lage, ongeveer vijftig meter hoge koepel, die uit een enkel stuk metaal leek te zijn vervaardigd en fonkelde in het geheimzinnige kleurenspel van het centrale gebouwencomplex. 'Dat lijkt me het beste. De nacht is hier onder het energiescherm onze beste bondgenoot.' Sandal dacht na, maar hij vond geen beter voorstel.

'Goed,' zei hij. 'Dat doen we.' 'We hebben nog ruim voldoende proviand bij ons,' merkte Tahonka-No op. 'Desnoods kunnen we het hier nog veel langer uithouden.' Sandal keek op en hij zocht naar een passende schuilplaats. Het moest een boom zijn, waarvan de kroon op de eerste plaats een flink stuk boven de grond lag en bovendien moest hij zo dicht zijn, dat ze gemakkelijk hun hangmatten zouden kunnen spannen. Niemand mocht hen zien, want als men hen zou kunnen omsingelen, dan waren ze verloren.

'Daar, naast de muur... dat is de beste boom, die ik kan ontdekken.' Tahonka scheen er tevreden over te zijn, want hij liep er meteen op af. Niet veel later zaten ze in de ietwat wankele kroon en hielpen elkaar de matten te spannen en vast te knopen. Een uur later lagen ze te slapen, ze waren goed moe geweest. De dag brak aan.

 

De dag, waarna ze zouden proberen het centrum van het eiland te bereiken.

Het vermoeiende van hun tocht was niet zo zeer het klimmen, rennen en vechten maar veel meer het voortdurend op de hoede blijven en het opbrengen van de uiterste concentratie. Ze sliepen bijna de hele dag en werden wakker, toen de zon onderging. Het laatste stuk van de tocht lag voor hen, vanavond zouden ze het centrum van de koepel, het middelpunt van het eiland bereiken. En misschien ontdekten ze de heerser van de zwerm. Sandal Tolk hoopte het.

'Wat zit er in die koepels, Tahonka-No?' vroeg hij.

'Dat weet ik net zo min als jij,' zei de Knokige. 'We zullen het zelf moeten ontdekken.'

Ze zochten hun spullen bij elkaar, pakten alles in en wachtten, totdat de meeste wezens van de straten, paden en vlakken waren verdwenen. Toen pas konden ze langs de dikke stam naar beneden klimmen. Tien meter boven de grond bleven ze hangen. 'Er zijn hier leden van alle volkeren,' zei de Knokige. 'Alleen de kleine purperen stommen zijn niet vertegenwoordigd.'

Sandal bestudeerde de omgeving en antwoordde: 'Je hebt gelijk. Heb je er een verklaring voor?'

Tahonka lachte even en zei: 'Ik weet, dat het nu langzamerhand vervelend begint te worden, maar ook dit keer heb ik er geen ander antwoord voor: ik weet het niet, vriend Sandal.' Ze verbaasden zich over hun omgeving. Zelfs overdag was er bijna niemand in het park te zien geweest en zeker niet iemand, waarvan men had kunnen zeggen, dat hij ziek was en hier op krachten zou kunnen komen. Ze hadden alleen rennende dienaren, die uit leden van alle zwermvolkeren leken te bestaan, en robots, die het park onderhielden, gezien.

Dus toch geen koepel, waarin een kliniek of een herstellingsoord was ondergebracht?

Ze wisten veel te weinig om aan dit avontuur te kunnen beginnen, maar de haat en het verlangen van Sandal was zo groot, dat hij als het ware werd voortgedreven.

 

'Kom!' zei Tahonka, terwijl hij zich op de grond liet vallen. Ze stonden nu voor een van de vele zuilenrijen. Een paar minuten geleden waren ze uit hun dekking te voorschijn gekomen en nu liepen ze in de richting van een van de koepels; een kleine koepel, omdat het lager was dan de rest van het complex, dat ze achter zich hadden liggen. De koepels zelf waren ongeveer tweehonderd meter in diameter en leken vaag op het pantser van een reusachtige schildpad. 'Hoor jij ook die eigenaardige klanken?' vroeg Sandal, toen hij zijn hand uitstak en de zuilen aanraakte. 'Ja.'

De zuil was van een glasachtig materiaal, dat aangenaam koel onder de handschoen aanvoelde, vervaardigd. Boven, waar ze zonder naad in de onderkant van de koepel verdween, scheen ze dunner te worden. Als Sandal nu het kleurenspel op de wanden van de grote kathedraal had kunnen zien, dan zou hij hebben ontdekt, dat het kleurenpatroon en de klanken, die hij hoorde, op de een of andere manier bij elkaar hoorden. Nu stak hij echter de vingers in zijn oren en mompelde: 'Het lijkt nergens op. Een onsamenhangend spel.'

Het waren hoge tonen, aanzwellend en wegebbend, die abrupt ophielden en voor andere klankfiguren plaatsmaakten.

'Wil je blijven luisteren of zullen we verder gaan?' vroeg de Knokige. 'We vormen hier uitstekende schietschijven.'

'Je hebt gelijk.'

Sandal liep voorzichtig door. Tussen de eerste en de tweede rij zuilen lag een tussenruimte van ongeveer twee meter en de zuilen waren zo geplaatst, dat men niet in de koepel zou kunnen kijken.

De beide mannen liepen snel van zuil naar zuil en tenslotte stonden ze naast de zuilen van de zesde, laatste en binnenste rij. Voor hen lag de binnenkant van de koepel. De grond liep schuin af, vormde een kom en liep aan de andere kant weer schuin op, zodat ze goed de verschillende voorwerpen konden zien. Sandal en Tahonka lieten zich niet van de wijs brengen en liepen langs de zuilen om het ronde vertrek. Ze keken voortdurend om zich heen. 'Als ik me niet vergis, dan zijn dat allerlei dingen, die op een groot aantal planeten zijn verzameld!' zei de Knokige.

'Daar begrijp ik niets meer van,' antwoordde Sandal geïrriteerd. Het scheen een soort tentoonstelling te zijn. Een zaal met beelden, met licht en schaduw, met bewegingen en raadselachtige vormen. Het was niet duidelijk, waarvoor de ongeveer tweehonderd vijftig opgestelde dingen moesten dienen, maar Sandal zag kleuren, die in het niets ontstonden, samenbalden, veranderden en wederom verdwenen -boven ronde sokkels. Hij zag hoe kleuren werden gerangschikt, waardoor nieuwe kleurschakeringen ontstonden en nieuwe beelden werden gevormd.

Hij werd het meeste gefascineerd door de tandwielen en andere radertjes, die in elkaar grepen, op onzichtbare assen roteerden en rinkelende geluiden veroorzaakten, terwijl hun werk door veelkleurig licht werd overspoeld. 'Vergeet het,' mompelde Tahonka-No, 'het maakt je alleen maar in de war.'

'Dat is iets, wat ik Chelifer moet vertellen,' mompelde Sandal. 'Als ik haar ooit nog eens levend zal ontmoeten.' 'Je zult toch al een hoop te vertellen hebben, mits je maar blijft leven. Ieder uur brengt nieuwe verrassingen en feiten aan het licht.' Sandal lachte.

'Dat is een van de voordelen van het leven van een vechter en een jager, No!' zei hij.

Ze stonden nu vlak voor het einde van hun lange en moeilijke weg. Tussen de zuilen begon een loopbrug, die flauw omhoog liep. Aan het einde van deze brug bevonden zich kennelijk de fonkelende energiebanen, die op de onderkant van het reusachtige gebouwencomplex uitkwamen. Ze liepen de loopbrug wantrouwend op, omdat ze vrijwel op hetzelfde moment weer die onbegrijpelijke impulsen hadden opgevangen.

Dit keer waren de impulsen minder opdringerig, maar ze duurden langer: de zender bewoog zich dus niet. Ze eiste ook niet van de mannen, dat ze iets zouden moeten aanvallen, want de opdracht luidde letterlijk: Blijf uit mijn buurt, vereer mij! Sandal draaide zich om, de boog half gespannen in de hand. Hij hoefde niets te vragen; de manier van doen van zijn vriend maakte duidelijk, dat ook hij de impulsen had opgevangen. Omdat ze niet begrepen, waar het bevel op sloeg, hoefden ze er zich niet naar te richten. Ook waren de bevelen niet dwingend genoeg geweest... het was eerder een soort herinnering. Onder hen liepen twee wezens, die van de planeet Gedynker Crocq kwamen tussen de objecten van de tentoonstelling door. Ze bewonderden eerbiedig de voorwerpen en verdwenen achter de kleurige lichtwanden. 'En nog steeds die eigenaardige muziek!'

 

Sandal mompelde geïrriteerd en ontdekte, dat de muziek gestaag luider begon te worden. Ze waren in de buurt van de bron van het geluid gekomen. Hij dacht aan de purperen, die was gestorven, toen hij het geluid van de kapotte gitaar had gehoord. De kleine purperen stommen waren hier niet te zien, omdat ze het geluid niet konden verdragen.

Sandal bracht zijn vriend op de hoogte van zijn ontdekking.

'Dus nebben we nu een tegenstander minder!' mompelde de Knokige tevreden.

Ze bereikten het einde van de loopbrug en stonden tegenover een klein platform. Vanuit dit platform liep een straal, die vier meter breed was, in een rechte lijn naar de onderkant van het grootste gebouw op dit eiland. De beide mannen werden door de aanblik zo gefascineerd, dat ze niet in de gaten hadden, dat achter hen twee mannen van Gedynker Crocq verschenen. De mannen waren gewapend.

 

5.

De muziek werd luider en intensiever.

Een zee van klanken dreigde de beide vrienden te overspoelen. Heel hoge en ongekend diepe tonen leken ineen te strengelen als touwen en de ruimte, die onder de koepel schuilging, dreunde door de veelvoud aan klanken. Geen enkel geluid leek door een echt instrument te worden geproduceerd, het was muziek van wezens of machines, die zich in de buurt van het centrale gebouwencomplex bevonden. Nu pas zagen onze vrienden hoe groot en hoog het gebouw echt was. Het nam hun hele blikveld in beslag en toen ze omhoog staarden, hadden ze het gevoel, dat de hoogste top de onderkant van het koepelscherm raakte. 'Je droomt, vriend?' vroeg een van de beide Gedynker-Crocqbewakers aan de Knokige.

Sandal kromp in elkaar. Hij reageerde snel en wist zich in bedwang te houden; Tahonka-No glimlachte en ging opzij, zodat de beide mannen hem konden passeren. 'Ik verbaas en vereer!' zei hij, terwijl hij omhoog wees.

De vingers van Sandal zochten naar de kolf van het energiewapen, dat onder zijn linkeroksel verborgen ging.

'Vereer, maar blijf uit de buurt. Wij dienen de dienaren.' Tahonka-No boog het hoofd en mompelde zacht: 'Ook ik dien hen, vrienden.' De mannen knikten Sandal en de Knokige toe, liepen het platform op en gingen in het midden van de straal staan. Sandal onderdrukte de impuls om hen te waarschuwen, ze zouden naar beneden vallen en vijftig meter dieper te pletter slaan. 'Rustig blijven!'

Tahonka-No siste het hem toe tussen zijn opeen geperste kaken. De twee gele signaalpunten hadden hen het leven gered en het feit, dat de bewakers in de overtuiging verkeerden, dat er zich hier geen onbevoegden konden bevinden.

De mannen bleven in de straal hangen, stegen op en verwijderden zich vrij snel in de richting van de onderkant van het gebouw. Toen ze een bepaalde snelheid hadden bereikt, ontstond voor hen een blauwe halve energiebol, die hen tegen de snijdende wind moest beschermen. Even later verdwenen ze in het gebouw.

Sandals hart klopte in zijn keel. 'Het is ongelooflijk,' fluisterde hij. 'Ze hebben iets tegen jou gezegd en niet eens in de gaten gehad, dat...' 'We mogen er niet op hopen, dat zich een dergelijk voorval herhaalt,' zei Tahonka-No, die zich nu pas scheen te realiseren, wat er was gebeurd. Ze waren als leden van het dienende volk ingedeeld; vermoedelijk maakte hier niemand zich druk over indringers, omdat men die hier niet leek te verwachten. Maar... Sandal zag er toch heel anders uit dan de andere wezens, die ze hier hadden gezien. Het was moeilijk te geloven, maar ze hadden het er levend afgebracht. 'Kom,' zei Sandal. 'We moeten ergens een schuilplaats zien te vinden. Dit voorval heeft me van mijn stuk gebracht.' 'Begrijpelijk.'

 

Een ander ding, dat de beide mannen fascineerde, was de reusachtige nis, die ter hoogte van de helft van het reusachtige gebouw zat. In de nis stond een geel fonkelend afgodsbeeld met een bizar uiterlijk. Vermoedelijk de oervorm van het Y'Xanthymr. Een gestalte, humanoïde, ongeveer tweehonderd meter hoog, met gespreide benen, terwijl het een arm uitstak, waardoor het de indruk van een trotse veroveraar maakte. De vinger met de lange nagel wees toevallig op de twee vreemden op het platform. Het gelaat verraadde hoogmoed en arrogantie en een wildheid, die bijna lichamelijk voelbaar was. De mond was tot een afgrijselijke grimas vertrokken en op het voorhoofd van de afgod gloeide slechts een groot oog.

Het moest een diameter van minstens tien meter hebben. 'Een Gele Afgod. Het ziet er uit als een veroveraar, een gele veroveraar met een oog!' zei de man van Exota Alpha vol afschuw.

'En de gloed, waardoor de kleuren ontstaan, komt uit zijn oog!' Sandal keek verrast omhoog. Het oog leek, net als een reusachtige diamant, in miljoenen vlakken te zijn geslepen. Het flakkerende licht, dat voortdurend over de wand van de koepel gleed, werd onophoudelijk door dit reusachtige oog gereflecteerd. Alleen de straling van het oog had al een hypnotiserend effect. En het was duidelijk, dat dit oog niets anders kon zijn dan een reusachtige machine, waarmee een bevel werd uitgestraald: Blijf uit mijn buurt, vereer mij! 'Je kunt verzekerd zijn van onze verering, maar dan wel op onze manier,' knorde Sandal grimmig en hij liep naar voren toe. Als een paar andere mannen van die straal gebruik konden maken, dan moest hij het ook kunnen doen. Tahonka-No aarzelde even, maar volgde hem tenslotte toch ook. De spanning van de beide mannen was bijna tastbaar; ook nu moesten ze rekening houden met gevaren en vallen, die onvoorstelbaar zouden kunnen zijn.

 

'Ik heb iets ontdekt, No!' zei Sandal. 'Een nieuw gevaar?' Het flauwe licht onder de energiekoepel werd door de muziek en de kleuren teruggedrongen. Alleen deze toren leek nog te bestaan, het oog van de Afgod en de muziek, die een bestanddeel was van de muziek. 'Misschien. Die muziek, die niet in onze oren past, is misschien een onderdeel van de genezing van onbekenden.'

'De genezing van de Eerste Dienaren?' vroeg Tahonka.

Ze stonden nu vlak voor de straal, die hier vanuit het niets in de lucht ontstond.

'Ja, dat moet het wel zijn, want de kleuren en de muziek zijn een uiting van kunst, alhoewel wij dat niet kunnen bevatten. Ze hebben een genezend effect, misschien komen we er nog meer over te weten.' Hij knikte zijn vriend toe en liet zich naar voren vallen. Verbaasd stelde hij vast, dat hij helemaal niet viel, maar dat hij zich kon bewegen alsof hij op een soort platform stond. Hij draaide zich half om, grijnsde en wenkte Tahonka-No naar zich toe. Ook de Knokige sprong nu, misschien iets te krachtig, in de straal. 'Niet bang zijn,' zei Sandal. 'Er gebeurt niets.'

Ze gingen sneller en verwijderden zich van het platform; op het moment, dat ze de wind bespeurden, verscheen voor hen een blauw windscherm, dat de beide mannen beschutte. Een anti-zwaartekrachttransportband, Sandal had deze vorm van techniek al aan boord van de Good Hope II ontdekt, alhoewel deze band zelf niet bewoog; ze werden echter zelf verplaatst in de gewenste richting.

'Als we aan het einde van deze eigenaardige straat komen, dan zullen we naar een schuilplaats uit moeten kijken,' zei Tahonka-No. 'In het centrum vallen we ongetwijfeld op.' 'Je hebt gelijk. Jij zult een schuilplaats voor ons moeten vinden.' Binnen een paar seconden overbrugden ze de afstand tussen de koepels en het reusachtige gebouwencomplex. De muziek werd zachter, de kleuren verbleekten en ook de gloed uit het oog van de afgod werd minder om tenslotte helemaal te verdwijnen. Ze kwamen terecht in een buisvormige gang en konden weer op hun eigen voeten staan. Tahonka-No keek om zich heen en gaf de jonge krijger een teken om hem te volgen.

Ze hepen de gang helemaal uit, kwamen uit op een spiraal van melkachtig materiaal, dat als glas onder hun schoenen rinkelde en renden langs de buitenwand naar beneden toe. Beneden, dat had de Knokige ooit eens verteld, lagen de machinekamers, de leidingen en talloze plaatsen, waar ze zich zouden kunnen verstoppen, een ideale plaats om zich te verbergen. Voordat ze iets zouden kunnen doen, moesten ze eerst te weten zien te komen welke wegen ze hier als sluiproutes in het gebouw zouden kunnen gebruiken.

Sandal vergat helemaal, dat ze het doel, waar ze wekenlang hun leven voor hadden geriskeerd, hadden bereikt.

Ze volgden de spiraaltrap, passeerden een groot aantal in- en uitgangen en kwamen steeds dieper. De muziek werd gestaag zachter, want dit geluid werd verdrongen door het gebrom van zware machines.

Het werd ook warmer. De lucht was niet meer zo fris en goed als buiten in het park.

Tenslotte kwamen ze door een glazen doorzichtige wand in een reusachtige machinekamer.

'Hier ergens zullen we een schuilplaats moeten zoeken,' zei Tahonka. 'Ik weet alleen niet goed, waar.' 'Me dunkt, dat je beter kunt opschieten met je besluit,' mompelde Sandal en wees in de richting van de vele zwerminstallateurs, die de vreemde machines controleerden. Ze stonden op een soort bordes, dat om de machinekamer liep terwijl de zwerminstallateurs een verdieping lager stonden. 'Ik zoek naar de controlekamer,' zei Tahonka-No.

Hij bestudeerde de opschriften en vond tenslotte de weg. Ze liepen via een loopbrug tot in het midden van de hal, sloegen linksaf en kwamen, nadat ze een paar trappen en een gang hadden overwonnen, in een kleine lege zaal terecht.

Een wand bestond helemaal uit monitors, de andere werden door schotten gevormd. Ze lieten het ene na het andere schot wegglijden, terwijl Sandal er met gespannen boog voor bleef staan en op een aanval stond te wachten.

Alle vertrekken waren leeg. 'Denk aan een ontsnappingsroute!' 'Dat doe ik al de hele tijd,' bromde de Knokige en hij besloot tenslotte, dat ze een klein depot zouden kunnen gebruiken, omdat dit vertrek twee verschillende ingangen had. 'Hier blijven we voorlopig,' zei hij. 'Goed.'

 

In het daaropvolgende uur verkenden ze de directe omgeving van hun schuilplaats en prentten ze alle details van de gangen en kamers in hun hoofd. Ze ontdekten ook een kabelschacht, die voor het transport van zware reparatieapparatuur was bestemd en die zowel naar beneden als naar boven liep; ze konden het einde niet zien. Misschien konden ze deze gang gebruiken om ongezien naar boven en beneden door te dringen om naar de heerser van de zwerm te zoeken.

Sandal leunde tegen de achterwand van het vertrek en hij bestudeerde de inrichting. Van de monitors, het waren er ruim honderd, nam hij voorlopig nog geen notie, omdat de beelden hem in de war brachten. Hij zag het dikke zijdeachtige beslag op de grond, de speciale zetels voor de zwerminstallateurs, die hij al vanuit het paddenstoelruimteschip kende en de reusachtige controlepanelen met duizenden schakelaars en lampjes. Aan weerszijden van de grote monitorwand zaten extra monitors. 'Verbaasd?' vroeg Tahonka-No, die zijn proviand te voorschijn had gehaald en begon te eten, zonder zich iets van de aanwezigheid van Sandal aan te trekken.

'Heel erg verbaasd!' gaf de jager toe.' 'Wat heeft dit allemaal te betekenen?'

'We bevinden ons in een van de vertrekken aan de onderkant van dit' gebouw. Vanuit dit vertrek wordt iets' gecontroleerd; misschien de airconditioning of iets in die geest. Ik denk, dat ik het je kan vertellen als ik de opschriften heb gelezen. Vermoedelijk wordt dit vertrek regelmatig gecontroleerd. Als je dus iets zoekt, dan moet je het snel zien te vinden, voordat je wordt gestoord.' 'Hoe zijn die monitors geplaatst?' vroeg Sandal. 'Welke vertrekken laten ze zien?'

Tahonka boog wantrouwend voorover, las de letters, die onder de monitors waren aangebracht en zei toen: 'Het bovenste stuk van dit gebouw is rechts boven te zien en het onderste stuk, waar de machines zijn ondergebracht, staat links onder. Natuurlijk liggen op elke verdieping een groot aantal vertrekken en het merendeel kan men niet via deze monitors observeren.'

Langzaam liep Sandal van rechts naar links, terwijl hij de scherpe driedimensionale beelden bestudeerde. Hij zag veel dingen, die nieuw voor hem waren. Nog meer dingen verwarden hem, omdat hij ze niet begreep of kon identificeren. Tenslotte ontdekte hij iets, dat hem fascineerde. 'Tahonka!' 'Heb je iets ontdekt?' De Knokige bleef naast hem staan en staarde op de monitor, die Sandal aanwees.

'Je bedoelt dat ronde, gele ding?' vroeg de Knokige. 'Ja.'

 

Het wezen, dat ze zagen, bevond zich in een flakkerend anti-zwaartekrachtveld. Het was, als Sandal de andere voorwerpen in het vertrek als vergelijkingsmaatstaf gebruikte, iets groter dan twee meter. Het anti-zwaartekrachtveld leek golvend te bewegen en Sandal dacht, dat hij weer muziek kon horen. Toen hij tenslotte op de wand van het vertrek, dat ze op de monitor konden zien, keek en de lichtschakeringen zag, wist hij het zeker. 'Dat wezen is ziek!' stelde hij vast. 'Het gele wezen ligt naakt in een anti-zwaartekrachtveld, dat zich op de klank van de muziek en in het ritme van het lichtimpulsen beweegt als een kinderschommelstoel van burcht Crater. De muziek schijnt het wezen te behagen.'

'Mij niet, maar je zou gelijk kunnen hebben. Dit beeld komt vanuit het centrum van de negende etage,' zei de Knokige.

'Dan ga ik daar naar toe. Luister goed, vriend Tahonka-No: alle volkeren, die hier zijn verzameld, kennen we. De Eerste Dienaren van het Y'Xanthymr hebben we nog niet ontdekt. Ik denk, dat die gele wezens de Eerste Dienaren zijn. Ik zal hen vragen, waar ik de heerser van de zwerm kan vinden.'

Tahonka-No lachte luidkeels. 'Ze zullen je ongetwijfeld meteen te woord staan en je alles, wat je wilt weten, vertellen. Wat dacht je nu eigenlijk, beginneling? We zullen voorzichtig en stap voor stap te werk moeten gaan. Of had je alles soms lichtzinnig op het spel willen zetten?' 'Natuurlijk alleen met jouw hulp,' antwoordde Sandal. 'Ik wist wel, datje verstandig zou zijn,' zei de Knokige.

 

Het wezen, dat ongetwijfeld intelligent was, lag verrukt in het anti-zwaartekrachtveld. Muziek en licht leken het in een soort extase, die een genezend effect leek te hebben, te brengen. In dit ziekenhuis maakt men gebruik van eigenaardige psychiatrische methodes om patiënten te genezen, dacht Sandal, maar hij begreep ook niet, dat men pas gezond zou kunnen worden op het moment, dat men van alle spanningen was bevrijd. De wezens, respectievelijk het wezen, dat Sandal had ontdekt, leek uiterlijk op een peerachtige vrucht. Het lichaam was aan de onderkant, op de dikste plaats, absoluut horizontaal afgesneden. Het was rond en ongeveer een meter breed.

'Je weet, dat ik dokter van beroep ben,' merkte de Knokige zacht op. 'Ik zie op de monitor een zeer intelligent wezen. Ik geloof echter ook, dat deze wezens een absoluut lichamelijke degeneratie achter de rug hebben. Me dunkt, dat ze vroeger een ander uiterlijk dan nu hebben gehad.' Sandal begreep niet, waar Tahonka het over had, dus vroeg hij ietwat verbaasd: 'Waar kun jij dat aan zien?' 'Aan de vorm van het lichaam,' antwoordde de Knokige. 'Deze wezens zijn waarschijnlijk grotendeels niet in staat om zichzelf in leven te houden. Hun leven, dat hebben we zelf gezien, richt zich op het feit, dat ze worden bediend. Een bestaan, waarvoor men zelf niets meer hoeft te doen, komt niet vanzelf tot stand, maar is altijd een uiting van degeneratie.' 'Dat opent nieuwe perspectieven!' zei Sandal.

 

Aan de bovenkant van het peervormige ronde lichaam zaten twee uitwassen, die vermoedelijk een multifunctionele taak hadden. Het waren ellipsvormige organen, ongeveer veertig centimeter lang en minstens tien centimeter breed. De organen fonkelden koortsachtig.

 

De organen zelf waren glashelder en duidelijk, alhoewel ze met een lichtblauwe gloed leken te zijn bedekt. Ze bevonden zich daar, waar bij een humanoïde wezen het voor- en achterhoofd zaten. De mond zat op een plaats, waar men eigenlijk de buik had verwacht en dit orgaan leek uitsluitend bestemd te zijn voor het opnemen van voedsel.

 

'Kun jij me vertellen, waar de ronde uitwassen voor dienen, Tahonka-No?' vroeg Sandal.

Tahonka dacht er al een poos over na.

'Ze dienen voor het zien en het praten, maar niet, zoals jij en ik kijken en praten. Er zitten membranen, die zich bewegen, in , dat is voor het spreken. Soortgelijke membranen zijn voor het gehoor verantwoordelijk en andere gaten doen dienst als een soort reukorgaan. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik denk wel, dat het zo is.'

'Maar dat glad afgesneden onderlijf dan?'

 

 

 

 

Ze bestudeerden het beeld op de monitor, waarop nog steeds het eigenaardige wezen te zien was. Het schommelde heen en weer in het anti-zwaartekrachtveld op de vreemde muziek en het wisselende lichtpatroon. Het maakte de indruk onbeschrijfelijk gelukkig te zijn. Waarom het gelukkig leek te zijn was iets, waar Sandal geen verklaring voor had. 'Kijk eens goed. Zie je die ribben zitten?'

Sandal staarde zijn vriend met gefronste wenkbrauwen aan; vervolgens richtte hij zijn aandacht weer op de monitor.

Het lichaam, dat op een afgesneden sokkel leek, bleek aan de onderkant ribben, die ogenschijnlijk van een zeer elastisch materiaal waren vervaardigd, te bezitten. Deze ribben werden op de maat van de muziek kleiner en groter. Op deze manier leken ze op kronkelende slangen, die zich door het zand voortbewogen. Ook slakken bewogen zich op deze manier voort. Dat kon Sandal zich van zijn thuisplaneet herinneren.

'Dus ze dienen voor de voortbeweging?' vroeg hij.

Hij zag het, voordat Tahonka de kans kreeg de vraag te beantwoorden. Een 'geklede' Eerste Dienaar kwam binnen, iemand, die volgens Sandal de Gele Veroveraars moest dienen. Hij 'liep' op de afgeplatte stomp van zijn lichaam met een verbluffende snelheid en liep ongeveer net zo snel als Sandal als hij zich zonder echt te haasten voortbewoog. Nu, toen Sandal een zich vrij rondbewegend wezen zag, ontdekten ze ook, wat ze aanvankelijk over het hoofd hadden gezien. 'Ze hebben zelfs armen,' mompelde Sandal.

'En ze dragen ook kleren. Vermoedelijk zijn de zieken naakt; de verplegers en artsen gaan gekleed.' stelde de Knokige vast.

Maar hij wist ook niet meer dan wat hij zag. Toch kon hij, omdat hij zelf arts was, iets meer dan Sandal ontdekken.

'Het schijnt inderdaad ziek te zijn,' merkte Sandal op.

Het andere wezen zag er precies hetzelfde uit, alleen maakte het een meer dynamische indruk. Het droeg over het okergele lichaam een kledingstuk, dat meer op een zak dan iets anders leek. Het viel tot op de grond en werd met twee gekruiste banden op de schouders gedragen. Een van de banden gleed telkens bij het wezen weg, zodat het het met een van de korte armpjes voortdurend omhoog moest schuiven. De armen...

Ze waren te vergelijken met de armen van een zwerminstallateur. Aan de basis waren ze ongeveer vijfendertig centimeter lang, vertakten zich vervolgens in twee nevenarmen met elk zes vingers; vier vingers en twee tegenover elkaar liggende duimen, net zoals bij Tahonka-No.

Gezien de manier, waarop deze armen waren gevormd, leek een verwantschap met de zwerminstallateurs niet uitgesloten.

Er waren vier armen, net even onder de 'kop', zonder botten maar wel gespierd, een en al kraakbeen met pezen en zes lange dunne vingers. Hierdoor kregen de beide mannen de indruk, dat dit soort wezens heel fijn precisiewerk zouden kunnen verrichten.

 

'We richten eerst hier onze schuilplaats in,' fluisterde Sandal. 'Daarna ga ik naar de negende verdieping en daag ik het uit voor een gevecht.' 'Jij bent een verdraaide jonge idioot en veel te onbeheerst,' riep de Knokige. 'Het is hier nog gevaarlijker dan in een wespennest!'

'Op dit moment,' zei Sandal laconiek, 'merk ik daar anders niets van...'

 

6.

En toen ontdekten ze nog iets, dat hen verbaasden.

Het vertrek met de zieke, die in het anti-zwaartekrachtveld zweefde, stroomde vol met artsen, verplegers, doktors en zusters of wat voor rangen en standen die wezens ook mochten gebruiken. Geen van allen droeg een microzenderpunt; die werden dus alleen door de bedienden gedragen. 'Op de grond, Tahonka-No, laten ze een breed slijmspoor achter! Zie je dat? Wat heeft dat te betekenen?' 'Ik zou het niet weten.' Deze onvoorstelbaar vreemde wezens hadden op deze planeet een centrum, waar zieke soortgenoten genezen konden worden, ingericht. Het personeel van dit bizarre en voor Sandal absoluut onbegrijpelijke ziekenhuis bestond eveneens uit leden van dit raadselachtige ras. Sandal was volkomen uit het lood geslagen: hij begreep er helemaal niets meer van. Het ging ver boven zijn bevattingsvermogen uit; hij kwam vanuit een kleine bekende wereld in een universum, dat te groot en te veelzijdig was, zodat hij zelfs niet in staat was om het basispatroon van dit universum te bevatten. Hij schaamde zich bijna voor zijn onwetendheid, laat staan de keuze van zijn doel... maar toen dacht hij aan grootvader Sandal en aan de lieve Beareema en aan Atlan en Chelifer...

 

'We gaan naar boven toe en zullen het van dichtbij gaan bestuderen!' zei hij halsstarrig.

Zijn wraakgevoelens gaven hem iets van zijn oude zelfverzekerdheid terug; telkens, wanneer hij in actie kon komen, bande hij zijn twijfels en dacht hij alleen aan de taak, die hij zich had gesteld.

'We zullen eerst iets eten en dan gaan we slapen. Niets is slechter dan een hongerige en vermoeide jager,' merkte de Knokige op.

'Je hebt gelijk!' beaamde Sandal. Hij keek op zijn gecombineerde armband en ontdekte, dat de nacht inmiddels voorbij was. Plotseling moest hij geeuwen. De microzenders beschermden de beide vrienden tegen de apparatuur, alhoewel de controlerende vreemden natuurlijk een risico waren.

'En als we eenmaal zat en uitgeslapen zijn, Tahonka-No,' zei Sandal, 'dan wijs jij mij de weg naar de negende verdieping, nietwaar?' 'Ik beloof het je, Sandal.' Ze trokken zich uit het vertrek met de vele monitors terug naar hun schuilplaats en niemand had hen in de gaten. De gedachte, dat ze zich niet alleen op 'heilig' en verboden gebied bevonden, maar tevens het absolute centrum van de vijand waren binnengedrongen, bezorgde hen de koude rillingen.

Maar er bestond geen terugweg meer...

 

Een dag later:

Ze waren vanuit hun schuilplaats in de energieschacht verdwenen, hadden het controlemechanisme geactiveerd en waren op het montageplatform van de robots tot aan de negende verdieping gegaan. Sandal schatte, dat ze zich op ongeveer vijftienhonderd meter boven de grond bevonden, dus al in het bovenste gedeelte van dit eigenaardige ziekenhuis. Toen lieten ze de lift tot stilstand komen en ontdekten een luchtkanaal, waar ze in klommen en op handen en voeten de buis volgden. Door toeval hadden ze een stuk of tien, twaalf keer de juiste afslag gevolgd en nu lagen ze vlak op hun buik naast elkaar en keken vanaf vijfendertig meter hoogte neer op de 'ziekenzaal'. 'Vriend No, je hebt ons uitstekend de weg gewezen!' zei Sandal tevreden. 'Hier vindt niemand ons en bovendien kunnen wij alles zien.' 'Het was minder kunst dan een gelukkige samenloop van toeval en intuïtie.' Tahonka-No scheen opgewonden te zijn.

Zijn vingers trilden en zijn vrijwel onbeweeglijk gelaat leek uiterst geconcentreerd, hetgeen gepaard ging met een lichte zweem van twijfel, want hij kwam voortdurend, sinds hij met Sandal op pad was, in opstand tegen de oude taboes, die hij had geleerd. En beneden in de ziekenzaal zag hij geheimen, die zijn volk nooit zou mogen aanschouwen.

Maar ook hij kon niet meer teruggaan; het purit, waarop hij terug had moeten gaan, lag ver in het verleden en in de tijd, dat hij op Gedynker Crocq op de vlucht was geslagen. Een op wraak beluste jonge krijger en een ervaren arts, die men had verstoten, een uitstekend paar. 'Die slijmsporen... ik voel, dat er iets mee aan de hand is, No,' fluisterde Sandal.

'Ze zijn hypnotisch, net als het grote kristal in het oog van de Afgod,' liet zijn vriend hem weten. Ongeveer tien andere gele wezens hielden zich met de twee zieken, die hier in hun anti-zwaartekrachtvelden zweefden, bezig. De muziek en de woorden van het verplegend personeel, die Sandal en Tahonka-No hoorden, werkten hen op de zenuwen; de muziek was infernaal en luidruchtig. Het scheen de gele wezens echter niet te storen.

De tien Gelen lieten een glimmend uit kleine bellen gevormd slijmspoor achter op de grond, net als de slakken van burcht Crater. Deze sporen straalden een duidelijke hypnotische impuls uit.

Blijf uit de buurt, vereer mij! 'Blijf uit de buurt,' zei Tahonka-No somber, 'en vereer mij. Dat zenden ze voortdurend uit. We hoeven er geen gehoor aan te geven, alhoewel we er voortdurend aan worden herinnerd.'

'Voor alle andere dienaren vormt deze impuls waarschijnlijk een dwang, die ze moeten gehoorzamen!' merkte de krijger met het witte haar op. Ze bleven kijken.

Het slijmspoor verbleekte na ongeveer een kwartier, waarna het vervluchtigde, alhoewel het door de zich voortbewegende artsen en personeelsleden voortdurend werd vernieuwd. De assistenten hielden zich bezig met de beide zieke Gelen in de anti-zwaartekrachtvelden. Af en toe zakte een van de velden neer op de grond, waarna de zieke met geheimzinnige en onbekende apparatuur werd onderzocht.

Maar als het onderlijf van een van de zieke Gelen de grond raakte, dan bleef er geen slijmspoor achter! 'Ben je van plan om nu jouw wraak te voltrekken?' vroeg Tahonka na verloop van tijd. 'Gezien de omstandigheden lijken mij twaalf pijlen genoeg om deze ziekenzaal in een dodenzaal te veranderen.'

Sandal fronste protesterend zijn wenkbrauwen.

'Ik vecht niet tegen zieken en evenmin tegen artsen. Ik vecht alleen, als men mij aanvalt of in het nauw drijft, zodat mijn leven in gevaar komt.' 'Is het niet zo, dat een goede wraak alleen maar zinvol is, als het om gezonde personen gaat?' 'Inderdaad!' zei Sandal resoluut. 'Je wordt met de dag volwassener, nog even en je bent net zo wijs als ik, mijn vriend!' 'Vermoedelijk.'

 

Het vertrek onder hen was reusachtig groot. Het had niet gewoon vier muren, maar had vier volledig asymmetrische wanden. Zelfs de grote projectiewand, die ongeveer een derde van de wand in beslag nam, was niet recht, maar minstens tien keer geknikt.

Voortdurend jankte de muziek door het vertrek. De beide vrienden hielden, als het te erg werd, hun oren dicht alhoewel dit slechts voor korte duur uitstel van executie betekende. De muziek bleef aanzwellen. Ze probeerden alles, wat er beneden in de zaal gebeurde, te registreren. Tahonka-No besloot een vraag te gaan stellen. Hij wist, dat de vraag Sandal niet zou bevallen, maar hij had geen andere keuze. Alleen als men een doel heeft, dan kan men discussiëren over de mogelijkheden, die men heeft om dit doel te bereiken. 'Sandal, we zijn nu, waar we wilden zijn. Ons doel hebben we bereikt. Wat moet er nu gaan gebeuren?' Sandal had zich dat zelf ook al een paar keer afgevraagd en hij had deze vraag ook van zijn vriend verwacht. Op het ogenblik wist hij er echter geen antwoord op. Hij zei onzeker: 'We hebben hier alleen maar veel dienaren ontdekt. Ze zijn onbelangrijk. We ontdekten de Eerste Dienaren van de Afgod en de ene helft is ziek, terwijl de andere helft zich met de zieken bezighoudt. Ik zoek de heerser van de zwerm en ik heb het flauwe vermoeden, dat we hem hier niet zullen vinden. Ik heb op dit moment eigenlijk geen doel. We kunnen dus eigenlijk maar een ding doen.' Sandal dacht en kwam tot dezelfde conclusie als de Knokige. 'Wat kunnen wij doen?' 'Doorgaan met zoeken. Alles bekijken, wat er hier te zien valt, misschien komen we toch nog in de buurt van de Good Hope II en Rhodan; dan valt er veel te vertellen. En misschien hebben we geluk en vinden op de bovenste verdieping van deze toren een spoor, dat ons naar de echte heerser van de zwerm leidt.'

'Denk je dat echt?' vroeg de Knokige aarzelend.

'Niet helemaal,' zei Sandal aarzelend, 'maar hoop doet leven. Wat had jij dan voor willen stellen? Hier blijven?' 'Nee. Te ongemakkelijk en te riskant.'

'Inderdaad,' beaamde Sandal. 'En daarom zullen we deze relatief veilige plaats opofferen en helemaal omhoog gaan met de lift naar de bovenste verdieping van dit gebouw. Misschien komen we daar meer te weten.' 'Misschien,' mompelde de Knokige sceptisch.

Ze kropen op handen en voeten terug door de lange schacht. In ieder geval konden ze hier genieten van een frisse luchtstroom en het was nergens vuil. De muziek, die overal in het gebouw te horen was, begeleidde hen op de terugtocht. Ze bereikten de energieschacht, activeerden de robot en gleden omhoog, totdat het apparaat zichzelf uitschakelde.

'We zitten in de top, hoger kunnen we niet meer gaan, partner!' zei Tahonka-No resoluut.

'Dat staat nog te bezien,' zei Sandal en hij sprong van het werkplatform. Hij voelde zich weer een stuk beter, hij had weer iets te doen. Hij greep over zijn schouder, pakte een pijl uit de koker en spande de boog voor de helft. Hij zei: 'Ga jij voor?' 'Natuurlijk.'

Hier boven zagen ze niemand; ook de machinale muziek was verbluffend zacht. Tahonka-No opende een schot, hield rekening met een alarminstallatie, maar toen er niets gebeurde liepen ze achter elkaar een rond cilindervormig vertrek, dat uit glas leek te bestaan, binnen. Ze zaten in de punt aan dit eigenaardige bouwwerk, meer dan vijftienhonderd meter boven de oppervlakte van de planeet. 'Hier zou je je heer en meester over deze planeet kunnen voelen!' riep Sandal.

Ze zagen alles. Ze konden van hieruit tot aan de rand van het flakkerende energiescherm kijken. Vanaf dit punt konden ze hun eigen route nog eens nalopen, maar het strand, dat voor het scherm lag, was vrijwel onzichtbaar. 'Ik zal voorzichtig te werk gaan,' mompelde Tahonka. 'Ik vind het voldoende, dat we de afgelopen tijd ons leven voortdurend op het spel hebben gezet.'

Ze bleven een poos staan te kijken en zogen het adembenemende panorama in zich op. Toen, ongeveer na een uur, verlieten ze dit vertrek en kwamen tien meter lager in een ander rond vertrek terecht. Hier wachtte een verrassing op de beide mannen. Een wezen, dat ze nog nooit hadden gezien, zat in een glazen buis opgesloten. Tienduizenden kabels, samen gesloten tot dikke snoeren, kwamen uit in het glas en aan de binnenkant wees een evenredig aantal naalden op het wezen.

Het wezen sliep.

'Maar het kan net zo goed bewusteloos zijn!' mompelde de arts van Gedynker Crocq.

Ze weken langzaam terug tot aan de wand en bestudeerden de eigenaardige opstelling. Hier 'zat' in een soort glazen zetel een 'ding', dat leek op een bizar gevormde zeldzame plant. Het bestond uit een kop, zes ledematen en een lichaam, maar het maakte de indruk op vruchtbare aarde te zijn gegroeid. Pas na een paar minuten hadden de beide vrienden in de gaten, dat vanuit het bovenstuk van de glazen kooi een dunne nevel stroomde en alle bladeren, bloemen en ook de dunne fijne witte takken besproeide.

Het wezen werd onrustig. 'Heb jij er misschien een verklaring voor?' vroeg Sandal. 'Nee, maar ongetwijfeld vervult het een functie, die voor het systeem van dit ziekenhuis van belang is.' Het wezen, een soort  reusachtige bloem, scheen hun aanwezigheid te bespeuren.

De bladeren en bloemen bewogen. In een wand was een scherm geconstrueerd, ongeveer tien keer zo breed als hoog, het toonde niets anders dan een kleurenpatroon, dat verdacht veel leek op het kleurenpatroon, dat ze buiten hadden gezien. Het beeld veranderde voortdurend en nu werden de kleuren agressiever. Andere actieve en kwaadaardige helle kleuren doken op, kropen over de muren heen en verdrukten de zachte rustige pasteltinten. Dit ding hier was dus verantwoordelijk voor de kleuren. Tahonka-No probeerde er een logische verklaring voor te vinden. 'Ik kan me vergissen, maar ik geloof, dat dit raadselachtige plantenwezen door zijn manier van leven de muziek opwekt. De opgewekte klanken worden door dit gebouw versterkt en in een kleurenpatroon respectievelijk de muziek veranderd.' Het geluid zwol nu aan tot harde, verpletterende klanken. Ze verdrongen de zachte, strelende klanken. De binnenkant van het gebouw leek te vibreren. De bewegingen van de plant werden opgewondener; ze schudde op en neer in de glazen kooi. In de kleurenprojectie doken grote zwarte vlekken op en de kleuren begonnen te vervagen. Sandal riep: 'We moeten hier weg, No! Anders komen ze kijken, wie de plant heeft gestoord. We zijn in gevaar!'

'Inderdaad.'

Snel verlieten ze het vertrek. Er gleed een schot open en ze kwamen terecht op een trap, die een onderdeel van een eigenaardige constructie vormde. De trappen en nevengangen leken op een soort glazen boom, die in een bijna cilindervormig hol leek te zijn gegroeid.

Na een paar minuten bleven ze in dit merkwaardige trappenhuis staan. Sandal fluisterde: 'De muziek is weer normaal; het ding is kennelijk tot rust gekomen.' 'Dat wel, maar ik vind de klank alles behalve aangenaam.' De microzenders, die Tahonka-No en Sandal op hun voorhoofd droegen, bevatten een kleefstof, die de geïrriteerde huid kennelijk bewerkte, want ze merkten niet eens meer, dat ze de plakkaten droegen. De microzenders in de plakkaten functioneerden en de beide vrienden waren tot op heden nog niet eens geregistreerd. Meer dan eens waren ze, omdat ze zich als ingewijden hadden gedragen, ontsnapt aan de vijand, maar met dergelijke gelukkige toevallen mochten ze geen rekening blijven houden. De muziek kreeg na verloop van tijd weer de normale uitdrukkingskracht, die een genezend effect op de dikke Gelen leek te hebben. 'Gaan we naar beneden?' vroeg Sandal.

'Ja. En we kijken achter elke deur, die we tegenkomen,' zei Tahonka. 'Maar we zullen snel te werk moeten gaan.' 'Goed.'

Naast elkaar renden ze de trap af; vlak boven hun hoofden liep een tweede pad, onder hen een derde. Het hele systeem was semitransparant. Toen Tahonka-No en Sandal net bij de binnenwand van de glazen trap stonden, bleven ze abrupt staan, een luid signaal overstemde en verdrong de muziek.

'Ze hebben alleen ontdekt, dat de plant werd gestoord,' wist de Knokige te vertellen.

'We wachten hier. Een uitstekende positie.'

Het schelle geluid deed hen pijn in de oren. Ver onder hen, ongeveer een meter of zeventig, doken zwerminstallateurs op. Ze kwamen rennend uit verschillende richtingen, openden en sloten hun vele ogen en droegen wapens in de hand. Sandal en No bukten zich en verdwenen achter de reling, alhoewel ze als donkere schaduwen zichtbaar bleven; het materiaal was immers semitransparant. 'Ze komen naar boven,' fluisterde Sandal.

'We zullen ons moeten verdedigen, als ze ons aanvallen, maar niet schieten, voordat de laatste installateur op onze verdieping is aangekomen!' Terwijl de eerste boomwezens de schuine trap oprenden, gleden achter de laatste wezens de gekleurde schotten dicht. 'Ze komen!'

Ze kwamen inderdaad. Sandal hoorde opnieuw de schrille kreten, die hij ook tijdens het gevecht om het paddenstoelruimteschip had gehoord. Langzaam richtte de krijger met het witte haar zich op en hij spande zijn boog. Hij telde snel en ontdekte meer dan twintig boomwezens, die met hun acht wortelachtige voeten de trap oprenden. Ze kwamen gestaag dichterbij. Opgewonden en schreeuwend zwaaiden ze met hun wapens. Een van hen zag Sandal, die was opgestaan. 'Kom! Ze vallen aan!' zei Tahonka-No en hij trok zijn vuurkogelwapen. De eerste, slecht gerichte energieschoten sisten en dreunden door het cilindervormige vertrek. De echo rolde en het trappenhuis leek te schudden. Sandal dook weg, rende tien meter naar voren en kwam op een andere plaats weer te voorschijn. Hij schoot zijn eerste pijl af.

Schreeuwend zakte een van de zwerminstallateurs in elkaar. Sandal greep over zijn schouder, pakte een tweede pijl en schoot opnieuw. De pijl raakte de kop van een van de boomwezens. Terwijl het tweede wezen in elkaar zakte, veranderde de eerste van gestalte, schrompelde dood in elkaar.

'Opgepast! Rechts van jou!' schreeuwde de Knokige en haalde twee keer de trekker van zijn wapen over. De vuurkogels rukten twee van de aanvallers uit elkaar. De muziek, die door het vertrek dreunde, werd een met het geknal van de schoten. Sandal scheen op meer dan een plaats tegelijk te zijn. Hij bukte, rende een paar meter naar voren of naar achteren en kwam op een andere plek te voorschijn, mikte en schoot. Hij mikte door de schuine en gekromde vlakken in het trappenhuis en raakte de vreemden, die steeds dichterbij kwamen. Ook zij zochten nu dekking. Er waren zeven zwerminstallateurs gedood en nu zocht ook de Knokige een andere positie. Hij sprong, terwijl hij werd beschoten, over de reling naar een trap, die een verdieping lager lag en haalde toen vier keer de trekker van zijn verschrikkelijke wapen over. Vier geweldige explosies veroorzaakten een geluidsorkaan. Opnieuw stierven er vier aanvallers, een vijfde en zesde kregen een dodelijke pijl van Sandal te verwerken. 'Hierheen, Sandal!' schreeuwde de Knokige en hij rende bliksemsnel de trap op naar het hoogste punt van de installatie. Sandal keek tussen het trappengat door en zag, dat twee van de zwerminstallateurs op de vlucht sloegen en naar de schotten, waardoor ze naar binnen waren gekomen, renden. Als het hen lukte te ontsnappen en ze de andere bewakers zouden kunnen alarmeren, dan waren hij en No verloren.

Hij trok de pees uit tot achter zijn oor en schoot. De pijl sloeg dwars door het lichaam van de eerste installateur en versplinterde tegen het kunststofmetaal van de wand. De tweede pijl jankte door de lucht en doodde de tweede installateur. Hij oriënteerde zich en rende naar Tahonka-No. 'Ze hebben zich verstopt, ik kan er geen meer raken!' zei de Knokige. 'Jij moet schieten en ze uit hun dekking lokken!' zei Sandal. 'Dan kan ik ze met mijn pijlen raken.' 'Ik begrijp het,' merkte Tahonka-No op.

Hij mikte en haalde twee keer de trekker over. Vlak naast de schuilplaats van twee vreemden spatten de dodelijke vuurballen uit elkaar en de hitte dreef de installateurs uit hun dekking. Sandals onfeilbare geruisloze pijlen vlogen door de lucht en doodden de beide installateurs. Toen werd het stil.

 

'De muziek is nog steeds normaal, zonder die eigenaardige en ziekmakende klanken,' fluisterde Sandal. Als deze kleine groep geen communicatieapparatuur bij zich had gehad, dan zou het niet opvallen als ze niet terug zouden komen. Als de overlevenden echter andere zwerminstallateurs zouden kunnen alarmeren, dan zouden ze in een netelige positie terechtkomen. Sandal wist, dat ze het gevecht snel moesten zien te beëindigen.

'Ik ga nu naar beneden toe,' fluisterde hij, 'en haal mijn pijlen op. Geef me rugdekking.'

Zonder op een antwoord te wachten, rende hij gebukt de spiraaltrap af en hierdoor vestigde hij de aandacht van de vijf overgebleven zwerminstallateurs op zich. Terwijl de vuurkogels uit het wapen van Tahonka-No een van de wezens doodde, bracht Sandal met zijn pijlen twee andere wezens om het leven.

Toen struikelde hij en viel languit op de trap.

 

7.

Een paar minuten later was het cilindervormige vertrek met de platformen en de zich kruisende trappen een zone des doods.

De tweeëntwintig zwerminstallateurs waren dood, het alarm was niet meer te horen en Sandal rende van het ene naar het andere punt om zijn pijlen in te zamelen.

Tenslotte legde hij, toen hij klaar was, een van de straalwapens vlak naast een van de lijken neer. Het wapen kwam uit het arsenaal van de Eerste Dienaren.

Daarna rende Sandal terug naar de Knokige. Hij hijgde en schoof de laatste pijl terug in zijn koker. De beide mannen keken elkaar een beetje radeloos aan.

'Wat nu, vriend No?' Tahonka-No dacht razendsnel na. Ze moesten zonder meer dit vertrek verlaten; bovendien was hun poging om dit bouwwerk grondig te onderzoeken teniet gedaan. Ze zouden zich weer moeten verstoppen en dit keer zouden ze een heel goede schuilplaats moeten zien te vinden.

'We gaan eerst terug naar de onderhoudsschacht,' zei Tahonka, 'en daar zien we wel verder. Me dunkt, dat we zo snel mogelijk naar beneden moeten terugkeren, hier boven zal men de lijken ongetwijfeld snel ontdekken.' 'Dus terug. Vooruit, snel!' Ze keerden terug naar hun uitgangspunt en bereikten even later de energieschacht. De werkplaats stond nog steeds op dezelfde plaats en ze daalden ongeveer vierhonderd meter af. Er volgde geen alarm, geen nieuws, geen paniek en voor de rest veranderde ook de jankende en treurige muziek, die als een eigenaardig medium het hele bouwwerk leek te vullen, niet. De klank werkte weliswaar op hun zenuwen, waardoor de beide mannen nerveus en geïrriteerd raakten. Een uur later kwamen ze wat tot rust. Ze aten en dronken wat, terwijl ze op het platform van de robotlift zaten. Blijf uit de buurt, vereer mij. Sandal fluisterde: 'We zijn weer in de buurt van zieken en hun verplegers. Hoor jij ook de geruisloze bevelen?' 'Ik hoor ze,' zei de Knokige. 'Maar ik voel ook, dat er iets is veranderd.' Sandal schrok; de manier, waarop zijn vriend dit zei, duidde op gevaar. 'Wat?'

'Rustig blijven! Luister eens goed!' Sandal schudde zijn hoofd, sloot de ogen en probeerde zelf te ontdekken, wat er aan de hand was, maar afgezien van de hypnotische impulsen bespeurde hij niets. 'Wat is er dan?' vroeg hij. 'Dan heeft dat bevel alleen maar effect op mij en mijn soortgenoten, dus wezens van Gedynker Crocq,' fluisterde Tahonka-No. Hij hief zijn hand op en maakte zijn vriend duidelijk hem niet te storen. Hij sloot zijn ogen, boog zich voorover en concentreerde zich. Dat was onnodig geweest, want op dat moment werd het signaal sterker. Iets of iemand zei nadrukkelijk: 'Er zijn tweeëntwintig doden gevonden. Ze hebben elkaar onderling in de dood gedreven. In het systeem van het huis van de gelukzaligen werden verboden straalwapens gebruikt. Het staat vast, dat er eigenaardige dingen gebeuren. De dode wachtdieren, de dienaar, die een mes in de borst had en nu deze schietpartij. Wij richten ons tot iedereen, die van Gedynker Crocq komt. Gaat en zoekt naar eigenaardige sporen. Zoekt naar onbekende indringers, alhoewel ons daar niets van bekend is.

De rust en de genezing van de Eerste Dienaren werd verstoord. Dit is een misdaad, waarvoor iemand zal moeten boeten, zoekt. En stoort bij de zoekactie de rust en de genezing van de gelukzaligen niet!' Hierna werd het even stil; toen werd het bericht nog eens twee keer herhaald. En ter afsluiting werd gezegd: 'Mochten de vreemdelingen dit bericht kunnen horen, vooropgesteld, dat ze zich in de koepel bevinden, dan kunnen ze beter zelf een einde aan hun leven maken. Ze zullen voor hun wandaden moeten boeten en zullen wensen, dat zij nooit waren geboren!' Tahonka knikte en hij zei laconiek: 'Ze hebben ons ontdekt, vriend Sandal.'

Sandal sprong op en rukte zijn wapen uit het holster. Hij beheerste zich echter en vroeg: 'Hoe? Zeg eens wat!' Woord voor woord gaf de Knokige het bericht, dat hij had gehoord, weer. Hij dacht koortsachtig na. Als ze zich nu zouden moeten verstoppen, dan moesten ze er voor zorgen, dat ze inderdaad onvindbaar zouden zijn. Aan de andere kant... de wraak van Sandal?

 

'Ik stel jou nu een belangrijke vraag, Sandal Tolk,' zei hij luid en duidelijk.

'Jij wilde deze koepel in om jouw wraak te kunnen voltrekken, nietwaar?'

'Inderdaad, Tahonka-No,' antwoordde Sandal woedend. Hij vermoedde, waar de vraag van de Knokige betrekking op had. 'Je hebt ongetwijfeld gezien, dat de hele installatie uitsluitend dient voor de genezing van de vreemden. Als een rechtvaardig strijder ben je niet van plan om je te wreken op zieken en artsen, dus in dit opzicht is jouw missie mislukt. Ik heb gelijk?' Sandal stak het wapen terug, boog zijn hoofd en fluisterde: 'Jij hebt gelijk.'

'De conclusie ligt voor ons voor de hand: we zullen dit gevaarlijke gebied zo snel mogelijk moeten verlaten, omdat we hier niets kunnen bereiken. We zullen op een andere plaats moeten gaan zoeken. Als we hier blijven, dan zal men ons vroeg of laat te pakken krijgen.'

Het was een verpletterende conclusie, maar het was tevens de waarheid. Sandal moest zijn vriend gelijk geven.

'Men mag ons niet vinden, je hebt gelijk!' zei Sandal. 'Weet jij een uitweg, partner?' 'Ja en nee!'

'Wat betekent dat "ja"? vroeg Sandal meteen.

'We zullen moeten vechten om terug te komen op ons uitgangspunt, namelijk tot in het gebergte!' 'In geen geval!' zei Sandal somber. 'Daar hebben we geen schijn van kans meer, alhoewel we nu weten, hoe we terug zouden kunnen gaan.' 'Dan blijft ons alleen maar een onzeker alternatief over,' mompelde Tahonka. 'Wat?' 'We kunnen proberen van hieruit, dus vanuit het centrum, een weg naar buiten te vinden. Denk maar eens aan de energiebuis en aan de startende ruimteschepen.'

'Daar dacht ik ook aan.' 'Dat is eigenlijk alles, wat ik kan zeggen. Laten we dus geen tijd verspillen door te zoeken naar de heerser van de zwerm, die we hier ongetwijfeld niet zullen vinden. Laten we ons concentreren op het zoeken naar een uitweg.'

Sandal dacht na.

'Dat lijkt me ook het beste,' mompelde hij.

Ze verlieten het platform, ontdekten een schot en kwamen na verloop van tijd weer in een vertrek, waarvan de wanden met monitors en luidsprekers waren bedekt, terecht. Ze voelden zich nu minder opgejaagd; ze hadden immers een nieuw doel voor het oog. Ze moesten hier weg zien te komen, alhoewel ze op dit moment nog niet wisten, hoe ze dat zouden kunnen bewerkstelligen.

Ze verstopten zich in dit vertrek en hielden drie dagen en drie nachten alles in de gaten.

Toen ze lagen te slapen op de vierde nacht na het vuurgevecht, veranderde de muziek zo abrupt, dat Tahonka-No en Sandal wakker schrokken en elkaar verbaasd aankeken. 'Er is iets groots op til!' zei Tahonka-No, liet zich uit de hangmat vallen en drukte op een schakelaar. De monitor, waarop ze een vertrek in hun buurt konden zien, vlamde op. 'Die muziek... ze maakt ons nog gek!' riep Sandal zacht.

Wat hij nu hoorde, liet zich met enige fantasie met de fanfare en het getrommel van een praaltocht na een overwinning, zoals hij dat een poos geleden op Exota Alpha had gehoord, vergelijken. Een triomfantelijk schel geluid, dat overduidelijk van een overwinning getuigde.

 

'Kijk eens op de monitor, een van de zieken. Er is iets aan de hand!' Tahonka-No en Sandal bleven voor de monitor staan en bekeken het verwarrende beeld, dat zich op de monitor afspeelde. Onder de verplegers en artsen heerste een koortsachtige activiteit.

'Ze laten het zieke wezen staan en rennen weg. Er moet dus iets op een andere plaats zijn gebeurd.' 'Iets, dat ze buitengewoon blij maakt,' merkte Sandal op. 'Daar lijkt het wel op.' De peervormige, okergele artsen renden en haastten zich door de vertrekken, trokken instrumenten uit de kasten en lieten zich door de mensen van Gedynker Crocq ronde netten bezorgen. Glinsterend gleden ze op hun slijmsporen op de netten, drukten op een knop en kwamen vrij van de bodem. Ze bereikten een hoogte van ongeveer een meter. Dit proces werd minstens vijftig keer herhaald. 'Ze vliegen... ze vliegen naar de energieliften, die naar beneden gaan. We zouden hen moeten volgen!' zei Sandal resoluut. 'Ik ga met je mee.'

 

De artsen zweefden nu naar alle kanten uit elkaar. De zieke, die ze net nog hadden verzorgd, verstarde net als voorheen in zijn anti-zwaartekrachtveld. De medici zweefden in de energiestralen en waren binnen een paar seconden uit het zicht verdwenen. 'Snel! Naar beneden toe, partner!' zei Sandal.

Ze knoopten de matten los, rolden ze op, pakten hun spullen en liepen naar de energieschacht. Ze namen de lift naar beneden, tot het punt, waar ze dit eigenaardige gebouw waren binnengedrongen. De weg kenden ze al, even later kwamen ze terecht in een controlekamer, die leeg was. Sandal bewaakte de ingang van de kamer, terwijl de Knokige het instrumentenpaneel bestudeerde.

'Wat zie je, vriend Tahonka?' vroeg Sandal.

'Ik zie een hoop interessante dingen. Er bestaat zelfs een kans, dat we onze plannen ten uitvoer zullen kunnen brengen. Maar vraag me niet hoe; dat is alleen nog maar een gevoel, dat ik heb.'

De medici kwamen uit de openingen van de energieliften te voorschijn. Ze verzamelden zich met de andere artsen en verplegers, die al in de grote zaal hadden staan te wachten in een grote kring om twee van de zieken, die in hun anti-zwaartekrachtvelden hingen. Deze twee Gelen waren zo te zien genezen!

Nu ontdekte Sandal, die met zijn boog half gespannen de deur in de gaten hield, ook iets anders. 'Hier is de muziek niet meer te horen!' zei hij verbaasd.

'En net vervaagde ook de kleurenprojectie!' zei Tahonka-No. Sandal waagde het gedurende een paar minuten zijn plaats te verlaten en zich over het instrumentenpaneel te buigen. De muziek zweeg, de kleuren waren vervaagd en de beide genezen wezens liepen langzaam over de vloer en trokken brede slijmsporen achter zich aan. Hij staarde op de monitor: daar scheen de vreugde van de artsen en het medische personeel een hoogtepunt te hebben bereikt. 'Dat zijn dus de sporen van het bewijs, dat de wezens gezond zijn!' zei Sandal. 'En waar gaan die wezens nu heen?' 'Dat weet alleen het Y'Xanthymer. De beide gezonde wezens liepen rondjes, lieten hun multi-organen ronddwalen en trokken een breed slijmspoor over de grond. De ribben onder het afgesneden onderlijf konden zich weer bewegen; ze transporteerden het ronde lichaam voor- en achteruit. Uit de luidspreker drong een ongelooflijk geroezemoes. Niemand had meer aandacht voor de machines of de apparatuur, iedereen concentreerde zich op deze beide wezens.

Plotseling greep Tahonka de jager met het witte haar beet. 'Daar!' siste hij.

Hij wees opgewonden op de monitor. 'Het is ongelooflijk!' mompelde Sandal.

De beide lichamen waren abrupt blijven staan. Onduidelijk en langzaam gloeiden ze op, werden voller en groter en toen vielen de gele lichamen uit elkaar. De peervormige gestalte van de Gelen verdween. 'Wat gebeurt er nu? Ze worden dikker? De artsen lijken zich steeds meer te verheugen!' mompelde Sandal verbaasd en hij draaide zich langzaam weer om.

Hij zag de schaduw van een vreemde, rukte de pees tot aan zijn kin en riep onderdrukt: 'No! Opgepast!'

Er kwam een man van Gedynker Crocq binnen, kennelijk om de apparatuur te bedienen. De pijl van Sandal sloeg de man vijf meter achteruit en doodde hem ogenblikkelijk. Tahonka-No draaide zich om met getrokken wapen, maar het gevaar was al uit de weg geruimd. Sandal trok zijn pijl uit het lijk en zei, terwijl hij overeind kwam: 'We moeten naar beneden toe, dan kunnen we beter zien, wat er aan de hand is.'

Ze verlieten de controlekamer, renden een spiraaltrap af en bereikten een afgesloten schot. Tahonka-No opende het en duwde het een paar centimeter open. Nu stonden ze nog maar een kleine vijftig meter van de eerste gele verwijderd.

Het lawaai, dat hen tegemoet sloeg, was oorverdovend.

Een van de artsen wees naar rechts. Twee ronde anti-zwaartekrachtvelden verschenen en bleven naast de opgezwollen wezens hangen. 'Sandal,' mompelde Tahonka, 'ik herinner me ineens iets uit het verre verleden. Als ik me niet vergis, dan zullen die opgezwollen wezens van hier worden weggebracht. Zoiets heb ik ooit eens gehoord.'

'Dat is onze kans!' zei Sandal. 'We gaan met hen mee!' 'Als het mogelijk is. Natuurlijk help ik je.'

Op de beide anti-zwaartekrachtvelden, die langzaam zakten totdat ze bijna de grond raakten, stonden twee ongeveer vijfentwintig meter lange buizen. Ze waren zeshoekig, net als de honingraten van de bijen op Exota Alpha. Ze waren niet afgesloten, zodat men er nu dwars doorheen kon kijken.

'Ze zullen ongetwijfeld in de buizen worden geschoven!' zei Sandal. 'Het lijkt er op.'

De kring van artsen en personeel om de beide genezen Gelen loste zich op, omdat de artsen eigenaardige apparatuur pakten en de beide Gelen met behulp van deze apparaten naar de beide openingen van de buizen werden gedirigeerd. De lichamen stroomden als een taaie vloeistof de buizen in.

'Naar binnen! Naar hen toe! Snel!' fluisterde Sandal.

'Dat is waanzin!' zei de Knokige. 'Daar hebben we nu nog geen kans voor!' Sandal schudde zijn hoofd. Terwijl de lichamen in de buizen stroomden, trokken de artsen zich terug en zweefden naar de energiesluizen toe. De anti-zwaartekrachtvelden kantelden en nu wees een van de gaten in de richting van de beide vrienden. Vanaf de randen begon een melkachtige nevel naar het centrum van de buizen toe te lopen. 'Snel! We mogen ons deze kans niet laten ontglippen!' zei Sandal, wierp de boog over zijn schouder en sprong naar voren toe, nadat hij het schot had opengeduwd.

 

De beide vrienden bevonden zich een paar seconden in dekking, omdat de buizen het zicht op dit schot onmogelijk maakten. Tahonka-No kon niet anders; hij volgde zijn vriend. Sandal en hij sprongen door de gestaag kleiner wordende opening de buis in.

Toen ze tegen de taaie massa van het gele lichaam stootten, sloot het flinterdunne materiaal het gat af. Ze waren onzichtbaar. 'Voorlopig zitten we hier veilig,' merkte Sandal tevreden op. 'Tot het tijdstip, dat dit materiaal op een andere plaats van de planeet openscheurt,' liet de Knokige hem weten.

 

De energiemantel liet een mild, geel licht door.

'De vreemden zijn gezond, groeien en worden groter, wat heeft dit eigenlijk allemaal voor zin?'

Tahonka-No en Sandal Tolk dachten over hun positie na. Ze voelden, hoe de beide buizen in beweging kwamen. Dat wil zeggen, ze maakten uit het feit, dat de ene buis bewoog, op, dat ook de andere in beweging moest zijn gekomen. Ze zweefden rechtuit. Het luide praten van de artsen en het gejubel van de medici, die dit eigenaardige transport begeleidden, drong door het dunne materiaal heen.

Alles had de indruk gemaakt, dat spoed was geboden, kennelijk moesten de beide wezens zo snel mogelijk uit het gebouw worden verwijderd en naar een andere plaats worden gebracht. Maar waar was dat? 'We hebben drie verschillende mogelijkheden om uit te kiezen,' zei Tahonka-No. 'Men kan deze Gelen naar een andere gebied op deze planeet brengen of ze worden naar een ander punt onder de energiekoepel gebracht... of ze gaan naar een andere planeet!' 'Waar denk je zelf aan?' 'Ik denk, dat alles mogelijk is.' luidde het antwoord.

Ze keken om zich heen in hun nieuwe schuilplaats. De zeshoekige buizen waren aan de binnenkant voorzien van een groot aantal kleppen en vakken, waarin pakketten en allerlei voorwerpen, die ze niet konden identificeren, lagen.

Het gele wezen zat in het midden van de buis als een vormeloze massa en leek langzaam maar zeker groter te worden; maar eigenaardig genoeg waren de beide vrienden niet bang van het wezen. De snelheid van de buizen werd opgevoerd en ze schenen nog steeds rechtuit te vliegen, er viel geen zijwaartse druk meer te bespeuren. Sandal liet zijn vingers rusteloos over de gaten en toetsen glijden en tenslotte ontdekte hij een vlak, dat op een doffe monitor leek. Zonder te aarzelen drukte hij op een schakelaar onder de monitor en even later maakte een lens het beeld, dat 'voor' te zien was, zichtbaar.

Het leek op de cockpit van een zich snel voortbewegend voertuig. De snelheid bleef toenemen. 'We zullen samen met deze Gelen worden afgevoerd,' zei Sandal. 'Een ding staat vast: ik heb mijn wraak in het centrum van het energiescherm niet ten uitvoer kunnen brengen.' Toen hij zijn aandacht weer op de monitor richtte, zag hij, dat de beide zeshoekige buizen de sluisinstallatie, die tussen het energiescherm en de energiebrug was geïnstalleerd, hadden bereikt. De razende tocht werd voortgezet.

 

8.

Sandal Tolk voelde zich verlamd. Nog steeds bedrukt door de conclusie, dat hij met veel moeite en met gevaar voor zijn eigen leven, afgezien van een handvol ontdekkingen, niets had bereikt, zou hij passief moeten toekijken, hoe hij in een van deze zeshoekige buizen vanuit het centrum van de koepel naar de energiesluis werd getransporteerd.

Bijna behoedzaam vroeg Tahonka-No, de Knokige: 'Jij denkt na, Sandal Tolk?' Sandal zat met zijn rug tegen een van de zes 'muren' en wreef met de tien vingers door zijn haar. Hij knikte en zei tenslotte: 'Ik denk, dat wij arme onwetende mieren zijn, ondanks het feit, dat we in staat zijn geweest om een groot aantal gevaren te overwinnen.' Hij bekeek het beeld op de monitor, toen dwaalde zijn blik naar de grond, waar zijn boog en de met pijlen gevulde koker lagen.

'Zo is het. Je hebt gelijk en toch ook weer niet, partner!' mompelde Tahonka-No.

Ook zijn gelaat weerspiegelde iets van de ongewisheid en de radeloosheid, waaraan ze ten prooi waren gevallen. Ze hadden veel beleefd en wat er in het verschiet lag, zou ongetwijfeld nog wonderbaarlijker zijn. Dat vermoedden ze nu al. 'Waarom is het niet zo?' 'Omdat we een stuk wijzer zijn geworden door dit avontuur. Jij hebt bij voorbeeld geleerd, verband te leggen tussen monitors en schakelaars, tussen leidingen en veiligheidsinstallaties, tussen deuren en hendels, waarmee je ze open kunt maken. Jij bent veranderd van een wilde barbaar in een man, die met zijn verstand te werk gaat en zich zowel in de ene als in de andere wereld thuis voelt, omdat hij ze beiden kent.'

'Ik ken maar een wereld goed, vriend Tahonka,' zei Sandal somber, 'en dat is de wereld van het gevecht. Een wereld, waarin men moet vechten om in leven te kunnen blijven.' 'Je vergist je,' merkte de Knokige op en keek langs Sandal op de monitor, waarop nu een stuk van de langgerekte energiebrug en de rand van de jungle te zien was. 'Nee, ik vergis me niet.' Zwijgend bekeken ze het beeld, dat de monitor hen bood.

Hier waren de beide zeshoekige buizen tot stilstand gekomen. Ze zweefden een paar meter boven het laagste niveau van de energiebrug. Er was niets of niemand te zien. De situatie maakte de beide vrienden, die samen met de pulserende eigenaardige wezens zaten opgesloten, wantrouwig en nieuwsgierig. Het gele wezen verroerde zich niet.

 

'Zijn dit de Eerste Dienaren, Tahonka?' vroeg Sandal ineens. Hij wees met zijn duim over zijn schouder op het pulserende 'ding' naast hen, dat een duidelijk aromatische geur verspreidde. De hypnotische impuls blijf uit mijn buurt, vereer mij! bleef nu achterwege. Tahonka-No zei aarzelend: 'Na alles, wat ik weet en wat we samen hebben gezien, is het een van de Gele Dienaren.' Sandal vroeg in gedachten verzonken: 'Hij is ziek, geneest dan, laat weer sporen, die gedachten fluisteren, achter. Daarna blaast hij zichzelf op als een ballon, wordt in deze stalen kist opgesloten en weggebracht. Zullen ze het doden?'

De Knokige hief ontzet zijn handen op.

'Nee! Ze zullen allerlei dingen doen, maar niemand zou het wagen een Gele te doden. Dat staat voor mij vast.' Sandal keek naar de voorraadkasten, die in de zes wanden van de buis waren ondergebracht, staarde op de monitor, waarop nog steeds hetzelfde beeld als voorheen was te zien en kreunde. Dit soort wachten was voor zijn zenuwen te veel.

Toen kneep hij zijn ogen samen. Boven de neuswortel ontstond een rimpel.

'Ik zie iets! Het komt dichterbij!' bromde hij.

Tahonka-No hing op zijn schouder en keek nu ook op de monitor. Ook hij voelde een koortsachtig gevoel van opwinding in zich opwellen. 'Ik zie het ook. Een zwaar beladen zwever.'

Zwijgend volgden ze de beelden op de monitor.

Het voorwerp kwam dichterbij, werd hierdoor uiteraard ook groter en duidelijk zichtbaar. Het was een van de zwevende voertuigen, die ze al eerder in de buurt van de energiebrug hadden gezien, toen ze zich een weg door de verschillende dodelijke zones hadden gebaand. Sandal vroeg zich onwillekeurig af hoe het met de Thoen en zijn potsierlijke nakomelingen zou gaan. Hij grijnsde plotseling. De zwever raasde op hen af, remde en toen hij uit het beeld was verdwenen, dus naast de beide buizen lag, kwamen de kisten met hun inhoud weer in beweging. De afstand tussen de rand van het Eiland der Gelukzaligen en de ruimtehaven op de oever van de binnenzee werd binnen een paar minuten overbrugd.

Toen remden de buizen af. 'Ik word waanzinnig!' riep Sandal. 'Nu begrijp ik er helemaal niets meer van. De buizen blijven hier in deze eigenaardige hal staan.'

Tahonka-No bracht hem tot bedaren door met hem te praten over de plaats, waar de hal op de ruimtehaven, die ze maar even hadden kunnen zien, zou kunnen liggen. Een ding zagen ze echter wel: het was een gebouw, dat op de lage koepels met de vreemde kunstvoorwerpen leek. Ineens begon ergens de aandrijving van een ruimteschip te gieren.

De buizen zweefden vlak naast elkaar boven de grond. Ze bevonden zich op een soort sokkel, die wit, vlak en laag was.

Tahonka-No stelde Sandal opnieuw gerust: 'Sandal!' zei hij met nadruk. 'Ik geloof, dat we een grote zaak op het spoor zijn gekomen. Je hebt me een heleboel verteld over jouw thuiswereld, waar men op zekere dag versuft raakte. Jij bracht die dag met jouw thuiswereld, maar ook met de zwerm in verbinding. Ik weet niet, of je gelijk had. Ik geloof echter, dat die mens Rhodan, die jij schijnt te vereren in ...' 'Hij is sterker dan ik,' zei de man met het witte haar. 'Hij sloeg mij neer, alhoewel ik destijds elke menselijke tegenstander had kunnen verslaan.' 'Die Rhodan vertelde jou, dat alle planeten van jouw thuiswereld versuft waren geraakt. Misschien heeft die versuffing iets met de Eerste Dienaren te maken?'

'Misschien!' mompelde Sandal. Hij merkte plotseling, dat het in de buis iets minder warm dan voorheen was geworden. Toen hij omhoog keek, wist hij ook waarom. Het energiegordijn ging open. Sandal zei snel: 'Als de buizen opengaan, dan houdt dat wellicht in, dat iemand van plan is om te kijken, hoe het met de Gelen staat. Als men ons dan ontdekt...' Hij maakte zijn zin niet af. 'Voor ons betekent het,' beaamde Tahonka-No, 'dat we voorlopig onze veilige schuilplaats zullen moeten verlaten. Maar we komen terug.' 'We komen zeer zeker terug!' zei Sandal resoluut.

Toen ze stemmen en stappen hoorden, die door het gekromde plafond van de hal werden weerkaatst, zochten ze snel hun spullen bij elkaar, waarna ze uit de buis sprongen. Ze landden op de bodem van de hal en renden weg naar rechts, terwijl van links een groep van de vreemden naderde.

'Daar verstoppen we ons!' fluisterde de Knokige. 'Ik weet niet, wat het voor spullen zijn, maar we kunnen ons erachter verstoppen.' Ze doken weg achter een stapel pakketten, die op stenen leken. Ze hadden ze ook al aan de voet van de zeshoekige buis zien staan. Ze wisten echter nog niet, wat het voor spul was en waarvoor het moest dienen. Alhoewel Sandal en Tahonka niets konden zien, waren ze in staat om alles goed en duidelijk te verstaan. Een vreemde stem zei: 'We mogen de ...,' een onbegrijpelijk woord volgde, '... niet langer dan twee... laten staan.' 'Ik weet het, arts van de Eerste Dienaren,' antwoordde een andere stem. 'Maar de motoren van het schip zijn nog niet warm gedraaid. Over twee ... zullen we echter kunnen opstijgen.'

'Uitstekend. Laten we eens naar de Dienaren kijken.'

 

Sandal en Tahonka doken weg, toen keken ze elkaar aan. Tahonka knikte, waardoor Sandal wist, dat hij de onvertaalbare termen had begrepen. Langzaam slopen ze achter de stapel in de richting van het licht, dat door de vlakke koepel in het halfduistere vertrek viel.

Tenslotte bereikten ze een kleine sierstruik, kropen onder de planten en gingen op hun buik liggen. Ze lagen met hun hoofd vlak naast elkaar, maar elk keek in een andere richting. Tahonka-No fluisterde: 'De beide buizen hebben ongeveer anderhalf uur volgens jouw tijdtabel oponthoud. Voor dat tijdstip kunnen ze niet aan boord van het ruimteschip worden gebracht.'

Hij keek de jager vol verwachting aan en Sandal deed hem het genoegen door de juiste vraag te stellen: 'Je bedoelt, dat ze aan boord van een ruimteschip zullen worden weggebracht?'

'Inderdaad,' zei Tahonka tevreden. 'Een ruimteschip heeft men alleen maar nodig als men de planeet wil verlaten, alle andere dingen kan men immers met een zwever doen,' ging Sandal door.

'Alweer goed!' antwoordde Tahonka. 'En...?'

'Dat is voor ons de redding,' fluisterde Sandal ineens opgewonden. 'We verlaten dus samen met de beide Gelen deze planeet. We zullen in een andere omgeving tussen de sterren terecht komen.'

Tahonka lachte zacht. 'Dat zou best wel eens het geval kunnen zijn,' beaamde hij. 'En wat doen we nu?'

'We wachten opnieuw.' Deze vraag en dit antwoord leek voor de beide mannen een soort formule te zijn geworden. Ze hadden een hekel aan deze situatie, omdat ze zich passief moesten gedragen. Maar ze konden er niets tegen doen. Sandal schudde zijn hoofd en hij zei hardop: 'Dat doen we niet, partner. Als ik mijn wraak dan niet kan voltrekken, dan wil ik niet met lege handen terugkomen. En ik weet ineens bijna zeker, dat ik Perry Rhodan en de anderen weer zal ontmoeten.' Hij stond langzaam op, vastberaden met een koude glimlach op het gezicht. Terwijl ook de Knokige overeind kwam, zei hij: 'Rhodan en Chelifer Argas, nietwaar, mijn vriend?'

'Zo is het. Kom, we gaan eens een kijkje op de ruimtehaven nemen.' Ze staken hun hoofden uit boven het plantendak en keken om zich heen. De ruimtehaven lag voor het grootste gedeelte nog voor hen; ze bevonden zich aan de rand van het gebied. De haven had ongeveer de vorm van een grote ronde cirkel, die door een kleine cirkel werd gesneden. Om dit grote witte vlak stond een hoog hek van een materiaal, dat op draad met reusachtige mazen leek. Dikke, geel geïsoleerde kabels en draden liepen naar het hek en waren met deze mazen verbonden.

Op de rand van de grote cirkel stonden vijf koepels van verschillende grootte. Ze waren allemaal sneeuwwit en tamelijk vlak. Kleine robotmachines reden tussen de gebouwen, het ruimteschip en een lang gestrekt gebouw met een groot aantal ramen heen en weer. Allerlei dingen werden vervoerd; het zag er allemaal heel anders uit dan op de ruimtehaven van Exota Alpha. Twee voorwerpen staken boven het hele complex uit.

 

Het ene voorwerp was een van de reusachtige paddenstoelruimteschepen, die Sandal al kende en vreesde; het andere was een reusachtige mast, die een cilindervormige cockpit met eigenaardige uitwassen, die op de steelogen van een vis leek, had. Sandal zei: 'Dat ruimteschip zit vol zwerminstallateurs, de wezens, die na de start en in de dood in elkaar schrompelen.' Tahonka-No wees in de richting van de paddenstoel.

'Met dat schip zullen onze twee vreemde vrienden worden vervoerd. Ik zou er heel wat voor over hebben om te weten, wat het einddoel van de reis is.'

Terwijl ze hier stonden en de installaties van de ruimtehaven bestudeerden en elk detail, hoe onbelangrijk het ook leek te zijn, in hun geheugen prentten en de stand van de zon bekeken, werd hun aandacht afgeleid. Een groep vreemden verliet de sokkel van de controletoren, ongeveer zeshonderd meter verderop. 'Houd de boog vast, No!' zei Sandal. 'Natuurlijk.'

Sandal gaf zijn vriend het wapen, haalde zijn verrekijker te voorschijn en richtte de lens op de vreemden. Even later floot hij zachtjes, schudde zijn hoofd en gaf de verrekijker aan zijn vriend.

Terwijl Tahonka-No door de lens staarde, zei Sandal grimmig: 'Het zijn twaalf zwerminstallateurs, die een van de mannen van jouw planeet in hun midden hebben. Ze komen recht op ons af. Wat zijn ze van plan?'

Tahonka zag, dat de sterke armen van zijn rasgenoot op de rug lagen. Het zag er naar uit, dat de zwerminstallateurs de man van Gedynker Crocq hadden vastgebonden en hem naar de rand van de ruimtehaven dreven. Het zag er als..., tja, een doelgerichte executie uit.

'Ze zijn van plan een arts van Gedynker Crocq te doden, vriend No,' bromde Sandal. 'Wat zeg jij er van?' No haalde zijn schouders op en liet ze weer zakken. Hij leek uiterst geconcentreerd toe te kijken. De man van zijn thuiswereld droeg geen gele punt op zijn voorhoofd. Ook dit had iets te betekenen.

'Ik weet niet, of het een arts is, maar de meesten van ons gaan als arts in dienst bij de Eerste Dienaren.' Sandal liep langzaam achteruit en schoof de bosjes uit. 'Als we hem bevrijden, dan vertelt hij ons misschien interessante dingen. Laten we eens kijken, wat ze met hem gaan doen.'

'Daar hoeven we niet lang op te wachten.'

Het was fascinerend de bewegingen van de boomwezens, waarmee Sandal een woedend gevecht had geleverd en die hij een zware nederlaag had toegebracht, te bestuderen. Hij dacht aan Testcase Rorvic en aan zijn zwijgzaam vechtende robotleger. Eigenaardig, dat dit gevecht hem niet het gevoel had gegeven tegen een overmacht een goed gevecht te hebben geleverd. Van alle dingen, die hij vergat, zou hij Testcase Rorvic het snelste vergeten. De stoet kwam naderbij, met de slepende schreden van de boomwortelachtige ledematen van de zwerminstallateurs. Ze schoven zich eigenlijk vooruit, net als een stel snel groeiende planten. Uit het gelaat van de andere Knokige viel niet op te maken, hoe hij zich voelde of wat er aan de hand was.

 

Tahonka-No greep langzaam zijn eigen wapen en hij fluisterde onzeker: 'Dit ruikt gewoon naar gevaar.'

Hij had gelijk; de mannen hadden inmiddels een soort zesde zintuig voor gevaar ontwikkeld. Ze keken stil en geconcentreerd toe, hoe de twaalf zwerminstallateurs de man van Gedynker Crocq tussen twee hallen voerden en in de richting van het energiehek marcheerden. Ze passeerden de beide indringers, die zich hier hadden verstopt, op nog geen honderd meter. 'Waar hebben ze het over, No?' fluisterde Sandal.

Tahonka-No probeerde een paar woorden op te vangen van het gesprek. Sandal verstond er niets van. Ze spraken te snel en te schel. Sandal begon de hoek en de afstand te schatten, alhoewel hij wist, dat ze zich in een hopeloze situatie bevonden, als men hen hier zou ontdekken. Het was nu al een klein wonder, dat ze nog steeds niet waren ontdekt. 'Ze hebben het over de dood. Hij schijnt zijn plicht niet te hebben vervuld,' antwoordde de Knokige. Even later zagen Sandal en No, dat de zwerminstallateurs in een halve cirkel voor het energiehek waren gaan staan. In hun midden, ongeveer twintig stappen van het hek verwijderd, stond de Knokige. Nu zag Sandal duidelijk door de verrekijker, dat het gezicht van de man vertrokken was door de angst. Een van de zwerminstallateurs liep rustig op de man af en maakte de metalen handboeien los. 'Ze executeren hem!' kreunde Tahonka-No.

'Hij is nog niet dood!' merkte Sandal laconiek op en pakte de boog en zijn pijlen. De tijd van hun oponthoud liep langzaam maar zeker ten einde; ze zouden spoedig terug moeten keren naar de zeshoekige buizen, de metalen ziekencontainers.

Het boomwezen keerde terug naar de kring; daarna weerklonk een hard droog geluid.

Uit het langgerekte gebouw renden ongeveer vijftien of twintig van die witte op wolven lijkende wezens naar buiten, stoven in twee lange rijen over het plein en bleven jankend en blaffend achter de boomwezens staan. De situatie werd gestaag geheimzinniger. 'Ze willen hem toch niet door de waakhonden laten verscheuren?' zei de Knokige. 'Dat zal ik niet toelaten!' Hij bewoog zich, maar de arm van Sandal schoot uit en trok hem terug in de dekking achter het bosje. Sandal mompelde: 'Eerst afwachten en toekijken. Als hij net zo sterk is als jij, dan zal hij een flink aantal van die honden zelf wel de baas kunnen. En we zullen hem helpen, maar dan wel geruisloos. Wij hebben iets meer te verliezen: namelijk twee levens. Hij heeft er maar een.' Tahonka-No slikte een grimmige opmerking in. 'Je hebt gelijk,' zei hij. Ze wachtten een minuut lang, toen zei een van de boomwezens iets. De man van Gedynker Crocq schreeuwde een paar woorden en de waakhonden sprongen gierig naar voren toe, vormden een kring om de ter dood veroordeelde man en loerden naar hun prooi. Uit de groep maakte zich een reusachtig dier los, sprong naar voren toe en kwam in de lucht met de vuist van de Knokige in aanraking. De zwerminstallateurs schreeuwden. De waakhonden jankten en zetten de aanval in. Op dat moment spande Sandal zijn boog. Geconcentreerd en met een enorme krachtsinspanning schoot de krijger met het witte haar binnen een minuut tweeëntwintig van zijn beste pijlen af en met uitzondering van een pijl waren ze stuk voor stuk dodelijk. De eerste pijl flitste door de lucht en doodde de aanvoerder van het roedel. De pijl rukte het dier van de arm van de vreemde weg, slingerde het tegen de grond aan, waar het op twee andere dieren viel en strompelend in elkaar zakte in een plas bloed. De tweede pijl.

Hij schoot vlak over de grond; Sandal had de boog vrijwel horizontaal gehouden, iets, wat hij vrij zelden deed, omdat dit een meesterlijk schot verhinderde. De tweede en ook de derde pijl doodden twee dieren, die op het punt stonden om de Knokige van achteren aan te vallen. Ze bleven liggen en in de algemene verwarring, waardoor de Knokige de kans kreeg een dier aan de achterpoot beet te pakken en als knots te gebruiken, hadden de installateurs nog steeds niet in de gaten, dat er naast hen vreemden in de struiken verborgen zaten.

 

Het lichaam van Sandal bewoog zich als een snel functionerende robot. De rechterhand flitste omhoog, de arm kromde zich, de vingers trokken een pijl aan de nok uit de koker, waarna de pijl door de lucht zeilde en automatisch op de pees van de boog terechtkwam. Daarna greep de rechterhand naar voren, terwijl de wijsvinger van de linkerhand de pijl tegen de pees drukte. De pijl kwam op de pees en de rechterhand trok de pees uit. Een fractie van een seconde later hamerde de pees tegen de lederen polsband van de linkeronderarm. Sandal voerde deze beweging in totaal eenentwintig keer uit; de eerste pijl lag al op de pees, toen hij begon. Bij de vijftiende pijl kregen de zwerminstallateurs in de gaten, dat de Knokige onzichtbare hulp kreeg. Ze pakten schreeuwend hun wapens, maar zagen de beide mannen niet. Toen zei Sandal zacht: 'Tahonka, loop naar die koepel daar en schiet een paar keer in de lucht om ze af te leiden. Dan kom je weer snel hierheen, begrepen?' 'Akkoord. Ik kijk meteen of de weg naar de metalen buizen vrij is!' 'Goed. Snel, No!'

Tahonka-No liet zich op de grond vallen en hij kroop op handen en voeten door de struiken in de richting van de koepel. Hij overbrugde de afstand, waar hij geen dekking had, met vier grote sprongen en verdween toen in het halfduister van de koepel. Sandal offerde nog meer van zijn onvervangbare pijlen op. Hij mikte op de plaatsen, die voor een zwerminstallateur dodelijk waren. Na het derde schot, zag hij triomfantelijk hoe een stuk of vijf vuur kogels in de kleine groep installateurs uit elkaar spatten en iedereen op slag werd gedood. Een zwerminstallateur leek de beschieting te hebben overleefd. Er werd nog steeds geen alarm geslagen.

De overlevende zwerminstallateur draaide zich om en begon te rennen, maar voordat hij vluchtte, vuurde hij nog twee schoten op de man van Gedynker Crocq af.

 

9.

In de daaropvolgende minuten bewees Sandal Tolk asan Feymoaur sac Sandal Crater, dat hij gehoor had gegeven aan de lessen van zijn grootvader en een uitstekende vechtersbaas was geworden. Iemand, die het tegen een heel leger zou kunnen opnemen. Zijn armspieren deden pijn, net zo goed als de vingertoppen, maar hij kwam bliksemsnel in actie. Zijn afstandschot, dat een parabool beschreef, raakte de vluchtende zwerminstallateur in de kop. De afstand bedroeg iets meer dan tweehonderd meter.

Toen liet Sandal de boog vallen, gleed uit de struiken en rende naar de plaats, waar het gevecht had plaatsgevonden. Tijdens het rennen trok hij zijn vlijmscherpe mes uit de schacht van zijn laars.

Eerst raapte hij zijn pijlen op; soms moest hij ze uit het lijk van de zwerminstallateurs of de waakhonden snijden.

Met een oogopslag zag hij, dat de Knokige op sterven lag. Twintig pijlen in de hand, in de ander het bloedige mes, richtte Sandal zich op.

'Bij de purperen ster!' mompelde hij. 'Niemand heeft iets in de gaten! Wat is dit voor een volk, dat niets van de strijd begrijpt?'

Hij draaide zijn hoofd om; hij leek op een slanke, zich bliksemsnel bewegende gestalte tussen de eigenaardige wezens, die nu langzaam maar zeker in elkaar begonnen te schrompelen. Sandal rukte de pijlen uit de lijken, bleef ineens staan, want vanuit zijn ooghoeken had hij een beweging gezien. 'No?'

Het was No, die langs de rand van de koepel en de zoemende robotmachines naar de struiken terugrende. Op dat moment begon een aantal scheepsmotoren te brullen. Het werkte als een soort signaal, de beide containers zouden zich spoedig weer in beweging zetten.

'Snel!' zei Sandal. 'We hebben niet veel tijd meer te verliezen!' Hij zocht naar een uitweg, voor het geval, dat de beide buizen zouden worden afgevoerd voordat ze de kans hadden gekregen terug te keren in hun schuilplaats. Hij grijnsde, toen hij een uitweg vond; hij ontdekte zelfs twee manieren om hier weg te kunnen komen. Dit was een van die dagen, waarop niets fout leek te kunnen gaan.

Hij stopte de pijlen terug in de koker en sloeg met de vlakke hand op de pijlen, zodat ze goed in de koker kwamen te zitten.

'Tahonka zal blij zijn,' mompelde hij, terwijl hij het bloedende, half verbrande lichaam van de Knokige optilde en achter zich aan sleepte tot in de bosjes.

Daar, waar men hen nog vanuit het hoofdgebouw of de cockpit van de reusachtige toren zou kunnen zien, legde hij het zware knokige lichaam neer.

 

Plotseling stond Tahonka-No naast hem. Hij knielde en legde zijn hand heel voorzichtig op het voorhoofd van de vreemde.

Toen zei hij iets in een taal, waarvan Sandal helemaal niets kon verstaan of begreep.

'Ik ben Tahonka-No...,' begon hij. De vreemde sloeg de ogen op, knipperde een paar keer moeizaam en zei toen, kuchend en met veel moeite: 'Ik herken jou, Tahonka, de banneling ... die voedsel at en in strijd met de wet handelde ...' Tahonka-No hijgde. 'Dat betekent... jij bent Recanti-Tak... jij bent de arts, die te veel dacht...!'

'Zo is het,' kuchte de man. 'Ze lieten me executeren, omdat ik...' Hij zou nog maar een paar seconden te leven hebben. Tahonka en Sandal keken elkaar zwijgend en radeloos aan. 'Je hebt je plicht niet vervuld. We hebben geprobeerd je te redden.' 'Ja,' fluisterde Recanti-Tak. 'Ik had het in de gaten. De Eerste Dienaren zullen naar een planeet, die... we...' Hij zweeg.

Sandal vroeg opgewonden. 'Vraag hem, wat er gaat gebeuren... Vraag hem, waarom ze opzwellen...!'

Tahonka stelde de vraag, hardop en met nadruk. De motoren van het schip brulden en toen was het ineens vrijwel doodstil.

'Ze worden naar een planeet gebracht, waar ze zich...' 'Wat?'

'Ze verlaten...'

Het was om gek van te worden. Ze hadden iemand, die hen zou kunnen helpen achter het geheim te komen, gevonden. En voordat hij op hun vragen een antwoord kon geven, stierf hij.

'Tahonka... draag mij naar de schaduw. Ik wil niet in het felle licht van de zon sterven...,' fluisterde Tak. 'Ik zal jouw laatste wens vervullen,' zei Tahonka. Sandal kon zich niet voor de geest halen de stem van zijn vriend ooit eerder zo vriendelijk en zacht te hebben gehoord. Hij hielp Tahonka-No het zware lichaam in de schaduw te trekken. Toen ze het hoofd van de man in het gras legden, stierf hij. Sandal greep de arm van zijn vriend. 'We moeten terug naar onze containers, No!'

De vriend keek hem met een droevige blik aan, stond op en mompelde binnensmonds: 'Ja, ik kom. Ze hebben ons niet ontdekt, nietwaar?'

'Nog niet!' zei Sandal waarschuwend. Ze baanden zich behoedzaam een weg door de struiken, beveiligden zich naar alle kanten, toen ze zonder dekking het stuk tussen de bosjes en de lage koepel moesten overbruggen en renden vervolgens naast elkaar naar de schaduw, die de koepel op het beton wierp. Tussen twee stapels stenen bleven ze hijgend staan. 'Nog steeds geen alarm!' zei de Knokige verbaasd. 'Ze hebben inderdaad geen verstand van strijd en tactiek.'

Sandal schudde zijn hoofd, terwijl ze zich geruisloos en snel terug naar de containerhal verplaatsten. Er scheen niemand bij de beide mannen in de buurt te zijn, maar Sandal was nu extra voorzichtig. Hij wilde nu geen enkel risico meer nemen. 'Verder?' 'Ja,' zei Tahonka.

Toen, na twintig meter, zagen ze de beide zeshoekige buizen weer staan. Ze zweefden net als voorheen vlak boven de ronde witte sokkels. Vijf verschillende wezens waren bezig met het inladen van allerlei materiaal en eigenaardig gevormde voorwerpen. Een zwerminstallateur, een van de kleine purperen stommen, een peervormig wezen met de rok en de gekruiste dragers, een Knokige en een van de humanoiden, die zoveel op Sandal leken.

'We blijven hier wachten,' besloot Tahonka. 'Als we nu in actie zouden komen, dan verraadden we zelf onze aanwezigheid.'

Sandal antwoordde fluisterend: 'Als ze te lang in de buurt van de containers blijven, dan blijft ons geen andere keus!'

'Ik ben bang, dat je gelijk hebt,' zei No.

 

Ze bleven achter een stapel stenen staan, die aan de ene kant van een robotzwever werd opgestapeld. De machines transporteerden de lading van de andere kant van de ruimtehaven, waarna ze in de richting van het langgerekte gebouw werden afgevoerd. Sandal stond verbaasd te kijken en hij vroeg zich af, waarom de robotwagens niet meteen met de lading naar het lage gebouw reden. 'Ik heb een ontzettende hekel aan wachten!' kreunde de Knokige. 'En ik haat de meedogenloosheid, waarmee ze een van mijn vrienden hebben laten executeren!'

'Ik vergelijk de volkeren in de zwerm met dieren, die alleen gehoor geven aan hun instinct,' fluisterde Sandal. 'Kennelijk vormden de wezens van Gedynker Crocq een uitzondering. Jij lijkt me in ieder geval zelfstandig genoeg.'

'Dank je,' zei Tahonka-No laconiek. 'Maar dat is momenteel het probleem niet.'

Sandal mompelde iets binnensmonds en keek toe, hoe de zwerminstallateur naast het gele peervormige wezen een van de containerbuizen verliet. De dunne energiegordijnen waren nog niet gesloten.

'Toch is dat het probleem. Op een mislukking kent men hier kennelijk maar één antwoord: de dood!' Tahonka zweeg en balde zijn vuisten. Hij dacht aan de andere Knokige, die ze hadden willen redden en die nu dood onder de takken van de ronde struik lag.

'De drie anderen gaan nu ook weg!' zei Sandal.

Ze veranderden van plaats. Langzaam liepen ze naar de kant, die dichter bij de vijfentwintig meter lange buizen lag. Niemand zag of hoorde de beide mannen; de robots waren vlak naast hen aan het werk. Ze sloegen geen acht op de indringers, alhoewel ze voor Sandal en No uit de weg gingen, toen de beide mannen op een van de containers afliepen. 'Nu!'

 

De drie laatste hulpkrachten klommen op een kleine zwevende robot. De machine vloog langzaam en zacht zoemend onder de koepel door en bleef in het midden van de ruimtehaven, precies tussen het paddenstoelruimteschip en de rand van de koepel, staan. De kleine purperen stomme steeg uit en bleef in de zon staan. De motoren verstomden.

'Naar binnen, Sandal!' zei Tahonka-No.

Ze renden bliksemsnel naar de buis, die aan de linkerkant zweefde. Tahonka hielp Sandal om in de buis te klimmen, Sandal stak zijn arm uit en trok de Knokige omhoog. Ze gingen zitten. Sandal vertrouwde het nog niet helemaal; hij had liever gezien, dat de energiegordijnen dicht waren gegaan. Zolang ze zichtbaar bleven, liepen ze gevaar. 'We vertrekken!' zei de Knokige. De beide apparaten kwamen op hun anti-zwaartekrachtvelden los van de grond. Ze waren kennelijk uitgerust met voorraden voor de ronde dikke wezens. Toen Sandal en No hun schuilplaats voor de eerste keer binnen waren gedrongen, was het gele wezen ongeveer drie tot vier meter lang geweest. Nu was het al een meter of acht lang. De beide vrienden hadden ongeveer nog acht meter over. 'Wanneer gaat dat verdraaide energiegordijn dicht?' mompelde Sandal woedend.

'Ik zou het niet weten.' Vlak naast elkaar verlieten de beide containerbuizen de schaduw en kwamen recht op het kleine purperen wezen, die een kogel met een lange antenne in de hand hield en met zijn grote bolle ogen naar de zwevende voorwerpen keek, af. Sandal voelde ineens een afschuwelijke gedachte in zich opwellen. Hij voelde zijn hart in zijn keel kloppen.

Hij zette de boog rechtop; dat ging net. Aan weerszijden van de boog had hij nog een paar centimeter over. Sandal trok een pijl uit zijn koker. Op de punt van de pijl zat nog het opgedroogde bloed van de waakhond. 'Wat ben je van plan, waanzinnige?' vroeg de Knokige ontzet.

'Ik probeer alleen maar de zaak in de hand te houden,' mompelde Sandal. Vlak boven de grond zweefden de beide buizen op het kleine purperen wezen af.

Sandal kon het kleine wezen met de lederachtige huid en de schubben duidelijk zien, net zo goed als de laarzen, de gordel en de eigenaardige haardos. Het kleine wezen praatte in de microfoons van de kogel en toen de containers hem tot op een paar meter hadden genaderd, keek hij opgewonden omhoog.

De pijl van Sandal siste uit het gat, trof het kleine wezen in de borst en wierp hem vijf meter achteruit. Toen zweefden de containerkisten verder; de energiegordijnen gingen langzaam dicht en toen het ruimteschip vlak naast hen opdoemde, schakelde Sandal de monitor in. Het beeld van de achterkant van de containers toonde hen de grote witte betonvlakte, die in het licht van de zon lag.

In het midden van de vlakte, onvoorstelbaar klein en op het punt te verdwijnen, lag het dode purperen wezen.

Toen raasden de beide zeshoekige buizen recht omhoog, beschreven een scherpe curve en zweefden een vertrek binnen. Het beeld op de monitor werd donker.

'Een lege laadruimte!' 'Hopelijk blijft hij leeg!' luidde het commentaar van Sandal. 'Wat we niet kunnen gebruiken is een gevecht aan boord van dit schip.' Zijn laatste woorden gingen in het gebrul van de motoren ten onder. De luik van de laadruimte gleed dicht, het hele schip leek te trillen en toen ontdekten onze vrienden, dat de start plaatsvond. Het schip steeg loodrecht op, werd gestaag sneller en tenslotte voelden ze alleen nog maar de vibraties. Achter het schip vond een geluidsexplosie plaats. Sandal grijnsde en legde de boog naast zich neer op een van de zes 'wanden'. Hij zei langzaam: 'Men heeft ons aan boord van een schip, dat de planeet Vetrahoon heeft verlaten, gebracht. We zijn hier voorlopig veilig, vriend Tahonka-No. Jij weet zeker toevallig niet het einddoel van ons schip?'

Tahonka schudde zijn hoofd en legde de proviand, die hij had meegebracht, neer. Het bestond nog steeds voor tweederde uit de voorraad van het magazijn van de Eerste Dienaren. Ze maakten zich nu niet meer druk over het probleem, dat er zou kunnen ontstaan, als men de lijken zou ontdekken en men tot de conclusie zou komen, dat iemand de executie van de Knokige had willen verhinderen. 'Nee, ik ken het doel niet,' zei Tahonka-No.

 

Het paddenstoelvormige ruimteschip werd, zonder dat ze het konden zien of voelen, nog steeds sneller en voerde tenslotte een transitiesprong uit. Deze schok voelden ze; maar Sandal was inmiddels al gewend geraakt aan transitieschokken, zodat hij bij bewustzijn bleef. Ook de Knokige doorstond de schok goed. 'Nu hebben we eindelijk de tijd om wat tot rust te komen en op ons gemak een maaltijd te nuttigen, No,' zei Sandal.

De verlichting, die ze nodig hadden, kwam van de monitor, die niets anders liet zien dan een lege, in een gele gloed badende ruimte. 'Ik weet al weer iets!' zei Sandal. 'Jij weet altijd iets,' mompelde Tahonka-No en gaf Sandal de waterfles. 'Wat is het dit keer?' 'Ga eens na hoe vaak wij in de afgelopen dagen en weken deze okergele kleur zijn tegengekomen,' zei Sandal. 'Het is de kleur van het energiescherm, de kleur van dit wezen hier,' hij wees op de pulserende huid van de Gele, die tot op heden nog absoluut geen notities van hun aanwezigheid had genomen. 'De kleurschakeringen in de ritme van de muziek, de kleuren van het interieur, de kleding, het licht, de buizen... overal geel.' Tahonka kauwde en mompelde onduidelijk: 'Dat lijkt de term "Gele Veroveraars" te rechtvaardigen.' 'Dat is mogelijk.' Ze aten; daarna vielen ze in slaap. Tijdens de relatief korte reis kregen ze ook de kans om de binnenkant van de zeshoekige container te onderzoeken. Veel van de laadruimte in de containerbuis was vlak voor het vertrek uit de koepel gevuld. Kennelijk moesten de opzwellende wezens in staat worden gesteld zichzelf met behulp van deze voedingsstoffen in leven te houden. Maar nu zagen Sandal en Tahonka-No slechts een gedeelte van het lichaam, maar geen van de armen of van de multi-organen. Die zaten aan de andere kant van de containerbuis.

 

Afgezien van voedsel en drank scheen ook een groot aantal instrumenten, waarvan de functie onduidelijk was, aanwezig te zijn, maar de beide vrienden leek het verstandiger om niets te openen of aan te raken. Ze hadden nog geen honger en wilden geen alarm veroorzaken. Verzorgingsapparatuur, kleine instrumenten en andere voorwerpen, ze probeerden weliswaar te ontdekken, wat het was, maar ze raakten geen hendels, schakelaars of knoppen aan. Geen enkel pak werd geopend. Alleen de monitor bleef ingeschakeld staan.

De energie, die voor de monitor nodig was, scheen in de zeshoekige containerbuis zelf te worden opgewekt. Op een bepaald tijdstip vond een tweede transitieschok plaats en toen begon het schip aan de landingsmanoeuvre. De beide vrienden werden wakker en maakten zich op voor de strijd, waarmee ze hun leven opnieuw zouden moeten verdedigen. Op de monitor verscheen, zonder dat Sandal een knop of een schakelaar had aangeraakt, het beeld van een planeet, die dichterbij kwam. Sandal stootte Tahonka-No aan en zei: 'Aan de gloed van de ruimte zie ik, dat we ons nog steeds in de zwerm bevinden. Dat is jouw gebied, mijn vriend. Herken jij die planeet misschien?' Zacht en peinzend antwoordde de Knokige: 'Ik ken de beelden en de specificaties van een groot aantal planeten. Laat me eens kijken en gun me even de tijd, zodat ik mijn geheugen kan opfrissen.'

'Jammer,' zei Sandal, 'dat ik niet ziek ben. Ik zou best wel een van jouw patiënten willen zijn.' Nors merkte Tahonka-No op: 'Ik vind het voldoende, dat ik regelmatig jouw onwaardige leven mag redden, dwerg!'

Ze lachten luidkeels, terwijl het schip op de planeet afraasde. Sandal had het gevoel, dat hij het beeld rechtstreeks te zien kreeg: Het paddenstoelruimteschip vloog de laatste kilometers horizontaal door de lucht, het ronde frontstuk met de discus naar voren gericht. Maar op de planeet zouden ze hun snelheid drastisch moeten reduceren om geen verwoestingen aan te richten.

Per slot van rekening bevonden ze zich in de zwerm. Tahonka-No zei: 'We bevinden ons op de planeet Cormothytus Corson. Het is een planeet, waarop ik zou kunnen leven.' 'Waarop ik dus ook kan leven,' zei Sandal. 'Gaan we hier van boord?' 'Misschien krijgen we er de kans voor,' zei de Knokige, 'alhoewel ik het betwijfel.'

 

Het schip landde met een oorverdovend geluid op een rechthoekige ruimtehaven; ze zagen het vanuit de lucht. Toen zwegen de motoren en de stilte op zich was eveneens verdovend. De luiken van de laadruimte gingen open en het beeld op de monitor wisselde abrupt.

Sandaal greep de arm van zijn vriend beet en riep: 'Bij de purperen ster! Wat is dat daar beneden, Tahonka?' Ze bestudeerden het beeld op de monitor. Het energiegordijn ging niet open, dus ze bleven opgesloten. Aan de andere kant kon men hen hierdoor ook niet ontdekken. Ze zagen een reusachtige metalen vlakte, die groter was dan het ruimteschip, waarin ze waren gevlucht. Het scheen de sokkel van een soort schip of de onderkant van een gebouw te zijn. Sandal wist bijna zeker, dat het een niet afgebouwd bouwwerk was, want een honingraatvormige installatie stond naast het schip, waarin ze zich bevonden en stak er ver bovenuit.

Een ochtendzon bescheen dit bouwwerk.

Het scheen nog hoger te zijn dan de hoogste berg op deze planeet. 'Onze dwaaltocht begint nu pas goed. Ik deed er goed aan afscheid te nemen van het leven, toen ik jou ontmoette,' zei Tahonka-No somber.

'Voorlopig leven we nog!' antwoordde Sandal.

 

10.

De planeet Cormothytus Corson (in ieder geval het stuk, dat op de monitor zichtbaar was en dat onze beide vrienden konden zien) scheen een bloeiende, mooie en dunbevolkte zuurstofplaneet in de zwerm, die raadselachtige kosmische karavaan, waarvan zelfs de wezens, die er in woonden, de inhoud niet leken te kennen, te zijn. Voor het schip stond dit bouwwerk, een nieuw raadsel voor Tahonka en Sandal.

'Hoe zouden we hier weg kunnen komen?' vroeg Sandal. 'Dat lukt ons helemaal niet,' luidde het laconieke antwoord. 'En waarom ook eigenlijk?' 'Ik krijg het op mijn heupen van dat enorme gebouw daar,' bekende Sandal. 'Het is een gebouw, dat nog groter en afschuwelijker lijkt te zijn dan de koningin van de gebouwen op het Eiland van Vetrahoon.' Sandal sprak de waarheid. Voor hen, immens groot, stond een berg, die uit metaalconstructies leek te bestaan. Iets, dat aan de fantasie van een zieke kunstenaar leek te zijn ontsproten. Hoger dan een bergmassief, leek het voorwerp tot net even onder de zon te komen en het zonnelicht werd duizendvoudig gebroken door de hoekige buitenkanten. Sandal stak zijn hand uit. De koude rillingen liepen hem over de rug.

Hij raakte het melkachtige energiescherm aan. 'Niets.'

Het scherm gaf niet mee, alhoewel het ook geen pijn deed. Vermoedelijk kon het alleen van buiten worden in- en uitgeschakeld. Sandal zei: 'Als maar een van ons wist, wat dit allemaal te betekenen had!'

Ik zou het niet weten, de andere Knokige had het ons kunnen vertellen.

Hij was echter dood. Toen ze probeerden te ontdekken, wat het nut van het eigenaardige gebouw was, voelden ze, dat de buizen opnieuw in beweging kwamen. Ze stegen langzaam op, draaiden iets en vlogen naast elkaar op een anti-zwaartekrachtkussen door de lucht. De constructie met de vele uitlopers en holen kwam naderbij, werd groter en duidelijker. Sandal zag tot zijn schrik, dat het hele bouwwerk vol zeshoekige uitsparingen zat. 'Dat zou ik niet hebben kunnen vermoeden,' mompelde hij met op elkaar geperste kaken, 'maar onze twee containerbuizen passen in die gaten. We worden opnieuw opgesloten, Tahonka!'

'Ik kan het niet verhinderen,' zei de Knokige.

Hij dacht even, dat dit een ruimteschip zou kunnen zijn, dat de dikker wordende Gelen verder zou kunnen transporteren. Maar toen verdrongen andere gedachten dit idee en de Knokige vergat het weer. De twee metalen containerbuizen gleden iets uit elkaar.

De andere zeshoekige containerbuis ging iets omhoog, zocht een passend gat en gleed langzaam weg in de uitsparing.

De buis, waarin ze zich hadden verstopt, zocht eveneens naar een kennelijk van te voren bestemde plaats en bleef toen ook hangen. 'Nu is het onze beurt!' 'Gelukkig,' dacht de jonge krijger, 'bevinden we ons aan de "buitenkant", dus aan de open kant van de kolos. We zouden dus, zodra het energiescherm wordt uitgeschakeld, de containerbuis kunnen verlaten.'

De buis verdween ergens in het onderste gedeelte van het gigantische bouwwerk, dat op een reusachtige honingraat leek.

Toen hield het zachte gezoem op. Sandal en Tahonka-No staarden op de monitor, waarop nu het ruimteschip en de omgeving te zien was. Ze voelden zich ongerust en verlangden naar een tijdstip, dat ze eigenlijk zelf niet eens kenden. Ze voelden zich echter wel uitgesproken hulpeloos. Ze moesten wachten, opnieuw. Sandal vloekte.

 

Het volgende, dat er gebeurde, hing met de Gele Veroveraar, dus met de Eerste Dienaar, die groter begon te worden, samen.

Hij werd aan weerszijden groter en sloeg geen acht op Sandal en Tahonka-No. Zijn gele huid spande zich en schoof langzaam maar zeker in de richting van de beide mannen. Sandal schoof onbehagelijk een paar meter op.

Ze hadden nu nog vijf meter ruimte tussen de huid en het energiescherm over.

Een paar minuten later begon de metalen constructie te beven. 'Dus toch een schip!' schreeuwde de Knokige schel.

'Een schip, dat met ons opstijgt!' beaamde Sandal.

De constructie beefde en trilde. Het gebrom van de motoren en de trillingen, die zich door het metaal voortplantten, waren duidelijk waarneembaar; ze kwamen uit de dikke bodemplaat, die Sandal voor een soort woonsokkel had aangezien. Langzaam kwam het eigenaardige honingraatschip los van de grond. Het lawaai nam toe en er vond een snelle start door de atmosfeer van de planeet plaats.

Nu was Sandal dankbaar, dat het energiescherm niet was geopend; de dunne lucht en daarna het vacuüm van het heelal zou hun dood zijn geweest.

Toen de vlucht zonder geluid verderging en alleen de trillingen voelbaar bleven, begon de Gele zich opnieuw te bewegen.

Het vette vlees onder de huid pulseerde en de huid leek een aantal schrille, korte kreten te slaken. Die geluiden deden pijn aan de oren; net als de muziek op Vetrahoon. 'Schreeuwt hij, omdat hij zich over de tocht verheugd of omdat hij ons heeft ontdekt?' vroeg Sandal, die langzaam zijn vingers op de kolf van het energiewapen liet vallen.

'Dat speelt geen rol,' mompelde No. 'Kijk eens op de monitor.' Talrijke ruimteschepen begeleidden dit eigenaardige transportschip. Het scheen hier op Cormothytus Corson op deze twee containerbuizen te hebben gewacht, want het schip was vlak na het inladen van de beide buizen opgestegen. Urenlang raasde het schip door de ruimte, hetgeen Sandal ontdekte aan het licht van de verschillende zonnen, dat telkens onder een andere hoek op de monitor verscheen.

'Tahonka,' zei hij, 'het ziet er naar uit, dat dit honingraatschip de zwerm zal gaan verlaten. Dat stelt ons ongetwijfeld in staat om Rhodan en Atlan te bereiken.'

 

Opnieuw een paar uur later konden ze zien, hoe het reusachtige energiescherm, dat de zwerm omspande, op een bepaald punt openspleet. Het honingraattransportschip en de begeleidende schepen stroomden met onverminderde snelheid door het langgerekte gat naar buiten toe.

Toen voelden Tahonka-No en Sandal heel even een oplopende druk. Het deed even pijn.

'We hebben de zwerm verlaten!' zei Sandal en wreef de koraalsteen in zijn oorlel tussen duim en wijsvinger. 'Inderdaad. We zullen nog heel wat geduld moeten opbrengen,' merkte de Knokige op, 'want wie weet, waar het einddoel van dit eigenaardige transportschip ligt.'

Sandal zat op de grond, leunde tegen een van de zes 'wanden' aan en begon de leren beschermhoes van de boog los te knopen.

Hij maakte de stamrol los, rolde een gedeelte weer op en trok toen uit een zijvak van de koker de stift, die hij van Chelifer Argas, het meisje met de groene ogen, had gekregen. Terwijl Tahonka-No zijn wapens, zijn kleding en zijn spullen begon te controleren om niet van verveling te sterven, begon Sandal te schrijven.

 

Uit de rol met de geschiedenis van het geslacht van Crater: Vandaag geeft de kleine klok op de gecombineerde armband, die ik aan boord van de Good Hope II heb meegenomen, de negentiende maart van het jaar 3442 volgens de tijdschaal van mijn Terraanse vrienden aan. Ik heb het gevoel, dat een belangrijke episode van mijn leven op het punt staat te worden afgesloten. Ik ga verder met de kroniek, omdat ik veel tijd heb. Hoeveel dat precies is, weet ik nog niet. Misschien een paar uur, maar het kunnen net zo goed dagen of weken worden. Het is zo, dat ik een reusachtige omweg heb gemaakt om de waarheid over mezelf te weten te komen. Ik ben begonnen op het pad van wraak, dat smal en vol gevaar was. Ik vond een vriend: Tahonka-No, bijgenaamd de Knokige. Ik kwam tot de conclusie, dat mijn wraak moeilijk was te voltrekken. Ik moest duizenden gevaren trotseren, een weg zien te vinden tot in het centrum van het Eiland van Vetrahoon en nu weer terug, ja, zelfs uit de zwerm.

Ik moet dus voorlopig afstand doen van mijn wraak.

Ik moet de poging de heerser van de zwerm te zoeken en te vinden voorlopig uitstellen. Beter en anders uitgerust misschien, alhoewel mijn uitrusting toereikend is geweest. Ik zal mijn doel niet uit het oog verliezen. Wraak voor de burcht Crater, voor grootvader Sandal en alle anderen, die zijn gestorven. Misschien ontmoet ik Atlan en Chelifer weer. Het is mogelijk, dat het radio apparaat buiten de zwerm weer functioneert en dat ik Rhodan om hulp kan vragen.

Ik verlang naar het meisje met de groene ogen en naar mijn grote vriend Atlan, die mij zoveel heeft kunnen leren. Zonder zijn lessen zou ik het Eiland op Vetrahoon nooit levend hebben kunnen bereiken. Ik pauzeer even... Sandal richtte zich tot Tahonka-No en keek hem in de melkachtige ogen. Het halfduister van dit zeshoekige vertrek met de pulserende huid van de Gele veranderde de gezichten van de mannen in strakke magere maskers. 'Begrijp jij, wat er gaande is?' vroeg Sandal zijn vriend.

'Ik weet alleen, dat een onvoorstelbare hoeveelheid Gele Veroveraars of Eerste Dienaren naar een planeet, die buiten de zwerm staat, worden gebracht. Daar schijnt iets te moeten gaan gebeuren.'

Sandal trok een logische conclusie. 'Dus de versuffing heeft er wel degelijk iets mee te maken. De versufte wezens van alle planeten van mijn thuiswereld mogen niet in de gaten hebben, dat een hoeveelheid Gelen ergens landt en... tja, wat doen ze er eigenlijk?'

'Ze laten slijmsporen, die het bekende bevel uitstralen, achter,' bromde Tahonka nors. 'Meer weet ik ook niet. En ik neem ook aan, dat de bewakers in de andere schepen, die onze kolos begeleiden, de Gelen streng zullen bewaken als ons schip eenmaal is geland. Meer zou ik er ook niet van weten.'

Sandal knikte en hij begon weer te schrijven.

'...en ik schrijf op, wat ik denk. We zullen nu wat gaan slapen en onze wapens controleren. Na de landing zal er behoorlijk wat gaan gebeuren. Daar zal ik wel voor zorgen. Ik wacht voorlopig nog met het gebruiken van mijn armbandradiozender, het kleine schip van Rhodan zou door de andere schepen kunnen worden vernietigd. Op de planeet, waar we gaan landen, heeft hij wellicht meer kans. En, ik hoop, dat ik spoedig weer mijn liederen aan de voeten van Chelifer Argas zal kunnen zingen.' Hij liet de stift in de koker verdwijnen, schatte met teleurstelling de hoeveelheid pijlen, die hij nog had en rolde het stuk leer op.

Daarna sloot hij het lederen omhulsel, zorgde er voor, dat het goed dicht zat en ging op zijn rug liggen. Hij wachtte ... en begon te dromen. Als een ongekend fantastische droom trokken alle gebeurtenissen, die hij had beleefd, aan hem voorbij. Toen hij wakker werd, het geschreeuw van de Gele en het gesnurk van zijn vriend hoorde, bleef als laatste het beeld van het meisje Chelifer voor zijn ogen hangen. Sandal Tolk glimlachte.

 

 

Terwijl Sandal Tolk en Tahonka-No de zwerm verlaten en aan een reis met onbekende bestemming beginnen, staat een planeet op het punt te sterven.

 

Aanvankelijk zijn het de mensen, die deze ramp veroorzaken, maar dan maken de Gele Veroveraars uit de zwerm de chaos compleet. Meer hierover leest u in de Perry Rhodan, die de volgende week verschijnt. De auteur is Ernst Vlcek en de titel luidt: DE LAATSTE DAGEN DER AMAZONES.

 

 

0528 - De Dienaren Van De Gele Afgod
Perry Rhodan 0528 - De dienaren van de gele afgod.htm