39
Het geluid heeft haar al twee keer proberen te wekken, maar ze wilde nog niet terugkeren uit de mooie droom die haar heeft verrast. De droom over dansen op de voeten van haar vader.
Hij maakte reuzenstappen en deed of hij haar uit de bocht ging laten vliegen, maar greep haar precies op tijd weer stevig vast.
Ze schaterde.
‘Wat kan dit kind toch heerlijk lachen,’ zei haar vader.
‘Later trouw ik met jou,’ beloofde ze.
‘Ik dacht dat je het nooit zou zeggen,’ riep hij. ‘Maar wat doen we dan met je moeder?’
‘Die mag blijven,’ besloot Irma.
‘We dansen nog een rondje,’ besloot haar vader. Hij zong iets van abba. ‘I Have a Dream’.
Op de voeten van je vader kan je niets gebeuren. Je wordt opgetild en verliest het contact met de grond. Op de voeten van je vader verander je van een gewoon meisje in een prinses.
Je hoofd op de hoogte van zijn buik, je armen in de lucht om zijn handen te kunnen bereiken, je benen tot het uiterste gestrekt.
Van alle vaders op de wereld is die van jou de liefste, de mooiste, de sterkste, de veiligste.
Vooral de veiligste.
Hij zal er altijd zijn, daar twijfel je niet aan. Hij zal altijd voor je zorgen, want je bent zijn lieveling. Hij is jouw held.
Vaders verdwijnen niet, vaders laten je niet in de steek, vaders zijn de meest betrouwbare wezens op de wereld.
Het geluid laat zich niet wegsturen. Irma opent haar ogen en ontdekt dat ze met al haar kleren aan in bed ligt. Het dekbed broeit, ze werpt het van zich af en gaat rechtop zitten.
De hoofdpijn is weg. Iemand roept haar naam.
Het heeft blijkbaar geregend. De tegels van het terras zijn nog nat, aan de planten hangen druppels die glinsteren in het licht van de buitenlamp. De tuin ziet er opgelucht uit. Ademhalen is een verfrissende sensatie.
Hummel wijst naar de beplanting in het perk dat vlak achter het tuinhek ligt. Ze staat weer op haar vaste plek en kijkt ernstig. ‘Hoe heten die?’
Irma volgt haar vinger. ‘Hoe vind je mijn moestuin? Ik laat er allerlei groenten groeien. Dat is sla. Lust je ook zo graag sla? De kroppen zijn nu nog klein, maar ze worden heel groot.’
‘En die?’ Hummels vinger priemt naar het andere perk.
‘Dat is het wilde bloemenperk. Niet verder vertellen, maar het is voornamelijk onkruid. Vind je die bloemen niet mooi? Ik ben dol op onkruid. Er staan momenteel veel digitalisbloemen tussen, dat zijn mijn lievelingen. Weet je dat die zich niet op een plaats laten dwingen? Ze groeien gewoon op de plek die hun het beste bevalt. In de voortuin staan ze tussen het grind en ik vind ze ook wel eens achter de schuur. Wat zijn ze mooi, hè? Ik moet ieder jaar maar afwachten of ze willen opkomen in dit perk. Ze bloeien altijd maar kort, dat is wel jammer. Waarom ben jij nog zo laat op de avond buiten?’
Het kind antwoordt niet.
‘Kun je niet slapen omdat het nog zo warm is?’
‘Ik weet het,’ zegt Hummel. Ze richt haar vinger op het perk waar de slaplanten staan.
Irma maakt een afwerend gebaar met haar hand. ‘Niet zo vijandig doen, dat is toch nergens voor nodig?’
‘Ik weet het,’ herhaalt het kind. Nu wijst ze naar het andere perk.
De frisse buitenlucht is opeens onaangenaam koud. Irma wrijft haar handen over elkaar. ‘Als je zo onaardig doet, kun je beter naar huis gaan.’
Hummel draait zich om en rent weg.