Proloog.
Op de ochtend van de dag dat ik haar kwijtraakte vroeg mijn dochter of ik roerei voor haar wilde maken.
'Met bacon?' riep ik naar boven. Ze was zich nog aan het klaarmaken voor haar werk.
'Nee,' riep Sydney vanuit de badkamer. 'Geroosterd brood?' vroeg ik.
'Nee,' zei ze. Ik hoorde een klappend geluid. De hairstyler. Dat gaf gewoonlijk aan dat ze haar ochtendroutine bijna had afgerond.
'Kaas erdoor?' 'Nee,' riep ze. En vervolgens: 'Ja, een beetje.' Ik ging terug naar de keuken, opende de koelkast en haalde er eieren, een stuk cheddar en een pak sinaasappelsap uit. Ik deed een filter en een paar scheppen koffie in het koffiezetapparaat, goot er water voor vier kopjes in en drukte de knop in.
Syds moeder Susanne - mijn ex, die onlangs bij haar vriend Bob was ingetrokken, aan de overkant van de rivier in Stratford - zou waarschijnlijk zeggen dat ik haar verwende en dat onze dochter met haar zeventien jaar oud genoeg was om zelf haar ontbijt klaar te maken. Maar ik vond het zo heerlijk dat ze deze zomer bij mij woonde dat ik haar graag een beetje in de watten legde. Vorig jaar had ik een baantje voor haar geregeld bij de Honda-dealer waar ik zelf werk, aan deze kant van de rivier, in Milford. Af en toen konden we elkaar natuurlijk wel schieten, maar over het algemeen was het best een goede ervaring geweest. Dit jaar echter wilde Sydney niet bij het autobedrijf werken. Dat ze bij me woonde vond ze meer dan genoeg; ik hoefde haar niet ook nog eens iedere minuut van de dag in de gaten te houden.
'Valt het je zelf niet op,' had ze me vorig
jaar gevraagd, 'dat jij over iedere jongen hier met wie ik praat,
ook al is het maar eventjes, wel iets slechts te vertellen
hebt?'
'Een gewaarschuwd mens telt voor twee,' had ik gezegd. 'Over Dwayne bijvoorbeeld, die monteur. Dat zijn poetslap te vies was...!'
'Dat wijst op een slecht karakter.' 'En Andy?'
'Dat meen je toch niet serieus, schat, die is veel te oud. Halverwege de twintig.'
Dus had ze dit jaar een ander baantje gezocht, maar wel in Milford, zodat ze vanaf 1 juni tot de eerste maandag in september bij mij kon wonen. Ze was aangenomen bij de Just Inn Time, een hotel voor zakenlui die niet langer dan een dag of twee bleven. Milford is aardig, maar niet bepaald een toeristische trekpleister. Vroeger was het een Days Inn of een Holiday Inn of een Comfort Inn, maar de hotelketen waartoe het had behoord had de handdoek in de ring gegooid en een onafhankelijke eigenaar had het pand overgenomen.
Het verbaasde me niets toen Sydney me vertelde dat ze haar bij de receptie hadden gezet. 'Je bent intelligent en lief en beleefd.
'En bovendien ben ik een van de weinigen daar die Engels spreken.' Daar kon ik het als trotse vader mee doen.
Ze liet weinig los over haar nieuwe baantje. 'Gewoon,' zei ze, 'werk.' Toen ze er drie dagen zat ving ik een telefoongesprek van haar met haar vriendin Patty Swain op. Syd zei dat ze iets anders ging zoeken, ook al verdiende ze er goed omdat er geen belasting werd ingehouden.
'Werk je daar zwart?' vroeg ik toen ze had opgehangen. 'Word je onder de toonbank betaald?'
Sydney zei: 'Zit je altijd mijn telefoongesprekken af te luisteren?' Dus hield ik verder mijn mond. Ze moest haar eigen zaakjes maar regelen.
Ik wachtte tot ik haar de trap af hoorde lopen en goot toen de twee geklutste eieren, vermengd met wat geraspte cheddar, in de sissende boter in de koekenpan. Ik bedacht opeens dat ik iets voor Sydney kon maken wat ik vroeger wel eens deed, toen ze nog een klein meisje was. Ik pakte een halve eierdop en tekende er met een viltstift een gezichtje op. Een lach met veel tanden, een half cirkeltje als neus en twee dreigend dichtgeknepen oogjes. Ik trok een lijntje vanaf de mond naar de achterkant van de dop en schreef: 'Lach verdomme eens.'
Ze kwam als een veroordeelde gevangene de keuken binnen sloffen en liet zich op haar stoel neervallen: blik naar beneden, haren over haar ogen, armen langs haar lichaam. Een enorme zonnebril die ik nog niet eerder had gezien zat in haar haar geschoven.
De eieren waren in een paar seconden stevig, ik liet ze op een bord glijden en zette dat voor haar neer.
'Alstublieft, hoogheid,' zei ik met enige stemverheffing vanwege de herrie van de Today-show op het tv'tje dat onder een van de bovenkastjes was opgehangen. Sydney tilde langzaam haar kin op, keek eerst naar haar bord, maar toen viel haar oog op het kleine Humpty-Dumpty-ventje dat haar van boven de zoutbus aankeek.
'O, jezus,' zei ze terwijl ze de bus omdraaide om te lezen wat er ach-ter op de eierschil stond. 'Lach zelf,' zei ze. Maar er klonk iets vrolijks in haar stem door.
'Nieuwe bril?' vroeg ik. Gedachteloos, alsof ze was vergeten dat ze hem ophad, tikte ze tegen een van de poten om hem een klein beetje op te schuiven.
'Ja,' zei ze. Ik zag VERSACE in kleine lettertjes op de bril staan. 'Mooi,' zei ik. Ze knikte vermoeid.
'Laat geworden, gisteren?' vroeg ik. 'Zo laat was het niet,' zei ze.
'Middernacht,' zei ik. Ze wist dat het geen zin had het te ontkennen. Ik viel pas in slaap als ik haar binnen had horen komen en de deur achter haar op slot had horen draaien. Ik nam aan dat ze met Patty Swain uit was geweest. Patty was ook zeventien, maar ze had een uitstraling alsof ze heel wat meer ervaring had dan Syd met het soort dingen waar vaders 's nachts van wakker liggen. Het zou naïef zijn om te denken dat Patty Swain niet bekend was met drank, seks en drugs.
Maar Syd was natuurlijk ook geen lieverdje. Ik had haar één keer met wiet betrapt en een paar jaar geleden, toen ze vijftien was, was ze van de Abercrombie en Fitch in Stamford thuisgekomen met een nieuw T-shirt. Ze had niet aan haar moeder kunnen verklaren waarom ze daar geen bonnetje van had. Dat was nog een enorme scène geworden.
Misschien dat die zonnebril me daarom dwarszat. 'Hoeveel heeft dat ding gekost?' vroeg ik.
'Viel wel mee,' zei ze. 'Hoe is het met Patty?' vroeg ik. Niet zozeer om te weten hoe het met haar ging, maar om bevestigd te krijgen dat Sydney inderdaad met haar was uitgeweest. Ze kenden elkaar nog maar een jaar, maar ze deden zo veel samen dat het leek alsof ze vanaf de kleuterschool vriendinnetjes waren. Ik was best op Patty gesteld - ze was verfrissend openhartig -maar af en toe wilde ik wel eens dat Syd iets minder vaak met haar optrok. 'Prima,' zei Syd.
Op tv waarschuwde Matt Lauer ons voor de mogelijke radioactiviteit van granieten aanrechtbladen. Iedere dag kreeg je er wel een nieuwe zorg bij.
Syd begon aan haar eieren. 'Lekker.' Ze keek naar de tv. 'Bob,' zei ze. Ik keek. Een spotje in de zendtijd voor op de regio gerichte reclame. Een grote, kalende man met een brede glimlach en een perfect gebit stond met wijd uitgespreide armen voor een enorme hoeveelheid auto's, als Mozes voor de Rode Zee.
'Zo snel mogelijk allemaal naar Bob's Occasions toe. Hebt u geen inruilauto? Hindert niet. Kunt u niet aanbetalen? Maakt niet uit. Hebt u geen rijbewijs? Oké, dat wordt lastig. Maar als u op zoek bent naar een goed geprijsde auto, dan moet u een van onze drie ves...'
Ik zette het geluid af. 'Hij is een beetje een sukkel,' zei Syd over de man met wie haar moeder, mijn ex, samenwoonde. 'Maar in dat spotje wordt hij een supersukkel. Wat eten we vanavond?' Het ontbijt was niet compleet als we niet hadden overlegd over wat er die avond op tafel zou staan. 'Bellen?'
Gezinscode voor een bezorgmaaltijd. Voor ik iets had kunnen zeggen zei ze al: 'Pizzaatje?' 'Ik maak wel wat,' zei ik. Syd deed geen poging haar teleurstelling te verbergen.
Vorige zomer werkten Syd en ik bij hetzelfde bedrijf en kon ze met mij meerijden, maar daarna hadden Susanne en ik besloten haar een auto te geven, zodat ze zelf in Milford en Stratford op stap kon. Ik had voor een paar duizend een zeven jaar oude inruil-Civic met weinig kilometers op de teller geritseld voor hij bij onze tweedehandsafdeling ar-riveerde. Er zat wat roest in de wielkasten maar verder kon hij meteen de weg op.
'Geen spoiler?' vroeg Syd met overslaande stem toen ze hem kreeg. Ik gaf haar de sleuteltjes. 'Schei uit.'
Maar één keer sinds ze dit nieuwe baantje had, had ik haar bij haar werk afgezet. De Civic was toen bij de garage vanwege een roestige uitlaat. Dus bracht ik haar naar Route 1, die ik nog steeds de Boston Post Road noemde. De Just Inn Time stond verderop, een naargeestig grijs gebouw aan de horizon, als een appartementencomplex in een of andere Sovjet-staat.
Ik wilde haar helemaal brengen, maar ze liet zich bij de bushalte afzetten. 'Ik wacht je hier vanmiddag na het werk op,' zei ze.
Toen de commercial van Bob voorbij was deed ik het geluid weer aan. Al Roker stond voor het Rockefeller Center tussen de mensen die met spandoeken familieleden thuis met hun verjaardag feliciteerden. Ik keek naar mijn etende dochter. Een onderdeel van het vaderschap, althans van mij, is dat je voortdurend apetrots bent. Ik zag hoe prachtig Syd werd. Haar blonde haar dat tot op haar schouders viel, haar lange, sierlijke hals, haar zuivere huid en sterke gezichtstrekken. Haar moeders familie kwam oorspronkelijk uit Noorwegen, en dat verklaarde haar Scandinavische uitstraling.
Alsof ze voelde dat ik naar haar keek vroeg ze: 'Denk je dat ik model kan worden?'
'Model?' 'Je hoeft niet zo geschokt te doen,' zei ze. 'Ik doe helemaal niet geschokt,' zei ik scherp. 'Maar je hebt het er nooit eerder over gehad.'
'Ik heb er nooit eerder over nagedacht. Het is een ideetje van Bob.' Ik voelde dat ik rood werd. Zat Bob Syd aan te moedigen om model te worden? Hij was net als ik begin veertig. Mijn vrouw woonde onder zijn dak - en mijn dochter veel te vaak naar mijn zin ook - in zijn chique huis met vijf slaapkamers, een zwembad en een garage waar drie auto's in konden, en nu begon hij haar richting het modellenvak te sturen? Wat voor model? Pin-up? Webcamporno? Had hij soms aangeboden zelf de plaatjes te schieten?
'Bobs idee?' vroeg ik. 'Hij zei dat ik een natuurtalent was. Dat ik zó in zijn commercials kan.'
Ik wist niet wat ik erger vond. De Penthouse of dat ze Bobs tweedehandsauto's aan de man zou brengen.
'Wat is er? Vind jij het geen goed idee?' 'Ik vind dat hij een grens overschrijdt,' zei ik. 'Er zit niks achter hoor, het is geen viezerik,' zei ze. 'Een sukkel, dat wel, maar geen viezerik. En mam en Evan zijn het best wel met hem eens.' 'Evan?'
Nu werd ik echt kwaad. Evan was de negentienjarige zoon van Bob. Hij woonde meestal bij zijn moeder, een van de exen van Bob, maar die zat nu drie maanden in Europa, dus was Evan bij zijn vader ingetrokken. Dat betekende dat hij in de kamer naast die van Syd sliep, die trouwens erg blij was met haar nieuwe kamer en al een paar keer tegen me had gezegd dat hij twee keer zo groot was als haar kamertje bij mij. Vroeger woonden wij ook groter.
Vanaf het begin had het idee dat een hitsige tiener onder hetzelfde dak woonde als Syd me verontrust. Het verbaasde me dat Susanne het goed vond, maar zodra je je eigen huis verlaat en bij iemand anders intrekt, heb je wat minder greep op de dingen. Ze kon ook niet anders. Ze kon niet van haar vriend verwachten dat hij zijn eigen zoon op straat zette. 'Ja, Evan,' zei Sydney. 'Hij gaf gewoon zijn mening, meer niet.'
'Het is al helemaal verkeerd dat hij in hetzelfde huis woont als jij.' 'Jezus, pap, moeten we het hier nu echt weer over hebben?'
'Een jongen, een jongen van negentien, zou, tenzij hij je broer is, niet met jou onder één dak moeten wonen.'
Volgens mij kleurde ze. 'Er is niets om je ongerust over te maken.' 'Vindt je moeder dat echt oké? Dat Bob en zijn zoon jou vertellen dat je de nieuwe Cindy Crawford bent?'
'Cindy wie?' 'Crawford,' zei ik. 'Ze was... laat maar. Vindt je moeder dat goed?' 'Ze wordt tenminste niet zo kwaad als jij,' zei Sydney en ze keek me woedend aan. 'Trouwens, Evan helpt haar steeds sinds dat gedoe.' Het gedoe. Susannes ongeluk met parasailing op de baai van Long Island. Ze was te snel neergekomen, had iets fout gedaan met haar heupen en haar knie verdraaid. Bob zat achter het stuurrad van de boot en die stomme klootzak had haar nog eens honderd meter meegesleurd voor hij erachter kwam dat er iets mis was. Toen ze nog met mij ging had Susanne zich niet druk hoeven maken over parasailingongelukken. Ik had geen boot. 'Wat had je nou voor die zonnebril betaald?' vroeg ik.
Sydney zuchtte. 'Het viel echt wel mee.' Ze keek naar de ongeopende enveloppen die naast de telefoon lagen. 'Je moet je rekeningen eens openmaken, pap. Ze liggen daar al drie dagen.'
'Maak je niet druk over de rekeningen. Ik kan ze echt wel betalen.' 'Mam zegt dat het niet zo is dat je geen geld hebt om rekeningen te betalen, maar dat je zo slordig bent. En dan ben je te laat en dan.
'Die zonnebril. Waar heb je hem vandaan?' 'Jezus, wat maak je nou een drukte om een zonnebril!' 'Ik ben nieuwsgierig, meer niet. Van het winkelcentrum?' 'Ja, van het winkelcentrum. Vijftig procent korting.'
'Heb je het bonnetje nog? Voor het geval er iets aan kapotgaat?' Ze keek me strak aan. 'Waarom vraag je niet gewoon of ik je het bonnetje laat zien?'
'Waarom zou ik dat moeten vragen?' 'Omdat jij denkt dat ik hem gepikt heb.' 'Dat zeg ik niet.'
'Dat was twee jaar geleden, pap. Ongelooflijk!' Ze duwde haar bord weg; het was nog niet leeg.
'Jij komt met een zonnebril van Versace aanzetten en dan denk je dat ik geen vragen ga stellen?'
Ze stond op en liep stampvoetend naar boven. 'Shit,' zei ik zachtjes. 'Dat heb je geweldig aangepakt, vriend.' Ik ging naar boven om mezelf voor mijn werk klaar te maken en in de slaapkamer hoorde ik haar de trap af rennen. Ik kon haar nog net opvangen om haar goedendag te zeggen voor ze met een flesje water dat ze uit de keuken had gehaald de deur uitging.
'Als je zo blijft, gaat het heel vervelend worden om de hele zomer bij jou te zitten,' zei ze. 'En ik kan er niets aan doen dat Evan bij ons woont. Hij verkracht me heus niet, hoor.'
Ik huiverde. 'Dat weet ik, alleen...' 'Ik moet weg,' zei ze. Ze liep door en stapte in haar auto. Ze hield haar blik strak op de weg gevestigd toen ze wegreed en ze zag me niet zwaaien. In de keuken lag het bonnetje van de zonnebril naast het eierdop-mannetje dat ze met haar vuist kapotgeslagen had.
Ik stapte in mijn CR-V en reed naar Riverside Honda. We zitten aan deze kant van de brug naar Stratford; waar de rivier de Housatonic uitmondt in de baai. De ochtend verliep traag. Er waren te weinig klanten, en ik kwam niet aan de beurt in ons wisselrooster. Maar even na twaalven kwam er een echtpaar van achter in de zestig langs om een standaardvierdeurs-Accord te bekijken.
Ze emmerden over de prijs: er zat zevenhonderd dollar tussen wat wij vroegen en zij wilden betalen. Ik excuseerde me even, zei dat ik hun bod met de salesmanager ging bespreken, maar in plaats daarvan liep ik naar de werkplaats, at een chocoladedonut uit een doos op de koffiecounter en ging weer terug. Ik zei tegen hen dat ik ze nog honderd tegemoet kon komen, dat we de komende dagen een pinstripe-specialist over de vloer hadden en dat als ze de Accord namen, ze er gratis een persoonlijke pinstripe op kregen. De ogen van de man lichtten op en ze hapten toe. Later haalde ik een pinstripekit voor tien dollar bij Onderdelen en maakte hem vast aan het orderformulier.
's Middags kreeg ik een man die van plan was zijn tien jaar oude Odyssey-bestelwagen in te ruilen voor een nieuwe en die wilde weten wat de inruilwaarde was. Ik beantwoord nooit een vraag zonder zelf een paar vragen te stellen.
'Bent u de eerste eigenaar?' vroeg ik. Dat was hij. 'Hoe zit het met het onderhoud?' Hij zei dat hij vrijwel altijd de aanbevolen beurten had laten uitvoeren. 'Hebt u wel eens schade gehad?'
'Jawel,' zei hij meteen. 'Drie jaar geleden ben ik iemand achterop gereden. Ik heb alles aan de voorkant moeten laten vervangen.'
Ik vertelde dat schadeauto's een veel lagere inruilwaarde hadden. Hij bracht daartegen in dat alle onderdelen aan de voorkant van de auto vervangen waren, zodat hij eerder meer waard was. Hij was niet blij met het bedrag dat ik noemde en ging weg.
Twee keer belde ik mijn ex-vrouw op, die in Stratford in een van zaken van Bob werkte, en twee keer liet ik een boodschap achter waarin ik vroeg hoe spannend ze Bobs plan vond om onze dochter onsterfelijk te maken op een wc-kalender in de plaatselijke bandenwinkel van Goodyear.
Na mijn tweede telefoontje kon ik weer wat beter nadenken en toen besefte ik dat dit niet alleen over Sydney ging. Het had te maken met Susanne, met Bob, met hoeveel beter ze af was met hem, met hoezeer ik de boel verknald had.
Ik verkocht al sinds mijn twintigste auto's en ik was er goed in, maar Susanne vond dat ik meer kon. Je moet niet voor een baas werken, zei ze. Je moet eigen baas zijn. Je moet je eigen bedrijf hebben. Dan kunnen we ons leven anders inrichten. We kunnen Syd naar een goede school sturen. We kunnen een goede toekomst voor onszelf opbouwen.
Mijn vader was overleden toen ik negentien was, en hij had mijn moeder goed verzorgd achtergelaten. Toen zij aan een hartaanval overleed, gebruikte ik mijn erfenis om Susanne te laten zien dat ik de man was die ze wilde. Ik begon een eigen autohandel.
En verknalde het vorstelijk. Ik ben nooit een grote jongen geweest. Verkopen, één op één, daar was ik goed in. Maar toen ik de hele tent draaiende moest houden ging ik toch weer steeds stiekem naar beneden om met de klanten te werken. Ik was niet geschikt voor het management, dus liet ik anderen de kno-pen doorhakken. Dat deden ze niet goed, zo bleek. En bovendien bestalen ze me.
Uiteindelijk raakte ik alles kwijt. En niet alleen de zaak, niet alleen ons grote huis met uitzicht op de baai. Ik raakte mijn gezin kwijt.
Susanne gaf mij de schuld dat ik had zitten slapen. Ik gaf haar de schuld dat ze me iets had opgedrongen waarvoor ik niet geschikt was. En Syd gaf op de een of andere manier zichzelf de schuld. Zij dacht dat als we maar genoeg van haar hielden, we wat er ook gebeurd was wel bij elkaar gebleven waren. Natuurlijk had het niets met onze liefde voor Syd te maken, maar dat wilde ze niet van ons aannemen.
Bij Bob vond Susanne wat ze bij mij miste. Bob stapte steeds weer op de volgende sport van de ladder. Bob vond dat als hij auto's kon verkopen, hij ook een autohandel kon beginnen, en waarom dan niet twee, of drie?
Ik heb nooit een Corvette voor Susanne gekocht, zoals Bob. Het gaf me nog een grimmige voldoening toen ze een zuiger opblies en uiteindelijk deed ze hem weer van de hand omdat ze schakelen vervelend vond.
Die dag ging ik met enige tegenzin om zes uur naar huis. Als je op commissiebasis werkt, wil je niet graag weg uit een showroom die nog open is. Je kunt er vergif op innemen dat net op het moment dat jij weg bent er iemand binnenstapt met een chequeboekje in zijn hand die naar jou vraagt. Maar je kunt er niet overnachten. Op een bepaald moment moet je toch naar huis.
Ik was van plan geweest om spaghetti te maken, maar ik dacht: wat kan mij het schelen, ik doe wat Syd wil, ik bestel een pizza. Het zou een soort zoenoffer zijn, om dat gevalletje met die zonnebril goed te maken.
Om zeven uur was ze er nog niet, en ze had ook niet gebeld om te laten weten dat ze wat later kwam.
Misschien was er iemand ziek naar huis gegaan en moest ze een extra dienst draaien bij de receptie. Normaal gesproken belde ze als ze niet op tijd thuis kon zijn voor het eten. Maar ik kon me voorstellen dat ze na wat er bij het ontbijt gebeurd was vandaag die beleefdheid niet kon opbrengen.
Toen ik rond acht uur nog steeds niets van haar gehoord had, begon ik me zorgen te maken.
Ik stond in de keuken en werd via CNN op de hoogte gebracht van het laatste nieuws rond een aardbeving in Azië, maar ik lette niet goed op en vroeg me af waar ze in godsnaam uithing.
Soms sprak ze na het werk met Patty of een andere vriendin af, dan gingen ze naar de Post Mall om een hapje te eten.
Ik belde haar op haar mobiel. Hij ging een paar keer over en sprong toen op de voicemail. 'Bel me even, schatje,' zei ik. 'Ik heb bedacht dat we toch maar pizza gaan eten. Laat me even weten wat voor eentje je wilt.'
Ik wachtte nog tien minuten en besloot toen het nummer van het hotel waar ze werkte op te zoeken. Ik wilde net bellen, toen de telefoon ging. Ik nam op zonder op de display te kijken. 'Hoi,' zei ik. 'Wil je pizza of niet?'
'Als er maar geen ansjovis op zit.' Het was Syd niet. Het was Susanne. 'O,' zei ik. 'Hoi.'
'Je maakt je druk om niks.' Ik haalde diep adem. 'Ik snap niet dat jij je niet druk maakt. Bob en Evan kijken op Syd neer. Ze vinden dat ze model moet worden.'
'Je begrijpt er helemaal niets van, Tim,' zei Susanne. 'Het was gewoon aardig bedoeld.'
'Wist jij toen je met Sydney bij Bob introk, dat zijn zoon bij hem zou komen wonen? Heb je daar geen probleem mee?'
'Ze zijn als broer en zus,' zei ze. 'Doe me een lol. Ik weet nog heel goed dat ik negentien was en...' Er klonk een piepje op de lijn. 'Hoor eens, ik moet ophangen. Spreek je nog wel, oké?'
Susanne kon nog net 'is goed' uitbrengen en hing toen op. Ik nam het andere gesprek aan en zei: 'Hoi?'
'Spreek ik met meneer Blake?' zei een vrouw die mijn dochter niet was.
'Jawel?' 'Met Timothy Blake?' 'Ja, maar...'
'Ik werk voor Fairfield Ramen en Deuren en we zijn deze week in uw buurt en...'
Ik hing op. Ik vond het nummer van de Just Inn Time en draaide het. Ik liet de telefoon twintig keer overgaan en hing toen op.
Ik pakte mijn jasje en mijn autosleutels en reed door de stad naar het hotel, parkeerde onder de luifel voor de deur, voor het eerst sinds Syd hier een paar weken geleden was begonnen. Voor ik naar binnen ging keek ik even naar de parkeerplaats of ik de Civic zag. Ik had hem de enkele keer dat ik er langsreed wel eens zien staan, maar vanavond stond hij er niet. Misschien had ze aan de achterkant geparkeerd.
De glazen deuren gingen vanzelf open en ik stapte de lobby in. Ik liep naar de receptie in de hoop Syd te zien, maar er stond een man ach-ter de balie. Een jonge vent, achter in de twintig of zo, met donkerblond haar. Zijn gezicht was verwoest door de littekens van acne, zo'n tien jaar eerder. 'Kan ik iets voor u doen?' vroeg hij. Op zijn naamplaatje stond OWEN.
'Jawel,' zei ik. 'Ik ben op zoek naar Syd.' 'Sorry,' zei hij. 'Wat is zijn achternaam?' 'Haar achternaam. Sydney. Mijn dochter.' 'Weet u haar kamernummer?'
'Nee, nee,' zei ik en ik schudde mijn hoofd. 'Ze werkt hier. Hier bij de receptie. Ik verwachtte haar met etenstijd thuis, en ik dacht, ik rij even langs om te vragen of ze een extra dienst draait.'
'O,' zei Owen. 'Ze heet Sydney Blake,' zei ik. 'Je kent haar ongetwijfeld.' Owen schudde zijn hoofd. 'Ik geloof het niet.'
'Ben je hier nieuw?' vroeg ik. 'Nee, nou ja, ja, misschien.' Hij lachte. 'Ik werk hier zes maanden, dat is vrij nieuw, denk ik.'
'Sydney Blake,' zei ik nogmaals. 'Ze werkt hier al twee weken. Zeventien, blond haar.'
Owen schudde zijn hoofd. 'Misschien werkt ze deze week niet bij de receptie,' opperde ik. 'Heb je een werkrooster of zo waarop staat waar ik haar kan vinden? Of kan ik een boodschap achterlaten?'
'Hebt u een momentje?' vroeg Owen. 'Dan haal ik de dienstdoende manager er even bij.'
Owen verdween door een deur achter de balie en kwam even later met een slanke, knappe donkerharige man, begin veertig, terug. Op zijn naamplaatje stond CARTER en toen hij zijn mond opendeed hoorde ik dat hij uit het zuiden kwam, hoewel ik niet kon horen uit welke staat.
'Wat kan ik voor u doen?'vroeg hij. 'Ik ben op zoek naar mijn dochter,' zei ik. 'Ze werkt hier.' 'Hoe heet ze?'
'Sydney Blake,' zei ik. 'Syd.' 'Sydney Blake?' zei hij. 'Die naam ken ik niet.' Ik schudde mijn hoofd. 'Ze werkt hier nog maar een paar weken. Als zomerhulp.'
Carter schudde ook zijn hoofd. 'Het spijt me.' Ik voelde dat mijn hartslag versnelde. 'Kunt u niet even op uw personeelslijst kijken?' drong ik aan. 'Dat hoef ik niet te doen,' zei hij. 'Ik weet wie hier werkt en wie niet.
En er werkt hier niemand die zo heet.' 'Wacht even,' zei ik. Ik pakte mijn portefeuille en haalde uit een vak-je achter mijn creditcards een drie jaar oude schoolfoto van Sydney tevoorschijn. Ik legde hem op de balie.
'Het is geen recente foto,' zei ik. 'Maar dat is ze.' Om beurten bekeken ze de foto aandachtig. Owens wenkbrauwen vlogen even omhoog, ik nam aan dat hij onder de indruk was van Sydneys uiterlijk. Carter gaf de foto aan me terug. 'Het spijt me heel erg, meneer.
'Blake. Tim Blake.' 'Misschien werkt ze wel bij de Howard Johnson's, een stukje verderop.' Hij knikte met zijn hoofd naar rechts.
'Nee,' zei ik. 'Ze heeft gezegd dat ze hier werkt.' Ik dacht koortsachtig na. 'Kan ik de bedrijfsleider spreken?'
'Dat is Veronica.' 'Bel haar. Bel Veronica.' Met tegenzin toetste Carter een nummer in. Hij verontschuldigde
zich tegenover de vrouw aan de andere kant van de lijn en gaf de telefoon aan mij. Ik legde aan Veronica uit wat er aan de hand was. 'Misschien heeft ze u het verkeerde hotel opgegeven,' zei ze, in navolging van Carter.
'Nee,' zei ik resoluut. Veronica vroeg naar mijn telefoonnummer en beloofde me te bellen als ze iets te weten zou komen en toen hing ze op.
Onderweg naar huis reed ik twee keer door rood en raakte bijna een vent in een Toyota Yaris. Ik had mijn mobiel in de hand, belde Syds mobiel, vervolgens ons nummer thuis en toen weer de mobiel.
Toen ik thuiskwam, was er niemand. Syd kwam die avond niet thuis.
De volgende avond ook niet. En ook niet de avond daarna. 'We hebben de Mazda ook al bekeken,' zei de vrouw. 'En we hebben die... ach Dell, hoe heette die ook weer, die andere waarmee we een proefrit hebben gemaakt?'
Haar man zei: 'Een Subaru.' 'Precies,' zei de vrouw. 'Een Subaru.' De vrouw, die Lorna heette, en haar man Dell zaten tegenover me aan het bureau in de showroom van de Riverside Honda. Het was de derde keer dat ze langskwamen sinds ik weer aan het werk was gegaan. Zelfs wanneer je in de ergste crisis van je leven zit breekt er een mo-ment aan dat je niets beters weet te doen dan terug te vallen op je dagelijkse routine.
Op het bureaublad voor Lorna lagen afgezien van de folder van de Accord, waar Dell en zij het met me over hadden, folders van de Toyota Camry, de Mazda 6, de Subaru Legacy, de Chevrolet Malibu, de Ford Taurus, de Dodge Avenger, en nog zo'n stuk of vijf andere folders onder op de stapel, die ik niet goed kon zien. 'Ik zie dat de Taurus 263 pk heeft bij een standaardmotor,' zei Lorna. 'En de Accord maar 177 pk.'
'U begrijpt natuurlijk wel,' zei ik, en ik moest alle zeilen bijzetten om mijn aandacht erbij te houden, 'dat de motor van de Taurus met die pk's een V6 is, terwijl de Accord een viercilindermotor heeft. U zult merken dat hij minstens zo pittig optrekt, maar veel minder benzine verbruikt.'
Lorna knikte. 'O,' zei ze. 'Wat zijn dat precies, cilinders? Ik weet wel dat u dat al gezegd hebt, maar ik ben het geloof ik vergeten.'
Dell schudde langzaam zijn hoofd. Dat was ongeveer het enige wat Dell deed bij al hun bezoekjes. Hij zat daar maar en liet Lorna het woord doen en de vragen stellen, tenzij hem zelf iets specifieks gevraagd werd en zelfs dan bromde hij meestal alleen maar iets. Hij leek de wil om te leven compleet te zijn verloren. Ik nam aan dat hij de afgelopen weken al bij minstens tien dealers tussen Bridgeport en New Haven aan het bureau had gezeten en ik kon aan zijn gezicht zien dat het hem geen reet kon schelen wat voor auto ze namen, als ze er maar een namen.
Maar Lorna vond dat ze een verantwoorde aankoop moesten doen en dat betekende dat ze iedere auto in hun prijsklasse moesten bekijken, de extra's moesten vergelijken en de garantiebewijzen bestuderen. Dat was tot op zekere hoogte natuurlijk heel verstandig, maar inmiddels beschikte Lorna over zo veel informatie dat ze door de bomen het bos niet meer zag. Lorna dacht dat al deze research ertoe zou leiden dat ze een weloverwogen beslissing kon nemen, maar in plaats daarvan werd het haar onmogelijk om wat voor beslissing dan ook te nemen. Ze waren halverwege de veertig. Hij was schoenenverkoper in de Connecticut Post Mall en zij gaf les aan groep vier op een basisschool. Dit was typisch onderwijzersgedrag. Doe uitgebreid onderzoek naar je onderwerp, houd alle opties open, ga naar huis en maak een grafiekje, autonamen bovenaan, kenmerken langs de kantlijn en zet kruisjes in de vakjes.
Lorna vroeg naar de beenruimte achterin van de Accord in vergelijking met die van de Malibu. Een zinnig punt als ze kinderen hadden gehad, of als ze op wat voor manier dan ook had laten blijken dat ze vrienden hadden. Maar tegen de tijd dat ze het over de kofferruimte van de Accord in vergelijking met die van de Mazda 6 had, luisterde ik niet echt meer. Uiteindelijk hief ik mijn hand op.
'Welke auto bevalt u nu eigenlijk?' vroeg ik aan Lorna. 'Welke bevalt me?' zei ze.
Het beeldscherm van mijn computer stond tussen ons in, en de hele tijd dat zij aan het woord was geweest had ik met de muis geschoven en af en toe iets ingevoerd. Lorna nam natuurlijk aan dat ik op de website van Honda zat en gegevens opvroeg om haar vragen te beantwoorden. Dat was niet zo. Ik zat op findsydneyblake.com. Ik keek of er nog bezoekers langs waren geweest op de site en of iemand een e-mail had verstuurd. Een van Sydneys vrienden, een computerfreak - nou ja, alle vrienden van Syd waren in vergelijking met mij computerfreaks - Jeff Bluestein, had me geholpen de website met alle relevante informatie te bouwen.
Er stond een persoonsbeschrijving van Syd op. Leeftijd: 17. Geboortedatum: 15 april 1992. Gewicht: ongeveer 52 kilo. Kleur ogen: blauw. Haar: blond. Lengte: 1.60 m. verdwenen op: 29 juni 2009. Voor het laatst gezien: op weg naar haar werk vanaf ons adres aan Hill Street. Is misschien gezien in de nabijheid van het Just Inn Time-hotel, in Milford, Connecticut.
Er stond ook een beschrijving op van Syds zilverkleurige Civic, compleet met kenteken.
Bezoekers van de website, die Jeff gelinkt had aan andere sites over weggelopen of verdwenen tieners, werd gevraagd de politie te bellen of zich regelrecht in verbinding te stellen met mij, met Tim Blake. Ik had alle foto's die ik van Syd kon vinden bekeken, ik had haar vriendinnen ook nog om foto's van haar gevraagd, onder andere de foto's die ze op verschillende internetsites zoals Facebook hadden geplaatst, en die had ik allemaal opgenomen op findsydneyblake.com. Ik had honderden foto's van Syd, van meisje van nul tot meisje van zeventien, maar ik had alleen foto's van het laatste half jaar opgenomen.
Waar Sydney ook was, ze was in ieder geval niet bij familie. Mijn ouders en die van Susanne waren overleden, we hadden geen van beiden broers of zusters. De paar familieleden die we wel hadden - een verdwaalde oom of tante - hadden we gewaarschuwd.
'We zijn natuurlijk op de hoogte van de gunstige reparatiestatistiek van de Honda,' zei Lorna, 'en van hun uitstekende inruilwaarde.'
Ik had de dag daarvoor twee mails gekregen, maar die gingen niet over Sydney. Ze waren van andere ouders. De ene was van een vader in Providence, die me schreef dat zijn zoon Kenneth nu al een jaar vermist was en dat er geen moment was dat hij niet aan hem dacht en zich afvroeg of hij nog leefde of dood was. Hij piekerde of het iets was wat hij als vader had gedaan dat Kenneth op de vlucht gejaagd had, of dat zijn zoon het verkeerde slag mensen had ontmoet en dat zij misschien...
Dat deed me geen goed. De andere was van een vrouw die in de buurt van Albany woonde en die toevallig op de site terechtgekomen was en die me schreef dat ze voor mijn dochter en mij bad. En dat ik op God moest vertrouwen als ik wilde dat Sydney veilig thuiskwam. Dat ik bij God de kracht zou vinden om dit allemaal te doorstaan.
Ik wiste beide e-mails zonder ze te beantwoorden. 'Maar Toyota's hebben ook een goede inruilwaarde,' zei Lorna. 'Ik heb het blad van de consumentenbond erop nagelezen, met die grafieken met die rode stippen. Kent u die? Nou ja, als een auto een goede reparatiestatistiek heeft, dan staan er veel rode stippen, en als ie dat niet heeft, dan staan er een hoop zwarte stippen, dus je kan in één oogopslag zien of het een goede of een slechte auto is, afhankelijk van het aantal rode of zwarte stippen. Kent u die?'
Ik keek of er nog nieuwe berichten waren. Maar goed, ik had al drie keer gekeken of er nog berichten waren sinds Lorna en Dell tegenover me waren komen zitten. Als ik aan mijn bureau zat, keek ik om de drie minuten. Ik belde minstens twee keer per dag met rechercheur Kip Jennings van de politie van Milford - ik had nog nooit een Kip ontmoet, en ik had niet verwacht dat toen het eindelijk zover was het een vrouw zou zijn - om te vragen of ze iets nieuws te melden had. Zij had Sydneys zaak toegewezen gekregen, maar zo langzamerhand begon ik het gevoel te krijgen dat 'toegewezen' betekende dat zij de rechercheur was die de zaak achter in haar of zijn bureaula had liggen. Terwijl Lorna dooremmerde over de Consumentengids, kwam er een nieuw bericht mijn inbox binnen. Ik klikte het aan en las dat er iets mis was met mijn Citibank-account en dat als ik niet onmiddellijk al mijn financiële gegevens zou bevestigen, hij opgeheven zou worden. Dat was nogal eigenaardig, aangezien ik helemaal geen Citibank-account had. Nu niet en nooit gehad ook.
'Jezus Christus,' zei ik hardop. De site was nog maar amper drie weken in de lucht - Jeff had hem binnen een paar dagen na Syds verdwijning gebouwd - en nu was hij al ontdekt door spammers. 'Wat zegt u?' zei Lorna.
Ik keek haar even aan. 'Sorry,' zei ik. 'Gewoon iets op mijn beeldscherm. Maar u zei, over die rode stippen.
'Hebt u wel geluisterd?' vroeg ze. 'Zeker,' zei ik.
'Zit u ondertussen vieze plaatjes te bekijken?' vroeg ze. De wenkbrauwen van haar man vlogen omhoog. Als er porno op mijn scherm stond, wilde hij ook best een blik werpen.
'Dat mogen we niet als we met klanten in gesprek zijn,' zei ik. 'Ik wil gewoon geen fout maken,' zei Lorna. 'Gewoonlijk houden we onze auto zo'n zeven tot tien jaar, en dat is lang als je auto een kat in de zak blijkt.'
'Honda maakt geen katten in de zak,' verzekerde ik haar. Ik moest een auto verkopen. Sinds Syds verdwijning had ik er geen een meer verkocht. De eerste week was ik niet naar mijn werk gegaan. Ik had me ook niet thuis zitten opvreten van de zorgen. Ik was achttien uur per dag op pad geweest, had de straten afgezocht, was bij elk winkelcentrum en jeugdhonk in Milford en Stratford geweest. Al snel had ik ook Bridgeport en New Haven bij mijn onderzoek betrokken. Ik had Syds foto aan iedereen die hem maar wilde zien getoond. Ik had alle vriendinnen en vrienden van haar die ik maar kon verzinnen gebeld. Ik was teruggegaan naar de Just Inn Time om erachter te komen waar Syd in godsnaam iedere dag heen was gegaan terwijl ik dacht dat ze bij het hotel zat.
Ik had de vierentwintig dagen sinds ik haar voor het laatst gezien had heel weinig geslapen.
'Weet u wat ik denk dat we doen?' zei Lorna terwijl ze de folders van het bureau in een grote handtas schoof. 'Ik denk dat we nog even naar die Nissan moeten gaan kijken.'
'Waarom ook niet?' zei ik. 'Nissan maakt heel goeie auto's.' Ik kwam overeind zodra Lorna en Dell opstonden. Net op dat mo-ment ging mijn telefoon. Ik keek ernaar, herkende het nummer op de display en liet hem op de voicemail springen, hoewel degene die belde er wellicht voor zou kiezen niet nog een boodschap achter te laten. 'O,' zei Lorna. Ze legde iets wat ze in haar hand had gehouden op mijn bureau. Het was een setje autosleutels. 'Toen we in die Civic daar zaten,' ze wees door de showroom, 'zag ik dat iemand ze in het vakje voor de koffiebeker had laten liggen.' Dat deed ze nu iedere keer. Ze stapte in een auto, vond de sleuteltjes, pakte ze op en bracht ze naar mij. Ik had het opgegeven om haar uit te leggen dat het met brandbeveiliging te maken had, dat we de sleutels in de auto's lieten liggen zodat we ze in geval van brand snel konden wegrijden, als daar tenminste nog tijd voor was.
'Wat attent van u,' zei ik. 'Ik zal ze veilig opbergen.' 'U wilt toch niet dat er iemand in een auto de showroom uitrijdt, hè?' zei ze lachend.
Dell zag eruit alsof het hem niets zou kunnen schelen als de enorme Odyssey-minibestelwagen midden in de ruimte over hem heen reed. 'Nou, wellicht tot later,' zei Lorna.
'Vast,' zei ik. Ik stond niet te trappelen om haar nogmaals te spreken, dus ik zei: 'U kunt voor de zekerheid ook even langsgaan bij de Mitsubishi dealer. En hebt u die nieuwe Saturns gezien?' 'Nee,' zei Lorna, verontrust omdat haar wellicht iets ontgaan was.
'Die eerste, hoe heette die ook weer?' 'Mitsubishi.'
Dell wierp me een woedende blik toe. Het kon me niet schelen. Laat Lorna maar wat andere verkopers kwellen. Normaal gesproken zou ik geduld hebben gehad met haar besluiteloosheid. Maar ik was mezelf niet meer sinds Syd verdwenen was.
Een paar seconden nadat ze de showroom hadden verlaten, ging de telefoon op mijn bureau over. Geen reden om me druk te maken. Het was een interne lijn.
Ik nam op. 'Met Tim.' 'Heb je even?'
'Tuurlijk,' zei ik en ik legde de hoorn neer. Ik liep naar de andere kant van de showroom, zocht mijn weg tussen een Civic, de Odyssey, een Pilot en een pittige groene Element met suïcide doors. Ik was ontboden in het kantoor van Laura Cantrell, salesmanager. Ze was halverwege de veertig, had het lichaam van een vijfentwintig jarige, was twee keer getrouwd geweest en nu alweer vier jaar single. Ze had bruin haar, witte tanden en heel rode lippen. Ze reed in een zilverkleurige S2000, de in beperkte oplage geproduceerde twoseatersportwagen van Honda waarvan er hooguit tien per jaar werden verkocht. 'Dag Tim, ga even zitten,' zei ze. Zelf was ze niet opgestaan. Ze had een echt kantoor en niet zo'n hokje als de mindere goden op de afdeling verkoop, en daarom had ik de deur achter me dicht kunnen doen toen ze me dat vroeg.
Ik plofte zonder iets te zeggen neer. Ik had weinig trek in gebabbel. 'Hoe gaat het?' vroeg Laura.
Ik knikte. 'Redelijk.' Ze knikte in de richting van de parkeerplaats, waar Lorna en Dell net in hun acht jaar oude Buick stapten. 'Weten ze het nu nog niet?'
'Nee,' zei ik. 'Ken je dat verhaal van die ezel die tussen twee balen hooi staat en verhongert omdat hij niet kan beslissen welke hij het eerst moet opeten?'
Laura was niet geïnteresseerd in fabels. 'We hebben een goed pro-duct. Waarom lukt het je niet die verkoop erdoor te krijgen?'
'Ze komen wel terug,' zei ik gelaten. Laura ging gemakkelijker zitten in haar draaistoel en vouwde haar armen onder haar borsten. 'En Tim, al iets gehoord?'
Ik wist dat ze Syd bedoelde. 'Nee,' zei ik. Ze schudde meelevend haar hoofd. 'God, het lijkt me verschrikkelijk.'
'Het is zwaar,' zei ik. 'Heb ik je wel eens verteld dat ik zelf van huis ben weggelopen?' vroeg ze.
'Ja,' zei ik. 'Ik was zestien en mijn ouders zeurden over alles. School, vriendjes, dat ik te laat thuiskwam, noem maar op. Dus ik dacht, fok it, ik ben weg, en toen ben ik vertrokken met mijn vriendje, Martin. We zijn het hele land door geweest. Heel Amerika gezien, hè.'
'Wat zullen je ouders zich zorgen hebben gemaakt.' Laura Cantrell haalde in een 'kan mij wat schelen'-gebaar haar schouders op.
'Waar het om gaat,' zei ze. 'Het ging prima met me. Ik moest gewoon uitvinden wie ik was. Ik moest onder hun invloed uit. Mezelf zijn. In m'n uppie, snap je? Uiteindelijk draait het daarom, daar ben ik heel eerlijk in. Onafhankelijkheid.'
Ik zweeg. 'Hoor eens,' zei ze. Ze boog nu naar voren, liet haar ellebogen op het bureau rusten. Ik ving een vlaagje van haar parfum op. Ongetwijfeld een duur luchtje. 'We duimen hier allemaal voor je. Echt. We kunnen ons voorstellen hoe het is en wat je meemaakt. Verschrikkelijk. We wil-len allemaal dat Cindy weer thuiskomt.'
'Sydney,' zei ik. 'Maar waar het om gaat, je moet toch verder, hè? Je moet je geen zor-gen maken over dingen die je niet kunt weten. Het kan heel goed dat het prima met je dochter gaat. Dat ze veilig is. Als je geluk hebt, is ze er-vandoor gegaan met een vriendje, net zoals ik. Ik weet dat je dat misschien niet wilt horen, maar het is toch echt zo dat als ze een jongen bij zich heeft, ze heel wat veiliger is. Je moet je niet druk maken om de seks. De meisjes vandaag de dag weten daar alles van. Ze kennen het klappen van de zweep, ze zijn op de hoogte van geboortebeperking. Heel wat beter dan toen wij jong waren. Nou ja, ik was behoorlijk op de hoogte, maar de meesten wisten van toeten noch blazen.'
Ik vond het niet de moeite waard hierop te reageren. 'Maar goed,' zei Laura, 'wat ik bedoel, Tim, jij staat deze maand helemaal onder aan de lijst. Ik bedoel, tenzij er in deze laatste week een wonder gebeurt. Het is al...' ze keek even op de kalender aan de muur met de foto van een Honda Pilot die over een vuilnisberg reed. 'Het is al de drieëntwintigste juli. Het is te laat voor een wonder. Je hebt deze maand nog geen enkele auto verkocht. Je weet hoe het hier werkt. Uiteindelijk draait het er toch om dat we auto's verkopen, daar ben ik heel eerlijk in. Als je twee maanden onderaan staat, vlieg je eruit.'
'Ik weet hoe het werkt,' zei ik. Ze had tijdens dit gesprek maar twee keer 'daar ben ik heel eerlijk in' gezegd. Meestal, hoe kort of lang een conversatie ook duurde, slaagde ze erin het drie keer te zeggen.
'En geloof me, we houden rekening met jouw situatie. Ik denk dat we in jouw geval drie keer onderaan kunnen tolereren, maar dan is het ook echt afgelopen. Ik moet fair blijven.'
'Logisch,' zei ik. 'Waar het om gaat, Tim, jij neemt een plek hier in beslag. En als je geen auto's kunt verkopen, dan moet ik iemand op die plek zetten die het wel kan. In mijn positie zou je hetzelfde zeggen.'
'Ik werk hier al vijf jaar,' zei ik. Sinds mijn faillissement, dacht ik, maar dat zei ik niet hardop. 'Ik ben in die jaren een van de beste, misschien wel de allerbeste, verkoper geweest.'
'Dat weten we, geloof me,' zei ze. 'Dus hoor eens, fijn dat we even gebabbeld hebben. Pas op jezelf, succes met je dochter en waarom bel je die lui niet even, zeg dat je er een setje spatlappen of zo bij doet. Pinstripes, god, je weet wel hoe het werkt. Uiteindelijk zijn ze blij als ze denken dat ze iets voor niets krijgen, daar ben ik heel eerlijk in.'
Bingo. Daar had je nummer 3.
Ik nam niet de afslag naar Bridgeport Avenue, op de terugweg van mijn werk. Normaal gesproken verlaat ik daar Route 1, rij zo'n zevenhonderd meter door naar Clark, hou links aan en neem dan de smalle spoorbrug, hou weer links aan naar Hill Street, waar ik de afgelopen vijf jaar heb gewoond, nadat Susanne en ik ons paleisje hadden verkocht, met de opbrengst zo veel mogelijk schulden hadden afbetaald en allebei een veel kleiner huis hadden gekocht.
Nee, dit keer reed ik door tot de Just Inn Time aan mijn rechterhand opdook. Ik reed de parkeerplaats op en parkeerde. Ik bleef even in de auto zitten, twijfelend of ik uit moest stappen, terwijl ik wist dat ik het uiteindelijk toch zou doen. Waarom zou het vandaag anders gaan dan alle dagen sinds Syds verdwijning?
Ik stapte uit mijn CR-V. Ik kon gratis in deze kleine cross-over rijden, maar als en wanneer Laura me de zak gaf, zou ik mijn eigen auto moeten betalen. Al was het na zessen, het was nog behoorlijk warm. Je kon het vocht zien opstijgen van het asfalt op de plek waar Route 1 onder Route 95 door ging, een eindje verderop in oostelijke richting.
Ik bleef op de parkeerplaats staan en keek in alle richtingen om me heen. Verderop was een ander hotel, een Howard Johnson's, en daarachter was de afrit van de autoweg. Op een steenworp afstand in het westen stond een oude bioscoop. Waren we daar niet met Sydney geweest voor Toy Story 2, toen ze zeven of acht was? Haar verjaardagspartijtje? Ik wist nog wat een moeite ik had gehad om het stel kinderen in een rij op te stellen. Het hotel stond op het punt waar de weg zich splitste, in Route 1 naar het noorden en in Cherry Street, die afboog naar het zuidwesten. Aan de overkant van Cherry Street lag het King's Highway-kerkhof. Er was nog een twintigtal andere bedrijfjes hier, die ik niet allemaal kon zien vanaf mijn plekje op de parkeerplaats, maar ik zag de reclameborden. Een videowinkel, een klokkenreparateur, een patatkraam, een bloemist, een christelijke boekwinkel, een slager, een kinderkleding winkel, een sekswinkel.
Ze lagen allemaal op loopafstand van het hotel. Als Syd de auto hier iedere dag had neergezet, dan had ze in een paar minuten bij een van die zaakjes kunnen zijn.
Sinds haar verdwijning was ik bij bijna alle winkels wel een keer langs geweest, om haar foto te laten zien en te vragen of iemand haar gezien had. Maar er werkten steeds andere mensen in de winkels, afhankelijk van de dag en het tijdstip, dus had het zin om de ronde nog een keer te maken.
Het hoefde natuurlijk helemaal niet dat Syd stiekem bij een van déze winkels gewerkt had. Het kon best dat ze hier op de parkeerplaats iedere dag met een auto was opgepikt en tussen negen en vijf god weet waarnaartoe was gebracht.
Maar als ze wel bij een van die zaken binnen het gezichtsveld van het hotel had gewerkt, waarom had ze dat dan voor haar moeder en mij verborgen willen houden? Wat zou het ons kunnen schelen dat ze bij een klokkenreparateur werkte of bij de slager of bij...
Een sekswinkel. De eerste keer dat ik het rondje langs de winkels had gemaakt, was dat de enige winkel die ik niet bezocht had. Kan niet, had ik tegen mezelf gezegd. Wat Syd ook deed, wat ze ook voor ons geheim had gehouden, het kon toch niet dat ze daar gewerkt had.
In geen geval. Ik stond daar tegen mijn auto geleund en schudde mijn hoofd en mompelde zachtjes 'onmogelijk', toen ik iemand hoorde zeggen: 'Meneer Blake?'
Ik keek naar links. Er stond een vrouw. Een vrouw in een blauw jasje met een bijpassende rok, stevige schoenen en een Just Inn Time-badge op haar rever. Ze was iets ouder dan ik, maar niet veel. Halverwege de veertig, nam ik aan. Zwart haar, bruine ogen. Haar bedrijfskleding was niet suf genoeg om haar nog steeds indrukwekkende figuur te verhullen.
'Mevrouw Harp,' zei ik. Veronica Harp, de bedrijfsleider die ik op de avond dat Sydney verdween telefonisch had gesproken. Sindsdien had ik haar ook al een aantal keren persoonlijk ontmoet. 'Hoe is het?' 'Prima, meneer Blake.' Ze zweeg even. Ze wist dat het beleefd was om dezelfde vraag te stellen, maar het antwoord was al bekend. 'En hoe gaat het met u?'
Ik haalde mijn schouders op. 'U zult zo langzamerhand wel schoon genoeg van me hebben, hier.'
Ze glimlachte ongemakkelijk, ze kon moeilijk ja zeggen. 'Ik begrijp het wel.'
'Ik moet nog eens bij al die winkels langs,' dacht ik hardop. Veronica zei niets. 'Ik denk maar steeds dat ze op een plek heeft gewerkt die ik vanaf hier kan zien.'
'Dat zou kunnen,' zei ze. Ze bleef nog even staan en ik kon aan haar lichaamstaal aflezen dat ze niet wist of ze nog iets moest zeggen of naar het hotel moest gaan en mij aan mijn lot overlaten. Toen zei ze: 'Hebt u trek in een kopje koffie?'
'Graag.' 'Mooi. Kom dan even naar binnen, daar is het koeler.' Ik liep met haar over de parkeerplaats naar het hotel. Ze hadden niet de moeite genomen om iets van het terrein te maken. Het gras was bruin en een mierenhoop kwam als een vulkaan tussen twee betonnen platen van de stoep naar boven. De struiken moesten nodig gesnoeid worden. Ik keek omhoog naar de bewakingscamera's die op geregelde afstanden aan palen bevestigd waren en snoof minachtend. De glazen deuren weken automatisch uiteen toen we ze naderden.
Ze bracht me naar de eetzaal naast de lobby. Het was geen restaurant, maar een zelfbediening waar het hotel het ontbijt had uitgestald. Eenpersoonspakjes ontbijtgranen, fruit, muffins en donuts, koffie en vruchtensap. Zo was het hier geregeld. Je sliep in het hotel en de volgende ochtend maakte je zelf je ontbijt klaar. Je kon genoeg muffins in je zakken proppen om er ook nog een lunch uit te slepen.
Een kleine vrouw in een zwarte broek en witte blouse nam de counter met een doekje af en vulde een mand met cupjes koffieroom aan. Ik kon niet precies vaststellen waar ze oorspronkelijk vandaan kwam, maar ze zag er Thais of Vietnamees uit. Achter in de twintig of voor in de dertig.
Ik glimlachte en zei hallo terwijl ik een koffiekopje pakte. Ze schoof beleefd opzij.
'Goedemorgen, Cantana,' zei Veronica tegen haar. Cantana knikte.
'Ik geloof dat de ontbijtgranen voor morgenvroeg aangevuld moeten worden,' zei Veronica. Cantana vulde de manden aan vanuit een voorraad onder de counter.
Ik vulde mijn kopje met koffie en gaf Veronica een kopje aan. Ze ging aan een tafeltje zitten en gebaarde naar de lege stoel tegenover haar.
'Ik heb het misschien al gevraagd,' zei ze, 'maar bent u al bij het Howard Johnson's verderop geweest?' 'Ja, en niet alleen bij de balie,' zei ik. 'Ik heb haar foto ook aan het schoonmaakpersoneel laten zien.' Veronica schudde haar hoofd. 'Doet de politie niets?' 'Wat hen betreft is ze gewoon de zoveelste tiener die is weggelopen. Er is geen enkel bewijs voor een... nou ja. Er is niets wat erop wijst dat haar iets ergs overkomen is.'
Veronica fronste haar wenkbrauwen. 'Jawel, maar als ze niet weten waar ze is, hoe kunnen ze dan...'
'Inderdaad,' zei ik. Veronica nam een slok koffie. Toen vroeg ze: 'Hebt u nog familie die u helpt met zoeken? Ik zie u altijd alleen.'
'Mijn vrouw - mijn ex-vrouw - belt zich suf. Ze heeft een tijdje geleden een ongeluk gehad, dus ze kan niet lopen zonder krukken.' 'Wat voor ongeluk?'
'Ze hing aan zo'n vlieger achter een boot.' 'O jee. Zou ik nooit doen.'
'Nee, daar bent u te verstandig voor. Maar ze doet haar uiterste best. Ze belt, speurt internet af. Ze vindt dit net zo verschrikkelijk als ik.' En dat was ook zo.
'Hoe lang zijn jullie al gescheiden?' 'Vijf jaar,' zei ik. 'Syd was twaalf.'
'En is uw ex-vrouw hertrouwd?'
'Ze heeft een vriend.' Ik zweeg. 'Kent u die reclame voor Bob's Occasions? Die vent die tegen de camera schreeuwt?'
'O jee, is dat hem? Is dat haar vriend?' Ik knikte.
'Ik zet het geluid altijd af als hij in beeld komt,' zei ze. Dat deed me glimlachen. Voor het eerst in een hele tijd. 'U mag hem niet,' zei ze. 'Als ik kon, dan zette ik het geluid van hem persoonlijk ook graag af,' zei ik.
Veronica aarzelde en vroeg toen: 'En u bent niet hertrouwd of zo?' 'Nee.'
'Ik zie iemand als u niet als de eeuwige vrijgezel.' Voor Syds verdwijning had ik iemand met wie ik een paar keer uit was geweest. Maar die relatie was toch al gedoemd geweest te mislukken, ook als mijn leven de afgelopen weken niet volkomen overhoop was gehaald. Als het top is in bed, dan merk je de eerste weken misschien niet dat iemand eenzaam en plakkerig is, maar daarna kom je weer bij zinnen en besluit je dat het genoeg is.
'Denkt u dat mijn dochter hier iemand ontmoet heeft? Dat ze hier formeel niet werkte, maar dat ze... ja, ik weet het niet... dat ze iets zwart deed? Want ik denk dat ze cash betaald werd.'
Ik had een van de foto's van Syd uit mijn zak gehaald en op tafel gelegd, gewoon om naar haar te kunnen kijken.
'Ik zal eerlijk tegen u zijn,' zei Veronica. 'Ja?'
'Soms,' ze liet haar stem enigszins dalen, 'soms houden we ons hier niet helemaal aan de voorschriften.'
Ik leunde naar haar over. Wat bedoelt u?' 'Ik bedoel dat we geregeld mensen hier zwart betalen. Niet alles, natuurlijk. Maar een uurtje hier en een middagje daar. Het scheelt met de belastingen, snapt u?'
'Jawel.' 'Maar wat ik wil zeggen, is dat zelfs als uw dochter hier gewerkt heeft en zwart is uitbetaald - en daarmee kunnen we ons een hoop gelazer op de hals halen, sorry voor mijn woordkeus - dan zou ik u dat toch verteld hebben, want ik vind dat geen ouder dit hoort mee te maken, dat hij niet weet wat er met zijn kind is gebeurd.'
Ik knikte en keek naar Syds gezicht. 'Het is een heel mooi meisje.'
'Dank u wel.' 'Ze heeft prachtig haar. Ze ziet er een beetje... een beetje Scandinavisch uit?'
'Dat heeft ze van haar moeder,' zei ik. Mijn gedachten dwaalden af. 'Ontzettend jammer dat die camera's hier het niet doen. Als Syd ooit iemand op de parkeerplaats hier heeft ontmoet.
Veronica boog gegeneerd haar hoofd. 'Ik weet het. Wat kan ik zeggen? We hebben die camera's opgehangen zodat de mensen denken dat er bewaking is, maar ze zijn niet aangesloten. Als we onderdeel van een grotere hotelketen waren geweest, ja dan.
Ik knikte, pakte Syds foto weer op en stak hem in mijn jaszak. 'Mag ik u een foto laten zien?' vroeg Veronica.
'Natuurlijk.' Ze dook in haar tas en haalde er een computerprintje van een foto van een jongetje uit, niet ouder dan een half jaar, in een Bob de Bouwer-truitje.
'Hoe heet hij?' 'Lars.'
'Apart. Hoe bent u op die naam gekomen?' 'Ik heb hem niet zo genoemd,' zei ze, 'mijn dochter heeft hem zo ge-noemd. Het is de naam van de vader van haar man.' Ze liet dit even bij me bezinken. 'Dit is mijn kleinzoon.'
Ik wist even niet wat ik moest zeggen. 'Het spijt me... ik dacht. 'Wat schattig van u,' zei Veronica Harp. 'Ik heb Gwen op mijn zeventiende gekregen. Ik zie er niet slecht uit voor een grootmoeder, hè?' Ik had mezelf weer onder controle. 'Nee, helemaal niet,' zei ik. Zwanger op je zeventiende.
'Bedankt voor de koffie,' zei ik. Veronica Harp stopte de foto van het kind weer in haar tas. 'Ik weet zeker dat u haar weer zult vinden en dat alles goed komt.'
We hebben een huisje gehuurd op Cape Cod, direct aan het strand. Sydney is vijfjaar. Ze is naar het strand in Milford geweest, maar dat kun je niet vergelijken met dit strand, dat zich eindeloos lijkt uit te strekken. Sydney is als gehypnotiseerd als ze het voor het eerst ziet. Maar algauw is ze haar verbazing te boven en rent ze naar de waterrand. Haar voetjes worden nat en ze rent gillend en giechelend terug naar Susanne en mij.
Na een tijdje vinden wij dat ze lang genoeg in de zon is geweest en we stellen voor terug te gaan naar het strandhuisje, eigenlijk niet meer dan een hokje - om een boterhammetje te eten. We ploeteren door het losse zand en proberen Syd bij te houden en wijzen naar haar kleine voetstapjes in het zand.
Er komen een paar kinderen door het hoge gras van de duinen aanlopen. Een jongetje heeft een hond aan een riem. Sydney loopt voor het beest langs, net als zijn snuit tussen het gras omhoogkomt. Het is niet echt een vals uitziende hond. Meer een iets te grote poedel met kortgeschoren zwarte vacht, maar als hij Sydney ziet ontbloot hij ineens zijn tanden en gromt.
Sydney geeft een gil, laat haar plastic emmertje en schepje vallen en zet het op een lopen. De hond springt naar voren om achter haar aan te gaan, maar godzijdank houdt het jongetje de riem stevig vast. Sydney holt naar het strandhuisje. Ze gaat op haar tenen staan om bij de knop van de hordeur te komen en verdwijnt naar binnen. De deur valt achter haar dicht. Susanne en ik rennen de rest van het stuk ook, niet zo hard als we willen vanwege het mulle zand. Ik ben het eerst bij de deur en ik roep: 'Sydney! Sydney!' Ze roept niet terug.
We doorzoeken in paniek het huisje en vinden haar uiteindelijk in een geïmproviseerde kast: in plaats van een deur houdt een gordijn de spullen die erin opgeborgen zijn uit het zicht. Ze zit in elkaar gedoken op de grond, haar gezicht tegen haar knieën gedrukt zodat ze niet kan zien wat er om haar heen gebeurt.
Ik til haar op en zeg dat alles in orde is. Susanne wringt zich ook in de kast en slaat haar armen om ons allebei heen en zegt tegen Sydney dat de hond weg is en dat ze veilig is.
Later vraagt Susanne haar waarom ze naar het huisje is gerend in plaats van naar ons toe te komen.
'Ik dacht dat hij jullie dan ook zou pakken,' zegt ze. Ik zat in de auto, die geparkeerd stond voor de sekswinkel, xxx Delights, tussen de bloemenwinkel en de klokkenreparateur in. De etalages waren van matglas, zodat de toevallige voorbijganger niet hoefde te zien wat er te koop was, maar de woorden die in levensgrote letters op het glas geschilderd waren, zeiden genoeg, xxx en EROTICA en FILMS en SPEELTJES.
Niet van Fisher-Price, nam ik aan. Ik keek hoe er mannen naar binnen en weer naar buiten gingen. Hoe ze zich met hun aanschaf in een bruin papieren zak weer naar hun auto repten. Was hier nu echt nog behoefte aan? Dit kon je toch allemaal online bestellen? Moesten die kerels nu echt zo stiekem rondsluipen met hun kraag omhoog, hun pet diep over de oren en hun zonnebril op? In godsnaam, ga gewoon naar huis en regel het via je laptop. Ik wilde net naar binnen gaan toen een zware, kalende man langs de bloemist liep en de xxx Delights binnenstapte.
'Shit,' zei ik. Het was Bert, een monteur van Riverside Honda. Voor zover ik wist getrouwd en met kinderen die in de twintig waren. Ik ging daar niet naar binnen zolang hij er was. Ik wilde niet gaan uitleggen wat ik daar kwam doen en ik wilde niet dat hij aan mij ging uitleggen wat hij daar deed.
Vijf minuten later kwam hij met zijn bruin papieren zak naar buiten, stapte in een oude Accord en reed weg.
Ik was eigenlijk dankbaar voor het uitstel. Ik had mezelf moed kunnen inspreken om naar binnen te gaan, niet vanwege het soort zaak maar omdat ik me gewoon niet kon voorstellen dat Syd hier iets mee te maken had.
'Tijdverspilling,' zei ik zachtjes terwijl ik uitstapte. Toen stak ik de parkeerplaats over en ging naar binnen.
De zaak was helder verlicht met honderden tl-lampjes aan het plafond, waardoor je makkelijk de dvd's kon bekijken die overal in de winkel in rekken waren uitgestald. Een snelle blik vertelde dat geen enkele nichemarkt, geen enkele obscure voorliefde over het hoofd gezien was. Behalve films en tijdschriften verkocht de winkel een breed assorti-ment aan attributen, van met bont beklede handboeien tot levensgrote - hoewel niet helemaal levensechte - vrouwelijke poppen. Ze waren iets realistischer dan de opblaaspop, maar nog steeds niet van dien aard dat je ze aan je ouders zou willen voorstellen. Een paar passen van de ingang, haar koninkrijk overziend als een apotheker in zijn zaak, stond de eigenares: een veel te zware vrouw met vlassig haar die een smoeze-lige paperback las: Atlas Shrugged, van Ayn Rand.
Ik bleef vlak voor haar staan, keek op, schraapte mijn keel en zei: 'Pardon.'
Ze legde haar boek neer en vroeg: 'Wat is er?' 'Ik vroeg me af of u me zou kunnen helpen,' zei ik. 'Tuurlijk,' zei zij. Toen ik niet meteen iets vroeg, ging ze door: 'Toe maar, vertel me waarnaar u op zoek bent. Ik heb alles al eens meege-maakt en het kan me geen reet schelen.'
Ik gaf haar een foto van Sydney. 'Hebt u dit meisje wel eens gezien?' Ze nam de foto aan, wierp er een blik op en gaf hem terug. 'Als u weet hoe ze heet, dan kan ik het in de computer invoeren om te zien in welke films ze zit.'
'Ik bedoel niet in een film. Ik bedoel, hebt u haar hier ooit gezien, in deze winkel, of hier in de buurt. De afgelopen drie weken?'
'Er komen hier weinig vrouwelijke klanten,' zei ze meteen. 'Dat weet ik, het is waarschijnlijk tijdverspilling maar...' 'Voor mij is het zeker tijdverspilling,' zei ze en ze legde haar hand op haar boek.
'Maar wilt u alstublieft nog een keer goed kijken?' Ze zuchtte, liet haar boek los en nam de foto weer op. 'Wie is dit?' 'Sydney Blake,' zei ik. 'Mijn dochter.'
'En denkt u nu echt dat ze hiér geweest is?' 'Nee,' zei ik. 'Maar als ik alleen maar ga kijken op de plekken waar ik denk dat ze geweest is, dan vind ik haar misschien wel nooit.'
Ze bekeek de foto nog even en gaf hem toen aan me terug. 'Het spijt me.'
'Weet u het zeker?' Ze keek me geërgerd aan. 'Kan ik u nog ergens anders mee van dienst zijn?'
'Nee,' zei ik. 'Maar bedankt.' Ze kon zich weer verdiepen in Ayn Rand.
Toen ik naar buiten kwam, zag ik een magere, grijze vrouw de bloemenwinkel afsluiten. Een jonge man, halverwege de twintig; stond plichtsgetrouw naast haar, als een hondje dat wachtte tot hem gezegd werd wat hij moest doen. De vrouw keek even mijn kant op, maar wendde haar hoofd af voor we oogcontact hadden gemaakt. Niemand wil oogcontact maken met een man die uit de xxx Delights komt. 'Tot morgen dan maar,' zei de vrouw tegen de jongen.
'Oké,'zei hij. Ik had al eens met deze vrouw gesproken en haar Syds foto laten zien, een week geleden misschien. Ze had echt de tijd genomen om de foto te bekijken, en het leek haar oprecht te spijten dat ze me niet kon helpen.
'Goedenavond,' zei ik. Ze draaide zich niet om, hoewel ik er zeker van was dat ze me gehoord had.
'Goedenavond,' zei ik opnieuw. 'Ik heb u vorige week toch gesproken?' Ik hoefde mijn geheugen niet te raadplegen om haar naam te weten. Op het bord in de etalage stond BLOEMISTERIJ SHAW. 'Mevrouw Shaw?'
Ik deed een paar stappen in haar richting en ze draaide zich om. Haar gezicht stond achterdochtig. Toen ze in mijn hand de foto zag die ik aan de vrouw in de pornozaak had laten zien, leek ze te ontspannen. 'O, nu weet ik het weer,' zei mevrouw Shaw.
Ik knikte naar de winkel waar ik net uit was gekomen. 'Ik ben nog steeds aan het rondvragen.'
'O hemel,' zei ze. 'U hebt uw dochter daar toch niet gevonden?' 'Nee,' zei ik.
'Dat is dan tenminste iets,' zei mevrouw Shaw. Alsof Syd beter nooit gevonden kon worden dan daar. 'Hoi,' zei ik tegen de jongen die naast haar stond.
Ik had hem op het eerste gezicht halverwege de twintig geschat, maar nu was ik daar niet meer zo zeker van. Hij had iets jongensachtigs over zich, met zijn zachte, melkwitte huid en zijn keurig geknipte zwarte haar alsof hij net bij de kapper vandaan kwam. Het was het type man dat ook al was hij in de veertig eruit bleef zien als een schooljongen. Hij was slank, ruim een hoofd groter dan mevrouw Shaw en zijn ogen leken alle kanten op te schieten.
'Zeg meneer gedag, Ian,' zei ze alsof ze het tegen een zesjarige had. 'Hoi,' zei hij.
Ik knikte. 'Werk je hier?' vroeg ik hem. 'Want ik herinner me niet dat ik je hier de vorige keer heb gezien.'
Hij knikte. 'Ian is de hele dag bezig de bestellingen weg te brengen,' zei mevrouw Shaw. Ze wees naar een blauwe Toyota Sienna bestelwagen die in de buurt van mijn CR-V geparkeerd stond, BLOEMISTERIJ SHAW stond er op de ramen van de achterdeuren. 'Weet je nog dat ik je dat vertelde?' zei ze tegen Ian. 'Van die man die op zoek was naar zijn dochter?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Dat weet ik niet meer. U hebt het me niet verteld.'
'Natuurlijk wel. Ach, jij luistert ook nooit.' Ze glimlachte, sloeg haar ogen ten hemel en zei: 'Hij is er nooit helemaal bij, ook al is hij er wel. Of hij heeft die draadjes in zijn oren.'
Ian keek van haar weg. 'Laat Ian die foto eens zien,' zei mevrouw Shaw. 'Hij woont hier. In het appartementje achter de winkel.'
Een man stapte de pornowinkel binnen en mevrouw Shaw zond hem een boze blik na. 'Wij zaten hier al veel eerder dan zij,' zei ze zachtjes tegen me. 'Maar ik ben echt niet van plan te verkassen. We hebben een petitie opgesteld om ze hier weg te krijgen, maar ik ben bang dat één keer niet genoeg was.'
Ik gaf de foto aan Ian. 'Ze heet Sydney.' Hij nam hem aan, keek er amper naar, gaf hem terug en schudde zijn hoofd. 'Ik ken haar niet,' zei hij.
'Maar heb je haar ook nooit in de buurt gezien?' vroeg ik. 'Nee,' zei hij. Toen opeens sloeg hij zijn arm even om mevrouw Shaw heen, gaf haar een luchtkus en zei: 'Tot morgen.'
Toen liep hij de hoek van het gebouw om en verdween uit het zicht. Ik werd opgewacht toen ik thuis de oprit op reed.
Susanne en Bob zaten in Bobs zwarte Hummer. Beide voorportieren gingen open toen ik mijn auto stilzette. Toen ik de handrem aantrok en mijn veiligheidsgordel losmaakte kwam Susanne er al aan. De vorige keer dat ik haar zag liep ze nog op krukken, maar nu had ze een wandelstok, die ze stevig in haar rechterhand hield. Ze bewoog zich nog niet erg snel voort, maar het lukte haar toch mijn portier te bereiken voor ik uitgestapt was. Moest ik me op het ergste voorbereiden? De eerste keer dat ik Susanne had gezien nadat Syd verdwenen was, waren Bob en zij uit Stratford komen aanrijden. Ze was met grote stappen op haar krukken naar me toe gesprongen en had zich lang genoeg in evenwicht gehouden om me in mijn gezicht te slaan terwijl ze riep: 'Het is jouw schuld! Jij zou toch op haar passen!'
Ik had het over me heen laten komen, want ik was het helemaal met haar eens.
Sindsdien was er niet veel veranderd, naar mijn idee in ieder geval niet. Ik voelde me nog steeds verantwoordelijk. Ik vond nog steeds dat het mijn schuld was dat Syd bij me weggelopen was terwijl ik op haar had moeten passen. Er waren vast voortekenen geweest die ik niet had opgemerkt. Als ik beter had opgelet, dan was het nooit zover gekomen. Ook al voelde ik me nog steeds zo, ik was vandaag niet in de stem-ming om klappen te krijgen. Dus toen ik uit de auto stapte, zette ik me schrap.
Maar ze hief haar hand niet naar me op. Ze strekte haar armen naar me uit, de wandelstok bungelend in haar hand, en de tranen stroomden over haar wangen. Ze viel tegen me aan en sloeg haar armen om me heen terwijl Bob toekeek.
'Wat is er, Suze?' vroeg ik. 'Wat is er aan de hand?' 'Er is iets gebeurd,' zei ze.
'Wat?' vroeg ik aan haar. 'Wat is er gebeurd?' Bob Janigan deed een stap naar voren, ving mijn blik en zei: 'Het stelt eigenlijk weinig voor. Ik heb al tegen haar gezegd dat ze niet. Ik hief mijn hand op. Het interesseerde me niet wat Bob te zeggen had, nu in ieder geval nog niet. 'Wat is er gebeurd?' vroeg ik opnieuw aan Susanne. 'Heb je iets van Syd gehoord? Heeft ze contact opgenomen? Is het goed met haar?'
Susanne liet me los en schudde haar hoofd. Dit is het dus, zei ik tegen mezelf. Susanne heeft iets gehoord. Ze heeft iets ergs gehoord. 'Nee,' zei ze. 'Ik heb niets van haar gehoord.'
'Maar wat is er dan aan de hand?' 'We worden in de gaten gehouden,' zei ze. Ik keek even naar Bob, die heftig zijn hoofd schudde.
'Wie houdt je in de gaten? Waar? Wanneer?' 'Ik heb ze al een paar keer gezien,' zei ze. 'Ze zitten in een bestelwagen en ze houden het huis in de gaten.'
'Ik keek weer naar Bob. 'Jouw huis, of dat van Susanne?' Hij schraapte zijn keel. 'Mijn huis,' zei hij. Susannes huis stond leeg en ik wist dat ze het binnenkort wilde verkopen, als het allemaal goed uitpakte met Bob en haar. We gingen er alle drie regelmatig langs om te zien of Syd zich daar verborgen hield, maar tot nu toe wees niets erop dat ze er was geweest.
Bob zei: 'Suze denkt dat een of andere vent ons huis in de gaten houdt.'
Zelfs midden in deze ellende stak het me dat Bob hetzelfde koosnaampje voor Susanne gebruikte als ik vroeger. Was het nou echt een ramp om haar Sue te noemen, of Susie? Maar ik probeerde mijn gedachten erbij te houden.
'Wat voor vent?' vroeg ik. 'Wie is het?' 'Dat weet ik niet,' zei Susanne. 'Ik heb hem niet goed kunnen zien. Het was avond en de autoramen waren getint. Waarom zou iemand ons in de gaten houden?'
'Heb jij hem gezien?' vroeg ik aan Bob. Hij zuchtte. Bob is een grote man en hij ziet er in het echt beter uit dan in zijn commercials, waarin hij een doorsneelook nastreeft met kaki broek, shirt met korte mouwen en achterovergekamd haar. In het echt kleedt hij zich design. Shirt van Ralph Lauren, een broek met een perfecte vouw, en dure loafers aan zijn blote voeten. Als het een beetje koeler was geweest, had hij als een echte yup een sweater om zijn schouders geslagen.
'Ik heb een bestelbusje gezien,' gaf hij toe. 'Maar het stond halverwe-ge onze straat. Het heeft er twee, misschien drie keer gestaan, de afge-lopen weken. Ik denk wel dat er iemand in zat, maar je kunt het niet goed zien.'
'Wat voor busje?' 'Waarschijnlijk een Chrysler,' zei hij. 'Een oud model.' Ik vroeg me af of het de politie kon zijn. Normaal gesproken zou je denken dat ze in een Crown Vic of een Impala zouden rijden, maar politie die undercover opereert, kon natuurlijk best in een busje zitten. 'Denk jij dat ze het huis in de gaten hielden?' vroeg ik. Een busje dat ergens halverwege de straat staat hoeft natuurlijk helemaal niets te betekenen.
'Je moet begrijpen,' antwoordde Bob, 'dat we de laatste tijd zwaar onder druk staan. Dat gedoe met Sydney vraagt heel veel van ons.' Dat gedoe met Sydney. Zoals hij het zei klonk het alsof we een tijdje regen hadden. Ik hoop dat dat gedoe met Sydney snel voorbij is, dan kunnen we het dak weer van de auto halen.
'Het is ongetwijfeld heel moeilijk voor je,' zei ik tegen hem. Hij wierp me een vuile blik toe. 'Begin nou niet weer, Tim. Ik probeer te helpen. En het enige wat ik zeg is dat iedereen tot het uiterste gespannen is. Iedere keer als er een meisje langsloopt kijken we of het Sydney is. Als we een auto op de oprit horen, rennen we naar buiten om te zien of ze thuis wordt gebracht door de politie. Dus bekijkt Suze - en ik ook - de wereld op het ogenblik van een ander standpunt, als je begrijpt wat ik bedoel. En als wij een auto in onze straat zien staan, dan vragen we ons meteen af wat er aan de hand is.'
'Hij zat te roken,' zei Susanne. Haar stem klonk heel vermoeid. 'Je zag een klein oranje puntje oplichten op de bestuurdersplaats, iedere keer als hij een trekje nam.'
'Heb je de politie gebeld?' vroeg ik. 'Wat moeten we dan zeggen?' zei Bob, hoewel ik de vraag niet aan hem had gesteld. 'Agent, er staat een busje keurig geparkeerd in onze straat. Wilt u er even naar kijken?'
'Ik vraag me af of het met Sydney te maken heeft,' zei Susanne. Ze haalde een zakdoekje uit de mouw van haar truitje en veegde haar ogen af.
'Ten eerste,' zei ik, 'weet je helemaal niet of het iets met Sydney of met jou of met wie dan ook te maken heeft. Bob zou het voor deze keer wel eens bij het rechte eind kunnen hebben. We staan allemaal onder druk. Je ziet eruit alsof je in geen weken een oog hebt dicht gedaan. 'Je wordt bedankt,' zei ze.
Ik probeerde mijn flater te herstellen. 'We hebben geen van allen genoeg geslapen. Je wordt zo moe dat je het niet meer scherp ziet, je begint de dingen die de mensen tegen je zeggen verkeerd op te vatten, je geeft er een verkeerde draai aan.'
'Dat klopt,' zei Bob tegen Susanne. 'Ik wil gewoon dat je me serieus neemt, hierover,' zei Susanne. 'Dat doe ik ook,' zei ik.
'Ik heb jouw zorgen jaren geleden toch ook niet weggewuifd,' zei ze. 'Wat?'
'Dat weet je nog wel,' zei ze. 'Toen jij dacht dat er iemand vragen over jou aan het stellen was?'
Ik had daar al in geen jaren meer aan gedacht. Het moest inmiddels zo'n tien, twaalf jaar geleden zijn dat ik het gevoel had gehad dat iemand mijn antecedenten natrok. Een paar kennissen van me hadden gezegd dat ze waren gebeld door iemand die beweerde dat ik hen als referentie had opgegeven. Wat wisten ze van mij? Was ik betrouwbaar? Alsof ik gesolliciteerd had naar een nieuwe baan of een flat wilde huren, alleen was dat niet het geval. Toen was het ineens opgehouden en had ik er nooit meer iets van gehoord.
'Dat weet ik nog,' zei ik, 'en ik wil je zorgen niet bagatelliseren. Als jij denkt dat iemand jullie huis in de gaten houdt, dan geloof ik dat.' 'En er is meer,' zei ze. 'Er verdwijnen dingen. Bob had een Longineshorloge voor me gekocht en ik weet niet waar het gebleven is. Ik weet zeker...'
Bob zei: 'Schatje, dat heb je ergens weggelegd. Het komt vast wel weer terecht.'
'En dat geld dan?' vroeg ze aan hem. 'Uit mijn portemonnee? Bijna honderd dollar.' Ze keek me aan.
'Is er ingebroken?' vroeg ik. 'Dat weet ik niet,' zei ze. 'Maar er is iets raars aan de hand.' Het achterportier aan de bestuurderskant van de Hummer ging open. Ik had me niet gerealiseerd dat er nog iemand in de auto zat. Evan - als ik het al geweten had, dan was ik weer vergeten of Evan van Bobs eerste of van zijn tweede vrouw was - kwam als een stukje kipfilet van de achterbank glibberen.
'Kun je de motor niet starten zodat ik de airco aan kan doen?' vroeg hij. Hij had een stapeltje miljoenenkrasloten in zijn hand - die Sydney en ik de nulkommanulkrasloten noemden - waarvan de vakjes al afgewreven waren. Tussen duim en wijsvinger van zijn andere hand had hij een muntstuk. 'Het is bloedheet.'
'Momentje, Evan,' zei zijn vader. Ik had Evan niet meer dan drie of vier keer gezien - sinds Sydneys verdwijning één keer - en ik geloof niet dat hij als je al die gelegenheden bij elkaar optelt meer dan tien woorden tegen me heeft gezegd. Hij was negentien, hij zat niet meer op school - ik weet niet of hij zijn diploma had gehaald of niet - en voor zover ik wist had hij geen plannen om in september weer met iets te beginnen. Sinds Bob hem in huis genomen had, had hij weinig meer gedaan dan daar rondhangen en af en toe een klusje opknappen in een van de garages van Bob. Hij was net zoals zijn vader lang, met donkere krullen die als bij een schapendoes voor zijn ogen hingen.
'Gaan we onderweg naar huis nog ergens iets te eten halen?' vroeg hij. Hij had me nog geen blik waardig gekeurd. 'Jezus Christus, hou toch even je kop,' zei Bob. Hij sloeg zijn ogen ten hemel en het zou me niets verbazen als hij op dat moment dacht dat het verkeerde kind was verdwenen.
'Ik moet even naar binnen,' zei Susanne. Ze begon strompelend aan haar tocht naar de voordeur, zwaar leunend op haar stok.
'Gaat het?' vroeg ik. 'Ik moet... ik moet gewoon even gaan zitten,' zei ze. 'Ik heb vandaag ontzettend veel last van die heup.'
Ik probeerde Bobs blik te vangen om hem mijn 'Geweldig boottochtje'-blik toe te werpen, maar hij keek van me weg. 'De deur is afgesloten,' zei ik terwijl ik haar mijn sleutelring gaf.
'Je zei dat we ergens iets zouden eten,' zei Evan. Hij wapperde met de krasloten om de restjes deklaag eraf te krijgen.
'Stap nou maar in,' zei Bob. 'Doe de portieren open als je frisse lucht wilt.'
Toen Susanne binnen was vroeg ik aan Bob: 'Hoe gaat het met haar?' Hij keek naar de grond. 'Goed hoor. Het gaat elke dag een stukje beter.'
'Waar was je eigenlijk mee bezig?' vroeg ik. 'Zat je te loeren naar de tieners die op het strand lagen te zonnebaden terwijl Suze achter de boot aan gesleurd werd?'
Hij wierp me een boze blik toe. 'Zaten er nog toekomstige modellen bij? Ik weet dat je altijd op zoek bent naar veelbelovende meisjes.'
Hij schudde geërgerd zijn hoofd. 'Jezus, Tim, schei erover uit. Ik heb al weken geleden tegen je gezegd dat het een onschuldige opmerking van me was. Oké, misschien ongepast, dat snap ik nu ook. Maar Jezus Christus, kunnen we het nu laten rusten?' Hij hield op met hoofdschudden en liet zijn stem dalen. 'Vind je niet dat er ergere dingen zijn om je over op te winden?'
'Jawel,' zei ik. Ik deed mijn best rustig te klinken. 'Susanne is dag en nacht aan het bellen. Opvangtehuizen in de hele staat,politiebureaus. Of ze faxt foto's door.' Hij schudde zijn hoofd afkeurend. 'Ze kan het niet allemaal in haar eentje opknappen, Tim. Ze heeft hulp nodig.'
'Pardon?' 'Jij moet je steentje bijdragen. Syd is tenslotte ook jouw dochter.' 'Wat?'
'Ik weet dat je niet echt een type voor de fijnere nuance bent, Tim, jij klooit altijd maar een beetje aan, zo ben je je bedrijf ook kwijtgeraakt en zo. Maar dit keer zal je het een beetje over moeten nemen, begrijp je wel?'
Ik wilde hem met zijn kop tegen de Hummer slaan. 'Suze kan het niet allemaal in haar eentje doen,' zei Bob. 'Gisteren nog moest ik haar afzetten in het centrum van Stamford, zodat ze daar een beetje rond kon hangen, de tieners daar in de gaten houden voor het geval Syd er zou zijn. Je weet toch hoe groot het daar is? En dan dat amfitheater, met al die zitplaatsen boven elkaar. En zij met haar wandelstok, als ze niet uitkeek lag ze zo op haar gezicht.'
Ik wendde me even af, probeerde mijn woede te beheersen, ongeveer net zo moeilijk als het doorslikken van een spruitje toen ik klein was. Ik liep een paar passen weg over de oprit en gebaarde naar Bob dat hij me moest volgen.
'Dat busje bij jullie in de straat,' zei ik. 'Jawel?'
'Denk jij dat ze jullie huis in de gaten houden?' 'Ik weet het niet. Het lijkt me vrij idioot.'
'Is er iets waarom jij in de gaten gehouden zou moeten worden?' 'Ik, waarom ik?'
'Als er werkelijk iemand jullie huis in de gaten houdt, zou dat ook om jou kunnen gaan. Misschien heeft het niks met Suze of Syd te maken.'
'Wat wil je daarmee zeggen?' 'Heb je weer een Katrinaatje aan iemand verkocht?' vroeg ik aan hem. 'Misschien willen ze je het wel betaald zetten.'
'Jezus nog aan toe, Tim, kan je daar nu niet eens over ophouden? Ik heb één keer een auto verkocht, een auto die ik drie jaar geleden in goed vertrouwen van een groothandelaar heb overgenomen die me bezworen heeft dat het ding in orde was, en toen bleek dat hij een tijdje in New Orleans onder water had gestaan. Dat heeft toen het nieuws gehaald. Ik vind het erg vervelend dat het gebeurd is, maar soms word je in deze handel bedonderd. Misschien, als je zelf een bedrijf had gerund in plaats van dat je weer gewoon werknemer was geworden, dan zou je dat kunnen begrijpen.'
Mijn nekharen kwamen overeind. 'Ik doe eerlijk zaken, Tim,' voegde hij eraan toe. Ik zweeg maar over de Honda S2000-sportwagen die hij me eens had proberen te aan te smeren, met het argument dat hij sneller zou verkopen via een officiële Hondadealer dan vanuit zijn garage. Hij zei dat hij me een pleziertje wilde doen, dat de auto in prima staat was, met weinig kilometers op de teller en nog een flinke garantie. Ik was er bijna ingetrapt. Ik had het ding van onder tot boven nagekeken, en pas toen ik naar de sluitringetjes keek onder de schroeven waarmee de spatborden bevestigd waren, zag ik dat dat geen originele Hondaonderdelen waren. Dus toen noteerde ik het chassisnummer, belde wat rond en wist de herkomst van de auto te traceren: hij kwam van een garage in Oregon, die hem tien maanden geleden als gestolen had opgegeven. De auto was uiteindelijk weer teruggevonden, althans, wat ervan over was. De wielen, de stoelen en de airbags waren eraf gesloopt, zodat er nog maar een halve auto over was. De verzekeringsmaatschappij keerde uit, vroeg het restant van de auto op en veilde dat. De koper her-plaatste de ontbrekende onderdelen en verkocht de Honda aan Bob, die hem toen aan mij als origineel en compleet probeerde te slijten. Bob was nooit zover gekomen als hij het niet af en toe wat minder nauw met de waarheid had genomen.
'Zoek een andere sukkel,' had ik toentertijd gezegd. Vandaag zei hij: 'Ik ben brandschoon, Tim. Ik heb niets te verbergen. Als je mijn boekhouding wilt controleren, of de herkomst van de auto's in de zaak, dan ben je welkom.'
Nog steeds met al mijn haren overeind zei ik: 'Misschien een jaloerse echtgenoot?'
Bob was even sprakeloos. Toen brulde hij: 'Hoe durf je zelfs maar te suggereren dat ik vreemdga?'
Ik had echt geen enkele reden om Bob ervan te verdenken naast de pot te piesen. Ik had het er zonder nadenken uitgeflapt.
'Sorry,' zei ik. 'Ik hou van Susanne,' zei hij en even later voegde hij eraan toe: 'En ik hou van Syd. Ik vind dit allemaal verschrikkelijk. Het is een geweldige meid. Ik wil doen wat ik kan om te helpen.'
Ik wilde hem niet horen zeggen dat hij van mijn dochter hield, hoe-zeer hij dat ook meende. Ik zei: 'Wat is dat met dat horloge dat weg is, en dat gestolen geld?'
Bob schudde treurig zijn hoofd. 'Ik zei het al, ik denk dat het door de stress komt. Susanne is erg in de war. Dat horloge kan ze gewoon verloren zijn. En dat geld... ik weet het niet. Misschien heeft ze het aan iets uitgegeven en is haar dat ontschoten.'
Dat kon inderdaad. 'Nog even over Syd,' zei Bob. 'Ja?'
'Ik ken een vent.' 'Een vent?'
'Ik bedoel... wat doet de politie nu eigenlijk? Voor hen is ze gewoon het zoveelste weglopertje. Die komen pas in actie als er bijvoorbeeld een lijk opduikt.'
Die opmerking kwam hard aan. Ik kneep mijn ogen samen. Eventjes zag ik de huizen aan Hill Street in een waas.
'Sorry,' zei hij. 'Dat was een beetje ongelukkig geformuleerd. Maar als de politie hier verder weinig werk van maakt, dan moeten we misschien iemand inzetten die dat wel doet.'
'Ik ben er iedere dag mee bezig,' zei ik tegen hem. 'Ik heb die website, ik bel, ik rijd rond, ga naar het hotel, ik ben.
'Goed, goed, dat weet ik wel. Maar de jongen die ik op het oog heb, is oké. Het zit zo: ik heb nog iets van hem te goed en ik dacht dat ik hem die schuld kon laten inlossen door hem erop uit te sturen. Hier en daar vragen te stellen, het een en ander na te trekken, een beetje rondsnuffelen.'
Mijn eerste aanvechting was om tegen Bob te zeggen dat ik niet geïnteresseerd was. Maar die reactie kwam voort uit gekwetste trots. Ergens wilde ik degene zijn die Syd vond. Maar bovenal wilde ik haar gewoon terug. Als iemand anders de eer toekwam haar terug te vinden, dan kon ik daar echt wel mee leven.
'Wat is dat dan voor jongen?' vroeg ik. 'Een privédetective? Ex-politieman?'
'Hij zit in de beveiliging,' zei Bob. 'Hij heet Arnold Chilton.' Ik dacht er even over na. Ik mocht Bob niet en ik vond het niet prettig om hulp van hem te moeten aannemen, maar als hij iemand kende die over de professionele vaardigheden beschikte om Sydney te vinden, dan ging ik geen nee zeggen.
Ik moest het een en ander wegslikken, maar ik stak hem mijn hand toe. Hij pakte hem aan, maar ik zag dat het gebaar hem had overvallen, alsof hij ergens verwachtte dat ik zo'n apparaatje waarmee je een schok kunt uitdelen in mijn hand verborgen hield. 'Dank je,' zei ik. 'Ik waardeer het zeer.' Ik slikte nogmaals. 'En bedankt dat je zo goed voor Susanne zorgt. Ze heeft je steun echt nodig, op verschillende vlakken.' 'Is goed, hoor,' zei hij, nog steeds verrast.
We liepen samen naar mijn huis terug. Evan leunde tegen de achterkant van de Hummer en ging volkomen op in zijn eigen wereldje. Hij zong zachtjes en speelde luchtgitaar. Hij dacht zeker dat hij de nieuwe Kurt Cobain was. Omdat Susanne niet buiten stond, nam ik aan dat ze nog in huis was.
Evan onderbrak zijn gitaarspel. 'Gaan we?' vroeg hij aan Bob. 'Ik moet naar huis. Ik heb nog iets te doen op mijn computer.'
'Oké,' zei Bob. En tegen mij: 'Wil je tegen Suze zeggen dat we weggaan?'
Ik knikte en ging het huis binnen. Ik dacht dat ze in de huiskamer zou zitten, maar daar was ze niet.
'Susanne?' riep ik. Ik hoorde gesnik uit Sydneys kamer komen. De deur was halfdicht. Ik duwde hem zachtjes open en zag mijn ex-vrouw voor de toilettafel van onze dochter staan. Haar stok leunde tegen de muur. Ze stond met haar rug naar me toe. Ze had haar hoofd gebogen en haar schouders schokten.
Ik liep naar haar toe, sloeg een arm om haar heen en trok haar tegen me aan. Ze veegde haar ogen met haar ene hand af terwijl ze met de andere de spulletjes op Syds toilettafel aanraakte. In haar kamer bij Bob thuis in Stratford had Sydney waarschijnlijk nog meer, maar ook hier lag het blad behoorlijk vol. Wattenstaafjes in een koffiebeker, verschillende crèmetjes en moisturizers en bussen met haarspray. Bankafschriften met een saldo van minder dan honderd dollar. Verschillende foto's van Syd zelf met haar vriendenclubje, onder andere Patty Swain en Jeff Bluestein. Een iPod, niet groter dan een pakje lucifers, en de oortjes die erbij hoorden.
'Die nam ze overal mee naartoe,' zei Susanne. Ze legde zachtjes haar hand op de iPod, alsof het een kostbaar kunstvoorwerp was.
'Naar haar werk nam ze hem meestal niet mee,' zei ik. 'Maar voor de rest, inderdaad.'
'Dus als ze echt van plan was geweest om weg te gaan, dan had ze hem meegenomen,' fluisterde Susanne.
'Ik weet het niet,' zei ik zachtjes. Maar het leek wel logisch. Syd had niets gepakt. De tas waarin ze haar spullen van Bobs huis had meegenomen stond er nog. Al haar kleren hingen in haar kast of lagen, zoals nu eenmaal haar gewoonte was, over de vloer en het bed verspreid. De iPod werd opgeladen door hem aan te sluiten op Syds laptop, die op haar bureau stond. Die hadden we met de politie al helemaal doorgenomen. We hadden Syds e-mails gecheckt, haar Facebookpagina, de geschiedenis van sites die ze bezocht had in de dagen voor haar verdwijning. We hadden er niets zinnigs op aangetroffen.
Susanne draaide zich naar me om. 'Leeft ze, Tim? Leeft ons meisje nog?'
Ik pakte de iPod en zette hem in de oplader, die al aan de laptop gekoppeld was. 'Ik wil dat hij helemaal klaar is als ze terugkomt,' zei ik.
De volgende ochtend nam ik Syds iPod mee naar mijn werk, sloot hem aan op de sigarenaansteker in de auto. Toen ik nog klein was en mijn vader op zakenreis was, bijvoorbeeld op zijn jaarlijkse uitstapje naar Detroit om als eerste de nieuwe modellen te zien, dan wikkelde ik me in een van zijn jassen als ik naar bed ging.
Vandaag de dag omhulde ik me met mijn dochters muziek. Het apparaatje was op shuffle ingesteld, zodat het de nummers in willekeurige volgorde afspeelde. Eerst hoorde ik Amy Winehouse en vervolgens de 'Long and Winding Road' van de Beatles, een van mijn lievelingsnummers (grappig dat Syd het mooi vond), gevolgd door een hitje van een van de twee Davids die onlangs in de finale van American Idol hadden gezeten. Het liedje was nog niet afgelopen toen ik bij de donutwinkel stilhield.
Ik kwam met twee dozen donuts, in iedere doos twaalf stuks, aan bij Honda Riverside. Ik ging naar de afdeling Onderhoud, waar de monteurs al met verschillende Honda's bezig waren. Het was al weer een tijdje geleden dat ik donuts uitgedeeld had aan de jongens - en twee meiden, die bij Onderdelen werkten - dus het werd hoog tijd. Je zit niet op een eilandje als je bij een dealer werkt. Wie denkt dat dat wel zo is, moet zich laten nakijken. Omdat ik bij de afdeling Verkoop zat wilde dat nog niet zeggen dat ik de mensen op andere afdelingen kon negeren. Wie op vrijdagavond tegen sluitingstijd de nummerborden van een inruilauto niet los kan krijgen om ze over te zetten op de nieuwe auto die de klant komt ophalen, heeft een monteur nodig om hem te helpen met een grotere imbussleutel. En wie dan geen vrienden heeft op de afdeling Onderhoud, kan blijven wrikken met z'n kleine sleuteltje tot-ie een ons weegt.
Vroeger, in de tijd dat ik nog niet in beslag werd genomen door andere zaken, vond ik het heerlijk om een beetje rond te hangen bij Onderhoud. Het brommerige geluid van de apparatuur vermengde zich met het geklonk van de gereedschappen van de technici, zoals ze liever genoemd werden, tot een soort gereedschapssymfonie. De auto's die op pneumatische dragers in de lucht hingen zagen er met hun smerige buiken bloot op de een of andere manier kwetsbaar uit. Als kind al, als ik naar de garage ging waar mijn vader werkte, vond ik het fijn om auto's vanuit dit door weinig mensen gekende perspectief te zien. Alsof je deelgenoot werd gemaakt van een geheim.
'Donuts!' riep iemand toen ik de dozen neerzette. De eerste die zich meldde was Bert, een en al glimlach. 'Goeie vent,' zei hij. Als hij wist dat ik hem had gezien toen hij de sekswinkel bezocht, dan liet hij dat niet merken.
Hij veegde zijn handen af aan de lap die uit zijn borstzak stak en pakte toen een donut met kersenjam uit de doos. Toen bedacht hij zich en hield hem mij voor.
'Jij hebt het liefst kersenjam, toch?' 'Nee,' zei ik. 'Ga je gang.'
'Zeker weten?' vroeg hij. De vulling kwam de donut uit en droop over zijn vingers.
'Absoluut,' zei ik. Ik haalde een chocoladedonut uit de doos om mijn woorden te onderstrepen.
'Hoe gaat het?' vroeg hij. Ik glimlachte. 'Redelijk,' zei ik. Ik nam aan dat hij op Syd doelde. De collega's op de zaak stonden niet te trappelen om dit onderwerp met me aan te snijden. Ik was de vent met de verdwenen dochter. Net of je een ziekte hebt. De mensen hebben de neiging om uit je buurt te blijven; ze weten niet wat ze moeten zeggen.
Toen Syd hier afgelopen zomer werkte zat ze vaak bij Bert en de anderen hier, en ze waren allemaal erg op haar gesteld geraakt. Ze was het manusje-van-alles van de garage, dat deed wat haar maar gevraagd werd. Ze maakte de auto's schoon en wreef ze op, verwisselde nummerplaten, bracht de koffie rond, stopte onderdelen in de juiste bakken terug, reed auto's naar de parkeerplaats. Ze had nog maar net haar rijbewijs, en ze was niet verzekerd om met een van de auto's uit de voorraad de weg op te gaan. Maar ze reed er binnen de zaak in rond alsof ze nooit anders had gedaan. Ze kon een Odyssey-bus praktisch geblind-doekt achteruitrijden, en had geen enkele moeite met de pook van een S2000. Dat was Syd ten voeten uit. Je hoefde haar maar één keer te laten zien hoe je iets moest doen.
Er kwamen wat andere monteurs bij staan, ze pakten een donut, mompelden een bedankje, stompten me even vriendschappelijk tegen mijn arm en gingen weer aan het werk. Barb van de afdeling Onderdelen - rond de vijftig, vier keer getrouwd, had het volgens de berichten met meer dan de helft van de mannen hier gedaan - kwam haar kantoortje uit en zei: 'Ik hoop wel dat er nog een chocoladedonut is.' Ik hield er eentje voor haar op.
'En waarom krijg ik er geen koffie bij?' 'Je kunt m'n rug op.'
'Nu meteen?' vroeg ze. Haar ogen twinkelden. Ik ging naar de showroom en plofte neer op de stoel achter mijn bureau. Het lichtje op mijn antwoordapparaat knipperde. Ik belde ogenblikkelijk mijn voicemail, maar er stond alleen een bericht op van iemand die zich afvroeg hoeveel zijn 2001 Accord ('V6, spoiler, brede banden, metallic lak, echt top, alleen ik heb een hond, en er zitten wat urinevlekken op de bekleding') waard was.
Nog een bericht. 'Hoi, Tim. Ik heb je gisteren gebeld, maar ik heb toen geen boodschap ingesproken, ik dacht: ik probeer het vandaag nog eens. Hoor eens, ik weet dat je op het moment het een en ander meemaakt, nu Sydney is weggelopen en zo, maar ik zou het echt fijn vinden om je te steunen. Heb ik iets verkeerds gedaan? Is dat het? Want, weet je, ik dacht dat we echt iets moois samen hadden. Als ik iets gezegd heb waar je kwaad over bent, dan hoop ik dat je me vertelt wat het was, dan kunnen we het uitpraten en dan zal ik het nooit meer doen. Ik kan voor je koken. Of ik haal iets en neem het mee naar jou toe. En hoor eens, ze hadden een paar dagen geleden uitverkoop bij Victoria's Secret. Ik heb een paar dingetjes op de kop getikt. Dus, bel me even als het uitkomt. Of ik probeer je vanavond thuis te bellen. Oké, ik moet ophangen.'
Ik zette mijn computer aan en ging naar de website over Sydney. Geen e-mails, en volgens de teller die de bezoeken aan de site bijhield was er onlangs geen meer bij gekomen. Ik nam aan dat de laatste die op de site was geweest ikzelf was, kort nadat ik die ochtend was opgestaan. Misschien was het tijd om Kip Jennings weer eens te bellen.
'Hallo, Tim,' zei een stem van de andere kant van de halve wand die onze bureaus van elkaar scheidde.
Het was Andy Hertz, de benjamin van de afdeling Verkoop. Hij was nog maar drieëntwintig en werkte al weer een jaar voor ons. Zo was het nu eenmaal met de verkoop van auto's. Je had niet bepaald een opleiding nodig. Als je kon verkopen, dan kon je verkopen. En je moest vooral niet vergeten dat je in wezen geen auto's verkocht, maar jezelf. Andy, aantrekkelijk in zijn goed gesneden pak en met zijn kortgeknipte haar, en onmiskenbaar charmant, had op dat gebied geen problemen, vooral niet bij de wat oudere vrouwen, die hem beschouwden als hun eigen zoon of misschien als een speeltje dat ze mee naar huis konden nemen. Net als veel anderen die in de bedrijfstak begonnen, had Andy een vliegende start gemaakt. Een paar keer had hij op de lijst bijna bovenaan gestaan. Maar net zoals bij veel andere groentjes leek het beste er na een paar maanden wel af. De magie was verdwenen. Ik had in ieder geval nog een excuus voor het feit dat ik deze maand geen auto's had verkocht, ook al leek Laura Cantrell er niet erg van onder de indruk. Maar Andy stond helemaal droog zonder duidelijke oorzaak.
Ik draaide mijn stoel om hem aan te kijken. Zijn gebruikelijke opgewektheid had hem in de steek gelaten. 'Andy,' zei ik.
'Laura wil me om vijf uur spreken,' zei hij. 'Is er nog iets wat ik aan je familie moet doorgeven?' 'Tim, serieus, ik denk dat ze me alle hoeken van de kamer laat zien.' 'We zitten allemaal wel eens in zo'n periode,' zei ik.
'Ik heb in twee weken geen auto verkocht. Ik had een klant, ik wist zeker dat hij de Civic zou nemen, ik belde hem en toen hoorde ik dat hij een Chevvy Cobalt had gekocht. Nou vraag ik je verdomme. Een Cobalt!'
'Komt in de beste families voor,' zei ik.
'Ik denk dat ze me gaat ontslaan. Ik heb geprobeerd mijn kennissenkring in te schakelen, mijn familie zelfs. Ik heb mijn moeder al een auto verkocht, maar mijn vader wil nog steeds niets van Japanse auto's weten. Hij zegt dat dat het land naar de afgrond brengt, omdat wij niet meer van Detroit kopen. Ik zeg tegen hem dat als Detroit niet zo oliesloom was geweest en eerder was opgehouden met die joekels van suv's te maken, alles in orde was gekomen, maar dan wordt-ie woedend en zegt tegen me dat als ik de Jappen zo leuk vind, ik daar maar moet gaan wonen en op sushi leven. Ik weet niet of ik de huur deze maand nog wel kan betalen. Ik pleeg nog liever zelfmoord dan dat ik weer bij mijn ouders intrek. Als het zo doorgaat, ga ik nog sperma doneren om wat te eten te krijgen.'
'Dat heb ik ook gedaan,' zei ik. Ik herinnerde me nog levendig hoe wanhopig ik soms was geweest tijdens mijn studie. 'Je loopt wel het risico van RSI.' Ondanks alles moest Andy lachen. 'Pluis de tweedehands-autoadvertenties na,' zei ik.
'Wat?' 'Uit de krant, online, alles hier in de buurt. Kijk wie zijn auto te koop heeft gezet.'
Andy keek me aan. Het duurde even voor het kwartje viel. 'Je belt ze, je zegt hallo, ik zag uw advertentie voor uw Pontiac Vibe of wat dan ook, je zegt dat je hem niet wilt kopen, maar dat je je afvraagt of hij al een vervangende auto heeft uitgezocht, dat wij op het moment een prachtig afbetalingssysteem hebben en een mooi leasecontract kunnen aanbieden, en dat als ze langs willen komen je ze graag een nieuwe Honda verkoopt en dan kunnen ze hun oude auto inruilen.'
'Jezus, wat een topidee.' Hij glimlachte lichtzinnig. 'Ik zeg dus gewoon tegen Cantrell dat ik een heel nieuwe markt heb aangeboord.' 'Bereid je er wel op voor dat ze een bladzijde uit het telefoonboek scheurt en die aan jou geeft.'
'Waarom zou ze dat doen?' 'En dan zegt ze: "Een nieuwe markt, heb je behoefte aan een nieuwe markt? Hier heb je je nieuwe markt, een hele pagina vol." Ze heeft speciaal een telefoonboek liggen om bladzijdes uit te scheuren.'
'Hé, jij bent aan de beurt, toch?' Andy keek over mijn schouder. Ik draaide me om en zag een stevige man van middelbare leeftijd met brede schouders staan. Het leek alsof hij zich die ochtend een paar keer met het scheren had gesneden. Alsof hij dat niet zo vaak deed maar vandaag een goede indruk had willen maken, waarmee hij helaas het tegendeel had bereikt. Hij droeg een fris en schoon overhemd, maar zijn versleten spijkerbroek en afgetrapte schoenen verrieden hem. Het was alsof hij gedacht had, als mijn bovenkant maar een goede indruk maakt, dan valt niemand de rest van me op.
Hij stond een pick-up in de showroom te bewonderen. Toen ik naar hem toe liep, zag ik vanuit mijn ooghoeken dat Laura Andy wenkte. De stakkerd.
'Hallo,' zei de man. Hij had een diepe, norse stem. 'De Ridgeline,' zei ik met een knikje naar de blauwe pick-up. 'Krijgt van de Consumentengids de waardering "aanbevolen".
'Leuk wagentje,' zei hij terwijl hij er langzaam omheen liep. 'Waarin rijdt u nu?' vroeg ik.
'Een F-150,'zei hij. Een Ford. Ook een goede truck, ook aanbevolen door de Consumentengids, maar ik vond het niet nodig dat op te merken. Ik keek even uit de etalage van de showroom om te zien of ik zijn auto zag staan, maar in plaats daarvan viel mijn oog op een gewone Chevy en op Kip Jennings die eruit stapte.
'Zou ik een proefrit mogen maken?' vroeg hij. 'Zeker,' zei ik. 'We hebben dan alleen uw rijbewijs nodig. We maken een fotokopie.'
Hij haalde zijn portefeuille tevoorschijn en gaf me zijn rijbewijs, dat ik snel bekeek. Hij heette Richard Fletcher en ik stak mijn hand uit. 'Meneer Fletcher, prettig kennis te maken. Ik ben Tim Blake.' Ik gaf hem mijn kaartje, waarop niet alleen mijn telefoonnummer op het werk staat, maar ook mijn nummer thuis en het nummer van mijn mobiel.
'Bedankt,' zei hij terwijl hij het in zijn zak liet glijden. Ik liep met het rijbewijs naar het meisje van de receptie zodat ze een kopie kon maken, terwijl ik ondertussen Jennings op de parkeerplaats in de gaten hield. Ze was klein, waarschijnlijk niet langer dan een meter tweeënvijftig, en ze had markante gelaatstrekken. Een vrouw die door mijn moeder eerder als knap dan als mooi omschreven zou worden, hoewel dat laatste woord ook op haar van toepassing was. Ik zou meneer Fletcher graag aan Andy hebben overgedaan, maar die kreeg in Laura's kantoortje net de wind van voren. Als ik een klant moest laten wachten terwijl ik te horen kreeg dat er wat met mijn dochter was gebeurd, jammer dan. Maar Jennings was aan het bellen, dus nam ik nog even de tijd om een proefrit voor deze vent te regelen.
Ik gaf een van de jongens de opdracht om een Ridgeline op te schar-relen, er de dealer kentekenplaten aan te hangen en hem zo snel mogelijk voor te rijden.
'Over vijf minuten staat er een voor u klaar,' zei ik tegen Fletcher. 'Gewoonlijk ga ik mee op de proefrit...'
Fletcher leek uit het veld geslagen. 'De vorige garage waar ik was mocht ik er alleen mee weg. Dat vond ik rustiger.'
'Ja, nou ja, ik wilde net zeggen, als u het goedvindt om alleen te gaan... ik moet iemand spreken...'
'Uitstekend,' zei hij. 'Een van de jongens komt een van onze showmodellen voorrijden. Dan praten we na de proefrit wel.'
Hoewel Jennings nog steeds stond te telefoneren, verliet ik de showroom en liep met ferme pas op haar af. Ze zag me aankomen, hield haar wijsvinger op om aan te geven dat ze nog even nodig had. Ik bleef geduldig staan, als een kind in de rij bij de juf, terwijl zij haar gesprek beeindigde. Het klonk niet bepaald als politiezaken. Jennings zei: 'Ja, wat had je dan verwacht. Als je niet leert, dan gaat het niet lukken. Als je je huiswerk niet doet, dan krijg je een één. Dat is toch niet zo ingewikkeld, Cassie. Als je niet werkt, dan krijg je ook geen goeie cijfers... ja, oké... nee, dat weet ik nog niet. Hotdogs of zo. Ik moet ophangen, liefie.'
Ze klapte haar mobiel dicht en liet hem in haar schoudertas glijden. 'Sorry,' zei ik. 'Ik had niet moeten meeluisteren.'
'Hindert niet,' zei Kip Jennings. 'Het was mijn dochter. Ze vindt het oneerlijk dat je een één krijgt als je je opdracht niet inlevert.'
'Hoe oud is ze?' 'Twaalf,' zei Jennings. Uit mijn ooghoeken zag ik Richard Fletcher in de gloednieuwe pick-up stappen en de parkeerplaats af rijden. Maar ik was met mijn gedachten bij Jennings en wat zij te vertellen zou hebben.
Ze moet de blik op mijn gezicht hebben gezien, een mengeling van hoop, verwachting en vrees, dus ze kwam direct ter zake. Ze deed een stap naar achteren zodat ze haar nek niet naar achteren hoefde te buigen als ze me aankeek.
'Schikt het u om even met me mee te komen?' vroeg ze. 'Waarheen?'
Zeg alsjeblieft niet het lijkenhuis. 'Naar Derby,' zei ze.
'Wat is er dan in Derby?' 'De auto van uw dochter,' zei Jennings.
'Waar hebt u hem gevonden?' vroeg ik. Ik zat voor in de grijze vierdeurs-Chevy van Kip Jennings. Niets wees erop dat het een politie-wagen was. Geen opschriften, geen zwaailicht op het dak, geen scherm tussen de voor- en de achterbank. Alleen een hoop junkfoodverpakkingen en lege koffiebekers. 'Ik heb hem niet gevonden,' zei Jennings. 'Hij is gevonden op de parkeerplaats van een supermarkt. Hij stond er al een paar dagen. De manager heeft uiteindelijk de politie gebeld om hem te laten wegslepen.' 'Was er iemand...' ik aarzelde. 'Was er iemand in de auto?' Ik had de kofferbak in gedachten.
Jennings keek even opzij. 'Nee,' zei ze. Toen keek ze op het schermpje van haar TomTom, die boven op het dashboard was bevestigd. 'Ik heb hem altijd aanstaan, ook al weet ik de weg. Ik vind het prettig erop te kijken.'
'Hoe lang stond de auto daar al?' 'Dat weten we niet. Hij stond tussen andere auto's, dus het duurde even voor hij opviel.'
Ik sloot mijn ogen, deed ze weer open en keek naar de langs flitsende bomen terwijl we in noordelijke richting over de bochtige tweebaansweg tussen Milford en Derby reden, een ritje van ongeveer twintig minuten.
'Waar is de auto nu?' Ik stelde me een helder verlicht laboratorium voor, zo groot als een vliegtuigloods, waar de auto door de technische recherche in hazmat-pakken op sporen werd onderzocht.
'Op een plaatselijke opstal waar ze auto's naartoe brengen die foutgeparkeerd staan, dat soort dingen. Ze hebben het kenteken nagetrokken en dat had ik in de computer ingevoerd, dus toen hebben ze me gebeld. Hoor eens, ik heb die auto nog niet gezien. Maar u kent hem, u kunt me vertellen of u iets opvalt.'
'Is goed,' zei ik. Alles in deze zaak was vreemd. Mijn dochter was vermist. Ik had de afgelopen weken troost gezocht bij de gedachte dat Syd dan wel weggelopen was, maar dat dat niet betekende dat haar iets ergs was overkomen.
De eerste dagen dat ze weg was, had ik mezelf voorgehouden dat het vanwege onze ruzie was. Omdat ik haar ondervraagd had over die zonnebril van Versace en het bonnetje had willen zien. Daar had ze ongelooflijk de pest over in gehad, en ik kon me voorstellen dat ze mij wilde straffen omdat ik gedacht had dat ze hem gestolen had.
Maar toen de dagen verstreken, werd het steeds onwaarschijnlijker dat dat ruzietje de reden was voor haar verdwijning. Toen had ik me vastgeklampt aan de gedachte dat ze om iets anders zo kwaad was geworden dat ze weggelopen was. Iets wat ik had gedaan, of misschien iets wat Susanne had gedaan.
Misschien strafte ze ons beiden, dacht ik. Omdat we uit elkaar waren gegaan. Omdat we iets hadden kapotgemaakt dat toch een hele tijd een goed gezinnetje was geweest. Omdat ze al vijf jaar tussen twee huizen moest pendelen. Omdat ze nu, op haar zeventiende, bij Bob in moest trekken. Natuurlijk, hij had een groot huis, hij had meer geld, hij kon haar dingen geven die ik me niet permitteren kon, maar misschien waren al die veranderingen verwarrend en maakten ze haar van streek. Nu, dacht ik, kwamen er logistieke vragen bij. Ik vroeg me niet alleen meer af waarom ze was weggelopen, maar ook: hoe. Als ze geen auto had, hoe was ze dan op haar plek van bestemming gekomen? Waarom had ze de auto laten staan?
Ik kon geen enkele optimistisch stemmende reden verzinnen. Aan het eind van de weg van Milford naar Derby sloeg Jennings links af. Ze reed nog een paar kilometer door, langs de supermarkt waar naar ik aannam Syds zilverkleurige Civic was gevonden, en parkeerde toen op een parkeerplaats waar een paar sleepwagens stonden voor een laag gebouw naast een afgerasterd terrein vol auto's.
Jennings haalde een pasje uit haar tas en toonde het aan de man achter het loket. Het metalen hek dat toegang gaf tot het terrein ging zoemend open. Jennings liep erdoorheen en gebaarde dat ik haar moest volgen.
De Civic stond tussen een GMC Yukon en een Toyota Celica uit de jaren tachtig. Syds auto zag er nog net zo uit als de laatste keer dat ik hem had gezien, maar toch was er een verschil. Het was nu niet meer gewoon Syds auto. Het ding had iets onheilspellends, alsof het een levend wezen was dat dingen wist die het ons niet wilde vertellen.
'Niet aankomen,' zei Jennings. 'Niets aanraken. Stop uw handen in uw zakken.'
Ik deed wat ze zei. Jennings zette haar tas op de motorkap van de Celica en haalde een soort ziekenhuishandschoentjes tevoorschijn. Ze trok ze aan met een stevig rukje bij haar polsen.
Ik liep langzaam om de auto heen en tuurde door de raampjes. Sydney was trots op haar wagentje en ruimde het altijd netjes op. In tegenstelling tot de auto van Jennings waren hier geen lege Big Mac-doosjes of bekers van Dunki's Donuts te vinden.
'Hebt u de sleuteltjes?' vroeg ik. 'Nee,' zei Jennings. 'Maar de auto zat niet op slot toen ze hem vonden.'
Ze liep in gebogen houding om de Civic heen, keek naar binnen op een weloverwogen, professionele manier. Ze leek de hendel van het portier aan de bestuurderskant te bestuderen.
'Wat is er?' vroeg ik van de andere kant van de auto. Ze hield een gehandschoende hand op, met haar wijsvinger omhoog alsof ze wilde zeggen: 'Momentje.'
Ik liep achter de auto langs, bleef staan en keek toe terwijl ze het portier opende door één vinger onder de hendel te steken en die heel voorzichtig op te lichten.
'Wat doet u?' vroeg ik. Weer zei ze niets. Toen het portier wijd openstond, keek ze naar beneden naast de stoel van de bestuurder en bukte. Er zaten daar wat hendeltjes, één voor de benzinedop en de andere voor de kofferbak. Voor ik het wist maakte het deksel van de kofferbak vlak voor mijn neus een klikkend geluidje en ging een klein eindje open. Jennings had weliswaar gezegd dat ze niemand in de auto hadden aangetroffen, toch bezorgde die ontsloten klep me een overweldigend angstgevoel.
'Niet verder opendoen,' zei Jennings. 'Nergens aankomen.' Dat hoefde ze me echt niet te zeggen.
Ze kwam achter de auto bij me staan en liet haar wijsvinger in het uiterste rechterhoekje van de handgreep glijden, een onwaarschijnlijke plek voor vingerafdrukken, en lichtte langzaam de klep op. Er lag niets in de kofferbak, afgezien van de eerste-hulp-bij-ongelukkenset die ik daar zelf had neergelegd toen ik de auto aan Syd gaf. Die zag er niet uit alsof hij ooit was gebruikt.
'Ontbreekt er iets?' vroeg rechercheur Jennings. 'Nee, vergeleken met de vorige keer dat ik in de kofferbak heb gekeken niet, nee.'
Ze liet de kofferbak openstaan en liep weer naar voren. Ze leunde over de stoel van de bestuurder, nog steeds behoedzaam om niets aan te raken. Ze moest een ingewikkelde draai met haar bovenlichaam maken omdat ze nergens op mocht steunen om haar evenwicht te bewaren terwijl ze in de cabine rondkeek.
Plotseling sprong ze achteruit. Het was alsof iets in de auto was opgeklapt en haar een duw had gegeven.
Mijn hart bonsde. 'Wat is er?' vroeg ik. Ze draaide zich om en nieste over de Celica heen. 'Sorry,' zei ze. 'Ik voelde dat ik moest niezen en ik wilde de auto niet vervuilen met mijn eigen DNA.'
Toen ik me weer enigszins hersteld had vroeg ik: 'DNA?' Jennings zei: 'Ik ga de technische dienst vragen deze auto te onderzoeken.'
'Waarom?' vroeg ik. 'Is dat gewoon routine, doen jullie dat altijd?' Jennings nam me even op, alsof ze tot een besluit probeerde te ko-men. Toen zei ze: 'Kom eens hier.'
Voorzichtig duwde ze het portier weer driekwart dicht. Ze wenkte me nog dichterbij en wees op de deurhendel aan de buitenkant. 'Ziet u die vegen?'
Ik zag ze. Donkere vegen, bruinrood.
Ze trok het portier weer wijd open en wees op het stuur. 'Niet aanraken,' zei ze opnieuw, maar ze bleef naar het stuur wijzen. 'Ziet u dat?' Dezelfde vegen als op de hendel van het portier.
'Ik zie het,' zei ik. 'Het is bloed, hè?' 'Dat denk ik wel,' zei Kip Jennings. 'We moeten een DNA-monster van uw dochter hebben,' zei Jennings tijdens de rit terug. 'Een haar uit haar haarborstel is daarvoor genoeg. Dan kunnen we dat vergelijken met het DNA van het bloed.'
'Ja,' zei ik maar ik luisterde amper. 'Kunt u een reden bedenken waarom uw dochter in Derby zou zijn? Heeft ze daar vriendinnen wonen? Een vriendje misschien?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik laat de auto naar het bureau brengen, zodat we hem grondig kunnen onderzoeken. Zodra we iets weten, geven we dat aan uw vrouw en u door. Sorry, uw ex-vrouw. En ik stuur in de loop van de dag iemand bij u thuis langs, voor een voorwerp om DNA af te halen.'
Ik knikte langzaam. 'U neemt het opeens heel serieus.' 'Ik heb het nooit niet serieus genomen, meneer Blake,' zei Kip Jennings.
'Sorry,' zei ik. 'Alles goed?' vroeg ze. 'Ik moet even bellen,' zei ik. 'Ik heb nog een vraag voor u,' zei ze. 'Om mijn collega's in Bridgeport een plezier te doen. Is dat goed?' Ik schudde afwezig mijn hoofd; ik zei geen nee, maar ook geen ja. 'Ik weet zeker dat er geen verband bestaat, maar rond de tijd dat uw dochter verdween, is daar iets gebeurd.' 'Is er nog iemand verdwenen?'
'Nee, dat niet. Hebt u ooit van de naam Randall Tripe gehoord?' 'Zeg dat nog eens?'
'Tripe. En gewoonlijk liet hij zich Randy noemen in plaats van Randall.'
'U gebruikt de verleden tijd...'
'Inderdaad. Zegt de naam u iets?' 'Nee, moet dat dan?'
'Waarschijnlijk niet,' zei ze. 'Wat is hem overkomen?' 'Iets wat er al heel lang zat aan te komen,' zei ze. 'Het was een nogal sneue pooier. Een beetje prostitutie, diefstal, heling, hij verkocht wapens en hij had een soort uitzendbureau. En daartussendoor zat hij ook af en toe in de gevangenis. De dag nadat u Sydney als vermist hebt opgegeven is hij in een container bij de haven van Bridgeport gevonden. In de borst geschoten. Naar de wond te oordelen had hij het kunnen overleven als hij adequate hulp gehad had, maar in plaats van die te krijgen is hij tussen het vuilnis gegooid en daar voor dood achtergelaten.' Ze wroette in haar tas op de console tussen ons in. 'Ik moet hier nog ergens een politiefoto hebben.'
'Ik snap niet wat dit met Sydney heeft te maken.' 'Waarschijnlijk niets.' Ze ging bijna over de middenstreep, keek op, stuurde bij en zocht weer in haar tas. 'Hier is-ie.' Ze gaf me een opgevouwen stuk papier. Ik vouwde het open: een blad uit een politiedossier van meer dan een jaar geleden. Randall Tripe was blank, ongeschoren, dik, toentertijd tweeënveertig en kalend. Hij zag er niet uit als iemand die ik zou kennen of wilde kennen.
Ik gaf het papier terug. 'Die ken ik niet.' 'Oké,' zei ze, en ze stopte het weer in haar tas. 'Dit is toch slecht nieuws,' zei ik.
'Wat bedoelt u?' 'Dat bloed op de auto.' 'Dat weten we niet. We moeten het rustig afwachten.' We reden een tijdje zwijgend verder. Ik had het gevoel dat ik wegdreef in een soort droomtoestand, dat dit allemaal niet echt gebeurde. 'Uw dochter...' zei ik.
'Pardon?' 'U belde met haar. Heet ze Cassie?' Kip Jennings knikte. 'Een afkorting van Cassandra.' Ik knikte. 'En heeft Cassie nog broertjes of zusjes?'
'Nee. We zijn met zijn tweetjes.' Ik knikte. Een alleenstaande moeder. 'Wat is er met haar gebeurd, mevrouw Jennings?' vroeg ik. 'Wat is er met mijn kleine meisje gebeurd?'
'We zijn er,' zei ze terwijl ze de parkeerplaats van Riverside Honda opreed.
Andy Hertz zat achter zijn bureau met een uit het telefoonboek gescheurde bladzijde voor zich. Toen ik ging zitten zei hij: 'Ik heb de D'S gekregen.'
'Nu even niet, Andy,' zei ik. Ik moest hier weg. Ik moest gewoon weg. 'Die vent...' zei Andy.
'Wat?' 'Die vent die een eindje is gaan rijden met de Ridgeline... Hij heeft hem aan het uiterste randje van de parkeerplaats neergezet en de sleuteltjes aan mij gegeven omdat hij jou niet kon vinden. Hij kwam pas vijf minuten geleden terug. Ik heb nog nooit zo'n lange proefrit meegemaakt. En waar zat jij in godsnaam? Je bent meer dan een uur weggebleven. Maar goed, hij is de weg overgestoken en in een gele Pinto gestapt. Ik wist niet dat die krengen nog rondreden. Er was toch iets mee, jaren geleden? Ontploften ze niet of zo?'
Dat was voor zijn tijd geweest. Ik stond op, pakte de sleuteltjes van de pick-up van Andy's bureau en liep naar buiten. Als ik de dealerkentekenplaten eraf had gehaald en de truck weer op zijn plek had gezet op de parkeerplaats achter, dan zou ik gaan. Naar Derby. Naar nog meer plekken waar tieners rondhangen, om Syds foto te laten zien.
Toen ik naar de pick-up toe liep, ving ik een onaangenaam luchtje op. En hoe dichter ik het ding naderde, hoe erger het werd.
Ik deed het portier aan de bestuurderskant open en toen ik mezelf optrok om in te stappen keek ik toevallig even in de laadbak. Die was smerig. Er zat iets bruinigs in - zo op het eerste gezicht leek het tuinaarde - dat aan de bak en de zijkanten plakte.
Ik sprong naar beneden, liep naar de achterkant van de truck en liet de klep zakken. Aan de binnenkant was die nog smeriger dan de rest. Er kwam iets van de vuiligheid op mijn hand.
'Shit,' zei ik. Dat was niet alleen een vloek, maar ook een constatering.
De klootzak had de truck gebruikt om mest af te leveren. Ik ging de showroom weer binnen. Ik was vastbesloten om zo snel mogelijk te vertrekken - ik kon het beeld van het bloed op Syds auto niet van mijn netvlies krijgen en ik moest hier weg - maar Patty Swain zat in een van de stoelen tegenover mijn bureau. Ze had één been over de leuning geslagen, het andere stak de andere kant op. Het was een uitdagende houding, ook al droeg ze een spijkerbroek.
Sinds Syd verdwenen was kwam ze bijna iedere dag wel langs. Als het hier niet was, dan bij mij thuis.
Patty was zo'n meisje dat pas bij het ochtendgloren thuiskwam. Zo'n meisje dat het niet eng vond om door een slechte buurt in de stad te lopen als ze te veel op heeft. Zo'n meisje dat te korte rokken draagt en te lage truitjes. Zo'n meisje dat altijd een paar condooms in haar tasje heeft. Zo'n meisje dat vloekt als een bootwerker.
Ik vond haar verontrustend, maar ik moest haar wel bewonderen om haar onafhankelijkheid.
Syd had Patty vorig jaar op de Summerschool leren kennen. Syd was voor wiskunde gezakt en ze had in vier weken haar cijfers moeten bijspijkeren. Haar werkzaamheden bij de garage had ze ingepast tussen de lessen door. Eigenlijk had Sydney als het erop aankwam helemaal geen problemen met rekenen. Als je haar vijf dollar per uur beloofde om de schuur op te ruimen, en ze er zes uur en vijfenveertig minuten mee bezig was geweest, dan kon ze je zonder rekenmachine tot op de laatste cent voorrekenen hoeveel je haar schuldig was. Maar hoe goed je ook bent met cijfers, als je je huiswerk niet doet en niet leert voor je proefwerken, dan kom je op Summerschool terecht.
Nadat ze daar een paar dagen gezeten had, verscheen Patty. Ze kwamen naast elkaar te zitten en ontdekten dat ze meer gemeen hadden dan hun minachting voor een systeem dat hen in een klaslokaal opsloot terwijl alle anderen buiten in de zonneschijn waren.
Muziek, films - ze deelden een geheime liefde voor Disney-tekenfilms uit hun kindertijd -, jongens, junkfood. Het klikte op alle fronten, uitgezonderd misschien hun achtergrond.
Natuurlijk, Syd kwam nu uit wat ze zelf een 'gebroken gezin' noemde, maar als ons gezinnetje gebroken was, dan was dat van Patty platgewalst door een tank. Zo te horen was er geen enkel vangnet aanwezig. Haar moeder was volgens Syd min of meer een alcoholiste, die het al moeilijk genoeg had om haar eigen leventje te regelen, laat staan dat ze Patty in het gareel kon houden. Haar vader werkte als ik het me goed herinnerde in een slijterij, op dit moment in ieder geval, want over het algemeen hield hij het niet lang uit in een baan. Ondanks zijn wankele financiële positie slaagde hij er toch in steeds weer een vrouw te vinden die hem voor kortere of langere tijd in huis nam. Sydney zei dat Patty haar verteld had dat hij bij Patty en haar moeder was weggegaan toen ze nog heel klein was. Maar af en toe kwam hij een paar dagen of weken terug, tot haar moeder er genoeg van had het bed met hem te delen en hem er weer uit schopte.
'Ik ben eigenlijk wel blij,' had Syd tegen mij gezegd, 'dat toen mama en jij uit elkaar gingen, het ook echt voorbij was. Ik zou knettergek worden als jullie steeds weer iets met elkaar begonnen en als het dan toch weer uitraakte. Dan krijg je weer hoop, en dan wordt het toch allemaal weer klote.'
Kennelijk was het niet altijd zo gegaan bij Patty's ouders. Ze waren begonnen als de vleesgeworden Amerikaanse droom. Goede banen, een huis met een televisiekamer, een stationwagen op de oprit, ieder jaar een weekje naar Florida en een bezoek aan Disney World. Maar toen ze bij Sikorsky erachter kwamen dat Patty's vader gereedschap achteroverdrukte, raakte hij zijn baan kwijt, en vervolgens kwamen ze in een grote neerwaartse spiraal terecht. Patty's vader liet zijn vrouw en kind aan hun lot over toen Patty nog maar een peuter was. Haar moeder raakte aan de drank. Patty leerde al vroeg voor zichzelf te zorgen. Susanne en ik - samen en ieder voor zich - overstelpten Syd met waarschuwingen. Het meisje had het moeilijk, dat snapten we, maar laat je niet door haar op het slechte pad brengen. Zorg dat je niet door haar in moeilijkheden komt.
Syd bezwoer ons dat we ons nergens zorgen over hoefden te maken.
En ze hield vol dat Patty ondanks haar enigszins onberekenbare gedrag een goede vriendin was die deugde. 'Ze is de hartsvriendin die ik altijd heb willen hebben,' zei Syd een keer tegen me. 'We zeggen tegelijkertijd hetzelfde. We maken elkaars zinnen af. Ik hoef haar maar aan te kijken en ze barst in lachen uit. En ik zweer het, als ik aan haar denk, dan gaat mijn mobiel over: Patty.'
Als Syd bij mij was, was Patty er vaker wel dan niet. En als Syd bij haar moeder zat, zat Patty daar vaak ook. (Ik wist niet of dat nog steeds zo was, nadat Susanne en Syd bij Bob waren ingetrokken.) Patty werd ondanks haar moeizame leven en cynisme net een klein meisje als er chocoladekoekjes werden gebakken. Het leek erop dat Syd een mati-gende invloed op Patty had, eerder dan dat Patty een slechte invloed op Syd had.
'Ik vind het hier gezellig,' hoorde ik haar een keer tegen Syd zeggen toen ze bij mij thuis waren. 'Geen ruzies hier en niemand die te dronken is om op zijn benen te staan.'
Mijn hart ging naar haar uit. Ondanks haar schijnbare roekeloosheid had ze een instinct om te overleven. Ze bekeek het leven niet door een roze bril. Ze zag de wereld zoals hij was. Een wrede plek waar je op niemand kon rekenen behalve op jezelf. Dat was een van de redenen waarom ik haar wel mocht, en, tot op zekere hoogte, haar bewonderde. Ze had een stel beroerde kaarten in handen, maar ze probeerde het spel zo goed mogelijk te spelen.
Ik had haar dit keer niet zien binnenkomen, maar gewoonlijk keek iedereen naar haar als ze langskwam bij Riverside Honda en met haar deinende borsten en wiegende heupen haar weg zocht door een showroom vol auto's. Patty wist wat ze in huis had en ze zag er geen been in daar haar voordeel mee te doen. Vandaag droeg ze een lage spijkerbroek met scheuren op haar knieën en dijen en een donkerblauw T-shirtje dat zo kort was dat het haar gepiercte navel bloot liet, en zo laag uitgesneden dat je een glimpje van een zwartkanten bh zag. Haar haar was donkerblond, met een paar roze lokjes erin, en ze leek geen make-up op te hebben, behalve knalrode lippenstift.
Toen ik ging zitten, zei ze: 'Hoi, meneer B. U ziet er beroerd uit. Gaat het?'
Ik knikte. 'Hallo, Patty.' 'Wat is er aan de hand? U bent spierwit.' 'Gewoon... niets.'
'Rot...' 'Inderdaad.' Ze snoof. 'Wat is dat voor lucht?' 'Mest,' zei ik.
Toen werd ik opnieuw begroet. 'Hoi, meneer Blake.' Ik keek om, maar zag niet direct iemand staan.
'Jeff is meegekomen,' zei Patty. 'Daar zit-ie.' Ze wees naar een Accord. Patty's vriend Jeff Bluestein zat achter het stuur, strekte zijn hand uit naar het dashboard en peuterde aan de bedieningsknoppen Als hij langskwam, kroop hij altijd in een auto. 'Hoi, Jeff,' zei ik en ik zwaaide slapjes.
Hij glimlachte en zwaaide terug. Door de voorruit heen zei hij: 'Doet de website het nog goed?'
'Jawel.' 'Veel bezoekers?' 'Wel wat.'
Jeff keek weer naar het dashboard. Ondertussen keek Patty rond in de showroom en bestudeerde de posters van de verschillende modellen. 'Denkt u dat ik hier een baantje kan krijgen?'
'Wat wil je dan doen?' 'Auto's verkopen,' zei ze. Het duhuh-geluid liet ze achterwege. 'Ik kan ze natuurlijk niet repareren of zo, dus dan blijft alleen verkopen nog over.' Ik geloof niet dat ze bewust wilde suggereren dat als je werkelijk helemaal niets kon, dat dan ongeveer het enige was wat er voor je restte. Ik zei: 'Heb je opeens belangstelling voor auto's gekregen?'
Patty haalde haar schouders op. 'Dat niet. En ik denk dat ik een andere look moet nemen. Zo'n heroïnehoerig uiterlijk doet het natuurlijk niet bij meneer en mevrouw Keurig Netjes als ze een minivan willen kopen om hun kleine republikeintjes mee te nemen naar het winkelcentrum.'
'Misschien niet, nee,' zei ik. Patty had meestal wel een baantje, maar zelden langer dan een paar maanden. Ze had in een hoop winkels gewerkt, gewoonlijk een trendy kledingoutlet die bezocht werd door een cliëntèle die ongeveer net zo gekleed ging als zij. Een half jaar geleden werkte ze nog bij een winkel in sportschoenen in Stratford. Nu deed ze iets in een winkel waar ze goedkope sieraden, haarbanden en sjaals verkochten.
'Mag ik iets zeggen?' vroeg Patty. Ze bewoog haar kaken alsof ze kauwgum kauwde, maar dan zonder kauwgum.
'Tuurlijk, Patty,' zei ik. 'Dit gedoe: dat ze nu al DVD-spelers in busjes installeren, is dat niet bewijs dat de hele beschaving in elkaar klapt? Denken ze dat kleine kinderen te weinig tv-kijken of zo, dus dat ze daarom die krengen ook maar in de auto's moeten zetten?'
Dat bedoelde ik nou: Patty had zo haar momenten. 'Ik snap wat je bedoelt,' zei ik. 'Als Syd en ik samen in de auto zaten toen ze nog klein was, dan vroeg ze altijd van alles. Ze vond het leuk om naar de automerken te vragen. Toen ze zes was kon ze precies vertellen wat een Honda was, of een Toyota of een Ford. Dat had ze nooit geleerd als ze naar De kleine zeemeermin had gekeken in plaats van uit het raam.'
Ik voelde een brok in mijn keel en probeerde hem weg te slikken. 'Precies,' zei Patty. Even zweeg ze. Misschien dacht ze eraan dat zij weinig met haar vader in de auto had gezeten.
Jeff kwam onhandig met zijn grote lichaam uit de Accord en ging in een Civic zitten. Je kon hem bijna zachtjes 'vroem vroem' horen zeggen terwijl hij het stuur vastgreep.
Patty zei: 'Syd en ik hebben De kleine zeemeermin een paar maanden geleden nog samen gezien en we huilden alsof we op de kleuterschool zaten.' Het was moeilijk je voor te stellen dat het meisje dat nu voor me zat onder de indruk kon zijn van een Disney-product.
'Ken je die tekenfilm over die monsters?' vroeg ik. 'Dat ze allemaal voor een groot bedrijf werken en dat het hun taak is kleine kinderen bang te maken?'
'Monsters, Inc.?' 'Die bedoel ik, ja,' zei ik. 'Ik heb Sydney ermee naartoe genomen toen ze... hoe oud was ze... tien? Aan het einde van de film was ik zelf zowat in tranen. Weet je welk stuk ik bedoel?'
Patty Swain knikte. 'Absoluut. Ik ben met mijn moeder naar die film geweest. Ze had een colablikje whiskey naar binnen gesmokkeld. Ze heeft me alles wat ik moet weten geleerd.' Patty grinnikte, in de hoop dat ze mij kon choqueren.
Ik boog naar haar toe. 'Patty, had Sydney vrienden of vriendinnen in Derby?'
De vraag leek haar te verbazen. 'Ik geloof het niet. Derby? Jezus, nee. Wie zou ze daar kennen?'
Ik overwoog of ik haar over Syds auto zou vertellen, maar besloot het niet te doen.
'Maar goed, ik vertel het overal rond over Sydney,' zei ze. 'Facebook en zo.' Het been dat ze over de stoelleuning had gelegd zwaaide naar achteren en naar voren, en ze knipte met de vingers van haar linkerhand. 'Daar ben ik blij mee. Jij kunt op die manier waarschijnlijk meer bereiken dan ik.' Ik keek naar haar zwaaiende been. 'Alles goed, Patty? Je lijkt me een beetje nerveus.'
Ze hield op met alle zo op het oog onwillekeurige bewegingen. 'Ik voel me prima.'
'Je bent toch niet... nou ja, high of zo?' Ze lachte. 'Shit, meneer B, wat een type bent u!' Laura Cantrell maakte een rustig rondje door de showroom. Elegant als een gazelle, ook al droeg ze torenhoge hakken. Ze kwam langs mijn bureau, zei niets tegen ons, liep verder tussen de auto's. Ik had het ge-voel dat de temperatuur twintig graden zakte.
Laura Cantrell ging haar kantoor weer in. Patty had haar de hele tijd in de gaten gehouden.
Ze zei: 'Echt, die meid moet eens een goeie beurt krijgen.' 'Ik heb je dit al honderd keer gevraagd, Patty, dat weet ik, maar waar kan ze naartoe zijn gegaan?' vroeg ik. 'Als ze niet in dat hotel werkte, waar dan wel?'
'Ik weet het niet. Ik begrijp er geen fuck van.' 'Ik ben de hele Route 1 afgeweest, ik ben bij iedere winkel, bij elk bedrijf daar langsgegaan. Niemand heeft haar ooit gezien.' Toen ik dat zei moest ik, even maar, aan Ian denken, van bloemisterij Shaw, dat die wel wat langer naar de foto van Syd had mogen kijken voor hij zei dat hij haar nooit gezien had.
'Jij bent haar beste vriendin,' zei ik. 'En toch heeft ze jou niet verteld wat ze echt uitspookte.'
Ze knikte. 'Echt, ik dacht dat ze daar werkte. Ze heeft me nooit gezegd dat het anders was. Weet u wat het is, ze is niet zoals ik. Zij zoekt geen moeilijkheden, terwijl ik ervoor in de wieg ben gelegd.'
Ik glimlachte vermoeid naar haar. 'Fijn dat je even langsgekomen bent. Als er nog iets is...'
Ze knikte, knipperde een paar keer heftig met haar ogen, misschien probeerde ze de tranen terug te dringen. 'Tuurlijk,' zei ze terwijl ze opstond. 'Maar hoor eens, ik vroeg me af...'
'Zeg het maar, Patty.' 'U weet toch dat ik dat baantje in het winkelcentrum heb?' 'Bij dat sieradenwinkeltje?'
Ze knikte onverschillig. 'Ja. Je moet daar een maand wachten voor je je salaris krijgt, en mijn moeder, nou ja, die is op het moment zelf blut, en het is ook niet zo dat mijn vader me iedere maand een cheque stuurt.'
'Je vraagt me toch niet om geld, Patty?' zei ik. 'Nee,' zei ze blozend. 'Nee, ik snap het.'
Ik keek haar even aan, haalde een biljet van twintig dollar uit mijn portefeuille en gaf het aan haar. Ze pakte het aan en propte het in het voorzakje van haar spijkerbroek. Die zat zo strak dat ze haar vingers er slechts met moeite in kreeg.
'Bedankt,' zei ze. 'Wilt u vanavond nog een hapje eten, of zo?' In een poging de leegte op te vullen die Sydney had achtergelaten, was Patty de afgelopen weken een paar keer langsgekomen met een verrassingspakket van McDonald's of de Burger King of de Subway, wat ik haar overigens altijd netjes had terugbetaald.
'Vanavond denk ik niet,' zei ik. Ik zag de teleurstelling in haar ogen. 'Prima,' zei ze. 'Dan zie ik u wel weer.'
Terwijl ze met wiegende heupen langs het bureau van Andy Herz liep, zei ze: 'Hoi, trendy Andy,' en liep door.
Andy, die zich bellend door zijn bladzijde uit het telefoonboek heen worstelde, mompelde hallo.
Patty was hier vaak genoeg langs geweest om Andy te kennen, maar het klonk allemaal net iets te familiair.
Jeff stapte uit de Civic en zette er de pas in om Patty in te halen. Toen hij langs mijn bureau kwam legde hij er een stel sleuteltjes op neer. 'Die heeft iemand in de auto laten zitten,' zei hij.
Ik heb me vroeger vaak afgevraagd: hoe doen de mensen het toch? Je keek bijvoorbeeld naar het nieuws, en dan was er een item over een stel dat hun kind bij een brand verloren had. Of neem de moeder van dat meisje dat op de Bermuda's verdween en nooit meer gevonden is. De vader wiens zoon gedood werd bij een ruzie in een kroeg. Een keer was er een verhaal over een meisje dat met school ging skiën. Er was een lawine, ze kwam een paar meter onder de sneeuw terecht en de reddingswerkers konden haar niet vinden. En daar had je dan die ouders die huilden en zich aan de hoop vastklampten dat hun dochter nog leefde, terwijl je wist dat dat gewoon niet kon.
Hoe doen ze het? Hoe overleven ze het? zei ik dan tegen de tv. Ik dacht altijd: als zoiets gebeurt met iemand van wie je houdt, dan houdt het op. Dat kan toch niet anders?
Maar nu besefte ik dat alles gewoon doorgaat. Je staat 's ochtends op. Je ontbijt. Je gaat naar je werk. Je werkt. Je komt thuis. Je eet wat. En je gaat naar bed.
Net als iedereen. Maar het is er altijd. Je gaat wel door, maar je gaat niet verder. Want er drukt iets zwaars op je en dat voel je constant. Alsof je op elke schouder een betonblok meetorst, dat je neerdrukt, je uitput, en je doet afvragen of je de volgende dag wel in staat zal zijn om weer op te staan.
Maar verdomme, je staat weer op. Die dag, en de volgende dag en de volgende. Met die blokken op je schouders.
Die zijn er altijd. Onderweg naar buiten haalde ik bij de receptie de kopie van het rijbe-wijs van Richard Fletcher op, de mestbezorger. Ik keek even waar hij woonde, aan Coulter Drive, vouwde het papier dubbel en stopte het in mijn zak.
Toen ik in mijn auto zat zette ik Syds iPod weer aan en luisterde naar een nummer van Natasha Bedingfield (ik had Syd er een avond op haar kamer naar horen luisteren en haar gevraagd wie het was), een nummer van Elton John uit mijn eigen jeugd, en tot mijn verbazing 'Misty' van de pianist Erroll Garner. Ik had het een paar maanden geleden in een weekeind met Syd over hem gehad, en ze had dus een liedje van hem gedownload.
'Je bent geweldig, lieverd,' zei ik, alsof ze naast me zat. Ik reed niet naar huis. In plaats daarvan reed ik naar de eerste Bob's Occasions en parkeerde bij het kantoor - een omgebouwde twaalf meter lange caravan waarvan de wielen netjes verstopt waren achter decoratief vinyl. Toen ik het trappetje opliep, ging de deur open en kwam Evan naar buiten stormen. Zijn gezicht was rood en hij klemde zijn kaken kwaad op elkaar. Hij zag eruit alsof hij ieder moment kon ontploffen.
'Hoi,' zei ik, maar hij liep me straal voorbij, stormde weg tussen de tweedehands auto's door, bleef plotseling staan bij een rode Jetta met een streamer in de voorruit met de tekst 'één eigenaar' en trapte uit alle macht tegen de achterbumper.
'Fuck!' schreeuwde hij. 'Fuck d'r. Fuck dat kutwijf!' En toen rende hij weg, het terrein af.
Ik ging naar binnen. Susanne zat aan een bureau vlak bij de deur. De krukken die ze nu niet meer nodig had stonden tegen de muur en de stok hing aan een kapstok. Ze schudde haar hoofd en keek toen op naar mij.
'Tjee, wat een schitterende timing,' zei ze. Ze was duidelijk van streek. 'Is hij tegen je aan geknald?'
'Nee, hij heeft alleen een Volkswagen in elkaar getrapt,' zei ik. 'Wat was er?'
'Ik heb hem alleen naar het wisselgeld gevraagd,' zei ze. 'Welk wisselgeld?'
'Hier in het bureau. Ik weet zeker dat er gisteren nog tweehonderd dollar in de la lag, maar vandaag is het niet meer dan veertig. Ik vroeg hem of hij in die la was geweest en toen vloog hij op, zei dat ik hem een dief noemde. Maar dat had ik helemaal niet gezegd. Ik vroeg hem alleen of hij...'
Ze zweeg opeens en keek me aan. 'Wat is er gebeurd?' 'Ze hebben Syds auto gevonden,' zei ik.
Haar gezicht bleef heel strak. Ze wachtte. 'In Derby. Op de parkeerplaats van een supermarkt. Het kan dat hij er al gestaan heeft vanaf dat ze verdwenen is. Er zaten bloedsporen op de portierkruk en op het stuur.'
Nog steeds vertrok ze geen spier. Ze liet het tot zich doordringen, wachtte even en zei toen: 'Ze is niet dood. Ik weiger aan te nemen dat ze dood is.'
'Nee, ze is niet dood,' zei ik, omdat ook ik dat wel móést geloven. 'Ze gaan een DNA-test doen om vast te stellen of het Syds bloed is.'
'Dat maakt niets uit,' zei Susanne. 'Ze is niet dood.' Ze hief haar kin, alsof ze onzichtbare krachten tartte.
De deur werd opengegooid en Bob kwam binnen. Zonder verdere plichtplegingen brulde hij al: 'Wat heb je verdomme tegen Evan gezegd?' Toen zag hij mij en zei: 'O.'
Ik zei tegen Susanne. 'Ik ga nu, ik bel je nog wel.' Tegen Bob zei ik: 'Pas goed op haar. En als ik nog één keer hoor dat Evan Susanne kutwijf noemt, dan ram ik hem met zijn kop door een voorruit.'
Ik weet niet meer hoe ik thuisgekomen ben. Ik herinner me niets meer van de rit. Ik zag alles door een mist van woede.
Er stond een politiewagen voor mijn huis toen ik er arriveerde. Een busje, geen patrouillewagen. Een keurig geklede zwarte man zei dat hij van de technische recherche was. Hij was door Kip Jennings gestuurd om een DNA-monster van Sydney te halen. Ik liet hem binnen, ging met hem naar Syds kamer en de badkamer waar ze zich 's ochtends klaarmaakte om naar haar werk te gaan. Hij dook meteen op de haarborstel.
Terwijl hij ermee bezig was, ging ik naar de keuken beneden. Het lichtje op de telefoon knipperde. Ik drukte op het knopje om het bericht te horen.
'Hai.' Kate Wood. 'Ik vroeg me af hoe het met je is. Ik weet niet of je mijn bericht op je werk ontvangen hebt. Het aanbod geldt nog steeds. Ik kan iets te eten meenemen. Ik weet dat je waarschijnlijk geen zin hebt om te koken. Je kunt ook naar mij toe komen, als je daar zin in hebt. Maar goed, bel me even, ja?' En toen gaf ze het nummer van haar mobiele telefoon, dat ik beter kende dan dat van mezelf, omdat ze het al zo vaak had opgedreund.
Ik wiste het bericht. Ik ging naar boven naar de logeerkamer, waar mijn computer staat en waar ik de administratie doe en online ga. Ik keek of er iets gebeurd was op de website. Niets.
Ik bleef een tijdje naar het scherm zitten staren. De jongen van de technische recherche stak zijn hoofd om de hoek van de deur en zei dat hij er zelf wel uitkwam.
'Prima,' zei ik. 'Bedankt.' Uiteindelijk ging ik weer naar de keuken. Ik deed de koelkast open en staarde ruim twintig seconden naar het interieur met de gedachte dat als ik maar lang genoeg keek, er op magische wijze wel iets eetbaars zou verschijnen. Ik had in geen weken boodschappen gedaan. Op de avonden dat Patty niet met een afhaalmaaltijd was langs geweest, had ik grotendeels geteerd op de magnetronmaaltijden die zich de afgelopen twee jaar in mijn vriezer hadden verzameld.
Ik sloot de deur, plaatste mijn handpalmen op het aanrecht en leunde erop. Ik haalde een paar keer diep adem en liet de lucht langzaam ontsnappen.
Dit zou ontspannend moeten werken, maar dat deed het niet, want plotseling maaide ik met de achterkant van mijn arm alles wat er voor me op het aanrecht stond weg: de broodrooster, het peper-en-zoutstel, de scheurkalender met cartoons van de New Yorker waarvan ik de afgelopen drie weken geen blad af had gescheurd, de elektrische blikopener, alles kletterde op de vloer.
Ik werd vervuld met frustratie en een verstikkende woede. Waar was Syd? Wat was er met haar gebeurd? Waarom was ze weggegaan? Waarom kon ik haar verdomme niet vinden?
Ik had het gevoel dat ik zou barsten. Ik zat vol boosheid maar kon die nergens op richten.
Ik was nog maar een paar minuten thuis, maar ik moest de deur weer uit. Iedere minuut die ik in mijn eentje hier doorbracht, herinnerde me eraan dat Syd hier niet was. Ik kon hier niet gewoon blijven zitten. Ik moest stoom afblazen. Rondrijden. Op zoek.
De telefoon ging. Bij de eerste keer overgaan griste ik hem al uit zijn houder.
'Wat?' brulde ik. 'Jezus.'
'Sorry,' zei ik. Ik dempte mijn stem, ik wist niet wie ik aan de lijn had. 'Hallo.'
'Ik had je al gebeld. Heb je mijn boodschap gekregen?' Zij dus. 'Ik ben net thuis, Kate.'
Het was zes maanden geleden begonnen tussen ons. Ik had haar op een nogal ongebruikelijke manier leren kennen. Ze parkeerde bij de Walgreens haar Ford Focus uit en daarbij raakte ze de bumper van mijn auto die aan de andere kant van het vak stond. Ik zat met de motor uit nog achter het stuur, omdat ik het slot van het nieuws wilde horen voor ik de winkel inging. Toen ik de schok voelde, dook ik naar buiten.
Ik had een hele serie verwensingen klaar. Ben je blind? Waar zitten je ogen? Heb je je rijbewijs via internet gekregen?
Maar toen ze uitstapte, was het eerste wat ik zei: 'Alles goed met je?' Ik denk dat dat veel te maken had met het feit dat het zo'n aantrekkelijke vrouw was. Misschien niet mooi, niet mooi op de manier van een supermodel (hoewel ik dat natuurlijk aan Bob zou moeten vragen), maar wel opvallend. Kort bruin haar, bruine ogen, een enigszins Marilyn Monroe-achtig figuur. Het bijpassende hoge BettyBoop-stemmetje had ze niet. De woorden kwamen er zacht en laag en een beetje schor uit.
'O god,' zei ze. 'Dat was helemaal mijn schuld. Heb je je pijn gedaan?' 'Ik heb niets, hoor,' zei ik. 'Alles goed met je auto?' Hij was prima in orde, en ik had alleen een kleine kras op mijn bumper. Het was niet de moeite waard die te laten repareren, maar ik maakte geen bezwaar toen Kate me haar naam en telefoonnummer wilde opgeven.
'Je weet het nooit, straks heb je misschien een whiplash of zo,' zei ze, alsof ze dat een leuk vooruitzicht vond.
De volgende dag belde ik haar. 'O god, je hebt toch geen hersenschudding of zo?' 'Ik vroeg me af of je zin hebt iets met me te gaan drinken.' Bij een biertje vertelde ze me dat ze toen ik haar belde gedacht had dat ik met verzonnen rugletsel op de proppen zou komen en haar een proces aan zou doen om haar miljoenen aan ziekenhuisrekeningen te laten vergoeden. Omdat mensen dat soort dingen doen, omdat we in zo'n wereld leven.
Dat had een waarschuwing moeten zijn. Maar ik pikte de waarschuwing niet op, omdat het tussen ons echt wel leek te klikken. Het klikte zelfs razendsnel.
Van een biertje kwam een etentje en van het etentje gingen we naar mijn huis. Vijf minuten later lagen we al in bed. Ik had een paar maanden geen seks gehad en mogelijk liet ik dat sneller blijken dan ik wilde. Maar het was een lange avond, dus ik kon mezelf rehabiliteren.
Kate leek, in het begin dan, bijna volmaakt. Ze was warm. Ze had aandacht voor me. Ze was seksueel ongeremd. En ze was verslaafd aan tv-series op DVD. Ik werkte 's avonds zo vaak over dat ik niet veel tv-keek, dus wijdde zij mij in in programma's waar ik alleen maar over gehoord had, onder andere die serie over die mensen wier vliegtuig op een eiland neerstort. Op de een of andere manier is dat hun lotsbestemming: ze zijn allemaal om een bepaalde reden naar dit eiland gebracht, het is onderdeel van een groter geheel, een groot plan... ik begreep er geen hout van. Maar Kate was erdoor geobsedeerd, door de gedachte dat ieders leven gemanipuleerd werd door onzichtbare krachten. 'Zo is het... het is superwaar,' zei ze. 'Er trekken altijd mensen achter de schermen aan de touwtjes.'
Dat had de tweede waarschuwing moeten zijn.
Maar het was nu eenmaal leuk om met haar om te gaan. En ik had een hele tijd niet iemand gehad met wie het leuk was. Toen ze over zichzelf begon, ging het mis.
Ze was drie jaar geleden gescheiden. Haar man was piloot. Hij ging vreemd. En bij de scheiding was ze behoorlijk belazerd. Haar advocaat was volgens haar een vriend van haar man, ook al kon ze dat niet echt bewijzen. Er was in een achterkamertje een deal gemaakt, dat kon niet anders, anders had zij het huis van die klootzak wel gekregen. Maar nu woonde hij daar nog steeds en zij zat in dat rottige flatje in Devon, met op de hoek van de straat een café zodat er iedere vrijdagavond wel een bezopen kerel tegen haar banden plaste.
Oké. En alsof dat nog niet genoeg was, werd ze op haar werk ook nog eens heel erg oneerlijk behandeld. Ze stond duidelijk als eerste op de nominatie om hoofd inkoop te worden bij Jazzies, de kledingzaak in New Haven waar ze werkte, maar toen kreeg een vrouw die Edith heette de baan, alsof iemand met zo'n naam maar het flauwste benul van mode had.
'Edith Head?' zei ik. 'Die kostuumontwerpster die Oscars wint?' 'Dat verzin je maar!'
Maar goed, zij wist zeker dat ze het op haar werk op haar gemunt hadden, dat ze haar niet mochten en wat haar betreft kwam dat waarschijnlijk doordat zij zo veel aantrekkelijker was dan de anderen. Ze voelden zich bedreigd. Nou, ze konden met z'n allen de pot op.
In het begin vond ik het leuk als ze me op mijn werk belde. Ik vond het prima dat ze me, vrij gedetailleerd, vertelde wat ze bij onze volgende afspraak met me wilde doen. Maar soms, als je de verkoop van een Accord met alles erop en eraan van 35.000 dollar probeert rond te krijgen, dan moet je een einde aan zo'n gesprek maken, hoe jammer dat ook was. Kate was bijzonder snel gekwetst.
Hoe vaker ze me op mijn werk en thuis en op mijn mobiel belde, hoe minder ik terugbelde. 'Geef mij eens een keer de gelegenheid om degene te zijn die belt,' gaf ik haar voorzichtig in overweging.
'Maar dat heb ik toch ook ingesproken,' zei ze. 'Ik zei toch dat je me terug moest bellen?'
Het was absoluut niet alleen telefoonseks. Vaak waren het nieuwe verhalen over hoe haar ex geld voor haar achterhield, of dat ze op haar werk haar talenten nog steeds niet waardeerden, of ze dacht dat haar huisbaas tijdens haar afwezigheid in haar flat was geweest en in haar la met ondergoed had gesnuffeld. Nee, alles lag nog op zijn plek, ze had alleen het gevoel dat het zo was.
Op een avond, toen ik eigenlijk al van plan was het uit te maken, had ik me op de een of andere manier laten ompraten voor een ontmoeting met Sydney.
'Ik wil haar dolgraag leren kennen,' zei Kate. Ik had geen haast gehad hen aan elkaar voor te stellen. Ik zag er het nut niet van in dat Sydney iedere vrouw met wie ik iets had zou ontmoeten, al waren dat er niet zo veel geweest, de afgelopen jaren. Ik vond dat als iets echt serieus werd, het vroeg genoeg was voor een kennismaking.
Maar Kate hield vol, dus regelde ik op een zondag een lunch met z'n drieën. Syd, gek op vis, had een tentje uitgezocht aan de waterkant waar ze zogenaamd 'verse' vis serveerden die een halve wereld verderop ergens in de oceaan gevangen was.
Kate vond het fantastisch gaan. 'Het klikte super,' zei ze tegen me. Ik wist dat Syd daar anders over zou denken.
'Ze was heel aardig,' zei ze later, toen we met z'n tweeën waren. 'Je zegt niet wat je echt denkt,' zei ik.
'Nee, echt.' 'Vooruit,' zei ik. 'Nou ja, jij weet natuurlijk ook dat ze gestoord is,' zei Sydney. 'Ga door.'
'De hele lunch is alleen zij aan het woord geweest, en het ging allemaal over die en die die haar niet mochten en die en die met wie ze ruzie had, en dat het niet goed ging op haar werk omdat de mensen tegen haar waren en haar een oneerlijke beoordeling hadden gegeven en nu heeft ze weer een andere baan en ook al gaat het daar goed, ze weet toch dat er achter haar rug over haar gekletst wordt en ze is er zeker van dat de jongen van de stomerij haar te veel in rekening heeft gebracht en...' 'Oké,' zei ik. 'Ik snap het.'
'Maar ik begrijp het wel,' zei Syd.
'Wat bedoel je?' 'Ze is sexy. Ik bedoel, daar gaat het toch om, hè?' 'Jezus, Sydney.'
'Ach, kom op, pap. Waar zou het anders om gaan. Als ik zo'n voorgevel had als zij, dan was ik het populairste meisje op school.' Ik probeerde een antwoord te verzinnen, maar Syd zei al: 'Maar ze was heel aardig.' 'En ze is een beetje gestoord,' zei ik.
'Jawel,' zei Sydney. 'Maar een hoop gestoorde mensen zijn toch heel aardig.'
'Heeft ze jou nog iets gevraagd?' Sydney moest hier even over nadenken. 'Weet je nog toen je naar de plee was? Toen heeft ze gevraagd wat ik van haar oorbellen vond.' Syd had natuurlijk de spijker op de kop geslagen. Kate was volkomen geobsedeerd door zichzelf. En ze dacht dat iedereen tegen haar was. Ze zag samenzweringen waar die niet waren. Ze trok veel te snel haar conclusies. En ze drong te veel aan waar ik het juist rustiger aan wilde doen.
De dag na de lunch had Kate, die eerst had gevonden dat het zo goed was gegaan, me op mijn werk gebeld en gezegd: 'Sydney heeft een hekel aan me.'
'Wat een onzin,' zei ik. 'Ze vond je heel aardig.' 'Wat heeft ze dan gezegd? Haar precieze woorden?' 'Ze vond je aardig,' zei ik. Ik zweeg over 'gestoord' en 'voorgevel'. 'Je liegt. Ik weet dat je liegt.'
'Kate, ik moet ophangen.' We zagen elkaar daarna nog steeds, af en toe. Maar uit schuldgevoel, omdat ik bang was om haar te gebruiken, zorgde ik ervoor dat ik steeds een excuus had om niet met haar naar bed te gaan.
Meestal. Nadat Syd verdwenen was, had ik haar telefoontjes niet meer beantwoord. Ik had al genoeg op mijn bordje. Maar af en toe nam ik op zonder op de display te kijken wie er belde.
'Ik wil er voor je zijn,' zei ze dan. Ik had weinig zin om in te gaan op haar aanbod om me te troosten.
'Je vond het dus niet erg dat ik er was als je een wip wilde maken,' zei ze op een gegeven moment, 'maar als het moeilijk wordt, dan wil je me niet?'
En nu had ze dus weer gebeld en stond ik in mijn keuken waar de vloer onder de scherven lag na mijn woedeuitbarsting, terwijl ik nog steeds aan niets anders kon denken dan de auto van mijn dochter en de bloedvlekken op de portierkruk en het stuur.
'Hé, ben je er nog?' vroeg Kate. 'Jawel,' zei ik.
'Je klinkt verschrikkelijk.' 'Het is een lange dag geweest.' 'Ben je alleen?'
'Ja.' Ik voelde me ook alleen, heel, heel erg alleen. 'Ik weet dat je veel aan je hoofd hebt,' zei ze. 'Ja,' zei ik.
Toen zwegen we allebei een tijdje. 'Heb je al iets gegeten?' vroeg ze. Ik moest even nadenken. Had ik net niet voor mijn koelkast gestaan? Dat betekende dat ik nog niets gegeten had.
'Nee.' 'Ik haal wel wat en dan kom ik. Chinees. En ik heb een paar nieuwe DVD'S.'
Ik dacht even na en toen zei ik: 'Oké.' Ik had honger. Ik was uitgeput. En ik voelde me erg eenzaam.
Ik zei: 'Geef me een uurtje, nee, anderhalf uur.' 'Prima. Tot zo.'
Ik hing op zonder gedag te zeggen en keek uit het keukenraam. Het zou nog wel ruim een uur licht blijven.
Ik sloot het huis af, stapte in de auto, reed nogmaals langs Susannes leegstaande huis. En toen reed ik naar Derby. Langs de plaza's, langzaam over de parkeerplaatsen van snackbars, steeds op de uitkijk, op zoek naar iemand die Sydney kon zijn.
Niets. Ik wist diep in mijn hart hoe zinloos dit was, dat de kans dat ik mijn dochter toevallig op straat zou zien lopen nihil was. Hoe waarschijnlijk was het dat zij een avondwandelingetje maakte of voor het raam van McDonald's zat, net als ik toevallig langsreed?
Maar ik moest iets doen. Ik had alweer gekeerd om terug te rijden toen mijn blik op een straatnaambord viel.
Coulter Drive. Ik trapte op de rem en sloeg zonder verder nadenken rechts af. Ik parkeerde in de berm en tastte in mijn zak naar het stuk papier dat ik van de garage had meegenomen. Ik vouwde het open en bestudeerde de kopie van Richard Fletchers rijbewijs. Hij woonde op nummer 72. Ik keek naar het dichtstbijzijnde huis, nummer 22. Het volgende was nummer 24. Ik haalde mijn voet van de rem en reed langzaam door. Fletchers huis stond omgeven door bomen een eind van de weg af. Het was een eenvoudig huis met één verdieping, vier ramen en een deur in het midden. Het grasveld voor het huis zat onder het onkruid. Oude banden, een paar verroeste fietsen, een oude grasmaaier en andere rotzooi stonden tegen de vrijstaande kleine garage. Op de oprit stonden de gele Pinto van Fletcher waarmee hij eerder die dag gevlucht was, en een Ford-pick-up die betere dagen had gekend. De motorkap stond open en ik kon daarachter nog net iemand gebogen over de motor ontwaren.
Richard Fletcher, nam ik aan. De klootzak. Ik stopte aan het begin van de oprit. Een ander moment was ik misschien zo verstandig geweest om gewoon door te rijden. Oké, die vent had me een kunstje geflikt. Maakte een proefrit met een truck en gebruikte hem om mest op te halen. De volgende keer overkomt het je niet meer, dan laat je een vent niet zonder toezicht een proefrit maken. Fletcher had geluk gehad, vandaag. Voor deze ene keer. Zo word je door schade en schande wijs.
Maar ik was te gespannen om rationeel te zijn. Ik stapte uit de auto en liep de oprit af. Een hond die ik daarvoor nog niet gezien had, kwam over het grasveld op me af gesprongen. Maar dit was geen waakhond. Het was een vuilnisbakkie met een manke poot en een grijze bek. Zijn rug vertoonde dezelfde knik als het dak van Fletchers huis. Hij kwispelde vermoeid met zijn staart als een metronoom op het allertraagste tempo.
Ik liep voorbij de hond. Toen ik bij de truck kwam zag ik dat het inderdaad Richard Fletcher was die naar de motor stond te turen. Zijn elleboog rustte op de radiateur en zijn hoofd rustte op zijn hand. Hij had geen gereedschap vast, hij was niet echt iets aan het repareren. Hij keek naar de motor zoals een aan lager wal geraakte waarzegster naar de bodem van een theekopje tuurt, in de vergeefse poging een antwoord te vinden. 'Hallo,' zei ik. Mijn stem klonk scherp.
Hij keek naar me en kneep zijn ogen samen. Hij probeerde me te plaatsen.
'De volgende keer als je met een truck een proefrit gaat maken, zou je hem dan weer willen schoonmaken voor je hem inlevert?'
Nu wist hij het. Fletcher rechtte zijn rug, streek over zijn hoofd en keek me aan zonder iets te zeggen.
'Jij bent een ongelooflijke klootzak, wist je dat?' zei ik. 'Wat denk je verdomme wel! Door jou heb ik een aanmerking gekregen. We zijn geen verhuurbedrijf.'
Hij bewoog zijn mond, alsof hij iets probeerde te verzinnen om tegen me te zeggen, maar niet op de woorden kon komen.
Toen ging de voordeur van het huis plotseling piepend in zijn scharnieren open. Fletcher keek over zijn schouder. Een meisje stak haar hoofd om de hoek van de deur en zei: 'Het eten is klaar, pap.'
Ze was een jaar of tien, twaalf. Ik zag maar een klein stukje van haar. Net genoeg om te zien dat ze een beugel droeg.
Fletcher zei: 'Ik kom eraan, poppie.' Hij draaide zich om om mij aan te kijken. 'Ik moet me verontschuldigen,' zei hij. 'Ik moet gaan eten met mijn dochter.'
Hij liep terug naar het huis, ging de stoep voor de voordeur op. Ik stond daar en keek hoe hij naar binnen ging en voelde me opeens heel klein.
Ik zag de zilverkleurige Ford Focus van Kate Wood al op de oprit staan toen ik mijn straat inreed. Ze stond bij de achterkant, met een grote zak van de Chinees in haar ene hand en een tas waarin naar later bleek een fles wijn zat in de andere.
Ik zette de auto neer, liep naar haar toe en toen werd ik door oeremoties bevangen. Ik had haar nodig. Ik had haar troost nodig. Ik sloeg mijn armen om haar heen en trok haar naar me toe, legde mijn hoofd op haar schouder. Haar handen waren vol, maar ze knelde me tegen zich aan met haar uitgestrekte armen.
'O, lieverd,' zei ze. 'Rustig maar, rustig maar.' Ik zei niets, ik hield haar gewoon vast.
'Is er iets gebeurd?' vroeg ze. Nog steeds kon ik niets zeggen. 'Kom op, we gaan naar binnen. Kom mee.'
Ik zocht mijn huissleutel uit de bos terwijl zij me naar mijn eigen voordeur voerde. Toen we binnen waren zei ze: 'Ik pak de borden, en dan moet je eerst eten en dan praten we. Echt, je ziet eruit alsof je vijf kilo bent afgevallen.'
Ik had gemerkt dat mijn broek de laatste dagen wat ruimer zat, maar ik had er verder niet over nagedacht.
'Wil je de wijn even openmaken?' vroeg Kate. 'Ik moet eerst even iets nakijken,' zei ik.
'Dan zal ik je straks vertellen over Edith,' zei ze. 'Ze heeft een complete bestelling verknald.'
'Straks,' zei ik. 'Mijn god,' zei ze toen ze de keuken binnenging. 'Wat is er gebeurd?' Mijn uitbarsting van zonet. 'Niets. Maak je niet druk,' zei ik.
Ik ging met twee treden tegelijk de trap op. Ik nam niet eens de moeite te gaan zitten, maar bewoog voorovergebogen voor de computer de muis en klikte de site aan om kijken of er nog reacties waren binnengekomen, afgezien van de aanbiedingen voor Viagra met korting. Er waren twee berichten. Het ene meldde dat ik problemen had met mijn eBay-account. Ik had geen eBay-account en ik wiste het bericht. Toen opende ik de tweede mail.
Hij begon met: 'Beste meneer Blake. Ik ben er vrij zeker van dat ik uw dochter heb gezien.'
Ik trilde al voor ik ging zitten.
De e-mail, van een hotmailadres dat begon met de letters "ymills" en dan een rijtje cijfers, luidde:
'Beste meneer Blake: Ik ben er vrij zeker van dat ik uw dochter heb gezien. Ik werk in een opvanghuis voor tieners in Seattle...'
Seattle? Wat deed Syd in godsnaam in Seattle? Nee, wacht, dat deed er niet toe. Syd lééfde.
Nu ik net die bloedvlekken op de auto van mijn dochter had gezien, moest ik mijn best doen om niet bij het lezen van de eerste regels van deze e-mail al in tranen uit te barsten.
Ik begon opnieuw: 'Ik werk in een opvanghuis voor tieners in Seattle en omdat ik dat soort werk doe, kijk ik regelmatig naar websites over verdwenen kinderen, en zo kwam ik op uw site terecht en toen ik de foto's zag van uw dochter Sydney, herkende ik haar omdat het een erg mooi meisje is. Ten minste, ik ben er vrij zeker van dat zij het was, maar ik kan me natuurlijk vergissen. Ik dacht niet dat ze heeft gezegd dat ze Sydney heette. Ze noemde zich Susan of Susie of zo.'
Ze gebruikte haar moeders naam. Even vroeg ik me af of er iets mis was met de computer, omdat de cursor over het scherm danste. Toen zag ik dat mijn hand op de muis trilde.
'Als u wilt kunt u contact opnemen via dit e-mailadres,' ging het berichtje verder. 'Het moet verschrikkelijk zijn om niet te weten waar je dochter is, en ik hoop dat ik u wellicht kan helpen.'
Het bericht was ondertekend met 'God zegene u, Yolanda Mills'. Van beneden riep Kate: 'Kom nou eten. Nu is het nog warm. De chow mein ziet er heerlijk uit.'
Ik klikte beantwoorden aan en schreef: 'Beste mevrouw Mills. Heel erg bedankt dat u contact met me opgenomen heeft. Wilt u me vertellen hoe ik u op een andere manier dan via de mail kan bereiken? Hoe heet dat opvanghuis van u? Wat is het adres in Seattle? Kunt u mij uw telefoonnummer geven?'
Ik tikte zo snel dat ik een aantal tikfouten maakte, en sloeg steeds backspace aan om ze te herstellen.
'Tim, alles goed daarboven?' Ik tikte: 'Sydney is nu bijna een maand geleden verdwenen en haar moeder en ik zijn buiten onszelf. We móéten haar vinden, we móéten weten dat ze leeft. Wanneer hebt u haar gezien? Hoe lang geleden? Is Syd een paar keer in het opvanghuis geweest of maar één keer? U kunt me als volgt bereiken.' Toen typte ik het nummer van mijn telefoon thuis, mijn mobiele nummer en mijn nummer op mijn werk. 'Alstublieft, neemt u contact op zodra u deze e-mail krijgt. Op mijn kosten. Alstublieft.'
Ik controleerde of ik geen fouten had gemaakt in de telefoonnummers, tikte mijn naam onder het bericht en klikte verzenden aan. 'Wat is er?' zei Kate. Ze stond in de deuropening en leunde tegen de post.
Ik draaide me om. De tranen moeten over mijn wangen hebben gestroomd, want Kate keek opeens geschokt, alsof ik slecht nieuws had gekregen.
'God, Tim, wat is er gebeurd?' 'Iemand heeft haar gezien,' zei ik, overmand door emoties. 'Iemand heeft Syd gezien.'
Kate kwam naar me toe, trok mijn hoofd tegen haar borsten en hield me vast terwijl ik probeerde mijn zelfbeheersing te herwinnen.
'Waar?' zei Kate. 'Waar is ze?' Ik bevrijdde me en wees naar het beeldscherm. 'Een vrouw in Seatt-le. Ze werkt in een opvanghuis. Een huis voor weglopers, denk ik.' 'Seattle?' vroeg Kate. 'Wat heeft Syd nou in Seattle te zoeken?'
'Dat weet ik niet en op dit moment kan me dat ook niet schelen,' zei ik. 'Zolang ik maar weet waar ze is kan ik haar ophalen en haar mee naar huis nemen.'
'Heb je een telefoonnummer? Bel die vrouw! Het is daar, even kijken, drie uur vroeger dan hier. Ze is misschien zelfs nog op haar werk.' 'Ze heeft haar telefoonnummer niet gegeven,' zei ik. 'Ik heb haar net geschreven en erom gevraagd.'
'En dat opvanghuis? Heeft ze gezegd hoe dat heet?' 'Nee,' zei ik. 'Ik weet niet waarom ze niet wat meer details heeft gegeven.'
'Hoe heet ze?' Ik keek naar het scherm. 'Yolanda Mills.' 'Maak eens plek,' zei Kate. Ze gebaarde dat ik plaats moest maken op de stoel voor de computer. Ik stond op en zij ging zitten. 'We zoeken haar telefoonnummer via internet op en dan bellen we haar.'
Kate zat te tikken op het toetsenbord, ging naar een site met lege vel-den waar ze de voor- en de achternaam van de vrouw invulde en de stad waar ze woonde. 'Mooi, eens kijken wat we hebben... we hebben nog niets. Er zijn Millsen zat, maar geen enkele Yolanda.'
'Misschien is ze getrouwd en staat de telefoon op naam van haar man. Dan heb je dus niets aan de voornaam.'
'Eens kijken hoeveel het er zijn.' Kate floot zachtjes. 'O. Het zijn er meer dan tweehonderd, denk ik.'
Ik legde mijn hand op het blad van de computertafel om mijn even-wicht te bewaren. Het bloed klopte in mijn oren.
'We kunnen wachten tot die vrouw contact met jou opneemt. Of we beginnen gewoon al die Millsen te bellen.'
'Misschien kunnen we de mogelijkheden beperken,' zei ik. 'Zoek eens op opvanghuizen in Seattle.'
Kates vingers dansten over het toetsenbord. 'Jeminee,' zei ze. 'Je hebt ze in alle soorten en maten. Er staan minder opvanghuizen dan Millsen in de telefoongids van Seattle, maar nog altijd een hele hoop. Wacht even, ik kan het wat beperken. Er staan hier bijvoorbeeld ook opvanghuizen voor mannen bij, die kunnen we dus overslaan... even kijken. Oké. Kijk maar.' Ze wees naar het scherm. Er waren een stuk of vijf opvanghuizen die speciaal op jongeren waren gericht in Seattle en omgeving.
Ik greep pen en kladblok en noteerde het webadres. 'Ik neem Syds laptop en ga hier beneden mee aan de slag. Ik bel met mijn mobiel, dan kun jij met de vaste lijn de opvanghuizen voor vrouwen afbellen. Voor hetzelfde geld werkt die vrouw daar.'
'Ik ben al bezig,' zei Kate. Ze griste de telefoon uit zijn houder en tikte een nummer in terwijl ik naar beneden rende, na eerst mijn dochters laptop gepakt te hebben. Ons huis beschikt over een draadloos netwerk, dus ik kon Syds computer overal gebruiken. Ik vond mijn mobiel in de zak van het jasje dat over de keukenstoel hing en belde het eerste van de vijf nummers die op het scherm verschenen toen ik de laptop had aangezet.
'Refuge Place,' zei een vrouwenstem. 'Hallo,' zei ik. 'Ik ben op zoek naar Yolanda Mills. Ik denk dat ze bij uw opvanghuis werkt.'
'Sorry,' zei ze. 'Hier werkt geen Yolanda Mills.' 'Oké, bedankt,' zei ik. Ik beëindigde het gesprek, wachtte een seconde en toetste toen het tweede nummer in. Boven hoorde ik Kate aan de telefoon praten.
'Met Hope,' zei een man. 'Is dit het opvangtehuis?' 'Jawel. Hope-opvang.' 'Ik bel voor Yolanda Mills.' 'Wilt u dat even herhalen?' vroeg hij. Ik herhaalde de naam. 'Ik denk dat ze wellicht bij u werkt.' 'Ik ken iedereen hier,' zei hij. 'Hier werkt niemand met die naam.' Ik bedankte hem en sloot het gesprek af.
'Hoe gaat het?' riep Kate van boven. 'Nog niets, tot nu toe,' zei ik. 'En bij jou?' 'Idem dito.'
Er stonden twee borden met nasi met garnalen, chow mein, kip in zoetzuur en loempia's op het aanrecht, maar ik had geen honger. Ik had vrijwel niets in mijn maag en toch had ik het gevoel dat ik op het punt stond over te geven.
Ik probeerde de volgende twee nummers, maar had bij beide geen succes. Ik tikte net het vijfde nummer in dat ik genoteerd had toen Kate gilde: 'Tim!'
Ik klapte mijn mobiel dicht en vloog met twee stappen tegelijk de trap op. 'Heb je haar?' vroeg ik ademloos toen ik de computerkamer binnenstormde.
'Je hebt een mailtje,' zei ze. Ze stond op en liet mij zitten. Het was Yolanda Mills. Haar antwoord luidde:
'Beste meneer Blake. Bedankt voor uw mail. Dom van me dat ik u niet wat meer informatie heb gegeven. Ik werk bij een christelijk jeugdcentrum dat The Second Chance heet in het westelijke deel van het centrum van Seattle. Er is daar uiteraard telefoon, maar ik ben er net zo vaak wel als niet (een van mijn taken is dat ik de maaltijden regel, dus ik ben vaak weg om boodschappen te doen en zo) maar ik heb mijn mobiel steeds bij me, dus normaal gesproken kunt u me daarop bereiken. Hier is het nummer.'
Ik had de telefoon al beet en draaide het nummer, keek heen en weer tussen het scherm en de telefoon.
'Stel dat het een gek is?' vroeg Kate toen ik het laatste cijfer intoetste. 'Stel dat het zwendel is of zo. Je hebt een heleboel mensen die iets verzinnen om nietsvermoedende mensen erin te laten tuinen.'
Ik wist dat dat, beknopt samengevat, Kates wereldbeeld was, maar ik besefte dat ik hier wel degelijk rekening mee moest houden. Toen de telefoon duizenden kilometers verderop overging, zei Kate: 'Als ze over geld begint, of er een beloning is of zo, dan is dat een aanwijzing voor je dat ze...'
Ik hief mijn hand om haar het zwijgen op te leggen, omdat ik verwachtte dat de mobiel ieder moment opgenomen kon worden.
En toen gebeurde dat ook. 'Hallo?'
Een vrouw. Ze had maar één woord gezegd, maar ze klonk vrij jong. 'Spreek ik met Yolanda Mills?'
'Spreek ik met meneer Blake?' vroeg zij. 'O god,' zei ik. Ik slaakte een diepe zucht van verlichting. 'We probeerden u op te sporen via online-telefoonlijsten en Google en zo en toen kregen we uw antwoord. Heel erg bedankt. U weet niet wat dit voor mij betekent.'
'Ik weet alleen niet hoeveel ik u kan helpen.' Ze sprak accentloos. En het is lastig iemands leeftijd uit zijn of haar stem af te leiden, tenzij de persoon in kwestie heel oud of heel jong is. Yolanda Mills klonk ergens daartussenin.
'Wanneer hebt u Syd gezien?' 'Wie?'
'Sydney,' zei ik. 'Ik noem haar Syd.' 'Twee of drie dagen geleden, dacht ik'. 'Hoe was het met haar? Was ze in orde? Zag ze eruit alsof ze gewond was? Of ziek?'
'Ze zag er prima uit. Ik bedoel, ervan uitgaande dat zij het inderdaad was. Ze is een paar keer geweest, voor het eten.'
Jezus Christus, mijn dochter zat in een huis voor weglopers. Wat had haar hiertoe gebracht? Wat deed ze aan de andere kant van het land? 'Hebt u met haar gesproken?'
'Niet veel. Ik heb gewoon iets gezegd als: "Hoe gaat het, moppie?" dat was het.'
'En heeft zij nog iets teruggezegd?' 'Ze glimlachte zo'n beetje.'
Was ze met iemand of was ze alleen?' 'Voor zover ik het me herinner, was ze alleen. Ik moet zeggen dat ze er verdrietig uitzag.'
Het was alsof iemand zijn hand in mijn borstkas stak en mijn hart een kwartslag draaide.
'En u zei dat u haar een paar dagen geleden gezien hebt?' 'Laat me even nadenken,' zei Yolanda Mills. 'Ik denk dat ik haar ongeveer vier dagen geleden voor het eerst heb gezien, en toen kwam ze twee dagen later weer, bij het middageten. Dat was eergisteren.'
Dat betekende dus dat Syd al een tijdje in Seattle zat. Misschien kwam ze wel om de paar dagen langs bij het opvanghuis van Yolanda. Dus als ik erheen ging en maar lang genoeg wachtte, dan kwam ze op een gegeven moment misschien vanzelf wel opdagen.
'Maar komen tieners, weglopers, dan naar uw tehuis om te eten ook al slapen ze er niet?'
'Jawel. We hebben niet zo heel veel plek. En het huis is niet bedoeld als permanent verblijf. Het is een tussenvoorziening. De jongeren trekken soms bij een vriend of vriendin in, of ze slapen in een auto, of, en ik vind het verschrikkelijk dit te moeten zeggen, soms slapen ze in een park of zo.'
Syd slapend op een bankje. Ik probeerde het beeld uit mijn gedachten te duwen.
'Hoe bent u Syds zaak op het spoor gekomen?' vroeg ik. 'Hoe bent u erachter gekomen wie Syd is?'
'Had ik u dat niet in m'n mail verteld? Vanwege mijn werk. Omdat ik weet dat veel van die jongeren weglopers zijn of zwerven, en omdat ik weet dat ze ouders hebben die naar ze zoeken, google ik naar websites van ouders met foto's van kinderen die zijn weggelopen of worden vermist. Dit is pas de tweede keer dat ik iemand heb gezien die in ons opvanghuis geweest is.'
'En had u het die andere keer ook bij het rechte eind?' 'Ja, inderdaad,' zei ze trots. 'Het was een jongen, hij heette Trent, hij kwam uit de buurt van El Paso en zijn ouders waren ten einde raad. Hij verbleef nota bene in ons opvanghuis, al die tijd, ik was er zeker van dat hij het was en ik overwoog tegen hem te zeggen dat ik wist dat zijn ouders naar hem zochten, dat hij ze moest bellen, maar ik dacht dat dat hem misschien zou afschrikken. Dus heb ik in plaats daarvan zijn ouders gebeld en die zijn direct op het vliegtuig gestapt.'
Het vliegtuig. Ik zou zodra ik het telefoongesprek met Yolanda had afgerond, het vliegtuig nemen.
'Als ze weer komt, zeg dan niet dat u met mij gesproken hebt,' zei ik. 'Ik weet niet waarom ze is weggelopen. Ik weet niet of ik iets verkeerds heb gedaan, ik heb gewoon geen idee. Ik heb me suf gepiekerd waarom ze zoiets zou doen en...'
'Dat zeggen een hoop ouders, en soms denk ik dat ze het wel weten, maar dat ze het gewoon niet willen toegeven. Begrijpt u wat ik bedoel?' zei Yolanda.
'Dat kan.' Ik was Yolanda Mills dankbaar dat ze me getipt had waar ik Syd kon vinden, maar ik had geen zin er met haar over in discussie te gaan waarom dit allemaal was gebeurd.
'Maar het punt is,' zei ze. 'Ik kan niet met honderd procent zekerheid zeggen dat het uw dochter is. Ik kan het mis hebben.'
'Maar misschien hebt u het wel bij het juiste eind.'
'Zou het helpen als ik een foto stuurde?' Ik had het gevoel dat ik van mijn stoel kon vallen. 'Een foto? Hebt u een foto van Sydney? In Seattle?'
'Nou, het is niet zo'n goeie. Ik heb al tijden een mobieltje waarmee je foto's kunt maken, maar ik heb nooit precies geweten hoe je dat moet doen, begrijpt u. Ik ben niet zo'n type voor dat soort speeltjes. Dus ik was ermee in het opvangtehuis aan het hannesen, ik maakte in het wilde weg wat foto's om te kijken welke knopjes ik precies in moest drukken, en toevallig liep uw dochter voorbij toen ik er een nam. Zij en wat andere jongeren, maar ik heb een foto waar alleen zij op staat.'
Ik wist dat wanneer ik die foto zou zien, ik het zou weten. 'Kunt u hem naar me mailen?' vroeg ik.
'Ik weet dat zoiets kan, maar ik vertelde u net al, ik kon er al amper achter komen hoe ik zo'n foto moest nemen. Ik heb geen idee hoe ik hem dan moet uploaden of downloaden of hoe heet het, op een computer. Maar mijn man weet er alles van en hij is morgenochtend weer thuis. Hij zit in de nachtdienst. Als hij thuiskomt, kan hij de foto mailen.'
Ook al leek het of alles plotseling in een stroomversnelling terecht was gekomen, het leek me een eeuwigheid toe om tot de volgende ochtend te moeten wachten om die foto te zien.
Kate had een eindje van me af gestaan en had daardoor de andere kant van het gesprek niet kunnen volgen. Ze tikte me zachtjes op mijn schouder en wreef haar duim over twee vingers, het gebaar voor geld. 'Hoor eens,' zei ik tegen Yolanda Mills. 'Kan ik dit... ? Verwacht u een beloning of zo?'
'Een beloning?' zei ze. Ze klonk bijna beledigd. 'Dat zou toch niet erg christelijk van me zijn!'
Toen ik mijn gesprek met Yolanda Mills had beëindigd, had ik het gevoel dat ik twintig koppen koffie regelrecht in mijn bloedbaan had gespoten. Mijn lichaam trilde en ik wist niet wat ik het eerst moest doen. 'Ik moet Susanne bellen,' zei ik. 'Nee, nog niet. Deze vrouw gaat me morgenochtend een foto sturen. Ik moet die politievrouw bellen. Kip Jennings. Die kan regelen dat de politie in Seattle haar op de telex zet of zo... Ze kunnen de hele politiemacht inschakelen.
'Tim,' zei Kate. 'Wacht nou even. Je hebt. 'Ik moet een vlucht boeken,' zei ik. 'Misschien kan ik er vanavond nog heen.' Ik draaide me om in de stoel en begon op het toetsenbord te rammen.
'Je moet gewoon even tot tien tellen,' zei Kate. 'Je weet niet eens zeker of het Syd wel is. Dat weet je niet tot je die foto hebt gezien. En zelfs dan weet je het misschien niet. De foto's die met mobieltjes worden genomen zijn meestal niet zo geweldig. En let maar op, wie die Yolanda ook is, je kunt er zeker van zijn dat ze op een gegeven moment wel een beloning wil. Als er iéts is wat ik in het leven heb geleerd, is het wel dat iedereen altijd een eigen agenda heeft. Snap je wat ik bedoel? Ze spelden je glimlachend de ergste leugens op de mouw en verzinnen hoe ze je te pakken kunnen nemen. Je zou eigenlijk.
Ik draaide me om en snauwde: 'Jezus, Kate, zo is het genoeg.' Ze legde haar hand tegen haar wang alsof ik haar een klap had gegeven.
'Iedereen is er altijd op uit om jou te grazen te nemen, hè?' zei ik. 'Je ex-man, de mensen op je werk, je huisbaas? Is er nog iémand die jouw leven niet tot een hel maakt?'
Ze keek me aan en zei: 'Dat blijkt nu wel: nee.'
'O, dus nu heb ik het ook al gedaan?' Ze bleef me even ernstig aankijken en opeens leek ze een ingeving te hebben. 'Jij gebruikt deze toestand met je dochter als een excuus om het met mij uit te maken.'
Ik was te overdonderd om direct iets te zeggen. Toen lachte ik bijna. 'Wat?'
'Je belt me nooit terug. Ik weet dat je kijkt of ik bel en dan neem je gewoon niet op.'
'Kate,' zei ik. 'Was dat alles wat ik voor je betekende? Een lekkere wip en nou is het weer voorbij?'
'Kate, ik heb nu geen tijd om dit gesprek te voeren. Ik moet een vlucht boeken.'
'Zie je wel? Nu doe je het weer. Dat noemt mijn therapeut de vermijdingsstrategie.'
'Je therapeut?' 'Vertel me eens, Tim. Is je dochter wel echt weg? Of zit ze ergens op zomerkamp of zo. Sprak je zonet echt wel met een vrouw in Seattle?' Ik leunde achterover in mijn stoel en liet mijn armen langs mijn lichaam hangen. Uitputting, verslagenheid... zeg het maar.
'Ik heb een hoop te doen, Kate,' zei ik en ik probeerde mijn stem zo rustig mogelijk te houden. Daarna zei ik iets wat waarschijnlijk erg dom was. 'Hoeveel krijg je van me voor de Chinees?'
'Klootzak!' zei ze en toen stormde ze de trap af. Ik stond op om achter haar aan te gaan, maar besloot dat het werkelijk geen zin had. Ik hoorde hoe er enkele bakjes Chinees door de keuken werden gesmeten en vervolgens dat er een deur werd dichtgeslagen.
Ik zou later wel opruimen. Ik viel weer op de stoel neer. Ik pakte de telefoon en belde de politie. Niet het alarmnummer, maar het nummer van het bureau van Kip Jennings. Een collega zei dat ze vrij was. Ik legde uit dat het dringend was en of hij de boodschap met het verzoek om mij te bellen kon doorgeven. Hij zei dat hij zou zien wat hij kon doen.
Ik hing op en richtte mijn aandacht op de computer om vluchten op te zoeken. Ik boekte bijna een vlucht van US Airways om 1.59 uur 's middags vanuit LaGuardia, maar zag nog net voor ik op bevestigen drukte dat ik moest overstappen in Philadelphia.
'Shit,' zei ik. Toen vond ik een vlucht van Jet Blue die op hetzelfde moment ver-trok, driehonderd dollar meer kostte, maar regelrecht naar Seattle vloog. De vlucht duurde zes uur, dus dan zou ik rond vijf uur in de middag plaatselijke tijd in Seattle zijn. Aangenomen dat ik een uur nodig zou hebben om het centrum te bereiken zou ik vroeg in de avond Yolanda Mills, en mijn dochter, kunnen opzoeken.
Ik wist niet voor wanneer ik mijn retourvlucht moest boeken, dus dat liet ik achterwege. Ik bevestigde mijn keuze, gaf mijn creditcardinformatie door en wachtte tot het ticket naar me gemaild zou worden om te printen.
De telefoon ging over. Ik had hem al opgenomen voor het belletje helemaal afgelopen was.
'Meneer Blake? Met Kip Jennings.' Ze klonk nasaal. 'Hallo. Fijn dat u belt. Ik heb een tip over Sydney gekregen.' 'Echt,' zei ze. Ze klonk minder enthousiast dan ik had verwacht. 'Heeft ze contact met u opgenomen?'
'Nee.' 'Wat is die tip dan?' 'Een vrouw die in een opvanghuis voor weggelopen tieners werkt heeft op de website over Syd gelezen. Ze heeft contact met me opgenomen. Ze heeft Syd gezien. Ik heb al een vlucht geboekt, morgenmiddag om twee uur.'
'Meneer Blake, ik weet niet of dat wel verstandig is.' Op de achtergrond hoorde ik een kind roepen. 'Mam, ik ben klaar!' 'Het is het enige wat ik op dit moment kan doen. Ik kan hier niet in Milford blijven zitten wachten.'
'Maar het punt is dat het iemand kan zijn die u probeert op te lichten.'
'Ze heeft niet om een beloning of zo gevraagd,'zei ik. 'Ze zei dat dat niet christelijk zou zijn.'
Kip Jennings snoof. 'Misschien vraagt ze er nu niet om, nog niet.
Maar als u daar helemaal naartoe bent gevlogen... Cassie! Ik ben aan het telefoneren. Ik kom er zo aan.' Een zucht. 'Als u daar bent, dan zal ze opeens toch een reden verzinnen waarom u haar moet betalen. Ze vraagt wat de beloning is en u denkt: ik ben nu al zover gekomen, ik geef haar wat ze maar wil. Ik heb dit vaker meegemaakt.'
'Ik geloof niet dat het zo zit. Zo voelt het helemaal niet.' Ik wilde gewoon niet geloven dat dit een vorm van oplichterij was. 'Een paar uur geleden, toen we naar mijn dochters auto gingen kijken, begon ik het somber in te zien. Syds auto die ze had achtergelaten... het bloed. Maar dit, dit is goed nieuws. Het is iets concreets.'
'Maar hoe dan?' vroeg Jennings. 'U vertrouwt op een vrouw die u niet kent, die... hoe is ze eigenlijk aan u gekomen?'
'Ze checkt de websites over vermiste kinderen, ze kijkt of er een bezoeker van het opvanghuis bij zit.'
'Klinkt verdacht,' zei Jennings. Ik wilde me door haar niet laten ontmoedigen. 'Wat zou u doen,' vroeg ik, 'als het Cassie was?'
Het bleef lang stil aan de andere kant van de lijn. Toen zei ze: 'Meneer Blake, hebt u me alleen gebeld om me te vertellen dat u daarnaartoe gaat, of moet ik iets voor u doen?' 'Bel de politie in Seattle. Laat ze haar op de telex zetten.'
'Ik zal ze bellen. Maar ik moet eerlijk tegen u zijn. Een weggelopen tiener staat niet boven aan het prioriteitenlijstje. Ik zal ze vertellen dat we de auto hebben gevonden, dat dit misschien meer is dan een gewoon wegloopgeval, maar ik zou er maar niet al te vast op rekenen dat ze er meteen op afgaan.'
'Dat bloed,' zei ik. 'Op Syds auto. Weet u al van wie dat is?' 'Dat gaat zo snel niet, meneer Blake. Tegen de tijd dat u uit Seattle terug bent, weten we meer. En als u uw dochter meebrengt, dan doet het er misschien niet meer toe.'
Ik ging naar de keuken en haalde de inhoud van een bakje chow mein van de vloer. De bakjes die Kate niet had leeggegooid bevatten gefrituurde garnalen, biefstuk met broccoli en rijst.
Ik at alles koud op. Toen ging ik weer naar boven en pakte een schoudertas in. Een tas die ik als handbagage met me mee kon nemen in het vliegtuig. Ik had geen zin om bij de carrousel op bagage te moeten wachten.
Ik had nog wat ruimte over in mijn tas, dus ging ik naar Syds kamer en bekeek de speelgoeddieren die overal waren uitgestald. In haar stoel, op de boekenplanken, bij haar kussens op het bed. Hondjes en konijntjes. Een kleine, eens wollige eland die Syd toen ze twee was van mijn moeder had gekregen. Het ding had zo veel jaren geknuffel moeten doorstaan dat hij inmiddels bijna kaal was. Voor sommige dingen worden kleine meisjes nooit te groot, zelfs als ze het huis gekleed in een visnet verlaten, met knopjes in hun neus en paarse lokjes in hun haar.
Haar knuffels hadden er op de dag dat ze verdween anders bij gelegen. Ze was naar haar werk gegaan zonder haar bed op te maken. De beesten lagen door de hele kamer. Maar toen er een week voorbij was gegaan had ik het bed opgemaakt en de knuffels op hun plekje gezet om Sydney te verwelkomen als ze thuiskwam.
Ze waren het wachten waarschijnlijk net zo zat als ik. Ik vond dat ik er eentje mee moest nemen naar Seattle. Ik pakte de eland. Hij heette, volgens zijn naamkaartje, Milt. Ik zou hem zelf niet gekozen hebben, want met zijn bolle gewei was hij lastig in te pakken. Maar ik wist dat het Syds lievelingsknuffel was.
Ik ging naar bed, in de verwachting dat ik niet zou kunnen slapen. Maar ik denk dat de spanning waaronder ik de afgelopen weken had geleefd enigszins was weggevloeid door het gesprek met Yolanda. Ik hoopte maar dat haar man inderdaad die foto de volgende ochtend zou versturen, zoals zij beloofd had.
Ik was voor zessen al weer wakker en checkte eerst de computer. Geen berichten. Ik douchte en schoor me, ging weer naar de computer om te kijken. Nog steeds niets. Toen schoot het me te binnen dat het in Seattle nog maar net drie uur 's nachts was.
Maar toch controleerde ik om de vijf minuten de computer. Even over negenen was er een mailtje.
Een kort bericht van Yolanda: 'Ik hoop dat ze het is. Ik hoor van u.'
Er zat een attachment met een foto bij. Ik was bang om het open te klikken. Tot nu toe had ik mezelf ervan overtuigd dat het meisje dat ze gezien had Sydney was. Het moest Sydney zijn. Ik had mijn vliegticket, ik had gepakt. Ik ging naar Seattle om mijn meisje op te halen.
Maar stel dat de foto niet van haar bleek? Stel dat het duidelijk een ander meisje was?
Het werd tijd om te weten hoe het zat. Ik dubbelklikte op het attachment en het ging voor mijn ogen open.
Ik juichte zo hard dat de hele straat het gehoord moest hebben. Het was mijn meisje.
Het was Syd. Niet dat het een volmaakte foto was. Het was niet meer dan een snap-shot van Syd. De achtergrond werd gevormd door een beige muur en een glazen deurtje, misschien zestig bij zestig centimeter met in rood het woord BRANDBLUSSER erop. De u was bijna weggesleten. De letters waren scherper dan Syd, die van rechts naar links door het beeld bewoog en bijna de foto uit was gestapt. Ze stond er van opzij op, naar voren geleund omdat ze liep, haar hoofd gebogen, zodat haar blonde haar naar voren hing. Je zag weinig van haar gezicht, behalve het puntje van haar neus, maar ik kon die neus uit duizenden herkennen.
Het was niet alleen Syds neus die me ervan overtuigde dat zij het was. Het was ook de lichte, zomerse sjaal die ze modieus om haar hals geslagen had. Lichtrood van kleur, van een dunne, kreukelige stof met franje aan de uiteinden. Haar moeder had hem een paar maanden geleden tijdens een winkeltripje naar Manhattan voor haar gekocht. Ik had de reputatie dat het me niet eens zou opvallen als mijn vrouw of dochter binnen zou komen wandelen in een lichtgevende bruidsjurk. Nieuwe oogschaduw of nagellak ontging mij geheel. Maar ik wist nog heel goed de eerste keer dat ik Syd met die sjaal zag, de modieuze manier waarop ze hem omgebonden had, het heldere rood dat zo mooi contrasteerde met haar blonde haar.
Toen Syd niet zo lang geleden in haar auto stapte met de sjaal om had ik gezegd: 'Staat je goed.'
En Syd had geantwoord: 'Wauw. Heb je eindelijk je ogen laten laseren?' De sjaal, in combinatie met het haar, de manier waarop het meisje haar hoofd hield en de neus... geen twijfel mogelijk.
Ik controleerde nogmaals of ik alles bij me had voor mijn trip. Voor ik mijn tas pakte en de deur uitging e-mailde ik een kort bericht naar Yolanda. 'Ze is het. Ik ben vanavond in Seattle. Tot dan. Heel hartelijk bedankt.'
Ik moest onderweg nog ergens langs. Even over tienen reed ik de parkeerplaats van Riverside Honda op. Er waren verkopers aanwezig, maar zo vroeg in de ochtend is het nooit erg druk, tenzij het een zaterdag is. Ik zag Andy Hertz aan zijn bureau zitten. Maar in plaats van naar het mijne te te gaan liep ik regelrecht naar Laura Cantrells kantoor. Ik klopte stevig aan op de openstaande deur.
'Hallo,' zei ik. Ze keek op van een verkooprapport, zette haar leesbril af en legde hem op het bureau. 'Tim,' zei ze.
'Ik neem een paar dagen vrij,' zei ik. Ik vroeg niet om toestemming. Haar volmaakte wenkbrauwen gingen een klein eindje omhoog. 'O ja?'
'Ik heb een tip over Syd,' zei ik. 'Ik ga naar Seattle.' Laura duwde haar stoel naar achteren, stond op en deed een paar stappen in mijn richting. 'Heb je haar gevonden?'
'Ik weet dat ze daar is geweest. Ze is een paar keer gezien in een opvanghuis.'
'Wat een opluchting voor je,' zei ze. 'Nu je weet dat ze niet...' 'Ja,' zei ik. Ik was erachter gekomen dat hoe erg het ook was om een dochter te hebben die vermist was, het nog altijd beter was dan een dochter te hebben die dood was. 'Ik heb over drie uur een vlucht. Ik blijf een paar dagen weg, maar het kan langer duren. Ik weet het gewoon niet.' Laura knikte. 'Neem de tijd er maar voor.'
Was dit dezelfde Laura die gedreigd had mijn werkplek aan iemand anders te geven als mijn verkoopcijfers niet opgekrikt werden?
'Het spijt me,' zei ze. 'Hoe bedoel je?' 'Van toen. Ik heb het je niet makkelijker gemaakt.' Ze deed nog een stap in mijn richting. Ik kon haar parfum ruiken.
'Ja, nou ja, dat hoort nu eenmaal bij je werk,' zei ik. 'Ze zitten ook achter mij aan, je weet hoe het gaat.' Ze boog naar me toe. 'Uiteindelijk draait het allemaal om geld, daar ben ik heel eerlijk in. Toen jij je eigen autohandel nog had, moest je je mensen ook achter de vodden zitten.'
Dat was deel geweest van het probleem, dat ik dat niet gedaan had. Ik was altijd de aardige jongen die begrip had, die zei, ach, als je wat langer de tijd nodig hebt, neem die dan. Susanne werd er vroeger gek van. 'Jawel,' zei ik.
'Als je terug bent,' zei Laura, 'en Cindy weer thuis is, dan moeten we misschien een keertje wat gaan drinken samen.'
Ik had geen zin haar nogmaals te verbeteren. 'Lijkt me leuk, Laura,' zei ik. 'Ik moet ervandoor.'
Ik liep naar mijn bureau. Andy zat de occasionadvertenties in de New Haven Register na te pluizen en omcirkelde telefoonnummers. 'Goeiemorgen,' zei ik. Andy keek op en bromde een groet. Hij zag er gestrest uit.
Het lichtje op mijn telefoon knipperde. Er stond een boodschap op van een stel dat vier jaar geleden een busje van me had gekocht. Hun kinderen waren nu ouder en ze zaten te denken aan een Accord of een Pilot. Ik noteerde hun telefoonnummer, scheurde het blaadje af en gaf het aan Andy.
'Waarschijnlijk een gemakkelijke verkoop. Aardige mensen. Zeg tegen ze dat ik wegens zaken de stad uit moest, en dat ik jou persoonlijk heb gevraagd om ze te helpen.'
'Jezus, Tim, bedankt.' 'Niets te danken.' 'Dit hou je van me te goed.' 'Prima.'
Hij vroeg me waar ik naartoe ging en ik vertelde het hem. Ik zei dat ik in ieder geval een paar dagen weg zou zijn.
'Ik hoop dat alles goed met haar is,' zei hij. Sydney, elf jaar oud:
Een jongen die Jeffrey Wilshire heet brengt haar uit school thuis. Dit is al de tweede keer. Zijn attenties zijn niet onopgemerkt gebleven voor Susanne en mij.
Die avond breng ik haar naar balletles. Dit was vlak voor ze ermee ophield. Al dat gehops in een maillot trok haar niet meer aan. Al een hele tijd niet, maar haar moeder bleef erop aandringen dat ze ernaartoe ging. Als je ermee uitscheidt, krijg je daar later spijt van.'
Uiteindelijk hield Syd er toch mee op, en ze kreeg er geen spijt van. Ik breng haar dus naar haar les en ik zeg langs mijn neus weg: 'Die Jeffrey, die schijnt je wel leuk te vinden.'
'Toe, pap,' zegt Syd. 'Wat bedoel je daarmee?' 'Hij staat altijd op me te wachten tot ik aan het eind van de dag uit school kom, zodat hij met me mee kan lopen. Ik hoop maar steeds dat we moeten nablijven van mevrouw Whattley, zodat hij geen zin meer heeft om te wachten en naar huis gaat.'
'O,' zeg ik. We rijden een eindje daar en dan zegt Syd: 'Hij vindt het leuk om kikkers op te blazen.'
'Wat? Wie vindt het leuk om kikkers op te blazen?' 'Jeffrey. Hij en nog een jongen... Ken je Michael Dingley?' 'Nee.'
'Nou ja, mam kent hem wel, want zijn moeder en mam gingen mee als begeleiding toen we vorig jaar dat uitstapje naar de brandweer hadden.'
'Oké. Maar wat was er nou met Jeffrey?' 'Nou, ze vangen kikkers. En dan stoppen ze een voetzoeker in zijn bek en dan steken ze ze aan en zo blazen ze het beest op.'
'Dat is ziek,' zeg ik. Het opblazen van dieren is, althans in mijn optiek, niet een overgangsrite op weg naar de volwassenheid.
'Ze vinden het grappig,' zegt Syd. 'Het is niet grappig.'
'Ik bedoel, ik weet wel dat wij dieren eten en zo,' zegt ze. 'Maar mama was vroeger toch vegetariër?'
'Een tijdje wel.' 'Waarom is ze daar weer mee opgehouden?' Ik haal mijn schouders op. 'Cheeseburgers. Ze had het gevoel dat het niet de moeite waard was te leven als je geen cheeseburgers meer kon eten. Maar het doden van een dier om het op te eten is heel wat anders dan er plezier in te scheppen het te zien lijden.'
Daar denkt ze even over na.' Waarom zou iemand zoiets willen doen?' 'Wat?'
'Een levend wezen voor de grap doden' 'Sommige mensen zitten niet goed in elkaar.' 'Hoe bedoel je?'
'Sommige mensen vinden het leuk om anderen pijn te doen.' Syd kijkt uit haar raampje. 'Ik denk altijd aan wat de andere mensen voelen.' Ze zwijgt even. 'Of dieren.'
'Daarom ben jij een goed iemand.' 'Weet Jeffrey dan niet dat die kikker pijn heeft?' 'Als hij het weet, dan kan hem dat niet schelen.' 'Is Jeffrey daardoor slecht?'
'Slecht?' De vraag brengt me van mijn stuk. 'Ja, misschien wel' 'Hij heeft een keer gezegd dat hij een levende hamster in de magnetron heeft gestopt en hem toen aangezet'
'Laat je maar niet meer door hem thuisbrengen uit school,' zeg ik. 'Weet je wat, zullen de komende dagen je moeder of ik je komen ophalen?'
Onderweg naar LaGuardia luisterde ik weer naar wat nummers van Syd. Ik moest de iPod halverwege Joe Cockers 'You Are So Beautiful to Me' uitzetten. Ik wilde niet op de 95 in tranen uitbarsten en eindigen in een artikel met als kop: 'Inhaalmanoeuvre wordt huilende vader fataal.' Op het vliegveld kocht ik een paar tijdschriften - de nieuwe Car and Driver en The New Yorker. Ik betwijfelde of ik me genoeg zou kunnen concentreren om ze te lezen, maar in het eerste blad zouden een hoop foto's van glimmende auto's staan en in het andere cartoons. Terwijl ik in de muffe, ongezellige vertrekhal van LaGuardia zat te wachten, haal-de ik mijn mobiel tevoorschijn en belde Susanne op haar werk.
Ze werkte nu al bijna twee jaar voor Bob. En ik had begrepen, uit wat Syd losliet, dat het niet altijd een ideale combinatie was op het werk. En nu ze allemaal als één grote, gelukkige familie in één huis zaten, kwamen problemen op de garage soms thuis tot een uitbarsting. Bob had bijvoorbeeld geregeld kritiek op Susannes manier van boekhouden.
Hij vond het behoorlijk overdreven om alle inkomsten op te geven. We zaten mannetje aan mannetje in de overvolle vertrekhal, weinig privacy dus, dus ik offerde mijn plekje op en liep naar een van de ramen, waar ik de vliegtuigen kon zien landen en binnen taxiën.
Susanne nam op. 'Met Bob's Occasions,' zei ze. Haar stem klonk vreugdeloos. Dat was al een paar weken zo.
'Met mij,' zei ik. 'Hoi,' zei Susanne. Haar stem werd scherper, ze was op haar hoede. Een belletje van mij kon vandaag de dag óf heel goed nieuws, óf heel slecht nieuws betekenen.
'Ik zit op het vliegveld,' zei ik. 'Ik ga naar Seattle.' Ze hield even haar adem in. "Vertel.'
'Ik heb een tip, een goede tip, dat Syd daar misschien is.' Ik bracht haar op de hoogte. Ze luisterde rustig en onderbrak me af en toe om me iets te vragen. Had ik het aan Jennings verteld? Was die vrouw aan de telefoon geloofwaardig?
Ja. Hopelijk wel. 'Ik betaal je ticket,' zei ze. 'Maak je daar nou maar niet druk over.' 'Ik zou met je mee moeten gaan.'
'Jij moet rust houden.' 'Ik ben verdomme geen invalide.' 'Nou, op het ogenblik ben je dat eigenlijk wel.' 'Het gaat best goed met die wandelstok. Ik kan misschien nog geen marathon lopen, maar.
'Het hindert niet. Laat mij dit nou maar doen.' 'Ik weet het. Ik zou je alleen maar ophouden. Ik hoop alleen... Ik hoop maar dat er niet iets blijvend kapot is gegaan. Die heup is een ellende, en die knie doet nog kutveel pijn.'
'Zoiets heeft nou eenmaal tijd nodig.' 'Bedankt dat je het er niet inwrijft.' 'Wat inwrijft?'
'Bob. En dat ik zoiets stoms als parasailing ben gaan doen, alsof ik achttien ben of zo. Het geeft blijk van een ijzeren zelfbeheersing dat je daar geen grappen over maakt.'
'Dat wil niet zeggen dat ik ze niet in stilte maak,' zei ik. Ze lachte zachtjes. Toen ze even bleef zwijgen zei ik: 'Suze.'
'Ja, ik ben er nog.' 'Wat is er aan de hand? Met Evan?' 'Dat kan ik niet vertellen, Tim. Ik bedoel, het is Bobs zoon. Wat moet ik zeggen?'
'Ik weet gewoon dat er iets aan de hand is. Toen hij het kantoortje uit kwam, was hij razend.'
'Over het algemeen is het een aardige jongen.' 'Over het algemeen...'
'Hij is alleen... hij komt amper zijn kamer uit. Hij hangt de hele dag achter de computer.'
'Dat doen kinderen nou eenmaal. Ze chatten met hun vrienden.' 'Nee,' zei ze zachtjes. 'Het is iets anders.'
'Porno,' zei ik. 'Hij zit zich af te rukken bij porno.' 'Nee,' zei Susanne. Ze rekte het woord, alsof ze erover nadacht. 'Ik denk niet dat het dat is. Ik denk dat het iets... iets ergers is.'
'Heb je het er met Bob over gehad?' 'Ik heb tegen hem gezegd... dat mij dingen opgevallen zijn.' 'Wat? Wat is je opgevallen?'
'Ik denk dat Evan steelt.' 'Het wisselgeld,' zei ik. 'En je zei dat je horloge weg was, en geld uit je portemonnee.'
'Inderdaad. Bob zegt dat ik gewoon gestrest ben en dat ik daardoor verstrooid en vergeetachtig ben.'
'Denk je dat hij gelijk heeft?' 'Ik denk dat het flauwekul is. En het horloge is weer terecht. Ik weet precies waar het lag, in mijn la, en het was weg. En vanmorgen lag het er weer.'
'Wat leid je daaruit af?' 'Ik denk dat Evan het verpand heeft. En ik denk dat Bob het teruggekocht heeft.'
'Hij dekt hem.' 'Bob is erg in het defensief, wat Evan aangaat.' 'Verhuis, Suze,' zei ik. 'Ga daar weg. Ga weer in je eigen huis wonen.'
Ze reageerde verontwaardigd. 'O ja, is dat de oplossing? Niet proberen om eruit te komen, gewoon de benen nemen. Wil je dat?'
'Je hebt al genoeg zorgen. Je hoeft niet onder hetzelfde dak te leven met een jongen die van je steelt.'
'Ik wil er niet over praten. Ik kan het niet. Als je Sydney maar vindt.' 'Oké,' zei ik.
'Weet je,' zei ze. 'Ik heb het met jou echt verknald.' Ik zei niets. Ik keek naar een van de klokken in de terminal. Het was bijna tijd om aan boord te gaan.
'Ik had je nooit onder druk moeten zetten,' zei ze. 'Ons leven was goed.'
'Dat weet ik.' 'Ik raakte verstrikt in dat hele gedoe van... Ik dacht dat als we meer geld zouden hebben, dat goed voor ons allemaal zou zijn, snap je? Ik bedoel, inderdaad, ik houd van mooie spullen, dat geef ik toe. Ik dacht aan mezelf, maar ik geloofde ook dat wat ik wilde goed voor ons allemaal zou zijn. Goed voor Sydney. Als jij meer verdiende, dan konden we mooiere spullen voor haar kopen, een grotere kamer, een betere universiteit, een betere toekomst. Snap je?'
'Jawel.' 'Dus zette ik jou onder druk om een eigen bedrijf te beginnen. Maar dat was niet wat je wilde of waar je goed in was. Ik had zo verstandig moeten zijn omdat meteen te zien.'
'Suze, je hoeft niet...' 'En toen ging het allemaal mis. Ik zette je onder druk omdat ik meer voor ons en voor Sydney wilde, maar uiteindelijk kregen we allemaal veel minder. Soms denk ik dat ze een hekel aan ons heeft. Dat ze een hekel aan mij heeft. Vanwege de scheiding. Ik denk maar steeds dat als we bij elkaar gebleven waren, dit nooit gebeurd was. Dat Syd niet was weggegaan.'
'Dat weet je toch helemaal niet!' 'Maar toch was het dan allemaal anders geweest.' 'Ik geloof dat ze mijn vlucht omroepen,' zei ik. 'Bel je?'
'Tuurlijk.' Met autorijden zit het zo: je hebt het gevoel dat je iets doet om ergens te komen. Je bent zelf verantwoordelijk. Je hebt de boel onder controle. Het vermindert de spanning. Je kijkt op de kaart, je zoekt een ander radiostation op, je wacht op de gelegenheid om een door een oude vent met een hoed op bestuurde pick-up te kunnen passeren.
Maar in een vliegtuig zit je maar te zitten en word je langzaam gek. Natuurlijk was het geen optie geweest om naar Seattle te rijden. Een vlucht van zes uur was verre te verkiezen boven een rit van drie dagen. Maar het feit dat ik niets meer kon doen dan uit het raampje kijken, mijn tijdschriften doorbladeren of naar de film te kijken, die door het geronk van de motoren zelfs met een koptelefoon amper te volgen was, maakte dat de reis eindeloos leek te duren.
Maar uiteindelijk kwam er toch een einde aan. Ik verging bijna van ongeduld terwijl ik wachtte tot de mensen in de stoelen voor mij hun bagage bij elkaar hadden gezocht en het vliegtuig verlieten, maar ik slaagde erin mijn kalmte te bewaren. Toen ik het toestel uit was zette ik mijn mobiel aan en keek of er berichten waren.
Die waren er niet. Ik vond de taxistandplaats, ging achter in een taxi zitten en zei tegen de chauffeur: 'The Second Chance.' Ik gaf hem het adres, maar hij maakte een afwerend gebaar. 'Ik weet de weg.'
Ik ging makkelijker zitten en keek door het raampje naar buiten naar de mij onbekende stad. Ik voelde me een vreemdeling in een onbekend land.
Ik kom eraan, Syd. Ik kom eraan.
De taxi was midden in de middagspits op weg naar het centrum. Normaal gesproken zou het verkeer al een ramp zijn, maar nu waren er ook nog eens drie rijstroken versmald tot één vanwege een ongeluk. Even voor zessen stonden we eindelijk stil voor The Second Chance. Het motregende. Ik was volkomen gedesoriënteerd, ik wist niet waar het noorden of het zuiden was, ook al omdat er geen zon te zien was. Ik betaalde de chauffeur en pakte mijn tas. Ik bevond me in een van de oudere stadsdelen: tweedehands grammofoonplatenwinkels, ramsjzaken met kleding, pandjeshuizen. Ongetwijfeld het enige blok in Seattle waar geen Starbucks zat. The Second Chance leek meer op een koffiehuis dan op een opvangcentrum. Er stonden tafeltjes voor de ramen waaraan jonge mensen in sjofele kleren zaten die koffie dronken uit kartonnen bekertjes. Ze straalden een grote doelloosheid uit, alsof ze er al een hele tijd zaten en er als ik er over een paar uur nog eens langs zou komen, nog steeds zouden zitten.
Ik was al op zoek. Ik speurde de stoep in beide richtingen af en bekeek de gezichten nauwkeurig. Toen ik zeker wist dat Syd niet op straat op mij stond te wachten, ging ik The Second Chance binnen.
Binnen deed ik hetzelfde. Ik keek de ruimte door. Er hingen een stuk of vijfentwintig tieners rond - een paar zagen er ouder uit, achter in de twintig misschien, en er was er zelfs een die voor in de dertig kon zijn - maar Syd was er niet bij. Ze leken te voelen dat ze bekeken werden, en verscheidene draaiden me subtiel hun rug toe.
Ik had toch iets receptieachtigs verwacht, zoals in een hotel, maar ik zag alleen in een hoek van het vertrek een deur op twee schragen, met daarachter een man van achter in de dertig, die door een ziekenfondsbrilletje naar een beeldscherm tuurde. Hij kaalde, maar achterop had hij nog genoeg haar voor een korte paardenstaart. Hij droeg een geruit overhemd en een spijkerbroek.
'Hallo,' zei ik. 'Sorry dat ik u stoor.' Hij hield een vinger op, ging verder met typen, drukte met enig vertoon op een toets. 'Verzenden,' zei hij. Toen draaide hij zich om in zijn stoel en zei: 'Hallo?'
'Ik heet Tim Blake,' zei ik. 'Ik ben hier net naartoe gevlogen vanuit Connecticut.'
'Gefeliciteerd,' zei hij. Ik was niet in de stemming voor geestigheden, maar ik ging door. 'Is Yolanda er?'
'Ik zou het niet weten,' zei hij. 'Wie is Yolanda?' 'Ze werkt hier,' zei ik.
'Weet ik niets van.' Hij haalde zijn schouders op, alsof hij wilde zeggen: wat maakt het uit dat ik niet weet wie hier werkt? 'Kan ik iets voor u doen?'
'Ik zoek mijn dochter,' zei ik. 'Sydney Blake. Ze is hier volgens mij de vorige week een paar keer geweest. We worden helemaal gek van de zorgen, haar moeder en ik. Wacht even, ik heb een foto.'
Ik zocht in mijn jaszak naar de printjes van de foto's van Sydney op de website. Ik gaf er een paar aan de man die ze snel bekeek en ze vervolgens neerlegde.
'Ik heb haar nog nooit gezien,' zei hij. 'Hoe heet je?' vroeg ik.
'Len,' zei hij. 'Len, zou je zo vriendelijk willen zijn nog een keertje te kijken?' Hij bekeek de foto's nogmaals vluchtig en zei: 'Er komen hier een hoop kinderen voorbij, hoor. Het is best mogelijk dat ze hier een keer geweest is, maar ik herken haar niet.'
'Ben je hier altijd?' vroeg ik. 'Nee, dus misschien is ze hier geweest toen ik vrij had. Hoe weet u dat ze hier is geweest?'