Het kostte wat gemopper en gezoek, maar
Otto
heeft het. Hij legt het T-shirt van zijn vader op zijn
bed, met de foto van Raymond ernaast.
Het klopt.
Snel doet hij zijn trui uit en trekt het
shirt van
zijn vader aan. Het is groot, maar dat geeft niet.
Hij grijpt zijn gitaar, die hij onder zijn bed had
gelegd en geeft een donderende slag. De luidspre-
kerboxen staan te trillen op het podium.
Met zijn zwarte shirtje fladderend achter
zich
aan, springt hij tot vlak voor het publiek. De men-
sen vooraan beginnen te gillen. Otto zakt een
stukje door zijn knieën, geeft een ram op zijn
gitaar en schiet tegelijk overeind om in een wild
ritme verder te spelen.
De zaal springt met hem mee en juicht.
„En nu," fluistert Otto met hese stem in
de
microfoon, „wil ik het volgende liedje speciaal
opdragen aan mijn vader."
Het publiek stampt en gilt.
Otto doet een klein pasje terug en buigt
even zijn
hoofd. „Dankuwel, dankuwel," zegt hij, terwijl
hij zijn lippen weer tegen de microfoon aandrukt.
Dan staat hij even stil en buigt zijn hoofd
nog
een keer, iets dieper nu. Hij schrikt.
Met een bezorgd gezicht doet hij zijn gitaar
af en
pakt zijn zwarte T-shirt met twee handen vast.
En weer buigt hij zijn hoofd naar voren, zodat zijn
neus het shirtje raakt. Hij ruikt, en ruikt nog eens.
Dan draait hij zich half om en rukt met
een
gezicht alsof hij net een bord spruitjes heeft leeg
moeten eten het shirt van zijn lijf. Tussen duim en
wijsvinger draagt hij het, zo ver mogelijk van zich
af, naar beneden.
„Mam?"
Ze zit aan de keukentafel en leest een of
ander
blaadje over kapsels. „Hmmm," zegt ze zonder op
te kijken.
„Kan je dit voor me wassen?"
„Gooi maar in de mand in de badkamer."
„Ja maar," aarzelt Otto, „ik heb het nu nodig."
„Hoezo dan nu, wat is er dan?" Terwijl ze
zo
lang mogelijk naar het blaadje blijft kijken, draait
ze haar hoofd naar Otto. „Wat is dat voor mal
shirt?"
„Dat heb ik van pa gekregen en ik heb
het
nodig."
„Nou, je kan het toch gewoon gebruiken?"
„Nee," zegt Otto een beetje wanhopig, „dat
gaat
niet."
„Waarom niet, ik zie er niets aan."
„Ruik dan!" roept Otto en gooit het shirtje
op de
tafel. „Het stinkt."
Zijn moeder snuffelt aan het shirt. „Ik ruik
niets,"
zegt ze en werpt het door de lucht naar Otto
terug. Die doet een stap naar achteren, zodat het
shirtje op de grond zeilt.
„Was het nou," smeekt hij, „ik moet het
hebben
voor het optreden, maar het stinkt."
„Waarnaar dan, jongen?"
„Ja, weet ik veel. Gewoon, naar vaders."