Hij weet niets te verzinnen om er meer van
te
maken. Een heleboel verhalen maken om te ver-
kopen, wat hij eigenlijk van plan was, lijkt hem
toch niet meer zo'n best idee. Misschien kan hij
zeggen dat hij geen nieuwe schoenen hoeft of zo,
dat alles rustig mag verslijten wat hem betreft
wanneer ze hem het geld maar geven.
Maar hij denkt niet dat het werkt.
Hij zou ook nog op straat kunnen gaan zingen
en
dan om geld vragen. Maar dat mag vast niet, zeker
niet na vanmiddag. Bovendien zingt hij nou ook
weer niet zó goed, in het echt.
Otto pakt zijn geld op, gooit het een
stukje
omhoog en laat het op zijn bed terugstuiteren.
Waarom blijven het er nou telkens gewoon
vijf?
Otto graait de munten bij elkaar en geeft er een
klap op.
Op het kastje naast Otto's bed ligt zijn
walk-
man. Sinds Otto Raymond op de televisie gezien
heeft, ligt die daar al werkeloos want de bandjes
die hij heeft, zijn eigenlijk allemaal veel te kinder-
achtig. Dat vond hij al lang, maar nu zeker.
Naast Otto's walkman ligt de foto van
Ray-
mond, die waarop hij je recht aankijkt. Otto pakt
net de foto op, om hem nog eens goed te bekijken,
als zijn vader binnenkomt.
„Eh... Otto," begint hij, „van daarnet eh...
zie je,
ik had de hele middag naar je lopen zoeken enne,
nou ja..."
Otto knikt. „Sorry," zegt hij.
„Dat kwam ik eigenlijk zeggen."
Ze knikken nu allebei, een beetje
ongemakke-
lijk.
„Is dat hem?" vraagt Otto's vader en wijst
op de
foto.
„Ja," zegt Otto en laat Raymond aan zijn
vader
zien.
„Ik dacht dat het die met die zwarte
krullen
was," zegt hij.
„Wie? O, Michael Jackson bedoel je. Nee,
daar is
de hele klas al fan van."
„En deze?"
„Niemand. Ze hebben nog nooit van
hem
gehoord. Daarom kan ik het bandje ook niet over-
nemen, snap je. Niemand heeft hem."
Peinzend kijkt zijn vader naar de foto. „Ik heb
nog wel ergens zo'n zwart T-shirtje," zegt
hij en
hij wijst op Raymond die er ook een draagt. „Is dat
wat voor je?"
„Ja!" zegt Otto en hij springt op van zijn
bed,
zodat zijn geld een stukje achter hem aan veert.
„Waar is het?"